Insolvency/bankruptcy

If a company or entrepreneur gets into financial distress, or cannot pay its debts, specific proceedings are available in every country to address the situation inclusively, involving all the creditors (parties who are owed money).

Insolvency proceedings differ according to their objectives:

Companies

  • If the company can be saved or the business is viable – its debts may be restructured (usually in agreement with creditors). This is to safeguard the firm and preserve jobs.
  • If the business cannot be saved, the company must be wound up (it 'goes bankrupt').

Entrepreneurs

  • Can usually apply for a procedure involving an ordered repayment plan for their debts and a debt-discharge following a reasonable period of time (3 years, usually). This ensures they are not personally bankrupted and can launch further ventures in future.

In all cases, as soon as the proceedings are formally opened, creditors can no longer take individual action to reclaim their debts. This is to ensure all creditors are on an equal footing and protect the debtor's assets.

To be paid, creditors must prove their claims, either to the court or to the body (generally an administrator or liquidator) responsible for reorganising or liquidating the debtor's assets. In specific circumstances, this can be done by the debtor themself.

Cross-border insolvency (EU rules)

Insolvency cases involving companies or entrepreneurs with activities, assets or affairs in several countries can be resolved under EU law – specifically Regulation 2015/848 (see here for a summary of how it works).

Forms referred to in Regulation 2015/848

National procedures

Please select the relevant country's flag to obtain detailed national information.

Related link

Bankruptcy and insolvency registers

Last update: 30/05/2023

This page is maintained by the European Commission. The information on this page does not necessarily reflect the official position of the European Commission. The Commission accepts no responsibility or liability whatsoever with regard to any information or data contained or referred to in this document. Please refer to the legal notice with regard to copyright rules for European pages.

Insolventie/faillissement - Bulgarije

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Bulgarije kent geen afzonderlijke wet waarin insolventieprocedures worden geregeld. De algemene bepalingen die van toepassing zijn op insolventie, zijn vastgelegd in het hoofdstuk Insolventie van de Handelswet. Insolventie van banken en verzekeringsmaatschappijen wordt geregeld in de bijzondere bepalingen van de Wet inzake insolventie van banken en de Verzekeringswet.

Insolventieprocedures worden geopend tegen ondernemers die insolvent zijn. Insolventieprocedures worden ook geopend tegen vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschappen en commanditaire vennootschappen met een overmatige schuldenlast.

Een insolventieprocedure kan ook worden geopend tegen een persoon die heimelijk handel drijft via een insolvente schuldenaar. Bij de inleiding van een insolventieprocedure tegen een handelsonderneming wordt gelijktijdige opening van een procedure tegen een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid verondersteld.

Insolventieprocedures worden ook geopend tegen eenmanszaken waarvan de eigenaar is overleden of wier inschrijving in het Handelsregister is doorgehaald, indien zij insolvent waren op het moment van overlijden of het moment van doorhaling. Insolventieprocedures worden eveneens geopend tegen vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid, ook als de vennoot is overleden of als zijn inschrijving in het Handelsregister is doorgehaald. Een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure moet binnen één jaar na de dag van overlijden van de schuldenaar of de dag van de doorhaling in het Handelsregister worden ingediend.

Insolventieprocedures worden ook geopend tegen insolvente vennootschappen in liquidatie. Insolventieprocedures tegen banken en verzekeringsmaatschappijen zijn geregeld in de in een afzonderlijke wet vastgelegde voorschriften en procedures.

Kwesties die verband houden met de insolventie van een ondernemer die een openbare onderneming is en een staatsmonopolie uitoefent of krachtens een bijzondere wet is opgericht, zijn geregeld in een afzonderlijke wet. Tegen een ondernemer die een openbare onderneming is die een staatsmonopolie uitoefent of krachtens een bijzondere wet is opgericht, kan geen insolventieprocedure worden geopend.

Het nationale recht voorziet niet in een insolventieprocedure tegen natuurlijke personen niet zijnde eigenaren van eenmanszaken.

Een Bulgaarse rechter kan een aanvullende insolventieprocedure openen tegen een ondernemer die insolvent is verklaard door een buitenlandse rechter, indien deze ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

De volgende randvoorwaarden voor het openen van een insolventieprocedure gelden voor alle ondernemers:

(1) De schuldenaar moet een ondernemer zijn.

Insolventieprocedures kunnen niet alleen worden geopend tegen ondernemers, maar ook tegen personen die heimelijk handel drijven via een insolvente schuldenaar, tegen een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid (ook als deze is overleden of als zijn inschrijving is doorgehaald) of tegen een eigenaar van een eenmanszaak die is overleden of wiens inschrijving is doorgehaald.

Ingevolge artikel 612 van de Handelswet kan geen insolventieprocedure worden geopend tegen een openbare onderneming die een staatsmonopolie uitoefent of krachtens een bijzondere wet is opgericht.

(2) De aanvraag moet door een van de in artikel 625 en artikel 742, lid 2, van de Handelswet genoemde personen worden ingediend, te weten: de schuldenaar, de vereffenaar of een schuldeiser van de schuldenaar in het geval van een zakelijke transactie, door het nationaal agentschap voor overheidsinkomsten (Natsionalna agentsiya za prihodite) in het geval van een publiekrechtelijke schuld aan de centrale overheid of gemeenten die voortvloeit uit de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar, of een schuld in de vorm van een kredietvordering van de overheid, of door het algemeen uitvoerend agentschap voor arbeidsinspectie (Izpalnitelna agentsiya Glavna inspektsiya po truda) ingeval de verbintenissen om salarissen of vergoedingen te betalen aan ten minste een derde van de werknemers, niet worden nagekomen en deze situatie langer dan twee maanden aanhoudt, of door een lid van het bestuursorgaan van een onderneming (in het geval van overmatige schuldenlast).

Wanneer een schuldenaar insolvent wordt of een overmatige schuldenlast heeft opgelopen, is hij verplicht om binnen dertig dagen een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure in te dienen. In het geval van een eenmanszaak kan de aanvraag door de eigenaar van de eenmanszaak of diens opvolger worden ingediend. Indien de schuldenaar een vennootschap is, wordt de aanvraag ingediend door het bestuursorgaan, een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid, een vertegenwoordiger van de vennootschap of een door de rechtbank aangewezen vereffenaar. In deze gevallen worden de volgende zaken bij de aanvraag gevoegd:

  • een exemplaar van de meest recente door een registeraccountant gecertificeerde jaarrekening en balans per de datum van de aanvraag, indien de ondernemer wettelijk verplicht is een jaarrekening en balans op te maken;
  • een inventaris en beschrijving van de activa en passiva per de datum van de aanvraag;
  • een lijst van schuldeisers, waarin ook hun adressen, het soort en het bedrag van hun vorderingen, en het onderpand voor hun vorderingen zijn opgenomen;
  • een overzicht van het persoonlijk en huwelijksvermogen van eigenaren van eenmanszaken en vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid;
  • bewijs dat het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten op de hoogte is gesteld van de opening van de insolventieprocedure;
  • een expliciete volmacht, indien de aanvraag door een gevolmachtigde wordt ingediend.

In gevallen waarin de aanvraag door een schuldeiser of het algemeen uitvoerend agentschap voor arbeidsinspectie wordt ingediend, worden alle beschikbare bewijsstukken ter staving van de vordering van de schuldeiser en de beweerdelijke insolventie van de schuldenaar bij de aanvraag gevoegd. De schuldeiser moet ook een ontvangstbewijs van zegelrecht verstrekken, evenals bewijs dat het nationaal agentschap voor overheidsinkomsten van het indienen van het inleiden van insolventieprocedure op de hoogte is gesteld.

(3) Voorwaarden voor uitvoerbaarheid:

  • een geldelijke verplichting van de schuldenaar in verband met of voortvloeiend uit een handelstransactie, waaronder begrepen de geldigheid, uitvoering, niet-uitvoering, beëindiging, annulering en vernietiging van die transactie of de gevolgen van die beëindiging;
  • een publiekrechtelijke schuld aan de centrale overheid en gemeenten die voortvloeit uit de handelsactiviteiten van de schuldenaar; of
  • een schuld die voortvloeit uit een kredietvordering van de overheid; of
  • niet-nakoming gedurende meer dan twee maanden van een verbintenis om salarissen of vergoedingen te betalen aan ten minste een derde van de werknemers.

"Handelstransactie" houdt in een transactie die door een ondernemer wordt verricht in de uitoefening van diens beroep, met inbegrip van transacties die uitdrukkelijk worden genoemd in artikel 1, lid 1, van de Handelswet (aankoop van goederen of andere artikelen voor wederverkoop in oorspronkelijke, verwerkte of afgewerkte vorm; verkoop van eigen vervaardigde goederen; aankoop van effecten voor wederverkoop; commerciële bemiddeling en courtage; transacties inzake commissie, expeditie en transport; verzekeringstransacties; bank- en deviezentransacties; wisselbrieven, promesses en cheques; opslagtransacties; licentietransacties; toezicht op goederen; intellectueel-eigendomtransacties; hoteldiensten, diensten op het gebied van toerisme, reclame, informatie, podiumkunsten en de amusementsbranche en overige diensten; aankoop, bouw of inrichting van vastgoed met het oog op verkoop en verhuur), ongeacht de hoedanigheid van de personen die deze transacties uitvoeren. In geval van twijfel wordt een ondernemer geacht een transactie te hebben verricht in de uitoefening van zijn beroep.

De verschillende soorten publiekrechtelijke vorderingen van de centrale overheid en gemeenten staan beschreven in artikel 162, lid 2, van het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures en omvatten:

  • belastingen, waaronder accijnzen en douanerechten, verplichte socialeverzekeringsbijdragen en andere aan de staatsbegroting verschuldigde bijdragen;
  • overige verschuldigde bedragen waarvan de grondslag en de omvang bij wet zijn vastgelegd;
  • zegelrecht en bij wet vastgelegde gemeenteheffingen;
  • socialeverzekeringsuitgaven die geschieden op een wijze die niet overeenstemt met de wettelijke voorschriften;
  • het geldelijke equivalent van aan de overheid verbeurde eigendommen, boetes en dwangsommen, alsmede door de overheid in beslag genomen en verbeurd verklaarde contanten;
  • schulden die voortvloeien uit aan de centrale overheid of gemeenten toegekende bedragen in gerechtelijke vonnissen, arresten en uitspraken die in kracht van gewijsde zijn gegaan, en uit besluiten van de Europese Commissie inzake de terugbetaling van onrechtmatig uitgekeerde overheidssubsidie;
  • schulden die voortvloeien uit dwangsombevelen;
  • onverschuldigd betaalde of te veel betaalde bedragen en onrechtmatig ontvangen of uitbetaalde bedragen in het kader van projecten medegefinancierd door financiële instrumenten van vóór de toetreding, operationele programma's, structuurfondsen en het Cohesiefonds van de Europese Unie, de Europese landbouwfondsen, het Europees Visserijfonds, de Schengenfaciliteit en de overgangsfaciliteit, met inbegrip van de bijbehorende nationale medefinanciering, terug te vorderen op grond van een aangenomen bestuursrechtelijk besluit, en andere boetes en dwangsommen waarin het nationaal recht en het recht van de Unie voorziet;
  • de over de bovengenoemde vorderingen verschuldigde rente.

Onder publieke vorderingen vallen vorderingen die moeten worden betaald aan de begroting van de Europese Unie ingevolge besluiten van de Europese Commissie, de Raad van de Europese Unie, het Europese Hof van Justitie en de Europese Centrale Bank, waarmee geldelijke verplichtingen worden opgelegd die op grond van artikel 256 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap executoriale titel vormen alsmede de vorderingen van lidstaten van de Europese Unie die uitvoerbaar zijn op grond van definitieve besluiten inzake beslag of verbeuring van liquide middelen of het equivalent in liquide middelen van in beslag genomen of verbeurde eigendommen alsmede besluiten inzake de toepassing van financiële sancties die zijn opgelegd in andere lidstaten van de Europese Unie, indien deze erkend en uitvoerbaar zijn in Bulgarije.

Ongeacht de vraag of de vordering voortvloeit uit een handelstransactie of ingevolge publiekrecht, moet worden vastgesteld dat deze geldig is en bestaat per de datum van de uitspraak van de rechter over de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure.

(4) Insolventieprocedures worden geopend tegen ondernemers die insolvent zijn. Daarnaast worden insolventieprocedures geopend tegen een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (дружество с ограничена отговорност), naamloze vennootschap (акционерно дружество) of commanditaire vennootschap (командитно дружество с акции) met een overmatige schuldenlast. Insolventie en een overmatige schuldenlast zijn objectieve feitelijke omstandigheden, waarvan wettelijke definities zijn opgenomen in de Handelswet.

Een ondernemer is insolvent indien hij niet in staat is tot het betalen van:

  • een geldelijke verplichting die opeisbaar is geworden en is ontstaan uit of in verband met een handelstransactie, waaronder begrepen de geldigheid, uitvoering, niet-uitvoering, beëindiging, annulering en vernietiging van die transactie of de gevolgen van die beëindiging;
  • een publiekrechtelijke schuld aan de centrale overheid en gemeenten die is ontstaan in verband met de handelsactiviteiten van de ondernemer;
  • een verplichting in de vorm van kredietvorderingen van de overheid;
  • salarissen of vergoedingen aan ten minste een derde van de werknemers, en deze situatie langer dan twee maanden aanhoudt.

Een ondernemer wordt geacht niet in staat te zijn een opeisbaar geworden schuld te voldoen, zoals bedoeld in het eerste geval hierboven, indien hij in de drie jaar voorafgaand aan een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure verzuimd heeft zijn jaarrekeningen te overleggen voor publicatie in het Handelsregister.

Een schuldenaar wordt insolvent geacht indien hij betalingen heeft opgeschort, ook als hij zijn schulden aan bepaalde schuldeisers volledig of gedeeltelijk heeft voldaan. Insolventie wordt eveneens verondersteld indien, ingevolge een executieprocedure op grond van een definitieve uitspraak verkregen door de schuldeiser die de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure heeft ingediend, de schuld niet geheel of gedeeltelijk is voldaan binnen zes maanden nadat de schuldenaar een verzoek of oproep tot vrijwillige betaling heeft ontvangen.

Een vennootschap wordt geacht een overmatige schuldenlast te hebben indien zij over onvoldoende activa beschikt om haar verplichtingen te dekken.

(5) De schuldenaar ondervindt geen tijdelijke problemen, maar is objectief en permanent insolvent met een overmatige schuldenlast.

De bevoegde insolventierechter is de provinciale rechter met rechtsbevoegdheid in het gebied waarin de ondernemer zijn hoofdkantoor heeft ten tijde van de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure. Een door een schuldenaar of vereffenaar ingediende aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure wordt door de rechter onverwijld in gesloten zitting behandeld en in het Handelsregister wordt een kennisgeving gepubliceerd. Een door een schuldeiser ingediende aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure wordt uiterlijk 14 dagen na de dag van de aanvraag behandeld in gesloten zitting waar de schuldeiser en de aanvrager dienen te verschijnen, na een oproep door de rechter. De rechter zal een procedure die naar aanleiding van een door een schuldenaar of vereffenaar ingediende aanvraag voor insolventie is ingesteld, aanhouden indien er tegen de tijd dat hij een uitspraak doet over de aanvraag een insolventieaanvraag door een schuldeiser is ingediend. Tot het einde van de eerste zitting in de procedure ingesteld naar aanleiding van een door een schuldeiser ingediende aanvraag kunnen andere schuldeisers als partijen optreden, bezwaren indienen en schriftelijk bewijs overleggen. De rechter kent een zaaknummer toe aan de indiening op de dag waarop de aanvraag wordt ingediend en stelt een uiterste datum vast waarop hij een besluit over de aanvraag moet nemen. Die termijn mag niet langer zijn dan drie maanden.

Alvorens over de aanvraag te besluiten, kan de insolventierechter, op initiatief van de schuldeiser of ambtshalve, de volgende anticiperende en conservatoire maatregelen opleggen, indien nodig voor het behoud van de activa van de schuldenaar:

  • benoeming van een curator;
  • toestaan van een zekerheid in de vorm van derdenbeslag, uitwinning of andere conservatoire maatregelen;
  • aanhouden van een executieprocedure tegen eigendommen van de schuldenaar, behalve in het geval van een executieprocedure ingesteld ingevolge het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures;
  • toestaan van de bij wet voorziene maatregelen tot bescherming van de beschikbare activa van de schuldenaar;
  • verzegelen van gebouwen, uitrusting, transportvoertuigen enz. waarin persoonlijke eigendommen en bezittingen van de schuldenaar zijn opgeslagen, met uitzondering van woon- en andere ruimten die de schuldenaar nodig heeft om zijn bedrijf uit te oefenen of om aan bederf onderhevige goederen op te slaan.

Als de maatregelen door een schuldeiser worden verzocht, zal de rechter ze toestaan indien het verzoek van de schuldeiser wordt gestaafd door dwingend schriftelijk bewijs en/of indien ter hoogte van een door de rechter bepaald bedrag zekerheid wordt verstrekt om eventuele schade aan de schuldenaar te vergoeden ingeval vervolgens blijkt dat de schuldenaar niet insolvent is of geen overmatige schuldenlast heeft. De conservatoire maatregelen komen ten goede aan alle schuldeisers van de insolvente boedel en kunnen door de rechter worden opgeheven indien ze niet meer nodig zijn voor het behoud van de boedel en van de rechten van de schuldeisers.

De uitspraak wordt meegedeeld aan de partij waarop de maatregelen betrekking hebben en aan de partij die om de maatregelen heeft verzocht. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving beroep tegen worden aangetekend. Van een beroep gaat geen opschortende werking uit. Conservatoire maatregelen worden geacht te zijn opgeheven vanaf de dag waarop een uitspraak tot afwijzing van de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure wordt ingeschreven. De conservatoire maatregelen zijn van kracht tot de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure.

Wanneer insolventie of een overmatige schuldenlast wordt geconstateerd, stelt de rechter de insolventie of overmatige schuldenlast vast door middel van de uitspraak genoemd in artikel 630, lid 1, van de Handelswet, bepaalt hij de aanvangsdatum ervan, opent hij de insolventieprocedure, wijst hij een voorlopige curator aan, staat hij een zekerheid toe door middel van derdenbeslag, uitwinning of andere conservatoire maatregelen, en stelt hij een datum vast voor de eerste vergadering van schuldeisers, te houden uiterlijk één maand na de dag van de uitspraak.

Wanneer het evident is dat voortzetting van de activiteiten de insolvente boedel zal schaden, kan de rechter, op initiatief van de schuldenaar of de curator, het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten of een schuldeiser, de schuldenaar insolvent verklaren middels de uitspraak beoogd in artikel 630, lid 2, van de Handelswet en hem gelasten zijn handelsactiviteiten te staken, hetzij vanaf de dag waarop de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure is gedaan of vanaf een latere datum vóór de uiterste termijn voor het voorstellen van een herstelplan. Bij een uitspraak tot opening van een insolventieprocedure tegen een exploitant van water- en rioolvoorzieningen mag de rechter deze niet gelasten zijn activiteiten te staken voor er een nieuwe exploitant van water- en rioolvoorzieningen in het gebied is aangewezen.

De uitspraak tot opening van een insolventieprocedure is voor alle partijen bindend.

Nadat de rechter een insolventieprocedure heeft ingesteld of anticiperende en conservatoire maatregelen heeft opgelegd, zet de schuldenaar zijn handelsactiviteiten voort onder toezicht van de curator en kan hij uitsluitend nieuwe contracten afsluiten met voorafgaande toestemming van de curator en op voorwaarde dat hij zich blijft houden aan de in de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure gelaste maatregelen. De rechter kan de schuldenaar het recht ontnemen om zijn eigendom te beheren en erover te beschikken en dat recht aan de curator overdragen, indien hij van mening is dat de handelingen van de schuldenaar schadelijk zijn voor de belangen van schuldeisers.

Door middel van de uitspraak voorzien in artikel 631 van de Handelswet zal de rechter de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure afwijzen indien hij vaststelt dat de problemen van de schuldenaar van tijdelijke aard zijn of dat deze over voldoende activa beschikt om zijn schulden te dekken zonder dat de belangen van schuldeisers worden geschaad.

Indien de beschikbare activa niet toereikend zijn om de initiële kosten van de insolventieprocedure te dekken en deze kosten niet vooraf zijn voldaan, zal de rechter ingevolge artikel 632, lid 1, van de Handelswet een uitspraak doen tot vaststelling van insolventie of een overmatige schuldenlast, de insolventieprocedure openen, een zekerheid toestaan door middel van derdenbeslag, uitwinning of andere conservatoire maatregelen, gelasten dat de vennootschap haar handelsactiviteiten staakt, de schuldenaar insolvent verklaren en de procedure aanhouden, zonder te gelasten dat de inschrijving van de ondernemer in het Handelsregister wordt doorgehaald. Een aangehouden procedure kan worden heropend middels een verzoekschrift van de schuldenaar of de schuldeiser binnen één jaar nadat de uitspraak in het Handelsregister is ingeschreven. De procedure kan worden heropend indien de verzoeker aantoont dat er voldoende activa beschikbaar zijn, of het bedrag stort dat nodig is, om de initiële kosten te dekken. Indien geen der partijen verzoekt om de procedure te heropenen, zal de rechter de procedure beëindigen en gelasten dat de inschrijving van de ondernemer in het Handelsregister wordt doorgehaald. Dezelfde regels gelden indien tijdens de procedure blijkt dat de beschikbare activa van de schuldenaar onvoldoende zijn om de kosten van de insolventieprocedure te dekken.

Uitspraken ingevolge de artikelen 630 en 632 van de Handelswet zijn vatbaar voor beroep binnen zeven dagen vanaf de inschrijving ervan in het Handelsregister. Een uitspraak waarin een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure wordt afgewezen, is vatbaar voor beroep binnen zeven dagen vanaf de dag waarop deze wordt meegedeeld conform de procedure beschreven in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Een uitspraak ingevolge artikel 630 is uitvoerbaar bij voorraad.

Een insolventieprocedure wordt geacht te zijn geopend vanaf de dag van de inschrijving van de uitspraak ingevolge artikel 630, lid 1, van de Handelswet. Wanneer de uitspraak tot het openen van een insolventieprocedure wordt vernietigd, worden het derdenbeslag en de uitwinning geacht te zijn opgeheven, wordt de schuldenaar in zijn rechten hersteld en worden de bevoegdheden van de curator beëindigd per de datum van inschrijving van de definitieve uitspraak in het Handelsregister.

De rechter keurt het herstelplan van de onderneming goed of af door middel van een specifieke uitspraak. Bij goedkeuring van het herstelplan beëindigt de rechter de insolventieprocedure en benoemt hij het toezichthoudend orgaan dat is voorgesteld in het plan of gekozen door de vergadering van schuldeisers. De uitspraak is vatbaar voor beroep binnen zeven dagen na de dag van de inschrijving in het Handelsregister.

Door middel van de uitspraak voorzien in artikel 710 van de Handelswet verklaart de rechter de schuldenaar insolvent indien er binnen de geldende wettelijke periode geen herstelplan wordt voorgesteld of indien het voorgestelde plan niet wordt aangenomen of goedgekeurd. Dezelfde regel geldt in de gevallen voorzien in artikel 630, lid 2, artikel 632, lid 1 en artikel 709, lid 1, van de Handelswet (heropenen van de procedure in het geval van verzuim door de schuldenaar om aan zijn verplichtingen in het kader van het herstelplan te voldoen). Met dezelfde uitspraak verklaart de rechter de schuldenaar insolvent, gelast hij de insolvente onderneming haar handelsactiviteiten te staken, staat hij algemeen derdenbeslag en uitwinning ten aanzien van de eigendommen van de schuldenaar toe, beëindigt hij de bevoegdheden van de toezichthoudende organen van een schuldenaar die een rechtspersoon is, ontneemt hij de schuldenaar het recht de insolvente boedel te beheren en erover te beschikken, en gelast hij de omzetting in liquide middelen van de activa in de insolvente boedel en uitdeling van de opbrengst. De uitspraak waarin de insolventie wordt uitgesproken, geldt voor alle partijen en is aan inschrijving in het Handelsregister onderhevig. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen een periode van zeven dagen na de dag van de inschrijving beroep tegen worden aangetekend.

Vanaf het moment van inschrijving in het Handelsregister van de uitspraak waarin de insolventie wordt vastgesteld, worden de onroerende en roerende zaken van de schuldenaar en vorderingen van bonafide derden geacht in beslag te zijn genomen. Het algemeen beslag op de onroerende zaken en vaartuigen in eigendom van de schuldenaar wordt ingeschreven in de notariële registers of scheepsregisters op basis van de uitspraak waarin de schuldenaar insolvent wordt verklaard en die in het Handelsregister is ingeschreven. Alle geldelijke en niet-geldelijke verplichtingen van de schuldenaar worden jegens hem uitvoerbaar vanaf de dag van de uitspraak waarin de insolventie wordt vastgesteld. De marktwaarde in geld van niet-geldelijke vorderingen wordt bepaald op de dag van de uitspraak. Niet-geldelijke verplichtingen worden omgezet in geld op grond van hun marktwaarde op de dag van de uitspraak tot het openen van de insolventieprocedure.

Uitspraken van buitenlandse rechters waarin insolventie wordt vastgesteld, worden in Bulgarije erkend op grond van wederkerigheid indien ze zijn gedaan door een instantie van de Staat waar de schuldenaar zijn statutaire zetel heeft. Op verzoek van een schuldenaar, de door een buitenlandse rechter aangewezen curator of een schuldeiser kan de Bulgaarse rechter een aanvullende insolventieprocedure openen tegen een ondernemer die insolvent is verklaard door een buitenlandse rechter, indien deze ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit. In dat geval geldt de uitspraak uitsluitend voor de activa van de schuldenaar in Bulgarije.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Vanaf de dag van de uitspraak tot het openen van een insolventieprocedure vormen de eigendommen van de schuldenaar de insolvente boedel waaruit de vorderingen van alle schuldeisers voortvloeiend uit handelsschulden en niet-handelsschulden moeten worden voldaan.

Volgens het nationale recht omvat de insolvente boedel:

  • de activa in eigendom van de schuldenaar per de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure;
  • de activa door de schuldenaar verkregen na de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure;
  • tot de activa van een schuldenaar die eigenaar van een eenmanszaak is, behoren de helft van de persoonlijke eigendommen, rechten in persoonlijke eigendommen en kasdeposito's in bezit als huwelijksvermogen;
  • tot de activa van een schuldenaar die een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid is, behoren de helft van de persoonlijke eigendommen, rechten in persoonlijke eigendommen en kasdeposito's in bezit als huwelijksvermogen.

Door een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid niet betaalde aandelen of niet gestorte inbreng worden door de curator geïncasseerd om bij de insolvente boedel te worden gevoegd. Eventuele bijkomende recent geïncasseerde vorderingen van de schuldenaar, opbrengsten uit de verkoop van zijn activa en vorderingen waarvan schuldeisers afstand hebben gedaan, worden in de insolvente boedel opgenomen.

Indien de verkoopprijs van een onroerende zaak die als zekerheid is verstrekt hoger is dan de zekergestelde vordering, inclusief de opgebouwde rente, wordt het restbedrag opgenomen in de insolvente boedel. Deze regel geldt ook voor schuldeisers aan wie het recht is toegekend om een zekerheid aan te houden.

Indien de rechter een transactie in verband met de schuldeisers van de insolvente boedel nietig heeft verklaard, worden de door een derde verstrekte activa geretourneerd, en als die activa niet zijn opgenomen in de insolvente boedel of er geld verschuldigd is, zal de derde als schuldeiser deelnemen aan de procedure.

Indien de opbrengst van de te gelde gemaakte activa die zijn onderworpen aan conservatoire maatregelen opgelegd voor aanvang van de insolventieprocedure met het oog op zekerstelling van publiekrechtelijke schulden of waartegen executieprocedures voor de inning van publiekrechtelijke schulden lopen, groter is dan het bedrag van de vordering, inclusief de opgebouwde rente en de opgelopen invorderingskosten, dan stort de overheidsdeurwaarder het restbedrag op de bankrekening van de insolvente boedel. Indien de overheidsdeurwaarder de activa niet binnen zes maanden na aanvang van de insolventieprocedure te gelde maakt, gaan de activa over van de overheidsdeurwaarder op de curator en worden ze te gelde gemaakt in de insolventieprocedure. Indien een betaling ten gunste van een eiser wordt gedaan tussen de dag waarop een executieprocedure is aangehouden en de inschrijving van de opening van de insolventieprocedure, wordt het betaalde bedrag teruggestort in de insolvente boedel. Indien er stappen worden genomen om de zekerheid ten gunste van een zekerheidsgerechtigde schuldeiser te gelde te maken, wordt dat deel van de opbrengst dat hoger is dan het bedrag van de zekerheid bij de insolvente boedel gevoegd.

De volgende zaken behoren niet tot de insolvente boedel:

  • de activa van de schuldenaar en de vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid waarop geen beslag kan worden gelegd;
  • de financiële zekerheden bedoeld in artikel 22h en artikel 63a, lid 2, van de Wet inzake ondergrondse natuurlijke hulpbronnen;
  • de activa van exploitanten van water- en rioolvoorzieningen die nodig zijn voor hun primaire activiteiten, tot een nieuwe exploitant van water- en rioolvoorzieningen is aangewezen;
  • de bedragen gestort op de bankrekening bedoeld in artikel 60, lid 2, van de Wet inzake afvalbeheer.

Volgens het nationaal recht (artikelen 444 tot en met 447 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) kan executie niet zijn gericht tegen de volgende persoonlijke eigendommen van een schuldenaar die een natuurlijk persoon is:

  • zaken bestemd voor normaal gebruik door de schuldenaar en zijn gezin zoals vermeld in een door de Raad van Ministers aangenomen lijst;
  • de voedingsmiddelen die nodig zijn voor het levensonderhoud van de schuldenaar en zijn gezin gedurende een periode van een maand of, in het geval van landbouwproducenten, tot de nieuwe oogst of het equivalent daarvan in andere landbouwproducten;
  • de brandstof die nodig is voor drie maanden verwarming, koken en verlichting;
  • de machines, gereedschappen, apparaten en boeken die als wezenlijke persoonlijke eigendom worden beschouwd en die een freelance beroepsbeoefenaar of ambachtsman in staat stellen zijn beroep uit te oefenen;
  • de grond van een schuldenaar die landbouwproducent is, en in het bijzonder: tuinen en wijngaarden met een oppervlakte tot 0,5 ha of velden met een oppervlakte tot 3 ha, inclusief de nodige landbouwmachines, gereedschappen, kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en zaaigoed voor één jaar;
  • een span trekdieren, een koe en vijf stuks kleinvee, tien bijenkorven en pluimvee, inclusief het nodige voeder tot de nieuwe oogst of tot ze naar de weide worden gebracht om te grazen;
  • de woning van de schuldenaar, indien hij noch enig gezinslid die dezelfde leefruimte deelt, een andere woning bezit, ongeacht of de schuldenaar daarin woont. Indien de woning de huisvestingsbehoefte van de schuldenaar en zijn gezinsleden overtreft, als bepaald door een decreet van de Raad van Ministers, wordt het overtollige deel te koop gezet indien aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 39, lid 2, van de Eigendomswet is voldaan;
  • overige eigendommen waarop geen beslag kan worden gelegd en vorderingen die door andere wetgeving worden beschermd tegen executie.

Bovenstaande beperkingen gelden niet voor schuldenaren in verband met eigendom waarop recht van pand is gevestigd of dat met hypotheek is bezwaard, indien de eiser de schuldeiser uit hoofde van de zekerheid of hypotheek is. In verband met de grond en de woning van de schuldenaar gelden de beperkingen niet voor:

  • schuldenaren die onderhoudsuitkeringen verschuldigd zijn, vergoedingen die zijn toegekend in het kader van onrechtmatige daad en financiële tekorten die moeten worden aangezuiverd;
  • schuldenaren in andere, uitdrukkelijk bij wet bepaalde gevallen.

Waar de executie zich richt tegen het salaris van een schuldenaar of een andere voor werkzaamheden ontvangen beloning, of tegen een pensioen dat hoger is dan het minimumloon, kunnen de volgende inhoudingen worden toegepast:

  1. indien de maandelijkse vergoeding van de persoon die de genoemde kosten moet betalen, hoger is dan het minimumloon, maar niet meer bedraagt dan tweemaal het minimumloon: een derde indien deze persoon geen kinderen heeft en een kwart indien deze persoon kinderen heeft die daardoor worden onderhouden;
  2. indien de maandelijkse vergoeding van de persoon die de genoemde kosten moet betalen, hoger is dan tweemaal het minimumloon, maar niet meer bedraagt dan viermaal het minimumloon: de helft indien deze persoon geen kinderen heeft en een derde indien deze persoon kinderen heeft die daardoor worden onderhouden;
  3. indien de maandelijkse vergoeding van de persoon die de genoemde kosten moet betalen, hoger is dan viermaal het minimumloon: het bedrag dat tweemaal het minimumloon overstijgt indien deze persoon geen kinderen heeft en het bedrag dat tweeënhalf keer het minimumloon overstijgt indien deze persoon kinderen heeft die daardoor worden onderhouden.

In deze gevallen worden het maandsalaris of de maandelijkse beloning berekend na aftrek van belasting en verplichte socialezekerheidsbijdragen. Deze beperkingen gelden echter niet voor vorderingen voortvloeiend uit onderhoudsuitkeringen. In dat geval wordt het voor levensonderhoud toegekende bedrag volledig in mindering gebracht en worden de inhoudingen op het salaris of andere beloning voor werkzaamheden of een pensioen, in verband met andere verplichtingen van de persoon die gelast wordt achterstallige onderhoudsuitkeringen te betalen, in mindering gebracht op het restant van het totale inkomen. Executie gericht tegen onderhoudsvorderingen is niet toegestaan. Executie gericht tegen beurzen is alleen toegestaan in verband met vorderingen voortvloeiend uit onderhoudsuitkeringen.

Een eventuele afstandsverklaring, door een schuldenaar die een natuurlijk persoon is, van de aan zijn persoonlijke eigendom, salaris of andere beloning voor werk, of pensioen toegekende bescherming, is nietig.

In artikel 22h en artikel 63a, lid 2, van de Wet inzake ondergrondse natuurlijke hulpbronnen zijn de eisen vastgelegd voor de financiële zekerheden die de exploitant, vergunninghouder of concessiehouder moet verstrekken aan de minister voor Energiezaken alvorens werkzaamheden in het kader van de vergunning aan te vangen, te weten: een onherroepelijke bankgarantie afgegeven ten behoeve van de minister voor Energiezaken; een trustrekening bij een door de exploitant opgegeven en voor de minister voor Energiezaken aanvaardbare bank; een verzekeringspolis waarin de minister voor Energiezaken als begunstigde wordt genoemd; een documentair accreditief in het kader waarvan gelden uitsluitend mogen worden opgenomen ter uitvoering van de gespecificeerde werkzaamheden of een andere, in overleg met de minister voor Energiezaken vastgestelde wettelijke zekerheid.

In artikel 60, lid 2, van de Wet inzake afvalbeheer zijn de eisen voor de te verstrekken zekerheden ter dekking van toekomstige kosten voor de sluiting van stortplaatsen en nazorg als volgt vastgelegd: maandelijkse inhoudingen gestort in een trustrekening van de Regionale Milieu- en Waterinspectiedienst die verantwoordelijk is voor het gebied waar de stortplaats is gelegen; maandelijkse inhoudingen gestort op een voor dit doel bestemde rekening die geblokkeerd is tot alle maatregelen ten aanzien van de sluiting van de stortplaats en nazorg zijn voltooid en goedgekeurd, behoudens voor zover het gebruik van de gelden uitdrukkelijk is toegestaan; of een bankgarantie afgegeven ten gunste van de bevoegde Regionale Milieu- en Waterinspectiedienst die verantwoordelijk is voor het gebied waar de stortplaats is gelegen.

De laatste vergadering van schuldeisers neemt een besluit aan over de onverkoopbare persoonlijke eigendommen in de insolvente boedel en kan daarin bepalen dat persoonlijke eigendommen van verwaarloosbare waarde of vorderingen waarvan de inning onredelijke inspanningen zou vergen, aan de schuldenaar worden geretourneerd.

Nadat alle schulden volledig zijn betaald, wordt het restant van de insolvente boedel aan de schuldenaar geretourneerd.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

De schuldenaar en de curator in de insolventieprocedure zijn tot het volgende gerechtigd:

  • aantekenen van bezwaar tegen de balans en het rapport die door de vereffenaar zijn opgesteld wanneer er een procedure tegen een in liquidatie verkerende vennootschap is geopend. De rechter zal binnen 14 dagen uitspraak doen over het bezwaar met een besluit dat niet vatbaar is voor beroep;
  • verzoeken dat de rechter de schuldenaar insolvent verklaart en deze gelast zijn handelsactiviteiten te staken, hetzij vanaf de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure of vanaf een latere datum, echter vóór het vervallen van de uiterste termijn voor het voorstellen van een herstelplan, wanneer het evident is dat voortzetting van de activiteiten de insolvente boedel zou schaden;
  • de rechter verzoeken om in te stemmen met de bij wet voorziene conservatoire maatregelen tot bescherming van de beschikbare activa van de schuldenaar;
  • een herstelplan voorstellen;
  • de rechter verzoeken om een vergadering van schuldeisers te beleggen.

De handelingen van de schuldenaar en de curator worden vastgelegd in een openbaar register dat eventueel elektronisch wordt bijgehouden en dat beschikbaar is bij de griffie van de insolventierechter.

De schuldenaar, zijn vertegenwoordiger en de curator mogen rechtstreeks noch door middel van een plaatsvervanger of een andere verbonden partij deelnemen aan biedingen of als kopers deelnemen aan veilingen voor de verkoop van persoonlijke eigendommen of eigendomsrechten behorend tot de insolvente boedel. Wanneer een eigendomsrecht wordt verkregen door een bieder die hiervoor niet in aanmerking komt, is de verkoop nietig en wordt het door de koper betaalde geld aangehouden en gebruikt ter voldoening van de vorderingen van schuldeisers.

Nadat de rechter een insolventieprocedure heeft geopend of anticiperende en conservatoire maatregelen heeft opgelegd, zet de schuldenaar zijn bedrijfsactiviteiten voort onder toezicht van de curator en kan hij uitsluitend nieuwe contracten afsluiten met voorafgaande toestemming van de curator en op voorwaarde dat hij zich blijft houden aan de in de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure gelaste maatregelen.

De rechter kan de schuldenaar het recht ontnemen om zijn eigendom te beheren en erover te beschikken en dat recht aan de curator overdragen, indien hij van mening is dat de handelingen van de schuldenaar schadelijk zijn voor de belangen van schuldeisers.

Schuldenaar

Binnen dertig dagen nadat hij insolvent is geworden of een overmatige schuldenlast heeft opgelopen, moet een schuldenaar de rechter om toestemming vragen voor het openen van een insolventieprocedure. De aanvraag wordt ingediend door de schuldenaar, de erfgenaam van de schuldenaar, een bestuursorgaan, gevolmachtigde of vereffenaar van de commerciële onderneming, of door een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid. Wanneer de aanvraag wordt ingediend door een gevolmachtigde is er een expliciete volmacht nodig. In de aanvraag kan de schuldenaar een herstelplan voorstellen en een persoon aanwijzen die voldoet aan de eisen gesteld aan te benoemen curatoren, indien de rechter de opening van een insolventieprocedure gelast.

De schuldenaar kan, in persoon of door middel van een bevoegde vertegenwoordiger, alle noodzakelijke procedurele maatregelen in de insolventieprocedure nemen, evenals in procedures inzake vorderingen tot verkrijging van een verklaring van recht of tot nietigverklaring, met uitzondering van die maatregelen welke strikt onder de bevoegdheid van de curator vallen.

Onder bepaalde omstandigheden hebben de schuldenaar en zijn gezin recht op een onderhoudsuitkering. Het bedrag van die uitkering wordt bepaald door de rechter en behoort tot de onkosten van de insolventieprocedure.

Een schuldenaar kan aan de vergadering van schuldeisers deelnemen indien de schuldeisers dat nodig achten.

Op initiatief van de schuldenaar kan de rechter een besluit van de vergadering van schuldeisers vernietigen indien dat besluit onrechtmatig is of de belangen van een aantal van de schuldeisers ernstig schaadt.

De schuldenaar kan schriftelijk bezwaar aantekenen tegen een door de curator erkende of afgewezen vordering, met afschrift aan de curator, binnen zeven dagen na publicatie van de lijsten van toegelaten en afgewezen vorderingen in het Handelsregister. De schuldenaar kan een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet aanhangig maken binnen 14 dagen na de publicatie van de gerechtelijke beschikking waarin de lijst in het Handelsregister wordt goedgekeurd, indien de rechter het bezwaar van de schuldenaar tegen een door de curator goedgekeurde vordering afwijst of een vordering heeft opgenomen in de lijst van goedgekeurde vorderingen.

De schuldenaar kan de rechter verzoeken de benoemde curator uit zijn functie te ontheffen indien de curator zich niet van zijn taken kwijt of indien hij handelt op een wijze die de belangen van de schuldeiser of schuldenaar schaadt.

De schuldenaar kan de door de rechter uitgebrachte toekenningsbeslissing in de verkoop van persoonlijke eigendommen en eigendomsrechten in de insolvente boedel betwisten.

De schuldenaar kan bij de rechter een schriftelijk bezwaar indienen tegen de uitdelingsrekening en het bevel waarmee de rekening is goedgekeurd, betwisten.

De schuldenaar kan verzoeken dat de rechter, ten tijde van goedkeuring van het herstelplan door een specifieke uitspraak of op een later tijdstip, met het oog op het behoud van activa en ten behoeve van de uitvoering van het plan, activa aanwijst die de schuldenaar mag verkopen met voorafgaande toestemming van het toezichthoudend orgaan of, indien er geen toezichthoudend orgaan is, met voorafgaande toestemming van de rechter, of dat de rechter een of meerdere leden van het toezichthoudend orgaan vervangt.

Ingevolge artikel 740 van de Handelswet kan een schuldenaar in iedere fase van de procedure een akkoord treffen met alle schuldeisers met toegelaten vorderingen teneinde hun geldelijke vorderingen af te doen. In dit geval vertegenwoordigt de curator niet de schuldenaar als partij. Indien de schuldenaar zijn verplichtingen ingevolge het akkoord niet nakomt, kunnen schuldeisers wier vorderingen goed zijn voor ten minste 15 % van het totale bedrag aan vorderingen verzoeken om hervatting van de insolventieprocedure.

De schuldenaar kan om hervatting van de insolventieprocedure verzoeken binnen één jaar na de dag van de inschrijving in het Handelsregister van het besluit om de procedure aan te houden, waarbij hij heeft vastgesteld dat er voldoende activa beschikbaar zijn of het bedrag heeft gestort dat nodig is om de initiële proceskosten te dekken.

De schuldenaar kan de rechter vragen een aangehouden procedure binnen één jaar na de dag van het bevel om de procedure aan te houden te hervatten, indien gedurende die periode voor betwiste vorderingen gereserveerde bedragen vrijkomen of activa worden ontdekt die niet bekend waren tijdens de insolventieprocedure.

De schuldenaar kan de rechter verzoeken hem restitutio in integrum te verlenen ten aanzien van zijn voor herstel in aanmerking komende rechten, indien hij alle in de procedure toegelaten schulden volledig heeft voldaan, inclusief de rente en gemaakte onkosten. De schuldenaar wordt in zijn rechten hersteld zonder dat alle schulden zijn betaald indien de insolventie is veroorzaakt door ongunstige zakelijke en economische ontwikkelingen. Partners met onbeperkte aansprakelijkheid worden onder gelijke voorwaarden in hun rechten hersteld. De gerechtelijke uitspraak waarmee restitutio in integrum wordt verleend, is niet vatbaar voor beroep. De schuldenaar heeft zeven dagen om een besluit tot afwijzing van zijn verzoek aan te vechten. De definitieve uitspraak wordt in het door het Handelsregister bijgehouden zaakdossier van de insolvente ondernemer bijgeschreven.

De schuldenaar kan tegen het eindverslag van de curator dat deze vóór het einde van zijn benoeming opstelt, bezwaar aantekenen binnen zeven dagen vanaf de dag waarop het verslag aan de rechter wordt aangeboden. De rechter doet binnen 14 dagen uitspraak over het verslag en zijn uitspraak is niet vatbaar voor beroep.

De schuldenaar is gerechtigd tot het eventuele restant van de insolvente boedel na de volledige en definitieve afhandeling van zijn schulden.

Indien de door een schuldeiser ingediende aanvraag voor insolventie middels een definitieve uitspraak is afgewezen, heeft de schuldenaar – hetzij een natuurlijk persoon, hetzij een rechtspersoon – recht op een schadevergoeding indien de schuldeiser met opzet of grove nalatigheid heeft gehandeld. Schadevergoeding is verschuldigd voor alle als gevolg van de onrechtmatige daad geleden materiële en immateriële schade. Indien handelingen van de schuldenaar hebben bijgedragen aan de schade, wordt de schadevergoeding mogelijk verminderd. Indien de aanvraag voor toestemming tot het openen van een insolventieprocedure door meerdere schuldeisers is ingediend, zijn deze schuldeisers hoofdelijk aansprakelijk.

De schuldenaar dient uiterlijk 14 dagen na het openen van de insolventieprocedure het volgende aan de rechter en de curator te verstrekken:

  1. de noodzakelijke informatie over de bedrijfsactiviteiten van de vennootschap en de eigendommen van de schuldenaar;
  2. een overzicht van de in de laatste zes maanden voor aanvang van de insolventieprocedure gedane betalingen in contanten of per bankoverschrijving van bedragen hoger dan 1200 BGN;
  3. een overzicht van de door de schuldenaar aan verbonden partijen gedane betalingen gedurende de laatste twaalf maanden voor aanvang van de insolventieprocedure;
  4. een notariële verklaring waarin alle persoonlijke eigendommen, eigendomsrechten en vorderingen vermeld staan, alsmede de namen en adressen van de desbetreffende schuldenaren.

De schuldenaar voorziet de rechter of de curator binnen zeven dagen na de dag van een schriftelijk verzoek daartoe, van informatie over zijn activa en bedrijfsactiviteiten, inclusief alle relevante documenten. De informatie dient actueel te zijn per de datum van het verzoek. Bij verzuim legt de rechter een boete op.

Uiterlijk één maand na de dag van het besluit tot aanhouden van de insolventieprocedure vanwege niet-betaling van de initiële kosten van de insolventieprocedure beëindigt de schuldenaar de arbeidsovereenkomsten van zijn werknemers en bedienden, stelt hij het bevoegde plaatselijke directoraat van het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten op de hoogte, geeft hij de voor socialeverzekeringsdoeleinden vereiste documenten af waaruit de werkervaring en duur van het dienstverband van genoemde werknemers en bedienden blijken, stelt hij een referentiedocument op waarin alle personen met gegarandeerde vorderingen staan vermeld in het kader van de Wet inzake gegarandeerde vorderingen werknemers en bedienden in geval van insolventie van de werkgever alsmede de verordeningen waarin de regels voor de implementatie ervan zijn vastgelegd, en overhandigt hij de bedrijfsadministratie aan het bevoegde plaatselijke kantoor van het Nationaal Verzekeringsinstituut.

De schuldenaar brengt aan het in het herstelplan genoemde toezichthoudend orgaan ten minste eenmaal per kwartaal verslag uit over zijn activiteiten en de maatregelen die zijn genomen om dat plan te implementeren en stelt dat orgaan op de hoogte van eventuele omstandigheden die een wezenlijk effect op het herstel kunnen hebben.

De bestuursorganen van de schuldenaar kunnen slechts met voorafgaande toestemming van de toezichthoudende organen over de volgende zaken een besluit nemen:

  • herstructurering van de schuldenaar;
  • de sluiting of overdracht van ondernemingen of substantiële delen daarvan;
  • vastgoedtransacties anders dan routinematige handelingen en transacties in verband met het beheer van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar;
  • een substantiële wijziging van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar;
  • substantiële organisatorische wijzigingen;
  • het tot stand brengen of beëindigen van duurzame samenwerking die van wezenlijk belang is voor de tenuitvoerlegging van het herstelplan;
  • opening of sluiting van filialen.

Het door de rechter goedgekeurde herstelplan heeft een verplichtend karakter voor de schuldenaar, die de structurele veranderingen onverwijld dient te implementeren.

De schuldenaar onthoudt zich van de in de artikelen 645, 646 en 647 van de Handelswet vermelde handelingen en transacties binnen de termijnen en onder de voorwaarden die daarin zijn vermeld; blijft hij hierin in gebreke, dan kunnen deze handelingen en transacties ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel nietig worden verklaard.

Curator

Ingevolge de Bulgaarse wetgeving is een curator een natuurlijk persoon die:

  1. niet als meerderjarige is veroordeeld voor een vrijwillig begaan strafbaar feit, tenzij hiervoor volledige gerechtelijke rehabilitatie is verleend;
  2. niet is gehuwd met, en geen bloedverwant in rechte lijn, zijverwant tot de zesde graad of aanverwant tot de derde graad is van de schuldenaar of schuldeiser;
  3. geen schuldeiser in de insolventieprocedure is;
  4. geen insolvente schuldenaar is aan wie geen restitutio in integrum is verleend;
  5. geen betrekkingen met de schuldenaar of met de schuldeiser heeft die aanleiding kunnen geven tot redelijke twijfel aangaande zijn onpartijdigheid;
  6. een universitaire graad in de economische of rechtswetenschappen en ten minste drie jaar relevante beroepservaring heeft;
  7. met goed gevolg een competentietest heeft afgelegd conform de in een specifiek reglement vastgelegde regels en procedure en is opgenomen in een lijst van specialisten die voldoen aan de criteria voor benoeming als curator, goedgekeurd door de minister van Justitie en gepubliceerd in de Staatscourant;
  8. niet als curator uit zijn functie ontheven is op grond van plichtsverzuim of handelingen die de belangen van schuldeisers of de schuldenaar hebben geschaad; niet van het door de Centrale Bank aangehouden register is geschrapt of naar inzicht van het Fonds of op voorstel van de minister van Financiën uit zijn functie is ontheven vanwege plichtsverzuim of handelingen die schadelijk zijn voor de belangen van schuldeisers;
  9. geen onderwerp is geweest van de maatregelen voorzien in artikel 65, lid 2, punt 11, van de Bankenwet of artikel 103, lid 2, punt 16, van de Wet inzake kredietinstellingen.

De minister van Justitie haalt de inschrijving van een curator op de lijst door wanneer sprake blijkt van een schending van de aan het ambt van curator verbonden bevoegdheden en plichten, ongeacht of deze schending al dan niet is vastgesteld door de insolventierechter, en ziet erop toe dat de gewijzigde lijst in de Staatscourant wordt gepubliceerd.

De aan de curator toekomende bevoegdheden kunnen door verschillende personen worden uitgeoefend. In dat geval worden besluiten met eenparigheid van stemmen aangenomen en worden maatregelen gezamenlijk getroffen, tenzij de schuldeisers of, in het geval van een geschil tussen de partijen die de bevoegdheden van curator uitoefenen, de rechter, anders beslissen/beslist. Indien de aan de curator toekomende bevoegdheden worden uitgeoefend door verschillende personen die besluiten met eenparigheid van stemmen aannemen en gezamenlijk optreden, zijn deze personen hoofdelijk aansprakelijk.

De curator betaalt een jaarlijkse vergoeding in verband met nascholing. De inschrijving van een curator die verzuimt deze vereiste vergoeding tijdig te betalen, wordt doorgehaald. Uiterlijk drie dagen na de benoeming van een curator en vóór deze is bevestigd, sluit de curator een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af voor de gehele duur van de insolventieprocedure teneinde beschermd te zijn tegen vorderingen voor schade die voortvloeit uit schending van de verplichtingen van zijn ambt.

De minister van Justitie organiseert gezamenlijk met de minister van Economische Zaken jaarlijkse opleidingscursussen voor curatoren.

Volgens de Handelswet vallen curatoren in de volgende categorieën uiteen:

  • voorlopige curatoren benoemd in de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure;
  • voorlopige curatoren benoemd bij wijze van conservatoire maatregel;
  • permanente curatoren, die gekozen kunnen worden door de vergadering van schuldeisers of, indien die vergadering het niet eens kan worden over een benoeming, door de rechter;
  • assistent-curatoren;
  • ambtshalve curatoren, die worden benoemd wanneer een permanente curator wordt ontslagen en diens functie vervullen tot er een nieuwe permanente curator is aangewezen.

De bevoegdheden van de voorlopige curator zijn gelijk aan die van de permanente curator. Daarnaast stelt de voorlopige curator binnen 14 dagen na de dag waarop de insolventieprocedure is ingesteld de volgende documenten op:

  • een overzicht van de schuldeisers op basis van de boekhouding van de schuldenaar, in welk overzicht het bedrag van hun vorderingen staat aangegeven alsmede welke schuldeisers aan de schuldenaar verbonden zijn of in de laatste drie jaar voor de opening van de insolventieprocedure aan de schuldenaar verbonden zijn geweest op basis van de in het Handelsregister en in de boekhouding van de schuldenaar beschikbare informatie;
  • een gewaarmerkte kopie van de boekhouding van de schuldenaar;
  • een schriftelijk verslag inzake de redenen voor de insolventie, de huidige activa van de schuldenaar, de genomen conservatoire maatregelen en de mogelijkheden voor herstructurering van de vennootschap.

De voorlopige curator woont de eerste vergadering van schuldeisers bij.

De insolventierechter benoemt de op de vergadering van schuldeisers gekozen curator, mits deze beantwoordt aan de genoemde eisen en hij zijn voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend in de vorm van een notariële verklaring, en stelt de dag vast waarop de curator zijn taken op zich dient te nemen. Op het moment van zijn benoeming dient de curator een notariële verklaring in die blijk geeft van de aan- of afwezigheid van bepaalde juridische belemmeringen voor de uitoefening van de in de Handelswet beschreven verplichtingen van zijn ambt, zoals aandeelhouderschap in een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of vennootschap op aandelen, het gelijktijdig uitoefenen van de taken van vereffenaar en curator, en het bekleden van andere bezoldigde ambten. De curator stelt de insolventierechter onmiddellijk op de hoogte indien van een van deze omstandigheden sprake is. De curator aanvaardt zijn functie op de door de rechter vastgestelde dag. Indien hij verzuimt dit te doen, zal de rechter de benoemde curator binnen zeven dagen vervangen door een ander persoon, gekozen uit de door de eerste vergadering van schuldeisers voorgedragen personen. Indien er geen alternatieve personen waren voorgedragen, wordt een curator uit de relevante lijst benoemd en wordt er een nieuwe vergadering van schuldeisers belegd. Indien de vergadering van schuldeisers er niet in slaagt om overeenstemming te bereiken over de benoeming van een curator of een besluit te nemen over diens beloning, wordt de beloning voor de curator vastgesteld door de rechter.

In de volgende gevallen wordt de curator door de rechter uit zijn ambt ontheven:

  1. op schriftelijk verzoek van de curator;
  2. indien de curator juridisch handelingsonbekwaam wordt;
  3. indien de curator niet meer aan de wettelijk vastgelegde eisen voldoet;
  4. op verzoek van de schuldeisers die meer dan de helft van het totale bedrag aan vorderingen vertegenwoordigen;
  5. bij een door de vergadering van schuldeisers genomen besluit;
  6. in gevallen waarin de curator niet meer bij machte is zijn bevoegdheden uit te oefenen;
  7. in geval van overlijden.

De rechter kan, ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar, de commissie van schuldeisers of een schuldeiser, de curator te allen tijde uit zijn functie ontheffen, indien deze tekortschiet in het vervullen van zijn plichten of handelt op een wijze die de belangen van de schuldeiser of schuldenaar schaadt. Een op eigen verzoek ontslagen curator blijft zijn taken vervullen tot er een nieuwe curator is benoemd. Het bevel tot ontslag van de curator is uitvoerbaar bij voorraad en een daartegen aangetekend beroep heeft geen opschortende werking. Vernietiging van het ontslagbevel leidt niet tot herbenoeming van de als curator ontslagen partij in de insolventieprocedure. De rechter zal oproepen tot een vergadering van schuldeisers en deze opdragen een nieuwe curator voor te dragen. Totdat een vervanger is gekozen, worden de taken van curator uitgevoerd door een door de rechter aangewezen ambtshalve curator.

De curator verzoekt uiterlijk drie dagen nadat hij zijn functie heeft aanvaard dat de verzegelde eigendommen van de schuldenaar worden vrijgegeven en maakt een inventaris op van het onroerend goed en persoonlijk bezit, contant geld, waardevolle eigendommen, effecten, contracten, vorderingen enz. van de schuldenaar, waaronder ook persoonlijke eigendommen die in het bezit zijn van derden. De curator maakt de inventaris op, en stelt een aanvullende inventaris op indien op een later tijdstip andere activa worden aangetroffen. Vanaf het moment dat de inventaris wordt opgemaakt, is de curator verantwoordelijk voor de daarin beschreven activa, tenzij deze aan de schuldenaar of aan een derde in bewaring worden gegeven.

De curator is gerechtigd tot het volgende:

  1. vertegenwoordigen van de onderneming;
  2. beheren van de lopende zaken van de onderneming;
  3. toezien op de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar indien diens recht om bedrijfsactiviteiten uit te oefenen is beperkt;
  4. verkrijgen en bijhouden van de boekhouding en voeren van de bedrijfscorrespondentie van de onderneming;
  5. navraag doen naar en vaststellen van de activa van de schuldenaar;
  6. in bij wet bepaalde gevallen, verzoeken dat contracten waarbij de schuldenaar partij is worden beëindigd, opgezegd of vernietigd;
  7. deelnemen aan rechtsgedingen waarin de onderneming partij is en namens de onderneming zaken in rechte aanhangig maken;
  8. aan de schuldenaar verschuldigde gelden innen en de opbrengst op een bijzondere rekening storten;
  9. met toestemming van de rechter, beschikken over de banktegoeden van de schuldenaar, indien nodig voor het beheer en het behoud van de activa van de schuldenaar;
  10. navraag doen naar en vaststellen van de identiteit van de schuldeisers van de schuldenaar;
  11. krachtens gerechtelijke beschikking oproepen tot en beleggen van vergaderingen van schuldeisers;
  12. een herstelplan voorstellen;
  13. nemen van de noodzakelijke maatregelen om de eigendomsbelangen van de schuldenaar in andere vennootschappen te beëindigen;
  14. de insolvente boedel te gelde maken;
  15. nemen van andere, bij wet voorgeschreven en door de rechter gelaste maatregelen.

Alle overheidsorganen en -instellingen zijn verplicht de curator te helpen bij de vervulling van zijn plichten.

Met ingang van de dag waarop de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure in kracht van gewijsde gaat, worden gelden ter voldoening van de vorderingen van de schuldenaar aanvaard door de curator.

De curator zorgt ervoor dat de lijsten van toegelaten en afgewezen vorderingen, samen met de jaarrekeningen van de schuldenaar worden gepubliceerd in het Handelsregister zodra deze definitief zijn, en stelt ze beschikbaar aan de schuldeisers en de schuldenaar bij de griffie van de rechtbank.

Om de omvang van de insolvente boedel te vergroten, zal de curator niet-gestorte aandelen en bijdragen van vennoten in vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid innen en mogelijk een vordering in verband met de insolventieprocedure instellen ingevolge de artikelen 645, 646 en 647 van de Handelswet en artikel 135 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten, en in verband met die vordering overeenkomstige vorderingen tot nakoming aanhangig maken. Indien de vordering door een schuldeiser wordt ingesteld, benoemt de rechter de curator ambtshalve als medeëiser. De curator is verplicht aan een procedure deel te nemen die wordt ingesteld in verband met een zaak tot verkrijging van een verklaring van recht ingesteld door de schuldenaar of een schuldeiser ingevolge artikel 694 van de Handelswet.

De curator draagt zorg voor de verkoop van eigendomsrechten die deel uitmaken van de insolvente boedel na hiervoor toestemming te hebben gekregen van de rechter, stelt een schema op voor de uitdeling van de beschikbare bedragen onder de schuldeisers met vorderingen ingevolge artikel 722, lid 1, van de Handelswet, afhankelijk van rangorde, preferentie en zekerheden, draagt ervoor zorg dat het schema in het Handelsregister wordt ingeschreven en keert overeenkomstig het schema bedragen uit. Bij gerechtelijke beschikking stort de curator de bedragen die op het moment van de definitieve uitdeling zijn gereserveerd voor niet-geïnde of betwiste vorderingen bij een bank.

Als de schuldenaar met alle schuldeisers met toegelaten vorderingen tot een schikking komt, vertegenwoordigt de curator niet de schuldenaar als partij.

De curator dient de bevoegdheden van zijn ambt zorgvuldig en oordeelkundig uit te oefenen. Het is de curator niet toegestaan zijn bevoegdheden aan een derde te delegeren zonder de uitdrukkelijke toestemming van de rechter. Het is de curator noch in persoon noch via een verbonden partij toegestaan onderhandelingen te voeren namens de schuldenaar. Het is de curator op geen enkele wijze, noch rechtstreeks noch via een ander persoon, toegestaan om persoonlijke eigendommen of eigendomsrechten uit de insolvente boedel te verwerven. Deze beperking geldt ook voor de echtgenoot of echtgenote van de curator, zijn bloedverwanten in rechte lijn en zijn zijverwanten tot de zesde graad en aanverwanten tot de derde graad. Het is de curator niet toegestaan feiten, gegevens en informatie openbaar te maken waarvan hij in de uitoefening van de hem uit hoofde van zijn ambt toekomende bevoegdheden en plichten kennis heeft genomen.

Indien een curator zijn verplichtingen niet of niet naar behoren nakomt, kan de rechter de curator een boete ten bedrage van maximaal één maand beloning opleggen. De curator is een vergoeding verschuldigd ten bedrage van de wettelijke rente voor enige vertraging bij het overmaken van de door hem ontvangen bedragen naar een bank. De curator is een vergoeding aan de schuldenaar en schuldeisers verschuldigd voor enige bij de vervulling van zijn plichten op toerekenbare wijze veroorzaakte schade.

Indien de curator zijn activiteiten beëindigt, draagt hij de boekhouding, grootboeken en rekeningen, samen met eventuele in bewaring gegeven eigendommen, onmiddellijk over aan de nieuwe curator of een door de rechter aangewezen persoon, en, indien het herstelplan in overweging wordt genomen [door de vergadering van schuldeisers], aan de schuldenaar. De bevoegdheden van de curator eindigen bij de afsluiting van de insolventieprocedure. De curator draagt de boekhouding en het restant van de eigendommen van de schuldenaar over aan diens bestuursorgaan. De curator wordt in zijn rechten hersteld indien wordt besloten de insolventieprocedure te heropenen.

De rol van assistent-curator is geïntroduceerd in 2017. Een assistent-curator is een natuurlijk persoon die aan alle aan curatoren gestelde eisen voldoet, behalve de volgende: beschikken over relevante beroepservaring van ten minste twee jaar; zijn geslaagd voor een competentietest conform de in een specifiek reglement vastgelegde procedure; en zijn opgenomen in een door de minister van Justitie goedgekeurde en in de Staatscourant gepubliceerde lijst van specialisten die als curatoren kunnen worden benoemd. Assistent-curatoren mogen nimmer onderworpen zijn geweest aan de maatregelen voorzien in artikel 65, lid 2, punt 11, van de Bankenwet of artikel 103, lid 2, punt 16, van de Wet inzake kredietinstellingen.

Om als assistent-curator te kunnen worden benoemd, dienen kandidaten te zijn geslaagd voor een competentietest conform een in een reglement vastgestelde procedure. De minister van Justitie geeft opdracht om assistent-curatoren die aan de verplichte competentie-eisen voldoen, bij te schrijven op een speciaal daarvoor bestemde lijst.

Het is de assistent-curator toegestaan bepaalde maatregelen te nemen die onder de bevoegdheid van de curator vallen, mits dat geschiedt in opdracht van de curator en conform de geldende procedure (op grond van autorisatie met de uitdrukkelijke toestemming van de rechter). Het is de assistent-curator toegestaan bepaalde documenten te ondertekenen die verband houden met de werkzaamheden van de curator, onder toevoeging van het woord "assistent-curator" aan zijn handtekening. De assistent-curator is samen met de curator hoofdelijk aansprakelijk voor bij de vervulling van zijn plichten op toerekenbare wijze veroorzaakte schade. De verhouding tussen een curator en een assistent-curator is geregeld in een overeenkomst. Bij afwezigheid van speciale regels zijn op de activiteiten van assistent-curatoren de regels geldend voor curatoren van toepassing.

De curator die bij uitspraak van een buitenlandse rechter is aangewezen, oefent de rechten uit die aan zijn ambt zijn verbonden in het land waar de insolventieprocedure is geopend, zolang zijn gedragingen niet in strijd zijn met de openbare orde in de Republiek Bulgarije. Op verzoek van de door een buitenlandse rechter aangewezen curator kan de Bulgaarse rechter een aanvullende insolventieprocedure openen tegen een ondernemer die insolvent is verklaard door een buitenlandse rechter indien deze ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit. Voor de goedkeuring van het herstelplan in de aanvullende insolventieprocedure is de toestemming van de curator in de hoofdzaak vereist. Een door de curator ingediende vordering tot nietigverklaring van een transactie in de hoofdinsolventieprocedure of de aanvullende insolventieprocedure wordt geacht te zijn ingediend in beide procedures.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

In een insolventieprocedure kan de vordering van een schuldeiser worden verrekend met de aansprakelijkheid van de schuldeiser jegens de schuldenaar, indien beide schulden reeds bestonden vóór de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure, deze wederzijds uitvoerbaar en van dezelfde soort waren, en de vordering van de schuldeiser opeisbaar was geworden. Indien de vordering van de schuldeiser opeisbaar wordt tijdens de insolventieprocedure of als gevolg van de uitspraak waarin de schuldenaar insolvent wordt verklaard, vooropgesteld dat beide schulden als gevolg van de uitspraak in dezelfde categorie in de rangorde vallen, kan de schuldeiser zijn schuld pas verrekenen nadat de schuld opeisbaar is geworden of de twee schulden dezelfde plaats in de rangorde hebben verkregen. De curator dient van de verklaring tot verrekening in kennis te worden gesteld.

Een verrekening kan ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel nietig worden verklaard indien de schuldeiser de vordering heeft verkregen en de schuld is aangegaan vóór de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure en er ten tijde van de verkrijging van de vordering of het aangaan van de schuld van op de hoogte was dat de schuldenaar insolvent was of een overmatige schuldenlast had of dat er een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure was ingediend. Ongeacht het moment waarop de wederzijdse schulden zijn aangegaan, is een verrekening die door de schuldenaar is gerealiseerd na de verklaring van insolventie of overmatige schuldenlast maar niet eerder dan één jaar voor de dag waarop de aanvraag is ingediend, nietig ten opzichte van de schuldeisers van de insolvente boedel, behalve voor het deel van de schuld dat de schuldeiser zou ontvangen op het moment van uitdeling volgend op de tegeldemaking van de activa.

Een vordering tot nietigverklaring van een verrekening kan aanhangig worden gemaakt door de curator of, indien er geen vordering door de curator aanhangig wordt gemaakt, door iedere schuldeiser van de insolvente boedel, binnen een jaar na de dag waarop de insolventieprocedure werd geopend of de dag van de uitspraak tot heropening van een aangehouden insolventieprocedure. Indien de schuld is verrekend na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure, vangt de termijn voor het aanhangig maken van een vordering tot nietigverklaring aan op de dag van de verrekening.

De opening van de insolventieprocedure heeft een opschortende werking voor alle rechtszaken en arbitrageprocedures in verband met eigendoms-, burgerlijke en handelsgeschillen waarbij de schuldenaar partij is (behalve arbeidsgeschillen in verband met financiële vorderingen van de schuldenaar). Deze bepaling geldt niet indien de rechter ten tijde van de opening van de insolventieprocedure in een andere zaak waarin de schuldenaar verweerder is, heeft ingestemd met het behandelen van een door de schuldenaar ingediend bezwaar tegen een verrekening.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Uiterlijk één maand na de dag van de uitspraak tot het aanhouden van een insolventieprocedure op grond van niet-betaling van de initiële kosten van de insolventieprocedure (uitspraak krachtens artikel 632, lid 1, van de Handelswet) beëindigt de schuldenaar de arbeidsovereenkomsten van zijn medewerkers en werknemers, stelt hij het bevoegde plaatselijke directoraat van het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten op de hoogte, geeft hij de voor socialeverzekeringsdoeleinden vereiste documenten af waaruit de werkervaring en duur van het dienstverband van genoemde werknemers en bedienden blijken, stelt hij een referentiedocument op waarin alle personen met gegarandeerde vorderingen staan vermeld in het kader van de Wet inzake gegarandeerde vorderingen werknemers en bedienden in geval van insolventie van de werkgever en de bijbehorende uitvoeringsverordeningen, en overhandigt hij de bedrijfsadministratie aan het bevoegde plaatselijke kantoor van het Nationaal Verzekeringsinstituut.

De curator kan iedere overeenkomst waarbij de schuldenaar partij is, beëindigen op grond van gedeeltelijke of fundamentele niet-nakoming. De curator neemt daarbij een opzegtermijn in acht van 15 dagen en is verplicht te reageren op informatieverzoeken van de andere partij over de vraag of de overeenkomst wordt beëindigd of geldig blijft binnen die periode. Indien de curator niet op een dergelijk verzoek reageert, wordt de overeenkomst geacht te zijn beëindigd. Indien een overeenkomst wordt beëindigd, heeft de andere partij recht op schadevergoeding. Indien een overeenkomst in het kader waarvan de schuldenaar periodiek betalingen verricht, geldig blijft, ontstaat er voor de curator geen verplichting tot voldoening van een eventuele betalingsachterstand in dat kader die van vóór de uitspraak tot het openen van de insolventieprocedure dateert.

Met ingang van de dag waarop de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure in kracht van gewijsde gaat, worden gelden ter voldoening van de vorderingen van de schuldenaar aanvaard door de curator. De voldoening van een vordering van een schuldenaar na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure maar vóór de dag waarop genoemde uitspraak wordt ingeschreven, is geldig indien de partij die de vordering voldeed er niet van op de hoogte was dat er een insolventieprocedure was geopend of, indien deze daar wel van op de hoogte was, dat het economisch voordeel waarmee de vordering was voldaan, deel uitmaakte van de insolvente boedel. Er wordt uitgegaan van goede trouw tot het tegendeel is bewezen.

Volgens artikel 646 van de Handelswet zijn de volgende zaken nietig ten aanzien van schuldeisers, indien zij in strijd met het reglement voor procesvordering zijn verricht na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure:

  • de voldoening van een schuld die is aangegaan vóór de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure;
  • de vestiging van een zekerheid of hypotheek op een recht of een persoonlijk eigendom uit de insolvente boedel;
  • een transactie waarbij een recht of een actief uit de insolvente boedel betrokken is.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Alvorens een uitspraak te doen over de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure, kan de rechter op verzoek van een schuldeiser of ambtshalve en indien nodig tot behoud van de activa van de schuldenaar, gelasten dat de executieprocedure tegen de activa van de schuldenaar, met uitzondering van een executieprocedure ingesteld krachtens het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures, wordt aangehouden. Als de maatregelen door een schuldeiser worden verzocht, zal de rechter ze toestaan indien het verzoek van de schuldeiser wordt gestaafd door dwingend schriftelijk bewijs en/of indien ter hoogte van een door de rechter bepaald bedrag zekerheid wordt verstrekt om eventuele schade aan de schuldenaar te vergoeden ingeval vervolgens blijkt dat de schuldenaar niet insolvent is of geen overmatige schuldenlast heeft. De rechter kan de opgelegde conservatoire maatregel opheffen indien deze voor het behoud van de boedel niet langer nodig is.

De uitspraak wordt meegedeeld aan de partij waarop de maatregelen betrekking hebben en aan de partij die om de maatregelen heeft verzocht. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad en er kan binnen een periode van zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving beroep tegen worden aangetekend. Van een beroep gaat geen opschortende werking uit. Conservatoire maatregelen worden geacht te zijn opgeheven vanaf de dag waarop een uitspraak strekkend tot afwijzing van de aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure wordt ingeschreven. De opgelegde conservatoire maatregel blijft van kracht tot de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure. Met ingang van deze dag wordt de werking ervan tenietgedaan door de werking van de uitspraak tot het openen van een insolventieprocedure.

