Vermogen veiligstellen bij een vordering in EU-landen

Bulgarije
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De verschillende soorten maatregelen

De gerechtelijke procedure wordt doorgaans gekenmerkt door de min of meer lange duur ervan. Door die lange duur, die het gevolg is van de noodzaak om verschillende stappen en processen te doorlopen, is de verlangde rechtsbescherming soms niet doeltreffend vanwege de tijd die de rechter nodig heeft om het geschil te beslechten en het feit dat de betrokken uitspraak als gevolg daarvan pas laat rechtsgevolgen heeft. Daarom heeft de wetgever een reeks maatregelen vastgesteld om de doeltreffendheid van de verlangde rechtsbescherming te garanderen door de uitoefening van bepaalde eigendomsrechten door de gedaagde te beperken.

De voorlopige maatregelen die kunnen worden getroffen om een vordering zeker te stellen zijn neergelegd in de artikelen 389 tot en met 404 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Grazhdanski protsesualen kodeks).

Volgens artikel 391 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn voorlopige maatregelen toegestaan wanneer het zonder die maatregelen voor de eiser onmogelijk of heel moeilijk zou worden om zijn uit de rechterlijke beslissing voortvloeiende rechten uit te oefenen en wanneer: a) de rechtsvordering wordt ondersteund door overtuigend schriftelijk bewijs, of b) er een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag door de rechter wordt bepaald op grond van de artikelen 180 en 181 van de Wet inzake verbintenissen en overeenkomsten (Zakon za zadalzheniata i dogovorite). Het bestaan van overtuigend schriftelijk bewijs verhindert niet dat de rechter naar eigen inzicht kan verlangen dat er een zekerheid moet worden gesteld.

Het risico dat de eiser niet in staat is de rechten uit te oefenen die voortvloeien uit een rechterlijke beslissing – naar aanleiding van een gegrond lijkende vordering – is een fundamentele en noodzakelijke voorwaarde voor het toestaan van voorlopige maatregelen door de rechter.

Alvorens voorlopige maatregelen toe te staan, moet de rechter zich ervan vergewissen dat is voldaan aan de volgende voorwaarden: de noodzaak van de voorlopige maatregelen, de gegrondheid van de rechtsvordering, de geschiktheid van de door de eiser voorgestelde voorlopige maatregel, en de evenredigheid daarvan met het specifieke geval en met de verlangde rechtsbescherming.

Volgens artikel 397, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn de volgende voorlopige maatregelen toegestaan:

  1. de inbeslagneming van onroerende goederen,
  2. voorlopig beslag op roerende goederen en vorderingen, met inbegrip van aandelen in een onderneming,
  3. en overige maatregelen die de rechter passend vindt, met inbegrip van de inbewaringstelling (sekwestratie) van een voertuig en opschorting van een executieprocedure.

Ook kan de rechter verschillende voorlopige maatregelen opleggen ter hoogte van de waarde van het geschil (en niet meer, aangezien dat niet noodzakelijk is).

2 De voorwaarden om maatregelen te kunnen treffen

2.1 De procedure

Op grond van de bepalingen van artikel 34 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn voorlopige maatregelen toegestaan:

  1. krachtens artikel 389 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering – voor alle soorten rechtsvorderingen in elke fase van de gerechtelijke procedure vóór de afronding van het vooronderzoek in een beroepsprocedure;
  2. krachtens artikel 390 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering – voor alle soorten rechtsvorderingen ook voordat deze aanhangig worden gemaakt bij de rechter (d.w.z. voor toekomstige vorderingen).

