Alimentatie

Slowakije
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Wat betekenen de begrippen "levensonderhoud" en "onderhoudsplicht" in de praktijk? Welke personen zijn jegens anderen onderhoudsplichtig?

Onderhoudsuitkeringen en -verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit Wet nr. 36/2005 betreffende de familie en tot wijziging van bepaalde andere wetten (“de Familiewet”). Onderhoudsverplichtingen uit hoofde van de Familiewet nemen de volgende vormen aan:

  1. de onderhoudsplicht van ouders jegens hun kinderen;
  2. de onderhoudsplicht van kinderen jegens hun ouders;
  3. de onderhoudsplicht tussen andere familieleden;
  4. de onderhoudsplicht tussen echtgenoten;
  5. alimentatie;
  6. ondersteuning van een alleenstaande moeder om de kosten van levensonderhoud en bepaalde andere kosten te dekken.

Theoretisch beschouwd worden met het begrip levensonderhoud in ruime zin familierechtelijke betrekkingen van economische aard ondergebracht in de specifieke sfeer van eigendomsverhoudingen in het familierecht. Het is evident dat die economische betrekkingen berusten op een persoonlijke familiebetrekking.

2 Tot welke leeftijd heeft een kind aanspraak op levensonderhoud? Zijn de regels inzake levensonderhoud verschillend voor minderjarigen en volwassenen?

De onderhoudsplicht van ouders jegens hun kinderen is een wettelijke plicht die geldt zolang de kinderen niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Het feit dat een kind niet meer leerplichtig is, betekent niet noodzakelijkerwijs dat het kind in staat is zelf in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Hoelang ouders onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen, zal afhankelijk zijn van de mogelijkheden, kansen en financiële situatie van het kind gedurende zijn of haar beroepsopleiding of studie, bv. als voltijds universitair student. Het bereiken van de meerderjarigheid heeft geen wettelijke gevolgen voor de duur van een onderhoudsverplichting. Het tijdstip waarop een kind wettelijk “voor zichzelf kan zorgen” varieert en wordt per geval getoetst door de rechter. Het vermogen om voor zichzelf te zorgen wordt in brede zin uitgelegd als het vermogen om te voorzien in alle behoeften en relevante kosten die verbonden zijn aan een zelfstandig leven (d.w.z. financieel onafhankelijk). Dit vermogen moet duurzaam zijn. Er kan niet op grond van incidentele inkomsten worden vastgesteld dat iemand voor zichzelf kan zorgen.

In de praktijk baseert de rechter zijn oordeel op het feit dat de ouderlijke onderhoudsplicht elastisch is omdat bloedverwantschap niet beperkt is in de tijd en de onderhoudsplicht derhalve kan voortduren wanneer kinderen bijvoorbeeld besluiten om pas later te gaan studeren of niet meteen na de middelbare school worden toegelaten tot de universiteit. Volgens de rechtspraak kunnen – in het licht van het huidige tekort aan kansen op de arbeidsmarkt voor net afgestudeerden en schoolverlaters – ook aanvullende cursussen die hen in staat stellen een baan te vinden op een ander gebied dan dat van hun studie, tot op zekere hoogte worden behandeld als verdere beroepsopleiding van het kind.

Wanneer een kind een regelmatig inkomen haalt uit arbeid, een onderneming enz., wordt het eenvoudiger om te beoordelen of de onderhoudsplicht al dan niet is beëindigd. Naarmate rekening moet worden gehouden met de situatie op de arbeidsmarkt, het bestaan van tal van nieuwe studievormen en onderwijsinstellingen, de noodzaak om talen te leren teneinde een opleiding in de praktijk te kunnen brengen, nascholingscursussen, permanente educatie, studieverblijven in het buitenland en de noodzaak om zich beter te kwalificeren, zal het voor de rechter moeilijker worden om vast te stellen op welk moment een kind voor zichzelf kan zorgen. Enkele van deze vormen (van permanente educatie) kunnen gerechtvaardigd zijn, met name indien de betalende ouder over aanzienlijke middelen beschikt. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het belang van het kind zoals dat tot uiting komt in zijn of haar capaciteiten en talenten, zodat het kind de juiste vaardigheden verwerft om in de toekomst werk te kunnen vinden. Het is echter legitiem om te eisen dat deze vaardigheden vroegtijdig worden ingezet, zodat wordt voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van een ouderlijke onderhoudsplicht door kinderen die een afkeer van werken hebben (bijvoorbeeld bij kinderen die met opzet hun werk of baan verliezen).