Van de uitspraak tot het openen van een insolventieprocedure gaat een opschortende werking uit ten aanzien van de executieprocedure tegen de activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, met uitzondering van de activa beoogd in artikel 193 van het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures. Indien een betaling ten gunste van een eiser wordt gedaan tussen de dag waarop een executieprocedure is aangehouden en de inschrijving van de opening van de insolventieprocedure, wordt het betaalde bedrag teruggestort in de insolvente boedel. Indien de belangen van de schuldeisers mogelijk worden bedreigd en er stappen worden genomen om de zekerheid ten gunste van een zekerheidsgerechtigde schuldeiser te gelde te maken, kan de rechter toestemming geven de procedure voort te zetten op voorwaarde dat het deel van de opbrengst dat hoger is dan het bedrag van de zekerheid aan de insolvente boedel wordt toegevoegd. Indien er een vordering wordt ingesteld en tot de insolventieprocedure wordt toegelaten, wordt een aangehouden procedure beëindigd. Derdenbeslagen en uitwinning die in de executieprocedure zijn opgelegd, zijn niet uitvoerbaar ten opzichte van de vorderingen van de schuldeisers van de insolvente boedel. Nadat de insolventieprocedure is geopend, kunnen ten aanzien van de eigendommen van de schuldenaar geen conservatoire maatregelen ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures worden opgelegd.

De activa genoemd in artikel 193 van het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures zijn de activa die voorwerp zijn van reeds opgelegde conservatoire maatregelen in een executieprocedure voor de uitwinning van een publiekrechtelijke schuld die is aangevangen vóór de opening van de insolventieprocedure. De activa in kwestie worden door de overheidsdeurwaarder te gelde gemaakt conform de voorschriften en procedure vastgelegd in het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures. Indien de opbrengst van de tegeldemaking van de activa ontoereikend is om het volledige bedrag van de vordering, de opgebouwde rente en de in de publiekrechtelijke executieprocedure gemaakte kosten te dekken, wordt het nog te betalen deel van de vordering van de centrale overheid of gemeente in overeenstemming met de algemene voorschriften voldaan. Indien de opbrengst van de tegeldemaking van de activa hoger is dan het volledige bedrag van de vordering, de opgebouwde rente en de in de publiekrechtelijke executieprocedure gemaakte kosten, zal de overheidsdeurwaarder het restant van de opbrengst op de rekening van de insolvente boedel storten. Indien de overheidsdeurwaarder de activa niet binnen zes maanden na aanvang van de insolventieprocedure te gelde maakt, gaan de activa over van de overheidsdeurwaarder op de curator en worden ze te gelde gemaakt in de insolventieprocedure.

Als de insolventieprocedure eenmaal is geopend, kunnen er geen rechtsgedingen in verband met eigendomsgeschillen ingevolge burgerlijk of handelsrecht bij een rechter of scheidsgerecht aanhangig worden gemaakt anders dan in de volgende gevallen:

  • ter bescherming van de rechten van derden die eigenaar zijn van activa die deel uitmaken van de insolvente boedel;
  • arbeidsgeschillen;
  • financiële vorderingen die zijn zekergesteld door activa in eigendom van derden.

De volgende partijen kunnen een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet aanhangig maken met het oog op erkenning van een bestaande vordering die niet is toegelaten tot de insolventieprocedure of teneinde het bestaan van een toegelaten vordering te betwisten:

  • de schuldenaar, indien de rechter een bezwaar tegen een door de curator toegelaten vordering afwijst of die vordering in de lijst van toegelaten vorderingen opneemt;
  • een schuldeiser met een niet-toegelaten vordering, indien de rechter het bezwaar niet in overweging neemt of de vordering niet in de lijst van toegelaten vorderingen opneemt;
  • een schuldeiser, indien de rechter het bezwaar van die schuldeiser tegen de toelating van een vordering van een andere schuldeiser afwijst of een vordering van een andere schuldeiser in de lijst van toegelaten vorderingen opneemt.

De vordering tot nietigverklaring kan worden ingesteld binnen 14 dagen na de dag waarop de uitspraak over de goedkeuring van de lijst van toegelaten vorderingen in het Handelsregister werd gepubliceerd. De curator dient aan de procedure deel te nemen. De definitieve uitspraak is bindend voor de schuldenaar, de curator en alle schuldeisers in de insolventieprocedure.

De geldigheid van de verkoop van activa die deel uitmaken van de insolvente boedel teneinde deze te gelde te maken, kan middels een civiele procedure worden betwist indien het actief door een partij is verworven die niet gerechtigd was te bieden in de veiling of indien de verkoopprijs niet is voldaan. In het laatste geval kan de koper die procedure bestrijden door het verschuldigde bedrag te voldoen, inclusief de opgebouwde rente vanaf de dag waarop hij tot koper van het verkochte actief werd verklaard.

Indien een partij niet meer in bezit is van een eigendomsrecht na de verkoop van een actief teneinde dit te gelde te maken en de verwerving en inbezitneming van dat actief door de koper, rest die partij geen ander rechtsmiddel dan het aanhangig maken van een zaak in verband met eigendom.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

De opening van de insolventieprocedure heeft een opschortende werking voor alle rechtszaken en arbitrageprocedures in verband met eigendoms-, burgerlijke en handelsgeschillen waarbij de schuldenaar partij is, met uitzondering van arbeidsgeschillen in verband met financiële vorderingen van de schuldenaar. Deze bepaling geldt niet indien de rechter ten tijde van de opening van de insolventieprocedure in een andere zaak waarin de schuldenaar verweerder is, heeft ingestemd met het behandelen van een door de schuldenaar ingediend bezwaar tegen een verrekening. Een aangehouden procedure wordt heropend indien de vordering tot de insolventieprocedure wordt toegelaten, d.w.z. wordt opgenomen in de door de rechter goedgekeurde lijst van toegelaten vorderingen.

Een aangehouden procedure wordt hervat met de deelname van: 1) de curator en de schuldeiser, indien de vordering niet is opgenomen in de lijst van door de curator toegelaten vorderingen of in de lijst van door de rechter goedgekeurde vorderingen, of 2) de curator, de schuldeiser en de bezwaar makende partij, indien de vordering is opgenomen in de lijst van door de curator toegelaten vorderingen, maar de opneming ervan wordt betwist. In dit geval is de uitspraak bindend voor de schuldenaar, de curator en alle schuldeisers met vorderingen op de insolvente boedel.

Een hangende procedure tegen de schuldenaar in verband met financiële vorderingen die zijn zekergesteld door eigendommen van derden, kan niet worden aangehouden.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Een schuldeiser met een vordering jegens een schuldenaar in het kader van een handelstransactie kan een insolventie-aanvraag indienen of zich voegen bij de procedure die is ingesteld naar aanleiding van een door een andere schuldeiser ingediende insolventie-aanvraag. In de aanvraag kan de schuldenaar ook een herstelplan voorstellen en een persoon aanwijzen die voldoet aan de eisen gesteld aan curatoren en benoemd kan worden, indien de rechter de opening van een insolventieprocedure gelast. De schuldeiser kan de rechter vragen anticiperende en conservatoire maatregelen te nemen voordat deze uitspraak heeft gedaan over de insolventie-aanvraag, indien nodig tot behoud van de eigendommen van de schuldenaar.

Wanneer het evident is dat voortzetting van de activiteiten van de onderneming de insolvente boedel zal benadelen, kan de rechter, op initiatief van een schuldeiser, gelasten dat de activiteiten worden gestaakt, hetzij vanaf de dag waarop de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure is gedaan of vanaf een latere datum, maar vóór het verstrijken van de termijn voor het voorstellen van een herstelplan.

Indien de beschikbare activa van de schuldenaar ontoereikend zijn om de initiële kosten van de insolventieprocedure te dekken, stelt de rechter een bedrag vast dat binnen een bepaalde termijn door een schuldeiser moet worden vooruitbetaald teneinde de insolventieprocedure te openen. Indien de activa van de schuldenaar ontoereikend zijn of de initiële kosten niet zijn vooruitbetaald, kan de schuldeiser binnen één jaar vanaf de beschikking tot aanhouding van de procedure verzoeken de insolventieprocedure te heropenen.

Schuldeisers kunnen de in de insolventieprocedure gegeven gerechtelijke bevelen en uitspraken en de handelingen en besluiten van de bestuursorganen van de schuldenaar betwisten, mits aan de in de Handelswet beoogde randvoorwaarden is voldaan.

In een insolventieprocedure worden oproepingen en dagvaardingen aan schuldeisers die als partij optreden, in de procedure betekend op hun adres in Bulgarije. Indien een schuldeiser van adres is veranderd zonder de rechter hiervan op de hoogte te stellen, worden alle dagvaardingen en stukken aan het zaakdossier gehecht en geacht rechtsgeldig te zijn betekend. Indien een schuldeiser niet over een adres in Bulgarije beschikt en zijn hoofdkantoor in een ander land is gelegen, moet hij een postadres in Bulgarije opgeven. Indien er geen postadres in Bulgarije wordt opgegeven, wordt de dagvaarding in het Handelsregister gepubliceerd. Na aanvang van de insolventieprocedure worden de onbetwistbare handelingen van de rechter waarop ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen inschrijving in het Handelsregister of kennisgeving aan de partijen van toepassing is, geacht aan de partijen te zijn meegedeeld door middel van inschrijving ervan ter griffie van de rechter. Indien de Handelswet voorziet in de betekening van dagvaardingen aan partijen door middel van in het Handelsregister gepubliceerde kennisgevingen, dient de betreffende uitnodiging, oproep of dagvaarding ten minste zeven dagen vóór de geplande datum van de bijeenkomst of zitting te zijn gepubliceerd.

De eerste vergadering van schuldeisers wordt bijgewoond door de schuldeisers op de lijst die door de voorlopige curator is opgesteld op grond van de boekhouding van de schuldenaar en uittreksels van deze boekhouding en die op de eerste vergadering wordt gepresenteerd. De schuldeisers wonen de vergadering persoonlijk bij of via een vertegenwoordiger met uitdrukkelijke volmacht om in de plaats van de schuldeiser op te treden. Indien de schuldeiser een natuurlijk persoon is, moet de ondertekening door de volmachtgever van de volmacht bij de notaris rechtsgeldig zijn gemaakt. Besluiten worden genomen met een gewone meerderheid van de stemmen van de schuldeisers op de lijst, met uitzondering van de stemmen van schuldeisers die op dat moment gelieerd zijn aan de schuldenaar, schuldeisers die in de drie jaar voorafgaand aan de opening van de insolventieprocedure aan de schuldenaar gelieerd zijn geweest, en de schuldeisers die vorderingen van partijen hebben verkregen die in de drie jaar voorafgaand aan de opening van de insolventieprocedure aan de schuldenaar gelieerd zijn geweest. De eerste vergadering van schuldeisers:

  • neemt kennis van het door de voorlopige curator opgestelde verslag;
  • draagt een permanente curator voor en legt deze voordracht voor aan de rechter;
  • kiest een commissie van schuldeisers.

In de volgende gevallen wordt er geen vergadering van schuldeisers belegd:

  1. De schuldenaar heeft gedurende drie jaar voorafgaand aan de indiening van een insolventie-aanvraag nagelaten zijn jaarrekeningen te overleggen.
  2. De schuldenaar voldoet niet aan zijn verplichting medewerking te verlenen aan de curator en weigert zijn boekhouding over te dragen, of zijn boekhouding is bijgehouden op een wijze die kennelijk niet naar behoren is.

In dit geval vervult de door de rechter benoemde voorlopige curator zijn taken tot de vergadering van schuldeisers een permanente curator heeft aangewezen nadat de rechter de door de curator toegelaten vorderingen heeft goedgekeurd.

De vergadering van schuldeisers kan worden belegd op verzoek van de schuldenaar, de curator, de commissie van schuldeisers of schuldeisers die goed zijn voor een vijfde van het totale bedrag aan toegelaten vorderingen. De vergadering van schuldeisers wordt gehouden ongeacht het aantal schuldeisers dat daarbij aanwezig is en wordt voorgezeten door de rechter die de procedure leidt. Ten behoeve van het aannemen van besluiten beschikt elke schuldeiser over een aantal stemmen dat overeenkomt met het aandeel van zijn vordering in het totale bedrag van toegelaten vorderingen waarvoor de rechter stemrecht heeft verleend. Stemrechten kunnen ook worden verleend aan schuldeisers in hervatte rechtsgedingen of arbitrageprocedures tegen de schuldenaar in verband met eigendomsgeschillen ingevolge burgerlijk of handelsrecht, mits de vordering wordt geschraagd door steekhoudend schriftelijk bewijs; aan schuldeisers met niet-toegelaten vorderingen die een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet aanhangig hebben gemaakt; en aan schuldeisers met toegelaten vorderingen tegen wie een zaak tot betwisting van het bestaan van de vordering aanhangig is gemaakt ingevolge artikel 694 van de Handelswet. Er worden geen stemrechten toegekend aan schuldeisers met niet-zekergestelde vorderingen in verband met rente ontstaan van rechtswege of in het kader van een contract, die betaalbaar is na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure; aan schuldeisers met vorderingen in verband met leningen die door een vennoot of aandeelhouder aan de schuldenaar zijn verstrekt; en aan schuldeisers met vorderingen voortvloeiend uit schenkingen of tijdens de procedure door de schuldeiser gemaakte onkosten, behalve in het geval van vooraf betaalde onkosten, wanneer de activa van de schuldenaar ontoereikend zijn om de gemaakte onkosten te dekken. Besluiten worden met een gewone meerderheid aangenomen, tenzij anders bepaald in de Handelswet.

De vergadering van schuldeisers:

  • neemt kennis van het verslag van de activiteiten van de curator;
  • neemt kennis van het verslag van de commissie van schuldeisers;
  • kiest een curator indien er nog geen curator is gekozen;
  • neemt besluiten over het ontslag van de curator en diens vervanging;
  • bepaalt de huidige beloning, past de beloning aan en stelt de definitieve beloning van de curator vast;
  • kiest een commissie van schuldeisers indien er geen commissie is gekozen of wijzigt de samenstelling ervan;
  • stelt aan de rechter de aan de schuldenaar en zijn gezin toe te kennen onderhoudsuitkering voor;
  • bepaalt de wijze waarop de activa van de schuldenaar te gelde worden gemaakt, de methode en voorwaarden voor de taxatie van eigendommen, de keuze van taxateurs, en hun beloning.

Indien de vergadering van schuldeisers er niet in slaagt een besluit te nemen over de benoeming van een curator, wordt deze benoemd door de rechter, en indien zij er niet in slaagt een besluit te nemen over de wijze waarop de eigendommen van de schuldenaar te gelde worden gemaakt en de regels die daarvoor gelden, wordt dit besluit genomen door de curator. De rechter ontslaat de curator op verzoek van de schuldeisers die tezamen goed zijn voor meer dan de helft van het totale bedrag van alle vorderingen. De rechter kan, op verzoek van de schuldeiser, de curator te allen tijde uit zijn functie ontheffen, indien deze tekortschiet in het vervullen van de verplichtingen van zijn ambt of handelt op een wijze die de belangen van de schuldeiser of schuldenaar schaadt.

De vergadering van schuldeisers kan een besluit aannemen over de benoeming van een toezichthoudend orgaan dat bevoegd is gezag uit te oefenen over de activiteiten van de schuldenaar gedurende de periode waarin het herstelplan in werking is of gedurende een kortere periode, ook indien dit niet expliciet in het herstelplan wordt voorzien.

Met instemming van de vergadering van schuldeisers kan de rechter de curator toestaan om persoonlijke eigendommen van de schuldenaar te verkopen alvorens toestemming te geven voor de tegeldemaking van de insolvente boedel, indien de kosten van de opslag van dergelijke persoonlijke eigendommen tot de tegeldemaking van de boedel conform de algemene procedure hoger zijn dan de waarde ervan. Overige activa in de insolvente boedel kunnen met toestemming van de vergadering van schuldeisers worden verkocht, indien dat nodig is om de kosten van de insolventieprocedure te dekken en geen van de schuldeisers ermee heeft ingestemd de onkosten vooraf te betalen na hiertoe te zijn uitgenodigd.

Op verzoek van de curator en conform het door de vergadering van schuldeisers aangenomen besluit, geeft de insolventierechter toestemming voor de verkoop van de activa van de schuldenaar door middel van rechtstreekse onderhandeling of via een tussenpersoon, indien de persoonlijke eigendommen en eigendomsrechten, welke in hun geheel, als afzonderlijke delen of als losse artikelen en rechten te koop zijn aangeboden, niet zijn verkocht als gevolg van het ontbreken van kopers of de terugtrekking van een koper.

De besluiten van de vergadering van schuldeisers zijn bindend voor alle schuldeisers, ook voor hen die de vergadering niet hebben bijgewoond. Op initiatief van de schuldenaar kan de rechter een besluit van de vergadering van schuldeisers vernietigen indien dat besluit onrechtmatig is of de belangen van een aantal van de schuldeisers ernstig schaadt.

De vergadering van schuldeisers kan een commissie van schuldeisers kiezen die uit ten minste drie en niet meer dan negen leden bestaat. De commissie van schuldeisers moet bestaan uit leden die zowel de zekerheidsgerechtigde als de niet-zekerheidsgerechtigde schuldeisers vertegenwoordigen, met uitzondering van die schuldeisers bedoeld in artikel 616, lid 2, van de Handelswet (de schuldeisers wier vorderingen pas worden voldaan nadat de vorderingen van alle overige schuldeisers volledig zijn voldaan). De commissie van schuldeisers verleent hulp bij en ziet toe op de handelingen van de curator in verband met het beheer van de activa van de schuldenaar, voert controles uit op de handelsadministratie van de schuldenaar en beschikbare liquide middelen, geeft adviezen over de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar en over de beloning van de voorlopige en ambtshalve curator, over de genomen maatregelen ten aanzien van tegeldemaking van de boedel en over de aansprakelijkheid van de curator in overige gevallen. De leden van de commissie van schuldeisers hebben recht op beloning, voor rekening van de schuldeisers, waarvan het bedrag wordt bepaald op het moment dat zij worden gekozen.

Het is de curator niet toegestaan om op enigerlei wijze, rechtstreeks of via een ander persoon, persoonlijke eigendommen of eigendomsrechten uit de insolvente boedel te verwerven. Deze beperking geldt ook voor de echtgenoot of echtgenote van de curator, zijn bloedverwanten in rechte lijn en zijn zijverwanten tot de zesde graad en aanverwanten tot de derde graad.

Aangehouden rechtsgedingen en arbitrageprocedures in verband met eigendomsgeschillen ingevolge burgerlijk en handelsrecht waarbij de schuldenaar partij is, worden hervat en de procedure wordt voortgezet met de deelname van de curator en de schuldeiser, indien de vordering niet is opgenomen in de lijst van door de curator toegelaten vorderingen of in de lijst van door de rechter goedgekeurde vorderingen, of met de deelname van de curator, de schuldeiser en de bezwaar makende partij, indien de vordering is opgenomen in de lijst van door de curator toegelaten vorderingen maar de opneming ervan wordt betwist.

Op verzoek van de schuldeiser kan de insolventierechter de bij wet voorziene conservatoire maatregelen tot bescherming van de beschikbare activa van de schuldenaar toestaan.

De schuldeiser kan een schuld die hij bij de schuldenaar heeft, verrekenen mits aan de in artikel 645 van de Handelswet beschreven voorwaarden is voldaan. Om de omvang van de insolvente boedel te vergroten, kan de curator een rechtsgeding ingevolge de artikelen 645, 646 en 647 van de Handelswet en artikel 135 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten aanhangig maken in verband met de insolventieprocedure, en rechtsgedingen tot nakoming aanhangig maken in verband met die vorderingen. Indien een vordering door een schuldeiser aanhangig is gemaakt, zal een tweede aanhangigmaking inzake dezelfde vordering niet worden toegestaan. De tweede schuldeiser kan de rechter echter verzoeken hem als medeëiser aan te wijzen voorafgaand aan de eerste zitting in de zaak.

De schuldeiser kan de curator verzoeken om inzage in het register en het verslag en om een speciaal verslag over zaken die van belang zijn en niet worden besproken in het verslag over de betreffende periode. De schuldeiser kan tegen het schriftelijke verslag van de curator in verband met diens ontslag bezwaar maken binnen zeven dagen vanaf de dag waarop het verslag wordt aangeboden.

Schuldeisers kunnen hun vorderingen schriftelijk aan de insolventierechter overleggen. Zij kunnen bij de rechter schriftelijk bezwaar maken tegen vorderingen, ongeacht of die door de curator zijn toegelaten, binnen zeven dagen na de dag waarop de lijst in het Handelsregister is gepubliceerd en een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet aanhangig maken binnen 14 dagen na de dag waarop de gerechtelijke uitspraak tot goedkeuring van de lijst in het Handelsregister is gepubliceerd.

Schuldeisers kunnen hun vorderingen schriftelijk aan de insolventierechter overleggen. Zij kunnen bij de rechter schriftelijk bezwaar maken tegen vorderingen, ongeacht of die door de curator zijn toegelaten, binnen zeven dagen na de dag waarop de lijst in het Handelsregister is gepubliceerd en vervolgens een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht aanhangig maken om niet-toegelaten vorderingen geldig te maken of het bestaan van toegelaten vorderingen te betwisten binnen zeven dagen na de dag waarop de gerechtelijke uitspraak tot goedkeuring van de lijst in het Handelsregister is gepubliceerd.

Door de schuldeisers die tezamen goed zijn voor ten minste een derde van de zekergestelde vorderingen en de schuldeisers die tezamen goed zijn voor ten minste een derde van de niet-zekergestelde vorderingen kan een herstelplan worden ingediend, met uitzondering van de volgende schuldeisers: zij die vorderingen hebben die zijn ontstaan uit wettelijke of contractuele rente op niet door zekerheid gedekte schulden, en die betaalbaar zijn geworden na de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure; schuldeisers met vorderingen uit hoofde van leningen die aan de schuldenaar door een zakelijk partner of aandeelhouder zijn verstrekt; schuldeisers met vorderingen uit hoofde van schenkingen en door de schuldeiser in de insolventieprocedure gemaakte onkosten, met uitzondering van vooraf betaalde onkosten, indien de eigendommen van de schuldenaar ontoereikend zijn om deze te dekken.

Een schuldeiser met een toegelaten vordering of een door de rechter erkend stemrecht kan een herstelplan voorstellen en hierover zijn stem uitbrengen (ook in absentia, middels een notariële verklaring voorzien van zijn handtekening) ten behoeve van de exploitanten van de insolvente onderneming van de schuldenaar. Schuldeisers, waaronder die met niet-toegelaten vorderingen waarvoor een rechtsgeding tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet bij de rechter aanhangig is gemaakt, kunnen bezwaar maken tegen het herstelplan binnen zeven dagen na de dag waarop het is goedgekeurd.

Indien de schuldenaar zijn verplichtingen ingevolge het plan niet nakomt, kunnen schuldeisers wier gezamenlijke vorderingen goed zijn voor ten minste 15 % van het totale bedrag aan vorderingen dat in het kader van het plan te gelde is gemaakt, verzoeken om heropening van de insolventieprocedure.

De schuldeiser kan schriftelijk bezwaar maken tegen het uitdelingsschema en vervolgens in beroep gaan tegen de uitspraak waarmee de rechter het schema heeft goedgekeurd.

Indien de schuldenaar een op grond van artikel 740 van de Handelswet met de schuldeisers aangegaan buitengerechtelijk akkoord niet nakomt, kunnen schuldeisers die tezamen goed zijn voor ten minste 15 % van het totale bedrag van alle vorderingen de rechter verzoeken de insolventieprocedure te heropenen.

De schuldenaar of een schuldeiser met een toegelaten vordering of een vordering die in een civiele procedure geldig is verklaard, kan verzoeken om heropening van een aangehouden insolventieprocedure binnen één jaar na de dag van het gerechtelijk bevel om de procedure aan te houden, indien er gedurende die periode voor betwiste vorderingen gereserveerde bedragen vrijkomen of activa worden ontdekt waarvan het bestaan tijdens de insolventieprocedure onbekend was.

Binnen één maand na de dag waarop het verzoek van de schuldenaar om restitutio in integrum in het Handelsregister wordt gepubliceerd, kan iedere schuldeiser met een toegelaten vordering of een vordering die in een civiele procedure geldig is verklaard, tegen dat verzoek bezwaar maken.

Op verzoek van een schuldeiser kan de Bulgaarse rechter een aanvullende insolventieprocedure instellen tegen een ondernemer die insolvent is verklaard door een buitenlandse rechter, indien deze ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit. Een schuldeiser die in de hoofdprocedure een gedeeltelijke betaling heeft ontvangen, neemt ook deel aan de uitdeling van eigendommen in de aanvullende procedure indien het aandeel dat hij zou ontvangen groter is dan het in de aanvullende procedure aan de overige schuldeisers uit te delen bedrag.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De bevoegdheden van de curator zijn als volgt: vergaren van inlichtingen over en vaststellen van eigendommen die aan de schuldenaar toebehoren; deelnemen aan rechtsgedingen tegen de schuldenaar en het aanhangig maken van rechtsgedingen namens de schuldenaar; in bij wet bepaalde zaken verzoeken dat overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is, worden beëindigd, opgezegd of nietig verklaard; innen van aan de schuldenaar verschuldigde bedragen en deze storten op een bijzondere rekening; met toestemming van de rechter beschikken over de banktegoeden van de schuldenaar, indien nodig voor het beheer en het behoud van de activa van de schuldenaar; en tegeldemaking van de activa die deel uitmaken van de insolvente boedel.

De curator zal de persoonlijke eigendommen en de eigendomsrechten die deel uitmaken van de insolvente boedel in hun geheel, als afzonderlijke delen of als losse artikelen en rechten verkopen na hiertoe toestemming te hebben verkregen van de rechter en conform het door de vergadering van schuldeisers aangenomen besluit. Indien een dergelijk besluit niet is genomen, worden de wijze waarop en de procedure volgens welke de eigendommen te gelde worden gemaakt alsmede de regels voor de taxatie van de eigendommen door de gekozen taxateurs, bepaald door de curator.

De curator stelt een kennisgeving van verkoop op, waarin zijn opgenomen: gegevens over de schuldenaar, een beschrijving van de te verkopen eigendommen, de voorschriften en procedure voor de verkoop, de datum, het tijdstip en de plaats van verkoop, de uiterste termijn voor het doen van biedingen op de dag van verkoop en de taxatie van de te verkopen eigendommen. De curator plaatst de kennisgeving ten minste 14 dagen vóór de in de kennisgeving vermelde dag van verkoop goed zichtbaar op het gemeentehuis van de gemeente waar het hoofdkantoor van de onderneming van de schuldenaar is gevestigd alsmede op het hoofdkantoor van de schuldenaar. Daarnaast stelt de curator een protocol op waarin bovenstaande handelingen staan beschreven en draagt hij er zorg voor dat het protocol 14 dagen vóór de in de kennisgeving vermelde dag van verkoop in een bijzonder bulletin van het ministerie van Economische Zaken wordt gepubliceerd.

De verkoop vindt op de in de kennisgeving vermelde datum plaats op het kantoor van de curator of op het hoofdkantoor van de onderneming van de schuldenaar. Bieders die aan de verkoop willen deelnemen, dienen vooraf een waarborg ten bedrage van 10 % van de taxatiewaarde te voldoen. Elke bieder dient zijn bod in cijfers en woorden te vermelden en de bieding, samen met het bewijs van betaling van de waarborg, in een verzegelde enveloppe te overleggen. De biedingen worden op de dag van verkoop vóór het gestelde uiterste tijdstip aan de curator verstrekt en op volgorde van ontvangst in een speciaal hiervoor bestemd register ingeschreven. Bij het verstrijken van het gestelde uiterste tijdstip noemt de curator de ontvangen biedingen op in aanwezigheid van de aanwezige bieders en stelt hij een speciaal verslag van de procedure op. Biedingen van niet in aanmerking komende bieders of voor een bedrag onder de taxatiewaarde, zijn nietig. De eigendommen worden verkocht aan de hoogste bieder. Indien hetzelfde hoogste bod door meer dan een bieder is gedaan, wordt de koper bepaald aan de hand van een veiling, die door de curator onverwijld wordt gehouden ten overstaan van de aanwezige bieders. De winnende bieder wordt genoteerd in het door de curator opgestelde verslag, dat vervolgens door de curator en alle bieders wordt getekend. De koper dient de geboden prijs, na aftrek van de vooraf betaalde borgsom van 10 %, binnen zeven dagen na de dag van de verkoop te betalen. Indien de koper een schuldeiser met een toegelaten vordering of een zekerheidsgerechtigde schuldeiser is, stelt de curator een uitdelingsstaat op, waarop dat deel van de prijs staat vermeld dat door de koper moet worden betaald en dat wordt vastgehouden om de vorderingen van overige schuldeisers te voldoen en dat deel van de prijs dat wordt verrekend met de vordering van de schuldeiser. In dit geval is de koper gehouden om binnen zeven dagen na de dag waarop de uitdelingsstaat in werking treedt, de bedragen te voldoen die worden vastgehouden teneinde de vorderingen van overige schuldeisers te voldoen zoals voorzien in de uitdelingsstaat of, indien er geen andere schuldeisers zijn, dat deel van de prijs te voldoen dat het bedrag van zijn vordering overtreft. Als de prijs niet binnen zeven dagen wordt betaald, biedt de curator het eigendom aan aan de bieder die het op een na hoogste bod heeft gedaan, tenzij deze zijn waarborg heeft ingetrokken. Als die bieder daarmee instemt, verklaart de curator hem vervolgens tot koper. Indien nodig wordt dit proces door de curator herhaald tot het eigendom is aangeboden aan alle bieders die een bod hebben gedaan dat niet lager is dan de taxatiewaarde.

Als er geen bieders zijn, als er geen geldige biedingen zijn ontvangen of als de koper verzuimt te betalen, wordt er een nieuwe kennisgeving van verkoop gepubliceerd en een openbare veiling georganiseerd waarbij de openingsprijs gelijk is aan 80 % van de taxatiewaarde. De biedingen worden genoteerd in een biedingenlijst en de stap wordt door de curator vastgesteld en vermeld in de kennisgeving.

Indien de tot koper verklaarde partij het verschuldigde bedrag tijdig betaalt, brengt de rechter een gerechtelijke beschikking uit tot inbezitneming door de koper op de dag volgend op de dag van betaling. De overige bieders in de veiling en de schuldenaar kunnen tegen deze beschikking beroep aantekenen bij het hof van beroep. Indien de beschikking tot inbezitneming wordt vernietigd of de verkoop nietig wordt verklaard, wordt er, na publicatie van een nieuwe kennisgeving, een nieuwe veiling georganiseerd.

De curator stelt de koper in bezit van het eigendomsrecht op basis van een geldige beschikking tot inbezitneming en een bewijs van betaling van de vereiste vergoedingen voor de overdracht en feitelijke levering van het eigendom. Het risico van verlies van het eigendomsrecht wordt gedragen door de koper en de kosten voor het behoud van het eigendom tot de inbezitneming door de koper worden betaald uit de insolvente boedel.

Indien er een executieprocedure is ingesteld tegen een eigendomsrecht in gemeenschappelijk bezit in verband met een schuld van een aantal van de eigenaren, wordt er een beschrijving van het eigendomsrecht als geheel verstrekt maar wordt alleen het niet-lichamelijke, door de schuldenaar verschuldigde deel verkocht. Het eigendom kan in zijn geheel worden verkocht als de andere gemeenschappelijke eigenaren daar schriftelijke toestemming voor hebben gegeven.

In het geval van de verkoop van eigendommen die de schuldenaar heeft verpand of met hypotheek heeft bezwaard als zekerheid voor de schuld van een andere partij, of die hij verpand of bezwaard met hypotheek heeft verworven, stuurt de curator de zekerheidsgerechtigde schuldeiser een kennisgeving om deze van het tijdstip van de verkoop op de hoogte te brengen. Er wordt een afzonderlijke uitdelingsstaat opgesteld waarop de aan de zekerheidsgerechtigde schuldeiser uit te keren bedragen uit de verkoop van de eigendommen staan vermeld. De curator reserveert het volgens die uitdelingsstaat aan de zekerheidsgerechtigde schuldeiser betaalbare bedrag en draagt dit over na overlegging van een executoriale titel in verband met de schuld of een schriftelijke verklaring dat de vordering is toegelaten tot de insolventieprocedure. De curator reserveert het bedrag dat betaalbaar is aan een zekerheidsgerechtigde schuldeiser die een vordering heeft in verband met een door een pandrecht gedekte schuld na overlegging van een afschrift uit het register waaruit de registratie van het pandrecht blijkt en een door de schuldeiser getekende notariële verklaring waaruit het huidige bedrag van de zekergestelde lening blijkt.

Op verzoek van de curator en conform het door de vergadering van schuldeisers aangenomen besluit, geeft de insolventierechter toestemming voor de verkoop van de activa van de schuldenaar door middel van rechtstreekse onderhandeling of via een tussenpersoon, indien de persoonlijke eigendommen en eigendomsrechten, welke in hun geheel, als afzonderlijke delen of als losse artikelen en rechten te koop zijn aangeboden, niet zijn verkocht als gevolg van het ontbreken van kopers of de terugtrekking van een koper. De verkoopprijs mag niet lager zijn dan 80 % van de taxatiewaarde. Een aanbod tot het verkrijgen van door de schuldenaar gehouden aandelen in andere vennootschappen dient eerst aan de andere vennoten te worden gedaan. Indien het aanbod niet binnen één maand wordt aanvaard, worden de aandelen verkocht. In dit geval dient de prijs voor verwerving van de aandelen binnen zestig maanden na de dag waarop er een koper is geselecteerd te worden voldaan, en wordt er een overeenkomst gesloten nadat de prijs volledig is betaald.

Indien wooneenheden die in het bezit zijn van de schuldenaar worden verhuurd aan medewerkers en werknemers van de schuldenaar per de datum van het besluit van de vergadering van schuldeisers over de regels en procedure voor de tegeldemaking ervan, biedt de curator de wooneenheden eerst aan de medewerkers en werknemers of aan andere personen met vorderingen voortvloeiend uit een arbeidsrelatie met de schuldenaar te koop aan, behalve in het geval van aanhangige rechtsgedingen in verband met de onroerende goederen in kwestie. De curator stuurt elke persoon een schriftelijke uitnodiging, met daarin een beschrijving van het eigendom, de taxatiewaarde, de betalingstermijn (die niet korter mag zijn dan dertig dagen en niet langer dan zestig dagen) en de bankrekening waarop het geld moet worden overgemaakt. De partijen moeten binnen 14 dagen op de kennisgeving reageren en de curator laten weten of zij het eigendom binnen de beschreven termijn wensen te kopen tegen de in de taxatie genoemde prijs. Na voldoening van de prijs kunnen medewerkers en werknemers hun vorderingen in verband met achterstallige salarissen die de schuldenaar hun verschuldigd is, verrekenen. De verkoopovereenkomst wordt opgesteld in de vorm van een eigendomsakte die door de curator in de hoedanigheid van verkoper wordt getekend. De kosten in verband met de verkoop worden gedragen door de verkoper.

De curator eist dat een verpand persoonlijk eigendom gehouden door een schuldeiser of derde wordt overgedragen en verkoopt dit conform de in hoofdstuk 46 van de Handelswet vastgelegde procedure, tenzij de wet erin voorziet dat de schuldeiser de verkoop zonder rechterlijke tussenkomst mag organiseren.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

In een insolventieprocedure kunnen de volgende vorderingen worden ingediend:

  • vorderingen ten aanzien van door zekerheid of hypotheek gedekte schulden, of vorderingen ten aanzien van schulden waarop (derden)beslag is gelegd, geregistreerd conform de Wet inzake zekerheidsrechten;
  • vorderingen ten aanzien waarvan pandrecht wordt uitgeoefend;
  • in de insolventieprocedure gemaakte onkosten (bij de aanvraag te betalen zegelrecht en alle overige onkosten die worden gemaakt tot de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure in kracht van gewijsde gaat; de beloning van de curator; de vorderingen van medewerkers en werknemers ingeval de onderneming van de schuldenaar haar handelsactiviteiten niet heeft gestaakt; de gemaakte kosten voor de vergroting, het beheer, de taxatie en de uitdeling van de insolvente boedel; en de onderhoudsuitkeringen ten gunste van de schuldenaar en zijn gezin);
  • vorderingen voortvloeiend uit arbeidsovereenkomsten die reeds bestonden voordat de insolventieprocedure werd geopend;
  • door de schuldenaar aan derden te betalen wettelijke vergoedingen;
  • publiekrechtelijke schulden aan de centrale overheid of gemeenten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, schulden uit hoofde van belastingen, douanerechten, vergoedingen en verplichte socialezekerheidsbijdragen, indien deze zijn ontstaan vóór de dag waarop de insolventieprocedure werd geopend;
  • vorderingen die zijn ontstaan na de aanvang van de insolventie en die niet vóór de betreffende vervaldatum zijn voldaan;
  • overige niet-zekergestelde vorderingen die zijn ontstaan voordat de insolventieprocedure werd geopend;
  • wettelijke of contractuele rente op niet door zekerheid gedekte schulden die betaalbaar zijn geworden na de dag waarop de insolventieprocedure werd geopend;
  • door een zakelijk partner of aandeelhouder aan de schuldenaar verstrekte leningen;
  • schenkingen;
  • de door de schuldeisers gemaakte onkosten in verband met de insolventieprocedure, met uitzondering van de onkosten ingevolge artikel 629b van de Handelswet (vooraf betaalde initiële proceskosten).

Schuldeisers met vorderingen die zijn ontstaan na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure worden betaald op de betreffende vervaldatum; indien geen betaling is ontvangen, worden hun vorderingen voldaan conform de procedure vastgelegd in artikel 722, lid 1, van de Handelswet.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Schuldeisers dienen hun vorderingen in bij de insolventierechter binnen één maand na de inschrijving van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure in het Handelsregister, onder vermelding van de gronden voor en het bedrag van de vordering, preferentie en zekerheden alsmede een postadres, en vergezeld van schriftelijke bewijsstukken.

Uiterlijk zeven dagen na het verstrijken van de periode van één maand stelt de curator volgende zaken op:

  • een lijst van de ingediende vorderingen, op volgorde van ontvangst, met vermelding van de gronden voor en het bedrag van de vordering, preferentie en zekerheden alsmede de dag van indiening;
  • een lijst van de vorderingen die ambtshalve door de curator op de lijst worden ingeschreven, te weten: de vorderingen van medewerkers of werknemers uit hoofde van hun arbeidsrelatie met de schuldenaar en overheidsschulden die zijn vastgesteld en beschreven in een besluit dat in werking is getreden;
  • een lijst van de niet-toegelaten vorderingen die zijn ingediend.

Vorderingen die zijn ingediend nadat de periode van één maand na de inschrijving in het Handelsregister is verstreken, maar niet later dan twee maanden na de dag waarop deze is verstreken, worden aan de lijst van ingediende vorderingen toegevoegd en toegelaten conform de bij wet vastgelegde procedure. Nadat de tweede periode is verstreken mogen er geen vorderingen meer worden ingediend ten aanzien van schulden die zijn ontstaan tot de aanvang van de insolventieprocedure.

Bij heropening van een aangehouden insolventieprocedure gaat de periode waarbinnen vorderingen kunnen worden ingediend in vanaf de inschrijving van de uitspraak ingevolge artikel 632, lid 2, van de Handelswet (uitspraak tot hervatting van aangehouden insolventieprocedure).

Vorderingen in verband met een niet op de vervaldatum voldane schuld die na de aanvang van de insolventieprocedure en vóór de goedkeuring van een herstelplan is ontstaan, worden ingediend volgens dezelfde procedure en toegevoegd aan een aanvullende, door de curator opgestelde lijst.

De curator zorgt ervoor dat de lijsten met bekwame spoed worden gepubliceerd in het Handelsregister, en stelt ze aan de schuldeisers en de schuldenaar beschikbaar bij de griffie van het gerecht.

De schuldenaar, evenals elke schuldeiser, kan bij de rechter, met een kopie aan de curator, een schriftelijk bezwaar tegen een toegelaten of niet-toegelaten vordering indienen binnen zeven dagen na de dag waarop de lijst in het Handelsregister is gepubliceerd. Een vordering die is bevestigd door een geldige uitspraak die is gedaan na de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure, kan niet worden betwist.

Indien er geen bezwaren tegen de lijsten worden ontvangen, wordt de lijst van toegelaten en ingeschreven vorderingen onmiddellijk na het verstrijken van de periode van zeven dagen in een gesloten zitting ambtshalve goedgekeurd door de rechter. Indien er wel bezwaar tegen de lijsten is ingediend, zal de rechter dit bezwaar in een openbare zitting beoordelen, waarvoor hij de curator dagvaardt, evenals de schuldenaar, de schuldeiser die de betwiste toegelaten of niet-toegelaten vordering heeft en de schuldeiser die bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering. Indien mogelijk worden alle bezwaren in één zitting behandeld. Indien wordt geoordeeld dat een bezwaar gegrond is, keurt de rechter de lijst goed na de nodige aanpassingen te hebben aangebracht. Indien dit niet het geval is, wijst de rechter de bezwaren binnen 14 dagen na de dag van de zitting af. De gerechtelijke uitspraak inzake goedkeuring van de lijst wordt in het Handelsregister gepubliceerd en is niet vatbaar voor beroep.

Een schuldeiser die na de periode van één maand na de inschrijving van de uitspraak in het Handelsregister, maar niet later dan twee maanden vanaf de dag waarop die periode is verstreken, een vordering heeft ingediend, kan de toegelaten of niet-toegelaten vordering niet betwisten noch een schuldenregeling uit het restant van de insolvente boedel verlangen indien de boedeleigendommen te gelde zijn gemaakt.

Nadien ingediende vorderingen die conform de bij wet vastgelegde procedure zijn toegelaten, worden aan de door de rechter goedgekeurde lijst toegevoegd.

Een schuldeiser of schuldenaar die een afgewezen bezwaar tegen de door de curator opgestelde lijst heeft ingediend, of een schuldeiser met een vordering die van de lijst van toegelaten vorderingen is uitgesloten, of een schuldeiser of schuldenaar in verband met een vordering die aan de lijst van toegelaten vorderingen is toegevoegd nadat een bezwaar door de rechter is toegewezen, kan/kunnen binnen zeven dagen na de dag waarop de gerechtelijke uitspraak tot goedkeuring van de lijst van toegelaten vorderingen in het Handelsregister is gepubliceerd, een vordering ingevolge artikel 694 van de Handelswet indienen tot geldigverklaring van de niet-toegelaten vordering of nietigverklaring van een toegelaten vordering. De inwerkingtreding van de uitspraak is bindend voor de schuldenaar, de curator en alle schuldeisers in de insolventieprocedure.

In een insolventieprocedure is een toegelaten vordering een vordering die is opgenomen in de door de rechter goedgekeurde lijst van toegelaten vorderingen, met uitzondering van vorderingen die worden betwist door middel van een vordering tot nietigverklaring ingevolge artikel 694 van de Handelswet.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

In het kader van de Handelswet is uitdeling geoorloofd wanneer de opbrengsten uit de tegeldemaking van de boedel daarvoor toereikend zijn.

De curator stelt een schema op voor de uitdeling van beschikbare bedragen onder de schuldeisers, rekening houdend met rangorden, preferentie en zekerheden. Het uitdelingsschema blijft voorlopig tot alle vorderingen volledig zijn voldaan of de gehele insolvente boedel, met uitzondering van onverkoopbare persoonlijke eigendommen, te gelde is gemaakt. Het uitdelingsschema wordt gedurende 14 dagen duidelijk zichtbaar getoond op een hiervoor bestemd mededelingenbord in het voor het publiek toegankelijke deel van het gerechtsgebouw. Het uitdelingsschema wordt in het Handelsregister gepubliceerd. De commissie van schuldeisers en schuldeisers afzonderlijk kunnen binnen de hierboven genoemde termijn bij de rechter een bezwaar tegen het uitdelingsschema indienen. De rechter keurt het uitdelingsschema goed na hierin, na verificatie, eventuele noodzakelijke aanpassingen te hebben aangebracht, hetzij ambtshalve, hetzij naar aanleiding van een verzoek waarin de rechtmatigheid van het schema wordt betwist. De uitspraak tot goedkeuring van het uitdelingsschema en de bezwaren die ertegen zijn ingediend, worden gepubliceerd in het Handelsregister, zodat de schuldeisers en de schuldenaar ervan op de hoogte worden gesteld. De uitspraak tot goedkeuring van het uitdelingsschema kan worden betwist door de curator, de commissie van schuldeisers of een schuldeiser, ongeacht de vraag of die schuldeiser een bezwaar heeft ingediend tegen de uitspraak waarmee de rechter het uitdelingsschema heeft nietig verklaard of aangepast. De uitdelingen in het kader van het door de rechter goedgekeurde schema worden verricht door de curator.

Voor het voldoen van vorderingen door middel van uitdelingen uit de te gelde gemaakte boedel wordt de volgende procedure gevolgd, conform artikel 722 van de Handelswet:

  1. vorderingen die door een pandrecht of hypotheek, derdenbeslag of bezitsontneming zijn zekergesteld en die zijn geregistreerd conform de Wet inzake zekerheidsrechten — uit de opbrengsten van de tegeldemaking van zekerheden;
  2. vorderingen ten aanzien waarvan pandrecht wordt uitgeoefend — uit de waarde van het actief waarop pandrecht rust;
  3. in de insolventieprocedure gemaakte onkosten (bij de aanvraag te betalen zegelrecht en alle overige onkosten die worden gemaakt tot de uitspraak tot opening van insolventieprocedure in kracht van gewijsde gaat; de beloning van de curator; de vorderingen van medewerkers en werknemers ingeval de onderneming van de schuldenaar haar handelsactiviteiten niet heeft gestaakt; de gemaakte kosten voor de vergroting, het beheer, de taxatie en de uitdeling van de insolvente boedel; en de onderhoudsuitkeringen ten behoeve van de schuldenaar en zijn gezin);
  4. vorderingen voortvloeiend uit arbeidsovereenkomsten die reeds bestonden voordat de insolventieprocedure werd geopend;
  5. door de schuldenaar aan derden te betalen wettelijke vergoedingen;
  6. publiekrechtelijke schulden aan de centrale overheid of gemeenten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, schulden uit hoofde van belastingen, douanerechten, vergoedingen en verplichte socialezekerheidsbijdragen, indien deze dateren van vóór de dag waarop de insolventieprocedure werd geopend;
  7. vorderingen die zijn ontstaan nadat de insolventieprocedure werd geopend en die niet vóór de betreffende vervaldatum zijn voldaan;
  8. eventuele overige niet door onderpand gedekte vorderingen die dateren van vóór de insolventieprocedure;
  9. wettelijke of contractuele rente op niet door onderpand gedekte schulden die betaalbaar zijn geworden na de dag waarop de insolventieprocedure werd geopend;
  10. door een zakelijk partner of aandeelhouder aan de schuldenaar verstrekte leningen;
  11. schenkingen;
  12. de door de schuldeisers gemaakte onkosten in verband met de insolventieprocedure, met uitzondering van de onkosten ingevolge artikel 629b van de Handelswet (vooraf betaalde initiële proceskosten).

Indien er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om de in de punten 3 tot en met 12 genoemde vorderingen volledig te voldoen, wordt iedere categorie in de rangorde van de schuldeisers proportioneel uitbetaald. Indien de centrale overheid meerdere vorderingen uit dezelfde categorie heeft ingediend en deze zijn toegelaten, dan worden de bedragen in één betaling vanuit de uitdelingsrekening van activa overgemaakt en na ontvangst verdeeld door het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten conform het Wetboek van Belasting- en Socialeverzekeringsprocedures. Het Nationaal Agentschap voor Overheidsinkomsten stelt de insolventierechter en de curator onverwijld van de betaling op de hoogte.

Vorderingen die zijn ontstaan uit wettelijke of contractuele rente op niet door zekerheid gedekte schulden die opeisbaar zijn geworden na de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure, vorderingen in verband met schulden die zijn ontstaan uit leningen verstrekt aan de schuldenaar door een zakelijk partner of aandeelhouder, en vorderingen van schuldeisers die zijn ontstaan uit schenkingen en uit de door de schuldeiser in de insolventieprocedure gemaakte onkosten, met uitzondering van die kosten voorzien in artikel 629b van de Handelswet (vooraf betaalde initiële proceskosten), kunnen alleen worden voldaan nadat de vorderingen van alle overige schuldeisers volledig zijn voldaan. Een schuldeiser die een vordering heeft ingediend nadat er een uitdeling is verricht, wordt toegevoegd aan de lijst van schuldeisers met vorderingen die te voldoen zijn uit navolgende uitdelingen, zonder gerechtigd te zijn tot een groter deel van de te gelde gemaakte boedel in navolgende uitdelingen bij wijze van compensatie voor het niet ontvangen van een deel uit eerdere uitdelingen.

Zekerheidsgerechtigde schuldeisers behouden hun zekerheden in een insolventieprocedure. Hun vorderingen worden als eerste afgehandeld, waarbij die preferentie uitsluitend van toepassing is op de opbrengst van de gehouden zekerheid. Indien de verkoopprijs van het persoonlijk eigendom waarop recht van pand is gevestigd of dat met hypotheek is bezwaard, ontoereikend is om het bedrag van de schuld, inclusief opgebouwde rente, volledig te dekken, neemt de schuldeiser deel aan de uitdeling als niet-zekerheidsgerechtigde schuldeiser. Indien de verkoopprijs van een persoonlijk eigendom waarop recht van pand is gevestigd of dat met hypotheek is bezwaard, hoger is dan de door zekerheid gedekte schuld, inclusief de opgebouwde rente, wordt het restbedrag opgenomen in de insolvente boedel. Deze regel geldt ook voor de voldoening van vorderingen van schuldeisers met een pandrecht.

Een schuldeiser wiens vordering gedeeltelijk is voldaan in de hoofdprocedure waarin een ondernemer door een buitenlandse rechter insolvent is verklaard, neemt deel aan de uitdeling van eigendommen in de aanvullende procedure die bij een Bulgaarse rechter is ingesteld, indien de ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit en het aandeel dat de schuldeiser uit de uitdeling van eigendommen in de aanvullende procedure zou ontvangen, groter is dan dat van de overige schuldeisers in dezelfde procedure. De activa die resteren na uitdeling van eigendommen in de aanvullende procedure worden bij de activa in de hoofdprocedure gevoegd.

Een vordering die aan uitstel onderhevig is, wordt in de initiële uitdeling opgenomen als betwiste vordering en in de uitdelingsstaat wordt een voorziening gereserveerd voor de voldoening ervan. Deze vordering wordt van de laatste uitdeling uitgesloten indien de voorwaarde voor uitstel dan nog steeds geldig is. Een vordering evenwel die onderworpen is aan een peremptoire voorwaarde wordt in de uitdeling opgenomen als vordering die als onvoorwaardelijke vordering is afgehandeld.

In de uitdelingsstaat worden ook voorzieningen gereserveerd voor het bedrag van de vordering dat in een civiele procedure wordt betwist. Indien alleen de zekerheid of de preferentie wordt betwist, wordt de vordering voorlopig opgenomen in de uitdeling als niet-zekergestelde vordering tot geschillenbeslechting heeft plaatsgevonden, en wordt in de uitdelingsstaat een voorziening gelijk aan het bedrag dat de schuldeiser zou ontvangen voor een zekergestelde vordering gereserveerd. In het herstelplan of bij uitdeling van de te gelde gemaakte boedel moet een voorziening worden getroffen voor niet-toegelaten vorderingen die worden betwist door middel van een vordering tot nietigverklaring ingevolge artikel 694 van de Handelswet.

De bedragen die op het moment van de definitieve uitbetaling zijn gereserveerd voor niet-geïnde of betwiste vorderingen worden door de curator, bij gerechtelijke beslissing, op een bankrekening gestort. De schuldenaar kan het eventuele restant van de insolvente boedel ontvangen na de volledige en definitieve vereffening van zijn schulden.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

In de volgende gevallen zal de rechter beëindiging van de insolventieprocedure bevelen:

  • indien er binnen één jaar na de inschrijving van de uitspraak ingevolge artikel 632, lid 1, van de Handelswet (de uitspraak tot aanhouden van de insolventieprocedure als gevolg van het niet toereikend zijn van de beschikbare activa om de onkosten van de insolventieprocedure te dekken en niet-betaling van de in de procedure gemaakte initiële kosten) geen verzoek is gedaan de procedure te hervatten;
  • uitputting van de insolvente boedel;
  • voldoening van alle vorderingen;
  • goedkeuring van een herstelplan;
  • sluiting van een akkoord tussen de schuldenaar en alle schuldeisers met toegelaten vorderingen, indien dit akkoord voldoet aan toepasselijke wettelijke vereisten en er geen vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694 van de Handelswet is ingesteld in verband met een niet-bestaande toegelaten vordering.

In de eerste drie gevallen zal de insolventierechter bij de uitspraak tot beëindiging van de procedure bevelen dat de ondernemer wordt doorgehaald, tenzij alle vorderingen van schuldeisers zijn voldaan en niet te gelde gemaakte activa in de insolvente boedel blijven. De uitspraak is vatbaar voor beroep binnen zeven dagen na de dag van de inschrijving in het Handelsregister.

Een insolventieprocedure wordt niet afgesloten indien de verplichtingen van de schuldenaar gedekt zijn door zekerheden van derden en de executieprocedure tegen de zekerheden nog loopt of wanneer de schuldenaar partij is bij een hangend rechtsgeding.

Ingevolge de nationale wetgeving maakt reorganisatie met het oog op herstructurering van de onderneming van de schuldenaar deel uit van de hoofdinsolventieprocedure.

Herstel van de onderneming is een afzonderlijke optionele fase in de insolventieprocedure. Voor het streven naar herstel is een speciaal schriftelijk verzoek aan de rechter vereist, waarin door een of meerdere van de volgende partijen een herstelplan wordt voorgesteld: de schuldenaar, de curator, de schuldeisers die goed zijn voor ten minste een derde van de zekergestelde vorderingen, de schuldeisers die goed zijn voor ten minste een derde van de niet-zekergestelde vorderingen, de vennoten of aandeelhouders die goed zijn voor ten minste een derde van het aandelenvermogen van de onderneming van de schuldenaar, een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid, of 20 % van het totale aantal werknemers en bedienden van de onderneming van de schuldenaar.

Een herstelplan kan (of herstelplannen kunnen) worden ingediend vanaf het moment van indiening van de aanvraag voor insolventie tot er één maand is verstreken vanaf de dag van inschrijving van de gerechtelijke uitspraak inzake goedkeuring van de lijst van toegelaten vorderingen in het Handelsregister. De kosten voor een herstelplan dat door de schuldenaar of de curator is ingediend, worden betaald uit de insolvente boedel; in alle andere gevallen worden ze gedekt door de partij die het plan heeft ingediend.

De inhoud van het herstelplan moet voldoen aan de in artikel 700, lid 1, van de Handelswet vastgelegde eisen en ingaan op zaken als: de mate waarin de in de door de rechter goedgekeurde lijsten opgenomen vorderingen per de datum waarop het plan is ingediend zullen worden voldaan; de wijze van en het tijdskader voor de voldoening van elke categorie vordering; de garanties voor de voldoening van betwiste niet-toegelaten vorderingen die per de datum waarop het plan is ingediend onderwerp zijn van een rechtsgeding; de voorwaarden waaronder vennoten in een vennootschap onder firma of een vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk van aansprakelijkheid worden ontheven; de mate waarin de vorderingen van iedere categorie schuldeisers zouden worden voldaan in vergelijking met de activa die zij zouden ontvangen in het kader van uitdeling conform de algemene bij wet vastgelegde procedure; de waarborgen die aan iedere categorie schuldeisers worden verstrekt in verband met de uitvoering van het plan; de beheerstechnische, organisatorische, juridische, financiële, technische en overige maatregelen die ter uitvoering van het plan moeten worden genomen; en de gevolgen van het plan voor de werknemers en bedienden van de onderneming van de schuldenaar. In het herstelplan kunnen daarnaast voorgestelde maatregelen of transacties worden beschreven die erop zijn gericht de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen, waaronder begrepen verkoop van de onderneming of een deel daarvan, de voorwaarden voor verkoop en de wijze waarop deze ten uitvoer wordt gelegd, conversie van schuld in eigen vermogen, novatie van verplichtingen of overige maatregelen en transacties (de mogelijkheid van verkoop van activa van exploitanten van water- en rioolvoorzieningen die benodigd zijn voor hun primaire activiteiten wordt in het plan expliciet uitgesloten tot er een nieuwe exploitant van water- en rioolvoorzieningen in het betreffende gebied is aangewezen), de benoeming van een toezichthoudend orgaan met bevoegdheid om gedurende de looptijd van het herstelplan of voor een kortere periode zeggenschap uit te oefenen over de activiteiten van de schuldenaar, uitstel van betaling, gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, reorganisatie van de vennootschap of overige maatregelen en transacties.

Indien het plan voldoet aan de in artikel 700, lid 1, van de Handelswet vastgelegde vereisten, doet de rechter een uitspraak waarin hij toestaat dat het plan in overweging wordt genomen door de vergadering van schuldeisers en gelast hij de publicatie van een kennisgeving in het Handelsregister waarin de datum van de vergadering wordt vermeld. Indien nodig wordt er een kennisgeving verstuurd naar de partij die het voorstel heeft ingediend, met de instructie om geconstateerde tekortkomingen te verhelpen. Tegen deze uitspraak kan binnen zeven dagen beroep worden aangetekend.

Uitsluitend schuldeisers met toegelaten of geldig verklaarde vorderingen of schuldeisers aan wie door de rechter stemrecht is toegekend, mogen over het plan stemmen. De schuldeisers stemmen afzonderlijk in de bij wet vastgelegde aparte categorieën en kunnen hun stem uitbrengen zonder dat zij in de vergadering aanwezig zijn middels een notariële machtigingsbrief die door de betreffende schuldeiser is getekend. Het plan wordt door iedere categorie schuldeisers aangenomen bij gewone meerderheid van vorderingen in de betreffende categorie. Tegen het aangenomen plan kan binnen zeven dagen na de dag van de stemming bezwaar worden ingediend bij de insolventierechter. Ook schuldeisers die vorderingen tot nietigverklaring ingevolge artikel 694 van de Handelswet hebben ingesteld, kunnen bezwaar aantekenen. Het plan wordt verworpen indien meer dan de helft van de schuldeisers met toegelaten vorderingen, ongeacht de categorie van die vorderingen, tegen het plan heeft gestemd. In verband met de goedkeuring van het plan wordt een kennisgeving in het Handelsregister gepubliceerd.

De rechter keurt het plan goed indien het voldoet aan de vereisten van artikel 705, lid 1, van de Handelswet, d.w.z. indien: aan alle bij wet vastgestelde vereisten voor de goedkeuring ervan door de verschillende categorieën van schuldeisers is voldaan; het plan is goedgekeurd door een meerderheid van de schuldeisers met meer dan de helft van de toegelaten, in de door de rechter goedgekeurde lijst opgenomen vorderingen; ingeval het plan voorziet in gedeeltelijke betaling, ten minste één categorie van schuldeisers die het plan hebben goedgekeurd, gedeeltelijk wordt uitbetaald; alle schuldeisers in dezelfde categorie gelijk worden behandeld, tenzij benadeelde schuldeisers schriftelijk van hun bezwaren hebben afgezien; het plan erin voorziet dat tegenstemmende schuldeisers en tegenstemmende schuldenaren dezelfde betaling ontvangen als die welke zij zouden hebben ontvangen als de activa conform de bij wet vastgelegde procedure zouden zijn uitgedeeld; geen van de schuldeisers meer ontvangt dan wat hun ingevolge hun vordering verschuldigd is; er geen inkomen wordt uitbetaald aan vennoten of aandeelhouders totdat de vorderingen van de categorieën van schuldeisers wier belangen het plan betreft, volledig en definitief zijn voldaan; en er geen onderhoudsuitkeringen worden verstrekt ten behoeve van eigenaren van eenmanszaken, vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid en hun gezin die hoger zijn dan het door de rechter vastgestelde bedrag totdat de vorderingen van de categorieën van schuldeisers wier belangen het plan betreft, volledig en definitief zijn voldaan. Indien de vergadering van schuldeisers verschillende plannen heeft aangenomen en alle plannen voldoen aan de bij wet vastgestelde vereisten, keurt de rechter het plan goed dat door de schuldeisers met meer dan de helft van de toegelaten vorderingen is aangenomen.

Een herstelplan kan tot een door een Bulgaarse rechter ingestelde aanvullende insolventieprocedure worden toegelaten, indien de ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit, en met toestemming van de curator in de hoofdprocedure waarin de ondernemer door een buitenlandse rechter insolvent is verklaard.

Middels de uitspraak tot goedkeuring van het herstelplan gelast de rechter de beëindiging van de procedure en benoemt hij het toezichthoudend orgaan dat is voorgesteld in het plan of gekozen door de vergadering van schuldeisers. Een uitspraak inzake goedkeuring van het herstelplan en een uitspraak tot verwerping van een plan dat is ontwikkeld met het oog op herstel van de onderneming van de schuldenaar en door de vergadering van schuldeisers is goedgekeurd, is vatbaar voor beroep binnen zeven dagen vanaf de dag van de inschrijving in het Handelsregister.

Het door de rechter goedgekeurde plan is verplicht voor de schuldenaar en alle schuldeisers met vorderingen in verband met schulden die vóór de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure zijn ontstaan. Met het oog op executie van de te gelde gemaakte vordering kan elke schuldeiser een aanvraag voor een executoriale titel indienen conform de procedure vastgesteld in artikel 405 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ongeacht het bedrag van de vordering.

Indien de schuldenaar in gebreke blijft bij de uitvoering van het herstelplan, kunnen schuldeisers met ingevolge het plan te gelde gemaakte vorderingen die goed zijn voor ten minste 15 % van het totale bedrag aan vorderingen, of het door de rechter benoemde toezichthoudend orgaan, de rechter verzoeken de insolventieprocedure te hervatten, zonder dat hiervoor bewijs van insolventie of een overmatige schuldenlast vereist is. In dit geval blijft het effect van het plan qua tegeldemaking met betrekking tot de rechten en zekerheden van de schuldenaren onaangetast. Er wordt geen herstelprocedure gevoerd in het kader van een hervatte insolventieprocedure.

Indien het goedgekeurde herstelplan voorziet in de verkoop van de onderneming of een deel daarvan, moet er binnen een maand vanaf de dag waarop de uitspraak tot goedkeuring van het plan in kracht van gewijsde gaat, een verkoopovereenkomst zijn gesloten. Indien er binnen de in het goedgekeurde herstelplan vastgestelde periode geen verkoopovereenkomst wordt gesloten, kan elke partij binnen een maand na het verstrijken van de termijn van één maand voor het sluiten van een verkoopovereenkomst, de insolventierechter verzoeken de overeenkomst beëindigd te verklaren. Indien geen der partijen verzoekt om de overeenkomst beëindigd te verklaren en een schuldeiser een aanvraag heeft ingediend, zal de insolventierechter de procedure hervatten en de schuldenaar insolvent verklaren.

Naast de goedkeuring van een herstelplan voorziet de Handelswet in nog een mogelijkheid voor een akkoord tussen de schuldenaar en de schuldeisers. De schuldenaar kan in elke fase van de procedure zelfstandig met alle schuldeisers met toegelaten vorderingen een schriftelijk schuldvereffeningsakkoord sluiten zonder zich hierbij te laten vertegenwoordigen door de curator. Als het akkoord voldoet aan de wettelijke vereisten zal de rechter aanhouding van de procedure toelaten, indien er vorderingen tot verkrijging van een verklaring van recht ingevolge artikel 694, lid 1, van de Handelswet zijn ingesteld waarmee het bestaan van toegelaten vorderingen wordt betwist. De uitspraak is vatbaar voor beroep binnen zeven dagen na de dag van de inschrijving in het Handelsregister.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

De laatste schuldeisersvergadering neemt een besluit aan over de onverkoopbare persoonlijke eigendommen in de insolvente boedel en kan ertoe besluiten dat persoonlijke eigendommen van verwaarloosbare waarde of vorderingen waarvan de inning onredelijke inspanning zou vereisen, aan de schuldenaar worden geretourneerd. De bedragen die op het moment van de definitieve uitbetaling zijn gereserveerd voor niet-geïnde of betwiste vorderingen worden door de curator, bij gerechtelijke beslissing, op een bankrekening gestort.

Bij afsluiting van de insolventieprocedure wordt de algemene uitwinning opgeheven en komt de conservatoire maatregel ambtshalve te vervallen vanaf de dag dat de uitspraak inzake de afsluiting van de insolventieprocedure in kracht van gewijsde is gegaan.

Eventuele vorderingen die niet zijn ingediend en rechten die niet zijn uitgeoefend in de insolventieprocedure, komen te vervallen. De vorderingen die niet in de insolventieprocedure konden worden voldaan komen te vervallen, behalve wanneer de procedure overeenkomstig artikel 744, lid 1, van de Handelswet is hervat (indien er binnen één jaar na de dag waarop aanhouding van de procedure is toegelaten, gereserveerde bedragen voor betwiste vorderingen vrijkomen of activa worden ontdekt waarvan het bestaan onbekend was tijdens de insolventieprocedure).

Indien de schuldenaar met alle schuldeisers met toegelaten vorderingen een schuldvereffeningsakkoord heeft gesloten en de insolventieprocedure is afgesloten, kunnen de schuldeisers verhaal zoeken conform de algemene civielrechtelijke voorschriften, behalve waar de Handelswet anders bepaalt. Indien de schuldenaar in gebreke blijft in de uitvoering van het schuldvereffeningsakkoord, kunnen de schuldeisers wier vorderingen goed zijn voor ten minste 15 % van de totale vorderingen verzoeken om hervatting van de insolventieprocedure zonder dat hiervoor een bewijs van insolventie of een overmatige schuldenlast vereist is.

Bij afsluiting van de insolventieprocedure volgend op de goedkeuring van het herstelplan gaat er een nieuwe wettelijke verjaringstermijn ingevolge artikel 110 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten in voor verplichtingen die zijn aangegaan vóór de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure, met ingang van de dag waarop de uitspraak inzake goedkeuring van het herstelplan in kracht van gewijsde is gegaan indien de verplichtingen in kwestie onmiddellijk moeten worden voldaan, of met ingang van de dag waarop de verplichtingen betaalbaar worden indien het herstelplan in uitstel van betaling ervan voorziet. Conform artikel 110 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten komen alle vorderingen te vervallen bij het verstrijken van de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar, tenzij de wet anders bepaalt. Indien een aanvraag tot hervatting van de insolventieprocedure is ingediend, wordt de wettelijke verjaringstermijn voor toegelaten vorderingen voor de duur van de hervattingsprocedure opgeschort. Een schuldeiser kan op basis van het door de rechter goedgekeurde herstelplan een aanvraag voor een executoriale titel in verband met zijn te gelde gemaakte vordering indienen, ongeacht het bedrag van de vordering.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Tot de kosten van een insolventieprocedure behoren ingevolge nationale wetgeving:

  • in verband met de insolventieprocedure te betalen zegelrecht en alle overige gemaakte kosten tot de dag waarop de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure in kracht van gewijsde gaat;
  • de beloning van de curator;
  • de vorderingen van medewerkers en werknemers van de onderneming van de schuldenaar indien deze haar handelsactiviteiten niet heeft gestaakt;
  • de gemaakte kosten voor de vergroting, het beheer, de taxatie en de uitdeling van de insolvente boedel;
  • de aan de schuldenaar en zijn gezin verstrekte onderhoudsuitkering.

Indien een aanvraag voor een insolventieprocedure door de schuldenaar wordt ingediend, is er vooraf geen zegelrecht verschuldigd. Het zegelrecht wordt bij uitdeling van de activa uit de insolvente boedel betaald. Indien de insolventie-aanvraag door een schuldeiser wordt ingediend, en indien een medeschuldeiser als partij aan de procedure deelneemt, wordt het zegelrecht geïnd bij de schuldeiser of de partij die medeschuldeiser is.

Indien de beschikbare activa van de schuldenaar ontoereikend zijn om de initiële kosten van de insolventieprocedure te dekken, of indien in de loop van de insolventieprocedure wordt vastgesteld dat de beschikbare activa van de schuldenaar ontoereikend zijn om de kosten van de insolventieprocedure te dekken, stelt de rechter met het oog op opening van de insolventieprocedure een bedrag vast dat binnen een door de rechter bepaalde termijn door de schuldenaar of een schuldeiser moet worden vooruitbetaald. De initiële kosten van de insolventieprocedure worden door de rechter bepaald, rekening houdend met de huidige beloning van de voorlopige curator en de geschatte kosten van de insolventieprocedure. Indien de schuldenaar een vennootschap is, beslist de rechter over de vooruitbetaling van kosten, rekening houdend met de eigendommen van de vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid.

Na aanvang van een insolventieprocedure worden de kosten betaald uit de insolvente boedel. Hiertoe kan de rechter bij beschikking de curator bevoegdheid verlenen om de nodige vervreemdingen te verrichten.

Indien de procedure in de fase van vergroting van de insolvente boedel verkeert, hoeft het zegelrecht niet vooruitbetaald te worden. Er wordt geen zegelrecht geïnd wanneer op grond van gerechtelijke uitspraken en beschikkingen omstandigheden met betrekking tot de insolventie in het Handelsregister worden ingeschreven en wanneer een derdenbeslag of algemene uitwinning wordt ingeschreven of komt te vervallen.

In een procedure die is ingesteld naar aanleiding van een verzoek tot nietigverklaring van een transactie op grond van de artikelen 645, 646 en 647 van de Handelswet en artikel 135 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten hoeft zegelrecht niet vooruitbetaald te worden, ongeacht het niveau van het gerecht. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt het zegelrecht geïnd bij de partij die in het rechtsgeding niet in het gelijk is gesteld. Indien het verzoek wordt afgewezen, wordt het zegelrecht uit de insolvente boedel betaald. Indien het verzoek tot nietigverklaring van een transactie door de curator is ingediend en is afgewezen, worden de door derden gemaakte kosten in de insolventieprocedure betaald uit de insolvente boedel.

Er hoeft geen zegelrecht te worden vooruitbetaald in verband met een vordering tot verkrijging van een verklaring van recht ingesteld door een schuldeiser of schuldenaar ingevolge artikel 694 van de Handelswet. Als de vordering wordt afgewezen, komen de kosten voor rekening van de eiser.

De vordering van een schuldeiser die is ingediend nadat de wettelijke termijn voor indiening is verstreken, maar niet later dan twee maanden na de dag waarop deze is verstreken, wordt aan de lijst van ingediende vorderingen toegevoegd en toegelaten conform de bij wet vastgestelde procedure. De bij de toelating gemaakte extra kosten komen voor rekening van de schuldeiser die de vordering heeft ingediend.

De gemaakte kosten voor een herstelplan dat door de schuldenaar of de curator is ingediend, worden betaald uit de insolvente boedel; in alle andere gevallen worden ze gedekt door de partij die het plan heeft ingediend. Tenzij in het herstelplan anders is bepaald, beveelt de rechter de schuldenaar het zegelrecht en de gemaakte kosten te betalen.

De gemaakte kosten voor het behoud van activa die te gelde worden gemaakt, worden, tot de inbezitneming door de koper, betaald uit de insolvente boedel. De kosten die zijn gemaakt voor de verkoop van in eigendom van de schuldenaar zijnde en aan zijn werknemers en bedienden verhuurde woningen zijn voor rekening van de verkoper.

