Vermogen veiligstellen bij een vordering in EU-landen

Polen
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De verschillende soorten maatregelen

Het type maatregel hangt af van de aard van het recht dat moet worden beschermd. Krachtens artikel 747 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘kodeks postępowania cywilnego’) kunnen geldvorderingen veilig worden gesteld door:

  • beslag op een roerend goed, beslag op salaris, derdenbeslag op een bankrekening of beslag op een andere vordering of ander vermogensrecht;
  • de bezwaring van een onroerend goed van de schuldenaar met een gerechtelijke hypotheek;
  • het verbod om een onroerend goed te vervreemden of te bezwaren waarvoor geen kadaster is of waarvan het kadaster verloren is gegaan of is verwoest;
  • de bezwaring van een schip of een schip in aanbouw met een scheepshypotheek;
  • het verbod om een recht van mede-eigendom van een ruimte te vervreemden;
  • de gerechtelijke bewindvoering van een onderneming of een landbouwbedrijf van de schuldenaar of van een vestiging die deel uitmaakt van een onderneming of van een deel daarvan of van een deel van het landbouwbedrijf van de schuldenaar.

Indien de gevraagde maatregel geen betrekking heeft op een geldvordering, keurt de rechtbank de maatregel goed die hij geschikt acht in de omstandigheden van het geval, zonder maatregelen om geldvorderingen veilig te stellen, uit te sluiten (artikel 755 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). In het bijzonder is de rechtbank bevoegd om:

  • de rechten en plichten van de partijen of de deelnemers aan de procedure vast te stellen voor de duur daarvan;
  • de vervreemding van goederen of rechten waarop de procedure betrekking heeft, te verbieden;
  • de uitvoeringsprocedure of een andere procedure voor de uitvoering van een gerechtelijke uitspraak op te schorten;
  • kwesties in verband met toezicht op minderjarige kinderen en de contacten met kinderen te regelen;
  • de inschrijving van een passende vermelding in het kadaster of in een ander geschikt register te bevelen.

Bij de keuze voor het type maatregel is het van belang om rekening te houden met de belangen van de partijen of de deelnemers aan de procedure, zodat de schuldeiser een passende rechtsbescherming krijgt en dat de schuldenaar geen overmatige last hoeft te dragen.

2 De voorwaarden om maatregelen te kunnen treffen

2.1 De procedure

Procedures inzake voorlopige of beschermende maatregelen kunnen op de volgende wijze worden ingeleid:

  • op verzoek van een partij of een deelnemer bij de procedure, dat wordt ingediend bij de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van de zaak in eerste aanleg. Als het niet mogelijk is om die rechtbank aan te duiden, is de bevoegde rechtbank de rechtbank van het rechtsgebied waarin de maatregel moet worden uitgevoerd, en, bij gebrek aan die bevoegdheidsgrondslag of wanneer de maatregel moet worden uitgevoerd in het rechtsgebied van verschillende rechtbanken, is de bevoegde rechtbank de districtsrechtbank van Warschau (“sąd rejonowy dla m.st. Warszawy”). Een verzoek om een voorlopige of beschermende maatregel dat wordt ingediend tijdens een procedure, wordt beoordeeld door de rechtbank waar de genoemde procedure aanhangig is gemaakt, behalve wanneer dat het Hooggerechtshof (“Sąd Najwyższy”) is. In het laatste geval wordt het verzoek beoordeeld door de in eerste aanleg bevoegde rechtbank (artikel 734 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering);
  • van rechtswege, wanneer de procedure van rechtswege kan worden ingesteld (artikel 732 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Het verzoek om een beschermende of voorlopige maatregel moet schriftelijk worden opgesteld. Het moet voldoen aan de vereisten van een procedureel geschrift. Het moet bovendien vermelden welk type maatregel moet worden bevolen en, in het geval van een zaak betreffende geldvorderingen, welk bedrag veilig moet worden gesteld (dit bedrag mag niet hoger zijn dan het bedrag van de vordering vermeerderd met rente die wordt berekend tot aan de datum van de uitspraak waarmee de maatregel wordt opgelegd en de uitvoeringskosten van de maatregel. Het veilig te stellen bedrag kan ook een raming van de proceskosten omvatten). Het verzoek moet ook de omstandigheden vermelden die het verzoek rechtvaardigen. Indien een verzoek om een voorlopige of beschermende maatregel is ingediend vóór aanvang van de procedure, moet ook kort de grond van de zaak uiteen worden gezet (artikel 736 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Een voorlopige of beschermende maatregel kan worden opgelegd vóór aanvang van de procedure of tijdens de procedure. Als de schuldenaar een executoriale titel heeft ontvangen, mag een maatregel alleen maar worden toegekend als deze tot doel heeft om een vordering te beschermen waarvan de uitvoeringstermijn nog niet is verlopen (artikel 730, lid 2, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Wanneer er een voorlopige of beschermende maatregel wordt bevolen vóór aanvang van een procedure, bepaalt de rechter de termijn waarbinnen het stuk dat het geding inleidt, moet worden ingediend op straffe van nietigheid van de maatregel. Deze termijn mag niet langer zijn dan twee weken (artikel 733 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Het verzoek om een voorlopige of beschermende maatregel moet onmiddellijk en uiterlijk één week na ontvangst ervan door de rechtbank worden onderzocht, behalve als de wet anders bepaalt. Als de wet bepaalt dat het verzoek moet worden onderzocht tijdens een hoorzitting, moet de datum daarvan zo worden vastgesteld dat er binnen een maand na ontvangst van het verzoek door de rechtbank wordt gehandeld (artikel 737 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De toekenning van voorlopige of beschermende maatregelen gebeurt op basis van een gerechtelijke uitspraak.