De leeftijdsgrens van 18 jaar is van belang vanuit het perspectief van gerechtelijke procedures. Totdat een kind meerderjarig is, kan de rechtbank op eigen initiatief een onderhoudsprocedure inleiden; na die leeftijd kan een dergelijke procedure alleen aanhangig worden gemaakt na indiening van een desbetreffend verzoek. Een door een meerderjarig kind ingediend verzoek kan betrekking hebben op één ouder of op beide ouders, en in het verzoek moeten het gevorderde bedrag van de alimentatie en de datum van de eerste betaling ervan worden vermeld. De rechter moet strikt binnen de grenzen van het verzoek van het meerderjarige kind om aanpassing van alimentatie blijven, aangezien dergelijke zaken geen kinderzorgprocedures zijn uit hoofde van artikel 111 e.v. van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering.

3 Moet ik om alimentatie verzoeken bij een bevoegde autoriteit of rechterlijke instantie? Wat zijn de belangrijkste onderdelen van deze procedure?

Als de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige geen overeenstemming kunnen bereiken, neemt de bevoegde districtsrechtbank een beslissing over de onderhoudsplicht. Behalve in zaken betreffende de onderhoudsplicht van ouders jegens hun minderjarige kinderen initieert de rechtbank de procedure op basis van een door de onderhoudsgerechtigde (verzoeker) ingediende vordering tegen de onderhoudsplichtige (verweerder). Procedures inzake het levensonderhoud van een minderjarig kind kunnen door de rechter ook op eigen initiatief (“ambtshalve”) worden geïnitieerd (artikel 23 van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering), aangezien de rechtbank in deze gevallen een zorgplicht jegens minderjarigen heeft.

Eenieder kan autonoom voor de rechter optreden als partij bij de procedure voor zover hij of zij procesbevoegdheid heeft. Natuurlijke personen die niet zelfstandig voor de rechter kunnen optreden (zoals minderjarige kinderen), moeten worden vertegenwoordigd door hun wettelijke voogd (artikel 68 van het Wetboek van contentieuze burgerlijke rechtsvordering).

Naast wettelijke vertegenwoordiging maken het CSP en het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering onderscheid tussen vertegenwoordiging van partijen bij een procedure op grond van een volmacht en vertegenwoordiging op grond van een rechterlijke beslissing.

In zaken over rechtshandelingen die een conflict zouden kunnen veroorzaken tussen de belangen van de ouders en die van het minderjarige kind of tussen de belangen van meerdere minderjarige kinderen die door dezelfde ouder worden vertegenwoordigd, kan een minderjarig kind niet door een van de ouders worden vertegenwoordigd. In deze situatie stelt de rechtbank een zogeheten voogd ad litem aan (d.w.z. een voogd voor een specifieke juridische procedure) om het kind tijdens een procedure of bij een specifieke rechtshandeling te vertegenwoordigen.

4 Kan het verzoek worden gedaan namens een familielid (zo ja, van welke graad) of een kind?

Zie het antwoord op vraag 3.