Bij uitdeling van de te gelde gemaakte activa worden de vorderingen voortvloeiend uit in de insolventieprocedure gemaakte kosten voldaan na de voldoening van zekergestelde vorderingen en vorderingen ten aanzien waarvan retentierecht wordt uitgeoefend.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De Handelswet voorziet in waarborgen ter bescherming van schuldeisers van de insolvente boedel tegen handelingen en transacties die door de schuldenaar zijn verricht met als doel de insolvente boedel uit te putten en de belangen van schuldeisers te schaden. De wet hanteert het concept van een "verdachte periode", ofwel het onmiskenbaar vermoeden dat de belangen van schuldeisers geschaad zijn, indien er binnen deze periode bepaalde handelingen of transacties zijn verricht. De duur van de verdachte periode is afhankelijk van het soort transactie waarop het wettelijk vermoeden van schadelijkheid van toepassing is. Voor bepaalde transacties en handelingen gaat de verdachte periode in per de datum van insolventie of overmatige schuldenlast, maar niet eerder dan één jaar voordat het verzoek tot opening van de insolventieprocedure is ingediend, en eindigt deze op de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure. In andere gevallen gaat de periode terug tot drie, twee of één jaar vóór de dag waarop de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure is ingediend en wordt de periode tussen die dag en de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure ook meegerekend. Bepaalde handelingen en transacties die zijn verricht na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure en in strijd met de vastgestelde procedure, d.w.z. zonder voorafgaande toestemming van de curator, worden eveneens als schadelijk beschouwd.

De soorten handelingen en transacties die in het kader van de Handelswet als schadelijk worden beschouwd, worden uitputtend beschreven en vallen in twee categorieën uiteen: nietig en niet-uitvoerbaar ten opzichte van de schuldeisers van de insolvente boedel.

Op nietige transacties is artikel 646, lid 1, van de Handelswet van toepassing. Dit artikel bepaalt dat de volgende handelingen en transacties nietig zijn ten aanzien van schuldeisers, indien zij in strijd met de procedureregels zijn verricht na de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure:

  1. voldoen van een schuld die is aangegaan vóór de dag van de uitspraak tot opening van een insolventieprocedure;
  2. vestigen van een zekerheid of hypotheek op een eigendomsrecht of een persoonlijk eigendom uit de insolvente boedel;
  3. een transactie waarbij een recht of een actief uit de insolvente boedel betrokken is.

Op overige soorten schadelijke handelingen of transacties die niet-uitvoerbaar kunnen worden verklaard, is het bepaalde in artikel 645, lid 2, artikel 646, lid 2, en artikel 647 van de Handelswet en artikel 135 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten van toepassing. Om niet-uitvoerbaar te zijn ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel, dienen de handelingen en transacties niet-uitvoerbaar te zijn verklaard in een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan.

Volgens artikel 646, lid 2, van de Handelswet kunnen de volgende, na de aanvang van de insolventie of overmatige schuldenlast door de schuldenaar verrichte handelingen of aangegane transacties binnen de desbetreffende periodes niet-uitvoerbaar worden verklaard ten aanzien van schuldeisers:

  1. vervroegde voldoening van een verplichting, ongeacht de wijze van voldoening, binnen één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure;
  2. vestiging van een zekerheid of hypotheek ter dekking van een voorheen niet-zekergestelde vordering jegens de schuldenaar, binnen één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure;
  3. voldoening door de schuldenaar van een verplichting die betaalbaar is geworden, ongeacht de wijze van voldoening, binnen zes maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure.

Indien de schuldeiser er kennis van had dat de schuldenaar insolvent was of een overmatige schuldenlast had, wordt de duur van de verdachte periode in de eerste twee gevallen verlengd tot twee jaar en in het derde geval tot één jaar. Deze kennis wordt verondersteld aanwezig te zijn als de schuldenaar en de schuldeiser verbonden partijen zijn of als de schuldeiser kennis had, of kennis had kunnen hebben, van omstandigheden die redelijkerwijs tot de conclusie leiden dat de schuldenaar insolvent was of een overmatige schuldenlast had.

Er mag geen beroep worden gedaan op niet-uitvoerbaarheid in het eerste en derde geval als de verplichting als onderdeel van de normale bedrijfsvoering van de schuldenaar is voldaan en:

  • beantwoordt aan de tussen de partijen overeengekomen voorwaarden en gelijktijdig is voldaan met de levering van goederen of diensten van gelijke waarde aan de schuldenaar, of binnen dertig dagen na de dag waarop de verplichting opeisbaar werd, of
  • de schuldeiser na de betaling goederen of diensten van gelijke waarde heeft geleverd aan de schuldenaar.
In het tweede geval kan geen beroep op niet-uitvoerbaarheid worden gedaan als de zekerheid of de hypotheek is gevestigd:
  • vóór of gelijktijdig met de verstrekking van een lening aan een schuldenaar;
  • om een andere zakelijke zekerheid te vervangen, die niet niet-uitvoerbaar kan worden verklaard overeenkomstig de regels vastgelegd in deel I, hoofdstuk 41 van de Handelswet;
  • tot zekerstelling van een lening die is verstrekt teneinde het actief waarop pandrecht of hypotheek gevestigd is te verkrijgen.

Nietigheid ingevolge artikel 646, lid 2, van de Handelswet laat de rechten die te goeder trouw door derden zijn verkregen vóór de inschrijving van de aanvraag waarmee een vordering tot nietigverklaring van een transactie is ingesteld, onverlet. Kwade trouw wordt verondersteld tot het tegendeel is bewezen indien de derde verbonden is aan de schuldenaar of aan de persoon met wie de schuldenaar onderhandelde.

De publiekrechtelijke en kredietvorderingen van de overheid waarop particuliere handhaving van toepassing is, en die de schuldenaar heeft voldaan, kunnen niet volgens de hiervoor beschreven regels en procedure nietig worden verklaard ten aanzien van schuldeisers van de insolvente boedel.

Volgens artikel 647, lid 1, van de Handelswet kunnen de volgende handelingen en transacties van de schuldenaar, indien verricht binnen de beschreven perioden, nietig worden verklaard ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel:

  1. transacties zonder tegenprestatie, met uitzondering van gewone schenkingen, aangegaan met een aan de schuldenaar verbonden partij binnen drie jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure werd ingediend;
  2. transacties zonder tegenprestatie, aangegaan binnen twee jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure werd ingediend;
  3. ondergewaardeerde transacties, aangegaan binnen twee jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure, maar niet vóór de aanvang van de insolventie of overmatige schuldenlast;
  4. hypotheken, pandrechten of persoonlijke zekerheden gevestigd in verband met verplichtingen jegens derden binnen één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure, maar niet vóór de aanvang van de insolventie of overmatige schuldenlast;
  5. hypotheken, pandrechten of persoonlijke zekerheden gevestigd in verband met verplichtingen jegens derden ten gunste van een aan de schuldenaar verbonden schuldeiser binnen twee jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure, maar niet vóór de aanvang van insolventie of overmatige schuldenlast;
  6. transacties die schadelijk zijn voor schuldeisers en die zijn gesloten met een aan de schuldenaar verbonden partij binnen twee jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure.

Artikel 647, lid 1, van de Handelswet geldt ook voor door de schuldenaar verrichte handelingen en transacties in de periode tussen de indiening van de aanvraag tot het openen van de insolventieprocedure en de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure. Nietigverklaring laat de rechten die door derden vóór de inschrijving van de aanvraag te goeder trouw tegen een vergoeding zijn verkregen, onverlet.

Een verrekening kan ook ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel nietig worden verklaard indien de schuldeiser de vordering heeft verkregen en de schuld is aangegaan vóór de dag van de uitspraak tot opening van de insolventieprocedure, in de wetenschap dat de schuldenaar ten tijde van verkrijging van de vordering of het aangaan van de schuld insolvent was of een overmatige schuldenlast had of dat er een aanvraag tot het openen van een insolventieprocedure was ingediend.

Ongeacht het moment waarop de wederzijdse schulden zijn aangegaan, is een verrekening die door de schuldenaar is gerealiseerd ná de verklaring van insolventie of overmatige schuldenlast maar niet eerder dan één jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend, nietig ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel, met uitzondering van het deel van de schuld dat de schuldeiser zou ontvangen op het moment van uitdeling volgend op de tegeldemaking van de goederen.

In artikel 135 van de Wet verplichtingen en overeenkomsten worden de vorderingen beschreven die de curator of de schuldeiser kan instellen om schadelijke handelingen van de schuldenaar nietig te verklaren, indien de schadelijke werking van die handelingen bij de schuldenaar bekend was. Indien de handeling voortkomt uit winstbejag, wordt ook de partij met wie de schuldenaar onderhandelt geacht kennis te hebben van de schade. De nietigheid laat de rechten die te goeder trouw tegen een vergoeding door derden zijn verkregen vóór de inschrijving van de aanvraag waarmee een vordering tot nietigverklaring van een transactie is ingesteld, onverlet. Kennis wordt verondersteld tot het tegendeel is bewezen indien de derde de echtgenoot/echtgenote, een ascendent, descendent of broer of zus van de schuldenaar is. Indien uitgevoerd voordat er een vordering is ontstaan, is de handeling alleen nietig indien zij door de schuldenaar of de partij met wie de schuldenaar onderhandelde is verricht met het oogmerk de schuldeiser te benadelen.

Een vordering tot nietigverklaring van handelingen of transacties ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel en de bijbehorende handelingen voor prestaties om de insolvente boedel te vergroten, kan worden ingesteld door de curator of, indien deze dit verzuimt te doen, door elke schuldeiser van de insolvente boedel. Indien de vordering door een schuldeiser wordt ingesteld, wijst de rechter de curator ambtshalve als medeëiser aan. Indien een vordering door een schuldeiser is ingesteld, zal een tweede aanhangigmaking inzake dezelfde vordering niet worden toegestaan. De tweede schuldeiser kan de rechter echter verzoeken hem als medeëiser aan te wijzen voorafgaand aan de eerste zitting in de zaak. Een eindvonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, is geldig en bindend voor de schuldenaar, de curator en alle schuldeisers.

Indien de rechter een transactie nietig heeft verklaard ten aanzien van de schuldeisers van de insolvente boedel, worden de door een derde verstrekte activa geretourneerd, en als die activa niet zijn opgenomen in de insolvente boedel of er geld verschuldigd is, zal de derde als schuldeiser deelnemen aan de procedure.

Een door de curator ingestelde vordering tot nietigverklaring van een transactie in de hoofdinsolventieprocedure of aanvullende insolventieprocedure waarin een ondernemer door een buitenlandse rechter insolvent is verklaard, of in een door een Bulgaarse rechter ingestelde aanvullende procedure, ingeval de ondernemer aanzienlijke activa in Bulgarije bezit, wordt geacht in beide procedures aanhangig te zijn gemaakt.

Laatste update: 17/02/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Tsjechië

Rechtskader

De belangrijkste bepalingen met betrekking tot de insolventieprocedure in de Tsjechische Republiek staan in wet 182/2006 Coll. inzake insolventie en de afhandelingswijzen (Zákon č. 182/2006 Sb., o úpadku a způsobech jeho řešení) (de insolventiewet) met subsidiaire toepassing van wet 99/1963 Coll., wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zákon č. 99/1963 Sb., občanský soudní řád).

Een andere belangrijke regeling is vastgesteld in wet 312/2006 Coll. inzake insolventiefunctionarissen (Zákon č. 312/2006 Sb., o insolvenčních správcích), die (samen met de insolventiewet) het rechtskader voor insolventiefunctionarissen vormt.

De huidige tekst van deze bepalingen kan De link wordt in een nieuw venster geopend.hier worden geraadpleegd.

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Het is mogelijk om een insolventieprocedure aan te spannen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht of het om ondernemers gaat.

De verschillende soorten insolventieprocedures (faillissement, reorganisatie, kwijtschelding van schulden) verschillen afhankelijk van de entiteiten waarvoor ze bestemd zijn. Waar een faillissementsprocedure jegens alle entiteiten worden aangespannen, is een reorganisatieprocedure uitsluitend gericht op ondernemers en is kwijtschelding van schulden voornamelijk bedoeld voor entiteiten die geen ondernemers zijn (voor nadere gegevens, zie hieronder).

Het is niet mogelijk om een insolventieprocedure aan te spannen jegens de staat, zelfstandige territoriale autoriteiten, politieke partijen en bewegingen tijdens verkiezingen en jegens bepaalde andere (met name openbare) entiteiten. Er gelden bijzondere regels voor financiële instellingen en verzekeringsmaatschappijen.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Insolventie of dreigende insolventie

De insolventieprocedure is een gerechtelijke procedure betreffende de insolventie of dreigende insolventie van een schuldenaar en de afhandelingswijze hiervan. De basisvoorwaarde is derhalve dat er sprake is van insolventie of dreigende insolventie.

De schuldenaar is insolvent als (cumulatieve voorwaarden):

  • hij meerdere schuldeisers heeft;
  • hij financiële verplichtingen heeft die sinds meer dan dertig dagen zijn vervallen;
  • hij niet in staat is aan deze verplichtingen te voldoen.

De schuldenaar wordt met name niet in staat geacht te voldoen aan zijn financiële verplichtingen als hij de betaling van een aanzienlijk deel van zijn financiële verplichtingen heeft stopgezet, als hij deze niet voldoet binnen een periode van meer dan drie maanden na de vervaldatum of als het niet mogelijk is om door middel van uitvoering of beslag de betaling van bepaalde verlopen geldvorderingen te verkrijgen van de schuldenaar.

Als de schuldenaar een ondernemer is (ongeacht of hij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is), is hij eveneens insolvent als hij diep in de schulden zit. De schuldenaar wordt geacht diep in de schulden te zitten als hij meerdere schuldeisers heeft en zijn totale passiva groter zijn dan de waarde van zijn activa.

Er is sprake van dreigende insolventie als, gezien alle omstandigheden, redelijkerwijs kan worden verondersteld dat de schuldenaar niet in staat zal zijn om een aanzienlijk deel van zijn financiële verplichtingen naar behoren en tijdig te voldoen.

Soorten insolventieprocedures

Het Tsjechisch recht onderscheidt drie afhandelingswijzen voor insolventie of dreigende insolventie van de schuldenaar in het kader van de insolventieprocedure:

  • faillissement (konkurs);
  • reorganisatie (reorganizace);
  • kwijtschelding van schulden (oddlužení).

In de insolventiewet wordt de vrijheid gelaten om te bepalen welke van de mogelijke varianten het meest geschikt is voor een bepaalde schuldenaar, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met liquidatieprocedures (faillissement), maar ook met sanering (reorganisatie en kwijtschelding van schulden). De keuze voor de gepaste wijze om de insolventie van de schuldenaar af te wikkelen, moet erop gericht zijn om de schuldeisers de best mogelijke oplossing te bieden.

Faillissement is een algemene afhandelingswijze voor insolventie die berust op het feit dat de vastgestelde vorderingen van de schuldeisers op basis van een beslissing over de faillietverklaring naar verhouding worden betaald door de opbrengst van de liquidatie van de insolvente boedel, en dit zonder dat de onbetaalde vorderingen of de delen hiervan vervallen, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen. Deze afhandelingswijze voor insolventie wordt toegepast als het niet mogelijk is om reorganisatie of kwijtschelding van schulden toe te passen als meer gematigde procedure jegens de schuldenaar of als in het kader van een procedure is aangetoond dat het niet mogelijk om deze afhandelingswijze te blijven toepassen.

Reorganisatie is bedoeld voor de afhandeling van de insolventie of dreigende insolventie van de schuldenaar als hij ondernemer is. In dit geval heeft de reorganisatie betrekking op zijn onderneming. Deze houdt doorgaans in dat de vorderingen van de schuldeisers geleidelijk worden betaald, waarbij de onderneming van de schuldenaar blijft functioneren door maatregelen die zijn gericht op het economische herstel van deze onderneming volgens het reorganisatieplan dat is goedgekeurd door het bevoegde insolventiegerecht. De uitvoering van dit plan wordt voortdurend gecontroleerd door de schuldeisers.

Kwijtschelding van schulden is de afhandelingswijze voor insolventie of dreigende insolventie voor schuldenaren die natuurlijke personen (al dan niet betrokken bij een onderneming) zijn of rechtspersonen die geen ondernemers zijn. Deze afhandelingswijze houdt meer rekening met de sociale aspecten dan met de economische aspecten. De schuldenaar moet in staat worden gesteld om “een nieuwe start” te maken en hij moet worden gemotiveerd om actief deel te nemen aan de terugbetaling van zijn schuld. In de regel moet de schuldenaar minstens in staat zijn tot volledige dekking van de vergoeding en contante uitgaven van de insolventiefunctionaris en tot betaling van ten minste hetzelfde bedrag voor de andere schuldeisers, naast volledige betaling van de vorderingen voor wettelijke alimentatie en griffiekosten. Bepaalde categorieën schuldenaren (ontvangers van ouderdoms- of invaliditeitspensioen of personen die een vastgesteld percentage van hun schulden kunnen terugbetalen) kunnen voor een beperkte periode kwijtschelding van schulden krijgen. Schuldeisers met een zekerheidsrecht worden geacht te worden betaald krachtens hun zekerheidsrecht. Het doel is eveneens om de uitgave van openbare middelen te verlagen voor de sanering van de financiën van personen met sociale problemen. Het is mogelijk schulden kwijt te schelden door de insolvente boedel te liquideren of door het aflossingsschema uit te voeren en de insolvente boedel te liquideren.

Wie is er bevoegd om te verzoeken om een insolventieprocedure?

Een insolventieprocedure kan uitsluitend worden ingeleid op basis van een verzoek. De procedure wordt ingeleid op de datum dat het verzoek wordt ontvangen door het bevoegde gerecht. De schuldenaar en zijn schuldeiser hebben de mogelijkheid om te verzoeken om een insolventieprocedure. Alleen de schuldenaar heeft de mogelijkheid om te verzoeken om een insolventieprocedure als het gaat om een verzoek wegens dreigende insolventie.

Als de schuldenaar een ondernemer is (ongeacht of hij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is), moet hij onverwijld verzoeken om een insolventieprocedure nadat hij kennis heeft genomen van zijn insolventie of als hij hiervan kennis had moeten nemen door met zorg te handelen.

Faillietverklaring

Het bevoegde insolventiegerecht besluit tot de faillietverklaring door een afzonderlijke beslissing uit te spreken. In uitzonderlijke gevallen voegt het deze beslissing bij de insolventiebeslissing (op voorwaarde dat de schuldenaar een persoon is die geen beroep kan doen op reorganisatie of kwijtschelding van schulden). De faillietverklaring wordt van kracht op het moment dat de beslissing over de faillietverklaring is gepubliceerd in het insolventieregister.

Inleiding van een reorganisatie

Een reorganisatie wordt ingeleid krachtens de toestemming van het bevoegde insolventiegerecht op verzoek van een schuldenaar of van een aangemelde schuldeiser.

De voorwaarden voor het toestemmen met een reorganisatie zijn als volgt (alternatieve voorwaarden):

  • de totale hoogte van de jaarlijkse netto-omzet van de schuldenaar voor het laatste boekjaar voorafgaand aan het verzoek om insolventie bedraagt ten minste 50 000 000 CZK; of
  • de schuldenaar heeft ten minste vijftig werknemers in dienst uit hoofde van een arbeidsovereenkomst; of
  • de schuldenaar heeft tegelijkertijd met zijn verzoek om insolventie of uiterlijk op de datum waarop de insolventiebeslissing wordt gewezen zijn reorganisatieplan verstrekt aan het bevoegde insolventiegerecht dat ten minste door de helft van alle schuldeisers met een zekerheidsrecht is aangenomen, berekend op basis van de hoogte van hun vorderingen, en ten minste door de helft van de schuldeisers zonder zekerheidsrecht, berekend op basis van de hoogte van hun vorderingen.

Reorganisatie is niet toegestaan als de schuldenaar een rechtspersoon is die wordt geliquideerd, een effectenmakelaar of een persoon die gemachtigd is om te onderhandelen op een goederenbeurs conform de bijzondere rechtsvoorschriften.

Als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, geeft het bevoegde insolventiegerecht toestemming voor reorganisatie; hiertegen kan geen beroep worden ingesteld.

Het bevoegde insolventiegerecht verwerpt het verzoek om toestemming voor reorganisatie: a) als gezien alle omstandigheden redelijkerwijs kan worden verondersteld dat dit voortkomt uit een oneerlijke intentie; b) als dit opnieuw wordt ingediend door een persoon over wiens verzoek om toestemming voor reorganisatie al eerder een beslissing is genomen; of c) als dit wordt ingediend door een schuldeiser die niet door de vergadering van schuldeisers is aanvaard. Alleen de persoon die het verzoek heeft ingediend, kan beroep instellen tegen de beslissing.

Kwijtschelding van schulden

Het verzoek om toestemming voor kwijtschelding van schulden wordt ingediend door de schuldenaar met behulp van het desbetreffende formulier en in voorkomend geval tegelijkertijd met het insolventieverzoek (als de insolventieprocedure niet is ingeleid op verzoek van een schuldeiser). Er geldt een beperking op basis waarvan het verzoek om kwijtschelding van schulden voor de schuldenaar moet worden ingediend door een advocaat, notaris, gerechtsdeurwaarder, insolventiefunctionaris of iemand die is geaccrediteerd om in het algemeen belang te werken. Schuldenaren hebben het recht het verzoek zelf in te dienen als zij over een universitair diploma in de rechten of economie beschikken.

Het verzoek om toestemming voor kwijtschelding van schulden en de bijlagen daarbij moeten vooral gegevens bevatten over de eerdere en verwachte toekomstige inkomsten van de schuldenaar, evenals het overzicht van zijn activa en een plechtige verklaring dat hij ten tijde van het verzoek om insolventie in kennis is gesteld van zijn verplichtingen uit hoofde van de insolventieprocedure, dat hij zijn schuldvorderingen in het kader van de kwijtschelding naar behoren zal voldoen, dat hij alles in het werk zal stellen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om de schuldeisers volledig te betalen, dat hij alle verplichtingen zal nakomen die voortvloeien uit de insolventiewet en de beslissing tot goedkeuring van de kwijtschelding van schulden, en dat hij al zijn inkomsten zal opgeven.

Als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, geeft het bevoegde insolventiegerecht toestemming voor de kwijtschelding van schulden. Het verwerpt het verzoek om toestemming voor kwijtschelding van schulden als gezien alle omstandigheden redelijkerwijs kan worden verondersteld dat dit voortkomt uit een oneerlijke intentie of als de schuldenaar niet in staat is om de “minimale terugbetaling” te verrichten. De minimale terugbetaling moet de vergoeding en de contante uitgaven van de insolventiefunctionaris, het uitstaande en lopende onderhoud, de vergoeding voor degene die het verzoek om toestemming voor kwijtschelding van schulden opstelt, en een bepaald bedrag voor schuldeisers zonder zekerheidsrecht volledig dekken. Het bevoegde insolventiegerecht verwerpt het verzoek om toestemming voor kwijtschelding van schulden eveneens als de tot dusver verkregen resultaten van de procedure een onvoorzichtige of nalatige houding van de schuldenaar hebben aangetoond wat betreft de uitvoering van zijn verplichtingen in de insolventieprocedure. Verder wijst het gerecht het verzoek af als a) er in de afgelopen tien jaar al schulden van de schuldenaar zijn kwijtgescholden, b) voor de schuldenaar in de afgelopen vijf jaar kwijtschelding van schulden is beëindigd vanwege een oneerlijke intentie, of c) de schuldenaar in de afgelopen drie maanden een procedure heeft beëindigd door het verzoek in te trekken. Verzoeken worden niet afgewezen op bovengenoemde gronden indien de schuldenaar de verplichting om gerechtvaardigde redenen is aangegaan of als er een aanzienlijke wanverhouding bestaat tussen het bedrag van de schulden en de aflossingskosten. Alleen de schuldenaar kan beroep instellen tegen de beslissing waarbij zijn verzoek wordt verworpen.

Wanneer wordt de insolventieprocedure ingeleid?

De insolventieprocedure wordt ingeleid op het moment dat er een kennisgeving van het inleiden van de insolventieprocedure wordt gepubliceerd in het insolventieregister (zie hieronder) en deze blijft van kracht tot het einde van de insolventieprocedure, tenzij in de wet anders is bepaald voor een van de afhandelingswijzen inzake insolventie.

Voorlopige voorzieningen voorafgaand aan de insolventiebeslissing

Het bevoegde insolventiegerecht kan zelfs als er geen verzoek is ingediend voorlopige voorzieningen gelasten voor de periode tot de insolventiebeslissing, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen. De persoon die verzoekt om voorlopige voorzieningen die het bevoegde gerecht op het gebied van insolventie zelfs zonder verzoek zou kunnen gelasten, hoeft geen zekerheid te stellen. Als de schuldenaar verzoekt om voorlopige voorzieningen, hoeft hij geen zekerheid te stellen.

Met een voorlopige voorziening kan het bevoegde insolventiegerecht onder meer:

  • een voorlopige insolventiefunctionaris aanwijzen;
  • bepaalde gevolgen van de insolventieprocedure beperken;
  • bepaalde personen die verzoeken om een insolventieprocedure opleggen om een zekerheid te stellen voor het betalen van een schadevergoeding of het dekken van andere schade die de schuldenaar heeft geleden.

Insolventieregister

De bekendmaking van de insolventieprocedure wordt verzorgd door het insolventieregister, dat wordt beheerd door het ministerie van Justitie (Ministerstvo spravedlnosti). Het gaat om een digitaal systeem van de overheid, dat toegankelijk is op het volgende adres: De link wordt in een nieuw venster geopend.https://isir.justice.cz.

Het voornaamste doel van het insolventieregister is het garanderen van maximale bekendheid van insolventieprocedures en het recht om het verloop hiervan te volgen. In het register kunnen beslissingen van het bevoegde insolventiegerecht worden gepubliceerd die zijn gewezen in insolventieprocedures en incidentele geschillen, kunnen documenten worden gepubliceerd die zijn toegevoegd aan het gerechtelijke dossier en andere informatie, en als deze publicatie is voorgeschreven door de insolventiewet of als hiertoe is besloten door het bevoegde insolventiegerecht.

Het insolventieregister is openbaar toegankelijk (met uitzondering van bepaalde gegevens) en iedereen heeft het recht om dit te raadplegen en kopieën of aantekeningen te maken.

Naast de informatieve functie is het insolventieregister ook essentieel voor de betekening en kennisgeving van stukken. Het is namelijk het instrument waarmee de kennisgeving en betekening van de meeste gerechtelijke beslissingen en andere geschriften kan worden gedaan. Het inleiden van een insolventieprocedure wordt doorgaans binnen twee uur na het indienen van een verzoek aangekondigd door een kennisgeving in het insolventieregister (meer bepaald binnen twee uur gedurende de openingstijden van het gerecht). Vervolgens worden alle gerechtelijke beslissingen en andere geschriften gepubliceerd in het insolventieregister. Zo heeft iedereen een overzicht van de lopende insolventieprocedures in de Tsjechische Republiek.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Insolvente boedel

Als het insolventieverzoek is ingediend door de schuldenaar, wordt de insolvente boedel gevormd door de activa van de schuldenaar op het moment dat de insolventieprocedure van kracht is geworden en door de activa die de schuldenaar gedurende de insolventieprocedure heeft verkregen.

Als het insolventieverzoek is ingediend door de schuldeiser, wordt de insolvente boedel gevormd door de activa van de schuldenaar op het moment dat een voorlopige voorziening van kracht is geworden waarmee het bevoegde insolventiegerecht het recht van de schuldenaar om te beschikken over zijn activa geheel of gedeeltelijk beperkt, alsook door de activa van de schuldenaar op het moment dat de beslissing over zijn insolventie van kracht wordt en door de activa die de schuldenaar gedurende de insolventieprocedure heeft verkregen nadat de genoemde beslissingen van kracht zijn geworden.

Als de schuldenaar mede-eigenaar is van de bovenstaande activa, wordt de insolvente boedel gevormd door zijn aandeel in deze activa. De gemeenschappelijke zaken van de schuldenaar en de echtgeno(o)t(e) maken eveneens deel uit van de insolvente boedel.

De activa van andere personen dan de schuldenaar vormen de insolvente boedel als dit bij wet is bepaald, met name als het gaat om een tegenprestatie die voortvloeit uit rechtshandelingen die niet kunnen worden tegengeworpen. Voor de liquidatie hiervan worden die activa geacht deel uit te maken van de activa van de schuldenaar.

Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen wordt de insolvente boedel met name gevormd door liquide middelen, roerende en onroerende zaken, de onderneming, een groep zaken en collectieve zaken, spaarboekjes, depositocertificaten of andere deposito-instrumenten, aandelen, geldopnemingen, cheques of andere titels, geldvorderingen en niet-geldelijk vorderingen van de schuldenaar, met inbegrip van voorwaardelijke vorderingen en niet-vervallen vorderingen, het salaris van de schuldenaar, het loon, het arbeidsinkomen en de inkomsten die in de plaats komen van het arbeidsinkomen van de schuldenaar, de andere rechten en elementen van activa als deze een in geld waardeerbare waarde hebben. De insolvente boedel wordt eveneens gevormd door het toebehoren, de meerwaarde, de vruchten en de winst van deze activa.

Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen maken de activa die niet worden getroffen door de uitvoering of het beslag geen deel uit van de insolvente boedel. Deze kwesties worden beheerst door wet 99/1963 Coll., wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Wat betreft de zaken die in bezit van de schuldenaar zijn, kan de uitvoering van de beslissing geen betrekking hebben op de zaken die de schuldenaar nodig heeft om te voorzien in zijn materiële behoeften of die van zijn familie, of om zijn werk uit te voeren, evenals op andere zaken waarvan de verkoop strijdig zou zijn met de morele regels (met name gewone kleding, huishoudelijke artikelen, trouwringen en andere vergelijkbare voorwerpen, medische hulpmiddelen die hij nodig heeft vanwege ziekte of een fysiek probleem, liquide middelen ter hoogte van een bedrag dat overeenkomt met het dubbele minimuminkomen voor een persoon, gezelschapsdieren). Zaken die dienen voor de onderneming van de schuldenaar zijn daarentegen niet uitgesloten van de insolvente boedel. Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen maken activa waarover uitsluitend kan worden beschikt op de in bijzondere rechtsvoorschriften vastgestelde wijzen ook geen deel uit van de insolvente boedel (bijvoorbeeld specifieke subsidies en terugvorderbare steun uit de staatsbegroting, uit de begroting van een zelfstandige territoriale autoriteit of uit een staatsfonds).

Behandeling van de activa die de schuldenaar na het inleiden van de insolventieprocedure heeft verkregen of die hem daarna toekomen

De activa die de schuldenaar na het inleiden van de insolventieprocedure heeft verkregen of die hem daarna toekomen, worden in principe opgenomen in de insolvente boedel. Dit kan echter variëren afhankelijk van de concrete afhandelingswijze voor insolventie. De schuldenaar kan uitsluitend conform de beperkingen van de concrete fase van de procedure en de afhandelingswijze voor insolventie beschikken over zijn activa die zijn opgenomen in de insolvente boedel.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Taak en positie van de insolventiefunctionaris

De belangrijkste taak van de insolventiefunctionaris is het behandelen van de activa die de insolvente boedel vormen en het beslechten van incidentele en andere geschillen. De activiteiten van de insolventiefunctionaris zijn gericht op de proportionele, snelle, voordelige en zo volledig mogelijke betaling van de schuldeisers.

De insolventiefunctionaris moet zijn taken nauwgezet en met de vereiste spoed uitvoeren. Hij moet alles in het werk stellen wat redelijkerwijs van hem kan worden verwacht om ervoor te zorgen dat zijn schuldeisers zoveel mogelijk worden betaald. Voor de uitvoering van zijn taken moet hij het gemeenschappelijke belang van de schuldeisers boven zijn eigen belangen en de belangen van anderen stellen.

In geval van een faillissement wordt het recht om te beschikken over de activa die de insolvente boedel vormen en de uitoefening van de rechten en plichten van de schuldenaar overgedragen aan de insolventiefunctionaris, op voorwaarde dat deze verband houden met de insolvente boedel. De insolventiefunctionaris oefent de rechten van de aandeelhouder in verband met aandelen uit de insolvente boedel uit, hij voert de taken van werkgever uit jegens de werknemers van de schuldenaar, zorgt ervoor dat de onderneming van de schuldenaar functioneert, houdt de boekhouding bij en vervult de fiscale verplichtingen. Het liquideren van de insolvente boedel behoort in de regel eveneens tot zijn taken.

De insolventiefunctionaris houdt in geval van een reorganisatie toezicht op de activiteiten van de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, blijft de insolvente boedel controleren, stelt de inventaris op, beheert incidentele geschillen, voltooit het overzicht van schuldeisers en verstrekt het comité van schuldeisers rapporten. De insolventiefunctionaris oefent eveneens de bevoegdheden van de algemene vergadering of van de ledenvergadering van de schuldenaar uit.

De insolventiefunctionaris houdt in geval van kwijtschelding van schulden samen met het bevoegde insolventiegerecht en de schuldeisers toezicht op de schuldenaar en zijn activiteiten, liquideert de activa van de schuldenaar of verdeelt de maandelijkse, individuele betalingen onder de schuldeisers op basis van een aflossingsschema.

Positie van de schuldenaar

In geval van een faillissement verliest de schuldenaar het recht om te beschikken over de activa die de insolvente boedel vormen en om de andere rechten en verplichtingen die verband houden met de insolvente boedel uit te oefenen. Deze rechten worden overgedragen aan de insolventiefunctionaris. De rechtshandelingen in de genoemde zaken die de schuldenaar heeft uitgevoerd nadat het recht om te beschikken over de activa van de insolvente boedel is overgedragen aan de insolventiefunctionaris, kunnen krachtens de wet niet worden tegengeworpen aan schuldeisers.

In geval van reorganisatie behoudt de schuldenaar de beschikkingsrechten, zij het met beperkingen. Rechtshandelingen die essentieel zijn voor de behandeling en het beheer van de activa van de insolvente boedel mogen door de schuldenaar alleen worden verricht met voorafgaande toestemming van het comité van schuldeisers. De schending van deze verplichting heeft tot gevolg dat de schuldenaar aansprakelijk is voor iedere schade die, of ieder ander nadeel dat, de schuldeisers of derden lijden. De leden van het statutaire orgaan van de schuldenaar zijn hoofdelijk aansprakelijk voor schade die en nadeel dat op deze wijze is veroorzaakt. Handelingen die een aanzienlijke wijziging van de waarde van de insolvente boedel of de positie van de schuldeisers of de mate van betaling van laatstgenoemden tot gevolg hebben, worden geacht essentiële rechtshandelingen te zijn. De insolventiefunctionaris neemt de bevoegdheden van de algemene vergadering of van de ledenvergadering van de schuldenaar over.

In geval van kwijtschelding van schulden behoudt de schuldenaar de beschikkingsrechten, zij het met beperkingen. De schuldenaar wordt onder toezicht geplaatst van het bevoegde insolventiegerecht, de insolventiefunctionaris en de schuldeisers.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De algemene regelgeving op het gebied van compensatie staat in het burgerlijk wetboek. Als partijen elkaar geld verschuldigd zijn en hun schulden gelijkaardig zijn, dan kan elk van de partijen de andere partij doorgaans meedelen dat deze schuld wordt gecompenseerd met een vordering van de andere partij. De compensatie kan worden uitgevoerd zodra een van de partijen het recht heeft om te verzoeken om de betaling van haar eigen vordering en om haar eigen schuld af te lossen. Als de twee vorderingen identiek zijn, heffen ze elkaar op door de compensatie; als ze niet helemaal hetzelfde zijn, worden de vorderingen gecompenseerd op vergelijkbare wijze als bij betaling. Dit gebeurt op het moment dat beide vorderingen mogen worden gecompenseerd.

In het kader van de insolventieprocedure is de compensatie van wederzijdse vorderingen van de schuldenaar en de schuldeiser na de gerechtelijke insolventiebeslissing toegestaan, als voorafgaand aan de beslissing over de afhandelingswijze voor insolventie is voldaan aan de wettelijke voorwaarden van die compensatie (conform het burgerlijk wetboek), tenzij in de insolventiewet anders is bepaald (bv. verlenging van de termijn voor vorderingen die voortkomen uit de huur van residentieel vastgoed).

In het kader van de insolventieprocedure is compensatie niet toegestaan als de schuldeiser van de schuldenaar:

  • geen aangemelde schuldeiser was geworden met betrekking tot zijn compenseerbare vordering; of
  • zijn compenseerbare vordering had verkregen door een rechtshandeling die niet kan worden tegengeworpen; of
  • op de hoogte was van de insolventie van de schuldenaar op het moment van verkrijging van zijn compenseerbare vordering; of
  • heeft nagelaten om de vervallen vordering van de schuldenaar te betalen, voor zover deze de compenseerbare vordering van deze schuldeiser overschrijdt; of
  • in de gevallen die zijn vastgesteld door een voorlopige voorziening van het bevoegde insolventiegerecht.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Wederkerige overeenkomsten

Als de schuldenaar op het moment van de faillietverklaring of de goedkeuring van de reorganisatie of de kwijtschelding van schulden partij is bij een wederkerige overeenkomst, inclusief een voorovereenkomst, die niet volledig is uitgevoerd door de schuldenaar en door de andere partij bij de overeenkomst:

- kan de insolventiefunctionaris de overeenkomst in plaats van de schuldenaar uitvoeren gedurende de procedure voor faillissement of de kwijtschelding van schulden en kan hij de andere partij verzoeken om uitvoering van de overeenkomst of haar tegenprestatie afwijzen;

- oefent de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt tijdens de reorganisatieprocedure na toestemming van het comité van schuldeisers dezelfde bevoegdheid uit.

Als de insolventiefunctionaris in procedures voor faillissement of de kwijtschelding van schulden de uitvoering van de overeenkomst niet bevestigt binnen dertig dagen vanaf de datum van de faillietverklaring of de goedkeuring van de kwijtschelding van schulden, wijst hij de tegenprestatie af. Tot dat moment kan de andere partij de overeenkomst niet ontbinden, behoudens als in de overeenkomst anders is bepaald. In reorganisatieprocedures moet de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, een wederkerige overeenkomst uitvoeren als hij de tegenprestatie niet uitdrukkelijk afwijst binnen dertig dagen vanaf de datum van goedkeuring van de reorganisatie.

Als de andere partij bij de overeenkomst de overeenkomst in eerste instantie moet uitvoeren, kan zij de uitvoering weigeren tot het moment dat haar tegenprestatie wordt uitgevoerd of wordt gewaarborgd. Dit geldt niet als het gaat om een overeenkomst die de andere partij heeft gesloten na publicatie van de insolventiebeslissing.

Als de insolventiefunctionaris of de schuldenaar die zijn goederen in bezit houdt, weigert de overeenkomst uit te voeren, kan de andere partij aanspraak maken op een vergoeding van de aldus geleden schade door haar vordering aan te melden, en dit uiterlijk binnen dertig dagen vanaf de weigering van de uitvoering. De vorderingen van de andere partij die voortkomen uit de voortzetting van de overeenkomst na de faillietverklaring, vormen vorderingen met betrekking tot de insolvente boedel.

De andere partij bij de overeenkomst kan geen aanspraak maken op de vergoeding van de gedeeltelijke uitvoering die plaatsvindt voorafgaand aan de insolventiebeslissing, omdat zij geen tegenprestatie heeft gekregen van de schuldenaar.

Overeenkomsten voor bepaalde duur

Als is overeengekomen dat de onder de overeenkomst vallende prestatie, die een marktprijs heeft, op een precies moment of binnen een vastgestelde termijn wordt verricht, en als het moment van de uitvoering of van het verstrijken van de termijn plaatsvindt na de faillietverklaring, kan niet worden gevraagd om de prestatie te verrichten, maar uitsluitend om een vergoeding van de schade die de schuldenaar heeft veroorzaakt door zijn prestatie niet te verrichten. Onder schade wordt verstaan het verschil tussen de overeengekomen prijs en de marktprijs die geldt op de datum waarop de faillietverklaring van kracht wordt in het rechtsgebied dat in de overeenkomst is vastgesteld als plaats van uitvoering. De andere partij kan als schuldeiser aanspraak maken op een schadevergoeding door haar vordering uiterlijk binnen dertig dagen vanaf de faillietverklaring aan te melden.

Leningsovereenkomst

Als de schuldenaar een leningsovereenkomst heeft gesloten, heeft de insolventiefunctionaris na de faillietverklaring zelfs vóór het einde van de vastgestelde leningsperiode het recht om de terugbetaling van de lening te eisen.

Huur, onderhuur

Er zijn gedetailleerde bepalingen over huur- en onderhuurovereenkomsten. Hierin staat onder andere dat de insolventiefunctionaris na de faillietverklaring het recht heeft om de huur- of onderhuurovereenkomst die de schuldenaar heeft gesloten, te ontbinden binnen de termijn die is vastgesteld in de wet of in de overeenkomst. Dit geldt ook voor overeenkomsten voor bepaalde tijd. De opzegtermijn kan echter niet langer zijn dan drie maanden. De bepalingen van het burgerlijk wetboek waarin staat in welke gevallen en onder welke omstandigheden de verhuurder de huurovereenkomst van een woning kan ontbinden, worden hierdoor niet beïnvloed.

Ontwerpovereenkomsten van de schuldenaar die op het moment van het faillissement nog niet aanvaard zijn door de andere partij

De ontwerpovereenkomsten van de schuldenaar met betrekking tot het sluiten van een overeenkomst die nog niet zijn aanvaard en ontwerpovereenkomsten die door de schuldenaar zijn aanvaard maar nog niet zijn gesloten, worden nietig door de faillietverklaring als deze betrekking hebben op de insolvente boedel. De ontwerpovereenkomsten die op het moment van de faillietverklaring nog niet zijn aanvaard door de schuldenaar, kunnen uitsluitend worden aanvaard door de insolventiefunctionaris.

Eigendomsvoorbehoud

Als de schuldenaar een zaak voorafgaand aan de faillietverklaring heeft verkocht met eigendomsvoorbehoud en deze aan de koper heeft overgedragen, kan de koper de zaak teruggeven of aandringen op behoud van de overeenkomst. Als de schuldenaar een zaak met eigendomsvoorbehoud heeft gekocht en in ontvangst heeft genomen zonder het eigendomsrecht voor deze zaak te hebben verkregen, kan de verkoper niet eisen dat de zaak wordt teruggegeven als de insolventiefunctionaris zijn verplichtingen onverwijld voldoet nadat de verkoper hierom heeft gevraagd.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Het inleiden van een insolventieprocedure heeft de volgende gevolgen:

  • de vorderingen en andere rechten in verband met de insolvente boedel kunnen niet in rechte worden geclaimd als het mogelijk is deze te doen gelden door een aanmelding;
  • het is uitsluitend mogelijk om het recht op de inning van een vordering te doen gelden en terug te krijgen door het gebruiken van een zekerheidsrecht inzake de activa die de schuldenaar bezit of de activa van de insolvente boedel onder de voorwaarden van de insolventiewet. Dit geldt eveneens voor gerechtelijk onderpand of onderpand uit overeenkomsten inzake onroerende zaken, waarom is verzocht na het inleiden van de insolventieprocedure;
  • het is mogelijk uitvoerings- of beslagmaatregelen te gelasten of in gang te zetten die betrekking hebben op de activa die de schuldenaar bezit of de andere activa van de insolvente boedel, maar het is niet mogelijk deze uit te voeren. Wat betreft vorderingen op de insolvente boedel en gelijkgestelde vorderingen is het mogelijk om de uitvoering van de beslissing die of het beslag dat betrekking heeft op de activa van de insolvente boedel van de schuldenaar, uit te voeren krachtens een gerechtelijke beslissing van het bevoegde insolventiegerecht en met inachtneming van de beperkingen van deze beslissing;
  • het is niet mogelijk een recht uit te oefenen waarover de schuldeiser en de schuldenaar in het kader van de uitvoering van een beslissing een overeenkomst hebben gesloten en dat betrekking heeft op inhoudingen op salarissen en andere inkomsten die als salarissen worden behandeld.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

De beslissing over de insolventie stopt de gerechtelijke en arbitrale procedures aangaande de vorderingen en andere rechten met betrekking tot de insolvente boedel die in de insolventieprocedure moeten worden opgeëist door deze aan te melden of die worden beschouwd als aangemeld in de insolventieprocedure of aangaande vorderingen die niet worden afgehandeld in de insolventieprocedure. Behoudens andersluidende bepalingen is het niet mogelijk om deze procedures voort te zetten zolang de gevolgen van de insolventiebeslissing worden gehandhaafd.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Principes in verband met de deelneming van de schuldeisers

De insolventieprocedure berust onder andere op de volgende principes met betrekking tot de deelneming van de schuldeisers:

  • de insolventieprocedure moet zodanig worden uitgevoerd dat geen van de partijen ten onrechte wordt benadeeld of ongeoorloofd wordt bevoordeeld en is gericht op de snelle, voordelige en zoveel als mogelijke betaling van de schuldeisers;
  • schuldeisers die volgens de wet een identieke of vergelijkbare status hebben, hebben gelijke mogelijkheden in een insolventieprocedure;
  • behoudens andersluidende wettelijke bepalingen kunnen de rechten van de schuldeiser die te goeder trouw zijn verkregen voorafgaand aan de insolventieprocedure niet worden beperkt door een gerechtelijke beslissing van het bevoegde insolventiegerecht, noch door een procedure van de insolventiefunctionaris;
  • schuldeisers hebben niet het recht buiten de insolventieprocedure handelingen te verrichten voor het innen van hun vorderingen, tenzij dit bij wet is toegestaan.

Organen van schuldeisers

Organen van schuldeisers zijn:

  • de vergadering van schuldeisers;
  • het comité van schuldeisers (of de vertegenwoordiger van de schuldeisers).

De vergadering van schuldeisers is verantwoordelijk voor het kiezen en afzetten van de leden van het comité van schuldeisers en hun plaatsvervangers (of de vertegenwoordiger van de schuldeisers). De vergadering van schuldeisers kan zich iedere kwestie voorbehouden die onder de bevoegdheid van de organen van schuldeisers valt. Als er geen comité van schuldeisers en geen vertegenwoordiger van de schuldeisers is aangewezen, oefent de vergadering van schuldeisers eveneens hun bevoegdheden uit, tenzij in de wet anders is bepaald.

Als er meer dan vijftig schuldeisers zijn aangemeld, is de vergadering van schuldeisers verplicht een comité van schuldeisers op te richten. Is dit niet verplicht, dan kan er in plaats van een comité een vertegenwoordiger van de schuldeisers worden aangesteld.

Het comité van schuldeisers oefent de bevoegdheden van de organen van schuldeisers uit, met uitzondering van kwesties die onder de bevoegdheid van de vergadering van schuldeisers vallen of die deze zich heeft voorbehouden. Het comité van schuldeisers houdt vooral toezicht op de activiteiten van de insolventiefunctionaris en is bevoegd om het bevoegde insolventiegerecht voorstellen te doen met betrekking tot het verloop van de insolventieprocedure. Het comité van schuldeisers beschermt het gemeenschappelijke belang van de schuldeisers en draagt in samenwerking met de insolventiefunctionaris bij aan het verwezenlijken van het doel van de insolventieprocedure. De bepalingen met betrekking tot het comité van schuldeisers zijn mutatis mutandis van toepassing op de vertegenwoordiger van de schuldeisers.

Categorie schuldeisers

De wet onderscheidt schuldeisers met en zonder zekerheidsrecht.

Een schuldeiser met een zekerheidsrecht is een schuldeiser wiens vordering wordt gewaarborgd door de activa van de insolvente boedel en wel door een pandrecht, een retentierecht, een beperking van de overdracht van de eigendom van een onroerende zaak, de eigendomsoverdracht tot zekerheid van een recht, de overdracht van de vordering met het oog op een zekerheidstelling of door een vergelijkbaar recht uit hoofde van buitenlands recht.

Schuldeisers met een zekerheidsrecht kunnen aanzienlijke invloed uitoefenen op het verloop van de insolventieprocedure. Om een besluit te kunnen nemen over de afhandelingswijze (faillissement of reorganisatie) van de schuldenaar/ondernemer voor wie reorganisatie is toegestaan door de insolventiewet, moet ten minste de helft van alle schuldeisers met een zekerheidsrecht die aanwezig zijn op de vergadering van schuldeisers (en mutatis mutandis eveneens de schuldeisers zonder zekerheidsrecht), berekend volgens de hoogte van hun vorderingen, vóór stemmen, tenzij ten minste 90 % van alle aanwezige schuldeisers, berekend volgens de hoogte van hun vorderingen, tegen dit besluit heeft gestemd. Schuldeisers met een zekerheidsrecht kunnen de persoon die zijn goederen in bezit houdt eveneens instructies geven over het beheer van het voorwerp van het zekerheidsrecht en deze persoon is gebonden aan deze instructies als deze goed beheer ten doel hebben. De insolventiefunctionaris is eveneens gebonden aan de instructies van schuldeisers met een zekerheidsrecht die gericht zijn op het liquideren van het zekerheidsrecht. De insolventiefunctionaris kan deze instructies afwijzen als hij van mening is dat het zekerheidsrecht gunstiger kan worden geliquideerd. In dat geval vraagt hij het bevoegde insolventiegerecht om deze in het kader van zijn toezichthoudende activiteiten te onderzoeken. Zodra tijdens de insolventieprocedure zaken, rechten, vorderingen of andere elementen van activa zijn geliquideerd, vervalt het zekerheidsrecht van de vordering van een schuldeiser met een zekerheidsrecht, zelfs als laatstgenoemde zijn vorderingen niet heeft aangemeld.

Schuldeisers met een zekerheidsrecht ontvangen in beginsel op enig moment tijdens de procedure 100 % van de opbrengst van de liquidatie, na aftrek van een bedrag dat overeenkomt met de vergoeding van de insolventiefunctionaris en de beheer- en liquidatiekosten. Daarbij wordt eveneens rekening gehouden met het tijdstip van ontstaan van het zekerheidsrecht. Eventuele delen van de vorderingen van schuldeisers met een zekerheidsrecht die bij een faillissement niet worden betaald, komen niet te vervallen, maar worden pro rata betaald naast de vorderingen van schuldeisers zonder zekerheidsrecht.

Alle andere schuldeisers zijn schuldeisers zonder zekerheidsrecht. Hun positie in de insolventieprocedure is zwakker en de verwachte mate van betaling van hun vorderingen is volgens de statistieken doorgaans aanzienlijk lager.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

In een faillissementsprocedure kan de insolventiefunctionaris gebruikmaken van de activa van de insolvente boedel. In geval van een faillissement verkrijgt hij het recht om gebruik te maken van de activa van de insolvente boedel en om de rechten en de verplichtingen van de schuldenaar uit te voeren die verband houden met de insolvente boedel. De insolventiefunctionaris oefent vooral de rechten van de aandeelhouders in verband met aandelen uit de insolvente boedel uit, hij neemt de beslissingen over het bedrijfsgeheim en de andere aspecten van geheimhouding, voert de taken van de werkgever uit jegens de werknemers van de schuldenaar, zorgt ervoor dat de onderneming van de schuldenaar functioneert, houdt de boekhouding bij en vervult de fiscale verplichtingen. Het liquideren van de insolvente boedel behoort in de regel eveneens tot zijn taken.

In een procedure voor reorganisatie of kwijtschelding van schulden behoudt de schuldenaar zijn rechten, zij het met aanzienlijke beperkingen.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Vorderingen op de insolvente boedel en gelijkgestelde vorderingen kunnen op ieder moment volledig worden betaald zodra er een beslissing is gewezen over de insolventie.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • vorderingen op de insolvente boedel die zijn ontstaan na het inleiden van de insolventieprocedure of na de verklaring van moratorium (met name terugbetaling van de contante uitgaven en de vergoeding van de voorlopige insolventiefunctionaris, de vergoeding van de vereffenaar van de schuldenaar en van de leden van het comité van schuldeisers, de vorderingen van schuldeisers uit hoofde van kredietfinanciering);
  • vorderingen op de insolvente boedel die zijn ontstaan na de insolventiebeslissing (met name de contante uitgaven en de vergoeding van de insolventiefunctionaris, belastingen, heffingen, socialezekerheidsbijdragen en bijdragen tot het nationale werkgelegenheidsbeleid, evenals de verzekeringspremies voor de ziektekostenverzekering);
  • vorderingen die gelijkgesteld zijn aan vorderingen op de insolvente boedel (met name vorderingen met betrekking tot het arbeidsrecht van werknemers van de schuldenaar, vorderingen van schuldeisers betreffende wettelijke alimentatie).

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Aanmelden van vorderingen

Schuldeisers melden hun vorderingen aan bij het bevoegde insolventiegerecht via het daarvoor bestemde formulier. Dit kan vanaf het moment dat de insolventieprocedure wordt ingeleid tot het verstrijken van de termijn die is vastgesteld in de insolventiebeslissing. Deze termijn is voor alle soorten procedures gelijk: twee maanden. Vorderingen die na deze termijn worden aangemeld, worden niet in acht genomen door het bevoegde insolventiegerecht en deze vorderingen worden niet betaald tijdens de insolventieprocedure. Ook vorderingen die aan een gerecht zijn overgelegd, moeten worden aangemeld, evenals uitvoerbare vorderingen, met inbegrip van vorderingen waarvan de betaling middels uitvoering of beslag is opgeëist. Schuldeisers die een vordering hebben aangemeld of die als aangemelde schuldeisers worden beschouwd, kunnen de aanmelding van hun vordering op ieder moment gedurende de insolventieprocedure intrekken.

Bij het aanmelden van de vordering moeten de gronden voor het ontstaan en de hoogte van de vordering worden vermeld. De vordering moet in geld worden uitgedrukt, ook als het om een niet-geldelijke vordering gaat. Bij het aanmelden van de vordering moeten de documenten worden gevoegd die in de aanmelding worden vermeld. De uitvoerbaarheid van een vordering wordt bewezen door een authentieke akte.

Het aanmelden van een vordering heeft dezelfde gevolgen als een rechtsvordering of een andere stap die gericht is op het doen gelden van rechten voor een gerecht wat betreft de verjaringstermijn en het verval van een recht, en dit vanaf de datum van ontvangst door het bevoegde insolventiegerecht.

De schuldeiser is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die worden vermeld in de aanmelding van zijn vordering. Het bevoegde insolventiegerecht kan de overwaardering van de aangemelde vordering (met meer dan 100 %) op verzoek van de insolventiefunctionaris bestraffen door het opleggen van de verplichting om een bedrag te betalen ten gunste van de insolvente boedel dat wordt bepaald met inachtneming van alle omstandigheden van de aanmelding en de controle van de vordering; dat bedrag mag het aangemelde bedrag van de vordering echter niet overschrijden.

Er wordt geen rekening gehouden met het recht van een schuldeiser op een door een zekerheid gewaarborgde vordering, als deze is aangemeld volgens een andere rang dan de van toepassing zijnde rang of als uit de controle blijkt dat de hoogte van het zekerheidsrecht met meer dan 100 % is overgewaardeerd. Zelfs in dit geval kan de schuldeiser worden bestraft door het bevoegde insolventiegerecht door de verplichting om een (geld)bedrag te betalen ten gunste van de schuldeisers met een zekerheidsrecht die hun door een zekerheid gewaarborgde vorderingen in verband met dezelfde activa hebben aangemeld. Het bevoegde insolventiegerecht stelt het bedrag vast met inachtneming van alle omstandigheden in verband met de uitoefening en het onderzoek van het door de zekerheid gewaarborgde recht op betaling, waarbij het maximale bedrag het bedrag is van de aangemelde zekerheid minus het bedrag van uiteindelijk vastgestelde zekerheid.

Controle van aangemelde vorderingen

De aangemelde vorderingen worden allereerst onderzocht door de insolventiefunctionaris. Deze beoordeelt de vorderingen voornamelijk op basis van de bijgevoegde documenten en de boekhouding van de schuldenaar of de boeken die hij heeft bijgehouden conform de geldende rechtsvoorschriften. Vervolgens verzoekt de insolventiefunctionaris de schuldenaar om zijn standpunt te geven over deze vorderingen. Indien nodig voert hij de noodzakelijke onderzoeken betreffende deze vorderingen uit door samen te werken met de betrokken autoriteiten, die verplicht zijn hem bij te staan.

Als de aanmelding fouten bevat of niet volledig is, verzoekt de insolventiefunctionaris de schuldeiser om deze binnen vijftien dagen te corrigeren of aan te vullen, tenzij hij een langere termijn vaststelt. Tegelijkertijd verschaft hij informatie over de wijze waarop de aanmelding moet worden gecorrigeerd of aangevuld. De insolventiefunctionaris verstrekt het bevoegde insolventiegerecht aanmeldingen van vorderingen die niet tijdig en naar behoren zijn aangevuld of gecorrigeerd, zodat dit gerecht kan beslissen of een aangemelde vordering in aanmerking wordt genomen. De schuldeiser wordt in kennis gesteld van deze beslissing.

De insolventiefunctionaris stelt een overzicht op van de aangemelde vorderingen. Schuldeisers met een zekerheidsrecht worden apart vermeld in het overzicht. De insolventiefunctionaris vermeldt uitdrukkelijk tegen welke vorderingen hij bezwaar maakt. Hij moet voor iedere schuldeiser de gegevens vermelden die nodig zijn om hem te identificeren, evenals gegevens omtrent de redenen voor het ontstaan, de hoogte en de rang van de vordering. Voor schuldeisers met een zekerheidsrecht moet de grond voor het zekerheidsrecht worden toegevoegd, evenals het type zekerheid.

Het bevoegde insolventiegerecht publiceert het overzicht van de in het insolventieregister aangemelde vorderingen voorafgaand aan de zitting betreffende de controle van de vorderingen. Het bevoegde insolventiegerecht publiceert ook onverwijld iedere wijziging van het overzicht van de aangemelde vorderingen in het insolventieregister.

De controle van de aangemelde vorderingen vindt vervolgens plaats tijdens een controlezitting die is gelast door het bevoegde insolventiegerecht. Het bevoegde insolventiegerecht stelt in zijn insolventiebeslissing de datum en plaats van de controlezitting vast. De schuldeiser kan de hoogte van de aangemelde vordering tot het einde van de controlezitting wijzigen, voor zover zijn vordering niet is vastgesteld. De grond van het ontstaan van de aangemelde vordering en de rang kunnen daarentegen niet worden gewijzigd.

Betwisting van vorderingen

De personen die bezwaar kunnen maken tegen de authenticiteit, de hoogte en de rang van alle aangemelde vorderingen zijn: a) de insolventiefunctionaris; b) de schuldenaar; en c) een aangemelde schuldeiser.

Het bezwaar tegen de vordering van een schuldeiser door een andere aangemelde schuldeiser moet aan dezelfde voorwaarden voldoen wat betreft vorm en inhoud als een rechtsvordering op grond van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, en er moet duidelijk in worden aangegeven of deze betrekking heeft op de authenticiteit, de hoogte of de rang. Bezwaren moeten worden ingediend via het daarvoor bestemde formulier.

De insolventiewet onderscheidt de volgende typen bezwaar:

  • bezwaar tegen de authenticiteit van de vordering: de vordering is niet ontstaan of is al volledig vervallen of is verjaard;
  • bezwaar tegen de hoogte van de vordering: de verplichting van de schuldenaar is lager dan het aangemelde bedrag (een persoon die bezwaar maakt tegen de hoogte van de vordering moet tegelijkertijd aangeven wat de werkelijke hoogte is);
  • bezwaar tegen de rang van de vordering: de vordering heeft een minder gunstige rang dan die welke is vermeld in de aanmelding van de vordering, of er wordt bezwaar gemaakt tegen het recht op betaling van de vordering door middel van een zekerheidsrecht (een persoon die bezwaar maakt tegen de rang van de vordering moet aangeven welke rang deze vordering heeft).

Als een aangemelde schuldeiser bezwaar maakt tegen de vordering van een andere aangemelde schuldeiser, worden deze schuldeisers partijen bij een incidenteel geschil. Als de insolventiefunctionaris een van de partijen bij een incidenteel geschil waarbij hij geen partij is, wil bijstaan, heeft hij het recht om te interveniëren.

Het bevoegde insolventiegerecht doet uitspraak over de authenticiteit, de hoogte en de rang van de betwiste vorderingen.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

In een faillissementsprocedure wordt de insolvente boedel geliquideerd. Dat betekent dat alle activa van deze boedel worden omgezet in contanten, zodat alle schuldeisers naar verhouding kunnen worden betaald. De insolventiefunctionaris liquideert de insolvente boedel. Dit is echter uitsluitend mogelijk na een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing over de faillietverklaring en na de eerste vergadering van schuldeisers. Een uitzondering hierop zijn zaken die dreigen verloren te gaan of in waarde te verminderen, en het bevoegde insolventiegerecht kan eveneens op andere gronden een uitzondering toestaan. De liquidatie van de insolvente boedel beëindigt de gevolgen die voortvloeien uit de uitvoering van een beslissing of een gelast beslag alsook de andere gebreken in verband met de liquidatie van de activa, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen.

De insolvente boedel kan worden geliquideerd door:

  • openbare veiling;
  • de verkoop van roerende en onroerende zaken conform de in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering opgenomen bepalingen inzake de uitvoering van beslissingen;
  • de verkoop van activa buiten een veiling;
  • een door de gerechtsdeurwaarder gehouden veiling.

Als de opbrengst van de liquidatie van de insolvente boedel niet toereikend is om alle vorderingen te betalen, moeten allereerst de vergoeding van de insolventiefunctionaris en zijn contante uitgaven worden betaald, vervolgens de vorderingen van de schuldeisers die zijn ontstaan tijdens het moratorium, dan de vorderingen van schuldeisers uit hoofde van kredietfinanciering, daarna (pro rata) de kosten voor het onderhoud en het beheer van de insolvente boedel en de arbeidsrechtelijke vorderingen van de werknemers van de schuldenaar, vervolgens de vorderingen van schuldeisers betreffende wettelijke alimentatie en tot slot de vorderingen voor compensatie van lichamelijk letsel. De overige vorderingen worden naar verhouding betaald.

Zodra de beslissing over de goedkeuring van het eindrapport in kracht van gewijsde is gegaan, verstrekt de insolventiefunctionaris het bevoegde insolventiegerecht het voorstel voor de verdelingsbeschikking waarin hij een te betalen bedrag aangeeft voor iedere vordering die is vermeld in het bijgewerkte overzicht van de aangemelde vorderingen. Op basis hiervan wijst het bevoegde insolventiegerecht de verdelingsbeschikking waarin het de bedragen vaststelt die aan de schuldeisers moeten worden betaald. Alle schuldeisers waarop de verdeling betrekking heeft, worden naar verhouding betaald met inachtneming van de hoogte van hun vordering zoals deze is vastgesteld. Voorafgaand aan de verdeling worden de nog niet betaalde vorderingen betaald die op enig moment tijdens de faillissementsprocedure moeten worden betaald.

  • Het gaat om: vorderingen op de insolvente boedel - contante uitgaven en de vergoeding van de insolventiefunctionaris, kosten voor het onderhoud en het beheer van de insolvente boedel van de schuldenaar, belastingen, heffingen, socialezekerheidsbijdragen, de bijdragen tot het nationale werkgelegenheidsbeleid, verzekeringspremies voor de ziektekostenverzekering enz.;
  • gelijkgestelde vorderingen - vorderingen met betrekking tot het arbeidsrecht van de werknemers van de schuldenaar, vorderingen van schuldeisers inzake het herstel van lichamelijk letsel, vorderingen van de staat enz.;
  • door een zekerheid gewaarborgde vorderingen.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Beëindiging van de faillissementsprocedure

Ter beëindiging van de liquidatie van de insolvente boedel dient de insolventiefunctionaris zijn eindrapport in bij het bevoegde insolventiegerecht. In zijn eindrapport moet de insolventiefunctionaris al zijn activiteiten beschrijven en de financiële resultaten ervan kwantificeren. Het eindrapport van de insolventiefunctionaris moet resulteren in een bedrag dat moet worden verdeeld onder de schuldeisers en in het aanwijzen van schuldeisers door hun aandeel in dit bedrag te vermelden. De insolventiefunctionaris verstrekt het bevoegde insolventiegerecht, samen met het eindrapport, de opgave van zijn vergoeding en kosten.

Het bevoegde insolventiegerecht onderzoekt het eindrapport van de insolventiefunctionaris en zijn opgave opnieuw en corrigeert eventuele fouten en onnauwkeurigheden naar aanleiding van het horen van de insolventiefunctionaris. Nadat het bevoegde insolventiegerecht het eindrapport van de insolventiefunctionaris heeft gewijzigd, verstrekt het dit rapport aan de partijen bij de procedure door dit door middel van een kennisgeving te publiceren. Zodra de beslissing over de goedkeuring van het eindrapport in kracht van gewijsde is gegaan, verstrekt de insolventiefunctionaris het bevoegde insolventiegerecht het voorstel voor de verdelingsbeschikking waarin hij een te betalen bedrag aangeeft voor iedere vordering die is vermeld in het bijgewerkte overzicht van de aangemelde vorderingen. Vervolgens wijst het bevoegde insolventiegerecht de verdelingsbeschikking waarin het de bedragen vaststelt die aan de schuldeisers moeten worden betaald. Alle schuldeisers waarop de verdeling betrekking heeft, worden naar verhouding betaald met inachtneming van de hoogte van hun vordering zoals deze is vastgesteld. Het bevoegde insolventiegerecht geeft de insolventiefunctionaris een termijn voor het voltooien van de verdeling, die wordt vermeld in de verdelingsbeschikking. Deze termijn mag niet langer zijn dan twee maanden vanaf de datum waarop de genoemde beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

Het bevoegde insolventiegerecht beëindigt de faillissementsprocedure door na ontvangst van het rapport van de insolventiefunctionaris over de uitvoering van de verdelingsbeschikking uitspraak te doen over de beëindiging van de faillissementsprocedure. Het gerecht doet eveneens uitspraak over de beëindiging van de faillissementsprocedure in andere gevallen die bij wet zijn bepaald, bijvoorbeeld als wordt vastgesteld dat de activa van de schuldenaar ontoereikend zijn om de schuldeisers te betalen. De insolventieprocedure eindigt zodra de beslissing krachtens welke de faillissementsprocedure wordt beëindigd in kracht van gewijsde is gegaan.

Beëindiging van de reorganisatieprocedure

De reorganisatieprocedure wordt beëindigd door de beslissing van het bevoegde insolventiegerecht waarin het gerecht akte neemt van de uitvoering van het reorganisatieplan of de belangrijkste delen daarvan. Tegen deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld.

De reorganisatieprocedure kan eveneens worden beëindigd door een beslissing van het bevoegde insolventiegerecht waarbij de reorganisatie wordt omgezet in een faillissement. Deze situatie kan zich voordoen in bepaalde gevallen die bij wet zijn bepaald, met name in geval van problemen in verband met de goedkeuring en de naleving van het reorganisatieplan. Het bevoegde insolventiegerecht kan niet gelasten dat de reorganisatie wordt omgezet in een faillissement als de belangrijkste punten van het reorganisatieplan zijn uitgevoerd. Tegen de gerechtelijke beslissing over de omzetting van reorganisatie in een faillissement kan beroep worden ingesteld door de schuldenaar, de persoon die heeft verzocht om de reorganisatie, de insolventiefunctionaris en het comité van schuldeisers. De beslissing van het bevoegde insolventiegerecht over de omzetting van reorganisatie in een faillissement heeft dezelfde gevolgen als een faillietverklaring, tenzij het gerecht in zijn beslissing andersluidende voorwaarden vastlegt.

Kwijtschelding van schulden

De procedure voor kwijtschelding van schulden wordt beëindigd door de beslissing van het bevoegde insolventiegerecht waarin het akte neemt van de uitvoering van de kwijtschelding van schulden of de niet-uitvoering daarvan vaststelt. Tegen deze beslissing kan beroep worden ingesteld door de schuldenaar, de insolventiefunctionaris en de schuldeisers. Als het bevoegde insolventiegerecht een beslissing geeft waarin het de uitvoering van de kwijtschelding van schulden vaststelt en de schuldenaar alle verplichtingen van de goedgekeurde wijze om de schulden kwijt te schelden naar behoren en tijdig uitvoert, voegt het bevoegde insolventiegerecht aan voornoemde beslissing een beslissing toe waarin het hem vrijstelt van de betaling van de in de kwijtschelding van schulden opgenomen vorderingen, voor zover deze tot op dat moment nog niet zijn betaald. De vrijstelling is niet van toepassing op vorderingen ontstaan na de de insolventiebeslissing.

De procedure voor kwijtschelding van schulden kan eveneens worden beëindigd doordat een rechter eerder goedgekeurde kwijtschelding van schulden nietig verklaart. De rechter zal in dat geval ook beslissen dat de insolventie van de schuldenaar wordt afgehandeld door een faillissement, of, als de schuldenaar volledig insolvent is, dat de insolventieprocedure wordt stopgezet. Goedgekeurde procedures voor kwijtschelding van schulden kunnen worden afgebroken in de bij wet bepaalde gevallen, die voornamelijk betrekking hebben op het niet-naleven van de voorwaarden voor de kwijtschelding van schulden door de schuldenaar.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

In geval van een faillissement met betrekking tot de activa van een natuurlijke persoon (op ieder moment na de beëindiging van de faillissementsprocedure) of de activa van een rechtspersoon (tot het moment dat deze wordt geschrapt uit het openbare register) kan de uitvoering van een beslissing of een beslag worden gelast op grond van een vastgestelde vordering waartegen de schuldenaar geen bezwaar heeft gemaakt en die niet is betaald tijdens de faillissementsprocedure. Op het moment dat er een verzoek wordt ingesteld tot uitvoering van een beslissing, moeten er een onderzoeksoverzicht en een proces-verbaal inzake de controle van de desbetreffende vordering worden ingediend. Dit recht verjaart binnen een termijn van tien jaar vanaf de beëindiging van de faillissementsprocedure. De verjaringstermijn begint te lopen vanaf de datum waarop de beschikking over de beëindiging van de faillissementsprocedure in kracht van gewijsde is gegaan.

In reorganisatieprocedures is het na de inwerkingtreding van het reorganisatieplan mogelijk om de uitvoering van de beslissing of het beslag te gelasten met het oog op de betaling van een vordering die is vastgesteld in het reorganisatieplan. Indien er echter bezwaar is gemaakt tegen deze vordering, is de uitvoering van de beslissing of het beslag uitsluitend mogelijk als de beslissing van het bevoegde insolventiegerecht over de vaststelling van deze vordering in kracht van gewijsde is gegaan. Deze beslissing moet bij het verzoek worden gevoegd.

In procedures voor de kwijtschelding van schulden is het niet mogelijk om de nakoming van de resterende vorderingen van de schuldeisers af te dwingen via uitvoering of beslag na de beëindiging van de procedure en de erkenning van de vrijstelling van betaling van achterstallige vorderingen. In dit geval wordt geen rekening gehouden met het feit dat de schuldeiser gedeeltelijk is betaald tijdens de kwijtschelding van schulden of dat hij zijn vordering niet heeft aangemeld tijdens de insolventieprocedure.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten, met name de vergoeding en contante uitgaven van de insolventiefunctionaris, moeten worden betaald uit de insolvente boedel. Deze moeten met andere woorden worden betaald door de schuldenaar.

Gezien het feit dat de insolvente boedel niet altijd toereikend is om deze kosten te dekken, kan het bevoegde insolventiegerecht, voordat het uitspraak doet over het verzoek om insolventie, de verzoeker gelasten om binnen een vastgestelde termijn een voorschot te betalen voor de kosten van de insolventieprocedure, als dit nodig is om de kosten te dekken en als het niet mogelijk is om op een andere wijze financiële middelen te verkrijgen. Dit geldt eveneens wanneer het duidelijk is dat de schuldenaar geen activa bezit. De maximale hoogte van het voorschot is bij wet vastgesteld. Als er meerdere personen verzoeken om insolventie, moeten zij gezamenlijk en hoofdelijk instaan voor de betaling van dit voorschot.

Als de insolvente boedel niet toereikend is om de kosten te dekken, wordt het resterende deel vergoed via het voorschot op de kosten van de insolventieprocedure. Dit komt met andere woorden voor rekening van de verzoeker.