2.2 De basisvereisten

Om toekenning van voorlopige of beschermende maatregelen kan worden verzocht bij elke civiele zaak die onder de bevoegdheid valt van een rechtbank of een hof van arbitrage (artikel 730 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De voorwaarden voor toekenning van voorlopige of beschermende maatregelen zijn de volgende: de aannemelijkheid van de vordering en het juridische belang van de maatregel moeten worden gerechtvaardigd. Er is sprake van rechtsbelang van een voorlopige of beschermende maatregel wanneer de afwezigheid van zo'n maatregel de uitvoering van een rechtsbesluit dat is verstrekt in een zaak onmogelijk of zeer moeilijk maakt of op een andere wijze de uitvoering van het doel van de procedure onmogelijk of zeer moeilijk maakt (artikel 7301 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De voorlopige of beschermende maatregel mag niet gericht zijn op het voldoen van een vordering, behalve als de wet anders bepaalt (artikel 731 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De rechtbank kan de uitvoering van een beslissing van toekenning van een voorlopige of beschermende maatregel laten afhangen van de betaling van een borg door de schuldeiser ter garantie van de vordering van de schuldenaar die is ontstaan door de uitvoering van de beslissing over de toekenning van de maatregel, behalve wanneer de openbare schatkist de schuldeiser is of wanneer de maatregel gericht is op de bescherming van een alimentatie, een uitkering of bedragen die verschuldigd zijn aan een werknemer in het kader van het arbeidsrecht, en dit voor een deel dat niet hoger is dan het gehele maandsalaris (artikel 739 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

3 Het doel en de aard van dergelijke maatregelen

3.1 Welke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van dergelijke maatregelen?

De volgende goederen kunnen het doel zijn van een voorlopige of beschermende maatregel:

  • roerende goederen;
  • het salaris;
  • de bankrekening of andere vorderingen of andere vermogensrechten;
  • onroerende goederen;
  • schepen of schepen in aanbouw;
  • een recht van mede-eigendom van een ruimte;
  • een onderneming of een landbouwbedrijf, een etablissement dat deel uitmaakt van een onderneming of van een deel daarvan of van een deel van een landbouwbedrijf.

Een voorlopige of beschermende maatregel mag geen betrekking hebben op goederen, vorderingen en rechten waarvan de uitvoering is uitgesloten. Op goederen die snel kunnen bederven, kan een voorlopige of beschermende maatregel van toepassing zijn als de schuldenaar geen andere goederen heeft die de aanspraak van de schuldeiser kunnen beschermen en als de mogelijkheid bestaat om die goederen meteen te gelde te maken.

3.2 Wat zijn de gevolgen van dergelijke maatregelen?

De hoofdfunctie van de procedure voor toekenning van een voorlopige of beschermende maatregel is om de houder van een recht (doorgaans de schuldeiser) bescherming te bieden tegen de mogelijke negatieve gevolgen in verband met de duur van de zaak die door de rechtbank (of buitengerechtelijk) wordt behandeld en om zijn situatie in de uitvoeringsprocedure te verbeteren als het doel van de gerechtelijke procedure en de maatregel een opeisbare schuld is. Een voorlopige of beschermende maatregel kan, op beperkte wijze, ook dienen voor het verkrijgen, door de gemachtigde entiteit, van een prestatie in contant geld.

Daarnaast kan een voorlopige of beschermende maatregel een reactie zijn op handelingen van de schuldenaar die schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de schuldeiser.