5 Indien ik naar de rechter wil stappen, hoe weet ik dan welke rechter bevoegd is?

De territoriale bevoegdheid wordt geregeld in artikel 3 van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering. De materiële bevoegdheid wordt geregeld in artikel 12 van het Wetboek van contentieuze burgerlijke rechtsvordering. Districtsrechtbanken zijn altijd territoriaal bevoegd in eerste aanleg. Over het algemeen is de bevoegde rechtbank de rechtbank van het rechtsgebied waar de verweerder (d.w.z. de persoon tegen wie de vordering is ingesteld) zijn of haar wettelijke verblijfplaats heeft, dat wil zeggen dat de regel van territoriale bevoegdheid op basis van de gewone rechtbank van de woonplaats van de verweerder van toepassing is. De gewone rechtbank die bevoegd is voor de verweerder, is de rechtbank van het rechtsgebied waar de verweerder zijn of haar woonplaats heeft of, bij gebreke daarvan, de rechtbank van de verblijfplaats van de betrokkene. In bepaalde bijzondere gevallen die zijn vastgesteld in het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering, geldt deze regel niet. De rechtbank van het rechtsgebied waar een minderjarig kind zijn of haar woonplaats heeft op grond van een beslissing van de ouders of een gerechtelijk bevel, of waar het kind zijn of haar woonplaats om andere relevante redenen heeft, is bevoegd om een alimentatievordering te behandelen (dit wordt “exclusieve territoriale bevoegdheid” genoemd; zie artikel 112, lid 1, van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering).

6 Heb ik als verzoeker een vertegenwoordiger (bv. advocaat, centrale of lokale autoriteit enz.) nodig om de zaak bij de rechter aanhangig te maken? Zo nee, welke procedures zijn van toepassing?

Zie de antwoorden op de vragen 3 en 4.

Een verzoeker met procesbevoegdheid (begunstigde) kan rechtstreeks, d.w.z. zonder vertegenwoordiging, een verzoek tot inleiding van een procedure indienen bij de bevoegde rechtbank.

In artikel 127 van het Wetboek van contentieuze burgerlijke rechtsvordering is bepaald welke algemene gegevens een verzoek tot inleiding van een procedure moet bevatten: de rechtbank waarbij het verzoek wordt ingediend, de persoon die het verzoek indient, de zaak in kwestie, de vordering van de verzoeker en een handtekening.

Afgezien van deze algemene gegevens moet in een verzoek tot inleiding van een procedure bepaalde specifieke informatie als beschreven in de artikelen 25 en 26 van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering worden verstrekt. In een verzoek tot inleiding van een alimentatieprocedure moet tevens worden vermeld welk bedrag aan alimentatie wordt gevorderd en vanaf welke datum de alimentatie moet worden betaald.

Verzoeken kunnen schriftelijk worden ingediend, op papier dan wel elektronisch. Een elektronisch verzoek dat zonder toestemming krachtens de relevante bijzondere wetgeving is ingediend, moet daarnaast op papier dan wel elektronisch worden verstuurd met toestemming krachtens de relevante bijzondere wetgeving. Verzoeken in alimentatiezaken kunnen ook mondeling worden gedaan en in het proces-verbaal worden vastgelegd.

Het verzoek moet het vereiste aantal afschriften en bijlagen bevatten, zodat de rechtbank een origineel exemplaar kan bewaren en elke partij een origineel afschrift kan ontvangen, in voorkomend geval inclusief bijlagen. Als een partij verzuimt om het vereiste aantal afschriften en bijlagen bij te voegen, maakt de rechtbank zelf de benodigde afschriften op kosten van die partij.

7 Moet ik vergoedingen betalen voor het aanhangig maken van de zaak? Zo ja, hoeveel bedragen deze ongeveer? Kan ik, wanneer mijn financiële middelen ontoereikend zijn, rechtsbijstand krijgen om de kosten van de procedure te dekken?

De te betalen vergoedingen voor individuele door de rechtbank te verrichten handelingen of uit te voeren procedures vallen onder de Wet nr. 71/1992 van de Slowaakse Nationale Raad inzake griffierechten en kopieën van inschrijvingen in strafregisters. De vergoedingen worden vastgesteld op basis van een lijst van griffierechten. Deze wetgeving voorziet ook in vrijstellingen van de betaling van griffierechten op grond van persoonlijke omstandigheden of het voorwerp van de procedure.

Met betrekking tot onderhoudszaken zijn de onderstaande bepalingen van belang.