Als het voorschot evenmin toereikend is om de kosten te dekken, worden deze vergoed door de staat, evenwel tot een maximum van 50 000 CZK voor de vergoeding van de insolventiefunctionaris en van 50 000 CZK voor de terugbetaling van diens contante uitgaven.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Rechtshandelingen waarmee de schuldenaar de mogelijkheid verkleint dat de schuldeisers worden betaald of die bepaalde schuldeisers bevoordelen ten nadele van de andere schuldeisers, kunnen niet worden tegengeworpen. Een verzuim van de schuldenaar wordt eveneens geacht een rechtshandeling te zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie categorieën handelingen die niet kunnen worden tegengeworpen: a) rechtshandelingen zonder gepaste tegenprestatie; b) rechtshandelingen die tot gevolg hebben dat een bepaalde schuldeiser meer int in de faillissementsprocedure dan hij normaal zou hebben gedaan, en dit ten nadele van de andere schuldeisers; c) rechtshandelingen waarmee de schuldenaar het bedrag dat aan een schuldeiser moet worden betaald, opzettelijk heeft verkleind, als deze intentie bekend was bij de andere partij of gezien alle omstandigheden bij die partij bekend had moeten zijn.

Het feit dat rechtshandelingen van de schuldenaar niet kunnen worden tegengeworpen, waaronder die welke de insolventiewet aanmerkt als niet-tegenwerpbaar en welke de schuldenaar heeft verricht nadat de insolventieprocedure is ingeleid, vloeit voort uit de beslissing die het bevoegde insolventiegerecht heeft gewezen in het kader van een rechtsvordering die de insolventiefunctionaris heeft ingesteld om bezwaar te maken tegen rechtshandelingen van de schuldenaar (rechtsvordering tot herroeping), behoudens andersluidende bepalingen in de insolventiewet. De insolventiefunctionaris kan een rechtsvordering tot herroeping instellen binnen een jaar vanaf de datum waarop de insolventiebeslissing van kracht is geworden. Als hij dit niet binnen deze termijn doet, vervalt het recht op herroeping. De tegenprestatie van de schuldenaar die voortvloeit uit niet-tegenwerpbare rechtshandelingen behoort tot de insolvente boedel nadat de gerechtelijke beslissing die de rechtsvordering tot herroeping inwilligt in kracht van gewijsde is gegaan.

Het feit dat rechtshandelingen niet kunnen worden tegengeworpen, heeft geen invloed op de geldigheid daarvan. Tijdens de insolventieprocedure behoort de tegenprestatie van de schuldenaar die voortvloeit uit niet-tegenwerpbare rechtshandelingen echter tot de insolvente boedel. Indien het in het kader van een niet-tegenwerpbare rechtshandeling niet mogelijk is om de oorspronkelijke tegenprestatie van de schuldenaar in de insolvente boedel in te brengen, moet deze worden gecompenseerd.

Het bevoegde insolventiegerecht is niet gebonden door een beslissing van een ander gerecht dat of een andere autoriteit die tijdens de insolventieprocedure heeft vastgesteld dat een rechtshandeling met betrekking tot de activa en passiva van de schuldenaar nietig is, noch door enige andere constatering. Tijdens de insolventieprocedure oordeelt alleen het bevoegde insolventiegerecht over de nietigheid van een dergelijke rechtshandeling. Als een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing de nietigheid van een rechtshandeling met betrekking tot de activa en de passiva van de schuldenaar vaststelt, moet de dankzij de tegenprestatie verworven winst bij de insolvente boedel worden gevoegd.

Indien vóór de insolventieprocedure in een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing is vastgesteld dat een rechtshandeling met betrekking tot de activa en passiva van de schuldenaar nietig is, wordt de desbetreffende rechtshandeling in de insolventieprocedure ook geacht nietig te zijn.

Bijzondere regels met betrekking tot bepaalde categorieën vorderingen

Er gelden bijzondere regels voor de volgende categorieën vorderingen:

  • vorderingen op de insolvente boedel als deze zijn ontstaan na het inleiden van de insolventieprocedure of na de verklaring van moratorium;
  • vorderingen op de insolvente boedel als deze zijn ontstaan na de beslissing inzake insolventie;
  • vorderingen die zijn gelijkgesteld aan vorderingen op de insolvente boedel;
  • ondergeschikte vorderingen;
  • vorderingen van de vennoten of leden van de schuldenaar die voortvloeien uit hun deelneming in een vennootschap of een coöperatie;
  • vorderingen die geheel zijn uitgesloten van betaling in insolventieprocedures.
Laatste update: 22/05/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Duitsland

Inleiding

Het faillissementsrecht en de insolventieprocedures worden in het Duitse recht beheerst door de Duitse Insolventiewet (Insolvenzordnung, hierna “InsO” genoemd), die op 1 januari 1999 in werking is getreden. In tegenstelling tot andere procedurele regelingen bevat deze insolventiewet niet alleen procedurele, maar ook materiële bepalingen. In de materiële bepalingen zijn bijvoorbeeld de gevolgen van het inleiden van de procedure vastgesteld (artikelen 80 tot en met 147 InsO).

Het belangrijkste doel van de insolventiewet is de collectieve betaling van de schuldeisers door de liquidatie van de activa van de schuldenaar en de verdeling van de opbrengst, of door het aannemen van een andere regeling in het kader van een insolventieplan dat met name gericht is op het behoud van de onderneming (artikel 1, eerste volzin, InsO). Collectieve betaling (gemeinschaftliche Befriedigung) betekent dat de vorderingen van de schuldeisers in principe naar verhouding worden betaald. Bovendien moet de insolventieprocedure de trouwe schuldenaar de mogelijkheid geven om te worden vrijgesteld van zijn resterende schulden (artikel 1, tweede volzin, InsO).

Naast het beginsel van gelijke behandeling van de schuldeisers is een essentieel beginsel van de Duitse insolventieprocedure het beginsel van autonomie van de schuldeisers (Gläubigerautonomie). De schuldeisers hebben omvangrijke rechten voor het uitwerken van de procedure, met name wat betreft de wijze waarop de activa van de schuldenaar worden geliquideerd. De concrete organisatie van de insolventieprocedure wordt eveneens onderworpen aan de bepalingen van de schuldeisers. De wet biedt preferente schuldeisers en concurrente schuldeisers naast de wettelijke procedure namelijk de mogelijkheid om in het kader van een insolventieplan autonoom en in afwijking van de wettelijke insolventiebepalingen te zorgen voor de liquidatie van de insolvente boedel, de verdeling onder de partijen, de afhandeling van de procedure en de aansprakelijkheid van de schuldenaar na afloop van de insolventie. Het insolventieplan is met name van belang bij de sanering van een onderneming, maar kan ook de randvoorwaarden voor de liquidatie van een onderneming bevatten.

Een ander beginsel van het Duitse insolventierecht is het eenheidsbeginsel. Dit houdt in dat er in de wet geen verschillende sanerings- en liquidatieprocedures zijn vastgelegd. Zowel liquidaties als saneringen kunnen worden uitgevoerd volgens de wettelijke procedure of met een insolventieplan.

Voor bedrijfssaneringen zij bovendien gewezen op de Duitse wet inzake de stabilisering en herstructurering van ondernemingen (Unternehmensstabilisierungs- und -restrukturierungsgesetz, hierna “StaRUG” genoemd), die in januari 2021 van kracht is geworden. De StaRUG voorziet in verschillende instrumenten waarmee een onderneming die in financiële moeilijkheden verkeert, maar nog niet insolvent is en geen zware schuldenlast heeft, een sanering kan doorvoeren op basis van een herstructureringsplan dat door een meerderheid van de schuldeisers is goedgekeurd, zonder daartoe een insolventieprocedure te hoeven openen uit hoofde van de InsO. Sinds 17 juli 2022 kunnen procedures uit hoofde van de StaRUG op verzoek ook openbaar worden gevoerd, dat wil zeggen dat informatie over de procedure, de plaats en het tijdstip van de rechtszittingen en de rechterlijke beslissingen openbaar worden gemaakt op een portaal inzake herstructureringen (artikelen 84, 85 en 86 StaRUG). Deze procedures voldoen dan tevens aan de vereisten inzake insolventieprocedures in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2015/848 van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (hierna de “EU-verordening betreffende insolventieprocedures” genoemd).

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Er kan een insolventieprocedure worden ingeleid voor alle zaken van alle natuurlijke en rechtspersonen, ook als deze geen industriële, commerciële of zelfstandige professionele activiteiten uitvoeren (deze natuurlijke personen worden “consumenten” genoemd). Een insolventieprocedure kan ook worden ingeleid ten aanzien van de activa van een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld een vennootschap onder firma (offene Handelsgesellschaft) of een commanditaire vennootschap (Kommanditgesellschaft)) of ten aanzien van bijzondere activa, bijvoorbeeld een nalatenschap. De bijzondere bepaling van artikel 12 InsO is van toepassing op publiekrechtelijke rechtspersonen: hierin staat onder andere dat er geen insolventieprocedures zijn toegestaan ten aanzien van de activa van de staat of van een deelstaat (artikel 12, lid 1, punt 1, InsO).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Insolventieprocedures worden uitsluitend op verzoek en niet ambtshalve ingeleid. Dit verzoek kan worden ingediend door de schuldenaar of door een schuldeiser. Om te voorkomen dat de gerechten overhaaste verzoeken of verzoeken die uitsluitend zijn bedoeld om de schuldenaar te schaden, hoeven te behandelen en om schuldenaren te beschermen tegen dergelijke verzoeken, moet een schuldeiser die een insolventieverzoek jegens een schuldenaar indient, enerzijds bewijzen dat er een grond is voor insolventie en anderzijds dat hij de houder is van een vordering op de schuldenaar.

Het indienen van een verzoek om een insolventieprocedure is verplicht op straffe van strafrechtelijke sancties als het gaat om organen van een kapitaalvennootschap die in moeilijkheden verkeert. Als deze verplichting wordt geschonden, hebben de schuldeisers het recht om een schadevergoeding te eisen. Als de schuldenaar in moeilijkheden zijn verplichtingen niet nakomt, kunnen hem onder bepaalde omstandigheden sancties worden opgelegd overeenkomstig de artikelen 283 en volgende van het Duitse Wetboek van Strafrecht (Strafgesetzbuch).

De algemene grond voor het inleiden van de insolventieprocedure is het onvermogen om te betalen. Hiervan is sprake als een schuldenaar niet in staat is om zijn invorderbare betalingsverplichtingen te voldoen. Over het algemeen wordt de schuldenaar geacht niet in staat te zijn om te betalen als hij hiermee is gestopt (artikel 17, lid 2, InsO). Als het om een rechtspersoon of een vennootschap gaat waarin geen enkele vennootschap een natuurlijk persoon is waarvan de aansprakelijkheid onbeperkt is, is het hebben van een zware schuldenlast eveneens een grond om een procedure in te leiden. Er is sprake van een zware schuldenlast als de activa van de schuldenaar de bestaande schulden niet langer dekken, tenzij bedrijfscontinuïteit de volgende twaalf maanden onder de gegeven omstandigheden zeer waarschijnlijk lijkt (artikel 19, lid 2, InsO). De schatting van het vermogen van de schuldenaar moet worden gebaseerd op de bedrijfscontinuïteit als deze gezien de omstandigheden zeer waarschijnlijk is. Een verzoek om een insolventieprocedure is al ontvankelijk als er sprake is van dreigende insolventie (artikel 18, lid 1, InsO). De schuldenaar dreigt insolvent te worden als hij waarschijnlijk niet in staat zal zijn om zijn huidige betalingsverplichtingen na te komen op de vervaldatum (artikel 18, lid 2, InsO). Bij de beoordeling of insolventie dreigt, gaat men doorgaans uit van een prognoseperiode van 24 maanden. Voor de opening van een insolventieprocedure moet bovendien de financiering ervan worden gewaarborgd. Het verzoek om het inleiden van een insolventieprocedure wordt derhalve verworpen als het vermogen van de schuldenaar waarschijnlijk niet toereikend is om de proceskosten te dekken (artikel 26, lid 1, eerste volzin, InsO).

Als er aan de voorwaarden is voldaan, geeft het bevoegde insolventiegerecht (Insolvenzgericht) een beslissing om de procedure in te leiden, die openbaar wordt gemaakt. Het gerecht publiceert de inleiding van de procedure op internet (De link wordt in een nieuw venster geopend.http://www.insolvenzbekanntmachungen.de/). In zijn beslissing om de procedure in te leiden nodigt het gerecht de concurrente schuldeisers uit om hun vorderingen binnen een bepaalde termijn aan te melden bij de curator. Het gerecht stelt een rapportagetermijn vast waarin de schuldeisers besluiten over de voortzetting van de insolventieprocedure op basis van een rapport van de curator, en een onderzoekstermijn waarin de aangemelde vorderingen worden onderzocht (artikel 29, lid 1, InsO).

Zoals in de inleiding is aangegeven, bevat de insolventiewet geen afzonderlijke sanerings- en liquidatieprocedures. De wet biedt naast de zogenoemde “wettelijke procedure” (Regelverfahren) de mogelijkheid om een insolventieplan op te stellen, dat zowel kan worden gebruikt bij liquidaties als bij saneringen.

Gezien het feit dat het onderzoeken van de voorwaarden voor het inleiden van de procedure door het bevoegde insolventiegerecht vaak lang duurt, treft het gerecht voorlopige voorzieningen die noodzakelijk zijn om tot de beslissing over het verzoek te voorkomen dat de vermogensrechtelijke situatie van de schuldenaar op een voor de schuldeisers nadelige wijze verandert (artikel 21, lid 1, eerste volzin, InsO). In de praktijk wijst het gerecht een voorlopige curator (vorläufiger Insolvenzverwalter) aan, met beperkte of met ruime bevoegdheden. Als er een curator met beperkte bevoegdheden wordt aangewezen, behoudt de schuldenaar zijn beschikkingsbevoegdheid en stelt het gerecht de bijzondere verplichtingen van de curator vast die echter niet ruimer kunnen zijn dan de verplichtingen van de voorlopige curator met ruime bevoegdheden (artikel 22, lid 2, tweede volzin, InsO). Het gerecht kan bijvoorbeeld gelasten dat de beschikkingen van de schuldenaar pas van kracht worden na goedkeuring van de voorlopige curator. In tegenstelling tot de aanwijzing van een voorlopige curator met ruime bevoegdheden vormt de aanwijzing van een voorlopige curator met beperkte bevoegdheden geen onderbreking van lopende geschillen (jurisprudentie van het federale gerechtshof (Bundesgerichtshof): arrest van 21 juni 1999 – II ZR 70/98 – punt 4). Als het gerecht de schuldenaar een algemeen beschikkingsverbod oplegt, waardoor de bevoegdheid om de activa van de schuldenaar te beheren en hierover te beschikken overgaat op de voorlopige curator, wordt laatstgenoemde geacht ruime bevoegdheden te hebben (artikel 22, lid 1, eerste volzin, InsO).

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De insolvente boedel (Insolvenzmasse) omvat naast de activa van de schuldenaar op het moment dat de procedure wordt ingeleid, ook de activa die gedurende de procedure nieuw worden verkregen (tot de intrekking of de beëindiging van de procedure). Persoonlijke rechten van de schuldenaar en niet voor beslag vatbare zaken zijn niet opgenomen, gezien het feit dat deze ook niet zijn onderworpen aan de executiemaatregel. Inkomen uit arbeid is bijvoorbeeld uitsluitend deel van de insolvente boedel als dit boven het minimum voor levensonderhoud van de schuldenaar ligt. Onder de activa van de schuldenaar die niet vatbaar zijn voor beslag, bevinden zich eveneens de activa die zijn vrijgesteld door de curator.

In het Duitse recht wordt de bevoegdheid om de activa van de insolvente boedel te beheren en hierover te beschikken in principe overgedragen aan de curator op het moment dat de procedure wordt ingeleid (uitgezonderd Eigenverwaltung, waarbij de schuldenaar zelf het beheer en de beschikking over het vermogen behoudt, artikelen 270 en volgende InsO), zodat de curator zekerheden moet stellen ten gunste van de schuldeisers die bijvoorbeeld een lening toekennen in het kader van de faillissementsprocedure. Voor zeer belangrijke transacties, zoals het afsluiten van een lening die de insolvente boedel aanzienlijk bezwaart, moet de curator goedkeuring verkrijgen van de vergadering van schuldeisers of van een comité van schuldeisers (artikel 160 InsO). Leningsschulden en andere schulden die de curator heeft gemotiveerd, vormen de boedelschulden die met voorrang worden betaald, dat wil zeggen vóór de concurrente schuldeisers. Op deze wijze wordt verzekerd dat contractuele partners na het inleiden van de insolventieprocedure verbintenissen aangaan met de insolvente schuldenaar.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Met het inleiden van de insolventieprocedure krijgt de curator doorgaans een belangrijke rol (uitgezonderd bij Eigenverwaltung), zodat de taak van het gerecht in deze fase van de procedure voornamelijk bestaat uit het begeleiden van en het houden van toezicht op het verloop ervan (naast specifieke bevoegdheden, zoals in procedures met een insolventieplan of bij Eigenverwaltung) (artikelen 58 en 76 InsO). Tijdens de procedure nemen de schuldeisers de belangrijke beslissingen (zoals over het liquideren van activa, de liquidatie, de sanering en het insolventieplan). Tijdens de inleiding van de procedure voert het gerecht echter specifieke bevoegdheden en taken uit. Zo beslist het over de ontvankelijkheid van de inleiding van de procedure, conservatoire maatregelen en de benoeming van een curator. Ook houdt het gerecht toezicht op de curator. Het gerecht controleert echter uitsluitend of de verrichtingen van de curator overeenstemmen met de wet, niet of deze doelmatigheid zijn. Bovendien is het niet bevoegd om instructies te geven. Om ervoor te zorgen dat de insolventieprocedure vlot verloopt, kan er uitsluitend beroep worden ingesteld tegen de beslissingen van het gerecht als de wet onmiddellijk beroep toestaat (sofortige Beschwerde, artikel 6, lid 1, InsO). Onmiddellijk beroep is mogelijk voor het gerecht waarbij de insolventieprocedure aanhangig is gemaakt of voor de beroepsrechter (dat wil zeggen voor de regionale rechtbank (Landgericht) die hoger in rang is dan het gerecht waarbij de procedure in eerste aanleg aanhangig is gemaakt) of door het indienen van een schriftelijk proces-verbaal bij de griffie (Geschäftstelle). Het beroep heeft geen opschortende werking, maar de beroepsrechter en de insolventierechter kunnen de voorlopige opschorting van de tenuitvoerlegging gelasten.

De curator staat centraal in de insolventieprocedure. Uitsluitend natuurlijke personen kunnen worden aangewezen als curator (artikel 56, lid 1, eerste volzin, InsO). Deze taak wordt voornamelijk uitgevoerd door advocaten, accountants of belastingadviseurs. Vanaf de inleiding van de insolventieprocedure is de curator bevoegd om het vermogen van de schuldenaar te beheren en hierover te beschikken (artikel 80, lid 1, InsO). De curator moet alle zaken die geen eigendom van de schuldenaar zijn, uit het vermogen verwijderen. Bovendien moet hij het vermogen van de schuldenaar aanvullen met de zaken die juridisch gezien behoren tot de te liquideren activa, maar die zich tijdens de inleiding van de insolventieprocedure nog niet in het vermogen van de schuldenaar bevinden. Het aldus vastgestelde vermogen van de schuldenaar vormt de insolvente boedel (artikel 35 InsO) waaruit de schuldeisers vervolgens worden betaald. Andere taken van de curator zijn onder meer:

  • de betaling van salarissen aan de werknemers van de insolvente schuldenaar;
  • beslissen over het al dan niet voortzetten van lopende geschillen (artikelen 85 en volgende InsO) en opgeschorte contractuele betrekkingen (artikelen 103 en volgende InsO);
  • het opstellen van een financiële balans (artikel 153, lid 1, eerste volzin, InsO);
  • bezwaar maken tegen rechtshandelingen die zijn uitgevoerd voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure en die nadelig zijn voor de concurrente schuldeisers (artikelen 129 en volgende InsO).

De curator staat onder toezicht van het gerecht (artikel 58, lid 1, InsO). Als er een comité van schuldeisers is gevormd, staat dit de curator terzijde en houdt het toezicht op diens beheer (artikel 69, eerste volzin, InsO).

Als het recht om te beschikken bij de inleiding van de procedure wordt overgedragen aan de curator, kan laatstgenoemde in principe vrij beschikken over de zaken uit de insolvente boedel. Er bestaan beperkingen voor zeer belangrijke rechtshandelingen, zoals de verkoop van de onderneming of het gehele magazijn. Voor dergelijke zeer belangrijke rechtshandelingen is de goedkeuring van de vergadering van schuldeisers of van het comité van schuldeisers vereist. Het niet-naleven van dit goedkeuringsvereiste heeft echter geen gevolgen voor derden; dit betekent uitsluitend dat de curator aansprakelijk is. De curator moet bovendien rekening houden met de beslissing van de vergadering van schuldeisers wat betreft de sluiting van de onderneming en de daaropvolgende liquidatie, of de voortzetting hiervan (artikelen 157 en 159 InsO).

Als de curator zijn verplichtingen krachtens de insolventiewet schendt, moet hij de schade van alle betrokkenen vergoeden (artikel 60, lid 1, InsO). In artikel 60, lid 1, InsO staat het volgende: “De curator moet de schade van alle partijen vergoeden als hij zijn verplichtingen krachtens de onderhavige wet ten onrechte schendt. Hij moet zorgvuldig handelen, als een geordende en nauwgezette curator.”

De curator heeft recht op een vergoeding voor het beheer en op de terugbetaling van de bijbehorende onkosten (artikel 63, lid 1, eerste volzin, InsO). De vergoeding wordt beheerst door de regeling inzake insolventievergoedingen (Insolvenzrechtsvergütungsverordnung, InsVV) en wordt berekend op basis van de waarde van de insolvente boedel aan het einde van de insolventieprocedure. De InsVV bevat een tarievenschaal die echter naar boven kan worden bijgesteld op basis van de omvang en de moeilijkheid van het beheer van de insolventie voor de curator.

De insolvente schuldenaar blijft ook na de inleiding van de insolventieprocedure de eigenaar van de te liquideren activa waarop de concurrente schuldeisers vorderingen hebben (artikelen 38 en 39 InsO). Hij is in principe verantwoordelijk voor al zijn zaken. Het beheer en de bevoegdheid om te beschikken over de zaken die onder de insolventie vallen, worden echter overgedragen aan de curator. Het gerecht kan op verzoek van de schuldenaar eveneens in zijn inleidingsbeslissing Eigenverwaltung gelasten uit hoofde van de artikelen 270 en volgende InsO. De schuldenaar moet bij zijn verzoek een plan voor Eigenverwaltung voegen volgens de voorschriften in artikel 270a InsO. De beslissing wordt gegeven als het plan voor Eigenverwaltung sluitend en volledig is en als er geen omstandigheden bekend zijn die doen vermoeden dat wezenlijke punten van het plan voor Eigenverwaltung op onjuiste feiten berusten (artikel 270b, lid 1, en artikel 270f, lid 1, InsO). Bovendien mag geen van de in artikel 270e genoemde redenen voor annulering van de voorlopige Eigenverwaltung van toepassing zijn (artikel 270b, lid 1, InsO). De algemene regels van het insolventierecht zijn in principe van toepassing (artikel 270, lid 1, tweede volzin, InsO). In geval van Eigenverwaltung behoudt de schuldenaar echter zelf de bevoegdheden voor beheer en beschikking, die hij uitvoert onder toezicht van een door de rechter aangewezen bewindvoerder (Sachverwalter) (artikel 270, lid 1, eerste volzin, InsO). Bij Eigenverwaltung worden de bevoegdheden die gewoonlijk toevallen aan de curator, verdeeld onder de schuldenaar en de bewindvoerder.

Het inleiden van de insolventieprocedure brengt verschillende informatie- en medewerkingsverplichtingen met zich mee voor de schuldenaar. De insolvente schuldenaar heeft tegelijkertijd echter ook het recht om deel te nemen aan de procedure.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Het doel van de artikelen 94 en volgende InsO is om te weten te komen of een schuldeiser de vordering van een schuldenaar kan verrekenen. De wet maakt met name een onderscheid tussen de situatie waarin de mogelijkheid tot schuldverrekening al bestond op het moment dat de insolventieprocedure werd ingeleid, en de situatie waarin die mogelijkheid pas later is ontstaan. In het eerste geval is verrekening in principe toegestaan, zodat de schuldeiser zijn vordering niet hoeft aan te melden in het overzicht van de vorderingen in de boedel (Tabelle), maar betaling kan verkrijgen door de curator een verklaring inzake verrekening te verstrekken. De verklaring inzake verrekening is echter nietig als de schuldeiser om de mogelijkheid tot verrekening heeft verzocht middels een aanvechtbare rechtshandeling (artikel 96, lid 1, punt 3, InsO).

In het tweede geval wordt er onderscheid gemaakt tussen twee situaties:

Als het verzoek om verrekening al bestond bij de inleiding van de insolventieprocedure, maar nog niet invorderbaar was, nog niet was gericht op een vergelijkbare prestatie of nog niet was vastgelegd, is verrekening ook na de inleiding toegestaan, zodra het obstakel voor de verrekening is opgeheven.

Als het verzoek van de schuldenaar bij de inleiding van de procedure nog niet is gemotiveerd of als de schuldeiser zijn verzoek pas na de inleiding heeft ingediend, is verrekening uit hoofde van artikel 96, lid 1, punten 1 en 2, InsO uitgesloten, met als gevolg dat de schuldenaar van de schuldeiser kan eisen om de deze op te nemen in de boedel. De schuldeiser kan zijn vordering uitsluitend aanmelden in het overzicht van de vorderingen in de boedel en uitsluitend worden betaald in verhouding met zijn aandeel.

Als de schuldeiser de vordering daarentegen na de inleiding van de insolventieprocedure en niet van een andere schuldeiser heeft verkregen, maar als de vordering op zijn naam is ontstaan, bijvoorbeeld omdat hij een overeenkomst heeft gesloten met de curator, heeft hij recht op verrekening als boedelschuldeiser.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

De gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten worden in het Duitse recht beheerst door de artikelen 103 en volgende InsO. In principe kunnen bestaande contractuele relaties bij de inleiding van de insolventieprocedure worden beëindigd of voortgezet, of heeft de curator het recht om te kiezen tussen de tenuitvoerlegging of de beëindiging.

Voor bepaalde rechtshandelingen zijn de gevolgen van de insolventieprocedure uitdrukkelijk vastgelegd in de wet (artikelen 103 tot en met 118 InsO). Volmachten of beheersovereenkomsten inzake de activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, worden bijvoorbeeld geacht nietig te zijn bij de inleiding van de insolventieprocedure, terwijl de huurovereenkomsten van de schuldenaar betreffende grond en dienstverleningsovereenkomsten die gevolgen hebben voor de insolvente boedel, worden voorgezet.

Voor wederkerige overeenkomsten die geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zijn gelegd door de schuldenaar en de andere partij, heeft de curator op basis van artikel 103, lid 1, InsO de keuze tussen de tenuitvoerlegging of de beëindiging van de overeenkomst. Als de curator kiest voor de tenuitvoerlegging ten gunste van de insolvente boedel, wordt de te verrekenen vordering van de schuldeiser met voorrang betaald, gezien het feit dat deze een boedelschuld vormt in de zin van artikel 55, lid 1, punt 2, InsO. Als de curator kiest voor beëindiging, kan hij geen tegenprestaties meer eisen. De schuldeiser kan een schadevergoedingseis wegens niet-uitvoering als schuldeiser uitsluitend doen gelden door zijn vordering aan te melden in het overzicht van de vorderingen van de boedel (artikel 103, lid 2, eerste volzin, InsO). Als de curator geen beslissing neemt, kan de andere partij de curator aanmanen om zijn keuzerecht uit te oefenen. In dit geval moet de curator onverwijld verklaren of hij verlangt dat de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd. Zonder deze verklaring kan hij niet aandringen op de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. Voor financiële prestaties en overeenkomsten voor bepaalde duur sluit de wet het keuzerecht van de curator uit (artikel 104 InsO).

Als het lot van een contractuele relatie niet specifiek is geregeld in de artikelen 103 tot en met 118 InsO, wordt de overeenkomst ook na de inleiding van de insolventieprocedure voortgezet.

De ontvankelijkheid van de ontbindende voorwaarden in overeenkomsten is omstreden. Het uitgangspunt is allereerst artikel 119 InsO, waarin staat dat overeenkomsten die de toepassing van de artikelen 103 en volgende InsO van tevoren uitsluiten of beperken, nietig zijn. Zogenoemde ontbindende voorwaarden die losstaan van de insolventie en geen verband houden met de inleiding van de insolventieprocedure of het verzoek daarom, maar bijvoorbeeld met achterstallige betaling van de schuldenaar, zijn ingevolge deze bepaling toegestaan. Ontbindende voorwaarden die niet losstaan van de insolventie, leveren daarentegen een probleem op, met name gelet op het arrest van het federale gerechtshof (Bundesgerichtshof) van 15 november 2012 (IX ZR 169, 11, BGHZ 195, 348). In dit arrest heeft het federale gerechtshof voor een energieleveringsovereenkomst de ontbindende voorwaarde die losstond van de insolventie en die het onderwerp van het geschil was, nietig verklaard. Het gerechtshof heeft echter niet verklaard dat ontbindende voorwaarden die losstaan van de insolventie op zich nietig zijn, maar heeft ontbindende voorwaarden toegestaan wanneer zij in overeenstemming zijn met een in de wet vastgestelde ontbindingsmogelijkheid. Hoe ontbindende voorwaarden die losstaan van de insolventie, worden beoordeeld, is derhalve nog niet volkomen duidelijk. Voor bepalingen over contractuele oplossingen bij financiële prestaties en overeenkomsten voor bepaalde duur bevat artikel 104, leden 3 en 4, InsO speciale regels.

Als de schuldenaar en de schuldeiser volgens de algemene wettelijke bepalingen een overdrachtsverbod zijn overeengekomen, is dit verbod eveneens bindend voor de curator. In het handelsverkeer is een dergelijk overdrachtsverbod doorgaans echter nietig. De overdracht van een geldvordering is namelijk toegestaan ondanks een contractueel overeengekomen overdrachtsverbod, als de schuldenaar en de schuldeiser handelaren zijn (artikel 354a, lid 1, van het Duitse Wetboek van Koophandel (Handelsgesetzbuch)).

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Daar het doel van de insolventieprocedure is om alle schuldeisers rechtvaardig te betalen, wordt in artikel 87 InsO aangegeven dat de concurrente schuldeisers hun vorderingen uitsluitend kunnen innen conform de bepalingen met betrekking tot de insolventieprocedure. De inleiding van de insolventieprocedure brengt derhalve een verbod op executiemaatregelen met zich mee. Dat wil zeggen dat alle executiemaatregelen van de concurrente schuldeisers op de boedel of het vermogen van de schuldenaar gedurende de gehele procedure worden opgeschort (artikel 89, lid 1, InsO). Dit verbod op executiemaatregelen moet ambtshalve worden nageleefd, zodat reeds in gang gezette executiemaatregelen moeten worden opgeschort, waarbij het niet van belang is of de schuldeiser kennis heeft genomen van de inleiding of dat de schuldenaar heeft verzocht om de opschorting van de executiemaatregel.

In artikel 88 InsO is vastgesteld dat de zekerheden die in de maand voorafgaand aan het insolventieverzoek of daarna door middel van executiemaatregelen werden verkregen, met terugwerkende kracht nietig worden op het moment dat de insolventieprocedure wordt ingeleid (Rückschlagsperre). Ook in dit geval is het niet van belang of de schuldeiser op de hoogte was van het latere insolventieverzoek.

Als de zekerheid die voortkomt uit een executiemaatregel al enige tijd voorafgaand aan het insolventieverzoek werd verkregen, wordt deze niet nietig verklaard uit hoofde van artikel 88, lid 1, InsO, maar onder bepaalde voorwaarden is het wel mogelijk om hier bezwaar tegen te maken (jurisprudentie van het federale gerechtshof, arrest van 22 januari 2004 – IX ZR 39/03).

Op het moment dat de insolventieprocedure wordt ingeleid, verliest de schuldenaar de mogelijkheid om in rechte op te treden. Deze wordt overgedragen aan de curator, die hierover ambtshalve en als partij beschikt. De curator kan derhalve in zijn eigen naam in rechte de aanspraken indienen die deel uitmaken van de insolvente boedel.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Daar de schuldenaar bij de inleiding van de insolventieprocedure de mogelijkheid verliest om in rechte op te treden, wordt iedere lopende procedure met betrekking tot de insolvente boedel onmiddellijk opgeschort (artikel 240, eerste volzin, van het Duitse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung, ZPO)).

Een actief proces (bijvoorbeeld een geschil waarin de schuldenaar de eiser is of bezwaar maakt tegen een reeds toegekend recht) kan worden overgenomen door de curator. Laatstgenoemde heeft ook het recht dit te weigeren (artikel 85, lid 1, eerste volzin, InsO). Als hij het geschil overneemt, wordt de procedure voortgezet. Als hij weigert het geschil over te nemen met als gevolg dat de zaak uit de boedel wordt vrijgegeven, kan de schuldenaar of de gedaagde van het proces het geschil hervatten (artikel 85, lid 2, InsO).

Als de schuldenaar de gedaagde partij is, wordt er onderscheid gemaakt tussen twee situaties. Als er op de datum dat de insolventieprocedure wordt ingeleid een geschil loopt over een vordering, moet deze worden aangemeld in het overzicht van de vorderingen van de boedel (artikel 87 InsO). Als de curator of een schuldeiser bezwaar maakt, moet de vordering worden erkend door de hervatting van het opgeschorte geschil (artikel 180, lid 2, InsO).

Als het daarentegen niet om een vordering van de boedel gaat, maar bijvoorbeeld om separatierechten of boedelschulden, kan het geschil zowel door de curator als door de tegenpartij worden hervat (artikel 86 InsO).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Zoals in de inleiding al is uitgelegd, geeft de insolventiewet schuldeisers aanzienlijke invloed op de insolventieprocedure. De schuldeisers oefenen hun bevoegdheden uit via de vergadering van schuldeisers (Gläubigerversammlung, artikelen 74 en volgende InsO) of optioneel via een comité van schuldeisers (Gläubigerausschuss) dat wordt samengesteld door de vergadering van schuldeisers (artikelen 68 en volgende InsO). Waar de vergadering van schuldeisers het besluitvormende orgaan van de schuldeisers is, gaat het bij het comité van schuldeisers om een controleorgaan van de schuldeisers. De vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen (artikel 74, lid 1, eerste volzin InsO) en geleid (artikel 76, lid 1, InsO) door het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt. Alle preferente schuldeisers, alle concurrente schuldeisers, de leden van het comité van schuldeisers, de curator en de schuldenaar mogen deelnemen aan de vergadering van schuldeisers (artikel 74, lid 1, tweede volzin, InsO). Besluiten van de vergadering van schuldeisers worden in principe genomen met een gewone meerderheid, die niet wordt gevormd door het aantal stemmen, maar door de hoogte van de vorderingen van de stemmende schuldeisers (artikel 76, lid 2, InsO). Als een onderneming bepaalde criteria met betrekking tot de omvang overschrijdt, moet het gerecht waarbij de insolventieprocedure aanhangig is gemaakt, bij de inleiding een voorlopig comité van schuldeisers samenstellen (artikel 22a InsO). Dit comité bemiddelt bij de aanwijzing van de curator en bij de beslissing voor Eigenverwaltung (artikel 56a en artikel 270b, lid 3, InsO).

Het belang van de vergadering van schuldeisers blijkt uit het feit dat deze beslist over de voortzetting van de procedure en over de wijze waarop de activa van de schuldenaar worden geliquideerd. De andere taken van de vergadering van schuldeisers zijn:

  • de keuze voor een andere curator (artikel 57, eerste volzin, InsO);
  • de controle van de curator (artikelen 66, 79 en artikel 197, lid 1, punt 1, InsO);
  • de beslissing over de beëindiging of de voortzetting van de onderneming (artikel 157 InsO);
  • de goedkeuring van zeer belangrijke rechtshandelingen die de curator wil verrichten (artikel 160, lid 1, InsO).

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Raadpleeg voor de bevoegdheden van de curator voor de zaken van de insolvente boedel het antwoord op de vraag “Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de curator”.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

  1. Separatie

Separatisten (aussonderungsberechtigte Gläubiger) zijn personen die krachtens een zakelijk of persoonlijk recht kunnen aanvoeren dat een bepaalde zaak geen deel uitmaakt van de insolvente boedel (artikel 47, eerste volzin, InsO). Separatisten zijn geen concurrente schuldeisers en hoeven hun vorderingen derhalve niet aan te melden in het overzicht van de boedel, maar kunnen deze middels een rechtsvordering afdwingen conform de algemene bepalingen (artikel 47, tweede volzin, InsO). De gedaagde partij is dan echter niet de schuldenaar, maar ambtshalve de curator. Verzoeken om separatie kunnen worden gebaseerd op het eigendomsrecht (mits het niet gaat om eigendomsoverdracht tot zekerheid, aangezien de eigenaar dan slechts een preferente schuldeiser is; artikel 51, punt 1, InsO) en het eigendomsvoorbehoud, maar eveneens op het restitutierecht (bijvoorbeeld het recht van een eigenaar jegens een huurder).

  1. Preferente schuldeisers

Preferente schuldeisers (absonderungsberechtigte Gläubiger) hebben het recht om met voorrang te worden betaald uit de liquidatie van een zaak die deel uitmaakt van de insolvente boedel. Zij nemen geen deel aan de erkenningsprocedure, maar krijgen een voorkeursbehandeling aangezien zij vóór de overige ondergeschikte schuldeisers of schuldeisers zonder zekerheidsrecht kunnen worden betaald. Het eventuele overschot valt toe aan de boedel en kan worden gebruikt om de overige schuldeisers te betalen. Een dergelijk voorrecht vloeit onder andere voort uit hypotheekrechten, een pandrecht op roerende zaken of een bezitloos pandrecht (Sicherungseigentum) (artikelen 49, 50 en 51 InsO).

Als de verkregen opbrengst niet toereikend is voor de betaling en als de preferente schuldeiser naast het zakelijke recht eveneens een persoonlijk recht heeft jegens de schuldenaar, kan hij, naast zijn voorrecht, ook betaling naar verhouding uit de insolvente boedel eisen door zijn persoonlijke recht dat niet is betaald, aan te melden in het overzicht van de vorderingen van de boedel (artikel 52, tweede volzin, InsO).

  1. Boedelschuldeisers

Vorderingen van boedelschuldeisers (Massegläubiger) hoeven niet te worden aangemeld, maar moeten vooraf worden voldaan. Boedelschulden zijn overeenkomstig artikel 53 InsO onder andere de kosten van de insolventieprocedure en de andere schulden die na het inleiden van de insolventieprocedure zijn ontstaan in verband met de afwikkeling van de insolventie door de curator (bijvoorbeeld loonvorderingen van werknemers die nog steeds werkzaam zijn in het bedrijf, of vorderingen van een advocaat die door de curator gemachtigd is om door middel van een gerechtelijke procedure rechten te doen gelden). De reden waarom deze betalingen met voorrang worden voldaan, is dat de curator de procedure alleen dan naar behoren kan afhandelen, wanneer hij de mogelijkheid heeft nieuwe verplichtingen aan te gaan waarvan volledige nakoming is gewaarborgd. Bovendien vormen schulden die hun oorsprong vinden in ongerechtvaardigde verrijking van de insolvente boedel, en bepaalde schulden die voortvloeien uit de lopende insolventieprocedure, ook boedelschulden.

  1. Concurrente schuldeisers

Alleen de concurrente schuldeisers (Insolvenzgläubiger) nemen deel aan de erkenningsprocedure (artikel 174, lid 1, eerste volzin, InsO). Concurrente schuldeisers zijn conform artikel 38 InsO alle persoonlijke schuldeisers die op het moment dat de insolventieprocedure wordt ingeleid, een vordering op de schuldenaar kunnen bewijzen. De vorderingen van de ondergeschikte schuldeisers (nachrangige Insolvenzgläubiger) die zijn genoemd in artikel 39, lid 1, InsO, kunnen uitsluitend worden aangemeld als de rechter die de insolventieprocedure leidt, hier specifiek om heeft gevraagd (artikel 174, lid 3, eerste volzin, InsO). Eenvoudige vorderingen worden voldaan na de andere vorderingen van concurrente schuldeisers. Dit zijn bijvoorbeeld rente en vertragingstoeslagen vanaf de inleiding van de procedure op de vorderingen van de concurrente schuldeisers en geldelijke sancties en boetes.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De vorderingen moeten schriftelijk bij de curator worden aangemeld binnen de termijn die het gerecht waarbij de insolventieprocedure aanhangig is gemaakt, in zijn inleidingsbeslissing heeft vastgesteld, met vermelding van de reden voor en de hoogte van de vorderingen en met de originele bewijsstukken betreffende de vordering (artikel 174, lid 1, eerste en tweede volzin, en lid 2, InsO). Ook te laat aangemelde vorderingen worden in aanmerking genomen (artikel 177 InsO). Alle vorderingen van de insolventie moeten worden aangemeld, ongeacht of de bijbehorende rechtsbetrekking onder het burgerlijk recht of onder het publiekrecht valt (bijvoorbeeld belastingschulden).

De volgende bijzonderheden zijn van toepassing op buitenlandse schuldeisers: in artikel 55 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (de EU-verordening betreffende insolventieprocedures) staat dat buitenlandse schuldeisers hun vorderingen met een standaardformulier kunnen aanmelden. De vorderingen kunnen worden aangemeld in iedere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie. De schuldeiser kan echter vragen om een vertaling in de officiële taal van de staat waar de procedure is ingeleid of in een andere taal die in deze staat is toegestaan. De vorderingen worden in principe betekend binnen de termijn die is vastgesteld in het recht van de staat waar de procedure is ingeleid. Voor een buitenlandse schuldeiser bedraagt deze termijn ten minste dertig dagen na de publicatie van de beslissing om de insolventieprocedure in te leiden in het insolventieregister van de desbetreffende staat.

De curator moet alle aangemelde vorderingen die voldoen aan de minimumvereisten, in een overzicht van de vorderingen van de boedel noteren. In dit stadium worden de vorderingen niet inhoudelijk gecontroleerd. Pas later, binnen een onderzoekstermijn die eveneens door de rechter is vastgesteld, worden de hoogte en de rang van de vorderingen onderzocht (artikel 176, eerste volzin, InsO). Als er binnen deze onderzoekstermijn geen bezwaar tegen de vordering wordt gemaakt door de curator of door een concurrente schuldeiser, of als een dergelijk bezwaar wordt verworpen, wordt de vordering erkend en krijgt de schuldeiser zijn aandeel in de opbrengst van de liquidatie van de insolvente boedel. Het bezwaar van de schuldenaar heeft geen invloed op de erkenning van de vordering (artikel 178, lid 1, tweede volzin), maar heeft wel tot gevolg dat in dat geval, na de intrekking van insolventieprocedure, de concurrente schuldeiser niet kan overgaan tot executiemaatregelen op basis van het overzicht van de vorderingen. In plaats daarvan moet hij een rechtsvordering tegen de schuldenaar van de insolventieprocedure instellen (artikel 201, lid 2, eerste volzin, InsO).

Als er tijdens de onderzoekstermijn bezwaar wordt gemaakt door de curator of door een andere concurrente schuldeiser, moet de schuldeiser van de desbetreffende vordering een rechtsvordering instellen tegen de partij die bezwaar maakt tegen de vordering (artikel 179, lid 1, InsO). Hij kan echter uitsluitend delen in de opbrengst van de liquidatie als in het kader van een erkenningsprocedure uit hoofde van de artikelen 180 en volgende InsO met kracht van gewijsde is vastgesteld dat de vordering bestaat. Alvorens de opbrengst te verdelen moet de curator eerst een verdelingslijst opstellen (artikel 188 InsO). Binnen twee weken na de publicatie van de verdelingslijst moet het bewijs worden verstrekt dat er een rechtsvordering tot erkenning is ingesteld (artikel 189, lid 1, InsO). Bij gebreke hiervan wordt de vordering niet in aanmerking genomen bij de verdeling van de opbrengst van de liquidatie, zelfs als de vordering intussen met kracht van gewijsde is erkend (artikel 189, lid 3, InsO). Als het bewijs daarentegen binnen de voorgeschreven termijn is aangebracht, wordt het deel dat tijdens de verdeling toevalt aan de vordering, gedurende de looptijd van het geschil apart gehouden (artikel 189, lid 2, InsO). Als de rechtsvordering tot erkenning met kracht van gewijsde wordt verworpen, wordt het apart gehouden deel verdeeld onder de overige concurrente schuldeisers. Als er reeds een executoriale titel bestaat waarin de betwiste vordering wordt vastgesteld, moet degene die bezwaar maakt, de rechtsvordering instellen en niet de schuldeiser die de vordering aanmeldt (artikel 179, lid 2, InsO). De rechterlijke beslissing waarmee een vordering wordt erkend of een bezwaar gegrond wordt verklaard, is niet alleen van kracht voor de partijen bij het geschil, maar ook voor de curator en alle concurrente schuldeisers (artikel 183, lid 1, InsO).

Als een concurrente schuldeiser zijn vordering niet heeft aangemeld in het overzicht van de vorderingen van de boedel, kan hij niet delen in de opbrengst van de liquidatie, noch zijn vordering op een andere wijze doen gelden (artikel 87 InsO). Rechtsvorderingen tot betaling tegen de curator zijn niet ontvankelijk en moeten worden verworpen.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Behoudens indien in het insolventieplan anders wordt bepaald, gaat de curator over tot de liquidatie van de zaken van de insolvente boedel, om deze zo in geld om te zetten en dat geld onder de schuldeisers te kunnen verdelen. De curator heeft als taak om een zo hoog mogelijke opbrengst te verkrijgen en beslist op basis van zijn discretionaire bevoegdheid op welke wijze de liquidatie concreet geschiedt. Tot de mogelijkheden behoren de verkoop van de onderneming of van afzonderlijke vestigingen van de schuldenaar als geheel dan wel de ontmanteling van de onderneming en de afzonderlijke verkoop van de verschillende tot het vermogen behorende voorzieningen.

Voordat hij de opbrengst van de liquidatie kan verdelen onder de concurrente schuldeisers, moet hij eerst de preferente schuldeisers en de boedelschuldeisers betalen. De opbrengst wordt door de curator verdeeld op basis van een verdelingslijst (artikel 188 InsO), die hij aan de hand van de lijst van vorderingen behoort op te maken (artikel 175 InsO). De lijst moet alle vorderingen bevatten waarmee bij de verdeling rekening moet worden gehouden. De opbrengst wordt vervolgens naar verhouding van de hoogte van de verschillende vorderingen onder de schuldeisers verdeeld. De ondergeschikte schuldeisers bevinden zich in rang onder de concurrente schuldeisers. Deze worden pas betaald als de concurrente schuldeisers volledig zijn betaald. Gegeven het feit dat hun vooruitzichten op betaling gering zijn, hoeven zij hun vorderingen pas aan te melden als het gerecht waarbij de insolventieprocedure aanhangig is gemaakt, hen daar afzonderlijk toe oproept (artikel 174, lid 3, InsO).

In de regel wordt niet pas met de betaling van de schuldeisers begonnen wanneer de liquidatie van de boedel is voltooid. Meestal vinden er gedeeltelijke afbetalingen plaats, zodra er zich voldoende liquide middelen in de boedel bevinden (artikel 187, lid 2, eerste volzin, InsO). Wanneer de liquidatie is voltooid, vindt de definitieve verdeling plaats (artikel 196, lid 1, InsO). Daarvoor is toestemming van de rechter vereist (artikel 196, lid 2, InsO). Als alle schulden van de vorderingen (met inbegrip van de ondergeschikte vorderingen) volledig kunnen worden voldaan (hetgeen in de praktijk zelden voorkomt), moet de curator de overgebleven baten teruggeven aan de schuldenaar (artikel 199, eerste volzin, InsO).

Als een schuldeiser een recht heeft op een afzonderlijke regeling voor een zaak die deel uitmaakt van de insolvente boedel en als de opbrengst van de liquidatie ervan niet toereikend is om hem volledig te betalen, kan de schuldeiser zijn aanvullende vordering uitsluitend aanmelden in het overzicht van de vorderingen van de boedel voor het deel dat niet onder de afzonderlijke regeling viel (hij kan eveneens afzien van betaling met voorrang en zijn persoonlijke vordering op de schuldenaar met de andere vorderingen aanmelden in het overzicht van de vorderingen van de boedel; artikel 52, tweede volzin, InsO).

Als een derde overgaat tot de betaling van een door een zakelijk zekerheidsrecht gewaarborgde vordering van een schuldeiser op de schuldenaar, komt hij niet automatisch in de plaats van de schuldeiser van de desbetreffende vordering. Er zijn bij wet echter bepaalde gevallen van subrogatie vastgelegd en deze kunnen eveneens contractueel worden vastgelegd. Dit is echter geen bijzonderheid van de insolventieprocedure, maar vloeit voort uit algemene rechtsbepalingen. Als de schuldeiser bijvoorbeeld een zakelijk zekerheidsrecht heeft en niet door de schuldenaar maar door een derde wordt betaald die instaat voor de vordering van de insolvente schuldenaar, wordt de vordering van de schuldeiser jegens de schuldenaar overgedragen aan de garant uit hoofde van wettelijke subrogatie (artikel 774, lid 1, eerste volzin, van het Duitse Burgerlijk Wetboek (Bürgerliches Gesetzbuch)). Voor bijkomstige zekerheidsrechten, zoals hypotheken of pandrechten, is in de wet uitdrukkelijk bepaald dat deze eveneens worden overgedragen aan de garant (artikelen 412 en 401 van het Burgerlijk Wetboek). Niet-bijkomstige zekerheidsrechten, zoals zekerheidsrechten op grond (Sicherungsgrundschuld), worden niet bij wet overgedragen aan de garant. De schuldeiser met een contractuele vordering is echter op vergelijkbare wijze verplicht om conform de artikelen 412 en 401 van het Burgerlijk Wetboek de niet-bijkomstige zekerheidsrechten over te dragen aan de garant, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De garant komt dan in de plaats van de schuldeiser met het zakelijke zekerheidsrecht.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

  1. Wettelijke procedure:

Nadat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden, wordt de insolventieprocedure officieel beëindigd (artikel 200, lid 1, InsO). De beëindigingsbeslissing wordt openbaar gemaakt. Met de beëindiging van de insolventieprocedure herkrijgt de schuldenaar de bevoegdheid tot beheer en beschikking over de zaken die tot dan toe tot de boedel behoorden.

Na de beëindiging van de insolventieprocedure kunnen de schuldeisers in principe hun resterende vorderingen op de schuldenaar zonder beperking doen gelden, aangezien de vordering slechts voor het betaalde aandeel is vervallen. Voor de tenuitvoerlegging van het onbetaalde deel van de vordering wordt in artikel 201, lid 2, InsO bepaald dat de concurrente schuldeisers executiemaatregelen jegens de schuldenaar kunnen treffen op basis van de opgave van het overzicht van de vorderingen of een uitvoerbare beslissing voor zover de vordering is erkend en niet tijdens de onderzoekstermijn door de schuldenaar is betwist. Uit artikel 201, lid 2, InsO blijkt dat de schuldeiser zijn vordering op de schuldenaar in ieder ander geval middels een rechtsvordering moet laten gelden.

Er geldt een uitzondering voor natuurlijke personen. Zij kunnen verzoeken om een procedure voor de kwijtschelding van resterende schulden (Restschuldbefreiung ) uit hoofde van artikel 201, lid 3, en de artikelen 286 en volgende InsO. Als de kwijtschelding van resterende schulden wordt toegekend na een periode van goed gedrag van in beginsel drie jaar, waarin de schuldenaar al zijn voor beslag vatbare inkomsten moet overdragen aan een beheerder (Treuhänder), wordt deze van kracht jegens alle concurrente schuldeisers, met inbegrip van degenen die hun vorderingen niet hebben aangemeld (artikel 301, lid 1, InsO). Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen definitief niet meer kunnen verhalen op de schuldenaar (met uitzondering van de in artikel 302 InsO bedoelde vorderingen die van de kwijting in faillissement zijn uitgesloten).

Een rechtspersoon voor wiens activa een insolventieprocedure is uitgevoerd en die geen activa meer bezit, wordt ambtshalve geschrapt uit het handelsregister en houdt op te bestaan.

  1. Procedure met een insolventieplan

Met het insolventieplan kunnen preferente schuldeisers en concurrente schuldeisers autonoom en in afwijking van de wettelijke insolventiebepalingen zorgen voor de liquidatie van de insolvente boedel, de verdeling onder de partijen, de afhandeling van de procedure en de aansprakelijkheid van de schuldenaar na afloop van de insolventie (artikel 217, lid 1, eerste volzin, InsO). Een insolventieplan is niet hetzelfde als sanering. Het insolventieplan staat weliswaar centraal staat bij de sanering van een onderneming, maar kan ook de basis van de liquidatie zijn, bijvoorbeeld door het regelen van de liquidatie van de insolvente boedel en de verdeling onder de partijen in afwijking van de wettelijke insolventiebepalingen.

Het insolventieplan biedt niet alleen de mogelijkheid tot kwijtschelding van resterende schulden, maar is ook een belangrijk instrument om opzettelijk hinderende schuldeisers te overstemmen. In artikel 245 InsO wordt namelijk bepaald dat de goedkeuring van een groep stemgerechtigden onder bepaalde voorwaarden wordt geacht te zijn verkregen, zelfs als de benodigde meerderheid niet is behaald.

Zowel de curator als de schuldenaar is bevoegd om een insolventieplan voor te leggen (artikel 218, lid 1, eerste volzin, InsO). Het insolventieplan bevat een beschrijvend deel (darstellender Teil), waarin de situatie wordt uiteengezet, en een operationeel deel (gestaltender Teil) (artikel 219, eerste volzin, InsO). In het beschrijvende deel staat welke maatregelen er al zijn getroffen na de inleiding van de insolventieprocedure en welke maatregelen er nog moeten worden getroffen om als basis te dienen voor de voorgenomen regeling van de rechten van de betrokkenen (artikel 220, lid 1, InsO). In het operationele deel is vastgelegd op welke wijze de rechtspositie van de betrokkenen door het plan moet worden gewijzigd (artikel 221, eerste volzin, InsO). Als de schuldenaar geen natuurlijke persoon is, voorziet artikel 217, tweede volzin, InsO in de mogelijkheid medezeggenschapsrechten en aandeelhoudersrechten in de schuldenaar in het insolventieplan op te nemen. Op grond van artikel 225a, lid 2, InsO is een “debt to equity swap” (schuldconversie) mogelijk om de vorderingen van de schuldeisers om te zetten in medezeggenschapsrechten in de vennootschap. De stemprocedure die is vastgesteld in de artikelen 243 en volgende InsO, is van bijzonder belang. In het kader van het operationele deel van het insolventieplan worden meerdere groepen opgericht. Het insolventieplan wordt uitsluitend aangenomen als in iedere groep de meerderheid van de stemmende schuldeisers het plan goedkeurt (meerderheid in aantal) en als de som van de vorderingen van de schuldeisers die instemmen met het plan, meer dan de helft van de som van alle vorderingen van de stemmende schuldeisers bedraagt (meerderheid in bedrag). Onder bepaalde voorwaarden creëert de wet echter kunstmatig de goedkeuring van een groep stemgerechtigden, zelfs als de benodigde meerderheid niet is behaald (artikel 245 InsO). Dit obstructieverbod (Obstruktionsverbot) heeft tot doel te verhinderen dat enkele schuldeisers of aandeelhouders het plan laten mislukken. Overeenkomstig artikel 247 InsO moet de schuldenaar eveneens instemmen met het plan. Als hij bezwaar aantekent, is dat echter irrelevant wanneer hij met het plan naar alle verwachting niet slechter af is dan wanneer er geen plan was geweest en wanneer er geen schuldeiser is die een economische waarde ontvangt die het totale bedrag van diens vordering te boven gaat.

Nadat het insolventieplan is aangenomen door de betrokkenen en is goedgekeurd door de schuldenaar, volgt nog een bekrachtiging door het gerecht waarbij de insolventieprocedure aanhangig is gemaakt. Het gerecht bekrachtigt het insolventieplan als alle essentiële voorschriften betreffende de procedure zijn nageleefd en als geen enkele schuldeiser of aandeelhouder een verzoek heeft ingediend waarin hij aanvoert dat hij met het plan slechter af is (artikel 251 InsO). Om te voorkomen dat het plan mislukt als gevolg van een dergelijk bezwaar, kunnen er op basis van het operationele deel van het plan middelen beschikbaar worden gesteld voor het geval een betrokkene aantoont dat hij slechter af is (artikel 251, lid 3, InsO).

Tegen de beslissing ter bekrachtiging van het plan kan slechts in beperkte mate bezwaar worden gemaakt (artikel 253 InsO).

Wanneer de bekrachtiging in kracht van gewijsde gaat en het insolventieplan niet anders bepaalt, gelast de rechter de beëindiging van de insolventieprocedure (artikel 258, lid 1, InsO) en is de schuldenaar weer beschikkingsbevoegd. Als de bekrachtiging van het insolventieplan definitief is, treden de in het operationele deel van het insolventieplan vastgelegde gevolgen ten voordele dan wel ten nadele van de betrokkenen in werking, ongeacht of zij hun vorderingen hebben aangemeld als concurrente schuldeisers of als betrokkene bezwaar hebben gemaakt tegen het plan (artikel 254b InsO). Dit betekent dat de kwijtschelding of het uitstel zoals bepaald in het insolventieplan van rechtswege van kracht wordt, zonder dat er daartoe een bijzondere wilsverklaring nodig is (artikel 254a, lid 1, InsO). Het insolventieplan heeft geen gevolgen voor de rechten van de concurrente schuldeisers jegens derden. Voor zover het plan erin voorziet, is er een uitzondering voor zogenoemde “zekerheidsrechten van derden binnen de groep” (gruppeninterne Drittsicherheiten) die aan de schuldeiser zijn verschaft door een met de schuldenaar verbonden vennootschap in de zin van artikel 15 van de Duitse Wet op de naamloze vennootschappen (Aktiengesetz) (bijvoorbeeld door een dochteronderneming) (artikel 217, lid 2, en artikel 223a InsO).

Om te garanderen dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit het insolventieplan uitvoert, kan worden bepaald dat hij onder toezicht van de curator komt te staan. Tijdens de toezichtperiode moet de curator jaarlijks verslag van de huidige staat en de uitvoeringsperspectieven van het insolventieplan uitbrengen aan het comité van schuldeisers, als dit bestaat, en aan de rechter (artikel 261, lid 2, eerste volzin, InsO).

Los van de beslissing om al dan niet toezicht te gelasten, garandeert de reactiveringsbepaling (Wiederauflebensklausel) uit artikel 255 InsO de tenuitvoerlegging van het plan door de schuldenaar. Als de vorderingen van concurrente schuldeisers zijn uitgesteld of gedeeltelijk zijn kwijtgescholden op basis van het operationele deel van het insolventieplan, brengt deze bepaling de nietigverklaring van het uitstel of de kwijtschelding met zich mee voor de schuldeiser jegens wie de schuldenaar specifiek tekortschiet bij de tenuitvoerlegging van het plan (artikel 255, lid 1, InsO). Deze regel is van toepassing jegens alle concurrente schuldeisers als er gedurende de tenuitvoerlegging van het plan een nieuwe insolventieprocedure wordt ingeleid betreffende de activa van de schuldenaar (artikel 255, lid 2, InsO). Concurrente schuldeisers met vorderingen die gedurende de onderzoekstermijn zijn erkend zonder bezwaar van de schuldenaar en die voortvloeien uit het definitief bekrachtigde insolventieplan (met opgave van het overzicht van de vorderingen), kunnen jegens de schuldenaar dezelfde executiemaatregelen nemen als bij een uitvoerbare rechterlijke beslissing (artikel 257, lid 1, eerste volzin InsO).

Als het insolventieplan de basis van de sanering van een onderneming is, zijn er vaak saneringskredieten nodig. Om de kredietverleners zekerheid te bieden, kan het operationele deel van het insolventieplan een kredietregeling bevatten (artikel 264 InsO). Als de vordering van de nieuwe kredietverlener onder de regeling valt, heeft het sluiten van een dergelijk krediet tot gevolg dat de concurrente schuldeisers in een nieuwe insolventieprocedure lager in rang zijn dan deze kredietverlener.

Dankzij het insolventieplan kunnen de resterende schulden van de schuldenaar, los van de bovenvermelde procedure voor kwijtschelding van de resterende schulden, worden kwijtgescholden. In de wet wordt namelijk bepaald dat de schuldenaar die zijn schuldeisers heeft betaald in overeenstemming met het insolventieplan, wordt vrijgesteld van zijn resterende schulden jegens de schuldeisers, behoudens indien anders is bepaald in het plan zelf (artikel 227, lid 1, InsO).

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Raadpleeg voor de rechten van de schuldeisers na afloop van de insolventieprocedure de vraag “Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?”.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Volgens het Duitse recht moeten de kosten voor de insolventieprocedure vooraf worden betaald uit de insolvente boedel en hebben deze, als “boedelschulden”, voorrang op de vorderingen van de concurrente schuldeisers (artikel 53 InsO). De kosten voor de insolventieprocedure omvatten conform artikel 54 InsO zowel de kosten van de gerechtelijke procedure als de vergoedingen en onkosten van de voorlopige curator, de curator en de leden van het comité van schuldeisers.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Om benadeling van de schuldeisers te voorkomen is de verkrijging na de inleiding van de procedure van zaken uit de insolvente boedel in principe nietig. De verkrijging van zaken uit de insolvente boedel voorafgaand aan de inleiding van de procedure die hierna tot de insolvente boedel zouden behoren is in principe geldig, maar hiertegen kan onder bepaalde voorwaarden bezwaar worden gemaakt.

Voor zover de beschikkingsbevoegdheid van de schuldenaar op het moment van de inleiding van de insolventieprocedure wordt overgedragen aan de curator, zijn de beschikkingen van de schuldenaar over een zaak van de insolvente boedel na inleiding van de procedure in principe nietig (voornaamste uitzondering: de oprechte verkrijging van grond, waartegen echter bezwaar kan worden gemaakt; artikel 81, lid 1, eerste volzin, InsO). Als de schuldenaar voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure beschikt over een zaak uit de insolvente boedel, maar deze beschikking slechts in werking treedt na inleiding van de procedure, is er in principe geen enkele verkrijging van rechten betreffende een zaak uit de boedel mogelijk (artikel 91, lid 1, InsO; voornaamste uitzondering: de verkrijging van grond, artikel 91, lid 2, InsO). Ook zekerheidsrechten die in de laatste maand voorafgaand aan het insolventieverzoek of daarna werden verkregen door middel van executiemaatregelen, worden nietig (artikel 88, lid 1, InsO).

Uit de artikelen 129 en volgende InsO vloeit voort dat een verkrijging betreffende de insolvente boedel voorafgaand aan de inleiding van de procedure in principe geldig is, in tegenstelling tot verkrijging na inleiding van de procedure, maar dat hiertegen onder bepaalde voorwaarden bezwaar kan worden gemaakt. De vordering tot nietigverklaring (actio pauliana) is van essentieel belang voor de werking van het insolventierecht, voor zover deze de curator in staat stelt om op te treden tegen vóór de inleiding van de procedure verrichte transacties betreffende de vervreemding van activa van de schuldenaar. De vordering tot nietigverklaring heeft met name tot doel de insolvente boedel te doen aangroeien en draagt wezenlijk bij aan het behalen van het doel van het insolventierecht om de schuldeisers rechtvaardig te betalen in het kader van een ordelijke procedure en te voorkomen dat bepaalde schuldeisers worden bevoordeeld. Als de curator met succes de nietigheid inroept, moet de begunstigde van de nietig verklaarde rechtshandeling alles teruggeven wat als gevolg van die rechtshandeling is onttrokken aan het vermogen van de insolvente schuldenaar. Als dat niet mogelijk is in natura, moet hij een schadevergoeding betalen. De curator kan het restitutierecht via een rechtsvordering afdwingen en, bij wege van een exceptie, eventuele strijdige rechten van een schuldeiser betwisten. Als de begunstigde van een aangevochten prestatie het verworvene teruggeeft, kan hij opnieuw zijn eventuele reconventionele vorderingen doen gelden (artikel 144 InsO).

Voor het inroepen van de nietigheid is het noodzakelijk dat er sprake is van benadeling van de concurrente schuldeisers door een rechtshandeling die werd verricht voordat de insolventieprocedure werd ingeleid (artikel 129 InsO) en dat een van de nietigheidsgronden uit de artikelen 130 tot en met 136 voorhanden is. Voor iedere rechtshandeling kan nietigheid worden ingeroepen, dat wil zeggen iedere gedraging (inclusief omissies, artikel 129, lid 2, InsO) met een rechtsgevolg (jurisprudentie van het federale gerechtshof, arrest van 12 februari 2004 – IX ZR 98/03 – punt 12). Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen is het niet van belang of de rechtshandeling is uitgevoerd door de schuldenaar. Het is evenmin relevant om te weten of het om een rechtsgevolg uit hoofde van een overeenkomst of een wet gaat (jurisprudentie van het federale gerechtshof, arrest van 7 mei 2013 – IX ZR 191/12 – punt 6).

Er kan met name worden verwezen naar de volgende nietigheidsgronden:

  • kosteloze prestaties van de schuldenaar, tenzij deze meer dan vier jaar vóór het verzoek tot inleiding van de insolventieprocedure werden verricht (artikel 134 InsO);
  • rechtshandelingen die de schuldenaar in de laatste tien jaar voorafgaand aan het verzoek tot inleiding van de insolventieprocedure heeft verricht met de bedoeling om daarmee zijn schuldeisers te benadelen, voor zover de verweerder van de bedoeling van de schuldenaar op de hoogte was (artikel 133 InsO); deze periode is slechts vier jaar als de andere partij door de handeling een zekerheid of betaling heeft verschaft of mogelijk heeft gemaakt;
  • rechtshandelingen die de schuldenaar tijdens de laatste drie maanden voorafgaand aan het verzoek tot inleiding van de procedure heeft verricht, voor zover hij toen al niet in staat was te betalen en de verweerder daarvan op de hoogte was (artikel 132, lid 1, punt 1, InsO);
  • rechtshandelingen die een schuldeiser een zekerheid of betaling verschaffen waarop hij geen recht heeft, voor zover de handeling in de laatste maand voorafgaand aan het verzoek tot inleiding van de insolventieprocedure werd verricht (artikel 131, lid 1, punt 1, InsO);
  • rechtshandelingen die een schuldeiser een zekerheid of betaling verschaffen waarop hij geen recht heeft, voor zover de handeling in de laatste drie maanden voorafgaande aan het verzoek tot inleiding van de insolventieprocedure werd verricht, en als de schuldenaar op het moment dat de handeling werd verricht, insolvent was en de verweerder daarvan op de hoogte was (artikel 130, lid 1, punt 1, InsO).

Daarnaast kunnen in deze gevallen zowel de schuldenaar als de bevoordeelde schuldeiser strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld (artikelen 283 tot en met 283d van het Duitse Wetboek van Strafrecht).

Insolventieprocedure voor consumenten

De insolventieprocedure voor consumenten (Verbraucherinsolvenzverfahren) is van toepassing op natuurlijke personen die geen zelfstandige economische activiteit uitoefenen of hebben uitgeoefend, of op natuurlijke personen die een zelfstandige activiteit hebben uitgeoefend en van wie de vermogenssituatie overzichtelijk is en tegen wie er geen vorderingen uit een arbeidsverhouding bestaan (artikel 304, lid 1, eerste volzin, InsO). Anders dan bij de gewone insolventieprocedure is het doel niet om activa te liquideren, maar om de schulden van de consument kwijt te schelden.

Met name wanneer de schuldenaar (mede) het verzoek indient, gelden er regels die afwijken van de regels voor de wettelijke procedure. In dat geval wordt de beslissing tot inleiding van de insolventieprocedure namelijk voorafgegaan door een buitengerechtelijke schikking met de schuldeisers over de aflossing op basis van een regeling (artikel 305, lid 1, punt 1, InsO). Als de pogingen tot een buitengerechtelijke schikking mislukken, kan de schuldenaar een verzoek tot inleiding van de insolventieprocedure indienen.

Dan volgt er een fase waarin de inleidingsprocedure wordt opgeschort en de rechter de schuldeisers de mogelijkheid geeft om overeenstemming te bereiken met de schuldenaar in het kader van een aflossingsregeling (Schuldenbereinigungsplan). Als er een dergelijke aflossingsregeling wordt opgesteld, vallen alle rechten van de schuldeisers uitsluitend onder deze regeling, die uitvoerbaar is als een gerechtelijke schikking (Prozessvergleich, artikel 308, lid 1, tweede volzin, InsO). De verzoeken tot inleiding van een insolventieprocedure en de toekenning van de kwijtschelding van schulden worden dan geacht te zijn ingetrokken (artikel 308, lid 2, InsO). Als er geen overeenstemming wordt bereikt over een aflossingsregeling, wordt de inleidingsprocedure hervat.

Laatste update: 08/09/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Estland

De Estse wetgeving kent drie verschillende insolventieprocedures: de faillissementsprocedure, de reorganisatieprocedure en de schuldaanpassingsprocedure. Voor een rechtspersoon worden de indiening en de behandeling van een faillissementsverzoek en het verloop van de faillissementsprocedure geregeld in de faillissementswet. De reorganisatieprocedure, die een rechtspersoon de mogelijkheid biedt zijn verplichtingen te reorganiseren, is geregeld in de wet inzake reorganisatie. Voor natuurlijke personen – ook ondernemers – worden de inleiding en het verloop van de insolventieprocedure geregeld door de wet op de insolventie van natuurlijke personen. In de wet op de insolventie van natuurlijke personen wordt tevens de indiening van een insolventieverzoek ten aanzien van rechtspersonen geregeld. Door middel van een insolventieverzoek kunnen allerlei insolventieprocedures worden ingeleid ten aanzien van een schuldplichtige natuurlijke persoon: faillietverklaring, faillietverklaring en inleiding van een vrijmakingsprocedure, of inleiding van een schuldaanpassingsprocedure. Een faillietverklaring wordt niet geregeld door de wet op de insolventie van natuurlijke personen, maar de faillissementsprocedure valt onder de bepalingen van de faillissementswet. Het verloop van de faillissementsprocedure is vergelijkbaar voor rechtspersonen en natuurlijke personen. Deze wetten zijn in het Ests en in het Engels beschikbaar in de online versie van de Estse Staatscourant, de De link wordt in een nieuw venster geopend.Riigi Teataja.

Het doel van de faillissementsprocedure is het betalen van de schuldeisers met het vermogen van de schuldenaar door over te gaan tot de vervreemding van de zaken van de schuldenaar of de sanering van zijn onderneming. Door de faillissementsprocedure heeft de schuldenaar als natuurlijke persoon de mogelijkheid om zich te kwijten van zijn verplichtingen. Tijdens de faillissementsprocedure wordt vastgesteld wat de redenen voor de insolventie van de schuldenaar zijn.

De reorganisatie van de onderneming betekent de tenuitvoerlegging van een reeks maatregelen van een reorganisatieplan om de economische moeilijkheden van de onderneming te overwinnen, de liquiditeit te herstellen, de rentabiliteit te verbeteren en duurzaam beheer te garanderen. De reorganisatie van de onderneming is niet van invloed op de andere mogelijkheden van de onderneming om de insolvabiliteit te voorkomen. Tijdens de reorganisatieprocedure is het van belang rekening te houden met de belangen en de rechten van zowel de onderneming als de schuldeiser en derden en deze te beschermen.

De schuldaanpassingsprocedure heeft als doel de betalingsproblemen van de schuldenaar te overkomen en een faillissementsprocedure te voorkomen. Er wordt rekening gehouden met de legitieme belangen van de schuldenaar en de schuldeisers. In de schuldaanpassingsprocedure heeft de schuldenaar de mogelijkheid om zijn geldelijke verplichtingen (persoonlijke schulden) te herstructureren door het uitstellen van de vervaldatum en de spreiding of de afname van zijn verplichtingen.

De faillissementsprocedure en de schuldaanpassingsprocedure vallen onder Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking).