Verzoek om voorlopige maatregelen in kort geding in een lopende zaak:

Het verzoek moet door de eiser worden ingediend bij de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. De rechter mag alleen toestemming geven voor de voorlopige maatregelen als er is voldaan aan de voorwaarden van artikel 391 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering: de principiële gegrondheid van de rechtsvordering, de noodzaak om voorlopige maatregelen te treffen (dat wil zeggen dat er sprake moet zijn van een risico voor de eiser dat er niet wordt voldaan aan zijn aanspraken indien deze bevestigd zouden worden omdat de verweerder zijn voor beslag vatbare goederen heeft vervreemd), en de evenredigheid van de gespecificeerde maatregel. Indien er onvoldoende bewijs is, kan de rechter naar eigen inzicht bepalen dat er een geldelijke zekerheid moet worden gesteld en stelt hij het bedrag hiervan vast op basis van artikel 391, leden 2 en 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

De opschorting van de gerechtelijke procedure hoeft de rechter er niet van te weerhouden om toestemming te geven voor de voorlopige maatregelen.

Verzoek om voorlopige maatregelen in kort geding met het oog op een toekomstige rechtsvordering:

Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank van het rechtsgebied waar de eiser zijn woonplaats heeft of van de plaats waar de goederen die het voorwerp van de voorlopige maatregelen zijn zich bevinden. Wanneer de voorlopige maatregelen gericht zijn op de opschorting van een executieprocedure, wordt het verzoek in kort geding ingediend bij de rechtbank van de plaats van executie.

In verband met de verlening van voorlopige maatregelen met het oog op een toekomstige rechtsvordering bepaalt de rechter een termijn voor de indiening van de rechtsvordering, die niet langer mag zijn dan een maand. In dit geval zijn de materiële voorwaarden voor ontvankelijkheid gelijk aan die voor de verlening van voorlopige maatregelen in een lopende zaak.

In het verzoek moeten de verlangde voorlopige maatregel(en) en de waarde van het geschil worden vermeld. Het verzoek moet worden ingediend bij de districtsrechtbank (rayonen sad) of bij de (hogere) provinciale rechtbank (okrazhen sad), afhankelijk van de territoriale en materiële bevoegdheidsverdeling overeenkomstig artikel 104 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Het verzoek kan worden ingediend door de betrokken persoon of door zijn vertegenwoordiger in rechte (een advocaat). Van het verzoek hoeft geen afschrift te worden verstrekt, omdat het verzoek in een kort geding (dat een niet-contradictoire procedure is, d.w.z. een procedure die wordt uitgevoerd zonder dat de andere partij – voor wier vermogen de maatregelen gevolgen zullen hebben – eraan deelneemt) niet aan de tegenpartij wordt betekend.

De door de rechter verleende voorlopige maatregelen worden uitgevoerd door middel van:

  • inbeslagneming van onroerende goederen – via het beslagregister;
  • conservatoir beslag op roerende goederen en vorderingen van de schuldenaar – dit wordt uitgevoerd door een openbare of particuliere gerechtsdeurwaarder, met inbegrip van de kennisgeving door hem aan derden, bijvoorbeeld een bank of een andere financiële instelling;
  • sekwestratie van een voertuig – door de bevoegde diensten van de verkeerspolitie;
  • opschorting van een executieprocedure – in dit geval moet een afschrift van de bevestigende uitspraak van de rechter worden verstrekt aan de gerechtsdeurwaarder die de executieprocedure heeft ingesteld;
  • overige wettelijke maatregelen – door een openbare of particuliere deurwaarder, die is gekozen door de betrokken persoon.

De wet inzake insolventie van banken (Zakon za bankovata nesastoyatelnost), als speciale wet, voorziet echter uitdrukkelijk in voorlopige maatregelen in verband met vorderingen in verband met de aanvulling van de failliete boedel van een bank. Ingevolge artikel 53, lid 2 van de wet inzake insolventie van banken kunnen voorlopige maatregelen worden verleend wanneer het verzoek wordt ondersteund door voldoende bewijs om te kunnen aannemen dat de vordering gerechtvaardigd is. Wanneer de vordering waarschijnlijk is gerechtvaardigd, staat het algemene recht toe dat er voorlopige maatregelen worden genomen indien er een garantie wordt verstrekt, terwijl de speciale wet de waarschijnlijke rechtvaardiging ziet als een sine qua non voor de verlening van voorlopige maatregelen. Daarom moet een conservatoire maatregel worden verleend wanneer de argumenten en het overgelegde bewijsmateriaal de conclusie rechtvaardigen dat de vordering waarschijnlijk niet ongerechtvaardigd is. Dit is begrijpelijk, aangezien de partij die om de conservatoire maatregelen vraagt krachtens artikel 403 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering aansprakelijk is voor de door de maatregelen veroorzaakte schade voor de tegenpartij. De wetgever erkent dat de verplichting om dergelijke schade te vergoeden niet mag ontstaan in het vermogen van een insolvente bank (omdat dit de failliete boedel zou uithollen en schade zou toebrengen aan schuldeisers) en heeft daarom de eis gesteld dat conservatoire maatregelen alleen mogen worden verleend als er voldoende bewijsmateriaal wordt verstrekt om de waarschijnlijke rechtvaardiging ervan aan te tonen.