Voor procedures in verband met de bescherming van kinderen door de rechtbank geldt een vrijstelling op grond van het voorwerp van de zaak. Dit betekent dat ook voor procedures betreffende alimentatievorderingen een vrijstelling van de betaling van griffierechten geldt.

Wat betreft persoonlijke omstandigheden geldt de vrijstelling van de betaling van griffierechten voor:

  • verzoekers in procedures betreffende toekenning van alimentatie, procedures betreffende een verhoging van alimentatie, procedures betreffende de betaling van rente wegens te late betaling van alimentatie en procedures betreffende de erkenning of verklaring van uitvoerbaarheid van een buitenlandse beslissing tot toekenning van alimentatie;
  • ongehuwde moeders in alimentatieprocedures en procedures betreffende de betaling van bepaalde kosten in verband met zwangerschap en bevalling.

In punt 8 op de lijst van griffierechten worden de vergoedingen voor procedures betreffende alimentatievorderingen tussen echtgenoten en andere onderhoudsuitkeringen uitdrukkelijk vastgesteld:

Punt 8

a) voor vorderingen inzake onderhoudsuitkeringen tussen echtgenoten of onderhoudsuitkeringen tussen andere verwanten en voor vorderingen betreffende een verhoging van onderhoudsuitkeringen:

2 % van de prijs van het voorwerp van de zaak, met een minimum van 16,50 EUR.

b) voor vorderingen inzake de verlaging of annulering van onderhoudsuitkeringen tussen echtgenoten en voor alimentatievorderingen tussen andere verwanten:

2 % van de prijs van het voorwerp van de procedure, met een minimum van 16,50 EUR.

Indien in de lijst van vergoedingen geen specifieke vergoeding is vastgesteld en de zaak noch in de categorie “persoonlijke omstandigheden” noch in de categorie “voorwerp van de procedure” valt, zijn de vergoedingen als bedoeld in punt 1 van de lijst van griffierechten van toepassing:

Punt 1

Voor een verzoek tot inleiding van een procedure (voor zover geen specifiek bedrag is vastgesteld):

a) 6 % van de prijs (betaling) van het voorwerp van de procedure of het geldelijk belang van de zaak

met een minimum van 16,50 EUR en een maximum van 16 596,50 EUR c.q. een maximum van 33 193,50 EUR in handelszaken.

Op basis van een verzoek kan de rechter een partij volledig of gedeeltelijk van de betaling van griffierechten vrijstellen indien dit gerechtvaardigd is op basis van de omstandigheden van de partij (artikel 254 van het Wetboek van contentieuze burgerlijke rechtsvordering). De omstandigheden van de partijen moeten worden vastgelegd met het oog op de beslissing van de rechter inzake het verzoek.

Het mechanisme voor de verlening van rechtsbijstand en de door het Rechtsbijstandscentrum gehanteerde methode voor het verlenen van rechtsbijstand aan natuurlijke personen die behoeftig zijn en geen gebruik kunnen maken van juridische diensten om hun rechten naar behoren uit te oefenen en te verdedigen, en de mate waarin rechtsbijstand wordt verleend, vallen onder Wet nr. 327/2005 betreffende de verlening van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen en tot wijziging van Wet nr. 586/2003 betreffende de advocatuur en Wet nr. 455/1991 betreffende handelsactiviteiten (Handelswet), zoals gewijzigd bij Wet nr. 8/2005. In de bovengenoemde wet zijn ook de criteria voor de verlening van rechtsbijstand vastgesteld, alsook de door natuurlijke personen en de bevoegde autoriteiten te volgen procedure bij een rechtsbijstandsverzoek en de institutionele organisatie van rechtsbijstand.

8 Welk soort alimentatie kan door de rechter worden toegekend? Hoe wordt het bedrag van de alimentatie berekend? Kan de rechterlijke beslissing worden herzien wanneer de kosten voor levensonderhoud of de gezinssituatie wijzigen? Zo ja, hoe (bv. via een automatisch indexeringssysteem)?

In Slowakije is de hoogte van de alimentatie niet wettelijk vastgelegd.