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Volgens het Estse recht is een natuurlijke persoon een mens, en in het insolventierecht wordt geen onderscheid gemaakt tussen natuurlijke personen waar het gaat om de vraag of zij al dan niet handelen in een commerciële of beroepsmatige hoedanigheid (er wordt anders gezegd geen onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en consumenten). Een rechtspersoon is een juridische entiteit die krachtens de wet is opgericht. Een rechtspersoon kan een persoon naar privaatrecht en naar publiekrecht zijn. Een rechtspersoon naar privaatrecht is een rechtspersoon die is opgericht in particulier belang en krachtens de wet inzake de desbetreffende categorie rechtspersonen. Rechtspersonen naar privaatrecht zijn vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen, besloten vennootschappen, naamloze vennootschappen, coöperatieve verenigingen, stichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk. Rechtspersonen naar publiekrecht zijn de staat, territoriale overheden en andere rechtspersonen die zijn opgericht in het algemeen belang en krachtens de wet inzake de desbetreffende categorie rechtspersonen.

1. Faillissementsprocedure

Faillissementsprocedures worden toegepast op insolvente rechtspersonen en natuurlijke personen. De staat en territoriale overheden kunnen niet failliet worden verklaard.

2. Reorganisatieprocedure

Reorganisatieprocedures worden uitsluitend toegepast op rechtspersonen naar privaatrecht.

3. Schuldaanpassingsprocedure

Schuldaanpassingsprocedures worden toegepast op natuurlijke personen, al dan niet een ondernemer, die betalingsproblemen hebben.

4. Vrijmakingsprocedure

Vrijmakingsprocedures worden toegepast op natuurlijke personen, al dan niet een ondernemer, die betalingsproblemen hebben.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

1. Inleiding van een insolventieprocedure tegen een schuldplichtige rechtspersoon

1.1. Faillissementsprocedure

Faillissement is de insolventie van de schuldenaar die wordt uitgesproken in een gerechtelijke beschikking. De eerste voorwaarde die essentieel is voor het inleiden van de faillissementsprocedure is dus de insolventie van de schuldenaar.

De schuldenaar is insolvent als hij er niet in slaagt om zijn invorderbare schulden te betalen en als dit onvermogen gezien de economische situatie van de schuldenaar niet tijdelijk is. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, is hij eveneens insolvent als zijn activa zijn passiva niet dekken en als deze situatie gezien de financiële situatie van de schuldenaar niet tijdelijk is. De passiva omvatten eveneens de niet-invorderbare schulden. Als het faillissementsverzoek wordt ingediend door de schuldenaar, verklaart de rechter hem eveneens failliet als hij in de toekomst waarschijnlijk insolvent wordt. Als het faillissementsverzoek wordt ingediend door de schuldenaar, wordt verondersteld dat hij insolvent is.

Een andere voorwaarde die essentieel is voor het inleiden van de faillissementsprocedure is het indienen van een faillissementsverzoek door de schuldenaar of een schuldeiser. Als het faillissementsverzoek wordt ingediend door de schuldenaar, moet hij zijn insolventie in het verzoek motiveren. Als het faillissementsverzoek wordt ingediend door een schuldeiser, moet hij de insolventie van de schuldenaar in het verzoek motiveren en het bestaan van zijn vordering bewijzen. In de bij wet bepaalde gevallen kunnen ook andere personen faillissementsverzoeken indienen. In dat geval zijn de bepalingen betreffende schuldeisers op de personen van toepassing, tenzij in de wet anders is bepaald.

De rechter kan de schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend verplichten om bij wijze van gerechtelijke waarborg een bedrag te betalen dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de honoraria en kosten van de voorlopige curator, als er reden is om aan te nemen dat de insolvente boedel niet toereikend zal zijn. Als de schuldeiser de waarborg niet stort, wordt de procedure beëindigd. Wanneer de verzoekende schuldeisers werknemer zijn van een insolvente werkgever die niet het bedrag betalen dat als waarborg dient om de faillissementsprocedure te kunnen voortzetten, kunnen zij aanspraak maken op de door de staat te betalen uitkering wegens betalingsonmacht (via het Estse werkloosheidsverzekeringsfonds).

De rechter verwerpt het faillissementsverzoek dat is ingediend door een schuldeiser als niet uit het verzoek blijkt dat de indiener een vordering op de schuldenaar heeft, als de insolventie van de schuldenaar niet is gemotiveerd of als het verzoek is gebaseerd op een vordering die is opgenomen in een reorganisatieplan. De rechter verwerpt het faillissementsverzoek eveneens als er sprake is van andere gronden die zijn vastgelegd in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik).

Voorafgaand aan de faillietverklaring en de inleiding van de faillissementsprocedure wordt er een zogenaamde voorbereidende procedure gehouden. Als de rechter besluit om een procedure in te leiden naar aanleiding van een faillissementsverzoek, wijst hij een voorlopige curator aan. Rekening houdend met de financiële situatie van de schuldenaar kan de rechtbank ook besluiten om geen voorlopige curator aan te wijzen en de schuldenaar failliet te verklaren. Als de rechter geen voorlopige curator aanwijst, wordt de procedure op basis van het faillissementsverzoek niet voortgezet en wordt deze beëindigd. De voorlopige curator inventariseert de zaken van de schuldenaar, met inbegrip van zijn verplichtingen en de tenuitvoerleggingsprocedures met betrekking tot zijn zaken, en hij controleert of het vermogen van de schuldenaar de kosten van de faillissementsprocedure dekt. De voorlopige curator beoordeelt de financiële situatie en de solvabiliteit van de schuldenaar, evenals de perspectieven voor de voortzetting van de activiteiten van de onderneming en de sanering van de schuldenaar als het gaat om een rechtspersoon, garandeert de bescherming van het vermogen van de schuldenaar enz. Op basis van het werk van de voorlopige curator moet worden besloten of het faillissementsverzoek moet worden ingewilligd.

De rechter beëindigt de procedure door verval zonder het faillissement uit te spreken, ongeacht de insolventie van de schuldenaar, als de zaken van de schuldenaar de kosten van de faillissementsprocedure niet dekken en het niet mogelijk is om de zaken te innen of hier aanspraak op te maken, bijvoorbeeld als het niet mogelijk is om een rechtsvordering in te stellen jegens een lid van een bestuursorgaan.

De rechter spreekt het faillissement uit door middel van een beschikking (faillissementsbeschikking). In de faillissementsbeschikking moet worden aangegeven op welk tijdstip het faillissement is uitgesproken. De faillietverklaring vormt de inleiding van de faillissementsprocedure.

Na de faillietverklaring publiceert de rechter hiertoe onverwijld een kennisgeving (kennisgeving van faillissement) in het officiële publicatieblad Ametlikud Teadaanded.

De faillissementsbeschikking is onmiddellijk uitvoerbaar. De tenuitvoerlegging van de faillissementsbeschikking kan niet worden opgeschort of uitgesteld en de bij wet vastgelegde tenuitvoerleggingswijzen en ‑procedure kunnen niet worden gewijzigd. Als een hogere rechter de faillissementsbeschikking vernietigt, heeft dit geen invloed op de geldigheid van de rechtshandelingen van of jegens de curator. De schuldenaar en de schuldeiser die het faillissementsverzoek heeft ingediend, kunnen binnen vijftien dagen vanaf de publicatie van de kennisgeving van faillissement in beroep gaan tegen de faillissementsbeschikking. De schuldenaar en de persoon die het faillissementsverzoek heeft ingediend kunnen bij het hooggerechtshof (Riigikohus) in cassatie gaan tegen het arrest dat in beroep is gewezen door het gerechtshof (Ringkonnakohus). Het is de curator niet toegestaan om beroep in te stellen namens de schuldenaar of hem te vertegenwoordigen tijdens de behandeling hiervan.

Als er in de faillissementsprocedure kennisgevingen of processtukken moeten worden gepubliceerd, moet dit gebeuren in Ametlikud Teadaanded. De rechter kan kennisgevingen met betrekking tot de datum en plaats van de behandeling van het faillissementsverzoek publiceren in Ametlikud Teadaanded. De rechter publiceert kennisgevingen met betrekking tot de faillissementsbeschikking waarmee de schuldenaar failliet wordt verklaard (kennisgeving van faillissement) onverwijld in Ametlikud Teadaanded.

1.2. Reorganisatieprocedure

De onderneming dient een verzoek in voor het inleiden van een reorganisatieprocedure.

De rechter leidt een reorganisatieprocedure in als het verzoek voldoet aan de vereisten uit het wetboek van burgerlijke rechtsvordering en de wet inzake reorganisatie, en als de onderneming aantoont:

  1. dat zij in de toekomst waarschijnlijk insolvent wordt;
  2. dat de onderneming moet worden gereorganiseerd;
  3. dat het na de reorganisatie waarschijnlijk mogelijk is om de onderneming duurzaam te beheren.

Met instemming van de onderneming kan het reorganisatieverzoek van de onderneming ook worden ingediend door een schuldeiser van de onderneming.

Een reorganisatieprocedure wordt ingeleid als het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en de onderneming of diens schuldeiser kan aantonen dat de onderneming niet definitief insolvent is, maar dat zij in de toekomst waarschijnlijk insolvent word, dat de onderneming moet worden gereorganiseerd en dat het na de reorganisatie waarschijnlijk mogelijk is om de onderneming duurzaam te beheren.

De reorganisatieprocedure wordt niet ingeleid als er een faillissementsprocedure is ingeleid jegens de onderneming, als er een gerechtelijke beslissing is gewezen met betrekking tot de gedwongen liquidatie van de onderneming of als er een aanvullende liquidatie loopt en als er minder dan twee jaar is verstreken sinds het einde van een reorganisatieprocedure van de onderneming.

De rechter leidt binnen zeven dagen na ontvangst van een reorganisatieverzoek een reorganisatieprocedure in door middel van een reorganisatiebeschikking.

In een reorganisatiebeschikking wordt onder andere het volgende vermeld:

  1. de gegevens van de persoon die is aangewezen als reorganisatieadviseur;
  2. de uiterste termijn voor de vaststelling van het reorganisatieplan;
  3. de uiterste termijn voor het ter goedkeuring aan de rechter voorleggen van het reorganisatieplan (in het algemeen maximaal zestig dagen; indien nodig kan deze termijn tot negentig dagen worden verlengd);
  4. het door de onderneming op de daarvoor aangewezen rekening te storten waarborgbedrag voor het dekken van de honoraria en kosten van de reorganisatieadviseur, en de uiterste datum van betaling.

De gevolgen van het inleiden van een reorganisatieprocedure zijn als volgt:

  1. de rechter schort de lopende tenuitvoerleggingsprocedures of andere gedwongen tenuitvoerleggingen voor de zaken van de onderneming op tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of de beëindiging van de reorganisatieprocedure, met uitzondering van lopende tenuitvoerleggingsprocedures die gericht zijn op de betaling van vorderingen die zijn ontstaan uit een arbeidsrelatie;
  2. de rechter beëindigt op verzoek van de onderneming of de reorganisatieadviseur de beslaglegging op de goederen van de onderneming of wijzigt deze, behalve in het geval van beslagleggingen op de goederen van de onderneming in het kader van een strafprocedure, om de eventuele inbeslagneming of alternatieve inbeslagneming ervan mogelijk te maken, of in het geval van beslagleggingen om vorderingen die zijn ontstaan uit een arbeidsrelatie zeker te stellen, indien dat nodig is om de reorganisatieprocedure tot een goed einde te brengen;
  3. de berekening van vertragingsrentes of contractuele boeten die in de loop der tijd oplopen, wordt opgeschort voor de vorderingen op de onderneming tot de goedkeuring van het reorganisatieplan;
  4. op grond van een verzoek van de onderneming dat vergezeld gaat van de goedkeuring van de reorganisatieadviseur, of op basis van een verzoek van de reorganisatieadviseur kan de rechter een gerechtelijke procedure met betrekking tot een vordering op de onderneming waarvoor nog geen beslissing is genomen, opschorten tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of het einde van de reorganisatieprocedure, behalve als het gaat om een vordering in verband met een arbeidsrelatie. Een gerechtelijke procedure kan niet worden opgeschort als er sprake is van een strafzaak;
  5. de rechter stelt zijn beslissing over de aanwijzing van de voorlopige curator naar aanleiding van een faillissementsverzoek dat is ingediend door een schuldeiser, uit tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of de beëindiging van de reorganisatieprocedure;
  6. bij de inleiding van een reorganisatieprocedure behoudt de onderneming haar beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van haar goederen, maar moet zij de reorganisatieadviseur onverwijld informeren over de transacties die niet onder de gebruikelijke economische activiteit van de onderneming vallen.

Indien de onderneming andere maatregelen wenst op te schorten, met name de tenuitvoerlegging van een zekerheid, kan de rechter deze maatregelen op verzoek van de onderneming of de reorganisatieadviseur opschorten tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of de beëindiging van de reorganisatieprocedure, indien dat nodig is voor de reorganisatie of voor de onderhandelingen over het reorganisatieplan. Maatregelen betreffende vorderingen die zijn ontstaan uit een arbeidsrelatie, kunnen niet worden opgeschort.

Bij de inleiding van een reorganisatieprocedure wordt de termijn voor het intrekken van een transactie of een andere handeling uit hoofde van de faillissementswet en het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures verlengd met de duur tussen de inleiding van de reorganisatieprocedure en de beëindiging ervan. De verlengde termijn mag niet langer zijn dan acht jaar voorafgaand aan de onderbewindstelling of het begin van de intrekkingstermijn als bedoeld in het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures.

Als de rechter heeft besloten om een reorganisatieprocedure in te leiden en een reorganisatiebeschikking heeft gewezen, legt de reorganisatieadviseur onverwijld een kennisgeving van reorganisatie over aan de schuldeisers, waarin hij hen in kennis stelt van de inleiding van de reorganisatieprocedure en van de hoogte van de vorderingen die zij volgens het schuldenoverzicht op de onderneming hebben.

2. Inleiding van een insolventieprocedure tegen een schuldplichtige natuurlijke persoon

2.1. Indiening van een insolventieverzoek, aanwijzing van de adviseur en beoordeling van het verzoek

Een insolventieverzoek ten aanzien van een schuldplichtige natuurlijke persoon kan worden ingediend door de schuldenaar zelf of door een van diens schuldeisers. Gezamenlijk aansprakelijke schuldenaars kunnen een gemeenschappelijk insolventieverzoek indienen. Door middel van het insolventieverzoek kunnen alle insolventieprocedures voor schuldplichtige natuurlijke personen worden ingeleid, met inbegrip van de faillietverklaring.

Het insolventieverzoek moet worden ingediend met gebruikmaking van de formulieren die zijn vastgelegd in artikel 9 van de insolventiewet; het gebruik van deze formulieren is verplicht.

De schuldenaar moet in zijn verzoek uitleg geven over zijn betalingsproblemen en een overzicht verstrekken van zijn financiële situatie, met inbegrip van goederen, verplichtingen, inkomsten en lasten. De schuldeiser moet in het insolventieverzoek eveneens aantonen dat de schuldenaar insolvent is of uitleg geven over de betalingsproblemen van de schuldenaar.

Het insolventieverzoek moet worden ingediend bij het gerecht van eerste aanleg (maakohus) in de plaats waar de schuldenaar woonachtig is of waar de onderneming van de zelfstandige is gevestigd. Aangenomen wordt dat een natuurlijke persoon een jaar voordat het insolventieverzoek wordt ingediend, woonachtig is op het adres in het bevolkingsregister en dat de onderneming van de zelfstandige een jaar voordat het insolventieverzoek wordt ingediend, gevestigd is op het in het register vermelde adres, tenzij wordt aangetoond dat de woon- of vestigingsplaats van de schuldenaar elders is. Het insolventieverzoek van gezamenlijk aansprakelijke schuldenaars moet worden ingediend bij het gerecht van eerste aanleg in de plaats waar de schuldenaars woonachtig zijn. Indien gezamenlijk aansprakelijke schuldenaars niet dezelfde woonplaats hebben, wordt het verzoek door de schuldenaars ingediend bij het gerecht van eerste aanleg in de plaats waar een van de gezamenlijk aansprakelijke schuldenaars woonachtig is of waar de onderneming is gevestigd.

Het gerecht beslist over de ontvankelijkheid van het verzoek. Indien het gerecht het verzoek ontvankelijk verklaart, wijst het een adviseur voor de schuldenaar aan.

Na de aanwijzing van een adviseur wordt de berekening van vertragingsrentes of contractuele boeten die in de loop der tijd oplopen, opgeschort voor de vorderingen op de schuldenaar tot de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan of het einde van de schuldaanpassingsprocedure. Dit is niet van toepassing op vorderingen waarvoor de schuldenaar niet om een aanpassing verzoekt of als de schuldenaar failliet is verklaard. Na de aanwijzing van een adviseur kan de schuldeiser de met de schuldenaar gesloten overeenkomst niet beëindigen vanwege de niet-nakoming van een financiële verplichting van voor de indiening van het insolventieverzoek of op grond daarvan weigeren zijn verplichtingen na te komen, tenzij de rechter daarvoor toestemming geeft.

Na de aanwijzing van een adviseur schort de rechter alle lopende tenuitvoerleggingsprocedures of andere gedwongen tenuitvoerleggingen voor het innen van geld met betrekking tot de goederen van de schuldenaar op tot de faillissementsaanvraag, de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan of het einde van de procedure. De rechter kan tot hetzelfde moment:

  1. de gerechtelijke procedures met betrekking tot de geldvorderingen op de schuldenaar waarvoor nog geen beslissing is genomen, opschorten;
  2. voorlopige conservatoire maatregelen vernietigen, met inbegrip van de beslaglegging op de betaalrekening;
  3. schuldeisers verbieden om rechten uit te oefenen die voortkomen uit zekerheden die de schuldenaar heeft afgegeven, met name het verkopen van een zekerheid of het eisen van de verkoop ervan;
  4. andere voorlopige maatregelen toepassen, met inbegrip van maatregelen voor het faillissementsverzoek.

De rechter schort geen gerechtelijke procedures op die bedoeld zijn om een financiële boete op te leggen of inbeslagneming of een alternatief hierop in het kader van een strafprocedure, evenals de behandeling van een beroep betreffende een opgelegde boete voor een strafbaar feit. Noch gebruikt hij de andere in paragraaf 3 van deze sectie vermelde maatregelen voor de beslaglegging of inbewaringneming van goederen van de schuldenaar in het kader van een strafprocedure om de eventuele inbeslagneming of alternatieve inbeslagneming ervan mogelijk te maken.

Rekening houdend met het rechtmatig belang van de schuldeiser kan de rechter op verzoek van de schuldeiser toestemming geven om de opgeschorte tenuitvoerleggingsprocedure te hervatten en de schuldeiser toestemming geven de rechten uit te oefenen die voortkomen uit zekerheden die de schuldenaar voorafgaand aan de faillissementsaanvraag, de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan of het einde van de procedure heeft afgegeven.

De adviseur stelt de economische situatie van de schuldenaar vast en maakt een lijst van activa en passiva van de schuldenaar, die hij namens de schuldenaar en met diens toestemming bij de rechter indient. De adviseur dient bovendien bij de rechter een kennisgeving in over de in te leiden procedure om de betalingsproblemen van de schuldenaar op te lossen. Deze kennisgeving is voor de rechter niet bindend.

Vervolgens beoordeelt de rechter het insolventieverzoek en neemt een van de volgende beslissingen:

  1. het faillissement van de schuldenaar wordt uitgesproken;
  2. het faillissement van de schuldenaar wordt uitgesproken en er wordt een vrijmakingsprocedure gestart;
  3. er wordt een schuldaanpassingsprocedure gestart;
  4. het verzoek wordt afgewezen;
  5. de procedure wordt beëindigd door verval.

2.2. Inleiding van een schuldaanpassingsprocedure

De rechter start een schuldaanpassingsprocedure als de schuldenaar betalingsproblemen heeft, maar nog niet definitief insolvent is. Dit is met name het geval als de betalingsproblemen van de schuldenaar duidelijk niet zonder schuldaanpassing kunnen worden overkomen, onder andere door de liquidatie van de activa van de schuldenaar voor het dekken van zijn schulden voor zover dit redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd. De schuldenaar wordt geacht betalingsproblemen te hebben als hij niet in staat is of waarschijnlijk niet in staat zal zijn om zijn verplichtingen te voldoen als deze invorderbaar worden.

Vóór de inleiding van een schuldaanpassingsprocedure stelt de rechter het bedrag vast dat de schuldenaar bij wijze van waarborg moet storten op de hiervoor bestemde rekening om de honoraria en kosten van de adviseur te dekken, alsook de termijn voor de betaling van dit bedrag. Rekening houdend met de financiële situatie van de schuldenaar kan de rechter besluiten tot het verlenen van de mogelijkheid van een gespreide betaling van het bedrag gedurende de procedure.

De rechter kan geen schuldaanpassingsprocedure inleiden:

  1. als de schuldenaar opzettelijk of uit grove nalatigheid grotendeels foutieve of onvolledige gegevens over zijn vermogen, inkomsten, schuldeisers of verplichtingen heeft ingediend;
  2. als de schuldenaar weigert onder ede te verklaren dat de ingediende gegevens juist zijn of aanvullende gegevens te verstrekken waar de rechter om vraagt;
  3. als de schuldenaar is veroordeeld wegens een strafbaar feit met betrekking tot een faillissements- of tenuitvoerleggingsprocedure, wegens een fiscaal delict of wegens bepaalde strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 381 en 3811 van het Estse wetboek van strafrecht (Karistusseadustik), en als deze vermeldingen niet zijn geschrapt uit het strafregister;
  4. als de schuldenaar gedurende de drie jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek of daarna opzettelijk of uit grove nalatigheid foutieve of onvolledige gegevens over zijn financiële situatie heeft verstrekt voor het verkrijgen van hulp of andere voordelen van de staat, een territoriale overheid of een stichting of om te voorkomen dat hij belastingen moest betalen;
  5. als de schuldenaar gedurende de drie jaar voorafgaand aan de benoeming van de adviseur of daarna opzettelijk of uit grove nalatigheid de betaling van schuldeisers heeft verhinderd of opzettelijk transacties heeft verricht die nadelig zijn voor de schuldeisers en de belangen van de schuldeisers hebben geschaad door onder andere het achterhouden of onttrekken van activa.
  6. als de schuldenaar bij wijze van waarborg op de hiervoor bestemde rekening niet het bedrag heeft gestort dat de rechter heeft vastgesteld om de honoraria en kosten van de adviseur te dekken.

De rechter start geen schuldaanpassingsprocedure als hij al een schuldaanpassingsprocedure voor de schuldenaar heeft ingeleid in de tien jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoek of een uitspraak heeft gedaan waarin de schuldenaar van zijn verplichtingen wordt ontheven.

Als de rechter een schuldaanpassingsprocedure voor de schuldenaar start, stelt hij een termijn van maximaal zestig dagen vast, waarin de adviseur een schuldaanpassingsplan bij de rechter moet indienen. Indien nodig kan de rechter deze termijn met maximaal dertig dagen verlengen.

Als de rechter een schuldaanpassingsprocedure voor de schuldenaar start, wordt de termijn voor het intrekken van een transactie of een andere handeling uit hoofde van de faillissementswet en het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures verlengd met de duur tussen het moment van aanwijzing van de adviseur en het einde van de schuldaanpassingsprocedure, en deze termijn mag niet langer zijn dan acht jaar voorafgaand aan de aanwijzing van de adviseur of het begin van de termijnen voor intrekking als bedoeld in het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures.

Nadat de procedure is ingeleid, stelt de adviseur samen met de schuldenaar het schuldaanpassingsplan op en dient hij dit namens de schuldenaar en met diens instemming ter goedkeuring in bij de rechter.

2.3. Inleiding van een faillissementsprocedure en/of vrijmakingsprocedure

Om het faillissement uit te spreken van een schuldenaar die een natuurlijke persoon is en de faillissementsprocedure ten uitvoer te leggen, baseert de rechter zich op de faillissementswet. De faillissementsprocedure voor natuurlijke personen lijkt op die voor rechtspersonen (zie punt 1.1).

Naast de faillissementsprocedure kan een vrijmakingsprocedure voor een natuurlijke persoon worden ingeleid. De mogelijkheid bestaat om de schuldenaar te ontheffen van zijn verplichtingen waaraan tijdens de faillissementsprocedure niet kan worden voldaan. In de faillissementsprocedure kunnen verplichtingen worden meegenomen die vóór de faillietverklaring zijn aangegaan. In het algemeen duurt een vrijmakingsprocedure drie jaar. In deze periode moet de schuldenaar alles in het werk stellen om de schuldeisers te betalen. Tijdens de faillissementsprocedure worden alle activa van de schuldenaar verkocht en de schuldeisers worden uit de opbrengst hiervan betaald. Bovendien moet de schuldenaar een rendabele activiteit uitvoeren of redelijke pogingen doen om een dergelijke activiteit te vinden. Ook de inkomsten van de schuldenaar worden aangewend om de schuldeisers te betalen. In de wet is een bedrag voor het levensonderhoud van de schuldenaar vastgelegd, waarop geen beslag kan worden gelegd. Dit bedrag kan niet worden aangewend om de schuldeisers te betalen. Als de schuldenaar een aanzienlijk deel van de vorderingen van de schuldeisers heeft voldaan, kan hij van zijn verplichtingen worden ontheven, zelfs voor het einde van de termijn van drie jaar, maar niet eerder dan een jaar na het moment waarop de procedure is ingeleid. Als de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt, maar het geen ernstig strafbaar feit betreft, kan de rechter de termijn voor de vrijmaking met een jaar verlengen. Indien sprake is van een ernstig strafbaar feit, kan de rechter de schuldenaar niet van zijn verplichtingen ontheffen.

3. Inleiding van een faillissementsprocedure in verband met de nalatenschap van een natuurlijke persoon

Als de schuldenaar overlijdt en zijn nalatenschap insolvent is, kan een faillissementsverzoek worden ingediend om de nalatenschap van de schuldenaar failliet te verklaren. In geval van overlijden van de schuldenaar kan ook een faillissementsverzoek met betrekking tot zijn zaken worden ingediend door een rechtsopvolger van de schuldenaar, de executeur-testamentair van de schuldenaar of de beheerder van de boedel van de schuldenaar. In dit geval zijn de bepalingen betreffende faillissementsverzoeken van schuldenaren van toepassing op het verzoek. Op de faillissementsprocedure in verband met de nalatenschap is de faillissementswet van toepassing.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Na de faillietverklaring worden de zaken van de schuldenaar de insolvente boedel en wordt het recht van de schuldenaar om de insolvente boedel te beheren en hierover te beschikken overgedragen aan de curator.

Krachtens de faillissementsbeschikking worden de zaken van de schuldenaar de insolvente boedel en worden deze gebruikt als activa voor het betalen van de schuldeisers en het ten uitvoer leggen van de faillissementsprocedure. De insolvente boedel bevat de zaken die de schuldenaar bezit op het moment van de faillietverklaring en de zaken die de schuldenaar gedurende de faillissementsprocedure opeist, int of verwerft. De insolvente boedel bevat geen zaken van de schuldenaar die volgens de wet niet vatbaar zijn voor beslag.

De zaken die volgens de wet niet vatbaar zijn voor beslag worden beheerst door het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures. De wet bevat een niet-limitatieve lijst van voorwerpen waarop geen beslag kan worden gelegd. Het belangrijkste doel van deze lijst is om de schuldenaar een minimale sociale bescherming te garanderen. Het verbod op het liquideren van de zaken die niet vatbaar zijn voor beslag komt eveneens voort uit de noodzaak om andere grondrechten te beschermen: het recht om vrij een werkterrein, een beroep of een werkplek te kiezen, vrijheid van ondernemerschap, het recht op onderwijs, vrijheid van godsdienst, bescherming van het privé- en gezinsleven enz. Bovendien is beslag op bepaalde voorwerpen in strijd met de goede zeden.

De Estse wetgeving bevat eveneens beperkingen voor het beslag op inkomsten, waarvan het belangrijkste doel is om de schuldenaar tijdens een procedure jegens hem minimale middelen te garanderen die nodig zijn voor hem en de personen voor wie hij verantwoordelijk is.

Iedere beschikkingshandeling met betrekking tot een voorwerp dat deel uitmaakt van de insolvente boedel die de schuldenaar verricht na de faillietverklaring, is nietig. Alles wat krachtens de beschikkingshandeling is overgedragen, moet aan de andere partij worden teruggegeven als dit nog altijd deel uitmaakt van de insolvente boedel of wordt gecompenseerd als de insolvente boedel is vergroot door de overdracht. Als de schuldenaar voorafgaand aan de faillietverklaring heeft beschikt over toekomstige vorderingen, vernietigt de faillietverklaring de beschikking over vorderingen die hierna zijn ontstaan. Als de schuldenaar een natuurlijke persoon is, kan hij met goedkeuring van de curator beschikken over de insolvente boedel. Iedere beschikkingshandeling die wordt uitgevoerd zonder goedkeuring van de curator, is nietig.

Uitsluitend de curator heeft het recht om na de faillietverklaring de tenuitvoerlegging van een verplichting jegens de schuldenaar te aanvaarden die onder de insolvente boedel valt. Als een verplichting jegens de schuldenaar ten uitvoer is gelegd, wordt deze uitsluitend geacht te zijn uitgevoerd als het onderwerp van de overdracht nog altijd deel uitmaakt van de insolvente boedel of als de overdracht de insolvente boedel heeft vergroot. Als een verplichting jegens de schuldenaar ten uitvoer is gelegd voorafgaand aan de publicatie van de kennisgeving van faillissement, wordt deze geacht te zijn uitgevoerd als de uitvoerende persoon op het moment van de tenuitvoerlegging niet in kennis was van de faillietverklaring en niet werd geacht hiervan in kennis te zijn.

Bij de inleiding van een reorganisatieprocedure behoudt de onderneming haar beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van haar goederen, maar moet zij de reorganisatieadviseur onverwijld informeren over de transacties die niet onder de gebruikelijke economische activiteit van de onderneming vallen.

Bij een schuldaanpassingsprocedure behoudt de schuldenaar die een natuurlijke persoon is, al dan niet een ondernemer, zijn beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van zijn goederen.

In een vrijmakingsprocedure die doorloopt na de beëindiging van de faillissementsprocedure, moeten de inkomsten van de schuldenaar worden afgestaan of overgedragen aan de adviseur. De schuldenaar is echter niet verplicht aan de adviseur de inkomsten, of een deel ervan, over te dragen die niet mogen worden ingevorderd krachtens het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures; eventueel moet de adviseur deze inkomsten of een deel ervan aan de schuldenaar teruggeven.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Na de faillietverklaring verliest de schuldenaar als hij een natuurlijke persoon is het recht om transacties te verrichten die verband houden met de insolvente boedel en als hij een rechtspersoon is het recht om alle transacties te verrichten.

De schuldenaar moet de rechter, de voorlopige curator, de curator, het comité van schuldeisers en de met de insolventie belaste dienst onverwijld de informatie verstrekken die zij nodig hebben voor de faillissementsprocedure, zowel voor als na de faillietverklaring, met name over zijn vermogen, met inbegrip van de verplichtingen, en de economische of professionele activiteit. De schuldenaar moet de curator de balans overleggen die overeenkomt met de situatie op de datum van de faillietverklaring en een overzicht van zijn vermogen, met inbegrip van zijn verplichtingen.

De rechter kan de schuldenaar verplichten om onder ede te verklaren dat de informatie die hij heeft verstrekt over zijn zaken, schulden en economische of professionele activiteit naar zijn weten juist zijn.

De schuldenaar moet de voorlopige curator en de curator helpen bij de uitvoering van hun taken.

Na de faillietverklaring en voorafgaand aan de verklaring onder ede heeft de schuldenaar niet het recht om Estland te verlaten zonder toestemming van de rechter.

Als een gerechtelijke beslissing niet wordt nageleefd of om de bij wet vastgelegde tenuitvoerlegging van een verplichting te garanderen, kan de rechter de schuldenaar een boete opleggen, gelasten dat hij onmiddellijk verschijnt of zijn detentie gelasten.

De schuldenaar heeft het recht om kennis te nemen van het dossier van de curator en van het gerechtelijk dossier met betrekking tot het faillissement. De curator kan om gerechtvaardigde redenen weigeren om een document uit zijn dossier aan de schuldenaar te overleggen, als dit het verloop van de faillissementsprocedure kan schaden.

De curator

  • De curator verricht de transacties in verband met de insolvente boedel en andere activiteiten.
  • De schuldenaar is de houder van de rechten en verplichtingen die voortkomen uit de activiteit van de curator.
  • In overeenstemming met zijn taak vervangt de curator de schuldenaar voor de rechter in geschillen in verband met de insolvente boedel.
  • Na de faillietverklaring wordt het recht van de schuldenaar om de insolvente boedel te beheren en hierover te beschikken overgedragen aan de curator. Als de schuldenaar op wie de faillissementsprocedure betrekking heeft, een rechtspersoon is, kan de curator alle transacties en rechtshandelingen in verband met de insolvente boedel uitvoeren. Als de schuldenaar op wie de faillissementsprocedure betrekking heeft, een natuurlijke persoon is, kan de curator uitsluitend transacties en rechtshandelingen in verband met de insolvente boedel verrichten die noodzakelijk zijn voor het behalen van het doel van de faillissementsprocedure en het uitvoeren van zijn taak als curator.
  • De curator verdedigt de rechten en belangen van alle schuldeisers en de schuldenaar en garandeert een wettige, snelle en economisch redelijke faillissementsprocedure. De curator moet zijn taak uitvoeren met de zorg die wordt verwacht van een toegewijde en eerlijke curator en rekening houden met de belangen van alle schuldeisers en de schuldenaar.
  • De curator inventariseert de vorderingen van de schuldeisers, beheert de insolvente boedel, regelt de vaststelling en de verkoop hiervan evenals de betaling van de schuldeisers uit de insolvente boedel; hij stelt de redenen en periode van de insolventie van de schuldenaar vast; hij regelt in voorkomend geval de voortzetting van de economische activiteit van de schuldenaar; hij gaat in voorkomend geval over tot de liquidatie van de schuldenaar als deze een rechtspersoon is; hij verstrekt onder de bij wet vastgestelde voorwaarden informatie aan de schuldeisers en de schuldenaar; hij brengt verslag uit van zijn taak en legt informatie met betrekking tot de faillissementsprocedure over aan de rechter, de verantwoordelijke voor het toezicht en het comité van schuldeisers; hij voert de andere verplichtingen uit die bij wet zijn vastgesteld. Als de insolventie van de schuldenaar te wijten is aan een ernstige beheersfout, moet de curator een eis tot schadevergoeding indienen jegens de persoon die verantwoordelijk is voor deze fout, als de redenen voor deze eis toereikend zijn. Naast de rechten die bij wet zijn vastgelegd, beschikt de curator eveneens over de rechten van de voorlopige curator.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

In Estland is compensatie toegestaan in faillissementsprocedures. Om de vorderingen in een faillissementsprocedure te compenseren, moeten de volgende voorwaarden worden nageleefd:

  1. de te compenseren vorderingen moeten geldelijke verplichtingen of verplichtingen van dezelfde aard zijn;
  2. de schuldenaar moet het recht hebben om zijn verplichting na te komen en de verplichting van de schuldenaar moet invorderbaar zijn;
  3. de schuldeiser moet zijn compensatieverzoek bij de schuldenaar indienen, voordat de lijst van schuldeisers wordt goedgekeurd, en dit verzoek mag niet voorwaardelijk zijn of verbonden zijn aan een vervaldatum;
  4. het recht van de schuldeiser om over te gaan tot een compensatie van zijn vordering met een vordering van de schuldenaar moet voorafgaand aan de faillietverklaring bestaan.

Als de vordering van de schuldenaar op het moment van de faillietverklaring was verbonden aan een opschortende voorwaarde, als deze nog niet invorderbaar was geworden of als deze geen betrekking heeft op verplichtingen van dezelfde aard, kan deze uitsluitend worden gecompenseerd als aan de opschortende voorwaarde wordt voldaan, als de vordering van de schuldenaar invorderbaar is geworden of als de verplichtingen zijn gewijzigd en dezelfde aard hebben gekregen. Compensatie is niet toegestaan als aan de opschortende voorwaarde is voldaan of als de vordering invorderbaar wordt voordat de schuldeiser kan overgaan tot de compensatie van zijn vordering.

Als de vordering van de schuldenaar verjaard is, kan hij echter overgaan tot de compensatie van deze vordering als het recht op compensatie is ontstaan voorafgaand aan de verjaring van de vordering. De schuldeiser kan eveneens overgaan tot de compensatie van een vordering die voortkomt uit het niet naleven van een overeenkomst door de schuldenaar, als dit te wijten is aan het feit dat de curator na de faillietverklaring gestopt is met de uitvoering van de verplichting van de schuldenaar. Als het onderwerp van de contractuele verplichting deelbaar is en de schuldeiser zijn verplichting op het moment van de faillietverklaring gedeeltelijk heeft uitgevoerd, kan hij overgaan tot compensatie wat betreft het gedeelte van de geldelijke verplichting van de schuldenaar dat overeenkomt met het deel van zijn eigen verplichting dat hij heeft uitgevoerd. Als de schuldenaar een verhuurder is en als de huurder voorafgaand aan de faillietverklaring een voorschot voor de huur van een onroerende zaak of een ruimte heeft overgemaakt, gaat het om een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking van de schuldenaar die de huurder kan compenseren met een vordering die de schuldenaar op hem heeft. De huurder kan de vordering in verband met de schadeloosstelling van het nadeel dat voortkomt uit de voortijdige ontbinding of de opzegging van de overeenkomst eveneens compenseren.

Een vordering die door middel van overdracht is ontvangen kan in het kader van een faillissementsprocedure uitsluitend worden gecompenseerd als de overdracht van de vordering en de schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar ten hoogste drie maanden voorafgaand aan de faillietverklaring hebben plaatsgevonden. Een vordering die door middel van overdracht is ontvangen, kan niet worden gecompenseerd als de vordering op de schuldenaar is overgedragen gedurende de drie jaar voorafgaand aan de aanwijzing van de voorlopige curator of de adviseur, terwijl de schuldenaar insolvent was en de cessionaris dit wist of diende te weten.

Een erkende, door een zekerheid gewaarborgde vordering, met inbegrip van een vordering die door middel van overdracht is ontvangen, kan bij verkoop van de zekerheid worden gecompenseerd door de opbrengst van deze verkoop tot het bedrag van de vordering waarop de schuldeiser recht heeft wegens de verkoop van het door hem gekochte goed, en na aftrek van de verschuldigde betalingen en kosten vóór de storting van het bedrag op basis van de verdeling, met name de geconsolideerde verplichtingen of de kosten en uitgaven van de faillissementsprocedure. Het deel van de aanschafprijs dat niet in aanmerking komt voor een compensatie via de vordering, wordt door de schuldeiser in de insolvente boedel gestort.

De compensatie kan geen betrekking hebben op: een onderhoudsvordering, een vordering in verband met de schadeloosstelling van een nadeel dat is veroorzaakt door lichamelijk letsel of overlijden, of een vordering die voortkomt uit een nadeel dat op onwettige wijze en opzettelijk is veroorzaakt, die de andere partij heeft op de partij die compensatie verlangt; een vordering die volgens de wet niet vatbaar is voor beslag; een vordering waarop beslag is gelegd, als de partij die de compensatie verlangt de vordering heeft verkregen na het beslag of als de vordering na het beslag en later dan de vordering waarop beslag is gelegd invorderbaar is geworden; een vordering waartegen de andere partij bezwaar kan maken, of een vordering van de andere partij die niet kan worden gecompenseerd op basis van andere wettelijke bepalingen.

Voor reorganisatie- en schuldaanpassingsprocedures bestaat er geen specifieke regelgeving met betrekking tot compensatie. Dientengevolge worden de algemene bepalingen toegepast krachtens de wet inzake verbintenissenrecht.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Faillissementsprocedure

De curator heeft het recht om de niet-uitgevoerde verplichtingen uit te voeren die voortkomen uit een overeenkomst die de schuldenaar heeft gesloten en om van de medecontractant te eisen dat hij zijn verplichtingen nakomt, of om te stoppen met het uitvoeren van de contractuele verplichtingen van de schuldenaar, tenzij er in de wet anders is bepaald. De curator kan niet stoppen met de uitvoering van de contractuele verplichtingen van de schuldenaar, als er een inschrijving in het kadaster staat die de tenuitvoerlegging van de verplichting te garandeert. Als de curator de verplichtingen van de schuldenaar blijft uitvoeren of laat weten dat hij dit van plan is, moet de medecontractant zijn verplichtingen eveneens uitvoeren. In dit geval verliest de curator het recht om te weigeren de verplichtingen van de schuldenaar uit te voeren. Als de curator eist dat de medecontractant de overeenkomst ten uitvoer legt, kan laatstgenoemde eisen dat de curator garandeert de verplichtingen van de schuldenaar na te komen. Zolang de curator niet garandeert dat hij de verplichtingen van de schuldenaar nakomt, kan de medecontractant weigeren zijn verplichtingen uit te voeren of de overeenkomst opzeggen of ontbinden. De vordering van de medecontractant op de schuldenaar die is ontstaan als gevolg van de uitvoering van de verplichtingen, nadat de curator van de medecontractant heeft geëist dat hij zijn verplichtingen nakomt, is een geconsolideerde verplichting. Als de curator na de faillietverklaring is gestopt met de uitvoering van de verplichtingen van de schuldenaar, kan de medecontractant zijn vordering in verband met de niet-naleving van de overeenkomst indienen als schuldeiser in de faillissementsprocedure. Als het onderwerp van de contractuele verplichting deelbaar is en de medecontractant zijn verplichting op het moment van de faillietverklaring gedeeltelijk heeft uitgevoerd, kan hij uitsluitend als schuldeiser in de faillissementsprocedure eisen dat de geldelijke verplichting van de schuldenaar wordt nagekomen in overeenstemming met het gedeelte dat is uitgevoerd.

In de wet staan eveneens bijzonderheden voor bepaalde soorten overeenkomsten:

  1. als de schuldenaar voorafgaand aan de faillietverklaring een roerende zaak heeft verkocht met een eigendomsvoorbehoud en het bezit van de zaak heeft overgedragen aan de koper, heeft laatstgenoemde het recht om te eisen dat de verkoopovereenkomst wordt nageleefd. In dit geval kan de curator niet weigeren om de contractuele verplichtingen van de schuldenaar uit te voeren;
  2. het faillissement van de verhuurder is geen grond voor ontbinding van de (commerciële) huurovereenkomst, tenzij er in de overeenkomst anders is bepaald. Als er in de (commerciële) huurovereenkomst wordt bepaald dat faillissement een grond voor ontbinding is, kan de curator de overeenkomst ontbinden met een opzegtermijn van een maand of een kortere termijn die in de overeenkomst is vastgelegd. Het faillissement van de verhuurder van een woning is geen grond voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Als de huurder voorafgaand aan de faillietverklaring een voorschot voor de huur van een onroerende zaak of ruimte heeft overgemaakt aan de schuldenaar, kan hij deze vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking compenseren met een vordering die de schuldenaar op hem heeft;
  3. als de huurder failliet gaat, kan de verhuurder de (commerciële) huurovereenkomst uitsluitend ontbinden volgens de algemene bepalingen en de (commerciële) huurovereenkomst kan niet worden ontbonden wegens achterstallige betaling van de huur als deze betrekking heeft op de betaling van huur die verschuldigd is voorafgaand aan de indiening van het faillissementsverzoek. De curator heeft het recht de (commerciële) huurovereenkomst die de schuldenaar heeft gesloten te ontbinden met een opzegtermijn van een maand of een kortere termijn die in de overeenkomst is vastgelegd. Als de onroerende zaak of de woning op het moment van de faillietverklaring niet ter beschikking van de schuldenaar was gesteld, hebben zowel de curator als de medecontractant een herroepingsrecht. In geval van herroeping of ontbinding van de overeenkomst kan de medecontractant als schuldeiser in de faillissementsprocedure of door middel van compensatie schadeloosstelling eisen van het nadeel dat voortkomt uit de voortijdige ontbinding van de overeenkomst;
  4. de bepalingen voor de (commerciële) huurovereenkomst zijn eveneens van toepassing op de leaseovereenkomsten die de schuldenaar heeft gesloten.

De curator beslist of de overeenkomst wordt voortgezet of ontbonden, maar als de medecontractant de curator vraagt om deze keuze te maken, moet laatstgenoemde onverwijld en binnen ten hoogste zeven dagen laten weten of hij de verplichting van de schuldenaar uitvoert of hiervan afziet. Op verzoek van de curator kan de rechter deze termijn verlengen. Als de curator niet binnen de opgelegde termijn aangeeft of hij de verplichting van de schuldenaar uitvoert of hiervan afziet, heeft hij niet het recht om te eisen dat de medecontractant de overeenkomst ten uitvoer legt zolang hij zelf de verplichtingen van de schuldenaar niet heeft uitgevoerd.

Bepaalde overeenkomsten die de schuldenaar heeft gesloten kunnen bovendien worden herroepen. De rechter vernietigt bijvoorbeeld overeenkomsten die zijn gesloten tussen het moment dat de voorlopige curator is aangewezen, en de faillietverklaring. Voor de herroeping is het naast deze voorwaarde van tijd eveneens noodzakelijk dat de belangen van de schuldeisers worden geschaad. Als de belangen van de schuldeisers niet worden geschaad en de herroeping de insolvente boedel niet vergroot, is er geen reden om over te gaan tot herroeping.

Doorgaans heeft de failliete schuldenaar noch zijn curator het recht om overeenkomsten te wijzigen. Deze kunnen echter worden gewijzigd, als er na de faillietverklaring een akkoord wordt gesloten. In dit geval en naar aanleiding van een overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldeisers, is het mogelijk om de schulden te verlagen of de betalingstermijn te verlengen. Het is eveneens mogelijk om tot hetzelfde resultaat te komen via de reorganisatie- of de schuldaanpassingsprocedure. De faillissementswet, de wet inzake reorganisatie en de wet op de insolventie van natuurlijke personen bevatten geen afzonderlijke bepalingen over de overdracht van de vorderingen of de overname van verplichtingen, zodat de algemene bepalingen uit de wet inzake verbintenissenrecht moeten worden toegepast.

Reorganisatieprocedure

Tijdens reorganisatieprocedures is het toegestaan om overeenkomsten door het reorganisatieplan te wijzigen.

Iedere afspraak volgens welke een schuldeiser kan weigeren een overeenkomst uit te voeren, deze vervroegd kan uitvoeren, kan beëindigen of op enigerlei wijze kan wijzigen ten nadele van de onderneming na de indiening van een reorganisatieverzoek, bij de inleiding van de reorganisatieprocedure, bij de goedkeuring van het reorganisatieplan, bij de indiening van een verzoek om opschorting van acties tot invordering van schulden of bij de opschorting van deze acties, is nietig.

De schuldeiser kan voor schulden die zijn ontstaan voor de opschorting van invorderingsacties als bedoeld in de wet inzake reorganisatie, en uitsluitend vanwege het feit dat die niet door de onderneming zijn betaald, niet weigeren essentiële overeenkomsten uit te voeren, deze vervroegd uit te voeren of op enigerlei wijze te wijzigen ten nadele van de onderneming op het moment dat acties zijn opgeschort. Deze beperking geldt niet voor krediet- en financieringsovereenkomsten. Indien de toepassing van deze beperking tot onevenredige lasten voor de schuldeiser leidt, kan de rechter de beperking eerder beëindigen.

Een vordering die is ontstaan uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een derivatentransactie kan niet worden gewijzigd door het reorganisatieplan.

Schuldaanpassingsprocedure

Na de aanwijzing van een adviseur kan de schuldeiser de met de schuldenaar gesloten overeenkomst niet beëindigen vanwege de niet-nakoming van een financiële verplichting van voor de indiening van het insolventieverzoek of op grond daarvan weigeren zijn verplichtingen na te komen. Iedere afspraak volgens welke de schuldeiser de overeenkomst kan beëindigen na de indiening van een insolventieverzoek of de goedkeuring van een schuldaanpassingsplan, is nietig. Als de voortzetting van de uitvoering van de overeenkomst oneerlijk is voor de schuldeiser en nutteloos voor de schuldenaar, met name als het onwaarschijnlijk is dat een schuldaanpassingsprocedure wordt ingeleid of als de voortzetting van de uitvoering van de overeenkomst onnodig is voor de schuldaanpassingsprocedure, kan de rechter toestaan dat de schuldeiser op diens verzoek de overeenkomst beëindigd.

In schuldaanpassingsprocedures kunnen de verplichtingen die voortkomen uit een duurovereenkomst en die ontstaan of invorderbaar worden na de indiening van het schuldaanpassingsverzoek, worden gewijzigd. Het is mogelijk om in het schuldaanpassingsplan vast te leggen dat leningovereenkomsten of andere duurovereenkomsten die zijn gesloten voorafgaand aan de indiening van het schuldaanpassingsverzoek en krachtens welke de geldelijke verplichtingen van de schuldenaar invorderbaar worden na de indiening van de schuldaanpassingsprocedure, eindigen bij de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan. De beëindiging van de overeenkomst heeft dezelfde gevolgen als de uitzonderlijke ontbinding van de overeenkomst als gevolg van een feit dat aan de schuldenaar te wijten is. De verplichtingen van de schuldenaar die voortkomen uit de beëindiging van de overeenkomst, kunnen voorafgaand worden gewijzigd door het schuldaanpassingsplan. Als de verplichtingen die voortkomen uit een leaseovereenkomst, aangepast moeten worden, kan de verhuurder die schuldeiser is de overeenkomst bij wijze van uitzondering binnen een week vanaf de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan ontbinden.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Na de faillietverklaring kunnen schuldeisers uitsluitend in het kader van de faillissementsprocedure vorderingen op de schuldenaar indienen. De curator moet in kennis worden gesteld van alle vorderingen op de schuldenaar die voorafgaand aan de faillietverklaring zijn ontstaan, ongeacht hun grondslag en vervaldatum. De tenuitvoerleggingsprocedures jegens de schuldenaar eindigen met de faillietverklaring en de schuldeisers moeten hun vorderingen indienen bij de gerechtelijke curator.

In reorganisatie- of schuldaanpassingsprocedures kunnen uitsluitend schuldeisers wiens vorderingen onder het reorganisatie- of schuldaanpassingsplan vallen geen nieuwe procedure aanspannen zolang het plan geldig is. Tijdens een reorganisatie worden de tenuitvoerleggingsprocedures opgeschort, met uitzondering van procedures die zijn gericht op de betaling van een vordering die is ontstaan uit een arbeidsrelatie. In schuldaanpassingsprocedures kan de rechter de tenuitvoerleggingsprocedures als voorlopige beschermingsmaatregel opschorten, ook voorafgaand aan de indiening van een insolventieverzoek of een beslissing over het verzoek. Na de aanwijzing van een adviseur schort de rechter alle lopende tenuitvoerleggingsprocedures of gedwongen tenuitvoerleggingen voor het innen van geld met betrekking tot de goederen van de schuldenaar op tot de faillissementsaanvraag, de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan of het einde van de procedure.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Faillissementsprocedure

In geschillen met betrekking tot de insolvente boedel of zaken die kunnen worden opgenomen in de insolvente boedel, wordt het recht van de schuldenaar om partij bij een gerechtelijke procedure te zijn overgedragen aan de curator. Als een gerechtelijke procedure die is ingeleid voorafgaand aan de faillietverklaring betrekking heeft op een rechtsvordering die de schuldenaar jegens een andere persoon heeft ingesteld of op een ander verzoek dat verband houdt met de insolvente boedel of als de schuldenaar als derde deelneemt aan een gerechtelijke procedure, kan de curator in overeenstemming met zijn taak in de plaats van de schuldenaar optreden in de procedure. Als de curator niet optreedt, kan de schuldenaar zijn rechtsvordering als eiser of derde voortzetten.

Als een gerechtelijke procedure die is ingeleid voorafgaand aan de faillietverklaring betrekking heeft op een vordering op de schuldenaar of een beroep tegen een bestuurlijke handeling jegens de schuldenaar en betrekking heeft op een openbare vordering en er nog geen beslissing is genomen, beoordeelt de rechter de vordering of het beroep niet, tenzij sprake is van een beslissing om een boete op te leggen of van inbeslagneming of een alternatief hierop in het kader van een strafprocedure, een verzoek om een onderhoudsverplichting in het kader van een burgerlijke procedure of een beroep betreffende een opgelegde boete voor een strafbaar feit. De rechter hervat de genoemde procedure op verzoek van de eiser, als een hogere rechter de faillissementsbeschikking heeft vernietigd en als de beschikking waarmee het faillissementsverzoek of het insolventieverzoek is verworpen in kracht van gewijsde is gegaan, en als de faillissementsprocedure door verval is beëindigd na de faillietverklaring.

Als er in het kader van een gerechtelijke procedure die is ingeleid voorafgaand aan de faillietverklaring een verzoek jegens de schuldenaar wordt ingediend voor het uitsluiten van een voorwerp van de insolvente boedel, beoordeelt de rechter dit verzoek. In dit geval kan de curator in de plaats van de schuldenaar optreden in de procedure. De curator oefent de rechten en plichten van de schuldenaar uit als gedaagde. Als de curator niet optreedt, kan de procedure op verzoek van de eiser worden voortgezet.

Als een gerechtelijke procedure betrekking heeft op een vordering op de schuldenaar of een beroep tegen een bestuurlijke handeling jegens de schuldenaar en betrekking heeft op een openbare vordering en het mogelijk is om beroep in te stellen tegen de genomen beslissing, kan de curator dit na de faillietverklaring namens de schuldenaar doen. Met instemming van de curator kan de schuldenaar zelf beroep instellen. Als sprake is van een boete of van inbeslagneming of een alternatief hierop, alsook van een verzoek om schadeloosstelling voor het nadeel dat is veroorzaakt door het misdrijf in het kader van een strafprocedure of van een beroep betreffende een opgelegde boete voor een strafbaar feit, kan de schuldenaar zonder instemming van de curator in beroep gaan. Als een bestuurlijke handeling jegens de schuldenaar voor de rechter wordt betwist, wordt de beroepstermijn tegen deze handeling opgeschort.

Een persoon die op de schuldenaar een onderhoudsvordering heeft die invorderbaar is geworden na de faillietverklaring van de schuldenaar, is met deze vordering geen schuldeiser in het faillissement en deze vordering kan niet in het kader van de faillissementsprocedure worden ingediend. Deze vordering kan worden ingediend bij een rechter en de behandeling kan tijdens de faillissementsprocedure plaatsvinden.

Reorganisatieprocedure en schuldaanpassingsprocedure

Na de indiening van een reorganisatieverzoek kan de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt op verzoek van de onderneming waarop de reorganisatieadviseur zich richt een gerechtelijke procedure met betrekking tot een geldvordering op de onderneming opschorten tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of het einde van de reorganisatieprocedure, behalve als het gaat om een vordering in verband met een arbeidsrelatie of een onderhoudsvordering waarvoor nog geen beslissing is genomen. Als er voor een natuurlijke persoon een insolventieprocedure wordt ingeleid, wijst de rechter een adviseur aan en kan hij de gerechtelijke procedures met betrekking tot de geldvorderingen op de schuldenaar waarvoor nog geen beslissing is genomen opschorten. De rechter kan de procedures opschorten tot de faillietverklaring, de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan of het einde van de procedure.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Deelname van schuldeisers aan de faillissementsprocedure

In faillissementsprocedures vertegenwoordigt de schuldeiser zijn vordering. De schuldeisers moeten de curator binnen twee maanden na de publicatie van de kennisgeving van het faillissement in Ametlikud Teadaanded in kennis stellen van alle vorderingen die zij al vóór de faillietverklaring op de schuldenaar hadden, ongeacht hun grondslag en vervaldatum. Hiertoe moeten zij de curator een schriftelijke verklaring (opgave van de vordering) overleggen. De verdediging van vorderingen vindt schriftelijk plaats. Wanneer de curator de vorderingen van alle schuldeisers heeft ontvangen, stelt hij een voorlopige lijst van schuldeisers op. Deze lijst wordt aan de schuldeisers overhandigd. De schuldeisers en de schuldenaar kunnen bezwaren indienen tegen de vorderingen van alle schuldeisers. Eventueel kan ook de curator bezwaren indienen. De schuldeisers tegen wiens vorderingen bezwaren zijn ingediend, kunnen hun opmerkingen bij de curator indienen. De curator stelt op basis van de ingediende vorderingen, bezwaren en opmerkingen de definitieve lijst van schuldeisers samen en dient deze ter goedkeuring in bij de rechtbank. De zekerheden die de vordering garanderen, worden gelijk met de vordering verdedigd. De vordering, rang en zekerheid die deze garandeert worden geacht te zijn erkend, als de curator noch een schuldeiser hier bezwaar tegen maakt tijdens de vergadering voor de verdediging van vorderingen en de rechter de lijst van schuldeisers bekrachtigt. Er kan later geen bezwaar worden gemaakt tegen vorderingen en rangen die zijn erkend.

De schuldeisers vertegenwoordigen niet alleen ieder hun vordering en verdedigen deze, maar nemen eveneens deel aan de faillissementsprocedure via de algemene vergadering van schuldeisers. De algemene vergadering van schuldeisers is bevoegd om de curator aan te wijzen en het comité van schuldeisers te kiezen, te besluiten om de activiteit van de onderneming van de schuldenaar voort te zetten of te beëindigen, te besluiten om de schuldenaar te ontbinden, als het om een rechtspersoon gaat, een akkoord uit te werken, binnen de bij wet bepaalde limieten beslissingen te nemen met betrekking tot de verkoop van de insolvente boedel, uitspraak te doen over de klachten over de activiteit van de curator, te besluiten over de vergoeding van de leden van het comité van schuldeisers en andere kwesties die krachtens de wet binnen de bevoegdheden van de algemene vergadering van schuldeisers vallen. Als de algemene vergadering van schuldeisers besluit om een comité van schuldeisers te kiezen, is dit bijvoorbeeld belast met de verdediging van de belangen van alle schuldeisers tijdens de faillissementsprocedure.

Deelname van schuldeisers aan de reorganisatieprocedure

De reorganisatieadviseur stelt de schuldeisers onverwijld in kennis van de inleiding van een reorganisatieprocedure en van de hoogte van de vorderingen die zij volgens het schuldenoverzicht op de onderneming hebben. Hiervoor legt hij hun de kennisgeving van reorganisatie over. Als een schuldeiser wiens vordering wordt aangepast volgens het reorganisatieplan niet instemt met de gegevens die in de kennisgeving van reorganisatie staan, legt hij de reorganisatieadviseur binnen de termijn die is aangegeven in de kennisgeving van reorganisatie, een schriftelijke verklaring over met daarin de punten van de kennisgeving van reorganisatie die hij niet aanvaardt en overlegt hij bewijzen voor deze feiten. Als de schuldeiser binnen de opgelegde termijn geen verklaring indient, wordt hij geacht in te stemmen met de hoogte van de vordering. De reorganisatieadviseur controleert de rechtmatigheid van de vorderingen van de schuldeisers die niet instemmen, beoordeelt de bewijsstukken voor de vorderingen die moeten worden gereorganiseerd, en brengt de rechter op de hoogte van niet-bestaande vorderingen waarvan het bedrag niet duidelijk is of de rechtmatigheid en de bewijsstukken niet kunnen worden beoordeeld. Als de reorganisatieadviseur niet instemt met een deel van de verklaring van de schuldeiser, legt hij de verklaring met bewijzen onverwijld over aan de rechter en verklaart hij om welke redenen hij de inhoud van de verklaring niet aanvaardt. De reorganisatieadviseur motiveert zijn verklaringen. De rechter neemt op basis van de ingediende verklaringen en bewijzen een beslissing over de hoogte van de hoofdvordering en de bijkomende vordering van de schuldeiser en over het bestaan en de omvang van zekerheden.

Deelname van schuldeisers aan de schuldaanpassingsprocedure

De schuldaanpassingsprocedure heeft betrekking op de schuldeisers wiens vorderingen op de schuldenaar invorderbaar zijn geworden op het moment van de indiening van het insolventieverzoek. Bovendien is het mogelijk onder bepaalde voorwaarden verplichtingen die voortkomen uit een duurovereenkomst en die ontstaan of invorderbaar worden na de indiening van het insolventieverzoek, te wijzigen.

Nadat het schuldaanpassingsplan is vastgesteld en alvorens het bij de rechter wordt ingediend, legt de adviseur dit plan, vergezeld van het verzoek, de lijst van activa en passiva van de schuldenaar en andere documenten, onverwijld over aan de in het schuldaanpassingsplan vermelde schuldeisers van wie de schulden moeten worden betaald. Bij de betekening van het schuldaanpassingsplan aan de schuldeiser, kent de adviseur hem een termijn toe van minimaal twee en maximaal vier weken vanaf de ontvangst van het schuldaanpassingsplan om zijn standpunt in te dienen bij de adviseur. De schuldeiser geeft aan of hij instemt met de gegevens die de schuldenaar heeft verstrekt over zijn vordering en zekerheden, de berekening van de schuld door de schuldenaar en de schuldaanpassing volgens de bepalingen waarom de schuldenaar heeft verzocht. Als de schuldeiser niet instemt met de schuldaanpassing volgens de bepalingen waarom de schuldenaar heeft verzocht, moet hij aangeven of hij de schuldaanpassing volgens andere bepalingen wel zou aanvaarden. De adviseur wijst eveneens op de gevolgen van het uitblijven van een standpunt. De adviseur legt de standpunten van de schuldeisers samen met het schuldaanpassingsplan over aan de rechter.

Als de schuldeiser wiens vordering wordt aangepast, niet instemt met het bedrag van de schuldvordering en de overige gegevens in het schuldenoverzicht, stelt hij de adviseur binnen de vastgestelde termijn in kennis van de punten in het schuldenoverzicht die hij niet aanvaardt en legt hij bewijzen voor deze bezwaren over. Als de schuldeiser binnen de opgelegde termijn geen verklaring indient, wordt hij geacht in te stemmen met de hoogte van de vordering. Als de adviseur niet instemt met een in de verklaring van de schuldeiser aangevoerd bezwaar, legt hij de verklaring samen met het schuldaanpassingsplan en bewijzen over aan de rechter en licht hij toe om welke redenen hij de inhoud van de verklaring niet aanvaardt. Daarnaast legt de adviseur de door de schuldeisers ingediende standpunten, verklaringen en bewijzen, samen met het schuldaanpassingsplan over aan de rechter. De rechter neemt op basis van de ingediende verklaringen en bewijzen een beslissing over de hoogte van de hoofdvordering en de bijkomende vordering van de schuldeiser en over het bestaan van zekerheden bij de goedkeuring van het plan. In voorkomend geval kan de rechter voorafgaand de betreffende schuldenaar en schuldeiser horen. De rechter kan beslissen geen vorderingsbedrag vast te stellen of slechts ten dele als de vordering die wordt aangepast volgens de rechter een niet-bestaande vordering is, waarvan het bedrag niet duidelijk is of de rechtmatigheid en de bewijsstukken niet redelijkerwijs kunnen worden beoordeeld. Na de goedkeuring van het schuldaanpassingsplan krijgt het rechtsgevolgen voor de schuldenaar en de personen op wie dit plan betrekking heeft.

Deelname van schuldeisers aan de vrijmakingsprocedure

Een vrijmakingsprocedure wordt ingeleid vanwege de faillietverklaring. De schuldeisers nemen aan de faillissementsprocedure deel overeenkomstig de voor deze procedure geldende bepalingen. Als de faillissementsprocedure wordt beëindigd, maar de vrijmakingsprocedure doorloopt, hebben de schuldeisers die hun vorderingen hebben ingediend in het kader van de faillissementsprocedure, maar waarvan de vordering of een deel ervan niet is ingewilligd, het recht om in de vrijmakingsprocedure betalingen te ontvangen.

Gedurende de vrijmakingsprocedure kunnen de schuldeisers in de faillissementsprocedure, met inbegrip van de schuldeisers in de procedure die hun vorderingen niet hebben ingediend, geen aanspraak maken op betalingen vanuit de activa van de schuldenaar. Schuldeisers van wie de vordering op de schuldenaar na de faillietverklaring is ontstaan, kunnen geen aanspraak maken op betaling van de bedragen die tijdens de vrijmakingsprocedure aan de adviseur moeten worden betaald.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Krachtens de faillissementsbeschikking worden de zaken van de schuldenaar de insolvente boedel en worden deze gebruikt als activa voor het betalen van de schuldeisers en het ten uitvoer leggen van de faillissementsprocedure. De insolvente boedel bevat de zaken die de schuldenaar bezit op het moment van de faillietverklaring en de zaken die de schuldenaar gedurende de faillissementsprocedure opeist, int of verwerft. De insolvente boedel bevat geen zaken van de schuldenaar die volgens de wet niet vatbaar zijn voor beslag.

Na de faillietverklaring wordt het recht van de schuldenaar om de insolvente boedel te beheren en hierover te beschikken overgedragen aan de curator. Iedere beschikkingshandeling met betrekking tot een voorwerp dat deel uitmaakt van de insolvente boedel die de schuldenaar verricht na de faillietverklaring, is nietig. Voorafgaand aan de faillietverklaring kan de rechter de schuldenaar verbieden om zonder instemming van de voorlopige curator te beschikken over alle of een deel van de zaken.

De curator moet onverwijld na de faillissementsbeschikking de zaken van de schuldenaar in bezit nemen en beginnen met het beheren van de insolvente boedel. De curator moet de zaken van de schuldenaar die in bezit van een derde zijn opeisen om deze op te nemen in de insolvente boedel, tenzij er in de wet anders is bepaald. Het beheer van de insolvente boedel brengt de uitvoering met zich mee van transacties die nodig zijn voor het beschermen van de insolvente boedel en voor het ten uitvoer leggen van de faillissementsprocedure, evenals de leiding over de activiteiten van de schuldenaar, als het om een rechtspersoon gaat, of de organisatie van de economische activiteit van de ondernemer, als het om een natuurlijke persoon gaat. In het kader van een faillissementsprocedure die gericht is op een schuldenaar die een rechtspersoon is, oefent de curator de rechten en plichten uit van de raad van bestuur van de rechtspersoon of van het orgaan dat dit vervangt, die niet in strijd zijn met het doel van de faillissementsprocedure. De verantwoordelijkheid van de curator is gelijk aan die van een lid van een bestuursorgaan.

De curator kan uitsluitend met goedkeuring van de rechter transacties in verband met de insolvente boedel in contanten verrichten. De curator doet geen betalingen in contanten aan de schuldeisers op basis van de verdeling. De curator kan transacties die zeer belangrijk zijn voor de faillissementsprocedure uitsluitend verrichten met goedkeuring van het comité van schuldeisers. Als zeer belangrijke transacties worden allereerst beschouwd het afsluiten van een lening en, als een onderneming deel uitmaakt van de insolvente boedel, alle transacties die niet onder de gebruikelijke economische activiteit van de onderneming vallen. Wat betreft de insolvente boedel of voor zijn rekening kan de curator geen transacties verrichten met zichzelf of met een andere aan hem gelieerde persoon of andere transacties van dezelfde aard die belangenconflicten met zich meebrengen, noch verzoeken om de terugbetaling van de kosten van een dergelijke transactie.

De curator kan na de eerste algemene vergadering van schuldeisers beginnen met de verkoop van de insolvente boedel, tenzij de schuldeisers tijdens de genoemde vergadering anders besluiten. Als de schuldenaar in beroep gaat tegen de faillissementsbeschikking, is de verkoop van zaken niet toegestaan zonder goedkeuring van de schuldenaar voorafgaand aan de behandeling van het beroep dat is ingesteld bij het gerechtshof. Deze beperkingen zijn niet van toepassing op de verkoop van bederfelijke zaken of zaken waarvan de waarde snel daalt of waarvan de conservering of opslag extreem kostbaar is. Als de activiteit van de onderneming van de schuldenaar wordt voorgezet, kunnen de zaken niet worden verkocht als dit de voortzetting van de activiteit verhindert. Als er een akkoord wordt voorgesteld, kunnen de zaken niet worden verkocht voordat dit wordt gesloten, tenzij de algemene vergadering van schuldeisers besluit dat de zaken ondanks het voorgestelde akkoord toch kunnen worden verkocht. De verkoop van de insolvente boedel geschiedt middels een veiling volgens de bepalingen die zijn vastgelegd in het wetboek inzake tenuitvoerleggingsprocedures.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Vorderingen die moeten worden ingediend op de passiva van de schuldenaar

De vorderingen die moeten worden ingediend op de passiva van de schuldenaar, zijn alle vorderingen op de schuldenaar die voorafgaand aan de faillietverklaring zijn ontstaan, ongeacht hun grondslag en vervaldatum. Na de faillietverklaring worden alle vorderingen op de schuldenaar als vervallen beschouwd, tenzij er in de wet anders is bepaald. Als de schuldeiser de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de rechter maar er nog geen beslissing is genomen, schort de rechter de procedure op en moet de schuldeiser de vordering indienen bij de gerechtelijke curator. Als de schuldeiser de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de rechter en de beslissing van de rechtbank in kracht van gewijsde is gegaan, moet de schuldeiser eveneens zijn vordering indienen bij de curator, maar wordt deze vordering als beschermd beschouwd. Als de schuldenaar de mogelijkheid heeft om beroep in te stellen, kan dit recht worden uitgeoefend door de gerechtelijke curator.

Behandeling van de vorderingen die zijn ontstaan na de inleiding van de faillissementsprocedure

Na de faillietverklaring kunnen schuldeisers in de faillissementsprocedure hun vorderingen op de schuldenaar uitsluitend indienen volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in de faillissementswet. Vorderingen kunnen alleen worden ingediend bij de gerechtelijke curator en dan uitsluitend vorderingen die zijn ontstaan voorafgaand aan de faillietverklaring. De vorderingen die ontstaan na de faillietverklaring, kunnen niet voor het einde van de faillissementsprocedure worden ingediend. Voor rechtspersonen moet rekening worden gehouden met het feit dat de faillissementsprocedure eindigt door de liquidatie van de rechtspersoon en dat er na het einde van de procedure dus geen persoon meer bestaat om vorderingen tegen in te dienen. Daarom moet er voorzichtigheid worden betracht bij het verrichten van transacties met failliete rechtspersonen en moet dit risico in acht worden genomen. Als het om een natuurlijke persoon gaat, kunnen de vorderingen die gedurende de faillissementsprocedure ontstaan na de procedure worden ingediend volgens de algemene bepalingen. Er zijn echter bepaalde beperkingen van toepassing als er ook een vrijmakingsprocedure loopt jegens de schuldenaar die een natuurlijke persoon is. De verplichtingen voor het vergoeden van schade die gedurende de faillissementsprocedure ten onrechte is, veroorzaakt door de schuldenaar die een rechtspersoon is vallen onder geconsolideerde verplichtingen, zodat van de schuldenaar kan worden geëist dat hij deze gedurende de faillissementsprocedure uitvoert volgens de algemene bepalingen of hiertoe een tenuitvoerleggingprocedure uitvoert over de insolvente boedel.

Het is mogelijk dat de schuldenaar na de faillietverklaring een beschikkingshandeling verricht over een voorwerp dat deel uitmaakt van de insolvente boedel. Een dergelijke beschikkingshandeling is nietig, gezien het feit dat het recht om het vermogen te beheren en hierover te beschikken na de faillietverklaring is overgedragen aan de gerechtelijke curator. Indien de schuldenaar toch een beschikkingshandeling verricht, moet alles wat krachtens de genoemde beschikkingshandeling is overgedragen, aan de andere partij worden teruggegeven, als dit nog altijd deel uitmaakt van de insolvente boedel, of worden gecompenseerd, als de insolvente boedel is vergroot door de overdracht. Als de schuldenaar op de dag van de faillietverklaring over een voorwerp beschikt, wordt verondersteld dat de beschikkingshandeling na de faillietverklaring is verricht. Als de schuldenaar voorafgaand aan de faillietverklaring heeft beschikt over toekomstige vorderingen, vernietigt de faillietverklaring de beschikking over vorderingen die hierna zijn ontstaan. Als de schuldenaar een natuurlijke persoon is, kan hij met goedkeuring van de curator beschikken over de insolvente boedel. Iedere beschikkingshandeling die wordt uitgevoerd zonder goedkeuring van de curator, is nietig.

