Europees onderzoeksbevel, wederzijdse rechtshulp en gemeenschappelijke onderzoeksteams

Deze rubriek geeft een overzicht van de wet- en regelgeving van de Europese Unie betreffende de bewijsverkrijging, de wederzijdse rechtshulp en de oprichting van gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT's) in grensoverschrijdende zaken.

Achtergrond

De afschaffing van de grenscontroles in de EU heeft het voor EU-burgers veel eenvoudiger gemaakt om vrij te reizen, maar heeft het tevens voor criminelen gemakkelijker gemaakt om grensoverschrijdend actief te zijn.

Het is dus van cruciaal belang dat de EU-lidstaten doeltreffend samenwerken bij het verzamelen van bewijsmateriaal in strafzaken.

Bewijsverkrijging in strafzaken

Het Europees onderzoeksbevel

Een Europees onderzoeksbevel is een door een rechterlijke autoriteit van een EU-lidstaat uitgevaardigde of erkende rechterlijke beslissing die ertoe strekt in een andere EU-lidstaat onderzoeksmaatregelen te laten uitvoeren met het oog op het verkrijgen van bewijsmateriaal in strafzaken.

De richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken werd op 3 april 2014 aangenomen en de EU-lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk op 22 mei 2017 in nationaal recht hebben omgezet. Denemarken en Ierland zijn niet gebonden door dit instrument.

Het Europees onderzoeksbevel is gebaseerd op wederzijdse erkenning, d.w.z. dat de uitvoerende autoriteit verplicht is het verzoek van de andere lidstaat te erkennen en de tenuitvoerlegging ervan te waarborgen. De tenuitvoerlegging moet op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden plaatsvinden als waren de betrokken onderzoeksmaatregelen bevolen door een autoriteit van de uitvoerende staat. Een Europees onderzoeksbevel kan ook worden uitgevaardigd om reeds bestaand bewijsmateriaal te verkrijgen.

Bij de richtlijn wordt één allesomvattend kader voor bewijsverkrijging tot stand gebracht. De onderzoeksmaatregelen zouden bijvoorbeeld het horen van getuigen, de interceptie van telefoongesprekken, infiltratieoperaties en het vergaren van gegevens over bancaire operaties kunnen omvatten.

De uitvaardigende autoriteiten kunnen een Europees onderzoeksbevel alleen gebruiken indien de betrokken onderzoeksmaatregel:

  • noodzakelijk is,
  • evenredig is, en
  • is toegestaan in vergelijkbare binnenlandse zaken.

Een Europees onderzoeksbevel wordt uitgevaardigd met behulp van een standaardformulier en wordt vertaald in de officiële taal van de uitvoerende EU-lidstaat of een andere door de uitvoerende EU-lidstaat aangegeven taal.

In het kader van de nieuwe richtlijn moeten onderzoeksmaatregelen door de uitvoerende EU‑lidstaat met dezelfde snelheid en prioriteit worden uitgevoerd als in vergelijkbare binnenlandse zaken.

In de richtlijn zijn termijnen vastgesteld (maximaal dertig dagen voor de beslissing betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van het verzoek en negentig dagen voor de daadwerkelijke uitvoering van het verzoek, te rekenen vanaf het nemen van de bovenbedoelde beslissing).

EU-lidstaten kunnen het verzoek op bepaalde gronden weigeren. De volgende algemene weigeringsgronden gelden voor alle maatregelen:

  1. immuniteit of voorrecht dan wel voorschriften betreffende het beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid;
  2. het schaden van wezenlijke nationale veiligheidsbelangen;
  3. niet-strafrechtelijke procedures;
  4. het ne bis in idem-beginsel;
  5. extraterritorialiteit in combinatie met dubbele strafbaarheid;
  6. onverenigbaarheid met de fundamentele rechten.

Voor bepaalde maatregelen zijn er aanvullende weigeringsgronden:

  1. het ontbreken van dubbele strafbaarheid (behalve voor in een lijst opgenomen ernstige strafbare feiten);
  2. de maatregel kan niet ten uitvoer worden gelegd (de onderzoeksmaatregel bestaat niet of zou in vergelijkbare binnenlandse zaken niet kunnen worden toegepast, en er is geen alternatieve maatregel).

Elektronisch bewijsmateriaal

Het verkrijgen van elektronisch bewijsmateriaal, zoals informatie over de houder van een e-mailaccount of het tijdstip en de inhoud van berichten die via Facebook Messenger worden uitgewisseld, in het kader van strafrechtelijke onderzoeken heeft vaak grensoverschrijdende aspecten, aangezien de gegevens kunnen worden opgeslagen of de dienstverlener kan zijn gevestigd in een andere EU-lidstaat of ergens anders in de wereld.

In dit verband werken de traditionele instrumenten voor justitiële samenwerking te traag. Op 17 april 2018 heeft de Europese Commissie nieuwe regels voorgesteld in de vorm van een verordening en een richtlijn, die ervoor zorgen dat rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten gemakkelijker en sneller elektronisch bewijsmateriaal kunnen verkrijgen dat zij nodig hebben om criminelen en terroristen op te sporen en uiteindelijk te vervolgen.

Wederzijdse rechtshulp

Het rechtskader voor deze rechtshulp wordt gevormd door de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie van 29 mei 2000 en het bijbehorende protocol van 16 oktober 2001.

Het hoofddoel van de overeenkomst is de justitiële samenwerking te verbeteren door de bestaande bepalingen inzake wederzijdse rechtshulp te ontwikkelen en te moderniseren. De overeenkomst vormt een aanvulling op en is een hulpmiddel bij de toepassing tussen de EU-lidstaten van:

Krachtens de overeenkomst kan de verzoekende autoriteit rechtstreeks contact opnemen met de uitvaardigende autoriteit.

Tenzij de uitvoerende autoriteit redenen heeft om een verzoek af te wijzen, moet het verzoek zo snel mogelijk worden uitgevoerd en, indien mogelijk, binnen de termijn die door de verzoekende autoriteit is opgegeven.

Tot 22 mei 2017 was de overeenkomst het belangrijkste instrument voor bewijsverkrijging in de EU. Sinds die datum is de richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel voor de EU-lidstaten die erdoor gebonden zijn, in de plaats gekomen van de overeenkomstige bepalingen van de overeenkomst en het protocol. De overeenkomst en het protocol blijven wel van bijzonder belang voor de bovenbedoelde lidstaten, aangezien sommige bepalingen (zoals die betreffende de gemeenschappelijke onderzoeksteams) niet door de richtlijn zijn vervangen, alsook voor de EU-lidstaten die niet door de richtlijn zijn gebonden. Raadpleeg hier de ratificatiegegevens betreffende de overeenkomst en hier de ratificatiegegevens betreffende het protocol.

Gemeenschappelijke onderzoekteams

Een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) is een team van rechters, officieren van justitie en rechtshandhavingsinstanties van verschillende lidstaten, dat voor een beperkte periode en met een specifiek doel bij schriftelijke overeenkomst is opgericht om in een of meer van de betrokken lidstaten een strafrechtelijk onderzoek uit te voeren. Het rechtskader van de EU voorziet in de mogelijkheid om GOT's tussen de lidstaten in te stellen op grond van artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie en het Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams.

Meer informatie

GOT's

Laatste update: 25/11/2019

Deze pagina wordt beheerd door de Europese Commissie. De informatie op deze pagina geeft niet noodzakelijk het officiële standpunt van de Europese Commissie weer. De Commissie aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens waarnaar in dit document wordt verwezen. Gelieve de juridische mededeling te raadplegen voor de auteursrechtelijke regeling voor Europese pagina's.