In familiezaken moeten rechtbanken altijd elke zaak individueel beoordelen op basis van de specifieke omstandigheden. Daarom zijn er in de wet geen specifieke bedragen voor onderhoudsuitkeringen vastgesteld. Met name in het familierecht geldt dat de wetgever niet alle aspecten van het leven ordelijk en uitdrukkelijk in bepalingen kan regelen.

Volgens artikel 75, lid 1, van de Familiewet moet de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de alimentatie rekening houden met de rechtmatige behoeften van de begunstigde en met de mogelijkheden, kansen en financiële situatie van de onderhoudsplichtige. Ook kan de rechter rekening houden met de mogelijkheden, kansen en financiële situatie van de onderhoudsplichtige indien deze, zonder gegronde reden, goed werk of een goede baan opzegt of afziet van een vaste inkomstenbron. Voorts kan de rechtbank rekening houden met door de onderhoudsplichtige genomen onredelijke financiële risico’s.

Wat de alimentatie van ouders voor kinderen betreft, moeten beide ouders bijdragen aan het levensonderhoud van hun kinderen op basis van hun mogelijkheden, kansen en financiële situatie. Een kind heeft het recht om te delen in de levensstandaard van de ouders. Bij het bepalen van de hoogte van de alimentatie neemt de rechter in aanmerking welke ouder persoonlijk de zorg voor het kind draagt en in welke mate. In het geval van co-ouderschap houdt de rechter bij het bepalen van de hoogte van de alimentatie ook rekening met de periode gedurende welke het kind bij elke ouder woont, of kan de rechter besluiten dat er, zolang het kind om beurten bij beide ouders woont, geen alimentatie wordt toegekend.

In artikel 62, lid 3, van de Familiewet wordt een minimumalimentatiebedrag vastgesteld (momenteel 27,13 EUR): Ongeacht zijn of haar mogelijkheden, kansen en financiële situatie is elke ouder verplicht om het voorgeschreven minimumonderhoud te voldoen, dat gelijk is aan 30 % van het bestaansminimum voor een minderjarig kind te zijner of harer laste of een kind dat krachtens een bijzondere wet ten laste is.

Krachtens artikel 78 van de Familiewet kunnen regelingen en gerechtelijke beslissingen met betrekking tot alimentatievorderingen worden herzien als de omstandigheden veranderen. Afgezien van de alimentatie voor een minderjarig kind (zie artikel 121 van het Wetboek van niet-contentieuze burgerlijke rechtsvordering), kunnen beslissingen tot toekenning van alimentatie alleen op verzoek worden gewijzigd of ingetrokken. Als de alimentatie voor een minderjarig kind met terugwerkende kracht wordt geannuleerd of verlaagd, worden de reeds uitgegeven alimentatiebedragen niet terugbetaald. Wanneer de omstandigheden veranderen, moet rekening worden gehouden met de evolutie van de kosten van levensonderhoud.

9 Hoe en aan wie wordt de alimentatie betaald?

Alimentatie wordt doorgaans betaald door de onderhoudsplichtige aan de onderhoudsgerechtigde.

Volgens artikel 76 van de Familiewet moet alimentatie regelmatig in vaste bedragen en een maand vooruit worden betaald. Wederzijdse vorderingen kunnen alleen met alimentatievorderingen worden verrekend als daar overeenstemming over wordt bereikt. Vorderingen voor kinderalimentatie kunnen niet worden verrekend. Als de onderhoudsplichtige alimentatie die door de rechter is vastgesteld, te laat betaalt, heeft de begunstigde het recht om betaling van rente op de te laat betaalde bedragen te vorderen op grond van civielrechtelijke bepalingen. Elke betaling uit hoofde van alimentatie wordt eerst toegerekend aan de hoofdsom en vervolgens, zodra de hoofdsom volledig is voldaan, aan de rente wegens te late betaling.

Met betrekking tot alimentatie voor minderjarige kinderen moet de alimentatieplichtige ouder volgens vaste rechtspraak elke maand op een vaste datum alimentatie betalen aan de ouder die persoonlijk de zorg voor het kind voor zijn of haar rekening neemt.

