Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels
Swipe to change

Vermogen veiligstellen bij een vordering in EU-landen

Oostenrijk
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 De verschillende soorten maatregelen

Voorlopige en preventieve maatregelen zijn voorbeelden van conservatoire maatregelen. Het Oostenrijkse recht voorziet in de volgende conservatoire maatregelen:

  • bewaren van bewijsmateriaal;
  • conservatoir beslag;
  • beschikking in kort geding.

Deze conservatoire maatregelen hebben met elkaar gemeen dat partijen slechts prima-faciebewijs voor hun stellingen hoeven te leveren, dus hun stellingen alleen geloofwaardig hoeven te maken.

Omdat de belangrijkste conservatoire maatregel de beschikking in kort geding is, beperkt de onderstaande beschrijving zich tot die maatregel.

Een beschikking in kort geding is een rechterlijk bevel waarmee een toekomstige tenuitvoerlegging wordt zeker gesteld, louter feitelijke verhoudingen voor een bepaalde tijd worden geregeld of een voorlopige voorziening wordt getroffen.

Bij kortgedingbeschikkingen wordt voorts een onderscheid gemaakt tussen beschikkingen

  • ter zekerstelling van een geldvordering;
  • ter bescherming van een aanspraak op een individuele prestatie;
  • ter bescherming van een recht of rechtsverhouding.

2 De voorwaarden om maatregelen te kunnen treffen

2.1 De procedure

Een kortgedingbeschikking wordt enkel op verzoek gewezen. De partijen worden aangeduid als "eisende partij" en "gedaagde partij". De volgende rechtbanken zijn bevoegd tot het wijzen van een beschikking in kort geding:

  • tijdens een reeds aanhangige procedure, de behandelende rechter in dezelfde instantie;
  • tijdens de tenuitvoerleggingsprocedure, het Exekutionsgericht;
  • voor aanvang van de bodemprocedure of tussen de bodemprocedure en de tenuitvoerleggingsprocedure, het Bezirksgericht (districtsrechtbank) dat is gezeteld in het rechtsgebied van de algemeen bevoegde rechtbank van de gedaagde partij;
  • subsidiair de rechtbank van het rechtsgebied waarbinnen zich de litigieuze zaak of de woon- of verblijfplaats van de derde-beslagene bevindt, of het Bezirksgericht dat de eerste executiezitting houdt.

Omdat de procedure overeenkomstig de bepalingen van het executierecht verloopt, geldt in eerste aanleg geen verplichte procesvertegenwoordiging.

Voor zover feitelijke uitvoeringshandelingen – zoals een gerechtelijke beslaglegging – moeten worden uitgevoerd, gebeurt dit ambtshalve (door de gerechtsdeurwaarder). De kosten van een kortgedingprocedure, waarvan de hoogte afhankelijk is van de waarde van de zeker te stellen vordering, moet de eisende partij in eerste instantie zelf dragen. Pas als de eisende partij in de bodemprocedure in het gelijk wordt gesteld, komt hij in aanmerking voor een kostenvergoeding, waartoe doorgaans in de bodemprocedure een verzoek moet worden ingediend. De gedaagde partij, daarentegen, ontvangt al een kostenvergoeding als hij in de beschikking in kort geding in het gelijk wordt gesteld.

2.2 De basisvereisten

Voor het verkrijgen van een kortgedingbeschikking moet de benadeelde partij een verzoekschrift indienen waarin het bestaan van een geldvordering, vordering tot het verrichten van een niet-geldelijke prestatie of betwist recht of een betwiste rechtsverhouding wordt gesteld en schriftelijk bevestigd, alsook het risico dat de vordering niet ten uitvoer kan worden gelegd c.q. het recht niet kan worden uitgeoefend.

Bij een kortgedingprocedure ter zekerstelling van een geldvordering moet prima-faciebewijs van een subjectief risico worden geleverd, dat wil zeggen: het risico dat zonder een beschikking in kort geding de gedaagde partij maatregelen zal nemen om het innen van de geldvordering te verhinderen of te bemoeilijken.

Bij de overige soorten kortgedingprocedures moet enkel prima-faciebewijs van een objectief risico worden geleverd, dat wil zeggen: het risico dat zonder een beschikking in kort geding de juridische vervolging of tenuitvoerlegging van de vordering verhinderd of aanzienlijk bemoeilijkt wordt, met name door verandering van de huidige toestand van de litigieuze zaak.

Zowel bij kortgedingprocedures ter zekerstelling van een geldvordering als bij de overige soorten kortgedingprocedures voldoet als prima-faciebewijs van het bestaan van een risico bewijs waaruit blijkt dat de tenuitvoerlegging van de vordering zou moeten plaatsvinden in een land waar de tenuitvoerlegging van de vordering noch door internationale verdragen, noch door het Unierecht wordt gewaarborgd.

