Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels
Swipe to change

Vermogen veiligstellen bij een vordering in EU-landen

Duitsland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De verschillende soorten maatregelen

Het betreft maatregelen om de gedwongen uitvoering van een vordering zeker te stellen door middel van conservatoir beslag op de goederen van de schuldenaar of door middel van een tussenvonnis over de situatie. Gewoonlijk houden de maatregelen zelf geen voldoening van de schuld in.

De volgende maatregelen zijn beschikbaar:

1.1 Conservatoir beslag en gijzeling (dinglicher und persönlicher Arrest) (§§ 916 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung – ZPO))

Beslag heeft tot doel de gedwongen uitvoering van een geldelijke vordering zeker te stellen, en heeft gewoonlijk betrekking op roerende of onroerende goederen van de schuldenaar. Het beslag wordt op verzoek door de bevoegde rechter bevolen. Afgezien van een paar uitzonderingen gelden de bepalingen over de gedwongen uitvoering voor de daaropvolgende uitvoering van het beslag. Er kan bijvoorbeeld beslag worden gelegd op roerende goederen (Pfändung) of op onroerende goederen via registratie van een hypotheek (Arresthypothek). Ook kan de schuldenaar worden gegijzeld (Haft).

1. 2 Voorlopige voorziening (einstweilige Verfügung) (§§ 935 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)

De voorlopige voorziening heeft tot doel een niet-geldelijke vordering tijdelijk zeker te stellen. Een voorlopige voorziening in de vorm van zekerstelling van de toekomstige uitvoering van niet-geldelijke vorderingen (Sicherungsverfügung) (§ 935 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) of van een tijdelijke rechterlijke beslissing over een rechtsbetrekking (Regelungsverfügung) (§ 940 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) wordt op verzoek door de bevoegde rechter bevolen. Daarnaast kan onder verzwarende omstandigheden ook een beschermende verplichte voorziening (Leistungsverfügung) worden uitgesproken. De bepalingen over de gedwongen uitvoering gelden op hun beurt in beginsel voor de daaropvolgende uitvoering (§ 936 in samenhang met § 928 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

1.3 Bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen op grond van EU-recht

In §§ 946 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt uitvoering gegeven aan Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 59). Het bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen is een bijzondere vorm van een voorlopige voorziening.


1.4 Kennisgeving van dreigend executoriaal beslag (Vorpfändung) (§ 845 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering)

Verder bestaat nog de kennisgeving van dreigend executoriaal beslag, een speciaal type zekerheid voor de schuldeiser. Dit is een particulier middel waarover de schuldeiser beschikt om uitvoering af te dwingen in de relatie tussen de hoofdschuldenaar en een derde partij als bijkomende schuldenaar, en dat hetzelfde effect als beslag heeft (§ 845, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

2 De voorwaarden om maatregelen te kunnen treffen

2.1 De procedure

Conservatoir beslag, gijzeling en voorlopige voorzieningen (punten 1.1 en 1.2) worden op verzoek van de rechtzoekende partij bevolen. Het verzoek moet informatie over de zeker te stellen vordering bevatten en over het urgente karakter van het bevel of het risico dat de uitvoering wordt gefrustreerd. Beide zaken moeten aannemelijk worden gemaakt, bijvoorbeeld via een verklaring onder ede.

Het verzoek kan schriftelijk worden ingediend of mondeling in een proces-verbaal van de griffier worden opgenomen. De bevoegde rechtbank is de rechtbank die de zaak inhoudelijk mag behandelen, of de kantonrechtbank (Amtsgericht) van de plaats waar zich het zeker te stellen voorwerp, het voorwerp van het geschil of de te gijzelen persoon zich bevindt. Bij een mondelinge behandeling wijst de rechter een vonnis, en in andere gevallen geeft hij een bevel af.

In geval van een voorlopige voorziening is alleen bij een mondelinge behandeling voor de regionale rechtbank (Landgericht) vertegenwoordiging door een advocaat nodig.