10 Hoe kan een persoon (de onderhoudsplichtige) die niet vrijwillig betaalt, tot betaling worden gedwongen?

De betaling van alimentatie kan worden afgedwongen door een gerechtsdeurwaarder. Tenuitvoerleggingsprocedures worden geïnitieerd naar aanleiding van een executieverzoek. De procedure valt onder de Wet nr. 233/1995 van de Nationale Raad van de Slowaakse Republiek inzake rechtbankfunctionarissen en beslag (Wet op de executieprocedure) en tot wijziging van bepaalde andere wetten, zoals gewijzigd. In de meeste gevallen wordt achterstallige alimentatie ingevorderd door middel van beslaglegging op het loon of andere inkomsten van de onderhoudsplichtige. Als er een executoriale titel is afgegeven betreffende de betaling van een bepaalde som geld, zijn er ook andere opties beschikbaar om achterstallige alimentatie in te vorderen: een bevel tot betaling door een derde, de verkoop van roerende zaken, de verkoop van effecten, de verkoop van onroerende zaken, de verkoop van een bedrijf of de intrekking van het rijbewijs van de onderhoudsplichtige. Vooral deze laatste optie speelt een belangrijke rol bij de invordering van alimentatie. De gerechtsdeurwaarder kan de intrekking gelasten van het rijbewijs van iedere onderhoudsplichtige die een gerechtelijk bevel tot betaling van alimentatie niet uitvoert. Het bevel tot intrekking van het rijbewijs wordt door de gerechtsdeurwaarder ook ter kennis gebracht van de bevoegde politieautoriteiten. Wanneer de gronden voor de tenuitvoerlegging hebben opgehouden te bestaan, geeft de gerechtsdeurwaarder onmiddellijk opdracht om de intrekking van het rijbewijs op te heffen.

11 Beschrijf kort alle met betrekking tot de tenuitvoerlegging geldende beperkingen, met name de voorschriften ter bescherming van de onderhoudsplichtige en inzake verval- of verjaringstermijnen.

In artikel 77 van de Familiewet is bepaald dat er geen verjaringstermijn geldt voor de inning van alimentatievorderingen. Alimentatie kan echter pas worden toegekend met ingang van de datum waarop de gerechtelijke procedure wordt ingeleid. Alimentatie voor een minderjarig kind kan met terugwerkende kracht worden gevorderd voor een periode van niet langer dan drie jaar gerekend vanaf de datum van de inleiding van de procedure, maar daarvoor moeten er bijzondere gronden bestaan. Voor het recht op verschillende regelmatige alimentatiebetalingen gelden wel verjaringstermijnen.

In artikel 101 van het Burgerlijk wetboek (Wet nr. 40/1964) zijn de volgende verjaringstermijnen opgenomen:

1) Indien het recht is toegekend via een definitieve beslissing van een rechtbank of ander orgaan, vervalt het tien jaar nadat het had moeten worden vervuld. Indien het recht schriftelijk is erkend door de onderhoudsplichtige wat betreft de reden en het bedrag in kwestie, vervalt het tien jaar nadat de erkenning is gegeven; als in de erkenning een termijn voor de vervulling is genoemd, loopt de verjaringstermijn vanaf het moment dat die termijn verstrijkt.
2) Dezelfde verjaringstermijn geldt voor de individuele betalingen die in de beslissing of de erkenning van het recht worden genoemd; de verjaringstermijn voor de individuele betalingen loopt vanaf de datum waarop die opeisbaar worden. Indien de gehele schuld opeisbaar wordt omdat een van de betalingen niet wordt voldaan, loopt de verjaringstermijn van tien jaar vanaf de datum waarop de niet voldane betaling had moeten worden voldaan.
3) De verjaringstermijn voor rente en terugkerende betalingen is drie jaar. In geval van rechten die onder een definitieve beslissing vallen of die schriftelijk zijn erkend, geldt deze verjaringstermijn echter uitsluitend voor rente en terugkerende betalingen die opeisbaar zijn geworden nadat de beslissing definitief is geworden of nadat de vordering is erkend.