Overeenkomstig artikel 629 bis, lid 1, punt 2, van de handelswet (Targovski zakon) kunnen de in artikel 630, lid 1, punt 4, van de handelswet bedoelde maatregelen worden verleend als conservatoire maatregel in insolventieprocedures indien dit nodig is om het vermogen van de schuldenaar te behouden. Deze maatregelen omvatten beslaglegging, de benoeming van een voorlopige curator, schorsing van hangende executieprocedures, verzegeling van gebouwen, uitrusting, enz. De regel in kwestie veronderstelt dat het verzoekschrift uit hoofde van artikel 625 van de handelswet ontvankelijk moet zijn en moet worden ondersteund door schriftelijk bewijs waaruit de waarschijnlijke manifestatie van de aan de vordering ten grondslag liggende feiten blijkt. Indien dat bewijsmateriaal ontbreekt, moet de verzoeker zekerheid stellen ten belope van een door de rechter vastgesteld bedrag om de schuldenaar te vergoeden voor de schade die wordt veroorzaakt in geval niet wordt vastgesteld dat de schuldenaar insolvent is of een te zware schuldenlast heeft (artikel 629 bis, lid 2, van de handelswet) en moet er een belang zijn bij de conservatoire maatregelen: wanneer de schuldenaar zijn of haar vermogen verkwist, vernietigt en/of verbergt en daardoor de belangen van schuldeisers in gevaar brengt, en tenzij de gevraagde maatregelen worden opgelegd, kunnen schuldeisers schade lijden omdat zij hun vordering niet gestand kunnen doen wanneer het vermogen van de schuldenaar in geld wordt uitgedrukt. De wet schrijft ook voor dat een conservatoire maatregel adequaat en relevant moet zijn.

Uit artikel 629 bis, lid 1, van de handelswet kan worden afgeleid dat ex-antemaatregelen in een procedure voor de inleiding van een insolventieprocedure slechts kunnen worden verleend indien er een reëel risico bestaat dat de schuldenaar zijn of haar vermogen afstoot om schuldeisers schade toe te brengen. Alleen indien deze voorwaarde bestaat, moet de rechter nagaan of de andere voorwaarden van artikel 629 bis, lid 2, van de handelswet ook zijn vervuld.

2.2 De basisvereisten

De materiële voorwaarden voor de verlening van voorlopige maatregelen (zoals hierboven beschreven) zijn vastgesteld in artikel 391 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

De voorlopige maatregelen met betrekking tot een verzoek inzake een onderhoudsplicht worden onafhankelijk van de eisen van artikel 391 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering goedgekeurd. In dat geval kan de rechter ambtshalve voorlopige maatregelen vaststellen.

Ook kan de rechter toestemming verlenen voor gedeeltelijke voorlopige maatregelen – zij het alleen met betrekking tot onderdelen van de vordering die worden gestaafd door voldoende bewijs.

3 Het doel en de aard van dergelijke maatregelen

3.1 Welke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van dergelijke maatregelen?

In het algemeen kunnen voorlopige maatregelen worden toegepast op alle activa van de schuldenaar. Voorlopige maatregelen die erop gericht zijn om de betaling van een geldvordering te garanderen door inbeslagneming van niet-opeisbare vorderingen, zijn niet toegestaan.