3 Het doel en de aard van dergelijke maatregelen

3.1 Welke goederen kunnen het voorwerp uitmaken van dergelijke maatregelen?

De middelen tot zekerstelling van een geldvordering zijn in de Exekutionsordnung (wet inzake de tenuitvoerlegging van door gewone rechterlijke instanties gegeven beslissingen) uitputtend opgesomd. Het betreft:

  • beslag op roerende zaken;
  • verbod op de vervreemding of verpanding van roerende lichamelijke zaken;
  • derde-verbod;
  • beheer van onroerende zaken van de gedaagde;
  • verbod op de vervreemding of bezwaring van onroerende zaken of kadastrale rechten.

3.2 Wat zijn de gevolgen van dergelijke maatregelen?

De gevolgen verschillen per middel. Bij beslag op roerende lichamelijke zaken worden deze onttrokken aan de rechtstreekse invloed van de gedaagde. In beginsel zijn zelfs juridische beschikkingen over beslagen zaken nietig. Met het oog op het tegengaan van waarde- of opbrengstverminderende veranderingen tijdens het beslag geeft de wet de rechter een ruime discretionaire bevoegdheid tot het geven van "noodzakelijke of nuttige" beschikkingen. Daartoe behoren bijvoorbeeld beschikkingen die strekken tot de verkoop van bederfelijke goederen waarop beslag is gelegd.

Beschikkingen in strijd met een ontvreemdings- of verpandingsverbod voor roerende, materiële activa zijn nietig.

Bij een gerechtelijk derde-verbod wordt de gedaagde verboden om eventuele vorderingen op derden te vervreemden of te innen. Tegelijkertijd worden derden gelast om tot nadere beschikking van de rechtbank het aan de gedaagde verschuldigde niet te betalen en hem toekomende zaken niet te leveren en ook verder niets te ondernemen dat de tenuitvoerlegging van de geldvordering of het executoriaal beslag op de verschuldigde of te leveren zaken zou kunnen verhinderen of aanzienlijk zou kunnen bemoeilijken. Derde-schuldenaren kan dus alleen de nakoming van een verplichting respectievelijk de belemmering van de nakoming worden verboden, maar hen kan niet het verrichten van betalingen aan de eisende partij worden opgedragen of de uitoefening van een recht worden verboden. Derden zijn in het geval van niet-nakoming van het verbod tot schadevergoeding verplicht. De vraag of beschikkingen die in strijd zijn met het verbod nietig zijn, is niet uitdrukkelijk in de wet geregeld en in de Oostenrijkse rechtsleer omstreden.

Een door de rechtbank aangewezen beheerder voert onder haar toezicht het beheer over het onroerend goed van de gedaagde.

Het verbod op de vervreemding of bezwaring van onroerend goed of kadastrale rechten wordt in het kadaster aangetekend. Na deze aantekening zijn de vrijwillige vervreemding van onroerend goed of de rechten daarop door de gedaagde en de bijbehorende inschrijvingen in het kadaster weliswaar nog steeds toegestaan, maar hebben ze maar beperkte rechtsgevolgen jegens de eisende partij. Alleen indien de vordering van de eisende partij door de rechter bij onherroepelijke beschikking is afgewezen of de kortgedingbeschikking wordt geannuleerd, verwerft de derde ook jegens de eisende partij een volledig geldend recht en kan hij het verbod laten doorhalen.

3.3 Is de geldigheid van de maatregelen beperkt in de tijd?

Een kortgedingbeschikking geldt slechts voor een bepaalde periode, maar kan op verzoek van de eisende partij worden verlengd. Indien de kortgedingbeschikking los van een bodemprocedure wordt gegeven, moet de rechtbank een redelijke termijn stellen voor het onderbouwen van de zekergestelde vordering en het indienen van de vordering of het verzoek om tenuitvoerlegging. Door het storten van een waarborgsom kan de verweerder de tenuitvoerlegging van de beschikking tegenhouden. Een reeds ten uitvoer gelegde beschikking wordt bij storting van een waarborgsom ingetrokken.

Een kortgedingbeschikking kan op verzoek of ambtshalve worden ingetrokken indien:

  • de termijn voor onderbouwing van de vordering is verstreken zonder dat een onderbouwing is gegeven;
  • de beschikking ruimer ten uitvoer is gelegd dan voor de bescherming van de eisende partij noodzakelijk is;
  • de beschikkingsvoorwaarden niet langer worden vervuld;
  • de verweerder een waarborgsom of zekerheid heeft gesteld;
  • de beschikkingsgrond is weggevallen.