12 Zijn er organisaties of autoriteiten die mij kunnen helpen bij de invordering van alimentatie?

Er is geen specifieke autoriteit aangewezen om bijstand te verlenen of te helpen bij de invordering van alimentatie in nationale zaken.

In grensoverschrijdende zaken kan het Centrum voor de internationale rechtsbescherming van kinderen en jongeren (Centrum pre medzinárodnoprávnu ochranu detí a mládeže) bijstand verlenen. Het centrum helpt bij het invorderen van alimentatie wanneer de partij die alimentatie voor een kind moet betalen, in het buitenland woont en de begunstigde zijn of haar woonplaats in Slowakije heeft, of omgekeerd, dat wil zeggen wanneer de begunstigde zijn of haar woonplaats in het buitenland heeft en alimentatie wil invorderen van een onderhoudsplichtige die zijn of haar gewone verblijfplaats in Slowakije heeft.

13 Kunnen organisaties (overheids- of privéorganisaties) een voorschot op (een deel van) het alimentatiebedrag betalen in de plaats van de onderhoudsplichtige?

Wet nr. 201/2008 inzake vervangende alimentatie en tot wijziging van Wet nr. 36/2005 betreffende familieaangelegenheden en tot wijziging van bepaalde wetten in de zin van Beschikking nr. 615/2006 van het Constitutioneel Hof van de Slowaakse Republiek (Ústavný súd) voorziet in een mechanisme waarbij vervangende alimentatie, bij wijze van voorschot, aan de begunstigde kan worden verstrekt door de staat (het Bureau voor arbeid, sociale zaken en gezin – úrad práce, sociálnych vecí a rodiny). Vervangende alimentatie draagt bij tot het levensonderhoud van een kind ten laste wanneer de onderhoudsplichtige verzuimt de alimentatiebedragen te betalen die zijn vastgesteld in een onherroepelijke beslissing van de rechter of in een door de rechter goedgekeurde regeling.

14 Indien ik mij in deze lidstaat bevind en de onderhoudsplichtige zijn/haar verblijfplaats in een ander land heeft:

14.1 Kan ik in deze lidstaat hulp krijgen van een autoriteit of een privéorganisatie?

Ja.

14.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie?

Het Centrum voor de internationale rechtsbescherming van kinderen en jongeren is opgericht door het Slowaakse ministerie van Arbeid, Sociale Zaken en Gezinszaken en valt onder het directe beheer van het ministerie als een door de overheid gefinancierde organisatie die in grensoverschrijdende zaken rechtsbescherming biedt aan kinderen en jongeren. Het centrum bestrijkt heel Slowakije en is sinds 1 februari 1993 operationeel.

Krachtens Wet nr. 195/1998 (Sociale bijstandswet), zoals gewijzigd, wordt het centrum sinds 1 juli 1998 aangemerkt als een overheidsorgaan voor de verlening van sociale bijstand.

Contactgegevens/adres:

Špitálska 8, P.O. Box 57, 814 99 Bratislava,

E-mail: cipc@cipc.gov.sk, info@cipc.gov.sk,

Tel.: +421 2 2046 3208, +421 2 2046 3248,

Fax: + 421 2 2046 3258, permanente telefoonlijn (alleen noodgevallen) + 421 915 405 954.

In de Slowaakse Republiek is het centrum de centrale autoriteit in de zin van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (de “alimentatieverordening”) en het Haags Verdrag van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden.

15 Indien ik mij in een ander land bevind en de onderhoudsplichtige zich in deze lidstaat bevindt:

15.1 Kan ik mij in deze lidstaat rechtstreeks wenden tot een autoriteit of een privéorganisatie?

Het is niet mogelijk om vanuit het buitenland rechtstreeks een verzoek in te dienen bij het centrum. Een persoon die alimentatie wil invorderen en in een ander land verblijft, moet contact opnemen met de bevoegde autoriteiten in dat land, die het verzoek vervolgens doorsturen aan het Slowaakse centrum.