Op basis van artikel 393, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering verleent de rechter geen voorlopige maatregelen die erop gericht zijn om de betaling van een geldvordering op de staat, overheidsinstanties of instellingen voor de gezondheidszorg te garanderen, in overeenstemming met artikel 5, lid 1, van de wet betreffende openbare gezondheidszorginstellingen.

Op de volgende activa kunnen voorlopige maatregelen worden toegepast:

  • vorderingen op de gedaagde van kredietinstellingen op bij hen geopende bankrekeningen,
  • roerende goederen,
  • onroerende goederen,
  • auto’s, die kunnen worden gesekwestreerd,
  • executieprocedures,
  • specifieke activa van de potentiële schuldenaar in verband met andere gevallen waarin de wet uitdrukkelijk voorziet.

3.2 Wat zijn de gevolgen van dergelijke maatregelen?

Beschikkingshandelingen van het subject van de conservatoire maatregel die zijn geëffectueerd door de schuldenaar hebben geen rechtsgevolgen voor de persoon op wiens verzoek de conservatoire maatregelen zijn ingesteld. Bij onroerende goederen is de ongeldigheid alleen van toepassing op beschikkingshandelingen die dateren van na de registratie van de inbeslagneming – artikel 452 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Afgezien van deze relatieve niet-effectiviteit zijn de geëffectueerde beschikkingshandelingen volledig effectief en produceren ze al hun rechtsgevolgen.

De bepalingen van artikel 453 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn, voor de betrokken schuldeiser en andere betrokken schuldeisers, van toepassing op de vermeende ongeldigheid van de verworven rechten nadat de inbeslagneming is ingeschreven in het beslagregister en is betekend.

Volgens de bepalingen van artikel 401 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de schuldeiser die een zekerheid heeft een rechtsvordering instellen tegen een aansprakelijke derde voor de bedragen of de goederen die laatstgenoemde weigert te verstrekken.

De kosten in verband met de eis in kort geding komen voor rekening van de persoon op wiens verzoek de voorlopige maatregelen zijn toegekend, overeenkomstig de bepalingen van artikel 514 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, in samenhang met artikel 401 van dat wetboek, dat van toepassing is op voorlopige maatregelen.

3.3 Is de geldigheid van de maatregelen beperkt in de tijd?

De toekenning van voorlopige maatregelen wordt goedgekeurd op basis van het beginsel dat de desbetreffende voorlopige maatregel, in een hangende zaak, wordt opgelegd vóór afronding van de zaak middels de overeenkomstige van kracht geworden rechterlijke beslissing.

Wat betreft de toestemming voor voorlopige maatregelen met het oog op een toekomstige rechtsvordering, bepaalt de rechter een termijn voor de indiening van de rechtsvordering, die ten hoogste een maand mag bedragen. Indien de eiser de benodigde bewijzen ter staving van het verzoek niet binnen de beoogde termijn verstrekt, verklaart de rechter de voorlopige maatregelen ambtshalve nietig – artikel 390, lid 3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Indien er, zoals gebruikelijk is, een rechtsvordering wordt ingesteld ten aanzien van de goedgekeurde voorlopige maatregelen, blijven de maatregelen van kracht en zijn deze rechtsgeldig totdat de procedure is afgerond.

De nietigverklaring van goedgekeurde voorlopige maatregelen geschiedt overeenkomstig artikel 402 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Dit artikel voorziet erin dat de belanghebbende partij een verzoek moet indienen en een afschrift daarvan moet verstrekken aan de persoon die om voorlopige maatregelen heeft verzocht. Laatstgenoemde heeft drie dagen de tijd om bezwaar aan te tekenen. De rechter, achter gesloten deuren, trekt de voorlopige maatregelen in wanneer hij heeft geconstateerd dat er niet langer sprake is van de omstandigheden die de goedkeuring ervan rechtvaardigden of dat de verweerder binnen de vastgestelde termijn een zekerheid heeft gesteld ter dekking van het hele door de eiser gevorderde bedrag (artikel 398, lid 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Tegen de intrekking van de voorlopige maatregelen kan bij de rechter binnen één maand incidenteel beroep worden ingesteld.