Het bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen (punt 1.3) wordt geregeld door Verordening (EU) nr. 655/2014. In §§ 946 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn de noodzakelijke bepalingen opgenomen over het indienen van het verzoek en de procedure, de uitvoering van het bevel en eventuele rechtsmiddelen.

De kennisgeving van dreigend executoriaal beslag (punt 1.4) wordt (in eerste instantie, zie boven) niet door de rechter verstrekt. In plaats daarvan neemt de schuldeiser zelf het initiatief. (Gewoonlijk wordt dan een gerechtsdeurwaarder aangewezen die namens de schuldeiser moet handelen.) De schuldeiser probeert zijn vordering geldend te maken door middel van beslag op vorderingen of andere rechten, op grond van een executoriale titel of van een aan een derde partij, als bijkomende schuldenaar, of aan de hoofdschuldenaar te betekenen schriftelijke verklaring, waarin wordt meegedeeld dat beslag op het recht of op de vordering uit deze rechtsbetrekking imminent is (§ 845, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De kennisgeving aan de derde partij als bijkomende schuldenaar functioneert alleen als beslag krachtens § 930 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering indien dit beslag daadwerkelijk binnen een maand plaatsvindt (§ 845, lid 2, van het wetboek).

Volgens de Wet op de gerechtskosten (Gerichtskostengesetz, GKG) moet 150 % van de kosten worden betaald voor procedures waarin beslag of gijzeling, of een voorlopige voorziening wordt gevorderd. Het bedrag van de kosten wordt bepaald door de waarde van de vordering. De rechtbank raamt de waarde van de vordering per geval, uitgaande van het belang dat de eiser heeft bij de realisatie van de activa van de schuldenaar. Hieronder staat een tabel met de kosten voor vorderingen tot 500 000 euro:

Wet op de gerechtskosten (GKG), bijlage 2 (bij § 34, lid 1, derde volzin)

Vorderingen tot €...

Kosten
€…


Vorderingen tot €...

Kosten
€…

500

35,00


50 000

546,00

1 000

53,00


65 000

666,00

1 500

71,00


80 000

786,00

2 000

89,00


95 000

906,00

3 000

108,00


110 000

1 026,00

4 000

127,00


125 000

1 146,00

5 000

146,00


140 000

1 266,00

6 000

165,00


155 000

1 386,00

7 000

184,00


170 000

1 506,00

8 000

203,00


185 000

1 626,00

9 000

222,00


200 000

1 746,00

10 000

241,00


230 000

1 925,00

13 000

267,00


260 000

2 104,00

16 000

293,00


290 000

2 283,00

19 000

319,00


320 000

2 462,00

22 000

345,00


350 000

2 641,00

25 000

371,00


380 000

2 820,00

30 000

406,00


410 000

2 999,00

35 000

441,00


440 000

3 178,00

40 000

476,00


470 000

3 357,00

45 000

511,00


500 000

3 536,00

Indien de vordering wordt behandeld in een mondelinge procedure en indien de zaak niet wordt beëindigd met de intrekking van de vordering tot bescherming vóór afsluiting van de mondelinge procedure, of met een schulderkenning, kwijtschelding of een schikkingsregeling (in deze gevallen worden de kosten met 50 % verminderd), moeten hogere kosten (plus 300 %) worden betaald. De kosten worden in de eerste plaats gedragen door de partij die door de rechtbank in de kosten werd verwezen. Daarnaast kan ook de eiser, als instigator van de zaak, als schuldenaar hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor betaling van kosten.

De gerechtsdeurwaarder brengt voor elke betekening van een dreigend executoriaal beslag aan de schuldenaar of aan een in de kennisgeving genoemde derde partij kosten in rekening voor een bedrag van 3 euro. Daarnaast ontstaan er portokosten en uitgaven voor eventueel benodigde certificeringen. De vergoeding voor de persoonlijke betekening door de gerechtsdeurwaarder bedraagt 10 euro. In dat geval moeten ook de reiskosten van de gerechtsdeurwaarder worden vergoed. Naargelang van de afstand die moet worden afgelegd tot het adres van de betrokkene, variëren deze van 3,25 euro tot 16,25 euro. De vergoeding die aan de gerechtsdeurwaarder verschuldigd is voor het verrichten van een officiële handeling, te weten het opstellen namens de schuldeiser van een kennisgeving van gedwongen uitvoering (§ 845, lid 1, tweede volzin van het wetboek), bedraagt 16 euro.