15.2 Zo ja, hoe kan ik contact opnemen met die autoriteit of privéorganisatie en welk soort bijstand kan ik krijgen?

----

16 Is deze lidstaat gebonden door het Haagse Protocol van 2007?

De Slowaakse Republiek is gebonden door het Haagse Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen.

17 Indien deze lidstaat niet is gebonden door het Haagse Protocol van 2007, welk rechtsstelsel zal er dan overeenkomstig zijn regels van internationaal privaatrecht worden toegepast op de alimentatievordering? Wat zijn de desbetreffende regels van internationaal privaatrecht?

----

18 Welke regels gelden er met betrekking tot de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende zaken in de EU (conform de structuur van hoofdstuk V van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen)?

In grensoverschrijdende alimentatiezaken hangt de verlening van rechtsbijstand af van de toepassing van artikel 44, lid 3, van de alimentatieverordening. De centrale autoriteit van Slowakije is het Centrum voor de internationale rechtsbescherming van kinderen en jongeren. Het centrum biedt zijn diensten kosteloos aan en maakt het daarmee voor de partijen bij gewone procedures voor de vaststelling of wijziging van onderhoudsverplichtingen in Slowakije mogelijk om deze procedures te voltrekken zonder een beroep te hoeven doen op rechtsbijstand.

Wanneer de procedure niet zonder rechtsbijstand kan worden voltrokken, wordt deze overeenkomstig artikel 46 van de verordening kosteloos verleend aan personen tot 21 jaar. Deze rechtsbijstand wordt verleend door het Rechtsbijstandscentrum uit hoofde van Wet nr. 327/2005 betreffende rechtsbijstand aan personen in financiële nood (Rechtsbijstandwet), zoals gewijzigd.

Wanneer artikel 46 van de verordening niet van toepassing is, wordt op grond van de Rechtsbijstandwet kosteloos rechtsbijstand verleend aan verzoekers die aan de daarin vastgelegde criteria voldoen.

Verzoekers die niet aan de criteria voldoen, moeten de griffierechten betalen overeenkomstig Wet nr. 71/1992 inzake griffierechten en vergoedingen voor uittreksels uit het strafregister. Procedures in zaken in verband met de wederzijdse onderhoudsverplichting tussen ouders en kinderen zijn vrijgesteld van de in deze Wet vastgestelde griffierechten. Verzoekers in procedures ter vaststelling of verhoging van de alimentatie worden ook persoonlijk vrijgesteld van betaling van de griffierechten. Daarnaast betalen de partijen bij de procedure hun eigen proceskosten en die van hun vertegenwoordigers. De gedeelde kosten worden door de partijen betaald naar rato van hun betrokkenheid bij de zaak en de procedure. In zaken betreffende alimentatie voor meerderjarigen kent de rechter de in het gelijk gestelde partij vergoeding van de kosten toe die nodig zijn om een recht goed uit te oefenen of te beschermen tegen de in het ongelijk gestelde partij.

19 Welke maatregelen heeft deze lidstaat genomen om de uitvoering van de taken die zijn beschreven in artikel 51 van de verordening inzake onderhoudsverplichtingen te waarborgen?

De centrale autoriteit in de zin van artikel 49, lid 1, van de alimentatieverordening is het Centrum voor de internationale rechtsbescherming van kinderen en jongeren, dat op 1 februari 1993 is opgericht. Aangezien het centrum reeds fungeerde als verzendende en ontvangende autoriteit voor de invordering van alimentatie in het kader van internationale overeenkomsten (en met name het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 juni 1956 inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud) voordat de alimentatieverordening van toepassing werd, hoefden er geen bijzondere maatregelen te worden genomen in verband met de in artikel 51 van die verordening vastgestelde taken van de centrale autoriteit. Toen de alimentatieverordening van kracht werd, hoefde het centrum slechts geringe organisatorische wijzigingen door te voeren op personeelsgebied.

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Your-Europe

Laatste update: 03/01/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.