Behandeling van de vorderingen die zijn ontstaan na de inleiding van een reorganisatie- of schuldaanpassingsprocedure

Zolang het reorganisatieplan geldig is, is het niet mogelijk om een rechtsvordering in te stellen met betrekking tot een vordering die hierin is opgenomen. Het blijft mogelijk om rechtsvorderingen in te stellen met betrekking tot andere vorderingen. Zolang het schuldaanpassingsplan geldig is, is het niet mogelijk om een rechtsvordering in te stellen of te verzoeken om de inleiding van een oneigenlijke procedure met betrekking tot een vordering die in dit plan is opgenomen. Het blijft mogelijk om rechtsvorderingen in te stellen met betrekking tot andere vorderingen. De goedkeuring van het schuldaanpassingsplan doet geen afbreuk aan het recht van de schuldeiser om in een gerechtelijke procedure bezwaar te maken tegen de vorderingen die niet zijn erkend in het schuldaanpassingsplan. De schuldeiser kan eveneens in een gerechtelijke procedure bezwaar maken tegen de hoogte van een vordering wat betreft het niet erkende deel van de vordering.

Als de schuldenaar een reorganisatie- of schuldaanpassingsplan indient, wordt de verjaringstermijn van de vorderingen op de schuldenaar opgeschort. Na de indiening van een reorganisatieverzoek kan de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt op verzoek van de onderneming waarop de reorganisatieadviseur zich richt, een gerechtelijke procedure met betrekking tot een geldvordering op de onderneming opschorten tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of het einde van de reorganisatieprocedure, behalve als het gaat om een vordering in verband met een arbeidsrelatie waarvoor nog geen beslissing is genomen. Als er een schuldaanpassingsprocedure wordt ingeleid, schort de rechter gerechtelijke procedures met betrekking tot de geldvorderingen op de schuldenaar waarvoor nog geen beslissing is genomen, op tot de goedkeuring van het reorganisatieplan of het einde van de procedure.

Het reorganisatieplan stelt personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een verplichting van de onderneming, niet vrij van het nakomen van hun verplichting. De goedkeuring van een schuldaanpassingsplan stelt personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een verplichting van de schuldenaar, niet vrij van het nakomen van deze verplichting.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Regels aangaande het indienen, controleren en erkennen van vorderingen in een faillissementsprocedure

De schuldeisers moeten de curator binnen twee maanden na de publicatie van de kennisgeving van het faillissement in Ametlikud Teadaanded in kennis stellen van alle vorderingen die zij al vóór de faillietverklaring op de schuldenaar hadden, ongeacht hun grondslag en vervaldatum. Na de faillietverklaring worden alle vorderingen op de schuldenaar als vervallen beschouwd. Hiertoe moeten zij de curator een schriftelijke verklaring (opgave van de vordering) overleggen. In de opgave van de vordering moeten de inhoud, de reden en de hoogte van de vordering worden aangegeven, evenals eventueel bestaande zekerheidsrechten. De omstandigheden die in de opgave van vordering worden vermeld, moeten worden bewezen in documenten die bij de genoemde opgave worden gevoegd.

De verdediging van vorderingen vindt schriftelijk plaats. De zekerheden die de vordering garanderen, worden gelijk met de vordering verdedigd. Op basis van de ingediende vorderingen stelt de curator een voorlopige lijst van schuldeisers op. Alle schuldeisers en de schuldenaar kunnen bezwaren indienen tegen de vorderingen van de schuldeisers. Eventueel kan ook de curator bezwaren indienen. De schuldeisers tegen wiens vorderingen bezwaren zijn ingediend, kunnen hun opmerkingen over de bewaren indienen. De curator stelt op basis van de ingediende vorderingen, bezwaren en opmerkingen de definitieve lijst van schuldeisers samen en dient deze ter goedkeuring in bij de rechtbank.

Bij de goedkeuring van de lijst van schuldeisers spreekt de rechter zich ten gronde uit over de bezwaren, de opmerkingen, de verzoeken en de verklaringen die verband houden met deze lijst, bepaalt hij het bedrag van de vorderingen, hun rang en de verdeling ervan en bevestigt hij bij beschikking de lijst van schuldeisers. De vordering, rang en zekerheid die deze garandeert worden geacht te zijn erkend, als de curator noch een schuldeiser hier bezwaar tegen maakt en als de schuldeiser of curator die bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering hiervan afziet. Voor intrekking moet een verklaring bij de rechter worden ingediend.

Het volgende wordt geacht zonder discussie te zijn erkend:

  1. een vordering die is aanvaard door een gerechtelijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan of door een arbitrale uitspraak die een executoriale titel vormt krachtens artikel 2, lid 1, punt 6 of 61, van het wetboek van uitvoeringsprocedures;
  2. een zekerheid die is erkend door een gerechtelijke beslissing die in kracht van gewijsde is gegaan of door een arbitrale uitspraak die een executoriale titel vormt krachtens artikel 2, lid 1, punt 6 of 61, van het wetboek van uitvoeringsprocedures, of die is ingeschreven in het kadaster, het scheepsregister, het register voor commerciële zekerheidsrechten of het effectenregister;
  3. een vordering die is aanvaard door een definitieve beslissing of beschikking van het eengemaakt octrooigerecht als bedoeld in artikel 82 van de overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht (Staatsblad C 175 van 20 juni 2013, blz. 1);
  4. een vordering die is aanvaard door een beslissing van een buitenlandse rechter die in Estland uitvoerbaar is verklaard of zonder formaliteiten uitvoerbaar is;
  5. een openbare vordering die voortkomt uit een bestuurlijke handeling als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het wetboek van uitvoeringsprocedures, waarvan de termijn voor betwisting is verstreken vóór de faillietverklaring, evenals een dergelijke vordering die voortkomt uit een officieel buitenlands document dat in Estland uitvoerbaar is verklaard of zonder formaliteiten uitvoerbaar is.

De bij beschikking te bevestigen lijst van schuldeisers vermeldt:

  1. de naam van de schuldeiser;
  2. het identiteitsnummer van de schuldeiser of van diens onderneming;
  3. het bedrag van de erkende vordering van de schuldeiser;
  4. de rang en verdeling van de erkende vordering;
  5. het bestaan van een eventuele zekerheid voor de vordering;
  6. of het een hoofdelijke verplichting betreft of een vordering die voortkomt uit een voorwaardelijke transactie of een bestuurlijke handeling die vergezeld gaat van een bijkomende voorwaarde;
  7. of de schuldenaar bezwaar maakt tegen de vordering.

Regels aangaande het indienen, controleren en erkennen van vorderingen in een reorganisatie- of schuldaanpassingsprocedure

In reorganisatieprocedures dient de schuldenaar een schuldenoverzicht in met daarin alle vorderingen die er op hem bestaan en de bijbehorende schuldeisers. De schuldeisers dienen hun vorderingen dus niet zelf in. Als een schuldeiser wiens vordering wordt aangepast volgens het reorganisatieplan, niet instemt met de hoogte van de vordering die is opgegeven in de reorganisatieprocedure, legt hij de reorganisatieadviseur een schriftelijke verklaring over met daarin de punten van de kennisgeving van reorganisatie die hij niet aanvaardt en overlegt hij bewijzen voor deze feiten. Als de schuldeiser binnen de opgelegde termijn geen verklaring indient, wordt hij geacht in te stemmen met de hoogte van de vordering. De schuldenaar kan bezwaar maken tegen het standpunt van de schuldeiser, maar hij moet zijn bezwaar wel motiveren. De rechter neemt op basis van de ingediende verklaringen en bewijzen een beslissing over de hoogte van de hoofdvordering en de bijkomende vordering van de schuldeiser en over het bestaan en de omvang van zekerheden.

In de schuldaanpassingsprocedure moet de schuldenaar in zijn verzoek een overzicht van zijn schulden opnemen en de adviseur stelt een compleet schuldenoverzicht op. Het schuldaanpassingsplan vermeldt op welke verplichtingen het schuldaanpassingsverzoek van de schuldenaar betrekking heeft en welke voorwaarden hierop van toepassing zijn. Net als in reorganisatieprocedures dienen de schuldeisers hun vorderingen niet zelf in. Als de schuldeiser wiens vordering wordt aangepast, niet instemt met de gegevens die de schuldenaar heeft verstrekt in het schuldenoverzicht, stelt hij de rechter of, indien laatstgenoemde dit gelast, de adviseur binnen de door de rechter vastgestelde termijn in kennis van de punten die hij niet aanvaardt en legt hij bewijzen voor deze feiten over. Als de schuldeiser binnen de opgelegde termijn geen verklaring indient, wordt hij geacht in te stemmen met de hoogte van de vordering. Als de schuldenaar of de adviseur niet instemt met een deel van de verklaring van de schuldeiser, legt hij de verklaring met bewijzen over aan de rechter en verklaart hij om welke redenen hij de inhoud van de verklaring niet aanvaardt. De rechter neemt op basis van de ingediende verklaringen en bewijzen een beslissing over de hoogte van de hoofdvordering en de bijkomende vordering en over het bestaan van zekerheden.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

In principe worden alle schuldeisers gelijk behandeld. Er bestaan echter uitzonderingen, die bepaalde schuldeisers voorrang geven.

Voordat er betalingen worden gedaan op basis van de verdeling, worden de volgende betalingen in verband met de faillissementsprocedure in de volgende volgorde gedaan uit de insolvente boedel:

  1. de vorderingen die verband houden met de gevolgen van de uitsluiting en het innen van zaken;
  2. alimentatie ten gunste van de schuldenaar en de personen voor wie hij verantwoordelijk is;
  3. in het kader van een faillissementsprocedure in verband met een nalatenschap, de lasten als bedoeld in artikel 142, lid 1, punt 1, van de erfwet;
  4. geconsolideerde verplichtingen;
  5. de kosten van de faillissementsprocedure.

Nadat deze betalingen zijn gedaan, worden de vorderingen van de schuldeisers in de volgende volgorde betaald:

  1. de erkende vorderingen die worden gegarandeerd door een zekerheidsrecht;
  2. de andere erkende vorderingen die binnen de vastgestelde termijn zijn ingediend;
  3. de andere erkende vorderingen die niet binnen de vastgestelde termijn zijn ingediend;
  4. in het kader van een faillissementsprocedure in verband met een nalatenschap, de vorderingen en de vorderingen met betrekking tot een legitieme portie als bedoeld in artikel 142, lid 1, punt 3, van de erfwet.

Indien volgens de overeenkomst de schuldeiser moet worden betaald volgens een lagere rang dan de voornoemde volgorde, wordt de vordering voldaan volgens de rang uit de overeenkomst. Hierdoor kan een vrijwillige achterstelling van verplichtingen in aanmerking worden genomen.

In geval van hoofdelijke medeschuldenaren kan een derde verantwoordelijk worden gehouden voor de verplichting van de schuldenaar. In dit geval is de medeschuldenaar verantwoordelijk jegens de schuldeiser, ongeacht de insolventie van de schuldenaar. Als de medeschuldenaar een deel betaalt van de vordering die de schuldeiser eveneens jegens de schuldenaar heeft ingediend, wordt het betaalde deel afgetrokken van de vordering.

Het is eveneens mogelijk dat de verplichting van de schuldenaar krachtens de wet aan een derde wordt overgedragen. Als de werkgever insolvent is geworden, dat wil zeggen als de werkgever failliet is verklaard of als de faillissementsprocedure is beëindigd door verval, ontvangt de werknemer een schadevergoeding voor het loon dat niet is ontvangen voorafgaand aan de insolventieverklaring van de werkgever, het vakantiegeld dat niet is ontvangen voorafgaand aan de insolventieverklaring van de werkgever en de vergoedingen die niet zijn ontvangen bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst voorafgaand of na de insolventieverklaring van de werkgever . In faillissementsprocedures is de staat in geval van insolventie van de werkgever de schuldeiser van werkloosheidsverzekeringspremies die niet zijn betaald op de vervaldatum.

In reorganisatie- of schuldaanpassingsprocedures is er geen sprake van een insolvente boedel. De schuldeisers worden betaald volgens het reorganisatie- of schuldaanpassingsplan. Het reorganisatieplan stelt personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een verplichting van de onderneming, niet vrij van het nakomen van hun verplichting. Als een persoon die hoofdelijk aansprakelijk is voor een verplichting van de onderneming deze verplichting heeft uitgevoerd, heeft hij een restitutierecht jegens de onderneming voor zover de onderneming verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verplichting volgens het reorganisatieplan. De goedkeuring van een schuldaanpassingsplan stelt personen die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een verplichting van de schuldenaar, niet vrij van het nakomen van deze verplichting. Als een persoon die hoofdelijk aansprakelijk is voor een verplichting van de schuldenaar, deze verplichting heeft uitgevoerd, heeft hij een restitutierecht jegens de schuldenaar voor zover de schuldenaar verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de verplichting volgens het schuldaanpassingsplan.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Beëindiging en gevolgen van de beëindiging van de faillissementsprocedure

De behandeling van het faillissementsverzoek kan eindigen vóór de faillietverklaring. Na de beoordeling van het faillissementsverzoek spreekt de rechter het faillissement uit, wijst hij het verzoek af of beëindigt hij de procedure door verval.

De rechter neemt een beschikking voor de beëindiging van de procedure door verval aan zonder het faillissement uit te spreken, ongeacht de insolventie van de schuldenaar, als de zaken van de schuldenaar de kosten van de faillissementsprocedure niet dekken en het niet mogelijk is om de zaken te innen of hier aanspraak op te maken, bijvoorbeeld als het niet mogelijk is om een rechtsvordering in te stellen jegens een lid van een bestuursorgaan. De rechter kan de procedure eveneens beëindigen door verval zonder het faillissement uit te spreken, ongeacht de insolventie van de schuldenaar, als het vermogen van de schuldenaar voornamelijk bestaat uit terugbetalingsvorderingen en vorderingen op derden en als het onwaarschijnlijk is dat deze vorderingen worden betaald. De rechter beëindigt de procedure niet door verval als de schuldenaar, een schuldeiser of een derde op de hiervoor bestemde rekening bij wijze van waarborg het bedrag stort dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de kosten van de faillissementsprocedure, of als de rechter het verzoek van de met de insolventie belaste dienst aanvaardt om de faillissementsprocedure van een schuldenaar die een rechtspersoon is in de vorm van een openbaar onderzoek uit te voeren. Als de faillissementsprocedure met betrekking tot een schuldenaar die een rechtspersoon is door verval eindigt, liquideert de voorlopige curator de rechtspersoon binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de beëindigingsbeschikking zonder liquidatieprocedure. Als de schuldenaar op het moment van het verval van de faillissementsprocedure zaken heeft, worden deze allereerst gebruikt om de honoraria van de voorlopige curator en de noodzakelijke kosten te betalen.

Faillissementsprocedures eindigen met het verval van de faillissementsprocedure, het verdwijnen van de grond voor het faillissement, de goedkeuring van de schuldeisers, de goedkeuring van het eindrapport, de bekrachtiging van een akkoord of een andere grond die bij wet is vastgelegd.

De rechter beëindigt de procedure door verval als uit de insolvente boedel niet de benodigde betalingen kunnen worden gedaan om aan de geconsolideerde verplichtingen te voldoen, alsook de kosten van de faillissementsprocedure te voldoen. Als sprake is van een schuldenaar die een rechtspersoon is, stelt de rechter de met de insolventie belaste dienst voor een verzoek in te dienen om de procedure in de vorm van een openbaar onderzoek uit te voeren en stelt hij daarvoor een redelijke indieningstermijn. Door aanvaarding van het verzoek wordt de procedure niet beëindigd, maar voortgezet in de vorm van een openbaar onderzoek.

Op verzoek van de schuldenaar beëindigt de rechter de faillissementsprocedure wegens het verdwijnen van de grond voor de procedure als de schuldenaar bewijst dat hij niet insolvent is, of er geen sprake is van dreigende insolventie, als het faillissement is uitgesproken omdat de schuldenaar in de toekomst waarschijnlijk insolvent zou worden. Als de faillissementsprocedure wordt beëindigd als gevolg van het verdwijnen van de grond voor de procedure, wordt de rechtspersoon niet ontbonden.

De rechter beëindigt de faillissementsprocedure op verzoek van de schuldenaar als alle schuldeisers die binnen de vastgestelde termijn vorderingen hebben ingediend, instemmen met de beëindiging. Als een schuldenaar die een rechtspersoon is duurzaam insolvent is, beslist de rechter bij beschikking om de liquidatieprocedure van de genoemde schuldenaar te beëindigen.

Faillissementsprocedures eindigen door de goedkeuring van het eindrapport, wanneer de curator dit indient bij het comité van schuldeisers en de rechter. In het eindrapport verstrekt de curator informatie over de insolvente boedel en de opbrengst van de verkoop ervan, de uitgevoerde betalingen, de erkende vorderingen, de verzoeken die zijn ingediend of die in behandeling zijn enz. De schuldeisers kunnen voor de rechter bezwaar maken tegen het eindrapport. De rechter keurt het eindrapport goed en beëindigt de faillissementsprocedure. De rechter keurt het eindrapport niet goed en stuurt dit door middel van een beschikking aan de curator met het oog op het voortzetten van de faillissementsprocedure, als uit het eindrapport blijkt dat de rechten van de schuldenaar of van de schuldeisers tijdens de faillissementsprocedure zijn geschonden.

Faillissementsprocedures kunnen eveneens worden beëindigd door de publicatie van een akkoord. Het akkoord is een afspraak tussen de schuldenaar en de schuldeisers met betrekking tot de betaling van de schuldenaar en brengt de verlaging van schulden of de verlenging van de betalingstermijn met zich mee. Het akkoord wordt tijdens de faillissementsprocedure na de faillietverklaring uitgewerkt op voorstel van de schuldenaar of van de curator. De algemene vergadering van schuldeisers neemt een besluit over het akkoord. De rechter bekrachtigt het akkoord. De rechter beëindigt de faillissementsprocedure middels een beschikking waarin het akkoord wordt bekrachtigd.

Als de faillissementsprocedure niet binnen twee jaar na de faillietverklaring is beëindigd, verstrekt de curator het comité van schuldeisers en de rechter tot de beëindiging van de procedure iedere zes maanden een rapport met daarin de redenen waarom de procedure niet is beëindigd, de gegevens van de verkochte en niet-verkochte zaken van de insolvente boedel en informatie over het beheer van de insolvente boedel. Bij de beëindiging van de faillissementsprocedure, kwijt de rechter de curator van zijn taak, tenzij er in de wet anders is bepaald. De rechter kan de curator niet kwijten van zijn taak, als de zaken van de insolvente boedel bij de beëindiging van de faillissementsprocedure niet geheel zijn verkocht of als er naar verwachting nog geld binnenkomt, en als de door de curator ingestelde rechtsvorderingen niet zijn behandeld of als de curator voornemens of verplicht is om een rechtsvordering in te stellen. In dit geval blijft de curator zijn taken zelfs na de beëindiging van de faillissementsprocedure uitvoeren. Als er na de beëindiging van de faillissementsprocedure en de vrijstelling van de curator geld binnenkomt in de insolvente boedel, als de bedragen die bij de verdeling zijn gereserveerd, vrijkomen of als blijkt dat de insolvente boedel voorwerpen bevat waarmee geen rekening is gehouden in de faillissementsprocedure, gelast de rechter op eigen initiatief of op verzoek van de curator of een schuldeiser om een aanvullende verdeling.

Beëindiging en gevolgen van de beëindiging van de reorganisatieprocedure

Reorganisatieprocedures eindigen door voortijdige beëindiging, de vernietiging van het reorganisatieplan, de voortijdige tenuitvoerlegging van het reorganisatieplan of op de vervaldatum die in het reorganisatieplan is aangegeven. Reorganisatieprocedures eindigen als gevolg van de voortijdige tenuitvoerlegging van het reorganisatieplan, als de onderneming al haar verplichtingen hieruit vóór de vervaldatum van het plan heeft uitgevoerd.

De voortijdige beëindiging van de reorganisatieprocedure is uitsluitend mogelijk voorafgaand aan de goedkeuring van het reorganisatieplan. De rechter gaat over tot voortijdige beëindiging van de reorganisatieprocedure als de onderneming haar verplichting om mee te werken niet naleeft, als zij het waarborgbedrag niet stort dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de honoraria en kosten van de reorganisatieadviseur of de deskundige, als het reorganisatieplan niet is goedgekeurd, als de onderneming hiertoe een verzoek doet, als er niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de inleiding van een reorganisatieprocedure, als de zaken van de onderneming zijn verkwist of als de belangen van de schuldeisers worden geschaad, als het reorganisatieplan niet binnen de vastgestelde termijn is ingediend of als de onderneming verkeerde informatie over de vorderingen heeft verstrekt. Als de rechtbank overgaat tot voortijdige beëindiging van de reorganisatieprocedure, eindigen alle gevolgen in verband met de inleiding van de reorganisatieprocedure met terugwerkende kracht.

Reorganisatieprocedures eindigen op de vervaldatum van het reorganisatieplan.

Reorganisatieprocedures kunnen eveneens eindigen door de vernietiging van het reorganisatieplan. Het reorganisatieplan wordt vernietigd als de onderneming na goedkeuring van het plan wordt erkend schuldig te zijn aan een strafbaar feit in het kader van een faillissements- of tenuitvoerleggingsprocedure, als zij aanzienlijk verzuimt de verplichtingen die zijn vastgesteld in het reorganisatieplan, uit te voeren, als nadat meer dan de helft van de duur van het plan is verstreken, blijkt dat de onderneming niet in staat is om de verplichtingen uit te voeren die zij krachtens het plan op zich heeft genomen, op verzoek van de reorganisatieadviseur als de follow-upkosten niet worden betaald of als de onderneming niet meewerkt met de reorganisatieadviseur om de follow-upverplichting na te komen of hem niet de informatie verstrekt die nodig is om de follow-up uit te voeren, als de onderneming een verzoek tot vernietiging van het reorganisatieplan indient of als de onderneming failliet wordt verklaard. Als het reorganisatieplan wordt vernietigd, eindigen de gevolgen in verband met de inleiding van de reorganisatieprocedure met terugwerkende kracht. De inleiding van een reorganisatieprocedure heeft eveneens een verlenging tot gevolg van de beoogde inningstermijnen in het kader van een eventuele faillissementsprocedure of een verder tenuitvoerlegging. Dit gevolg verdwijnt niet.

Beëindiging en gevolgen van de beëindiging van de schuldaanpassingsprocedure

Schuldaanpassingsprocedures eindigen als het schuldaanpassingsplan wordt vernietigd, als gevolg van de beëindiging van de procedure of op de vervaldatum die is aangegeven in het plan. Schuldaanpassingsprocedures eindigen als gevolg van de voortijdige tenuitvoerlegging van het schuldaanpassingsplan, als de schuldenaar al zijn verplichtingen hieruit vóór de vervaldatum van het plan heeft uitgevoerd.

De rechter vernietigt het schuldaanpassingsplan op verzoek van de schuldenaar of als gevolg van de faillietverklaring van de schuldenaar. De rechter kan het schuldaanpassingsplan vernietigen als de schuldenaar aanzienlijk verzuimt zijn verplichtingen die zijn vastgesteld in het plan, uit te voeren, als nadat meer dan de helft van de duur van het plan is verstreken blijkt dat de schuldenaar niet in staat is om de verplichtingen uit te voeren die hij krachtens het plan op zich heeft genomen, als de schuldenaar geen betalingsproblemen heeft of als hij deze heeft overkomen, als de schuldenaar opzettelijk of uit grove nalatigheid grotendeels foutieve of onvolledige gegevens heeft ingediend over zijn vermogen, inkomsten, schuldeisers of verplichtingen, als de schuldenaar betalingen heeft verricht aan schuldeisers die niet worden vermeld in het schuldaanpassingsplan waardoor hij de belangen van de andere schuldeisers aanzienlijk heeft geschaad, als de schuldenaar niet meewerkt met de rechter of de reorganisatieadviseur om de follow-upverplichting na te komen of niet de informatie verstrekt die nodig is om de follow-up uit te voeren, als de schuldenaar het waarborgbedrag niet stort dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de honoraria en kosten van de reorganisatieadviseur of de deskundige. Als het schuldaanpassingsplan wordt vernietigd, eindigen de gevolgen in verband met de inleiding van de schuldaanpassingsprocedure met terugwerkende kracht. De inleiding van een schuldaanpassingsprocedure heeft eveneens een verlenging tot gevolg van de beoogde inningstermijnen in het kader van een eventuele faillissementsprocedure of een verder tenuitvoerlegging. Dit gevolg verdwijnt niet.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Rechten van de schuldeisers na de beëindiging van de faillissementsprocedure

Na de beëindiging van de faillissementsprocedure kunnen de schuldeisers volgens de algemene bepalingen de vorderingen indienen die zij op de schuldenaar hebben en die in de faillissementsprocedure ingediend hadden kunnen worden, maar niet zijn ingediend, evenals vorderingen die wel zijn ingediend maar die niet zijn betaald of waartegen de schuldenaar bezwaar heeft gemaakt. In dit geval worden de vertragingsrentes en ‑boeten niet berekend voor de periode van de faillissementsprocedure.

Als een schuldenaar die een natuurlijke persoon is, wordt vrijgesteld van de verplichtingen die hij niet tijdens de faillissementsprocedure heeft uitgevoerd, vervallen de vorderingen van de schuldeisers in de faillissementsprocedure, met inbegrip van de vorderingen die niet zijn ingediend in het kader van de faillissementsprocedure, behoudens wat betreft de schadevergoeding van een nadeel dat opzettelijk en op onwettige wijze is veroorzaakt en alimentatievorderingen jegens een ouder of een kind.

Na de beëindiging van de faillissementsprocedure kunnen de schuldeisers eveneens vorderingen op de schuldenaar indienen die zijn ontstaan uit geconsolideerde verplichtingen die niet zijn betaald in het kader van de faillissementsprocedure. Het is eveneens mogelijk om volgens de algemene bepalingen de vorderingen op de schuldenaar in te dienen die zijn ontstaan tijdens de faillissementsprocedure en die niet tijdens de procedure konden worden ingediend. In dit geval gaat de verjaringstermijn ervan in op de datum van de beëindiging van de faillissementsprocedure. Voor zover een erkende vordering tijdens de faillissementsprocedure niet is betaald, dient de beschikking als executoriale titel, als de schuldenaar geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vordering of als de rechter de vordering heeft erkend.

Rechten van de schuldeisers na de beëindiging van de reorganisatieprocedure

Als de reorganisatieprocedure eindigt op de vervaldatum van het reorganisatieplan, kan een schuldeiser de naleving van een vordering die in het kader van het reorganisatieplan is aangepast na de vervaldatum uitsluitend eisen voor zover dit in het reorganisatieplan is overeengekomen, maar niet is uitgevoerd.

Als het reorganisatieplan wordt vernietigd of voortijdig wordt beëindigd, eindigen de gevolgen in verband met de inleiding van de reorganisatieprocedure met terugwerkende kracht. De schuldeiser wiens vordering in het kader van een reorganisatieplan is aangepast, heeft een recht op beroep jegens de onderneming ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag. Er moet echter rekening worden gehouden met hetgeen de schuldeiser tijdens de uitvoering van het reorganisatieplan al heeft verkregen.

Rechten van de schuldeisers na de beëindiging van de schuldaanpassingsprocedure

Na de vervaldatum van het schuldaanpassingsplan kan een schuldeiser de naleving van een vordering die in het kader van het plan is aangepast, uitsluitend eisen voor zover dit in het plan is overeengekomen, maar niet is uitgevoerd. Als het plan is vernietigd, heeft de schuldeiser wiens vordering in het kader van een schuldaanpassingsplan is aangepast, een recht op beroep jegens de schuldenaar ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag. Er moet echter rekening worden gehouden met hetgeen de schuldeiser tijdens de uitvoering van het schuldaanpassingsplan al heeft verkregen.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Faillissementsprocedure

Als het faillissementsverzoek wordt ingewilligd en als de faillissementsprocedure eindigt met een akkoord, komen de kosten van de faillissementsprocedure voor rekening van de insolvente boedel. Als de rechter het faillissementsverzoek dat een schuldeiser heeft ingediend verwerpt of niet behandelt en als de procedure eindigt omdat de schuldeiser ervan afziet, komen de kosten van de faillissementsprocedure voor rekening van de schuldeiser. In geval van verval van de faillissementsprocedure stelt de rechter de verdeling van de kosten van de faillissementsprocedure vast met inachtneming van de omstandigheden.

Als een procedure die op verzoek van de schuldenaar is ingeleid, eindigt door verval zonder faillietverklaring en de zaken van de schuldenaar niet toereikend zijn voor de noodzakelijke betalingen, veroordeelt de rechter de schuldenaar tot de betaling van de honoraria en de terug te betalen kosten van de voorlopige curator, maar kan hij gelasten dat deze worden terugbetaald met overheidsmiddelen. De terugbetalingslimiet van de honoraria en de kosten van de voorlopige curator uit overheidsmiddelen bedraagt het bedrag van het minimum maandloon (met inbegrip van de bij wet vastgestelde belastingen, behoudens btw). De rechter gelast de terugbetaling van de honoraria en de kosten van de voorlopige curator met overheidsmiddelen niet als de schuldenaar, een schuldeiser of een derde op de hiervoor bestemde rekening bij wijze van waarborg het bedrag heeft gestort dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de honoraria en de terug te betalen kosten van de voorlopige curator.

Een vergelijkbare regeling is van toepassing als sprake is van een insolventieverzoek dat is ingediend door of jegens een schuldenaar die een natuurlijke persoon is. Als het om een natuurlijke persoon gaat, wordt een adviseur aangewezen in plaats van de voorlopige curator.

Reorganisatieprocedure

Als er een reorganisatieprocedure wordt ingeleid, bepaalt de rechter binnen welke de termijn de onderneming bij wijze van waarborg het bedrag moet storten dat de rechter heeft vastgesteld voor het dekken van de honoraria en de oorspronkelijke kosten van de reorganisatieadviseur. Als de onderneming dit bedrag niet stort, beëindigt de rechter de reorganisatieprocedure. De rechter stelt het bedrag voor de terugbetaling van de honoraria en kosten van de reorganisatieadviseur vast op het moment dat hij hem kwijt van zijn taak of op het moment dat hij het reorganisatieplan goedkeurt, op basis van het rapport over de activiteiten en de kosten van deze adviseur.

Als de rechter deskundigen betrekt bij de reorganisatieprocedure hebben zij recht op terugbetaling van de gerechtvaardigde kosten die zij gemaakt hebben en die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun verplichtingen en op een beloning voor hun werk. De rechter stelt het bedrag voor de terugbetaling van de honoraria en kosten van een deskundige vast. De rechter kan de onderneming eveneens horen voorafgaand aan het vaststellen van de honoraria van de deskundige.

Schuldaanpassingsprocedure

De kosten van de schuldaanpassingsprocedure zijn voor rekening van de schuldenaar. De schuldeisers dragen hun eigen gerechtskosten. De rechter kan de gerechtskosten van de schuldeisers voor rekening van de schuldenaar laten komen, als laatstgenoemde opzettelijk een onterecht schuldaanpassingsverzoek heeft ingediend of als hij op andere wijze gerechtskosten voor de schuldeisers heeft veroorzaakt door opzettelijk foutieve informatie in te dienen of een verzoek of bezwaar waarvan hij wist dat dit niet gerechtvaardigd was. Als het schuldaanpassingsplan is uitgevoerd, hoeft de schuldenaar de kosten die zijn betaald dankzij rechtsbijstand van de staat niet terug te betalen. Bij de inleiding van een schuldaanpassingsprocedure stelt de rechter het bedrag vast dat de schuldenaar bij wijze van waarborg moet storten op de hiervoor bestemde rekening om de honoraria en kosten van de adviseur te dekken. Als de rechter een deskundige aanwijst, kan hij eveneens vaststellen welk bedrag de schuldenaar vooraf moet betalen om de honoraria en kosten van de adviseur te dekken.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Faillissementsprocedure

Na de faillietverklaring wordt het recht van de schuldenaar om de insolvente boedel te beheren en hierover te beschikken overgedragen aan de gerechtelijke curator. Iedere beschikkingshandeling met betrekking tot een voorwerp dat deel uitmaakt van de insolvente boedel die de schuldenaar verricht na de faillietverklaring, is nietig. Als de schuldenaar een natuurlijke persoon is, kan hij met goedkeuring van de curator beschikken over de insolvente boedel. Iedere beschikkingshandeling die wordt uitgevoerd zonder goedkeuring van de curator, is nietig.

De rechter vernietigt volgens de herroepingsprocedure alle transacties of activiteiten van de schuldenaar die zijn verricht voorafgaand aan de faillietverklaring en die de belangen van de schuldeisers schaden. Als de te herroepen transactie of activiteit is uitgevoerd na de aanwijzing van de voorlopige curator of de adviseur maar voorafgaand aan de faillietverklaring, wordt verondersteld dat deze transactie of activiteit de belangen van de schuldeisers heeft geschaad.

De schuldenaar, een schuldeiser of de curator kan de rechter verzoeken om een besluit van de algemene vergadering van schuldeisers te vernietigen dat niet overeenstemt met de wet of dat is genomen zonder inachtneming van de bij wet vastgestelde bepalingen, ook voor besluiten waarvoor bij wet een recht op beroep is vastgesteld. Het is eveneens mogelijk om te verzoeken om de vernietiging van een besluit van de algemene vergadering van schuldeisers als dit de gemeenschappelijke belangen van de schuldeisers schaadt.

Als er een procedure is ingeleid om een schuldenaar die een natuurlijke persoon is te kwijten van zijn verplichtingen, kan de rechter op verzoek van een schuldeiser en binnen een jaar vanaf het aannemen van de beschikking die de schuldenaar kwijt van de verplichtingen die niet zijn uitgevoerd in het kader van de faillissementsprocedure, de genoemde beschikking vernietigen als blijkt dat de schuldenaar zijn verplichtingen tijdens de procedure opzettelijk heeft geschonden om zich te kwijten van zijn verplichtingen en als hij op deze wijze de mogelijkheid om de schuldeisers in de faillissementsprocedure te betalen wezenlijk in gevaar heeft gebracht.

Als de schuldenaar en de schuldeisers na de faillietverklaring overeenstemming bereiken voor het sluiten van een akkoord, kan de rechter het akkoord vernietigen als de schuldenaar de verplichtingen uit het akkoord niet uitvoert, als hij is veroordeeld wegens een strafbaar feit in verband met de faillissements- of tenuitvoerleggingsprocedure of als nadat meer dan de helft van de duur van het plan is verstreken blijkt dat de schuldenaar niet in staat is om de verplichtingen van het akkoord uit te voeren. De vernietiging van het akkoord heeft gevolgen voor alle schuldeisers die aan het akkoord hebben deelgenomen en beschermt dus alle schuldeisers.

Reorganisatieprocedure

De rechter vernietigt het reorganisatieplan als de onderneming na goedkeuring van het plan wordt erkend schuldig te zijn aan een strafbaar feit met betrekking tot een faillissements- of tenuitvoerleggingsprocedure, als zij aanzienlijk verzuimt de verplichtingen die zijn vastgesteld in het reorganisatieplan, uit te voeren, als nadat meer dan de helft van de duur van het plan is verstreken, blijkt dat de onderneming niet in staat is om de verplichtingen uit te voeren die zij krachtens het plan op zich heeft genomen, op verzoek van de reorganisatieadviseur als de follow-upkosten niet worden betaald of als de onderneming niet meewerkt met de reorganisatieadviseur om de follow-upverplichting na te komen of hem niet de informatie verstrekt die nodig is om de follow-up uit te voeren, en als de onderneming een verzoek tot vernietiging van het reorganisatieplan indient of als de onderneming failliet wordt verklaard. De schuldeiser wiens vordering in het kader van een reorganisatieplan is aangepast, heeft een recht op beroep jegens de schuldenaar ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag, waarbij rekening wordt gehouden met hetgeen de schuldeiser tijdens de uitvoering van het reorganisatieplan al heeft verkregen.

Schuldaanpassingsprocedure

De rechter kan het schuldaanpassingsplan op verzoek van de schuldenaar of na de faillietverklaring van de schuldenaar vernietigen, en als de schuldenaar aanzienlijk verzuimt zijn verplichtingen die zijn vastgesteld in het plan, uit te voeren, als nadat meer dan de helft van de duur van het plan is verstreken blijkt dat de schuldenaar niet in staat is om de verplichtingen uit te voeren die hij krachtens het plan op zich heeft genomen, als de schuldenaar geen betalingsproblemen heeft of als hij deze heeft overkomen en als de aanpassing van de vorderingen niet meer rechtvaardig zou zijn jegens de schuldeisers vanwege een aanzienlijke wijziging van de omstandigheden, als de schuldenaar opzettelijk of uit grove nalatigheid grotendeels foutieve of onvolledige gegevens heeft ingediend over zijn vermogen, inkomsten, schuldeisers of verplichtingen, als de schuldenaar betalingen heeft verricht aan schuldeisers die niet worden vermeld in het schuldaanpassingsplan waardoor hij de belangen van de andere schuldeisers aanzienlijk heeft geschaad, als de schuldenaar niet meewerkt met de rechter of de reorganisatieadviseur om de follow-upverplichting na te komen of niet de informatie verstrekt die nodig is om de follow-up uit te voeren, of als de schuldenaar het waarborgbedrag niet stort dat de rechter heeft vastgesteld. De schuldeiser wiens vordering in het kader van een schuldaanpassingsplan is aangepast, heeft een recht op beroep jegens de schuldenaar ter hoogte van het oorspronkelijke bedrag. Er moet echter rekening worden gehouden met hetgeen de schuldeiser tijdens de uitvoering van het schuldaanpassingsplan al heeft verkregen.

Laatste update: 24/08/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Engels) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Ierland

Het persoonlijke-insolventierecht in Ierland is geregeld in de Bankruptcy Act 1988 (zoals gewijzigd) (Faillissementswet 1988) en de Personal Insolvency Acts 2012 - 2015 (persoonlijke-insolventiewetten) (PI-wet). Middels de PI-wet, waarin drie methoden van schuldafwikkeling staan beschreven, wordt de faillissementswetgeving gewijzigd.

Alle persoonlijke-insolventieprocedures, waaronder faillissement, worden afgehandeld door de Insolvency Service of Ireland (ISI, Ierse insolventiedienst), een in 2013 opgericht zelfstandig wettelijk orgaan dat valt onder het Department of Justice and Equality (ministerie van Justitie en Gelijke kansen).

Persoonlijke-insolventieprocedures, die worden geregeld door de PI-wet, omvatten de volgende drie regelingen:

  1. Debt Relief Notice (DRN, kennisgeving van schuldverlichting): voor schulden tot 35 000 EUR voor personen die vrijwel geen activa en een zeer laag inkomen hebben.
  2. Debt Settlement Arrangement (DSA, schuldsaneringsregeling): voor de overeengekomen sanering van onbeperkte, ongedekte schulden over een periode van maximaal vijf jaar (onder bepaalde omstandigheden te verlengen tot zes jaar).
  3. Personal Insolvency Arrangement (PIA, persoonlijke-insolventieregeling): voor de overeengekomen sanering of herstructurering van gedekte schulden tot 3 miljoen EUR (het bedrag kan worden verhoogd via een schuldeisersakkoord) en onbeperkte, ongedekte schulden over een periode van maximaal zes jaar (onder bepaalde omstandigheden te verlengen tot zeven jaar).

De DSA en de PIA kennen drie fasen:

fase 1: door de bevoegde rechter wordt een Protective Certificate (PC, beschermingscertificaat) afgegeven, dat bij afgifte bepaalde met name genoemde of "gespecificeerde" schuldeisers uitsluit van het ondernemen van actie (waaronder het indienen van een verzoekschrift inzake faillietverklaring) of het instellen van een vordering tegen de schuldenaar teneinde de schuld te innen. Een door de bevoegde rechter afgegeven beschermingscertificaat is 70 dagen geldig, welke termijn op bepaalde gronden met 40 dagen kan worden verlengd;[i]

fase 2: deze fase heeft betrekking op de onderhandeling die door een Personal Insolvency Practitioner (PIP, persoonlijke-insolventiefunctionaris) namens de schuldenaar wordt gevoerd met diens gespecificeerde schuldeisers, alsmede op de goedkeuring van het voorstel middels een stemming op een wettelijke vergadering van schuldeisers. Recente wetgeving voorziet enkel in geval van een persoonlijke-insolventieregeling in de mogelijkheid voor de schuldenaar om zijn voorstel voor zo'n regeling door de rechter te laten toetsen als het voorstel tijdens de vergadering van schuldeisers is verworpen;[ii]

fase 3: uitvoering van de regelingen, waaronder periodieke uitkeringen aan schuldeisers door de PIP en, waar van toepassing, jaarlijkse evaluaties door de PIP.

Een schuldenaar kan elk van de bovengenoemde drie regelingen (DRN, DSA en PIA) slechts één keer aangaan.

Faillissement is een optie voor schuldenaren die, gelet op hun persoonlijke situatie, niet voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen voor de drie bovengenoemde oplossingen of die eerder zonder succes een van deze regelingen zijn aangegaan, d.w.z. het akkoord met de schuldeisers bleek geen stand te kunnen houden.

Indien een natuurlijke persoon heeft aangetoond dat zijn financiële situatie niet kan worden opgelost via een insolventieregeling en deze persoon beschikt over een brief van een persoonlijke-insolventiefunctionaris waaruit dit blijkt, kan hij bij het High Court (rechtbank) een faillissementsaanvraag indienen. De persoon in kwestie moet een verzoek om een Order of Adjudication (Bankruptcy Order) (faillietverklaring) indienen bij het Examiner's Office van het High Court en eerste griffierechten ten bedrage van 200 EUR voldoen. Aanvragers zullen voor het High Court worden gehoord; na de faillietverklaring zijn zij wettelijk verplicht om zich te voegen naar de Official Assignee in Bankruptcy (officiële curator) en zijn dienst (de Bankruptcy Division (afdeling Faillissementen) van de ISI), die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de failliete boedel.

Zodra een schuldenaar failliet is verklaard, worden diens ongedekte schulden volledig afgeschreven, waarbij alle activa van de schuldenaar eigendom worden van de officiële curator, de door het High Court benoemde beheerder van de failliete boedel.

Faillissementsprocedures kunnen als volgt worden ingesteld:

  1. door een verzoekende schuldeiser, die een aanvraag bij het High Court indient teneinde een natuurlijke persoon failliet te doen verklaren die schulden bij hem heeft, waarbij moet worden aangetoond dat hij schuldeiser van deze persoon is en dat deze persoon geen bevredigende pogingen heeft ondernomen om zijn schuld te vereffenen;
  2. op aanvraag door de natuurlijke persoon zelf, het zogeheten Self-Adjudicating bankruptcy.

Een failliet wordt automatisch bevrijd van het faillissement op de eerste verjaardag van de datum van de uitspraak, mits tegen de failliet geen Bankruptcy Extension Order (bevel tot verlenging van het faillissement) is uitgevaardigd (door de officiële curator in geval van niet-naleving).

Middels de PI-wet wordt een nieuwe beroepsgroep in het leven geroepen die door de ISI wordt gereglementeerd en in twee categorieën uiteenvalt:

1. erkende tussenpersonen (AI's, Approved Intermediaries): een persoon of rechtspersoon die door de ISI is gemachtigd om schuldenaren te ondersteunen die een aanvraag voor een DRN willen indienen.

2. persoonlijke-insolventiefunctionarissen (PIP's, Personal Insolvency Practitioners): een persoon die door de ISI is gemachtigd om op te treden als contactpersoon tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers(s) om een schuldsaneringsregeling of persoonlijke-insolventieregeling te verkrijgen. Een PIP is wettelijk verplicht om te handelen in overeenstemming met de PI-wet en de daarmee verband houdende regelgeving. [iii]

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

In Ierland leiden natuurlijke personen (met inbegrip van personenvennootschappen) een persoonlijke-insolventieprocedure in via de in de PI-wet beschreven procedures. Schuldeisers kunnen een faillissementsprocedure tegen een schuldenaar inleiden, of een schuldenaar kan op eigen initiatief het faillissement aanvragen.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Insolventieprocedure

De belangrijkste voorwaarde voor het inleiden van een persoonlijke-insolventieprocedure is dat de schuldenaar insolvent is, d.w.z. niet in staat is zijn schulden op de vervaldag te voldoen.  De aard en de omvang van de schulden en het inkomen van de schuldenaar bepalen vervolgens welk van de drie soorten regelingen geschikt is.

Om ervoor te zorgen dat een natuurlijke persoon die onder een insolventieregeling valt, een redelijke levensstandaard kan handhaven, heeft de ISI (na een uitgebreid raadplegingsproces) richtsnoeren geformuleerd waarbij de redelijke kosten van levensonderhoud (RLE's, Reasonable Living Expenses) zijn bepaald. Deze richtsnoeren dragen, naast het waarborgen van de duurzaamheid van de insolventieregeling, ook bij aan het waarborgen van het wettelijke recht van de schuldenaar op een redelijke levensstandaard, door een eerlijke en transparante methode vast te stellen voor het standaardiseren van de dagelijkse kosten van levensonderhoud voor in moeilijkheden verkerende schuldenaren. De op het model van de ISI gebaseerde RLE's van een schuldenaar worden bij de aanvraag van de insolventieregeling berekend door de erkende tussenpersoon of persoonlijke-insolventiefunctionaris.

1. Debt Relief Notice (DRN, kennisgeving van schuldverlichting)

Om een DRN aan te vragen, moet de schuldenaar:

  • in de onmogelijkheid verkeren de schulden volledig te voldoen op de vervaldag;
  • een maandelijks beschikbaar netto-inkomen van maximaal 60 EUR hebben, na aftrek van de redelijke kosten van levensonderhoud;
  • beschikken over activa ter hoogte van maximaal 400 EUR. Het is schuldenaren ook toegestaan in het bezit te zijn van:
    • één sieraad met een waarde van maximaal 750 EUR;
    • één motorvoertuig met een waarde van maximaal 2 000 EUR; en
    • huishoudelijke apparatuur of gereedschap, mits de gezamenlijke waarde ervan niet hoger is dan 6 000 EUR;
  • woonachtig zijn in de Republiek Ierland of in het afgelopen jaar zijn gewone verblijfplaats of vestiging in Ierland hebben gehad;
  • een Prescribed Financial Statement (PFS, voorgeschreven financiële verklaring) hebben ingevuld en ondertekend en een wettelijke verklaring hebben gedaan dat eerstgenoemde verklaring juist en nauwkeurig is.

Typische voorbeelden van schulden in DRN-verband zijn schulden op creditcards, rekening-courantkredieten, persoonlijke leningen, leningen van een Credit Union, rekeningen van nutsbedrijven en winkelkaarten.

2. Debt Settlement Arrangement (DSA, schuldsaneringsregeling)

Een schuldenaar komt in aanmerking om een DSA aan te vragen als hij of zij:

  • niet in staat is de schulden volledig te voldoen op de vervaldag;
  • één of meer concurrente schuldeisers heeft;
  • woonachtig is in Ierland of in het afgelopen jaar zijn gewone verblijfplaats of vestiging in Ierland had;
  • een PFS heeft ingevuld en een ondertekende wettelijke verklaring heeft gedaan dat de verstrekte informatie juist en nauwkeurig is;
  • een verklaring van een persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) heeft ontvangen waarin wordt bevestigd dat laatstgenoemde van mening is dat:
    • de informatie in de PFS juist en nauwkeurig is;
    • de schuldenaar in aanmerking komt om een voorstel te doen voor een DSA;
    • het, gelet op de PFS van de schuldenaar, niet waarschijnlijk is dat de schuldenaar in de komende vijf jaar solvent zal worden;
    • er, als de schuldenaar een DSA aangaat, een redelijk vooruitzicht is dat de schuldenaar binnen de komende vijf jaar solvent zal worden.

Naast de schulden in verband met een DRN kunnen de schulden in een DSA doorgaans ook leningen en persoonlijke garanties omvatten.

3. Personal Insolvency Arrangement (PIA, persoonlijke-insolventieregeling)

Een schuldenaar komt in aanmerking om een PIA aan te vragen als hij of zij:

  • niet in staat is de schulden volledig te voldoen op de vervaldag;
  • schulden heeft bij ten minste één zekerheidsgerechtigde schuldeiser die deze zekerheid over Iers vastgoed of Ierse activa bezit;
  • gedekte schulden van minder dan 3 miljoen EUR heeft (indien alle zekerheidsgerechtigde schuldeisers hiermee instemmen, kan deze limiet worden verhoogd);
  • in het kader van een procedure voor betalingsachterstand bij een hypothecaire lening (bv. het Mortgage Arrears Resolution Process (MARP) van de Centrale Bank van Ierland) gedurende een periode van zes maanden met de zekerheidsgerechtigde schuldeiser heeft samengewerkt met betrekking tot de particuliere hoofdverblijfplaats, en:
    • het resultaat daarvan was dat er geen alternatieve terugbetalingsregeling werd overeengekomen, of
    • de zekerheidsgerechtigde schuldeiser heeft bevestigd dat hij in de praktijk niet van een dergelijke regeling zou gebruikmaken, of
    • de schuldenaar een alternatieve terugbetalingsregeling is aangegaan en heeft getracht deze regeling na te leven, hetgeen door de PIP is bevestigd;
  • woonachtig is in Ierland of in het afgelopen jaar zijn gewone verblijfplaats of vestiging in Ierland had;
  • een PFS heeft ingevuld en ondertekend en een wettelijke verklaring heeft gedaan dat eerstgenoemde verklaring juist en nauwkeurig is;
  • een verklaring van de PIP heeft ontvangen waarin wordt bevestigd dat laatstgenoemde van mening is dat:
    • de informatie in de PFS juist en nauwkeurig is;
    • de schuldenaar in aanmerking komt om een voorstel te doen voor een PIA;
    • het, gelet op de PFS, niet waarschijnlijk is dat de schuldenaar in de komende vijf jaar solvent zal worden;
    • er, als de schuldenaar een PIA aangaat, een redelijk vooruitzicht is dat de schuldenaar binnen de komende vijf jaar solvent zal worden.

Naast de schulden in verband met een DRN en een DSA zullen de schulden in een PIA doorgaans ook leningen voor de particuliere hoofdverblijfplaats, leningen voor vastgoedbeleggingen en buy-to-let hypotheken/leningen omvatten.

Faillissement

In Ierland hebben natuurlijke personen het recht om een Self-Adjudicating bankruptcy aan te vragen, d.w.z. dat zij bij het High Court een aanvraag kunnen indienen om zich failliet te laten verklaren. De voorwaarden voor het indienen van een dergelijke aanvraag zijn de volgende:

  • de natuurlijke persoon, of schuldenaar, moet in de onmogelijkheid verkeren de schulden te voldoen op de vervaldag;
  • de schulden van de schuldenaar moeten de waarde van zijn activa met 20 000 EUR of meer overschrijden;
  • de schuldenaar moet een redelijke poging hebben gedaan om een van de drie bovengenoemde insolventieregelingen te gebruiken om zijn schulden te vereffenen. Dit moet voor de rechter worden aangetoond door middel van een brief van een persoonlijke-insolventiefunctionaris of erkende tussenpersoon.

Ook een schuldeiser kan een verzoek om een faillissementsprocedure indienen.  Als de schuldeiser om faillietverklaring verzoekt, mag hij/zij niet op onredelijke gronden hebben geweigerd om akkoord te gaan met een voorstel voor een DSA of een PIA.

Een faillietverklaring wordt aangevraagd door middel van een verzoekschrift, waarbij de aanvrager verplicht is om verschillende door het High Court voorgeschreven documenten en verklaringen onder ede in te dienen bij het Examiner's Office van het High Court. De faillietverklaring wordt van kracht op het moment van het afgeven hiervan; er is geen terugwerkende kracht tot de datum van indiening van het desbetreffende verzoekschrift, zoals dat in sommige rechtsgebieden het geval kan zijn.

Zolang de faillietverklaring nog niet is afgegeven, voorziet de Faillissementswet niet in een specifiek rechtsmiddel voor een schuldeiser om een voorlopige bewindvoerder te benoemen — artikel 23 van de Faillissementswet staat toe dat een failliet na de tot faillietverklaring strekkende uitspraak wordt aangehouden als hij/zij op het punt staat het rechtsgebied te verlaten met de bedoeling een faillissement te voorkomen.

Een schuldenaar of schuldeiser kan bezwaar maken tegen een faillietverklaring door bij het High Court een verzoek hiertoe en verklaringen onder ede in te dienen, met vermelding van de redenen voor het bezwaar.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Het algemene doel van de PI-wet die aan de desbetreffende wettelijke bepalingen ten grondslag ligt, is de bescherming, voor zover praktisch uitvoerbaar, van de particuliere hoofdverblijfplaats van de schuldenaar.

Activa in het kader van de insolventieprocedure

In het geval van een schuldsaneringsregeling of een persoonlijke-insolventieregeling stelt de persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) zich gewoonlijk niet in het fysieke bezit van de activa van de schuldenaar of gaat de eigendom daarvan niet op die functionaris over — in plaats daarvan neemt de PIP gedurende de looptijd van de regeling de controle over de inkomstenstroom van de schuldenaar over en voldoet hij uit deze inkomstenstroom de vorderingen van (de) schuldeiser(s) op basis van de bepalingen van de regeling. De beschikbare inkomstenstroom is die na aftrek van redelijke kosten van levensonderhoud, huur of hypotheekaflossingen en andere betalingen voor bijzondere omstandigheden, zoals medische kosten. Betalingen van zekergestelde leningen worden gewoonlijk rechtstreeks door de schuldenaar aan de schuldeiser gedaan volgens de bepalingen van de door hen overeengekomen regeling.  Als een activum in het kader van een regeling moet worden verkocht, wordt het gewoonlijk rechtstreeks door de schuldenaar verkocht.

Activa in het kader van het faillissement

Volgens de faillissementswetgeving komen alle activa die op de datum van de rechterlijke uitspraak toebehoren aan de failliet, onmiddellijk toe aan de officiële curator (dit betekent dat de officiële curator nu eigenaar is van alle activa in de failliete boedel). Voor de duidelijkheid houden deze activa in:

  • contant geld;
  • rekeningen bij financiële instellingen, met inbegrip van rekeningen in rekening-courant, spaarrekeningen, beleggingsrekeningen enz;
  • alle grond en gebouwen, met inbegrip van die welke als gezinswoningen worden beschouwd;
  • machines, uitrusting, handelsgereedschappen, meubilair, huishoudelijke artikelen en apparaten;
  • alle voertuigen;
  • pensioenen (behoudens enkele uitzonderingen), beleggingsproducten, effecten en aandelen;
  • effecten die de failliet in eigen naam of in het kader van een personenvennootschap houdt;
  • schulden aan de failliet.

Hierop zijn evenwel uitzonderingen mogelijk:

  • schuldenaren kunnen een beroep doen op vrijgestelde persoonlijke activa tot een waarde van 6 000 EUR en kunnen bij het High Court een verzoek indienen om deze limiet te verhogen;
  • activa die voortvloeien uit schending van persoonlijke rechten zijn uitgesloten van het faillissement, aangezien dit geen rechten zijn die de bewindvoerder voor de schuldeisers zouden moeten toekomen omdat zij persoonlijk zijn voor de natuurlijke persoon in kwestie;
  • bepaalde pensioenaanspraken (zie de wetgeving voor verdere verduidelijking).

Een failliet is verplicht om de officiële curator ervan op de hoogte te stellen als hij tijdens de faillissementsperiode activa in ontvangst heeft genomen, ongeacht de wijze waarop hij deze activa in bezit heeft gekregen. Dergelijke activa vallen toe aan de officiële curator wanneer deze door hem worden opgeëist, en gaan deel uitmaken van de failliete boedel.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Insolventieprocedure

Een persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) treedt, wanneer hij door een schuldenaar wordt ingeschakeld, op als onderhandelaar tussen de schuldenaar en de schuldeisers. PIP's zijn wettelijk verplicht om in het belang van zowel de schuldenaar als de schuldeiser(s) te handelen en dienen daarom de best mogelijke regeling op te stellen voor alle partijen die bij een insolventieregeling betrokken zijn.

De rol en de functies van een PIP houden in:

  • opnemen (en onderhouden) van contact met een schuldenaar die overweegt een voorstel te doen voor een insolventieregeling;
  • aanvaarden van de benoeming tot insolventiefunctionaris;
  • controleren van de door de schuldenaar opgestelde voorgeschreven financiële verklaring (PFS) en het adviseren van de schuldenaar over de opties en de mogelijkheid om een voorstel voor een schuldsaneringsregeling of persoonlijke-insolventieregeling te doen;
  • zich ervan vergewissen dat de door de schuldenaar aan hem verstrekte financiële informatie nauwkeurig en volledig is;
  • opstellen van een advies op basis van de in de wetgeving vastgelegde criteria over welk type insolventieregeling (DSA of PIA) het beste past bij de situatie van de schuldenaar;
  • verstrekken van informatie over de gekozen procedure, en de algemene gevolgen en te verwachten kosten van het partij worden bij een insolventieregeling;
  • namens de schuldenaar aanvragen van een beschermingscertificaat (PC);
  • alle schuldeisers in kennis stellen van het PC en de benoeming tot PIP, vergezeld van een kopie van de PFS van de schuldenaar;
  • opstellen van een voorstel aan de schuldeisers en het bijeenroepen van een wettelijke vergadering van schuldeisers om het voorstel te bespreken en erover te stemmen;
  • wanneer een voorstel wordt goedgekeurd, de ISI en alle schuldeisers van het resultaat op de hoogte stellen;
  • zodra de regeling is goedgekeurd door de rechter of op basis van een rechterlijke toetsing, de bepalingen van de regeling uitvoeren, met inbegrip van de inning van middelen van de schuldenaar en de betaling aan de schuldeisers gedurende de looptijd van de regeling;
  • toezicht houden op de regeling gedurende de gehele looptijd ervan;
  • de regeling ten minste één keer per jaar evalueren.

De rol van de schuldenaar in de insolventieprocedure is om op eerlijke wijze deel te nemen aan het proces, in te stemmen met de door zijn PIP uitonderhandelde regeling en te voldoen aan de vereiste bepalingen van de regeling.

Faillissement

Bij het uitspreken van het faillissement verliest de failliet alle activa en gaan die activa over op de officiële curator (OA). De OA is een onafhankelijke wettelijke functionaris die tot taak heeft failliete boedels te beheren en de afdeling Faillissementen van de Ierse insolventiedienst (ISI) te leiden.

In Ierland kan een particulier worden aangesteld als curator van het faillissement ter vervanging van de officiële curator bij het High Court. In de praktijk zijn dergelijke benoemingen uiterst zeldzaam. In de Faillissementswet is niet beschreven welke kwalificaties voor dergelijke benoemingen vereist zijn.

De bevoegdheden van de schuldenaar in geval van faillissement zijn beperkt tot de mogelijkheid om zich tot het High Court te wenden om bepaalde beslissingen van de OA aan te vechten. De schuldenaar is verplicht om gevolg te geven aan verzoeken van de dienst van de OA met betrekking tot het beheer van de failliete boedel.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De PI-wet en de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd) voorzien beide in de mogelijkheid van verrekening. Bepaald is dat bij de vaststelling van de waarde van een activum of een verschuldigd bedrag, alle schulden of kredietsaldi die bij dezelfde schuldeiser worden aangehouden, kunnen worden verrekend met het oorspronkelijke bedrag. Het resterende saldo wordt dus beschouwd als de schuld of het activum, die/dat verschuldigd kan zijn aan de schuldenaar die de regeling is aangegaan of aan zijn schuldeiser(s).[iv]

Indien een schuldenaar spaartegoeden heeft bij een Credit Union waarbij hij ook een schuld heeft, verrekent de Credit Union deze spaartegoeden met het bedrag dat de schuldenaar verschuldigd is.[v]

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Insolventieprocedure

Een beschermingscertificaat belet een schuldeiser om tijdens de looptijd van het beschermingscertificaat enige actie te ondernemen.  In de uiteindelijke regeling wordt vastgelegd wat er is afgesproken met betrekking tot bestaande contracten.

Faillissement

Het faillissement laat de rechten van een zekerheidsgerechtigde schuldeiser voor wat betreft de gestelde zekerheid onverlet, d.w.z. een dergelijke schuldeiser behoudt alle rechten die hij vóór het faillissement had op grond van die zekerheid — het enige verschil is dat de officiële curator (OA), niet de failliet, nu eigenaar van het vastgoed is.

De OA heeft de plicht om alle activa in een failliete boedel te gelde te maken (te verkopen of te vervreemden) om zo goed mogelijk aan de verplichtingen die uit de boedel voortvloeien, te voldoen. Alle contractuele-aansprakelijkheidsvorderingen op de schuldenaar worden dus verplichtingen van de boedel. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden zal de OA doorgaan met eventuele dienstverleningscontracten waarbij de failliet partij is.

Indien de OA een overeenkomst voortzet, wordt hij persoonlijk aansprakelijk met recht op schadeloosstelling uit de boedelfondsen.[vi]

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Insolventieprocedure

DSA of PIA: de eerste stap van een schuldenaar die een schuldsaneringsregeling (DSA) / persoonlijke-insolventieregeling (PIA) aanvraagt, is het aanvragen van een beschermingscertificaat (PC) bij de bevoegde rechter. Dit certificaat belet bepaalde met name genoemde of gespecificeerde schuldeisers, op wie het PC van toepassing is, om een vordering in te stellen tegen de schuldenaar met het oog op de invordering van, of de tenuitvoerlegging inzake, de gespecificeerde schulden. In feite is het de schuldeiser onmogelijk om:

  • een gerechtelijke procedure met betrekking tot de schuld in te leiden;
  • gerechtelijke procedures, met inbegrip van gerechtelijke bevelen/uitspraken enz., voort te zetten die vóór de afgifte van het PC zijn ingeleid, d.w.z. dergelijke gerechtelijke procedures worden geacht te zijn opgeschort voor de looptijd van het PC;
  • welke maatregel dan ook te nemen om de desbetreffende schuld in te vorderen of de betaling ervan zeker te stellen;
  • contact op te nemen met de schuldenaar over de schuld, tenzij de schuldenaar hierom verzoekt;
  • een overeenkomst met de schuldenaar te wijzigen of te beëindigen, of
  • een faillissementsprocedure tegen de schuldenaar in te leiden.

Zodra de schuldenaar een regeling is aangegaan, zullen gedurende de looptijd ervan soortgelijke tenuitvoerleggingsbeperkingen als hierboven uiteengezet gelden voor de schuldeisers.

DRN: in het geval van een door de bevoegde rechter gedane kennisgeving van schuldverlichting (DRN) gelden gedurende de looptijd ervan dezelfde beschermingsmaatregelen als hierboven vermeld voor een DSA/PIA.

Faillissement

Zekerheidsgerechtigde en concurrente schuldeisers worden verschillend behandeld in geval van faillissement. De enige mogelijkheid voor de concurrente schuldeisers van een failliet om hun schulden te innen, is om in het faillissement een vordering in te stellen voor het bedrag dat aan hen verschuldigd is. De concurrente schuldeisers kunnen na de datum van de rechterlijke uitspraak geen gerechtelijke procedure meer aanspannen tegen de failliet. Dit is een rechtstreeks en automatisch gevolg van de faillietverklaring door het High Court. Faillissementsprocedures laten de rechten van zekerheidsgerechtigde schuldeisers onverlet.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Insolventieprocedure

DSA, PIA, DRN:

zie het antwoord op vraag 7.

Faillissement

Zoals het geval is met activa in een failliete boedel, stelt de officiële curator (OA) zich in de plaats van de failliet als verweerder in alle bestaande rechtszaken die door schuldeisers tegen de failliet zijn aangespannen. De OA heeft de keuze om het verweer te voeren in de procedure, een schikking te treffen in de procedure of de procedure te staken. Indien de OA met succes verweer voert, zullen eventuele tegenvorderingen of kosten ten gunste van alle schuldeisers in de failliete boedel worden gestort. Indien de procedure succesvol is, of een schikking wordt bereikt, wordt het overeengekomen bedrag een toegelaten vordering in het faillissement.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

In samenspraak met belanghebbenden heeft de Ierse insolventiedienst (ISI) een standaardprotocol voor de schuldsaneringsregeling (DSA) en de persoonlijke-insolventieregeling (PIA) opgesteld. Hierin worden de verplichtingen van zowel schuldenaren als schuldeisers tijdens de uitvoering van de regeling beschreven. Bij dit document zijn voorbeelden van het DSA- en het PIA-protocol gevoegd.

Een schuldeiser neemt als volgt deel.

1. Bewijs van schuld: in het geval van een DSA of PIA moet de persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) van de schuldenaar, nadat de rechter een beschermingscertificaat aan die schuldenaar heeft afgegeven, de betrokken schuldeisers schriftelijk in kennis stellen van zijn benoeming, en hen uitnodigen een bewijs van hun schulden in te dienen en aan te geven hoe zij hun schuld in het kader van de regeling behandeld willen zien.

In het geval van een faillissement moeten alle schuldeisers een formeel bewijs van schuld indienen voordat een dividend aan hen wordt uitgekeerd.

2. Stemming: wanneer een vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen door een PIP die optreedt voor een schuldenaar die een DSA of PIA wil aangaan, hebben de betrokken schuldeisers het recht om te stemmen over de bepalingen van de regeling, mits zij hun schuld hebben bewezen.

3. Bezwaar: een schuldeiser kan voor de rechter bezwaar aantekenen voordat de voorwaarden van een DSA of PIA van kracht worden. De specifieke voorwaarden zijn wettelijk vastgelegd.[vii]

4. Voorstel tot gerechtelijk akkoord: schuldeisers hebben het recht om te stemmen over een door een failliet gedaan voorstel tot gerechtelijk akkoord. Een dergelijk voorstel kan worden gedaan wanneer een failliet met sommige van zijn schuldeisers, of al die schuldeisers, een schikking wil treffen vóór het verstrijken van de faillissementsdatum met het oog op het behoud van al zijn activa.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

-

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Insolventieprocedure

Met betrekking tot een DSA of PIA worden vorderingen niet formeel door een schuldeiser tegen een schuldenaar ingediend. De eerste stap in de procedure is de invulling van de voorgeschreven financiële verklaring (PFS) van de schuldenaar. De PFS geeft een overzicht van alle schuldeisers en de aan elke schuldeiser verschuldigde bedragen en vormt de feitelijke basis waarop een beschermingscertificaat (PC) wordt afgegeven.  Na de afgifte van het PC kunnen schuldeisers door de persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) worden verzocht een bewijs van schuld over te leggen voordat door de PIP een insolventieregeling wordt opgesteld.  Voor een schuldeiser die na een verzoek daartoe geen bewijs van schuld overlegt, zijn er gevolgen in termen van stemrechten voor de regeling en het dividendaandeel.

Bij een aanvraag voor een kennisgeving van schuldverlichting (DRN) worden geen formele schuldeisersvorderingen ingediend, maar kan een schuldeiser door een erkende tussenpersoon (AI) worden verzocht om te bevestigen dat het door de schuldenaar als verschuldigd aangemerkte bedrag het juiste bedrag is.

Nieuwe schulden die ontstaan na de datum van waarop de regeling tot stand komt, vallen niet onder de regeling.  Wanneer bestaande schulden in omvang veranderen, is mogelijk een wijziging in de algehele regeling vereist (bv. concretisering van een voorwaardelijke verplichting).

Faillissement

In geval van faillissement wordt het profiel van een failliete boedel (alle activa en passiva van de failliet) vastgelegd op twee formulieren die de failliet moet invullen en bij de inspecteur van de afdeling Faillissementen moet indienen op de dag van de desbetreffende uitspraak: de Statement of Affairs (faillissementsbalans) en de Statement of Personal Information (opgave persoonsgegevens). Alle soorten aansprakelijkheden worden als niet-bewezen vorderingen in het faillissement opgenomen, mits zij door toedoen van de schuldenaar zijn ontstaan vóór de datum van de desbetreffende uitspraak, d.w.z. de datum waarop de faillissementsperiode ingaat. Schulden die na de datum van de uitspraak door toedoen van de failliet zijn ontstaan, kunnen niet als vordering in het faillissement worden opgenomen.[viii]

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Insolventieprocedure

Na de afgifte van een PC in een DSA- of PIA-procedure ontvangen de gespecificeerde schuldeisers een kennisgeving van deze afgifte en een kopie van de PFS van de schuldenaar. De schuldeiser kan worden verzocht bewijs van schuld over te leggen en wordt verzocht aan te geven op welke wijze hij de schuld behandeld wil zien. De schuld van een schuldeiser moet op dezelfde manier worden bewezen als een schuld van een failliet op grond van de Faillissementswet.

Een schuldeiser die bewijs van de schuld heeft geleverd, heeft het recht om te stemmen op de wettelijke vergadering van schuldeisers die wordt bijeengeroepen om het voorstel van de schuldenaar goed te keuren.  Indien de schuldeiser geen bewijs van schuld overlegt, of anderszins onvoldoende bewijs van de schuld levert, kan hij niet deelnemen aan de vergadering van schuldeisers of deelnemen in welke dividenduitkering dan ook waarin de regeling voorziet.

Faillissement

Kennisgevingen van natuurlijke personen die failliet zijn verklaard, worden door de afdeling Faillissementen van de Ierse insolventiedienst (ISI) daags na de faillietverklaring naar een lijst van financiële instellingen en ministeries gestuurd. Deze uitspraken worden ook bekendgemaakt op de website van de ISI en in Iris Oifigiul, het Ierse staatsblad.

Alle zekerheidsgerechtigde schuldeisers in een failliete boedel hebben vanaf de datum van de uitspraak dertig dagen de tijd om middels een schrijven of per e-mail een bewijs van hun vorderingen in de failliete boedel in te dienen. Een dergelijk bewijs van schuld kan de vorm aannemen van hypotheekakten, facturen, verklaringen en rekeningen. In sommige gevallen kan ook een verklaring onder ede van de schuldeiser worden verlangd.

Voordat een dividend wordt uitgekeerd aan schuldeisers in een failliete boedel, zal de ISI de komende betalingen en de gevallen waarop deze betrekking hebben, bekendmaken. De schuldeisers (zowel de zekerheidsgerechtigde als de concurrente) krijgen opnieuw dertig dagen de tijd om hun vorderingen bij de ISI in te dienen, waarbij dezelfde bewijslast is vereist.

In alle gevallen worden de schuldeisers door de afdeling Faillissementen van de ISI verplicht om modelformulieren betreffende het bewijs van schuld in te vullen. De formulieren zijn beschikbaar op de website van de ISI.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Preferente schuld

In de persoonlijke-insolventieregelingen (PIA) en schuldsaneringsregelingen (DSA) worden preferente schulden betaald volgens de bepalingen van de regeling, en in het geval van preferente schulden bij faillissement worden deze schulden direct na faillissementskosten en eventuele kosten of uitgaven van de officiële curator bij de behandeling van de failliete boedel betaald. Als preferent aangemerkte schulden zijn:

  • bepaalde bedragen die verschuldigd zijn aan de Revenue Commissioners (Ierse belastingdienst), zoals inkomstenbelasting, vermogenswinstbelasting, btw, PAYE/PRSI enz.;
  • bepaalde heffingen van de lokale overheid die in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum van de uitspraak betreffende de schuldenaar of het door hem aangaan van de regeling (aanvangsdatum) zijn verschuldigd. Hieronder begrepen zijn heffingen en lasten vanuit gemeenteraden;
  • lonen of salarissen die verschuldigd zijn aan werknemers van de schuldenaar in de vier maanden voorafgaand aan de aanvangsdatum;
  • eventuele pensioen-, vakantiegeld- of ziekte-uitkeringen aan deze werknemers.[ix]

Gedekte schuld

In een PIA is de zekerheidsgerechtigde schuldeiser gebonden aan de bepalingen van de regeling. Bij een normale PIA wordt de zekerheidsgerechtigde kredietverstrekker uitbetaald uit de inkomsten van de schuldenaar voor het bedrag dat in de regeling is overeengekomen. De eventuele resterende maandelijkse inkomsten van de schuldenaar worden na aftrek van zijn redelijke kosten van levensonderhoud en vergoedingen voor de persoonlijke-insolventiefunctionaris in de vorm van dividend aan zijn concurrente schuldeisers uitbetaald.