De uitvoering van het rechterlijk bevel is primair de taak van de gerechtsdeurwaarder en vindt plaats via staatsdwang, in overeenstemming met de voorschriften die op dit moment gelden voor de uitvoering van rechterlijke beslissingen.

Uitweiding: De uitvoering van een bij voorraad uitvoerbare rechterlijke beslissing, waarmee een bewarende maatregel wordt aangevochten, verschilt niet wezenlijk van de uitvoering van een in kracht van gewijsde gegaan oordeel. In de wet wordt echter voorzien in meerdere methoden van gedwongen uitvoering, afhankelijk van de aard van de vordering.

Indien een vast bedrag moet worden betaald, gebruikt de schuldeiser vaak een gerechtsdeurwaarder om uitvoering van de rechterlijke beslissing af te dwingen. Voor gedwongen uitvoering ten laste van roerende goederen wordt door de gerechtsdeurwaarder een vergoeding van 26,00 euro in rekening gebracht. Indien de gerechtsdeurwaarder langer dan drie uur moet werken, wordt een extra vergoeding van 20,00 euro in rekening gebracht voor elk aanvullend uur of deel van een uur. Daarnaast moeten ook de noodzakelijke uitgaven van de gerechtsdeurwaarder worden betaald. Een betalingsbevel geeft de schuldeiser ook het recht om gerechtelijk beslag op vorderingen van de schuldenaar te vorderen (bv. het recht op betaling van lonen, § 829 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er wordt een vergoeding van 20,00 euro geïnd voor procedures betreffende de vordering zelf. Bijkomende kosten (met name de kosten voor betekening van een rechterlijke beslissing) worden apart in rekening gebracht.

Bij beslag op onroerend goed van de schuldenaar kan een hypotheek worden geregistreerd bij wijze van zekerheid voor de schuld, of het onroerend goed kan gedwongen worden verkocht bij opbod, of onder curatele worden gesteld. De Wet inzake kosten voor niet-contentieuze procedures voor rechtbanken en notarissen (Wet kosten rechtbanken en notarissen, GNotKG) (Gesetz über Kosten der freiwilligen Gerichtsbarkeit für Gerichte und Notare (Gerichts- und Notarkostengesetz, GNotKG)) bepaalt dat een volledige vergoeding moet worden betaald voor kadastrale registratie van een hypotheek ter zekerstelling van een schuld en dat deze vergoeding in verhouding moet staan tot de waarde van de schuld. Hieronder staat een tabel met de kosten voor vorderingen tot 3 miljoen euro:

Wet inzake kosten voor niet-contentieuze procedures voor rechtbanken en notarissen (Wet kosten rechtbanken en notarissen, GNotKG)

Bijlage 2 (bij § 34, lid 3)


Transactiewaarde tot €...

Kosten
Tabel A
€…

Kosten
Tabel B
€…


Transactiewaarde tot €...

Kosten
Tabel A
€…

Kosten
Tabel B
€…


Transactiewaarde tot €...