Afhankelijk van het type gekozen maatregel verschillen de gevolgen voor de schuldenaar en kunnen deze als volgt zijn:

  • bij beslag op een roerend goed is het beheer van dit goed na het beslag niet van invloed op het verdere verloop van de procedure. De uitvoeringsprocedure ten aanzien van het in beslag genomen goed kan ook ten opzichte van de koper worden uitgevoerd;
  • bij beslag op een bankrekening van de ondernemer of eigenaar van een landbouwbedrijf, mag de schuldenaar alleen door de rechtbank vastgestelde bedragen opnemen voor de betaling van de lopende salarissen, pensioenpremies en overige wettelijke kosten en voor de betaling van de lopende kosten in verband met de economische activiteiten;
  • de schuldenaar heeft slechts een beperkte mogelijkheid om te genieten van overige vorderingen en vermogensrechten waarop beslag is gelegd (de wijze van genot wordt vastgesteld door de rechtbank);
  • een gerechtsdeurwaarder mag elk in beslag genomen goed verkopen, evenals de rechten die voortvloeien uit financiële instrumenten die zijn geregistreerd op de rekening van roerende goederen of een andere rekening in de zin van de bepalingen ten aanzien van de handel in financiële instrumenten en mag het aldus verkregen bedrag op de depositorekening van de rechtbank zetten;
  • de schuldenaar mag geen onroerend goed, noch een recht van mede-eigendom van een ruimte vervreemden of bezwaren;
  • een schip of een schip in aanbouw van de schuldenaar mag worden bezwaard met een scheepshypotheek;
  • de schuldenaar kan uit het bestuur worden gezet en er kan een gerechtelijk bewind worden ingesteld, waarbij de inkomsten die voortvloeien uit het gerechtelijke bewind het doel van het beslag vormen;
  • bij zaken met betrekking tot alimentatie kan de schuldenaar gehouden zijn om aan de schuldeiser, in één keer of periodiek, een bepaald geldbedrag te betalen.

3.3 Is de geldigheid van de maatregelen beperkt in de tijd?

De schuldenaar mag op ongeacht welk moment verzoeken om nietigverklaring of wijziging van de wettelijk bindende beslissing waarmee een voorlopige of beschermende maatregel is toegekend als de reden van de goedkeuring van de maatregel ophoudt te bestaan of verandert (artikelen 742, 7541, lid 3, en 757 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De maatregel vervalt als:

  • de schuldenaar het te garanderen bedrag dat wordt geëist door de houder in het verzoek om toekenning van de maatregel, op de depositorekening van de minister van Financiën stort;
  • de vordering of het verzoek bij een definitieve rechterlijke beslissing wordt afgewezen of verworpen;
  • de vordering of het verzoek wordt afgewezen of de procedure wordt beëindigd;
  • de eiser niet de hele vordering in de zaak indient of andere vorderingen indient dan degene die waren gegarandeerd vóór aanvang van de procedure,
  • de rechterlijke beslissing tot toewijzing van de bij de maatregel veiliggestelde vordering definitief wordt (de maatregel vervalt een maand nadat de beslissing definitief is geworden),
  • de eiser niet binnen een termijn van twee weken nadat de rechterlijke beslissing tot toewijzing van de bij de maatregel veiliggestelde vordering definitief is geworden, verzoekt om andere uitvoeringsmaatregelen in zaken waar een voorlopige of beschermende maatregel is toegekend in de vorm van beslag op een roerend goed, beslag op salaris, derdenbeslag op een bankrekening of beslag van een andere vordering of een ander financieel recht, of in de vorm van gerechtelijke bewindvoering van een onderneming of een landbouwbedrijf van de schuldenaar of van een vestiging die deel uitmaakt van een onderneming of een deel daarvan of van een deel van het landbouwbedrijf van de schuldenaar.

De maatregel vervalt ook (artikel 7541 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering):

  • twee maanden nadat de beslissing tot toewijzing van de vordering die door de maatregel wordt veiliggesteld, definitief wordt of nadat een beslissing tot verwerping van een hoger beroep of ander rechtsmiddel, ingesteld door de schuldenaar tegen een beslissing tot toewijzing van de door de maatregel veiliggestelde vordering, definitief wordt;
  • wanneer de schuldenaar niet om andere tenuitvoerleggingsmaatregelen verzoekt binnen een maand nadat de beslissing tot toewijzing van de vordering die door de maatregel wordt veiliggesteld, definitief wordt of nadat een beslissing tot verwerping van een hoger beroep of ander rechtsmiddel, ingesteld door de schuldenaar tegen een beslissing tot toewijzing van de door de maatregel veiliggestelde vordering, definitief wordt, in het geval van maatregelen die onder meer beslag op roerende goederen betreffen.

4 Rechtsmiddelen tegen de maatregelen

De eiser kan, net als de schuldenaar, bezwaar aantekenen tegen de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg ten aanzien van een voorlopige of beschermende maatregel (artikel 741 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Laatste update: 24/09/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.