Een faillissement laat de rechten van een zekerheidsgerechtigde schuldeiser onverlet. Een dergelijke schuldeiser kan kiezen voor één van de volgende drie opties met betrekking tot zijn gedekte schuld:

  • zich beroepen op zijn zekerheid — dit betekent dat de schuldeiser effectief buiten het faillissement blijft;
  • zijn zekerheid en vordering voor het eventuele tekort te gelde maken of waarderen — de schuldeiser berekent de reële marktwaarde van het tot zekerheid strekkende activum en trekt deze af van het totaal van de verschuldigde bedragen. Het eventuele tekort dat hieruit voortvloeit, wordt als concurrente vordering tot de failliete boedel toegelaten. Tijdens dit proces kan de zekerheidsgerechtigde schuldeiser het betrokken activum verkopen;
  • afzien van zijn zekerheid — de zekerheidsgerechtigde schuldeiser heeft de mogelijkheid om zijn zekerheid volledig op te geven en zijn vordering als concurrente vordering in de failliete boedel te laten opnemen.

Ongedekte schuld

Bij zowel een PIA als een DSA worden de schulden van concurrente schuldeisers vereffend volgens de overeengekomen bepalingen van de regeling. Bij een DRN moet een persoon het bij de ISI melden als er tijdens de toezichtperiode verbetering in zijn/haar situatie optreedt en kan, afhankelijk van de mate van verandering, van hem/haar worden verlangd een bijdrage te leveren aan wat hij/zij verschuldigd is.

De vorderingen van concurrente schuldeisers van een failliete boedel gelden als gelijkwaardig aan elkaar. Hun schulden worden vereffend via de uitbetaling van de middelen die overblijven na de vereffening van de faillissementskosten, de uitgaven van de officiële curator en de preferente schulden.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Insolventieprocedure

De algemene voorwaarde voor een bevredigende afsluiting van de insolventieprocedure is dat de schuldenaar zijn verplichtingen uit hoofde van de regeling gedurende de volledige looptijd daarvan is nagekomen. Zodra dit is gebeurd, wordt voor zijn ongedekte schulden kwijting verleend aan de schuldenaar.  De status van de gedekte schuld zal afhangen van de specifieke bepalingen van de regeling.

Indien de schuldenaar de bepalingen van de DRN, DSA of PIA schendt, kan de regeling worden beëindigd. Als de schuldenaar een betalingsachterstand van zes maanden heeft, wordt de regeling geacht te zijn mislukt. In beide gevallen wordt de schuldenaar aansprakelijk voor al zijn schulden, met inbegrip van alle achterstallige betalingen, kosten en interesten die tijdens de periode van niet-betaling van deze schulden zijn ontstaan.

Faillissement

Een failliet die naar tevredenheid heeft meegewerkt aan het faillissementsproces, wordt na één jaar automatisch van het faillissement bevrijd. Een failliet kan in elke fase van de faillissementsperiode een voorstel (tot gerechtelijk akkoord) doen aan zijn schuldeisers om de schulden te vereffenen. De failliet moet bij het High Court een verzoek om aanhouding van de faillissementsprocedure indienen; hangende dit verzoek kan de officiële curator niet overgaan tot het verder te gelde maken van activa in de boedel. Vervolgens kan de failliet bij het High Court het voorstel tot gerechtelijk akkoord doen aan zijn schuldeisers, die daarover stemmen; indien ten minste 60% van hen (naar aantal en naar waarde van de schuld) akkoord gaat met de voorwaarden van het voorstel, zal het worden aanvaard.

De betaling van het bedrag dat is overeengekomen in het kader van het voorstel tot gerechtelijk akkoord, kan afkomstig zijn uit dividenden van de boedel of uit middelen van de failliet zelf. Eventuele kosten of uitgaven van de dienst van de officiële curator in het kader van het beheer van het faillissement moeten worden voldaan, evenals eventuele preferente schulden. Zodra de officiële curator instemt met het door het High Court bemiddelde voorstel tot gerechtelijk akkoord, wordt de failliet van het faillissement bevrijd.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Insolventieprocedure

Concurrente schuldeisers: niet van toepassing.

Zekerheidsgerechtigde schuldeisers: de status van de gedekte schuld zal afhangen van de specifieke bepalingen van de regeling.

Faillissement

In geval van faillissement kunnen de schuldeisers na de datum van de uitspraak de failliet niet langer achtervolgen voor bestaande schulden (de schulden die na de uitspraak door toedoen van de failliet ontstaan, kunnen op normale wijze worden achtervolgd), en moeten zij rechtstreeks contact opnemen met de officiële curator. Zodra de failliet van het faillissement is bevrijd, d.w.z. na één jaar in de meeste gevallen (bij niet-naleving van de regels enz. kan deze termijn met maximaal vijftien jaar worden verlengd), worden alle ongedekte schulden (met inbegrip van preferente schulden) kwijtgescholden. De schulden tegenover zekerheidsgerechtigde schuldeisers blijven, wanneer deze schuldeisers gebruikmaken van hun optie om zich te beroepen op hun zekerheid, na de datum van de bevrijding bestaan. De faillissementsprocedure laat de rechten van zekerheidsgerechtigde schuldeisers onverlet voor wat betreft het tot zekerheid strekkende activum.

Indien de zekerheidsgerechtigde schuldeiser zijn zekerheid heeft gewaardeerd en in het faillissement een vordering heeft opgevoerd ter voldoening van het tekort (als ongedekte schuld), wordt het gedeelte dat overblijft na betaling van eventuele dividenden, na kwijting afgeschreven. Opgemerkt moet worden dat, zelfs als een zekerheidsgerechtigde schuldeiser alleen gebruikmaakt van zijn optie om zich op zijn zekerheid te beroepen (en geen vordering instelt in verband met het tekort in het faillissement), hij de schuldenaar niet zal kunnen achtervolgen voor enig tekort nadat de schuldenaar van het faillissement is bevrijd. In dit scenario is het netto-effect van een faillissement op een zekergestelde lening (of hypotheek) dat elk gedeelte van de lening dat de waarde van het daaraan gekoppelde activum (op de datum van de uitspraak) overstijgt, wordt behandeld als een ongedekte schuld.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Insolventieprocedure

DSA of PIA: in insolventieprocedures dragen de schuldeisers doorgaans de kosten van de regeling. Vergoedingen voor de persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP), zoals overeengekomen met de schuldeisers op het moment van de stemming over de regeling en de goedkeuring ervan, of na goedkeuring van de regeling door de rechter op basis van een toetsing, worden in mindering gebracht op de beschikbare middelen van de schuldenaar. Wanneer een schuldeiser bezwaar maakt tegen de afgifte van een beschermingscertificaat of de totstandkoming van een regeling, draagt de schuldeiser doorgaans zijn of haar eigen kosten [x].  Wanneer een schuldeiser bezwaar maakt tegen een voorgestelde persoonlijke-insolventieregeling (PIA), kan de schuldeiser, indien zijn bezwaar gegrond wordt verklaard, bij de rechter een verzoek tot toewijzing van de kosten indienen [xi]. De gebruikelijke gang van zaken is dat de partij in verband met wiens vorderingen de kosten worden gemaakt, de kosten moet betalen.

DRN: aan een kennisgeving van schuldverlichting (DRN) zijn geen kosten verbonden.

Faillissement

Schuldeisers dragen de kosten van het faillissement, die worden betaald uit de middelen die beschikbaar zijn in de failliete boedel.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Insolventieprocedure

De voorwaarden waaraan een schuldenaar moet voldoen voordat hij een insolventieprocedure kan ingaan, omvatten een bepaling volgens welke hij een volledige en nauwkeurige opgave van zijn financiële zaken moet overleggen en een wettelijke verklaring moet ondertekenen ter bevestiging van deze informatie. Ook de persoonlijke-insolventiefunctionaris (PIP) moet zich ervan vergewissen dat de schuldenaar waarheidsgetrouw is en alle relevante informatie met betrekking tot zijn financiële situatie volledig aan hem bekend heeft gemaakt. Een schuldeiser of PIP, of de ISI met betrekking tot een DRN alleen, kan bij de rechter een verzoek indienen om een insolventieprocedure te beëindigen op bepaalde gronden of omstandigheden die in de PI-wet zijn genoemd, waaronder:

  • de schuldenaar heeft door zijn gedragingen zijn financiële zaken zodanig geregeld dat hij in aanmerking komt voor een regeling of DRN;
  • er is niet voldaan aan de procedurele vereisten van de wet;
  • onnauwkeurigheden of weglatingen in de voorgeschreven financiële verklaring (PFS) van de schuldenaar hebben geleid of kunnen leiden tot materiële schade voor de schuldeiser;
  • de schuldenaar voldoet niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen;
  • de schuldenaar heeft preferentie verleend aan een derde, waardoor het voor de betaling van zijn schulden beschikbare bedrag is verminderd; of
  • de schuldenaar heeft feiten begaan die strafbaar zijn krachtens de Insolventiewet 2012) (zoals gewijzigd).

De schuldeisers hebben geen enkel recht om vóór aanvang van de insolventieprocedure om terugboeking van transacties of overdracht van activa te verzoeken. Indien echter in alle redelijkheid kan worden aangenomen dat de schuldenaar buitensporige bijdragen aan een pensioenfonds heeft betaald, kan de schuldeiser de rechter verzoeken om een financiële tegemoetkoming. Dit kan ertoe leiden dat de rechter het desbetreffende fonds opdraagt over te gaan tot volledige terugbetaling van het bedrag, d.w.z. de verdeling ervan onder de schuldeisers die partij zijn bij de regeling.

Faillissement

Eerdere overdrachten van activa en betalingen die door de failliet aan schuldeisers of andere natuurlijke personen zijn gedaan, kunnen op grond van de faillissementswetgeving worden teruggedraaid. Dit geldt ook voor situaties waarin:

  • de failliet bij voorrang een bedrag heeft betaald of een activum heeft overgedragen aan een bepaalde schuldeiser, terwijl hij ook een schuld heeft bij andere schuldeisers. De officiële curator (OA) kan trachten dergelijke betalingen ongedaan te maken, voor zover die zijn gedaan in de drie jaar voorafgaand aan de datum van de uitspraak. Indien de OA hierin slaagt, wordt het bedrag in kwestie in de failliete boedel teruggestort ten gunste van alle schuldeisers;[xii]
  • de failliet een activum aan een derde heeft geschonken dan wel overgedragen voor een bedrag dat lager is dan de reële marktwaarde. Na een succesvol verzoek daartoe bij het High Court door de OA kunnen dergelijke overdrachten die binnen drie jaar voor de datum van de uitspraak hebben plaatsgevonden, nietig worden verklaard en zal het tekort in de failliete boedel worden gestort ten gunste van alle schuldeisers;[xiii]
  • de failliet een activum heeft overgedragen of een betaling heeft verricht welke overdracht of betaling als een "ontwijkingstransactie" kan worden beschouwd, d.w.z. de failliet wilde voorkomen dat het activum of het geldbedrag als onderdeel van zijn failliete boedel zou worden beschouwd. In deze gevallen gelden twee termijnen:
    • dergelijke transacties die binnen drie jaar vóór het faillissement hebben plaatsgevonden, kunnen door de OA ongedaan worden gemaakt op basis van een succesvol verzoek daartoe bij het High Court; alsmede
    • dergelijke transacties die binnen vijf jaar vóór het faillissement hebben plaatsgevonden, tenzij de failliet kan bewijzen dat hij solvent was op het moment van de transactie.[xiv]

In alle bovenstaande scenario's moet de OA door middel van een verklaring onder ede voor het High Court aantonen dat deze transacties/overdrachten inderdaad hebben plaatsgevonden op een wijze die, gelet op de wettelijke voorwaarden, voor het High Court aanleiding vormt ze te beschouwen als nadelig voor de schuldeisers van de failliete boedel.



[i] Zie hoofdstuk 3, artikelen 59-64 (DSA) en hoofdstuk 4, artikelen 93-98 (PIA), van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd) voor de wetgeving inzake beschermingscertificaten (PC).

[ii] Artikel 115A van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd).

[iii] Zie deel 5 van de Persoonlijke-insolventiewet 2012 voor de wettelijke grondslag voor de persoonlijke-insolventiefunctionaris, en de Personal Insolvency Act 2012 (Authorisation and Supervision of Personal Insolvency Practitioners) Regulations 2013 (Voorschriften voor de uitvoering van de Persoonlijke-insolventiewet 2012, voor wat betreft het verlenen van vergunningen aan, en het toezicht op persoonlijke-insolventiefunctionarissen) (S.I. nr. 209 van 2013) voor kwalificatiecriteria, wettelijke normen en vergunningsvereisten.

[iv] Artikel 135 van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd) en artikel 17 van het Eerste Bijlage van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[v] Artikel 135, lid 2, van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd).

[vi] Artikel 61 en artikel 136 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[vii] Artikel 87 (DSA) en artikel 120 (PIA) van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd).

[viii] Artikel 75 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[ix] Artikel 81 en artikel 101 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[x] Artikel 97 van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd).

[xi] Artikel 115, onder a), van de Insolventiewet 2012 (zoals gewijzigd).

[xii] Artikel 57 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[xiii] Artikel 58 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

[xiv] Artikel 59 van de Faillissementswet 1988 (zoals gewijzigd).

Laatste update: 15/12/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Griekenland

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Er kan een insolventieprocedure worden ingesteld jegens handelaren en verenigingen van personen met rechtsbevoegdheid en met een economisch doel.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

De procedure wordt ingeleid op verzoek van de schuldenaar, van een schuldeiser met een rechtmatig belang of van de officier van justitie van de rechtbank van eerste aanleg als er redenen zijn die verband houden met het openbaar belang. De voorwaarden voor de inleiding van de procedure zijn als volgt: a) als het verzoek om een insolventieverklaring wordt ingediend door een schuldeiser, dient de schuldenaar te zijn opgehouden met betalen, b) als het verzoek om een insolventieverklaring wordt ingediend door de schuldenaar, is dreigend onvermogen om te betalen voldoende. De rechter stelt de datum van staking van betalingen vast, die maximaal twee jaar voorafgaand aan de publicatiedatum van het arrest mag liggen. Iedereen met een rechtmatig belang kan de president van de rechtbank verzoeken om noodzakelijk geachte maatregelen te gelasten om te voorkomen dat het vermogen van de schuldenaar op een voor de schuldeisers nadelige wijze verandert. Deze maatregelen eindigen van rechtswege door het uitspreken van het faillissementsvonnis.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De insolvente boedel bestaat uit het gehele vermogen van de schuldenaar op het moment van de faillietverklaring, ongeacht waar dit zich bevindt. De boedel omvat geen a) zaken die niet vatbaar zijn voor beslag, dat wil zeggen voorwerpen die absoluut noodzakelijk zijn om te voorzien in de essentiële levensbehoeften van de schuldenaar en zijn gezin en de voorwerpen die noodzakelijk zijn voor personen (schuldenaren) die zelfstandig ondernemer zijn, b) voorwerpen die zijn vrijgesteld door bijzondere wettelijke bepalingen. Zaken die de schuldenaar na de faillietverklaring heeft verworven, zijn eveneens uitgesloten van de insolvente boedel.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Vanaf de faillietverklaring verliest de schuldenaar automatisch het beheer van zijn vermogen, dat wil zeggen de administratie hiervan en de beschikking hierover. Iedere beheershandeling die hij zonder toestemming van de curator uitvoert, is niet uitvoerbaar. De curator is belast met het beheer van het vermogen. Het beheer van het vermogen kan slechts in uitzonderlijke gevallen die bij wet zijn bepaald, worden toevertrouwd aan de schuldenaar. De curator is een advocaat met ten minste vijf jaar ervaring. Hij staat onder toezicht van een rechter-rapporteur. Voor bepaalde handelingen van de curator is de goedkeuring van de faillissementsrechtbank vereist. De faillissementsrechtbank is de uiteindelijke verantwoordelijke voor de faillissementsprocedure.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De faillietverklaring heeft geen invloed op het recht van de schuldeiser om de compensatie van een tegenvordering met een vordering van de schuldenaar voor te stellen, als voorafgaand aan de faillietverklaring al was voldaan aan de compensatievoorwaarden. Eventuele compensatieverboden zijn eveneens van toepassing op het faillissement.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Behoudens andersluidende bepalingen van de faillissementswet blijven bilaterale overeenkomsten die lopen op de datum van de faillietverklaring en waarbij de schuldenaar partij is van kracht. Met goedkeuring van de rechter-rapporteur kan de curator de lopende overeenkomsten ten uitvoer leggen en eisen dat de medecontractant deze ten uitvoer legt. Behoudens andersluidende wettelijke bepalingen, blijven overeenkomsten voor onbepaalde tijd van kracht. Deze regel geldt niet voor financiële overeenkomsten. De bepalingen van de faillissementswet hebben geen invloed op het recht op ontbinding dat bij wet of in de overeenkomst is vastgelegd. De faillietverklaring is een reden voor de ontbinding van persoonlijke overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is. De curator kan een contractuele relatie waarbij de schuldenaar medecontractant is overdragen aan een derde. Een arbeidsrelatie wordt in geval van een faillietverklaring ontbonden.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Alle individuele vervolgingsmaatregelen van de schuldeisers jegens de schuldenaar die zijn gericht op de betaling of de tenuitvoerlegging van hun vorderingen worden vanaf de faillietverklaring van rechtswege opgeschort. Voor schuldeisers wier vordering wordt gegarandeerd door een zakelijk zekerheidsrecht geldt de opschorting niet wat betreft de elementen van de insolvente boedel waarvoor de zekerheid is gesteld. Onder bepaalde voorwaarden kan er ook op deze schuldeisers een opschorting van enkele maanden worden toegepast. Vanaf de faillietverklaring is het bovendien niet toegestaan om procedures voor gedwongen tenuitvoerlegging in te leiden of voort te zetten, declaratoire vorderingen of vorderingen tot tenuitvoerlegging in te stellen, de bijbehorende processen voort te zetten, rechtsmiddelen in te stellen of te behandelen, administratieve of fiscale documenten uit te vaardigen of deze ten uitvoer te leggen met behulp van elementen uit de insolvente boedel.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

De procedures die lopen op het moment van de faillietverklaring worden voorgezet door de curator als de schuldenaar daarbij een schuldeiser is. Als hij de schuldenaar is, worden de procedures onderbroken en wordt de procedure voor het indienen en erkennen van de vorderingen ingesteld.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

De schuldeisers moeten hun vorderingen jegens de schuldenaar indienen bij de faillissementsgriffie. Alle schuldeisers vormen gezamenlijk de vergadering van schuldeisers, ongeacht hun voorrechten of zakelijke zekerheidsrechten en met inbegrip van schuldeisers met voorwaardelijke vorderingen. De vergadering wordt voor het eerst opgeroepen middels het arrest van de faillietverklaring. De vergadering kan een comité van schuldeisers kiezen dat bestaat uit drie leden die ieder domicilie dienen te kiezen. Het comité van de schuldeisers van drie leden dient het verloop van de faillissementsprocedure te volgen.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Na de inventarisatie van het roerende en onroerende vermogen van de schuldenaar kan de curator zich tot de rechter-rapporteur wenden en om toestemming vragen om goederen of roerende zaken uit het vermogen te verkopen, doch zulks uitsluitend om de lopende behoeften te dekken. Uitsluitend na de controle van de vorderingen en als het reorganisatieplan van de onderneming niet is aanvaard of bekrachtigd of als de reorganisatie wordt beëindigd, liquideert de curator de activa uit het vermogen van de schuldenaar en verdeelt hij de opbrengst onder de schuldeisers door de liquidatie van de onderneming in haar geheel of van afzonderlijk delen hiervan. Voor de liquidatie van onroerende zaken van de schuldenaar is goedkeuring van de faillissementsrechtbank vereist, die de curator verkrijgt op verzoek en na overlegging van een rapport van de rechter-rapporteur.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Alle schuldeisers van de schuldenaar kunnen hun vorderingen en documenten indienen bij de faillissementgriffie, ongeacht of het om preferente vorderingen of vorderingen met een zakelijk zekerheidsrecht gaat. De schuldeisers in de faillissementsprocedure zijn degenen die op het moment van de faillietverklaring een persoonlijke geldvordering op de schuldenaar hebben die in rechte kan worden afgedwongen. Vorderingen die na de faillietverklaring zijn ontstaan, worden niet ingediend. De gerechtskosten van de curator, de kosten voor het beheer van de insolvente boedel en de honoraria van de curator en de eventuele collectieve vorderingen worden na de liquidatie van de insolvente boedel ingehouden en betaald voordat de schuldeisers van de schuldenaar worden gecategoriseerd.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De vorderingen worden schriftelijk ingediend (met vermelding van het type, de oorzaak, de datum waarop de vordering is ontstaan etc.) bij de faillissementsgriffie binnen een maand nadat het arrest van de faillietverklaring is gepubliceerd in het Overzicht van gerechtelijke publicaties van het Juristenloket. Als een vordering niet binnen deze termijn is ingediend, kan de schuldeiser bezwaar maken en eisen dat zijn vordering wordt erkend door de faillissementsrechtbank. De erkenningsprocedure verloopt als volgt: a) de curator stelt de procedure drie dagen na het verstrijken van de indieningstermijn in bij de rechter-rapporteur, b) de schuldeiser wiens vordering wordt gecontroleerd kan persoonlijk aanwezig zijn of worden vertegenwoordigd door zijn gevolmachtigde, c) de controle geschiedt door de vergelijking van de documenten van de schuldeiser met de gegevens uit de boeken en bescheiden van de schuldenaar, d) de rechter-rapporteur stelt een rapport op over de controle van de vorderingen, e) in geval van bezwaar beslist de rechter-rapporteur om de vordering al dan niet voorlopig te erkennen, f) tijdens de erkenningsprocedure kunnen de schuldenaar, de curator en de schuldeisers wier vorderingen al zijn erkend bezwaar maken. Er bestaat geen specifieke website met formulieren voor deze procedure. Dergelijke formulieren zijn echter verkrijgbaar bij de faillissementsgriffie van de rechtbank van eerste aanleg.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Na de liquidatie van de insolvente boedel stelt de curator een verdelingslijst van de opbrengst van de veiling op, die hij verstrekt aan de rechter-rapporteur. Deze verklaart de lijst uitvoerbaar en afficheert deze op zijn kantoor. Bij de verdeling wordt rekening gehouden met eventuele algemene voorrechten: i) vorderingen die voortkomen uit een financiering die de schuldenaar in staat stelt om zijn activiteit voort te zetten, ii) vorderingen in verband met de uitvaart en ziekenhuiskosten van de schuldenaar, iii) vorderingen in verband met de levering van voedingsmiddelen, iv) vorderingen die voortkomen uit de levering van diensten door werknemers, honoraria van advocaten, v) vorderingen van landbouwers, vi) vorderingen van de staat en lokale overheden, vii) vorderingen van het Garantiefonds of bijzondere voorrechten van de schuldeisers, dat wil zeggen vorderingen met een voorrecht op een bepaalde roerende of onroerende zaak van de schuldenaar of op een geldbedrag. In geval van gecumuleerde voorrechten, dat wil zeggen als het gaat om de opbrengst van de overdracht van een voorwerp en een geldbedrag, zijn de relevante bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mutatis mutandis van toepassing.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

De schuldenaar en de curator kunnen een reorganisatieplan indienen bij de faillissementsrechtbank. Dit plan moet in ieder geval informatie bevatten over de financiële situatie van de schuldenaar en de betaling van de schuldeisers, een beschrijving van de aan te nemen maatregelen, bijvoorbeeld organisatorische wijzigingen, operationele programma's, alsook informatie over de rechten en de algemene situatie van de schuldeisers op basis van hun categorie etc. De faillissementsrechtbank gaat binnen twintig dagen vanaf de indiening ambtshalve over tot de voorlopige beoordeling van het plan, dat door haar kan worden verworpen op de bij wet vastgelegde gronden. Als het plan niet wordt verworpen, stelt de rechtbank onverwijld middels een arrest een termijn van ten hoogste drie maanden vast waarin het plan al dan niet aanvaard dient te worden door de schuldeisers, evenals de datum van oproeping van de schuldeisers. De behandeling van en de stemming over het plan vinden plaats in het bijzijn van de rechter‑rapporteur. Voor de aanvaarding van het plan is een gekwalificeerde meerderheid vereist. Na de aanvaarding door de schuldeisers wordt het reorganisatieplan ter bekrachtiging ingediend bij de rechtbank. Zodra het arrest ter bekrachtiging in kracht van gewijsde gaat, wordt het plan bindend voor alle schuldeisers van alle categorieën, ongeacht of zij hun vorderingen hebben ingediend. De faillissementsprocedure wordt beëindigd. De schuldeisers in de faillissementsprocedure kunnen dan nog individuele vervolgingen instellen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Nadat de faillissementsprocedure is beëindigd, kan de schuldenaar weer beschikken over zijn vermogen, neemt de schuldenaar het beheer van het vermogen weer op zich en kunnen de schuldeisers individuele vervolgingen instellen. Na de liquidatie van het vermogen wordt de faillissementsprocedure beëindigd en dient de curaotr binnen een maand een rapport in over zijn activiteiten.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten van de insolventieprocedure komen voor rekening van de insolvente boedel.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De verrichtingen van de schuldenaar tussen de staking van betalingen en de faillietverklaring (verdachte periode) die nadelig zijn voor de gezamenlijke schuldeisers worden herroepen (verplichte herroepingshandelingen) of kunnen worden herroepen (mogelijke herroepingshandelingen) op grond van de voorwaarden uit de faillissementswetgeving. Verzoeken om herroeping worden ingediend bij de faillissementsrechtbank door de curator en onder bepaalde voorwaarden door een schuldeiser. Eenieder die een zaak uit het vermogen van de schuldenaar heeft verkregen middels een herroepen handeling dient deze in te brengen in de insolvente boedel.

Laatste update: 16/02/2018

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Spaans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Spanje

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

De insolventieprocedure, ook “vergadering van schuldeisers” (concurso de acreedores) genaamd, is van toepassing op zowel civiele schuldeisers als handelaren, ongeacht of het natuurlijke of rechtspersonen betreft. De procedure is geregeld in de herschikte tekst van de insolventiewet (Ley Concursal), goedgekeurd bij koninklijk wetgevend decreet 1/2020 van 5 mei 2020. Deze herschikte tekst geeft tevens een verklarend overzicht van de wijzigingen en bijzonderheden van de insolventieprocedure voor natuurlijke personen die bij wet 25/2015 in het faillissementsrecht zijn ingevoerd om de schuldenaar in staat te stellen zich te bevrijden van schulden die tijdens de procedure niet zijn vereffend.

Elke schuldenaar kan insolvent worden verklaard, of het nu gaat om een natuurlijke persoon (waaronder minderjarige en handelingsonbekwame personen), een rechtspersoon, een ondernemer of een consument, hoewel de wet een aantal voorschriften bevat met betrekking tot het type schuldenaar, met name in geval van handelsondernemingen en consumenten.

Rechtspersonen kunnen insolvent worden verklaard, ook als ze in liquidatie verkeren. Het is irrelevant of ze deel uitmaken van een groep ondernemingen, aangezien een of meer van de ondernemingen van de groep insolvent kunnen worden verklaard, maar niet de groep als zodanig.

Een insolventieprocedure kan worden ingeleid met betrekking tot een erfenis, mits deze niet onvoorwaardelijk is aanvaard.

Overheidsinstanties die deel uitmaken van de territoriale organisatie van de staat, openbare lichamen en andere publiekrechtelijke lichamen kunnen niet insolvent worden verklaard.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

2.1 Voorwaarden voor het inleiden van een insolventieprocedure

In de wet zijn bepaalde subjectieve en objectieve voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan om een insolventieprocedure in te leiden.

A) Subjectieve voorwaarde: elke schuldenaar kan insolvent worden verklaard, of het nu gaat om een natuurlijke persoon, een rechtspersoon, een ondernemer of een consument, hoewel de wet een aantal voorschriften bevat met betrekking tot het type schuldenaar, met name in geval van handelsondernemingen en consumenten.

Overheidsinstanties die deel uitmaken van de territoriale organisatie van de staat, openbare lichamen en andere publiekrechtelijke lichamen kunnen niet insolvent worden verklaard.

B) Objectieve voorwaarde: de insolventie van de schuldenaar, gedefinieerd als het onvermogen van de schuldenaar om regelmatig zijn schulden te voldoen.

2.2 Partijen die om inleiding van de procedure kunnen verzoeken

De voorwaarden voor indiening verschillen, afhankelijk van de vraag of de insolventieprocedure wordt aangevraagd door de schuldenaar of door de schuldeisers.

Indien de insolventieprocedure wordt aangevraagd door de schuldenaar (vrijwillige procedure, concurso voluntario), moet deze voor de rechtbank aantonen dat hij insolvent is of op korte termijn insolvent dreigt te raken, met andere woorden dat hij niet in staat is om regelmatig zijn schulden te voldoen. Indien de schuldenaar reeds insolvent is, is hij verplicht een insolventieprocedure aan te vragen binnen twee maanden nadat hij kennis krijgt of had moeten krijgen van zijn insolventie.

Volgens de wet kan de schuldenaar echter binnen dit tijdsbestek van twee maanden de rechtbank ervan in kennis stellen dat hij met de schuldeisers in onderhandeling is over herfinanciering van de schuld. In dit geval wordt de termijn gedurende de onderhandelingen opgeschort en kunnen de schuldeisers drie maanden lang geen afzonderlijke executieprocedure inleiden ten aanzien van de activa die de schuldenaar voor zijn activiteiten nodig heeft. Nadat deze termijn is verstreken moeten schuldenaren, indien zij niet met de schuldeisers tot overeenstemming komen, binnen één maand een insolventieprocedure aanvragen.

Bij de aanvraag moeten de schuldenaren bepaalde documenten overleggen, zoals een verslag over hun economische activiteiten, een inventaris van de activa, een lijst van schuldeisers met vermelding van kredietgaranties, een lijst van werknemers, en hun boekhouding, indien zij verplicht zijn een boekhouding te voeren.

Schuldenaren, die natuurlijke of rechtspersonen kunnen zijn, moeten een insolventieprocedure aanvragen wanneer zij in een situatie van insolventie verkeren, die wordt gedefinieerd als het onvermogen van een persoon om regelmatig zijn schulden te voldoen. Indien de insolventie imminent is (d.w.z. nog niet is ingetreden, maar wel wordt verwacht), hebben schuldenaren alleen het recht een insolventverklaring aan te vragen.

De indiening van de aanvraag bij de handelsrechtbank (juzgado de lo mercantil) moet voldoen aan bepaalde verplichte vereisten van de artikelen 6 en 7 van de insolventiewet, te weten een verslag over de financiële en juridische geschiedenis van de schuldenaar; vermelding of hij aan economische activiteiten deelneemt; als hij een rechtspersoon is, moet hij zijn aandeelhouders, bewindvoerders of vereffenaars en de externe accountant vermelden; inventaris van activa en rechten, met de desbetreffende gegevens om deze te identificeren; een alfabetische lijst van schuldeisers, met vermelding van hun adres en het bedrag en de vervaldatum van de schuldvorderingen, en de bestaande garanties; waar van toepassing, een lijst van werknemers; indien de schuldenaar verplicht is een boekhouding te voeren, moet hij de boeken overleggen; indien hij deel uitmaakt van een groep ondernemingen, moet hij daarvan melding maken en de geconsolideerde jaarrekening van de groep indienen.

Schuldenaren zijn verplicht om samen te werken met de rechter die de insolventieprocedure behandelt en met de bewindvoerders, niet alleen in de passieve zin van voldoen aan de eisen die aan hen worden gesteld, maar ook in de actieve zin van meedelen van alles wat van belang is. Deze verplichting houdt ook de verplichting in om te verschijnen (voor de rechter en voor de bewindvoerders), mee te werken en informatie te verstrekken. Deze verplichtingen gelden voor schuldenaren die natuurlijke personen zijn en voor personen die de facto of de jure directeur van een rechtspersoon zijn, ongeacht of dit hun huidige functie is of dat zij deze functie in de twee voorgaande jaren hebben vervuld. Niet-nakoming van deze verplichting leidt tot het vermoeden van opzettelijk wangedrag of grove nalatigheid in de zin van de verwijtbaarheid van de insolventie (in gevallen waarop het onderdeel over verwijtbaarheid van toepassing is; dat wil zeggen, door de goedkeuring van een nadelige regeling of de inleiding van een liquidatieprocedure).

De schuldenaar kan voor de insolventie verantwoordelijk worden verklaard en worden bestraft. Een insolventieprocedure heeft onder meer tot doel de oorzaken van de insolventie te analyseren en, met name, na te gaan of het gedrag van de schuldenaar of van andere personen die rechtstreeks of op accessoire wijze met hem zijn verbonden, de insolventie mede heeft veroorzaakt of heeft verergerd. Daartoe moeten de desbetreffende verplichtingen worden verduidelijkt aan de hand van de tabel met straffen die is opgenomen in de artikelen 455 en 456 van de insolventiewet.

2.3 Inleiding van de procedure en tijdstip waarop de procedure ingaat

De rechter onderzoekt de overgelegde documenten en als de insolventie of imminente insolventie gerechtvaardigd is, verklaart hij de schuldenaar insolvent op dezelfde dag als de aanvraag of de volgende dag. Indien de overgelegde documenten onvolledig zijn, kan de rechter één enkele termijn van vijf dagen toekennen om deze aan te vullen.

Een insolventieprocedure kan ook worden aangevraagd door een van de schuldeisers, in welk geval sprake is van een verplichte procedure (concurso necesario). Schuldeisers die een insolventverklaring aanvragen, moeten aantonen dat de schuldenaar insolvent is en bewijs overleggen van een executoriale titel tegen de schuldenaar waaruit blijkt dat er niet voldoende activa beschikbaar zijn om de schulden te betalen, of bepaalde feiten aantonen die tot het vermoeden van insolventie leiden. Daarbij kan het gaan om het feit dat de schuldenaar in het algemeen zijn schulden niet meer voldoet, grootschalige beslaglegging op activa van de schuldenaar, overhaaste verhulling of liquidatie van activa of niet-voldoening van bepaalde schulden (belastingen, sociale premies, schuldvorderingen van werknemers).

Indien een insolventieprocedure wordt aangevraagd door een schuldeiser, wordt de schuldenaar gedagvaard en kan hij de insolventverklaring betwisten. In dergelijke gevallen belegt de rechter een zitting waar de partijen bewijs naar voren kunnen brengen met bepaalde beperkingen, en moet hij beslissen of de schuldenaar al dan niet insolvent is en, waar van toepassing, de schuldenaar insolvent verklaren. Er wordt ook een procedure ingeleid indien de schuldenaar de insolventverklaring aanvaardt, deze niet betwist of niet ter zitting verschijnt.

Schuldenaren die natuurlijke personen zijn en wier geschatte schulden maximaal vijf miljoen euro bedragen, kunnen in geval van actuele of imminente insolventie een procedure aanvragen om tot een buitengerechtelijke betalingsregeling te komen. Rechtspersonen die aan de vereisten van artikel 631 van de insolventiewet voldoen, kunnen eveneens een dergelijke procedure aanvragen.

Het besluit tot inleiding van een insolventieprocedure gaat in zodra het is gegeven, ook wanneer beroep wordt ingesteld.

2.4 Publicatie van de insolventverklaring

De insolventverklaring wordt bij voorkeur gepubliceerd door middel van elektronische media, en een uittreksel van het besluit wordt gepubliceerd in het Spaanse staatsblad (Boletín Oficial del Estado). De rechter kan echter opdracht tot publicatie in meer media geven, indien hij dit nodig acht.

2.5 Voorlopige maatregelen

Op verzoek van de persoon die de insolventieprocedure heeft aangevraagd en, indien van toepassing, na het stellen van zekerheid voor potentiële schulden, kan de rechter nadat hij de aanvraag heeft toegewezen, de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat de activa van de schuldenaar worden vervreemd, op de wijze zoals bepaald in het algemene procesrecht.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

3.1 Activa die deel uitmaken van de insolvente boedel

Alle activa en rechten die de schuldenaar bezit op het moment van insolventverklaring maken deel uit van de insolvente boedel of de “bij de procedure betrokken activa”. Dit geldt ook voor alle activa en rechten die de schuldenaar verwerft of die worden teruggevorderd in de loop van de procedure. Hiervan uitgezonderd zijn activa die volgens de wet onbeslagbaar zijn.

Schuldeisers met voorkeursrechten op schepen of vliegtuigen kunnen deze activa van de insolvente boedel afscheiden door de maatregelen te treffen die volgens de sectorale wetgeving zijn toegestaan.

In geval van insolventieprocedures met schuldenaren die natuurlijke personen zijn en zijn gehuwd, maken hun afgescheiden activa deel uit van de bij de procedure betrokken activa. Indien zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, worden ook de gemeenschappelijke activa opgenomen als deze nodig zijn om aan de verplichtingen van de schuldenaar te voldoen.

Tijdens een insolventieprocedure hoeft de schuldenaar zijn activiteiten niet te onderbreken en kan hij zijn bedrijfsvoering voortzetten volgens de regeling die is overeengekomen voor goedkeuring of opschorting van zijn bevoegdheden. In geval van toezicht op de bevoegdheden van de schuldenaar is in het algemeen toestemming van de bewindvoerders nodig voor het beheren of vervreemden van activa. Voor bepaalde handelingen van algemene aard kan toestemming worden verkregen indien zij deel uitmaken van de normale bedrijfsactiviteiten. In beginsel kunnen activa pas zonder toestemming van de rechter worden bezwaard om de insolvente onderneming te financieren, nadat het akkoord met de schuldeisers is goedgekeurd of de liquidatieprocedure is ingeleid. In het volgende onderdeel worden de regelingen voor opschorting van of toezicht op de bevoegdheden van de schuldenaar uiteengezet.

De helft van de financiering uit nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsproces wordt als een schuldvordering op de insolvente boedel beschouwd.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

4.1 De bevoegdheden van de schuldenaar

In beginsel is het uitgangspunt het onderscheid tussen een vrijwillige procedure en een verplichte procedure (artikel 29). In het eerste geval blijft de schuldenaar zijn activa beheren en erover beschikken en staat hij onder toezicht van de bewindvoerder, wiens toestemming of instemming hij nodig heeft. Bij een verplichte procedure wordt de bevoegdheid van de schuldenaar om zijn activa te beheren en erover te beschikken, opgeschort en treedt de bewindvoerder in de plaats van de schuldenaar. Het doel van de regeling is niet om de schuldenaar te straffen, maar om de activa te beschermen en de resultaten van de procedure te waarborgen.

Het criterium is echter voortzetting van de economische activiteiten van de schuldenaar, waarvoor de bewindvoerder volgens artikel 111 een reeks activiteiten kan vaststellen die vanwege hun aard en bedrag zijn vrijgesteld van de nodige controle. Het systeem is flexibel, aangezien de rechter bij gemotiveerde beslissing opschorting van bevoegdheden kan gelasten in geval van een vrijwillige procedure, en louter toezicht in het kader van een toestemmings- of instemmingsregeling in geval van een verplichte procedure. Daarmee geeft hij aan welke risico’s hij hoopt te vermijden en welke voordelen hij hoopt te behalen.

Daarnaast kan de oorspronkelijke regeling voor beperking of uitwisseling van bevoegdheden op verzoek van de bewindvoerder later worden gewijzigd, ook bij gemotiveerde beslissing en na de schuldenaar te hebben gehoord (de wijziging geschiedt niet automatisch). Aan deze wijziging moet dezelfde publiciteit worden gegeven als aan de insolventverklaring.

Nadat de procedure is beëindigd, eindigt ook de beperking van de bevoegdheden. Anders blijft de beperking bestaan totdat het akkoord met de schuldeisers wordt goedgekeurd. In het akkoord kunnen maatregelen worden vastgesteld die de bevoegdheden van de schuldenaar beperken of uitsluiten. Als de insolventieprocedure eindigt in liquidatie, houdt de opening van deze fase in dat de bevoegdheden van de schuldenaar worden opgeschort.

De insolventiewet heeft in het algemeen tot doel de bij de insolventieprocedure betrokken activa van de schuldenaar in stand te houden. In bepaalde gevallen is het echter mogelijk om tijdens de insolventieprocedure activa van de schuldenaar te verkopen met toestemming van de rechter, die in sommige gevallen niet is vereist. Verkoop van productie-eenheden tijdens de insolventieprocedure is ook mogelijk, op de wijze zoals bepaald in de artikelen 215 e.v. van de insolventiewet.

Als uitzondering op de algemene regel van voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar kunnen op verzoek van de bewindvoerder, en nadat de schuldenaar en de werknemersvertegenwoordigers zijn gehoord, de kantoren van de schuldenaar worden gesloten of zijn activiteiten worden opgeschort. Wanneer dit de collectieve beëindiging, opschorting of wijziging van arbeidsovereenkomsten met zich meebrengt, moet de rechter handelen volgens bijzondere regels.

De wet voorziet ook in specifieke verplichtingen ten aanzien van de boekhouding van de schuldenaar. De gevolgen van de insolventieprocedure voor de bestuursorganen van insolvente rechtspersonen worden afzonderlijk geregeld.

4.2 Benoeming en bevoegdheden van bewindvoerders

De bewindvoerder is een onmisbare persoon of instantie die de rechter bijstaat en belast is met het beheer van de insolventieprocedure. Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, gelast de rechter de inleiding van de tweede fase van de procedure. Deze omvat alles wat betrekking heeft op de benoeming, status, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bewindvoerder.

De bewindvoerder wordt gekozen uit de natuurlijke en rechtspersonen die vrijwillig zijn ingeschreven in het openbare insolventieregister (Registro Público Concursal), overeenkomstig de bij wet vastgestelde voorwaarden. In dit verband wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en grote insolventieprocedures. De eerste benoeming uit de lijst vindt plaats door loting en daarna bij toerbeurt, behalve in het geval van grote procedures, waarbij de rechter de bewindvoerder kan benoemen die hij het meest geschikt acht, onder vermelding van de gronden en volgens de wettelijke criteria. In het geval van een insolventieprocedure waarbij kredietinstellingen betrokken zijn, benoemt de rechter de bewindvoerder uit de personen die zijn voorgesteld door het fonds voor de ordelijke herstructurering van de banken (Fondo de Reestructuración Ordenada Bancaria). De rechter benoemt bewindvoerders uit de personen die zijn voorgesteld door de nationale beurscommissie (Comisión Nacional del Mercado de Valores) als het gaat om een procedure waarbij instellingen zijn betrokken die aan haar toezicht zijn onderworpen, of door het verzekeringsgarantiefonds (Consorcio de Compensación de Seguros) in geval van verzekeringsmaatschappijen.

Normaal gesproken wordt slechts één bewindvoerder benoemd. Bij wijze van uitzondering kan de insolventierechter in insolventieprocedures om redenen van openbaar belang die dit rechtvaardigen, een schuldeiser die een overheidsinstantie is of een schuldeiser die een publiekrechtelijk lichaam is dat met die overheidsinstantie is verbonden of daaraan verantwoording is verschuldigd, als tweede bewindvoerder benoemen.

De artikelen 57 e.v. van de insolventiewet bevatten een gedetailleerde regeling van de rechtspositie van de bewindvoerder, die is belast met de uitvoering van taken van procedurele aard, taken met betrekking tot de schuldenaar of zijn bestuursorganen, taken betreffende arbeidszaken, taken met betrekking tot rechten van schuldeisers, rapportage- en evaluatietaken, taken met betrekking tot de tegeldemaking of liquidatie van activa, en secretariële taken. De belangrijkste taak is het indienen van het in artikel 292 bedoelde verslag, onder bijvoeging van een voorstel voor de inventaris van de activa en de lijst van schuldeisers.

De beloning van bewindvoerders wordt door de rechter vastgesteld volgens de in koninklijk besluit 1860/2004 van 6 september 2004 vastgestelde beloningsschaal.

De benoemde bewindvoerder moet de functie aanvaarden en kan door de rechter worden afgewezen of ontslagen wanneer daar gegronde redenen voor zijn. Bewindvoerders kunnen ook gemachtigde assistenten benoemen om hen bij te staan in de uitoefening van hun taak.

4.3 De insolventierechter

De bevoegdheid om insolventieprocedures te behandelen, behoort tot het handelsrecht als gespecialiseerde tak van het civiele recht. De rechter spreekt de insolventie uit en leidt de procedure. Artikel 86 ter van organieke wet 6/1985 van 1 juli 1985 inzake de rechterlijke organisatie (Ley Orgánica del Poder Judicial) bevat een lijst van bevoegdheden van rechters in handelszaken, waaronder met name onderwerpen op het gebied van insolventieprocedures.

In de insolventverklaring, of reeds daarvoor als voorzorgsmaatregel, kan de rechter de fundamentele rechten van de schuldenaar beperken. Bij deze beperkingen kan het gaan om: a) onderschepping van postale en telefonische communicatie; b) de verplichting om op zijn adres te wonen, met de mogelijkheid van huisarrest; en c) binnentreding en doorzoeking van de woning. Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, kunnen deze maatregelen ook worden genomen met betrekking tot alle of enkele van zijn huidige directeuren of vereffenaars, en degenen die de functie in de twee voorgaande jaren hebben uitgeoefend.

Bij de artikelen 52 en 53 van de insolventiewet zijn aan de insolventierechter “exclusieve en uitsluitende” bevoegdheden toegekend in verband met een reeks aangelegenheden die in het algemeen betrekking hebben op alle procedures die zijn gericht op of die rechtstreeks verband houden met de activa van de schuldenaar. De rechter is tevens bevoegd om beslissingen te nemen over collectieve schorsing van arbeidsovereenkomsten wanneer de werkgever insolvent wordt verklaard en om aansprakelijkheidsprocedures tegen de directeuren of vereffenaars van de insolvente onderneming te behandelen.

Wat prejudiciële beslissingen betreft, en alleen in het kader van het insolventieproces, strekken de bevoegdheden van de rechter zich ook uit tot administratieve en sociale aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de insolventieprocedure.

De insolventiewet bevat regels inzake internationale en territoriale jurisdictie en specifieke regels inzake de te volgen procedure. Deze regels hebben voorrang op die welke zijn vastgesteld in de algemene procedurele bepalingen.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Nadat een insolventieprocedure is ingeleid, kunnen schuldvorderingen of schulden van de schuldenaar niet meer worden verrekend. Verrekening is echter wel toegestaan indien voorafgaand aan de insolventverklaring aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan, ook wanneer het besluit op een later tijdstip wordt gegeven. Deze vereisten zijn, in algemene zin, vastgesteld in artikel 1196 van het burgerlijk wetboek (Código Civil) (wederkerigheid van de schuldvorderingen, uniformiteit van de schulden, en verschuldigdheid en opeisbaarheid).

Insolventieprocedures met een internationaal element zijn vrijgesteld van deze regel indien het op de wederkerige schuldvordering van de schuldenaar toepasselijke recht dit toestaat in situaties van insolventie.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

6.1 Gevolgen voor overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is

De gevolgen van insolventieprocedures voor overeenkomsten van de schuldenaar met derden zijn geregeld in de artikelen 156 e.v. van de insolventiewet. Het daarin bepaalde heeft gevolgen voor overeenkomsten die op het moment van de insolventverklaring nog niet zijn uitgevoerd. Het onderwerp wordt benaderd met betrekking tot bilaterale overeenkomsten, aangezien unilaterale overeenkomsten bepalen dat schuldvorderingen van derden-schuldeisers die zijn erkend of waarvoor een vordering tot erkenning is ingediend, worden opgenomen in de bij de procedure betrokken activa, zoals tot uitdrukking gebracht in artikel 157. Met overheidsinstanties gesloten overeenkomsten worden geregeld in het bijzondere bestuursrecht.

Als algemeen beginsel is in artikel 156 bepaald dat de insolventverklaring op zich geen gevolgen heeft voor overeenkomsten met wederkerige verplichtingen die nog niet zijn uitgevoerd door de schuldenaar of door de andere partij. De verplichtingen van de schuldenaar worden ten laste van de insolvente boedel gebracht. Vergoedingen in verband met beëindiging worden eveneens beschouwd als een schuldvordering op de insolvente boedel.

Ter versterking van de geldigheid van deze overeenkomsten is in de wet bepaald dat alle clausules volgens welke de overeenkomst enkel op grond van de insolventverklaring van een van de partijen kan worden ontbonden of beëindigd, als ongeldig worden beschouwd.

Indien dit in het belang van de insolventieprocedure is, kan de bewindvoerder (in geval van opschorting) of de schuldenaar (in geval van toezicht) verzoeken om beëindiging van de overeenkomst door de insolventierechter. In dergelijke gevallen moet de rechter de schuldenaar, de bewindvoerder en de andere partij bij de overeenkomst oproepen om voor de rechtbank te verschijnen. Indien de voor de rechtbank verschijnende partijen tot overeenstemming komen, zal de rechter de overeenkomst bij beschikking beëindigen. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan wordt het geschil behandeld in het kader van een incidentele insolventieprocedure en beslist de rechter over alles wat te maken heeft met terugbetaling van betalingen en schadevergoedingen. Deze worden ten laste van de insolvente boedel gebracht en kunnen vanzelfsprekend significant zijn wanneer het bedrag aanzienlijk is.

6.2 Beëindiging wegens contractbreuk

Een insolventverklaring heeft geen gevolgen voor de beëindiging van bilaterale overeenkomsten wegens niet-nakoming door een van beide partijen. In geval van duurovereenkomsten kan ook tot beëindiging worden overgegaan indien de contractbreuk plaatsvond voorafgaand aan de insolventverklaring. Maar zelfs indien er redenen voor beëindiging zijn, kan de rechter met inachtneming van de belangen van de insolventieprocedure gelasten dat de overeenkomst wordt nagekomen. De verschuldigde of door de schuldenaar te verrichten betalingen worden ten laste van de insolvente boedel gebracht.

Vorderingen tot beëindiging van een overeenkomst moeten worden ingesteld bij de insolventierechter, in het kader van een incidentele insolventieprocedure. Zodra het verzoek is ingewilligd (en de overeenkomst dus is beëindigd), vervallen alle uitstaande schulden. Indien de inbreuk door de schuldenaar heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de insolventverklaring, omvat de insolventieprocedure met betrekking tot de opeisbare schulden ook de schuldvorderingen van schuldeisers die aan hun contractuele verplichtingen hebben voldaan. Heeft de inbreuk na de insolventverklaring plaatsgevonden, dan worden de schuldvorderingen van de partijen die aan hun verplichtingen hebben voldaan, ten laste van de insolvente boedel gebracht. De schuldvorderingen omvatten ook alle schadevergoedingen.

In de artikelen 169 e.v. van de insolventiewet zijn achtereenvolgens de gevolgen voor arbeidsovereenkomsten en de gevolgen voor overeenkomsten met het hogere management geregeld.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

7.1 Verbod op nieuwe vorderingen tot verkrijging van een verklaring van recht

Rechters in burgerlijke zaken en arbeidszaken kunnen geen vorderingen ontvankelijk verklaren die door de insolventierechter moeten worden behandeld (hoofdzakelijk die welke tegen de activa van de schuldenaar zijn gericht).

Indien door een fout een dergelijke vordering ontvankelijk is verklaard, wordt de beëindiging van alle procedures gelast en zijn alle ingestelde vorderingen nietig. Rechters in handelszaken mogen ook geen vorderingen ontvankelijk verklaren die na de inleiding van de insolventieprocedure en tot de afronding ervan zijn ingesteld indien deze vorderingen betrekking hebben op schuldvorderingen in verband met zakelijke verplichtingen tegenover de directeuren van insolvente kapitaalvennootschappen die hun verplichtingen niet zijn nagekomen als er redenen voor liquidatie zijn.

7.2 Gevolgen van de insolventverklaring voor executie- en incassoprocedures ten aanzien van de activa van de schuldenaar

De algemene regel is dat nadat de insolventieprocedure is ingeleid, geen individuele, gerechtelijke of buitengerechtelijke executieprocedures mogen worden gestart en administratieve en belastinginningsprocedures ten aanzien van de activa van de schuldenaar niet mogen worden voortgezet. Indien dit verbod wordt geschonden, is de sanctie dat de vordering nietig wordt verklaard. De regel kent twee uitzonderingen waarbij de executie mag worden voortgezet ondanks de insolventverklaring en tot aan de goedkeuring van het liquidatieplan: a) bestuursrechtelijke executieprocedures waarbij een beslagleggingsbevel is gegeven; en b) arbeidsgerelateerde executieprocedures met betrekking tot beslaglegging op aan de schuldenaar toebehorende activa voorafgaand aan de insolventverklaring, en mits de in beslag genomen activa niet nodig zijn voor de voortzetting van het bedrijf van de schuldenaar of voor zijn beroepsactiviteit.

Met betrekking tot lopende executieprocedures bepaalt artikel 55, lid 2, dat aanhangige vorderingen moeten worden opgeschort vanaf de datum van insolventverklaring, hoewel de overeenkomstige schuldvorderingen in de insolventieprocedure kunnen worden behandeld.

Er gelden bijzondere regels voor uitwinning van zekerheden. Deze zijn opgenomen in het volgende onderdeel, waarin wordt ingegaan op de gevolgen voor bepaalde schuldvorderingen.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

8.1 Gevolgen voor procedures tot verkrijging van een verklaring van recht die aanhangig zijn op het moment van insolventverklaring

Op het moment van insolventverklaring aanhangige procedures tot verkrijging van een verklaring van recht waarbij de schuldenaar betrokken is, worden voortgezet tot aan de definitieve uitspraak. Procedures ten aanzien van rechtspersonen die schadevergoeding van hun directeur, vereffenaar of accountant vorderen, worden echter bij de insolventieprocedure gevoegd en volgens de gebruikelijke procedurele bepalingen voortgezet.

Arbitrageprocedures: arbitrageovereenkomsten waarbij de schuldenaar betrokken is, worden tijdens de insolventieprocedure ongeldig (artikel 52). Daarom is het verboden om na de insolventverklaring een arbitrageprocedure in te leiden. Lopende procedures worden voortgezet totdat het arbitrale vonnis onherroepelijk is geworden.

8.2 Het recht van de schuldenaar om vorderingen in te stellen

De wet bepaalt dat de schuldenaar vorderingen mag instellen volgens de bevoegdheden die hij heeft behouden. Indien de schuldenaar onder bewind staat, heeft de bewindvoerder in het algemeen het recht om vorderingen van niet-persoonlijke aard in te stellen. Staat de schuldenaar onder toezicht, dan heeft hij het recht om met deugdelijke toestemming van de bewindvoerder vorderingen in te stellen indien de vorderingen gevolgen hebben voor de activa van de schuldenaar. In geval van toezicht kan de rechter de bewindvoerder toestemming geven een vordering in te stellen indien deze laatste van mening is dat dit wenselijk is in het belang van de insolventieprocedure en de schuldenaar het zelf niet doet.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

9.1 Deelname van schuldeisers aan insolventieprocedures

Schuldeisers kunnen de rechter om inleiding van een insolventieprocedure verzoeken en de schuldenaar kan het verzoek betwisten, in welk geval een zitting wordt gehouden en de rechter bij beschikking uitspraak doet. Indien de rechter een insolventieprocedure inleidt, wordt deze als “verplicht” beschouwd. Dit betekent normaliter dat de schuldenaar het recht van beheer en beschikking over zijn vermogen verliest en dat de bewindvoerder in zijn plaats treedt.

Na de inleiding kunnen de schuldeisers binnen één maand na publicatie van de beschikking in het Spaanse staatsblad hun schuldvorderingen bekendmaken en informeert de bewindvoerder elk van de in de documenten van de schuldenaar vermelde schuldeisers over de verantwoordelijkheid om hun schuldvorderingen mee te delen. Voor schuldeisers met woonplaats in het buitenland geldt dezelfde termijn. Deze mededeling moet schriftelijk worden gedaan en aan de bewindvoerder worden gericht, en moet de volgende gegevens bevatten: vermelding van de schuldvordering met de nodige informatie over het bedrag, de data waarop de schuldvordering is ontstaan en opeisbaar werd, de kenmerken en de verwachte classificatie. Indien een bijzonder voorkeursrecht wordt ingeroepen, moeten de activa of tegen betaling verworven rechten en hun registratiegegevens worden vermeld. Ook de bewijsstukken moeten worden bijgevoegd. Deze mededelingen kunnen elektronisch worden gedaan.

De bewindvoerder beslist voor elke schuldvordering over het al dan niet opnemen daarvan in een bij zijn verslag te voegen lijst van schuldeisers, alsook over het bedrag van de vordering en de classificatie ervan. Schuldeisers die ontevreden zijn over de classificatie of het bedrag van de schuldvordering en schuldeisers die niet zijn opgenomen, kunnen het verslag binnen een termijn van tien dagen betwisten door een verzoek om een incidentele insolventieprocedure in te dienen, waarop de rechter uitspraak doet. Alvorens het verslag in te dienen (in de tien dagen voor de indiening ervan), stuurt de bewindvoerder aan de schuldeisers wier adres bekend is een elektronische mededeling met informatie over de voorlopige lijst van schuldeisers en de inventaris. Schuldeisers die ontevreden zijn, kunnen bij de bewindvoerder een schriftelijk verzoek indienen om fouten te rectificeren of om andere nodige informatie te verstrekken.

Schuldeisers nemen ook deel aan de akkoordfase en de liquidatiefase. In de akkoordfase kunnen zij een akkoordvoorstel indienen en kunnen zij tevens aangeven of zij instemmen met het door de schuldenaar ingediende voorstel voor een vervroegd akkoord. In ieder geval worden zij opgeroepen voor een vergadering van schuldeisers waar het akkoord wordt besproken en over goedkeuring ervan wordt gestemd. Daarvoor is de aanwezigheid van de in artikel 124 van de insolventiewet bepaalde meerderheden vereist. Deze procedure kan ook schriftelijk plaatsvinden wanneer er meer dan driehonderd schuldeisers zijn.

Sommige schuldeisers (degenen die de vergadering niet bijwonen of degenen wier stemrecht hun op een onwettige manier is ontnomen) kunnen de goedkeuring van het akkoord betwisten, en na goedkeuring kunnen de schuldeisers om niet-naleving van het akkoord verzoeken.

In de liquidatiefase kunnen schuldeisers opmerkingen indienen over het door de bewindvoerder voorgelegde liquidatieplan en over het definitieve verslag, alvorens de insolventieprocedure voor beëindigd wordt verklaard.

In de classificatiefase hebben de schuldeisers de status van partij en kunnen zij opmerkingen indienen over het verslag van de bewindvoerder en het standpunt van het openbaar ministerie, hoewel zij volgens de wet geen onafhankelijke classificatievorderingen kunnen indienen.

Ten slotte kunnen schuldeisers in bepaalde gevallen met betrekking tot de beëindiging van de insolventieprocedure ook opmerkingen indienen waarin zij de beëindiging betwisten.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

10.1 Vervreemding van activa van de insolvente boedel in de initiële fase

Aangezien insolventieprocedures de activiteiten van de schuldenaar niet opschorten, kan de schuldenaar ook nadat de insolventie is uitgesproken over zijn activa beschikken overeenkomstig de vastgestelde toezichtregeling: indien hij onder toezicht staat, is hij gebonden aan de toestemming of instemming van de bewindvoerder en indien hij onder bewind staat, is de bewindvoerder verantwoordelijk voor zijn activa.

Totdat het akkoord is goedgekeurd of de liquidatiefase begint, kunnen de activa van de insolvente boedel in beginsel alleen worden vervreemd of bezwaard met toestemming van de rechter. Dit geldt niet voor: a) de verkoop van activa die de bewindvoerder onmisbaar acht om de levensvatbaarheid van de onderneming of de voor de procedure vereiste liquiditeiten te waarborgen; b) de verkoop van activa die niet nodig zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar, met de garantie dat de prijs in grote lijnen overeenkomt met de waarde die in de inventaris aan het activum is toegekend; en c) vervreemding van activa die essentieel zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar.

In dit laatste geval kan de bewindvoerder, wanneer de schuldenaar het recht van beheer en beschikking over zijn vermogen niet is ontnomen, van tevoren bepalen welke aan de bedrijfs- of handelsactiviteiten van de onderneming inherente handelingen of activiteiten de schuldenaar zelf mag uitvoeren, afhankelijk van de aard en het bedrag ervan. De schuldenaar kan deze handelingen ook uitvoeren vanaf het moment van insolventverklaring totdat de bewindvoerder aantreedt.

10.2 Vervreemding van activa van de insolvente boedel in de liquidatiefase

Er zijn twee hoofdfasen in het liquidatieproces:

a) afwikkeling van de liquidatie overeenkomstig een door de bewindvoerder opgesteld plan, waarover de schuldenaar, de schuldeisers en de werknemersvertegenwoordigers opmerkingen kunnen indienen en dat door de rechter moet worden goedgekeurd. De wet is erop gericht om, waar mogelijk, de onderneming te beschermen en bevat daartoe bijzondere regels voor de verkoop van productie-eenheden. Het plan kan worden aangevochten voor de rechter, en de liquidatie moet worden uitgevoerd volgens de bepalingen van het plan. Indien het plan niet wordt goedgekeurd, voorziet de wet in standaardregels;

b) betaling van schuldeisers, met dien verstande dat met de betaling ook kan worden begonnen wanneer de liquidatie nog niet is beëindigd.

Er moet evenwel op worden gewezen dat niet alle liquidatieactiviteiten in deze fase van de procedure plaatsvinden. Bepaalde activa kunnen tijdens de initiële fase te gelde worden gemaakt voor andere doeleinden dan betaling van schuldeisers, zoals in de volgende gevallen: bij de procedure betrokken activa kunnen worden beschermd met als doel de economische activiteiten van de schuldenaar voort te zetten; schuldeisers met voorkeursrechten voor schepen of vliegtuigen kunnen deze activa afscheiden van de insolvente boedel als een van de maatregelen waartoe zij gerechtigd zijn op grond van bijzondere wetgeving; en ten slotte kunnen bepaalde voorafgaand aan de insolventieprocedure door individuele preferente schuldeisers ingeleide executieprocedures worden voortgezet, evenals bestuursrechtelijke executieprocedures indien het beslagleggingsbevel is gegeven voordat de insolventie werd uitgesproken.

Bij de verkoop van activa tijdens de liquidatie bestaat in beginsel de nodige vrijheid, overeenkomstig de bepalingen van het door de rechter goedgekeurde liquidatieplan. De bewindvoerder kan ook een gespecialiseerde entiteit inschakelen om bepaalde activa te verkopen, over het algemeen ten laste van zijn eigen beloning. De bij wet 9/2015 van 25 mei 2015 doorgevoerde hervorming voorziet echter in dwingende regels, met name met betrekking tot activa en rechten waaraan preferente schuldvorderingen zijn verbonden. In zaken die in het plan niet aan bod komen, worden de regels inzake vervreemding van activa in het kader van individuele executiemaatregelen in civiele procedures toegepast. De activa worden doorgaans verkocht via rechtstreekse verkoop, met bepaalde publiciteitsgaranties afhankelijk van de aard van het actief in kwestie. Inbetalinggeving ter volledige of gedeeltelijke betaling van niet-publieke schuldeisers is eveneens toegestaan.

De wet bevat specifieke regels voor de verkoop van productie-eenheden gedurende de verschillende fasen van de insolventieprocedure (geleid door het beginsel van bescherming van de onderneming), zodat met één enkele verkoopovereenkomst alle activa worden overgedragen en met bijzondere regels voor de overdracht van de verplichtingen van de activiteit in kwestie.

In beginsel behelst de verkoop van productie-eenheden de overdracht van alle overeenkomsten die instrumenteel verbonden zijn met de activiteit, maar niet de overname van schulden van vóór de insolventieprocedure, tenzij de kopers met de schuldenaar zijn verbonden of de arbeidsrechtelijke regels inzake bedrijfsopvolging van toepassing zijn. In dergelijke gevallen kan de rechter beslissen dat de koper de achterstallige lonen of vergoedingen van vóór de verkoop niet hoeft over te nemen en dat deze worden betaald uit het salarisgarantiefonds (Fondo de Garantía Salarial). Om het voortbestaan van de onderneming te waarborgen, kunnen de nieuwe koper en de werknemers overeenkomsten sluiten tot wijziging van de collectieve arbeidsvoorwaarden.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, worden de schuldvorderingen van alle schuldeisers, zowel concurrent als preferent, en ongeacht hun nationaliteit en woonplaats, opgenomen onder de schulden van de schuldenaar. Het doel hiervan is om op basis van de beginselen van par condicio creditorum en naleving van de “dividendwetgeving” (ley del dividendo) alle schuldvorderingen gelijk te behandelen in het kader van de geverifieerde insolventie van de schuldenaar teneinde al zijn schulden te vereffenen.

Een eerste essentieel onderscheid is dat tussen insolventieschuldeisers en schuldeisers die niet bij de insolventieprocedure zijn betrokken: boedelschuldeisers.

De schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn in artikel 242 van de insolventiewet vermeld met een beperkte lijst, hetgeen inhoudt dat niet opgenomen schuldvorderingen als insolventievorderingen worden beschouwd. In beginsel, en in de grote meerderheid van de gevallen, gaat het hierbij om schuldvorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan als gevolg van de procedure of van de voortzetting van de activiteiten van de schuldenaar, of om schuldvorderingen die ontstaan als gevolg van niet-contractuele aansprakelijkheid. Er zijn echter ook andere zaken opgenomen, zoals loonvorderingen over de laatste dertig gewerkte dagen voorafgaand aan de insolventverklaring en voor een bedrag dat niet hoger is dan tweemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon, en onderhoudsvorderingen van de schuldenaar of degenen ten aanzien van wie hij een wettelijke onderhoudsplicht heeft.

In andere gevallen vloeien deze schuldvorderingen voort uit besluiten tijdens de procedure, bijvoorbeeld bij het bepalen van de gevolgen van actio pauliana of als gevolg van de beëindiging van overeenkomsten.

De helft van het bedrag van de schuldvorderingen uit de nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsovereenkomst kan eveneens als schuldvorderingen op de insolvente boedel worden beschouwd.

In geval van liquidatieprocedures zijn schuldvorderingen die aan de schuldenaar zijn toegekend in het kader van een akkoord en overeenkomstig de bepalingen, ook schuldvorderingen op de insolvente boedel.

Schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn vooraf aftrekbaar, dat wil zeggen dat ze zijn bevoorrecht boven alle andere schuldvorderingen en dat ze niet worden beïnvloed door de opschorting van renteopbouw.

Salarisvorderingen over de laatste dertig gewerkte dagen moeten onmiddellijk worden betaald. De rest van de schuldvorderingen op de insolvente boedel wordt betaald wanneer zij opeisbaar worden, maar de bewindvoerder kan deze regel wijzigen indien dit vereist is in het belang van de insolventieprocedure en indien de beschikbare activa toereikend zijn om alle schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen.

De wet bevat echter specifieke voorschriften (artikel 473) voor gevallen waarin de activa van de schuldenaar vermoedelijk niet toereikend zijn om de schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen. In dergelijke gevallen zal de insolventieprocedure verplicht worden beëindigd. Als de bewindvoerder dit verwacht, moet hij de rechter daarvan in kennis stellen en overgaan tot betaling van de schuldvorderingen op de insolvente boedel overeenkomstig een specifieke volgorde.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Na de inleiding kunnen de schuldeisers binnen één maand na publicatie van de beschikking in het Spaanse staatsblad hun schuldvorderingen bekendmaken en informeert de bewindvoerder elk van de in de documenten van de schuldenaar vermelde schuldeisers over de verantwoordelijkheid om hun schuldvorderingen mee te delen. Hiervoor bestaat geen specifiek formulier. Voor schuldeisers met woonplaats in het buitenland geldt dezelfde termijn, hoewel de bepalingen van de artikelen 53 en 55 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures van toepassing zijn.

De mededeling van de schuldvordering moet schriftelijk worden gedaan en aan de bewindvoerder worden gericht. De mededeling moet de volgende gegevens bevatten: vermelding van de schuldvordering met de nodige informatie over het bedrag, de data waarop de schuldvordering is ontstaan en opeisbaar werd, de kenmerken en de verwachte classificatie. Indien een bijzonder voorkeursrecht wordt ingeroepen, moeten de activa of tegen betaling verworven rechten en hun registratiegegevens worden vermeld. Ook de bewijsstukken moeten worden bijgevoegd. Deze mededelingen kunnen elektronisch worden gedaan.

De bewindvoerder beslist voor elke schuldvordering over het al dan niet opnemen daarvan in een bij zijn verslag te voegen lijst van schuldeisers, alsook over het bedrag van de vordering en de classificatie ervan. Schuldeisers die ontevreden zijn over de classificatie of het bedrag van de schuldvordering en schuldeisers die niet zijn opgenomen, kunnen het verslag binnen een termijn van tien dagen betwisten door een verzoek om een incidentele insolventieprocedure in te dienen, waarop de rechter uitspraak doet. Alvorens het verslag in te dienen (in de tien dagen voor de indiening ervan), stuurt de bewindvoerder aan de schuldeisers wier adres bekend is een elektronische mededeling met informatie over de voorlopige lijst van schuldeisers en de inventaris. Schuldeisers die ontevreden zijn, kunnen bij de bewindvoerder een schriftelijk verzoek indienen om fouten te rectificeren of om andere nodige informatie te verstrekken.

Indien schuldeisers hun schuldvorderingen niet tijdig meedelen, kunnen ze alsnog in de lijst worden opgenomen door de bewindvoerder of door de rechter wanneer deze een beslissing neemt over betwistingen van de lijst van schuldeisers, maar hebben ze een achtergestelde status. De volgende schuldvorderingen worden echter niet achtergesteld om deze redenen en worden dienovereenkomstig geclassificeerd: de in artikel 86, lid 3, vermelde schuldvorderingen, schuldvorderingen die voortvloeien uit de documenten van de schuldenaar, schuldvorderingen die zijn vastgelegd in een executoriale titel, schuldvorderingen die zijn gedekt door zekerheden die zijn ingeschreven in een openbaar register, schuldvorderingen die op een andere manier zijn geregistreerd in een insolventieprocedure of in een andere juridische procedure, en schuldvorderingen die door de overheidsdiensten moeten worden geverifieerd.

Schuldvorderingen die ook niet aan deze criteria voor opname in de lijst voldoen en na de uiterste datum zijn meegedeeld, worden onder geen beding betaald in de insolventieprocedure.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Insolventievorderingen worden volgens de wet in drie categorieën ingedeeld (artikel 269): preferente, concurrente en achtergestelde schuldvorderingen. Preferente schuldvorderingen worden overeenkomstig artikel 287 onderverdeeld in bijzondere en algemene schuldvorderingen en vervolgens in verschillende klassen. De classificatie van schuldvorderingen in de insolventiewet vindt automatisch plaats. De categorie concurrente schuldvorderingen is een restcategorie, en omvat alle schuldvorderingen die niet in een van de twee andere categorieën (preferent of achtergesteld) vallen.

A) Schuldvorderingen met bijzondere preferentie (artikel 270) omvatten:

1. schuldvorderingen die zijn gedekt door een hypotheek, zekerheidseigendom of een wettelijk pandrecht op gehypothekeerde of verpande activa of rechten;

2. schuldvorderingen die zijn gedekt door verpanding van de inkomsten uit bezwaard eigendom;

3. leningen op vaste activa, waaronder de schuldvorderingen van werknemers op de door hen vervaardigde voorwerpen terwijl deze eigendom zijn of in het bezit zijn van de schuldenaar;

4. schuldvorderingen ten aanzien van financiëleleasebetalingen of koop op afbetaling van roerende of onroerende activa, ten gunste van de lessors of verkopers en, indien van toepassing, de financiers, op activa die worden geleased of verkocht met eigendomsvoorbehoud, met een verbod op vervreemding of met een ontbindende voorwaarde in geval van niet-betaling;

5. schuldvorderingen die zijn gegarandeerd met effecten die in girale vorm worden weergegeven, op de bezwaarde effecten;

6. schuldvorderingen die zijn zekergesteld door een in openbare documenten gevestigd pandrecht, op verpande activa of rechten die in bezit zijn van de schuldeiser of een derde.

Bijzondere preferentie heeft alleen gevolgen voor het deel van de schuldvordering dat niet hoger is dan de waarde van de respectieve garantie die in de lijst van schuldeisers is opgenomen. Het bedrag van de schuldvordering boven het bedrag dat als bijzonder preferent wordt erkend, wordt geclassificeerd naargelang van de aard ervan.