Kosten
Tabel A
€…

Kosten
Tabel B
€…

500

35,00

15,00


200 000

1 746,00

435,00


1 550 000

7 316,00

2 615,00

1 000

53,00

19,00


230 000

1 925,00

485,00


1 600 000

7 496,00

2 695,00

1 500

71,00

23,00


260 000

2 104,00

535,00


1 650 000

7 676,00

2 775,00

2 000

89,00

27,00


290 000

2 283,00

585,00


1 700 000

7 856,00

2 855,00

3 000

108,00

33,00


320 000

2 462,00

635,00


1 750 000

8 036,00

2 935,00

4 000

127,00

39,00


350 000

2 641,00

685,00


1 800 000

8 216,00

3 015,00

5 000

146,00

45,00


380 000

2 820,00

735,00


1 850 000

8 396,00

3 095,00

6 000

165,00

51,00


410 000

2 999,00

785,00


1 900 000

8 576,00

3 175,00

7 000

184,00

57,00


440 000

3 178,00

835,00


1 950 000

8 756,00

3 255,00

8 000

203,00

63,00


470 000

3 357,00

885,00


2 000 000

8 936,00

3 335,00

9 000

222,00

69,00


500 000

3 536,00

935,00


2 050 000

9 116,00

3 415,00

10 000

241,00

75,00


550 000

3 716,00

1 015,00


2 100 000

9 296,00

3 495,00

13 000

267,00

83,00


600 000

3 896,00

1 095,00


2 150 000

9 476,00

3 575,00

16 000

293,00

91,00


650 000

4 076,00

1 175,00


2 200 000

9 656,00

3 655,00

19 000

319,00

99,00


700 000

4 256,00

1 255,00


2 250 000

9 836,00

3 735,00

22 000

345,00

107,00


750 000

4 436,00

1 335,00


2 300 000

10 016,00

3 815,00

25 000

371,00

115,00


800 000

4 616,00

1 415,00


2 350 000

10 196,00

3 895,00

30 000

406,00

125,00


850 000

4 796,00

1 495,00


2 400 000

10 376,00

3 975,00

35 000

441,00

135,00


900 000

4 976,00

1 575,00


2 450 000

10 556,00

4 055,00

40 000

476,00

145,00


950 000

5 156,00

1 655,00


2 500 000

10 736,00

4 135,00

45 000

511,00

155,00


1 000 000

5 336,00

1 735,00


2 550 000

10 916,00

4 215,00

50 000

546,00

165,00


1 050 000

5 516,00

1 815,00


2 600 000

11 096,00

4 295,00

65 000

666,00

192,00


1 100 000

5 696,00

1 895,00


2 650 000

11 276,00

4 375,00

80 000

786,00

219,00


1 150 000

5 876,00

1 975,00


2 700 000

11 456,00

4 455,00

95 000

906,00

246,00


1 200 000

6 056,00

2 055,00


2 750 000

11 636,00

4 535,00

110 000

1 026,00

273,00


1 250 000

6 236,00

2 135,00


2 800 000

11 816,00

4 615,00

125 000

1 146,00

300,00


1 300 000

6 416,00

2 215,00


2 850 000

11 996,00

4 695,00

140 000

1 266,00

327,00


1 350 000

6 596,00

2 295,00


2 900 000

12 176,00

4 775,00

155 000

1 386,00

354,00


1 400 000

6 776,00

2 375,00


2 950 000

12 356,00

4 855,00

170 000

1 506,00

381,00


1 450 000

6 956,00

2 455,00


3 000 000

12 536,00

4 935,00

185 000

1 626,00

408,00


1 500 000

7 136,00

2 535,00





Voor een vordering tot gedwongen verkoop bij opbod of ondercuratelestelling van onroerend goed is een vergoeding verschuldigd van 100 euro.

Wanneer de rechter in zijn vonnis oordeelt dat de schuldenaar roerende goederen moet overleveren, zal de gerechtsdeurwaarder op verzoek van de schuldeiser de beslissing van de rechter uitvoeren. Voor de betrokken officiële handeling zijn kosten ter hoogte van 26,00 euro verschuldigd. Wanneer de rechter in zijn vonnis oordeelt dat de schuldenaar onroerend goed of een woning moet overleveren, moeten voor de werkzaamheden in verband met de ontruiming van het onroerend goed kosten ter hoogte van 98,00 euro worden betaald. Daarnaast worden de bijkomende kosten van de gerechtsdeurwaarder in rekening gebracht, met name de kosten in verband met werkzaamheden van derden (bv. kosten voor verhuizing, slotenmaker enz.). Ook hier geldt dat als de gerechtsdeurwaarder langer dan drie uur moet werken, een extra vergoeding van 20,00 euro in rekening wordt gebracht voor elk aanvullend uur of deel van een uur.