De vervanging van toegekende voorlopige maatregelen, zoals bedoeld in artikel 398 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, kan in de twee volgende situaties worden goedgekeurd:

  • in overeenstemming met lid 1 kan de rechter, op verzoek van een van de partijen, na de andere partij hiervan in kennis te hebben gesteld en na overweging van de bezwaren die deze binnen drie dagen na betekening heeft geformuleerd, toestemming geven voor de vervanging van een voorlopige maatregel door een andere;
  • in overeenstemming met lid 2 kan de verweerder, voor voorlopige maatregelen met betrekking tot een vordering die in geld kan worden uitgedrukt, in alle gevallen de goedgekeurde zekerheid vervangen, zonder toestemming van de andere partij te vragen, door een zekerheid te stellen in contant geld of een andere titel, overeenkomstig de bepalingen van artikel 180 en 181 van de wet betreffende verbintenissen en overeenkomsten.

In de in artikel 398, leden 1 en 2, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering genoemde gevallen worden de voorlopige beslagen of zekerheden ingetrokken.

De wet biedt de verweerder de mogelijkheid om een rechtsvordering tegen de eiser in te stellen voor de schade die hij door de voorlopige maatregelen heeft geleden indien het verzoek dat het verkrijgen ervan rechtvaardigde wordt verworpen, of indien dit niet is ingediend binnen de beoogde termijn, of indien de zaak wordt gesloten (artikel 403 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

4 Rechtsmiddelen tegen de maatregelen

Volgens artikel 396 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan tegen de beschikking van de rechter inzake voorlopige maatregelen binnen een week incidenteel beroep worden ingesteld. Voor de eiser begint de termijn van een week bij de betekening van de beschikking, en voor de verweerder (degene tegen wie de voorlopige maatregelen zijn gericht) vanaf de datum van betekening van de beschikking betreffende de goedkeuring van de voorlopige maatregelen door de gerechtsdeurwaarder, het beslagregister of de rechtbank. Een afschrift van het incidenteel beroep moet aan de andere partij worden betekend, die een week de tijd heeft om hierop te reageren.

Ook derden kunnen een erkend juridisch belang hebben bij het instellen van beroep, namelijk wanneer de conservatoire maatregel van invloed is op hun vermogen. In het (niet-contradictoire) kort geding onderzoekt de rechter niet of de verweerder de rechten heeft ten aanzien waarvan om een beperking van zijn of haar beschikkingsrecht wordt verzocht. Om deze reden kan beslag worden gelegd op onroerende goederen die geen eigendom van de schuldenaar zijn. In dit geval kan de feitelijke eigenaar beroep instellen tegen de beslissing tot verlening van het beslag, ook al is de eigenaar een derde.

Wanneer tegen een rechterlijke beslissing tot weigering van een voorlopige maatregel hoger beroep wordt ingesteld, hoeft er geen afschrift van het beroepsschrift van de verzoekende partij te worden betekend aan de verweerder, omdat de procedure in deze fase niet-contradictoir is.

Wanneer de hogere rechter de beschikking tot goedkeuring of afwijzing van de voorlopige maatregelen heeft bevestigd, kan er tegen de beschikking geen cassatieberoep worden ingesteld. Indien de rechter in hoger beroep de voorlopige maatregelen die door de rechtbank van eerste aanleg waren verworpen goedkeurt, kan die beschikking worden aangevochten via een incidenteel beroep bij het hof van cassatie, mits er is voldaan aan de voorwaarden van artikel 280 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering.

Volgens het geldende wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan er beroep worden ingesteld tegen zowel de beschikking die de voorlopige maatregelen goedkeurt als het bedrag van de zekerheid dat door de rechter is vastgesteld als voorwaarde voor goedkeuring. De rechtsvordering bij de rechtbank die uitspraak doet in hoger beroep schort de gevolgen ervan echter niet op zolang de hogere rechter geen uitspraak heeft gedaan en de beschikking niet nietig heeft verklaard, al naargelang het geval.

Laatste update: 22/09/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.