4 Rechtsmiddelen tegen de maatregelen

Voor de kortgedingprocedure is in twee rechtsmiddelen voorzien, die geen van beide opschortende werking hebben:

  • Beroep tegen de kortgedingbeschikking: de gedaagde en de derde-beslagene kunnen binnen veertien dagen beroep aantekenen als zij voorheen niet zijn gehoord. Ter waarborging van een eerlijke procesgang kan dan nieuw bewijs worden aangevoerd. Over dergelijke beroepen beslist bij beschikking een Gerichtshof erster Instanz (rechtbank van eerste aanleg) na een besloten, mondelinge behandeling.
  • Tegen beschikkingen in kort geding staat ook schriftelijk beroep (Rekurs) open. De termijn voor het aantekenen van Rekurs is veertien dagen. Dit is een louter schriftelijk procedure, waarin geen nieuwe bewijzen kunnen worden aangevoerd. Wanneer de bestreden beschikking in stand blijft, is nog beroep in cassatie mogelijk, maar niet als het verzoek om een kortgedingbeschikking is afgewezen.

Bijzondere regelingen:

De wet voorziet in het volgende:

  • voorlopige alimentatie voor (gescheiden) echtgenoot;
  • voorlopige regeling, gebruik of zekerstelling van voor gebruik bedoeld echtelijk vermogen (eheliches Gebrauchsvermögen) en echtelijke spaargelden (eheliche Ersparnisse);
  • voorlopige alimentatie voor een kind;
  • bescherming tegen huiselijk geweld (via kortgedingbeschikking);
  • bescherming tegen geweld in het algemeen (via kortgedingbeschikking);
  • voorlopige huur;
  • bescherming van de persoonlijke levenssfeer (via kortgedingbeschikking);
  • maatregelen om te voorzien in dringende behoefte aan huisvesting van een van de echtgenoten.

Van deze bijzondere regelingen zijn de kortgedingbeschikkingen ter bescherming tegen geweld van bijzonder belang. Oostenrijk beschikt over een eenvoudig en efficiënt systeem dat het mogelijk maakt om een gewelddadige medebewoner uit huis te zetten en een huisverbod op te leggen. Verder kan iemand die zich gewelddadig tegen een ander gedraagt een contact- of straatverbod worden opgelegd. Wat het systeem met name zo bijzonder maakt, is dat het voorziet in een nauwe samenwerking tussen politie, rechtbanken, lokale centra voor bescherming tegen huiselijk geweld en – wanneer er minderjarigen bij betrokken zijn – kinder- en jeugdzorgdiensten.

De politie is krachtens het politierecht bevoegd om personen die een gevaar voor het leven, de gezondheid of de vrijheid van een andere persoon vormen, een huis- of straatverbod van maximaal veertien dagen op te leggen. Indien een daartoe strekkend verzoek bij het gerecht wordt ingediend, kan de termijn tot maximaal vier weken worden verlengd. De politie is ook verplicht om het lokale centrum voor bescherming tegen huiselijk geweld op de hoogte stellen, zodat het centrum het slachtoffer ondersteuning kan bieden.

De rechtbank moet een persoon die een medebewoner door psychisch en/of fysiek geweld of bedreiging het verdere samenleven met hem onmogelijk maakt, op verzoek van het slachtoffer

  • gelasten de woning en de directe omgeving daarvan te verlaten, en
  • verbieden om terug te keren in de woning of de directe omgeving daarvan, voor zover de woning in een dringende huisvestingsbehoefte van de verzoeker voorziet.

Bovendien kan de rechtbank de uitgezette persoon verbieden om zich op bepaalde nader omschreven plaatsen te vertonen (bijvoorbeeld voor de woning of voor de school van het kind) of in contact te treden met de verzoeker, voor zover dat niet in strijd is met een zwaarwegend belang van degene tegen wie het verzoek is gericht.

Een beschikking in kort geding die in samenhang met een bodemprocedure wordt gewezen, bijvoorbeeld een procedure voor ontbinding of nietigverklaring van een huwelijk, een boedelscheidingsprocedure of een procedure om duidelijkheid te verschaffen over het gebruiksrecht van de woning, is geldig totdat de uitspraak in de bodemprocedure in kracht van gewijsde is gegaan. De kortgedingrechter kan een beschikking wijzen onafhankelijk van de vraag of de partijen nog steeds een gemeenschappelijke huishouding voeren en los van een bodemprocedure. Maar zolang nog geen bodemprocedure aanhangig is, mag een beschikking voor niet langer dan zes maanden worden gewezen.

Indien aan de voorwaarden is voldaan, wordt de beschikking direct ambtshalve of op verzoek ten uitvoer gelegd. Daartoe sommeert de gerechtsdeurwaarder degene tegen wie de beschikking is gericht om de woning te verlaten en hem de sleutels te overhandigen, die hij vervolgens bij de rechtbank deponeert. Met de tenuitvoerlegging van een beschikking ter bescherming tegen geweld kan de rechtbank ook de politie belasten. Dit komt in de praktijk zeer vaak voor, zodat een beschikking ter bescherming tegen geweld doorgaans niet door een gerechtsdeurwaarder maar door de politie ten uitvoer wordt gelegd.

Laatste update: 05/06/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.