2.2 De basisvereisten

De afgifte van een bevel tot beslag op een onroerend goed of tot gijzeling van een persoon veronderstelt dat er een schuld is en er gronden zijn voor beslag of gijzeling. In het geval dat beslag wordt gelegd op alle activa van de schuldenaar waarop beslag gelegd kan worden, zijn er gronden voor beslag indien wordt gevreesd dat de schuldenaar met oneerlijke activiteiten de toekomstige uitvoering van de beslissing ofwel zal frustreren ofwel wezenlijk zal belemmeren door bijvoorbeeld activa te verwijderen of te verbergen. Gijzeling van de schuldenaar is eveneens bedoeld om de schuldenaar op bijzonder krachtige wijze te beletten een actief te verwijderen dat op basis van de gedwongen uitvoering in beslag kan worden genomen. Gijzeling kan echter alleen worden bevolen indien het vereiste niveau van zekerheidstelling niet met beslag op goederen kan worden bereikt.

Een voorlopige voorziening (in wat voor vorm dan ook) heeft tot doel te voorkomen dat de bestaande situatie wordt veranderd en op die manier de realisatie van de rechten van de partij of een rechtsbetrekking wordt gefrustreerd of wezenlijk wordt belemmerd. Een bevel kan betrekking hebben op een vordering tot de (voorlopige) overlevering van voorwerpen of het (voorlopig) gedogen of verrichten van een bepaalde handeling (§ 935, § 938 en § 940 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De regels die van toepassing zijn op voorlopige voorzieningen, zijn in grote lijnen dezelfde als de regels die van toepassing zijn op beslag en gijzeling (§ 936). In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de rechter ook een voorlopige betaling bevelen. De vordering tot beslaglegging en de gronden daarvoor kunnen bijvoorbeeld aannemelijk worden gemaakt via een verklaring onder ede of het indienen van stukken (§ 920, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het gaat er daarbij om dat de rechtbank de vordering en het urgente karakter daarvan als “zeer waarschijnlijk” kan beoordelen. Hetzelfde geldt voor de afgifte van een voorlopige voorziening (§ 936 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

In procedures met het oog op beslag of gijzeling is het mogelijk, maar niet nodig de partijen vooraf te horen (§ 922 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Vervolgens moet er een mondelinge behandeling plaatsvinden indien de schuldenaar zich tegen het bevel tot beslaglegging of tot gijzeling verzet (§ 924); hierbij moet het beslag of de gijzeling uiterlijk een week na de uitvoering aan de schuldenaar worden betekend. In beginsel is een mondelinge behandeling nodig in procedures voor een voorlopige voorziening. Daar kan alleen van worden afgezien indien er sprake is van urgentie of indien de vordering is afgewezen (§ 937, lid 2). Er zijn geen termijnen voor de mondelinge procedure met de partijen.

3 Het doel en de aard van dergelijke maatregelen

3.1 Welke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van dergelijke maatregelen?

De bewarende maatregelen kunnen alle activa beslaan waarvoor gedwongen uitvoering geldt.

3.2 Wat zijn de gevolgen van dergelijke maatregelen?

Beslag heeft tot gevolg dat de activa worden vastgehouden. Zowel de hoofdschuldenaar als de derden die bijkomende schuldenaren zijn, verliezen het recht om over de in beslag genomen activa te beschikken.

Beslag wordt beschermd door § 136 van het Strafwetboek (Strafgesetzbuch, StGB), waarin sprake is van de vernietiging van in beslag genomen voorwerpen. Bovendien kunnen overtredingen ertoe leiden dat vorderingen tot schadevergoeding worden ingesteld op grond van het burgerlijk recht.

Het volgende is van toepassing op voorlopige voorzieningen. De gerechtsdeurwaarder voert het bevel tot verwijdering van goederen uit krachtens § 883 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechter kan gelasten dat bepaalde handelingen worden verricht of achterwege worden gelaten krachtens § 887 (toestemming van de rechtbank aan de schuldeiser om redelijke stappen te ondernemen) of krachtens § 888 en § 890 (betaling van boetes/vrijheidsstraffen of boetes/hechtenis ter voorkoming van onredelijke handelingen of nalatigheden en het gedogen daarvan).

Er zijn speciale bepalingen van toepassing op executoriaal beslag op banktegoeden krachtens § 835, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Er kan van de rekening van een schuldenaar die een natuurlijke persoon is, geen geld worden uitbetaald aan de schuldeiser, zolang niet vier weken zijn verstreken sinds de opdracht tot overboeking aan een derde, bijkomende schuldenaar. Deze procedure geeft de schuldenaar de gelegenheid om een vordering tot bescherming tegen executoriaal beslag in te dienen, voordat het tegoed wordt uitbetaald aan de uitvoerende schuldeiser.

3.3 Is de geldigheid van de maatregelen beperkt in de tijd?

Een bevel tot beslag of tot gijzeling of een voorlopige voorziening moet binnen een maand na de datum van de uitspraak of de betekening van de uitspraak worden uitgevoerd.

De maatregelen blijven geldig zolang de gronden voor de zekerheidstelling of bewarende maatregelen blijven bestaan, of totdat vonnis is gewezen in de hoofdzaak.

4 Rechtsmiddelen tegen de maatregelen

Zoals reeds beschreven, kan een rechter beslag of gijzeling gelasten of een voorlopige voorziening afgeven door middel van een definitieve uitspraak (Urteil, na mondelinge behandeling) of een bevel (Beschluss, § 922 en § 936 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

De partijen kunnen in beroep gaan tegen een uitspraak indien het betrokken bedrag hoger dan 600 euro is.

Het volgende is van toepassing indien een bevel wordt afgegeven:

De schuldenaar kan in beroep gaan tegen beslag of gijzeling of tegen een voorlopige voorziening (§ 924 van het wetboek). Er wordt dan een mondelinge behandeling vastgesteld om tot een definitieve uitspraak over de wettigheid van de maatregel te komen. Onder de beschreven omstandigheden kan dan weer beroep tegen de uitspraak worden ingesteld.

Indien het verzoek bij bevel wordt afgewezen, kan de schuldeiser binnen twee weken na betekening van de afwijzing onmiddellijk beroep (sofortige Beschwerde) instellen. Hetzelfde geldt indien een bevel tot beslag of gijzeling of een voorlopige voorziening wordt afgegeven. In dat geval moet de schuldeiser echter een zekerheid stellen.

Daarnaast kan de schuldenaar verzoeken om vernietiging van het bevel tot beslag of tot gijzeling of van de voorlopige voorziening indien de schuldeiser niet binnen de vastgestelde termijn zijn vordering heeft doen gelden (§ 926 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) of omdat de omstandigheden zijn veranderd (§ 927).

Wat betreft Verordening (EU) nr. 655/2014 bevat § 953 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmiddelen tegen uitspraken in samenhang met een bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen.

Tot slot moet de partij die om een voorlopige maatregel heeft verzocht, krachtens § 945 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een schadevergoeding betalen indien het bevel tot beslaglegging of gijzeling of een voorlopige voorziening vanaf het begin ongegrond blijkt, of indien de bevolen maatregel krachtens § 926, lid 2, of § 942, lid 3, van het wetboek wordt ingetrokken.

De schuldeiser kan binnen een maand gedwongen uitvoering van het bevel tot beslag of tot gijzeling of van de voorlopige voorziening vorderen. In grote lijnen gelden hier de algemene regels betreffende gedwongen uitvoering (§ 928 en § 936 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een bevel tot beslag wordt uitgevoerd door middel van executoriaal beslag (§ 930). Voor gijzeling moet in beginsel een bevel tot gijzeling worden afgegeven (§ 933).

Laatste update: 02/11/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.