B) Schuldvorderingen met algemene preferentie (artikel 280) omvatten:

1. loonvorderingen zonder bijzondere preferentie, voor het bedrag dat het resultaat is van de vermenigvuldiging van driemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon met het aantal dagen achterstallig loon; vergoedingen in verband met de beëindiging van contracten, voor het bedrag dat overeenkomt met het wettelijke minimum dat wordt berekend op basis van ten hoogste driemaal het minimaal gegarandeerde interprofessionele loon; vergoedingen in verband met arbeidsongevallen en beroepsziekten waarop voorafgaand aan de insolventverklaring recht bestond;

2. de bedragen die overeenkomen met de ingehouden belastingen en socialezekerheidsbijdragen die de schuldenaar verschuldigd is overeenkomstig een wettelijke verplichting;

3. schuldvorderingen van natuurlijke personen die voortvloeien uit freelancewerk en schuldvorderingen van auteurs voor de overdracht van de exploitatierechten op werken die worden beschermd door intellectuele-eigendomsrechten, waarop in de zes maanden voorafgaand aan de insolventverklaring recht bestond;

4. belastingvorderingen en andere publiekrechtelijke schuldvorderingen, alsook schuldvorderingen op het gebied van de sociale zekerheid die geen bijzondere preferentie genieten. Dit voorkeursrecht kan worden uitgeoefend tot 50 % van respectievelijk alle schuldvorderingen van de belastingdienst en alle schuldvorderingen van de socialezekerheidsorganen;

5. schuldvorderingen voor niet-contractuele civielrechtelijke aansprakelijkheid;

6. schuldvorderingen die voortvloeien uit nieuwe kasopbrengsten in het kader van een herfinancieringsovereenkomst die aan de voorwaarden van artikel 71, lid 6, voldoet en van een bedrag dat niet wordt erkend als schuldvordering op de insolvente boedel;

7. tot 50 % van het bedrag van de schuldvorderingen van de schuldeiser die de insolventieprocedure heeft aangevraagd en die niet als achtergesteld worden beschouwd.

C) Achtergestelde schuldvorderingen zijn opgenomen in artikel 281:

1. schuldvorderingen die niet tijdig zijn meegedeeld, behalve vorderingen die moeten worden erkend of vorderingen die verplicht zijn als gevolg van een rechterlijke beslissing;

2. schuldvorderingen die op basis van een contractuele overeenkomst zijn achtergesteld;

3. schuldvorderingen wegens verhogingen en rente;

4. schuldvorderingen wegens boeten en sancties;

5. schuldvorderingen van personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben overeenkomstig voornoemde wet;

6. schuldvorderingen die voortvloeien uit actio pauliana ten gunste van een persoon die bij de betwiste handeling te kwader trouw heeft gehandeld;

7. schuldvorderingen die voortvloeien uit overeenkomsten met wederkerige verplichtingen of, in het geval van vernieuwing, in de in het bepaalde voorziene omstandigheden.

13.1 Betaling van schuldvorderingen

De betaling van schuldvorderingen met bijzondere preferentie wordt ten laste van de bij de procedure betrokken activa en rechten gebracht, ongeacht of zij aan individuele of collectieve executie zijn onderworpen. Er gelden speciale regels voor deze schuldvorderingen, op grond waarvan de bewindvoerder gerechtigd is ze uit de insolvente boedel te betalen zonder specifieke activa te gelde te maken en de bezwaringen vrij te geven. Het is ook mogelijk om de activa te verkopen en het pandrecht te laten voortbestaan, waarbij de koper de verplichtingen van de schuldenaar overneemt. Wat betreft de verkoop van deze activa schrijft de insolventiewet specifieke regels voor in de artikelen 429 e.v.

Schuldvorderingen met algemene preferentie worden overeenkomstig hun volgorde op pro-ratabasis binnen elke categorie betaald. Daarna worden de concurrente schuldvorderingen betaald, hoewel de volgorde van betaling op verzoek van de bewindvoerder onder bepaalde voorwaarden door de rechter kan worden gewijzigd. Concurrente schuldvorderingen worden op pro-ratabasis betaald overeenkomstig de liquiditeit van de activa van de insolvente boedel.

Achtergestelde schuldvorderingen worden het laatst betaald, en overeenkomstig de in artikel 309 bepaalde volgorde.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

14.1 Reorganisatieprocedure

Reorganisatieprocedure” kan naar twee verschillende situaties verwijzen: het schuldeisersakkoord als oplossing in een insolventieprocedure, en de mogelijkheid voor de schuldenaar om een insolventieprocedure te vermijden door middel van een schuldsanerings- of herstructureringsovereenkomst met zijn schuldeisers. Beide situaties worden geregeld in de insolventiewet.

A) Schuldeisersakkoord

Na de initiële fase van de insolventieprocedure, wanneer de bij de procedure betrokken activa en passiva definitief zijn vastgesteld, zijn er twee mogelijke oplossingen: schuldeisersakkoord of liquidatie. Een schuldeisersakkoord heeft voorrang, aangezien de wet bepaalt dat de akkoordfase altijd moet worden ingeleid, tenzij de schuldenaar om een liquidatieprocedure heeft verzocht.

Zowel de schuldenaar als de schuldeisers die meer dan één vijfde van zijn schulden vertegenwoordigen, kunnen na afloop van de initiële fase een akkoordvoorstel indienen. Ook de schuldenaar heeft het recht een voorstel voor een vervroegd akkoord in te dienen, hoewel sommige schuldenaren van deze mogelijkheid zijn uitgesloten (te weten schuldenaren die zijn veroordeeld voor bepaalde misdrijven en degenen die geen jaarrekening deponeren hoewel zij daartoe verplicht zijn).

Het voorstel voor een vervroegd akkoord is erop gericht dat de schuldenaar en zijn schuldeisers snel en zonder alle fasen van de insolventieprocedure te doorlopen, tot een akkoord komen. Om het voorstel te behandelen, moet een bepaald percentage van de schuldeisers ermee instemmen. Nadat het voorstel is ingediend, wordt het door de bewindvoerder geëvalueerd en kunnen de overige schuldeisers ermee instemmen. Indien zij de vereiste meerderheden behalen, zal de rechter het ingediende voorstel goedkeuren.

De normale behandeling van de akkoordfase begint met een rechterlijke beslissing waarmee de initiële fase wordt beëindigd. In de beslissing stelt de rechter een datum vast voor de vergadering van schuldeisers; de procedure kan echter schriftelijk plaatsvinden wanneer er meer dan driehonderd schuldeisers zijn. Op dat moment gaat voor de schuldenaar en de schuldeisers een termijn in om hun akkoordvoorstellen in te dienen, die een minimale basisinhoud moeten hebben. Indien zij aan alle voorwaarden voldoen, zal de rechter de voorstellen aanvaarden en worden deze ter evaluatie naar de bewindvoerder gestuurd.

De vergadering van schuldeisers wordt voorgezeten door de rechter en kan pas als rechtsgeldig bijeengeroepen worden beschouwd als de aanwezige schuldeisers meer dan de helft van de concurrente schuldvorderingen vertegenwoordigen. De schuldenaar en de bewindvoerder zijn verplicht de vergadering bij te wonen. Op de vergadering worden de akkoordvoorstellen besproken en in stemming gebracht. Om te worden goedgekeurd, moeten ze de in artikel 124 van de wet bepaalde meerderheden verwerven, afhankelijk van hun inhoud. Vervolgens doet de rechter een uitspraak waarin het door de vergadering aangenomen voorstel wordt goedgekeurd. Daaraan voorafgaand is er een procedure voor de bewindvoerder en de schuldeisers die niet aanwezig waren of wier rechten om het voorstel te betwisten hun waren ontnomen.

Het akkoord wordt van kracht op de datum van de rechterlijke beslissing waarin het is goedgekeurd. Op dat moment lopen de effecten van de insolventieprocedure ten einde en worden ze vervangen door die welke in het akkoord zijn vastgesteld. Ook de taak van de bewindvoerder wordt beëindigd. Het akkoord bindt de schuldenaar en de concurrente en achtergestelde schuldeisers, alsook de preferente schuldeisers die voor hebben gestemd. Het kan ook de preferente schuldeisers binden afhankelijk van de bij de goedkeuring behaalde meerderheden. Nadat het akkoord is uitgevoerd, zal de rechter dit bekendmaken en de beëindiging van de insolventieprocedure gelasten.

Indien het akkoord niet wordt nageleefd, kan elke schuldeiser de rechter vragen om een verklaring van niet-naleving.

B) Schuldherschikking door middel van herfinancieringsovereenkomsten ter voorkoming van een insolventieprocedure

De ervaring die sinds de publicatie van de insolventiewet is opgedaan, heeft aan het licht gebracht dat insolventieprocedures tekortschieten als middel om bedrijfscontinuïteit te waarborgen op basis van de overeengekomen oplossing. In de aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2014 betreffende een nieuwe visie op faillissementen en insolventie van bedrijven worden de lidstaten daarom opgeroepen maatregelen te treffen om insolventieprocedures te vermijden door middel van schuldherfinancieringsovereenkomsten tussen de schuldenaar en de schuldeisers. In de meest recente herzieningen van de insolventiewet heeft de Spaanse wetgever vier soorten maatregelen op dit gebied geïntroduceerd: a) invoering van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing waarbij de schuldenaar de rechter in handelszaken ervan in kennis stelt dat hij onderhandelingen met zijn schuldeisers is begonnen om tot een herfinancieringsovereenkomst te komen, hetgeen de verplichting tot het aanvragen van een insolventieprocedure opschort en de schorsing van individuele executiemaatregelen in bepaalde gevallen en gedurende een bepaalde periode mogelijk maakt; b) invoering van beschermingsmechanismen om herfinancieringsovereenkomsten te beschermen tegen actio pauliana; c) invoering van een officiële goedkeuringsprocedure voor herfinancieringsovereenkomsten teneinde de effecten ervan te versterken; en d) stimuleringsmaatregelen voor de omzetting van schulden in aandelenkapitaal. Dit onderdeel is gericht op de regelgeving inzake gerechtelijke goedkeuring van herfinancieringsovereenkomsten, zoals opgenomen in de vierde aanvullende bepaling van de insolventiewet.

Alleen herfinancieringsovereenkomsten die zijn ondertekend door schuldeisers die ten minste 51 % van de financiële verplichtingen vertegenwoordigen, kunnen door de rechter worden goedgekeurd. De wet bevat specifieke regels voor de berekening van de percentages van financiële verplichtingen en syndicaatsleningen.

Het proces behelst de indiening door de schuldenaar of de schuldeisers van een aanvraag die vergezeld gaat van een verklaring van de accountant waarin de deelname van de in elk afzonderlijk geval vereiste meerderheden wordt bevestigd, overeenkomstig het gewenste beschermingsniveau, met een minimum van 51 % van de financiële verplichtingen. De rechter onderzoekt de aanvraag en zal, als deze wordt aanvaard, bij beschikking individuele executiemaatregelen gedurende de goedkeuringsprocedure schorsen.

Nadat de goedkeuringsbeschikking is gepubliceerd, gaat een termijn van 15 dagen in waarbinnen tegenstemmende financiële schuldeisers deze kunnen betwisten. De enige gronden voor betwisting zijn niet-naleving van de vormvereisten of het onevenredige karakter van het offer dat wordt gevraagd. Betwistingen worden behandeld in een incidentele insolventieprocedure waarbij de schuldenaar en de overige schuldeisers die partij zijn bij de overeenkomst zijn betrokken, en er wordt een niet voor beroep vatbaar besluit gegeven. Bovendien wordt uitdrukkelijk bepaald dat met betrekking tot de effecten van de door de rechter goedgekeurde overeenkomst, die gelden vanaf de dag na publicatie van het besluit in het Spaanse staatsblad, de rechter opdracht kan geven tot nietigverklaring van beslagleggingen die zijn uitgevoerd door middel van individuele executieprocedures betreffende schulden waarvoor de herfinancieringsovereenkomst gevolgen heeft.

De effecten van gerechtelijke goedkeuring zijn niet beperkt tot het uitbreiden, in een breuk met het beginsel van relativiteit van overeenkomsten, van de effecten van de overeengekomen uitbreiding. Het algemene effect is bescherming tegen actio pauliana, maar de uitbreiding van de effecten tot tegenstemmende schuldeisers zal afhangen van het goedkeuringspercentage. Samengevat: a) de bescherming van schuldeisers met onderpand wordt opgeheven; b) de effecten van de overeenkomst worden bijgesteld op basis van de meerderheden die bij goedkeuring ervan zijn behaald en met betrekking tot de vraag of de schuldvordering daadwerkelijk door het onderpand wordt gedekt.

Schuldeisers met financiële schuldvorderingen die de overeenkomst niet hebben ondertekend maar wel door de gerechtelijke goedkeuring worden getroffen, behouden hun rechten tegenover degenen die hoofdelijk aansprakelijk zijn met de schuldenaar en tegenover borgen of garanten, die zich niet kunnen beroepen op de aanvaarding van de herfinancieringsovereenkomst of de effecten van de gerechtelijke goedkeuring. Met betrekking tot financiële schuldeisers die de overeenkomst wel hebben ondertekend, is het behouden van de effecten daarvan voor borgen of garanten afhankelijk van hetgeen in hun respectieve rechtsbetrekkingen is overeengekomen.

Elke schuldeiser, ongeacht of hij de overeenkomst heeft ondertekend, kan de rechter die haar heeft goedgekeurd om een verklaring van niet-naleving verzoeken in het kader van een incidentele insolventieprocedure. Tegen de beslissing kan geen beroep worden aangetekend. Indien wordt vastgesteld dat er sprake is van niet-naleving, kunnen de schuldeisers een insolventieprocedure aanvragen of individuele executieprocedures inleiden.

Indien rechten op zakelijke zekerheden geldend worden gemaakt met betrekking tot schuldvorderingen waarvoor de overeenkomst gevolgen heeft, en tenzij anders overeengekomen, kan de schuldeiser onder bepaalde voorwaarden beslag leggen op de bedragen.

14.2 Vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen voor schuldenaren die natuurlijke personen zijn

Via het nieuwe artikel 178 bis van wet 25/2015 van 28 juli 2015 is het zogenaamde “tweede kans”-mechanisme in de insolventiewet ingevoerd.

Volgens deze bepaling zijn natuurlijke personen vrijgesteld van de algemene regel van artikel 178, lid 2, die bepaalt dat in geval van beëindiging van een insolventieprocedure wegens liquidatie of wegens ontoereikendheid van de bij de procedure betrokken activa schuldenaren die natuurlijke personen zijn, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de resterende schuldvorderingen.

Om van deze vrijstelling gebruik te kunnen maken, moet de schuldenaar te goeder trouw hebben gehandeld en dus voldoen aan de volgende eisen:

1. de insolventie is niet verwijtbaar verklaard;

2. de schuldenaar is niet in een definitief vonnis veroordeeld voor een vermogensdelict, fraude of witteboordencriminaliteit, vervalsing, fiscale delicten en delicten tegen de socialezekerheidsorganen of ten nadele van de rechten van werknemers in de tien jaar voorafgaand aan de insolventverklaring;

3. de schuldenaar heeft ter voldoening aan de vereisten van artikel 231 een buitengerechtelijke betalingsregeling gesloten of heeft die althans trachten te sluiten;

4. de schuldenaar heeft de schuldvorderingen op de insolvente boedel en de preferente insolventievorderingen volledig vereffend en heeft, indien hij niet heeft getracht om tot een voorafgaande buitengerechtelijke betalingsregeling te komen, ten minste 25 % van het bedrag van de concurrente insolventievorderingen voldaan;

5. als alternatief voor het vorige punt:

i) stemt de schuldenaar in met een betalingsregeling;

ii) hij is niet tekortgeschoten in de naleving van de verplichting om samen te werken met de rechter en de bewindvoerder;

iii) hij heeft in de voorafgaande tien jaar geen gebruik gemaakt van deze vrijstelling;

iv) hij heeft in de vier jaar voorafgaand aan de insolventverklaring geen aangeboden functie afgewezen die past bij zijn vaardigheden;

v) hij aanvaardt in het verzoek om vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen uitdrukkelijk dat zijn beroep op de vrijstelling voor een periode van vijf jaar wordt geregistreerd in het speciale deel van het openbare insolventieregister.

Om deze vrijstelling te verlenen, moet op verzoek van de schuldenaar een procedure worden ingeleid waaraan wordt deelgenomen door de bewindvoerder en de schuldeisers die partij zijn bij de vordering. De schuldenaar moet een betalingsregeling indienen voor de schuldvorderingen die niet onder de vrijstelling vallen, waaraan binnen een termijn van maximaal vijf jaar moeten worden voldaan.

Nadat de termijn voor naleving van de betalingsregeling is verstreken zonder dat de vrijstelling is ingetrokken, zal de insolventierechter op verzoek van de schuldenaar een besluit geven waarin definitief vrijstelling wordt verleend van schuldvorderingen die tijdens de insolventieprocedure niet zijn betaald. Ook kan de rechter, afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval en naar aanleiding van een zitting met de schuldeisers, opdracht geven tot definitieve vrijstelling van de onbetaalde schuldvorderingen van schuldenaren die de betalingsregeling niet volledig hebben nageleefd, maar die gedurende de termijn van vijf jaar na de voorlopige verlening van de vrijstelling ten minste de helft van de ontvangen (en niet als onbeslagbaar beschouwde) inkomsten of één vierde van die inkomsten wanneer de schuldenaar voldoet aan de omstandigheden als bedoeld in de wetgeving inzake de bescherming van hypotheeknemers met onvoldoende middelen, met betrekking tot het gezinsinkomen en bijzonder kwetsbare gezinsomstandigheden, aan de regeling hebben toegewezen.

De vrijstelling heeft gevolgen voor alle op de datum van beëindiging van de insolventieprocedure uitstaande concurrente en achtergestelde schuldvorderingen, behalve op publiekrechtelijke en onderhoudsvorderingen. Met betrekking tot schuldvorderingen met bijzondere preferentie heeft de vrijstelling alleen gevolgen voor het deel van deze schuldvorderingen dat niet vereffend kon worden door uitwinning van zekerheden.

De vrijstelling kan op verzoek van een schuldeiser worden ingetrokken indien gedurende de vijf jaar na de verlening ervan wordt vastgesteld dat de schuldenaar inkomsten, activa of rechten heeft verzwegen.

Intrekking kan ook worden aangevraagd indien gedurende de termijn die voor de naleving van de betalingsregeling is vastgesteld: a) de schuldenaar in een van de omstandigheden verkeert die overeenkomstig de bepalingen van artikel 178 bis, lid 3, de vrijstelling van onbetaalde schuldvorderingen verhinderen; b) waar van toepassing, de verplichting om niet-vrijgestelde schulden te betalen, niet wordt nagekomen overeenkomstig de inhoud van de betalingsregeling; of c) de financiële situatie van de schuldenaar door een erfenis, legaat of schenking, of door kansspelen, zodanig verbetert dat hij alle uitstaande schulden zou kunnen betalen zonder afbreuk te doen aan zijn onderhoudsverplichtingen.

Indien de rechter opdracht tot intrekking van de vrijstelling geeft, kunnen de schuldeisers ten volle gebruikmaken van hun recht stappen tegen de schuldenaar te ondernemen om schuldvorderingen in te vorderen die bij beëindiging van de insolventieprocedure nog niet zijn betaald.

14.3 Beëindiging van de insolventieprocedure

De redenen voor beëindiging van een insolventieprocedure zijn vermeld in artikel 465 van de insolventiewet. In principe wordt een insolventieprocedure beëindigd om de volgende redenen:

a) de insolventverklaring wordt ingetrokken door de provinciale rechtbank (Audiencia Provincial);

b) bevestigd wordt dat het akkoord is nageleefd;

c) vastgesteld wordt dat de bij de procedure betrokken activa ontoereikend zijn om de schuldvorderingen op de insolvente boedel te betalen;

d) de betaling van alle erkende schuldvorderingen of de volledige voldoening van de schuldeisers met andere middelen wordt vastgesteld;

e) na afloop van de initiële fase zien alle schuldeisers af van voortzetting van de procedure of trekken alle schuldeisers zich uit de procedure terug.

De beëindiging moet worden goedgekeurd door de rechter en de wet voorziet in een procedure waarbij de betrokken partijen de beëindiging kunnen betwisten. De wet bevat bijzondere bepalingen voor gevallen waarin de insolventieprocedure wordt beëindigd wegens ontoereikendheid van de activa van de schuldenaar als het gaat om het betalen van de schuldvorderingen op de insolvente boedel. Dit kan worden vastgesteld bij de aanvraag van een procedure door de schuldenaar zelf, in welk geval de rechter in dezelfde beslissing en op hetzelfde moment verklaart dat de insolventieprocedure is ingeleid en beëindigd.

Wanneer de insolventieprocedure voor beëindigd wordt verklaard, worden alle beperkingen van de bevoegdheden van de schuldenaar opgeheven. Indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, voorziet de wet in bijzondere regels waaraan de schuldenaar moet voldoen om te worden vrijgesteld van betaling van schuldvorderingen die tijdens de insolventieprocedure niet zijn vereffend. De vereisten voor deze vrijstelling zijn vermeld in de artikelen 486 e.v. De schuldenaar moet te goeder trouw hebben gehandeld en moet aan bepaalde verplichtingen voldoen. De schuldenaar moet deze vrijstelling zelf aanvragen en zowel de bewindvoerder als de schuldeisers kunnen bezwaar maken. De vrijstelling kan in bepaalde gevallen worden ingetrokken, bijvoorbeeld wanneer de financiële positie van de schuldenaar verbetert of wanneer de schuldenaar zich niet houdt aan de betalingsregeling waartoe hij zich heeft verbonden om de niet onder de vrijstelling vallende schulden te voldoen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

In geval van beëindiging van de insolventieprocedure van rechtspersonen wegens liquidatie verliezen zij hun rechtspersoonlijkheid.

Indien beëindiging plaatsvindt doordat het akkoord is uitgevoerd, zijn de schuldvorderingen van de schuldeisers betaald overeenkomstig de bepalingen van het akkoord. Preferentiële schuldeisers die het schuldeisersakkoord niet hebben ondertekend, kunnen onder bepaalde omstandigheden de individuele executieprocedure voortzetten of een nieuwe procedure inleiden.

Tijdens de uitvoering van het schuldeisersakkoord kan de schuldenaar zijn rechtspersoonlijkheid ook verliezen door een structuurwijziging die resulteert in een overname van de schulden door een nieuwe vennootschap of een overnemende vennootschap.

Als het gaat om schuldenaren die natuurlijke personen zijn, kunnen de schuldeisers in geval van beëindiging van de insolventieprocedure wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa individuele executiemaatregelen tegen de schuldenaar inleiden, tenzij deze is vrijgesteld van onbetaalde schuldvorderingen op de wijze zoals bepaald in artikel 178 bis.

15.1 Heropening van de insolventieprocedure

Indien een schuldenaar-natuurlijke persoon insolvent wordt verklaard binnen vijf jaar na beëindiging van een eerdere insolventieprocedure wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa, wordt dit beschouwd als heropening van de eerdere procedure.

In geval van schuldenaren-rechtspersonen wordt de heropening van een wegens liquidatie of ontoereikendheid van de activa beëindigde insolventieprocedure gelast door dezelfde rechtbank die de eerste procedure heeft afgewikkeld, behandeld in dezelfde procedure en beperkt tot de eerstvolgende fase van liquidatie van activa en rechten.

In het jaar volgend op de datum van de beslissing waarmee de insolventieprocedure wegens ontoereikendheid van de activa werd beëindigd, kunnen de schuldeisers verzoeken om heropening van de procedure ten behoeve van het inleiden van invorderingsmaatregelen. De in te leiden specifieke maatregelen worden dan in het verzoek vermeld of er wordt een schriftelijke mededeling gedaan van de relevante feiten die ertoe kunnen leiden dat de insolventie als verwijtbaar wordt geclassificeerd, tenzij in de beëindigde insolventieprocedure een besluit inzake classificatie is gegeven.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Volgens artikel 242 van de insolventiewet zijn alle noodzakelijke gerechtskosten voor het aanvragen en uitvoeren van een insolventieprocedure schuldvorderingen op de insolvente boedel. Daarbij gaat het met name om alle schuldvorderingen die voortvloeien uit gerechtskosten en noodzakelijke kosten voor de aanvraag en het besluit tot inleiding van een insolventieprocedure, de vaststelling van voorlopige maatregelen, de publicatie van de besluiten waarin deze wet voorziet, en de aanwezigheid en vertegenwoordiging van de schuldenaar en de bewindvoerder gedurende de insolventieprocedure en de incidentele procedure, wanneer hun deelname wettelijk verplicht of in het belang van de insolvente boedel is, totdat het akkoord van kracht wordt, of anders tot de beëindiging van de insolventieprocedure, behalve voor schuldvorderingen die voortvloeien uit beroepen die zijn ingesteld tegen besluiten van de rechtbank wanneer zij geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen met een expliciete veroordeling in de kosten.

Andere kosten die als schuldvorderingen op de insolvente boedel zijn opgenomen, volgens artikel 242, lid 3, zijn de gerechtskosten en kosten die voortvloeien uit de aanwezigheid en vertegenwoordiging van de schuldenaar, de bewindvoerder of de legitieme schuldeisers in procedures die, in het belang van de insolvente boedel, worden voortgezet of ingeleid overeenkomstig de inhoud van deze wet, behalve de bepalingen betreffende zaken met betrekking tot intrekking, aanvaarding, vereffening of afzonderlijk verweer van de schuldenaar en, indien van toepassing, tot aan de daarin vastgestelde kwantitatieve limieten.

In geval van beëindiging van een insolventieprocedure wegens ontoereikendheid van de insolvente boedel worden schuldvorderingen voor gerechtskosten en onkosten betaald vóór de overige schuldvorderingen op de insolvente boedel, met uitzondering van onderhoudsvorderingen en schuldvorderingen van werknemers (artikel 473).

De beloning van de bewindvoerder is een schuldvordering op de insolvente boedel en wordt door de rechter bepaald overeenkomstig een wettelijk goedgekeurde beloningsschaal. Op dit moment is de bij koninklijk besluit 1860/2004 van 6 september 2004 goedgekeurde beloningsschaal nog steeds geldig. Artikel 84 bevat bijzondere regels voor de bepaling en het effect ervan.

De wet voorziet in de mogelijkheid gemachtigde assistenten te benoemen om de bewindvoerder bij te staan en hun beloning komt voor rekening van deze laatste.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De regeling inzake actio pauliana in insolventieprocedures is opgenomen in de artikelen 226 e.v. van de insolventiewet. Deze bepalingen zijn verschillende malen gewijzigd, hoofdzakelijk in verband met de aard van het “beschermingsmechanisme” van de herfinancieringsovereenkomsten.

Artikel 226 bevat het wettelijke stelsel voor terugvorderingsmaatregelen, dat is gebaseerd op een algemene clausule waarin alle door de schuldenaar uitgevoerde handelingen die “schade toebrengen aan bij de procedure betrokken activa” als “herroepbaar” worden aangemerkt, ongeacht of er sprake was van een “intentie om te misleiden”. Om de rechtsgevolgen van actio pauliana te waarborgen, is een specifieke termijn vastgesteld: twee jaar vanaf de datum van de insolventverklaring.

A) Herroepingstermijn

In de wet is gekozen voor het vaststellen van een specifieke herroepingstermijn: twee jaar vanaf de datum van de insolventverklaring.

B) Het concept “vermogensschade”

Handelingen die door de schuldenaar tijdens de “verdachte periode” zijn uitgevoerd, zijn herroepbaar indien zij schade toebrengen aan de bij de procedure betrokken activa. Vermogensschade moet genoegzaam worden aangetoond door de partij die zich daarover beklaagt. Gezien evenwel de moeilijkheden die het bewijzen van nadelige handelingen normaliter met zich meebrengt, vergemakkelijkt de insolventiewet het instellen van vorderingen door een reeks vermoedens vast te stellen. Net als in andere onderdelen van de wet kunnen de vermoedens weerlegbaar of onweerlegbaar zijn. Samengevat: a) vermogensschade wordt in twee gevallen geacht onweerlegbaar te zijn: i) als het gaat om de vrije beschikking over activa, behalve schenkingen voor gebruik, en ii) als het gaat om betalingen en andere handelingen waarbij verplichtingen worden afgewikkeld die na de insolventverklaring opeisbaar zijn, tenzij er zekerheden zijn gesteld, in welk geval het vermoeden bewijs van het tegendeel toelaat; b) vermogensschade wordt in drie gevallen geacht weerlegbaar te zijn: i) als het gaat om vervreemding van activa tegen betaling aan personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben, ii) als het gaat om het bezwaren van eigendom ten behoeve van reeds bestaande verplichtingen of ten behoeve van nieuwe verplichtingen die ter vervanging van de eerdere zijn aangegaan, en iii) betalingen of andere handelingen waarbij verplichtingen worden afgewikkeld die door zekerheden zijn gedekt en die opeisbaar zijn na de insolventverklaring.

C) Procedure

Het recht om in insolventieprocedures een vordering wegens actio pauliana in te stellen, komt toe aan de bewindvoerder. Om schuldeisers tegen inactiviteit van bewindvoerders te beschermen, voorziet de wet echter in een subsidiair of secundair recht voor schuldeisers die de bewindvoerder schriftelijk hebben verzocht een vordering wegens actio pauliana in te stellen, indien de vordering niet binnen twee maanden na de datum van het verzoek door de bewindvoerder is ingesteld. De wet bevat regels die moeten waarborgen dat bewindvoerders hun taak om vervreemding van bij de procedure betrokken activa te voorkomen, daadwerkelijk uitvoeren. Bij vorderingen tegen herfinancieringsovereenkomsten komt het recht uitsluitend toe aan de bewindvoerder, met uitsluiting van subsidiaire rechten.

Ter bescherming van de herfinancieringsovereenkomsten zijn bijzondere regels ingevoerd die voortvloeien uit recente wetswijzigingen. Daarin zijn beschermingsmechanismen opgenomen die verhinderen dat tegen deze overeenkomsten (goedgekeurd onder bepaalde omstandigheden) vorderingen wegens actio pauliana worden ingesteld (artikel 604 van de insolventiewet).

Laatste update: 12/04/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Frans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Frankrijk

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Iedere persoon die handels- of ambachtelijke activiteiten verricht, iedere landbouwer, ieder ander natuurlijk persoon die als zelfstandige werkzaam is, waaronder beoefenaars van een vrij beroep met een wettelijke of gereglementeerde status of van een beschermd beroep, en iedere privaatrechtelijke rechtspersoon kan te maken krijgen met een vrijwaringsprocedure, een gerechtelijke saneringsprocedure of een gerechtelijke liquidatieprocedure.

Voor zelfstandigen zonder personeel (auto-entrepreneur) kan een insolventieprocedure worden ingeleid.

Alleen voor personen die een activiteit verrichten, kan een vrijwaringsprocedure worden ingeleid. In het geval van een gerechtelijke sanering of een gerechtelijke liquidatie kan de betrokken persoon zijn activiteit op het moment dat de procedure wordt ingeleid, al hebben gestaakt.

Privaatrechtelijke rechtspersonen die te maken kunnen krijgen met een insolventieprocedure zijn handelsvennootschappen, burgerlijke vennootschappen, economische belangengroeperingen, verenigingen, vakbonden en ondernemingsraden.

Voor privaatrechtelijke groeperingen die geen rechtspersoonlijkheid hebben, zoals joint ventures of vennootschappen in oprichting, kan geen insolventieprocedure worden ingeleid.

Ook alle publiekrechtelijke rechtspersonen zijn hiervan uitgesloten.

Versnelde vrijwaring en versnelde financiële vrijwaring

Een schuldenaar kan een versnelde vrijwaringsprocedure of een versnelde financiële vrijwaringsprocedure in gang zetten wanneer voor zijn rekeningen een accountantsverklaring is afgegeven of wanneer deze rekeningen door een accountant zijn opgesteld, en de onderneming meer dan 20 werknemers in dienst heeft of de omzet (exclusief belastingen) meer dan 3 miljoen EUR bedraagt of het balanstotaal meer dan 1,5 miljoen EUR. De versnelde vrijwaringsprocedure en de versnelde financiële vrijwaringsprocedure kunnen ook worden ingeleid voor een schuldenaar die geconsolideerde jaarrekeningen heeft opgesteld.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Een vrijwaring wordt ingeleid wanneer zich onoverkomelijke problemen voordoen voor de schuldenaar en er geen sprake is van staking van de betalingen.

Een gerechtelijke sanering wordt ingeleid wanneer het voor de schuldenaar onmogelijk is om de opeisbare passiva uit de beschikbare activa te voldoen en hij dus in staking van betaling is.

Een gerechtelijke sanering heeft tot doel de activiteiten van de onderneming voort te zetten, de werkgelegenheid te behouden en de passiva aan te zuiveren. De directeur van de onderneming moet binnen 45 dagen na staking van de betalingen om de inleiding van deze procedure verzoeken.

Een gerechtelijke liquidatie wordt ingeleid wanneer de onderneming in staking van betaling is en sanering klaarblijkelijk onmogelijk is.

Alleen de schuldenaar kan om de inleiding van een vrijwaringsprocedure verzoeken.

Daarentegen kan niet alleen door de schuldenaar, maar ook door een schuldeiser of het openbaar ministerie worden verzocht om de inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure, mits er geen bemiddelingsprocedure (een pre-insolventieprocedure) loopt.

Het vonnis tot inleiding van een insolventieprocedure treedt op de dag zelf in werking. Het gaat dan ook in om 0.00 uur op de dag waarop de uitspraak wordt gedaan.

Het vonnis tot inleiding wordt binnen acht dagen na de datum van de uitspraak meegedeeld aan de schuldenaar, en de insolventiefunctionarissen en het openbaar ministerie worden hiervan in kennis gesteld, ook in de andere lidstaten waar de schuldenaar een vestiging heeft.

Het vonnis treedt onmiddellijk voor iedereen in werking.

Binnen twee weken na de datum van het vonnis wordt de beslissing tot inleiding vermeld in het handelsregister, het register van functies of een speciaal register dat wordt bijgehouden door de griffie van het tribunal de grande instance (arrondissementsrechtbank).

Een uittreksel van het vonnis wordt gepubliceerd in het Bodacc (Bulletin officiel des annonces civiles et commerciales) en in een blad voor wettelijke aankondigingen in de plaats van het hoofdkantoor of het vestigingsadres van de schuldenaar.

Versnelde vrijwaring en versnelde financiële vrijwaring

Er bestaat tevens een versnelde vrijwaringsprocedure en een versnelde financiële vrijwaringsprocedure.

De versnelde vrijwaringsprocedure kan worden ingeleid op verzoek van een schuldenaar die in een bemiddelingsprocedure is verwikkeld en een ontwerpplan kan overleggen waaruit blijkt dat de levensvatbaarheid van de onderneming kan worden gewaarborgd.

De omstandigheid dat de schuldenaar in staking van betaling is, staat de versnelde vrijwaringsprocedure niet in de weg als deze situatie niet langer dan 45 dagen vóór de datum van het verzoek om inleiding van de bemiddelingsprocedure is ontstaan.

De versnelde financiële vrijwaringsprocedure kan worden ingeleid op dezelfde voorwaarden als die voor de versnelde vrijwaringsprocedure, en wanneer uit de rekeningen van de schuldenaar blijkt dat de schuldeisers die lid zijn van het bestuur van de kredietinstellingen op basis van de schulden een plan kunnen aannemen.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De insolventieprocedure heeft betrekking op het volledige vermogen van de schuldenaar.

In het geval van een rechtspersoon gaat het alleen om het vermogen van de rechtspersoon.

Als de schuldenaar een eenmanszaak heeft, wordt ook zijn persoonlijke vermogen in aanmerking genomen.

De hoofdwoning van zelfstandige ondernemers die handels-, industriële of ambachtelijke activiteiten verrichten, landbouwers en beoefenaars van vrije beroepen is van rechtswege echter niet vatbaar voor beslag door schuldeisers.

Overige bebouwde of onbebouwde grond die niet voor beroepsmatig gebruik is bestemd, kan als niet vatbaar voor beslag worden aangemerkt. Een dergelijke verklaring moet notarieel worden bekrachtigd en worden gepubliceerd, en heeft enkel gevolgen voor schuldeisers in beroepsverband van wie de rechten na de publicatie ervan ontstaan.

Ter bescherming van de schuldenaar en zijn gezin is de hoofdwoning niet vatbaar voor beslag door schuldeisers.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Onbevoegdheid tot beschikking en beheer van de schuldenaar

Vrijwaring en gerechtelijke sanering

Wanneer er een vrijwaringsprocedure of een gerechtelijke saneringsprocedure wordt ingeleid, wordt de schuldenaar niet onbevoegd verklaard en kan hij zijn onderneming blijven leiden en beheren.

In het geval van vrijwaring kan de rechtbank een curator aanwijzen om toezicht te houden op de schuldenaar of om de schuldenaar bijstand te verlenen bij het beheer van de onderneming, conform de opdracht die door de rechtbank is omschreven in haar beslissing. In sommige gevallen (onderneming met ten minste 20 werknemers en een omzet van ten minste 3 miljoen EUR, exclusief belastingen) is deze aanwijzing verplicht.

In het geval van gerechtelijke sanering kan de rechtbank ook een curator aanwijzen, die de schuldenaar bijstand verleent bij het beheer of die het beheer geheel of gedeeltelijk zelf uitvoert, in de plaats van de schuldenaar. Deze aanwijzing is verplicht in dezelfde gevallen als bij vrijwaring.

Gerechtelijke liquidatie

Wanneer er een gerechtelijke liquidatieprocedure wordt ingeleid, wordt de schuldenaar onbevoegd verklaard en verliest hij de beschikking over en het beheer van zijn vermogen. Zijn rechten en handelingen met betrekking tot het bedrijfsvermogen worden uitgeoefend door de liquidateur. Zo draagt de liquidateur de verantwoordelijkheid voor het beheer van zijn vermogen.

Insolventiefunctionarissen

Insolventiefunctionarissen zijn door de rechtbank aangewezen functionarissen die onder toezicht staan van het openbaar ministerie en tot de gereglementeerde beroepen behoren.

Deze gespecialiseerde beoefenaars van vrije beroepen moeten zijn ingeschreven op nationale lijsten en moeten voldoen aan strikte voorwaarden op het gebied van geschiktheid en ethiek.

Ook kunnen personen worden aangewezen die niet op deze lijsten zijn ingeschreven, maar wel over specifieke ervaring of een bijzonder kwalificatie terzake beschikken.

Insolventiefunctionarissen worden bij de inleiding van de procedure benoemd door de rechtbank.

Insolventiefunctionarissen kunnen op grond van het gemene recht civielrechtelijk en strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld.

De vergoedingen van deze functionarissen zijn vastgesteld volgens per decreet vastgelegde tabellen. Hun aldus berekende bezoldiging wordt door de rechter ten laste gelegd van de schuldenaar.

Bevoegdheden van insolventiefunctionarissen en de schuldenaar

De curator

In principe wijst de rechtbank die een vrijwaringsprocedure of een gerechtelijke saneringsprocedure inleidt, een curator aan, die kan worden voorgesteld door de schuldenaar op wie de vrijwaringsprocedure betrekking heeft, of door het openbaar ministerie.

De aanwijzing van deze curator is niet verplicht als de schuldenaar minder dan twintig werknemers heeft en de omzet van de onderneming (exclusief belastingen) minder dan 3 miljoen EUR bedraagt.

Bij een versnelde vrijwaringsprocedure en een versnelde financiële vrijwaringsprocedure is de aanwijzing van een curator altijd verplicht.

Bij vrijwaring wordt de schuldenaar niet onbevoegd verklaard en behoudt hij de beschikking over en het beheer van zijn vermogen, tenzij de rechtbank anders beslist.

Indien er een curator wordt aangewezen, houdt deze toezicht op de schuldenaar of verleent hij de curator bijstand bij het beheer van de onderneming, conform de door de rechtbank omschreven opdracht.

In het geval van gerechtelijke sanering verleent de curator de schuldenaar bijstand bij het beheer of voert hij het beheer geheel of gedeeltelijk zelf uit, in de plaats van de schuldenaar.

De curator moet de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor het behoud van de rechten van de onderneming tegen haar schuldenaars en de handelingen die noodzakelijk zijn voor het behoud van de productiecapaciteit, of deze door de schuldenaar laten nemen.

De curator beschikt over eigen bevoegdheden zoals de rol van gemachtigde voor de bankrekeningen van de schuldenaar die geen cheques mag uitschrijven, de bevoegdheid om voortzetting van lopende overeenkomsten te verlangen en de bevoegdheid om noodzakelijke ontslagen aan te zeggen.

De bewindvoerder

Bij een collectieve procedure moet de rechtbank een bewindvoerder aanwijzen.

Hij heeft de taak de schuldeisers te vertegenwoordigen en hun collectieve belang te behartigen.

Hij stelt de lijst van aangemelde vorderingen op, met inbegrip van salarisvorderingen, met zijn voorstellen voor toelating, afwijzing of verwijzing naar de bevoegde instantie, en legt deze lijst voor aan de rechter-commissaris.

De liquidateur

In het vonnis van de gerechtelijke liquidatie stelt de rechtbank een liquidateur aan.

De liquidateur moet de vorderingen controleren en overgaan tot liquidatie van de activa van de schuldenaar teneinde de schuldeisers te voldoen.

Hij zegt ontslag aan en kan kiezen voor voortzetting van lopende overeenkomsten.

Hij vertegenwoordigt de schuldenaar die het beheer en de beschikking heeft verloren en verricht gedurende de gerechtelijke liquidatieprocedure derhalve het merendeel van de betrokken vermogensrechtelijke handelingen. Hij kan echter geen immateriële rechten van de schuldenaar uitoefenen.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Compensatie is een wijze van afbouw van de wederzijdse verplichtingen tot de laagste verplichting.

Hiervan kan slechts sprake zijn tussen twee personen die symmetrisch schuldeiser én schuldenaar van elkaar zijn.

Met compensatie ontstaat zo een verkorte, dubbele betaling tussen wederzijdse vorderingen.

Het is de schuldenaar in principe niet toegestaan om vorderingen te betalen die vóór het vonnis tot inleiding van vrijwaring of gerechtelijke sanering zijn ontstaan.

Niettemin wordt dit verbod op betaling van vroegere vorderingen opgeheven voor compensatiebetaling voor verwante vorderingen. Onder verwante vorderingen wordt verstaan wederzijdse vorderingen van dezelfde aard die afkomstig zijn uit of afgeleid zijn van de uitvoering of niet-uitvoering van dezelfde overeenkomst of een reeks overeenkomsten.

Als een vordering die verwant is aan de vroegere vordering ná het vonnis tot inleiding ontstaat, is betaling ervan mogelijk door compensatie van de vroegere vordering, op voorwaarde dat deze is aangemeld.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Procedure voor voortzetting van lopende overeenkomsten

De inleiding van een insolventieprocedure doet niets af aan het bestaan van overeenkomsten die de schuldenaar op het moment van de inleiding aan zijn partners (leveranciers, klanten) binden.

Een lopende overeenkomst is een bestaande overeenkomst die bij de inleiding van de procedure wordt uitgevoerd, een voortdurende overeenkomst waarvan de termijn op die datum niet is verstreken of een aflopende overeenkomst die nog niet is uitgevoerd, maar wel reeds is gesloten.

De specifieke bepalingen met betrekking tot lopende overeenkomsten zijn niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten.

Vrijwaring en gerechtelijke sanering

In principe wordt de overeenkomst automatisch voortgezet.

De medecontractant moet dus zijn verplichtingen nakomen ondanks het feit dat de schuldenaar zijn aan het vonnis tot inleiding voorafgaande verplichtingen niet is nagekomen.

De diensten die na het vonnis tot inleiding zijn verleend, zullen op de vervaldag worden betaald.

Alleen de curator beschikt over een optie van openbare orde op grond waarvan hij de voortzetting van de overeenkomst kan verlangen, met verplichting van betaling van de diensten die worden verleend.

Indien er geen curator is aangesteld, oefent de schuldenaar de bevoegdheid uit om uitvoering van lopende overeenkomsten te verlangen, na toestemming van de bewindvoerder.

De curator heeft kan een voortdurende overeenkomst of een overeenkomst met betaling in termijnen ook opzeggen wanneer hij vaststelt dat hij niet over voldoende middelen beschikt om aan de verplichtingen van de schuldenaar te voldoen.

De medecontractant kan de curator (of de schuldenaar, bij ontstentenis van een curator) in een aanmaning verzoeken om een beslissing te nemen over de toekomst van de overeenkomst.

De lopende overeenkomst wordt van rechtswege ontbonden indien de curator (of de schuldenaar) niet binnen een maand heeft geantwoord op de aanmaning.

Dit geschiedt ook bij wanbetaling wanneer de medecontractant er niet mee instemt de contractuele betrekkingen voort te zetten.

De curator (of de schuldenaar, bij ontstentenis van een curator) kan de rechter-commissaris bovendien vragen om de lopende overeenkomst te ontbinden, als ontbinding noodzakelijk is voor vrijwaring of sanering van de schuldenaar, en mits deze geen buitensporige inbreuk maakt op de belangen van de medecontractant.

Gerechtelijke liquidatie

Net als bij vrijwaring en gerechtelijke sanering blijven alle lopende overeenkomsten in principe gelden. De medecontractant moet dus zijn verplichtingen nakomen ondanks het feit dat de schuldenaar zijn aan het vonnis tot inleiding voorafgaande verplichtingen niet is nagekomen.

De diensten die na het vonnis tot inleiding zijn verleend, zullen op de vervaldag worden betaald.

Alleen de liquidateur heeft het recht om uitvoering van lopende overeenkomsten te verlangen door de aan de schuldenaar beloofde diensten te verlenen.

De medecontractant kan de liquidateur in een aanmaning verzoeken om een beslissing te nemen over de toekomst van de overeenkomst.

De overeenkomst wordt van rechtswege ontbonden indien de liquidateur niet binnen een maand heeft geantwoord op de aanmaning. Dit geschiedt ook wanneer de schuldenaar een geldsom moet betalen, op de dag dat de medecontractant op de hoogte wordt gesteld van het besluit van de liquidateur om de overeenkomst niet voort te zetten, en bij wanbetaling wanneer de medecontractant er niet mee instemt de contractuele betrekkingen voort te zetten.

Als de prestatie geen betrekking heeft op de betaling van een geldsom, kan de liquidateur de rechter-commissaris ook vragen om de overeenkomst te ontbinden als dit noodzakelijk is voor de liquidatie en hiermee geen buitensporige inbreuk wordt gemaakt op de belangen van de medecontractant.

Overdracht van lopende overeenkomsten

In het geval van vrijwaring, gerechtelijke sanering of gerechtelijke liquidatie kan de rechtbank, indien een gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming wordt gelast, bepalen welke lease-, huur- of leveringsovereenkomsten betreffende goederen of diensten die nodig zijn voor de instandhouding van de onderneming, er worden overgedragen.

De medecontractant van wie de overeenkomst niet werd overgedragen, kan de rechter‑commissaris verzoeken om die overeenkomst te ontbinden indien de curator, de schuldenaar (bij ontstentenis van een curator) of de liquidateur niet om voortzetting van de uitvoering van de overeenkomst heeft verzocht.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Bij een insolventieprocedure mogen schuldeisers hun rechten jegens de schuldenaar uitsluitend doen gelden in het kader van de insolventieprocedure, en kunnen zij niet individueel handelen om betaling te verkrijgen van de schuldenaar.

Het vonnis tot sluiting van de gerechtelijke liquidatieprocedure wegens ontoereikendheid van het vermogen heeft niet tot gevolg dat schuldeisers het recht terugkrijgen om acties tegen de schuldenaar individueel uit te oefenen.

De volgende gevallen vormen hierop een uitzondering:

  • voor acties die betrekking hebben op goederen die zijn verkregen in het kader van een nalatenschap die is opengevallen tijdens de gerechtelijke liquidatieprocedure;
  • wanneer de schuldvordering voortvloeit uit een delict waarvoor de schuld van de schuldenaar is vastgesteld of wanneer deze betrekking heeft op rechten die zijn ontleend aan de persoon van de schuldeiser;
  • wanneer de schuldvordering haar oorsprong vindt in frauduleuze handelingen ten nadele van socialezekerheidsinstanties. De frauduleuze oorsprong van de vordering blijkt uit een rechterlijke beslissing of uit een sanctie die is opgelegd door een socialezekerheidsinstantie.

Schuldeisers krijgen ook in de volgende gevallen het recht op individuele vervolging terug:

  • de schuldenaar is persoonlijk failliet verklaard;
  • de schuldenaar is schuldig bevonden aan het faillissement;
  • voor een van de onderdelen van zijn vermogen is de schuldenaar, of een rechtspersoon waarvan hij aan het hoofd stond, eerder onderworpen aan een gerechtelijke liquidatieprocedure die minder dan vijf jaar vóór de inleiding van de procedure tegen hem is afgesloten wegens ontoereikendheid van activa, of de schulden van de schuldenaar zijn in de loop van de vijf jaren voorafgaand aan die datum kwijtgescholden;
  • er is een territoriale procedure ingeleid in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures.

In het geval van fraude jegens een of meerdere schuldeisers, stemt de rechtbank voorts in met de hervatting van individuele procedures van elke schuldeiser tegen de schuldenaar. De rechtbank wijst zijn vonnis bij de sluiting van de procedure, na de schuldenaar, de liquidateur en de controleurs te hebben gehoord of naar behoren te hebben opgeroepen. Het vonnis kan op verzoek van iedere belanghebbende ook daarna worden gewezen, op dezelfde voorwaarden.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Het vonnis tot inleiding van een insolventieprocedure leidt tot onderbreking van of een verbod op acties tegen de schuldenaar die strekken tot de betaling van een geldsom of de ontbinding van een overeenkomst wegens wanbetaling.

Ook uitvoeringsprocedures en conservatoire maatregelen worden opgeschort.

Acties van schuldeisers die vóór de inleiding van de collectieve procedure stappen hebben ondernomen, worden onderbroken of opgeschort.

Dit geldt voor alle schuldeisers, ongeacht de vraag of zij over zekerheden beschikken.

De onderbreking van en het verbod op vervolging gelden voor alle insolventieprocedures.

Aanhangige rechtsgedingen worden onderbroken totdat de agerende schuldeiser is overgegaan tot aanmelding van zijn vordering.

Vervolgens worden zij van rechtswege hervat, maar zij hebben dan enkel tot doel de vordering vast te stellen en de hoogte ervan te bepalen, met uitsluiting van de veroordeling van de schuldenaar.

Andere dan de hierboven genoemde gerechtelijke en uitvoeringsprocedures vinden plaats in de loop van de waarnemingsperiode die voor de schuldenaar is ingesteld, na het in het geding roepen van de bewindvoerder en van de curator wanneer deze de taak heeft de schuldenaar bijstand te verlenen of hem te vertegenwoordigen, of na hervatting van het geding op initiatief van de bewindvoerder of de curator.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Vrijwaring en gerechtelijke sanering

Met het oog op goedkeuring van het vrijwaringsplan wordt met schuldeisers overleg gepleegd over de termijnen voor betaling of kwijtschelding van schulden.

De voorstellen worden door de curator (of de schuldenaar, bij ontstentenis van een curator) voorgelegd aan de bewindvoerder, die de schuldeisers vertegenwoordigt.

De bewindvoerder moet individuele of collectieve instemming verkrijgen van iedere schuldeiser die zijn vordering heeft aangemeld.

De bewindvoerder is niet verplicht de schuldeisers te raadplegen voor wie het ontwerpplan geen wijzigingen van de betalingsvoorwaarden inhoudt of volledige betaling in geld omvat zodra het plan definitief wordt of de vorderingen worden toegelaten.

Comités van schuldeisers

Wanneer een schuldenaar meer dan 150 werknemers in dienst heeft en zijn omzet meer dan 20 miljoen EUR bedraagt, worden comités van schuldeisers opgericht die zich uitspreken over de ontwerpplannen voor aanzuivering van de passiva. De rechtbank kan ook beslissen om deze bepalingen toe te passen wanneer deze drempelwaarden niet zijn overschreden.

In comités van schuldeisers worden voor verschillende categorieën schuldeisers vergaderingen belegd, zodat aan hen voorstellen kunnen worden voorgelegd, die zij kunnen bespreken en waarover zij zich collectief uitspreken, wat inhoudt dat de minderheid zich moet schikken naar het besluit van de meerderheid.

Er bestaat een comité van kredietinstellingen, dat bestaat uit financieringsmaatschappijen en kredietinstellingen of soortgelijke instanties, en een comité dat bestaat uit de belangrijkste leveranciers van goederen of diensten. Wanneer er obligatiehouders zijn, wordt er een algemene vergadering georganiseerd bestaande uit alle schuldeisers met obligaties die in Frankrijk of daarbuiten zijn uitgegeven, zodat overleg kan worden gepleegd over het ontwerpplan dat door de comités van schuldeisers is aangenomen.

De comités van schuldeisers moeten door de curator worden geraadpleegd over het ontwerpplan en vóór een plan stemmen voordat de rechtbank zijn vonnis kan vellen.

Wanneer er comités van schuldeisers zijn, kan iedere schuldeiser die lid is van een comité alternatieve voorstellen voor het ontwerpplan van de schuldenaar voorleggen.

Zo kan het ontwerpplan afkomstig zijn van de schuldenaar (eventueel in overleg met de curator) of, bij een gerechtelijke sanering, van de curator in overleg met de schuldenaar, maar kan het ook worden ingediend op initiatief van de schuldeisers die lid zijn van deze comités. Het door de comités goedgekeurde plan en, indien verschillend, het plan van de schuldenaar of de curator kunnen vervolgens als concurrerende plannen worden voorgelegd aan de rechtbank.

Versnelde vrijwaring

Bij de inleiding van een versnelde vrijwaringsprocedure moeten comités van schuldeisers (comité van kredietinstellingen en comité van leveranciers van goederen en diensten) worden opgericht, en, in voorkomend geval, de algemene vergadering van obligatiehouders.

De schuldeisers buiten de comités worden ook individueel geraadpleegd.

Versnelde financiële vrijwaring

Bij de inleiding van een versnelde financiële vrijwaringsprocedure is alleen de oprichting van het comité van kredietinstellingen verplicht, en, in voorkomend geval, de algemene vergadering van obligatiehouders.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De activa van de schuldenaar kunnen worden gerealiseerd in het kader van de gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming of in het kader van afzonderlijke overdrachten. Voor deze verrichtingen gelden er uiteenlopende regelingen.

De overdracht van de onderneming wordt gelast door de rechtbank en wordt niet uitgevoerd door de insolventiefunctionaris.

Bij vrijwaring is er slechts een gedeeltelijke overdracht mogelijk. Bij gerechtelijke sanering of gerechtelijke liquidatie kan het gaan om een gedeeltelijke of gehele overdracht.

In een dergelijk geval geeft de rechtbank een beslissing waarin de termijn wordt vastgesteld waarbinnen de overnamebiedingen moeten worden ingediend bij de bewindvoerder, de liquidateur of, in voorkomend geval, de curator. De overnamebiedingen moeten schriftelijk worden ingediend en een aantal verplichte gegevens bevatten.

De overdracht van afzonderlijke activa is onderworpen aan andere regels.

Gedurende de periode van vrijwaring en gerechtelijke sanering, waarbij de schuldenaar niet onbevoegd is verklaard, behoudt hij, met inachtneming van de taken van de bewindvoerder, het recht om zelfstandig over zijn vermogen te beschikken.

Indien de beschikkingshandeling die leidt tot de tegeldemaking van de activa buiten het dagelijks beheer van de onderneming valt, moet hij de voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris verkrijgen.

Tijdens de looptijd van het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering krijgt de schuldenaar al zijn bevoegdheden over zijn vermogen terug.

Bij gerechtelijke liquidatie moet de liquidateur de toestemming van de rechter-commissaris verkrijgen voor de overdracht van activa.

De verkoop van onroerend goederen vindt plaats volgens de procedure voor gerechtelijke veilingen. De rechter-commissaris stelt de prijs en de essentiële verkoopvoorwaarden vast. De rechter-commissaris kan ook toestemming geven voor een veiling in der minne op basis van de door hem vastgestelde instelprijs. Tot slot kan hij toestemming geven voor een onderhandse verkoop tegen de prijs en onder de voorwaarden die door hem zijn vastgesteld.

De liquidateur verdeelt vervolgens de opbrengst van de verkopen volgens de rang van de schuldeisers.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Alle vorderingen die vóór het vonnis tot inleiding van de procedure zijn ontstaan, moeten worden aangemeld, ongeacht de aard: handels-, civiele of administratieve vorderingen (belastingautoriteiten, socialezekerheidsinstanties) of strafrechtelijke vorderingen (boetes). Het is niet van belang of de vordering wel of niet bevoorrecht is, opeisbaar is of nog moet vervallen, en zeker of voorwaardelijk is. Werknemers vallen niet onder deze bepalingen.

Vorderingen die op wettige wijze zijn ontstaan na het vonnis tot inleiding met het oog op het verloop van de procedure of een tegenprestatie vormen voor een prestatie ten behoeve van de schuldenaar voor zijn beroepswerkzaamheden, worden op de vervaldag ervan betaald.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Alle schuldeisers van wie de vordering vóór het vonnis tot inleiding is ontstaan, moeten hun vorderingen in het geval van vrijwaring of sanering aanmelden bij de bewindvoerder, en in het geval van liquidatie bij de liquidateur.

De termijn voor aanmelding bedraagt twee maanden vanaf de wettelijke publicatie van het vonnis tot inleiding.

De schuldenaar kan de vordering van een van zijn schuldeisers onder dezelfde voorwaarden ook zelf aanmelden.

De aanmelding heeft tevens betrekking op bepaalde vorderingen die na het vonnis tot inleiding zijn ontstaan, waarvoor niet het voorrecht van betaling geldt dat bestaat ten gunste van vorderingen die van nut zijn voor de onderneming of verband houden met de eisen van de procedure. In de aangemelde vordering moet het volgende worden opgenomen: de reeds vervallen en de nog te vervallen bedragen, de datums van de termijnen, de aard van het bestaande voorrecht of de bestaande zekerheid en de wijze van berekening van de rente.

De vorderingsaanmelding hoeft niet in een specifieke vorm te worden opgesteld. Uit de aanmelding moet ondubbelzinnig naar voren komen dat de schuldeiser de betaling van zijn vordering wil opeisen, op de lijst van schuldvorderingen wil worden opgenomen en aan de procedure wil deelnemen.

Na raadpleging van de schuldenaar stelt de bewindvoerder de lijst van aangemelde vorderingen op met voorstellen voor toelating, afwijzing of verwijzing naar de bevoegde instantie.

Deze lijst wordt doorgegeven aan de rechter-commissaris en meegedeeld aan de curator.

Vóór de toelating of afwijzing van een vordering controleert de rechter-commissaris het bestaan ervan, het bedrag en de aard, op basis van de bewijsstukken die de opsteller van de aanmelding voorlegt en eventueel elementen die zijn aangedragen door de gehoorde personen en de bewindvoerder.

Schuldeisers die hun vorderingen niet binnen de gestelde termijn hebben aangemeld, worden uitgesloten en kunnen dan ook niet worden betrokken bij de verdelingen, en evenmin aanspraak maken op dividenden in het geval van goedkeuring van een plan of tegeldemaking van de activa van de schuldenaar indien hun uitsluiting niet door de rechter-commissaris wordt opgeheven.

Bij ontheffing van de gevolgen van het verstrijken van de termijn kunnen zij na hun aanvraag in aanmerking komen voor de verdelingen.

Versnelde vrijwaring en versnelde financiële vrijwaring

De schuldenaar stelt de lijst op van de in de vorderingsaanmelding op te nemen vorderingen van alle schuldeisers die hebben deelgenomen aan de bemiddeling. De lijst wordt gecertificeerd door de accountant van de schuldenaar en ingediend bij de griffie van de rechtbank.

De bewindvoerder verstrekt iedere schuldeiser een uittreksel van de lijst met betrekking tot diens vordering.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Een bevoorrechte schuldeiser beschikt over een garantie waarmee hij zich verzekerd weet van betalingsvoorrang op andere, niet-bevoorrechte schuldeisers van zijn schuldenaar, wanneer er een collectieve procedure tegen de schuldenaar wordt ingeleid.

Zo kan een schuldeiser bevoorrecht zijn:

  • omdat hij beschikt over een garantie waarmee zijn schuldenaar heeft ingestemd of die hij via een gerechtelijke procedure heeft verkregen, of
  • omdat hij in zijn hoedanigheid op wettelijke gronden over een voorrecht beschikt.

Niet alle bevoorrechte schuldeisers zijn gelijk. In het geval van samenloop van meerdere bevoorrechte schuldeisers, worden zij in een wettelijk vastgelegde volgorde betaald, maar altijd vóór niet-bevoorrechte schuldeisers.

Niet-bevoorrechte schuldeisers worden betaald uit de activa van de schuldenaar die resteren na betaling van bevoorrechte schuldeisers. De verdeling geschiedt pondspondsgewijs.

Rang van voorrechten

Vrijwaring en gerechtelijke sanering

De verdeling van de verkoopprijs van een onroerend goed tussen schuldeisers geschiedt in de onderstaande volgorde.

  1. Primair bevoorrechte vorderingen betreffende salarissen: betaling van de salarissen van de laatste zestig werkdagen voorafgaand aan het vonnis tot inleiding.
  2. Gerechtskosten die op wettige wijze zijn ontstaan na het vonnis tot inleiding met het oog op het verloop van de procedure: kosten met betrekking tot behoud en liquidatie van goederen en de verdeling van de prijs tussen de schuldeisers (kosten voor inventaris en reclame, bezoldiging van door de rechtbank aangewezen functionarissen enz.).
  3. Vorderingen die worden gegarandeerd door het voorrecht betreffende bemiddeling: dit geldt voor schuldeisers die instemmen met een nieuwe inbreng van contanten of nieuwe goederen of diensten leveren, met als doel de activiteit van de onderneming voort te zetten en haar levensvatbaarheid veilig te stellen.
  4. Voorrecht betreffende vorderingen die na het vonnis tot inleiding zijn ontstaan: vorderingen die verband houden met het regelmatige verloop van de procedure of het voorlopige behoud van de activiteit, of vorderingen die zijn ontstaan als tegenprestatie van een prestatie die ten behoeve van de schuldenaar is verricht tijdens het behoud van de activiteit of bij de uitvoering van een lopende overeenkomst die door de liquidateur werd voortgezet, of vorderingen betreffende het levensonderhoud van de schuldenaar als natuurlijk persoon.
  5. Vorderingen die worden gegarandeerd door het algemene voorrecht van werknemers: betaling van het salaris van de zes maanden voorafgaand aan het vonnis tot inleiding.
  6. Vorderingen die worden gegarandeerd door een speciaal voorrecht of een hypotheek.
  7. Niet-bevoorrechte vorderingen.

De verdeling van de verkoopprijs van een roerend goed tussen schuldeisers geschiedt in de onderstaande volgorde.

  1. Vorderingen die worden gegarandeerd door een speciaal zekerheidsrecht op een roerend goed met retentierecht.
  2. Primair bevoorrechte vorderingen betreffende salarissen: betaling van de salarissen van de laatste zestig werkdagen voorafgaand aan het vonnis tot inleiding.
  3. Gerechtskosten die op wettige wijze zijn ontstaan na het vonnis tot inleiding met het oog op het verloop van de procedure: kosten met betrekking tot behoud en liquidatie van goederen en de verdeling van de prijs tussen de schuldeisers (kosten voor inventaris en reclame, bezoldiging van door de rechtbank aangewezen functionarissen enz.).
  4. Vorderingen die worden gegarandeerd door het voorrecht betreffende bemiddeling: dit geldt voor schuldeisers die instemmen met een nieuwe inbreng van contanten of nieuwe goederen of diensten leveren, met als doel de activiteit van de onderneming voort te zetten en haar levensvatbaarheid veilig te stellen.
  5. Voorrecht betreffende vorderingen die na het vonnis tot inleiding zijn ontstaan: vorderingen die verband houden met het regelmatige verloop van de procedure of het voorlopige behoud van de activiteit, of vorderingen die zijn ontstaan als tegenprestatie van een prestatie die ten behoeve van de schuldenaar is verricht tijdens het behoud van de activiteit of bij de uitvoering van een lopende overeenkomst die door de liquidateur werd voortgezet, of vorderingen betreffende het levensonderhoud van de schuldenaar als natuurlijk persoon.
  6. Voorrecht van de schatkist.
  7. Vorderingen die worden gegarandeerd door een speciaal voorrecht op een roerend goed zonder retentierecht.
  8. Vorderingen die worden gegarandeerd door andere algemene voorrechten betreffende roerende goederen.
  9. Niet-bevoorrechte vorderingen.

Gerechtelijke liquidatie

De verdeling van de verkoopprijs van een onroerend goed tussen schuldeisers geschiedt in de onderstaande volgorde.

  1. Primair bevoorrechte vorderingen betreffende salarissen: betaling van de salarissen van de laatste zestig werkdagen voorafgaand aan het vonnis tot inleiding.
  2. Gerechtskosten die op wettige wijze zijn ontstaan na het vonnis tot inleiding met het oog op het verloop van de procedure: kosten voor inventaris en reclame, bezoldiging van door de rechtbank aangewezen functionarissen.
  3. Vorderingen die worden gegarandeerd door het voorrecht betreffende bemiddeling: dit geldt voor schuldeisers die instemmen met een nieuwe inbreng van contanten of nieuwe goederen of diensten leveren, met als doel de activiteit van de onderneming voort te zetten en haar levensvatbaarheid veilig te stellen.
  4. Vorderingen die worden gegarandeerd door speciale zekerheden op onroerende goederen.
  5. Voorrecht betreffende vorderingen die na het vonnis tot inleiding zijn ontstaan: vorderingen die verband houden met het regelmatige verloop van de procedure of het voorlopige behoud van de activiteit, of vorderingen die zijn ontstaan als tegenprestatie van een prestatie die ten behoeve van de schuldenaar is verricht tijdens het behoud van de activiteit of bij de uitvoering van een lopende overeenkomst die door de liquidateur werd voortgezet, of vorderingen betreffende het levensonderhoud van de schuldenaar als natuurlijk persoon.
  6. Niet-bevoorrechte vorderingen.

De verdeling van de verkoopprijs van een roerend goed tussen schuldeisers geschiedt in de onderstaande volgorde.

  1. Vorderingen die worden gegarandeerd door een speciaal zekerheidsrecht op een roerend goed met retentierecht.
  2. Primair bevoorrechte vorderingen betreffende salarissen: betaling van de salarissen van de laatste zestig werkdagen voorafgaand aan het vonnis tot inleiding.
  3. Gerechtskosten die op wettige wijze zijn ontstaan na het vonnis tot inleiding met het oog op het verloop van de procedure: kosten voor inventaris en reclame, bezoldiging van door de rechtbank aangewezen functionarissen.
  4. Vorderingen die worden gegarandeerd door het voorrecht betreffende bemiddeling.
  5. Voorrecht betreffende vorderingen die na het vonnis tot inleiding zijn ontstaan: vorderingen die verband houden met het regelmatige verloop van de procedure of het voorlopige behoud van de activiteit, of vorderingen die zijn ontstaan als tegenprestatie van een prestatie die ten behoeve van de schuldenaar is verricht tijdens het behoud van de activiteit of bij de uitvoering van een lopende overeenkomst die door de liquidateur werd voortgezet, of vorderingen betreffende het levensonderhoud van de schuldenaar als natuurlijk persoon.
  6. Vorderingen die worden gegarandeerd door een hypotheek op roerende goederen of vorderingen die worden gegarandeerd door een onderpand op materieel of outillage.
  7. Voorrecht van de schatkist.
  8. Een vordering die wordt gegarandeerd door een speciaal zekerheidsrecht op een roerend goed zonder retentierecht.
  9. Overige voorrechten betreffende roerende goederen (artikel 2331 van het Franse Burgerlijk Wetboek) en het algemene voorrecht betreffende salarissen.
  10. Niet-bevoorrechte vorderingen.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Vrijwaring en gerechtelijke sanering

In het kader van de procedures voor vrijwaring en gerechtelijke sanering kunnen de activiteiten van de onderneming worden voortgezet, kan de werkgelegenheid worden behouden en kunnen de passiva worden aangezuiverd door middel van een plan. Een plan voor vrijwaring of sanering kan pas worden opgesteld wanneer aan deze voorwaarden is voldaan.

Als er een serieuze mogelijkheid is dat de onderneming wordt gered, wordt het ontwerpplan in het geval van vrijwaring opgesteld door de schuldenaar of in het geval van gerechtelijke sanering door de curator of door een schuldeiser indien er comités van schuldeisers zijn opgericht. Het plan bestaat uit drie onderdelen:

  • een economisch en financieel onderdeel, waarin de vooruitzichten voor sanering worden bepaald op basis van de mogelijkheden en de wijzen waarop de werkzaamheden worden verricht, de marktsituatie en de beschikbare financieringsmiddelen;
  • een definitie van de wijze van vereffening van de schulden en eventuele garanties die de directeur moet stellen om de uitvoering te waarborgen;
  • een sociaal onderdeel, waarin het niveau en de vooruitzichten van werkgelegenheid worden uiteengezet en gerechtvaardigd evenals de beoogde sociale voorwaarden voor voortzetting van de activiteiten. Indien in het plan sprake is van ontslagen om economische redenen, worden de reeds getroffen maatregelen uiteengezet en wordt omschreven welke stappen moeten worden ondernomen om te kunnen zorgen voor herindeling en vergoeding van met ontslag bedreigde werknemers.

In het plan worden alle afspraken vermeld die zijn aangegaan door de personen die moeten zorgen voor de uitvoering en die noodzakelijk zijn voor de sanering van de onderneming.

De rechtbank beslist vervolgens over het ontwerpplan dat door de schuldenaar of een schuldeiser is voorgelegd.

Het vonnis van de rechtbank tot vaststelling van een plan voor vrijwaring, sanering of overdracht vormt een rechterlijke beslissing. Het plan omvat tevens een contractueel aspect als er comités van schuldeisers zijn opgericht.

Het plan heeft een looptijd van maximaal tien jaar, en wat betreft landbouwers vijftien jaar.

De rechtbank stelt voor de duur van het plan de curator of bewindvoerder aan als commissaris voor de uitvoering van het plan, die op de tenuitvoerlegging moet toezien.

Met de vaststelling van het plan wordt de waarnemingsperiode beëindigd. De schuldenaar krijgt weer de beschikking over zijn goederen en kan zijn onderneming weer leiden, onder voorbehoud van de maatregelen die hem in het plan zijn opgelegd door de rechtbank.

De schuldenaar dient zich aan alle bepalingen van het plan te houden.

Indien hij dit nalaat, wanneer de afspraken niet worden nagekomen of wanneer zich een staking van de betalingen voordoet tijdens de uitvoering van het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering, loopt de schuldenaar het risico dat het plan wordt ingetrokken en de procedure wordt hervat.

Omzetting in gerechtelijke liquidatie

Tijdens of na afloop van de waarnemingsperiode die is ingegaan met een vonnis tot vrijwaring of een vonnis tot gerechtelijke sanering, kan worden besloten tot gerechtelijke liquidatie.

De rechtbank moet het vonnis tot gerechtelijke liquidatie vellen zodra de voortzetting van de onderneming onmogelijk blijkt of er in het kader van de procedure voor gerechtelijke sanering geen overdrachtsplan kan worden vastgesteld.

Einde van de verplichtingen van de schuldenaar als natuurlijk persoon in gerechtelijke liquidatie

De onbevoegdheid tot beschikking en beheer van de schuldenaar gaat in op de dag van de uitspraak van de gerechtelijke liquidatie en wordt beëindigd bij de sluiting van de liquidatie. Op dat moment krijgt de schuldenaar zijn rechten terug en kan hij weer acties ondernemen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

De voltooiing van de uitvoering van het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering betekent niet dat schuldeisers die hun vordering niet hadden aangemeld, de schuldenaar kunnen vervolgen.

Uitzonderlijke hervatting van individuele gerechtelijke stappen is uitdrukkelijk enkel mogelijk na afsluiting van de gerechtelijke liquidatie wegens een ontoereikend vermogen.

Moment waarop de insolventieprocedure als afgesloten wordt beschouwd

De waarnemingsperiode beslaat het tijdsbestek vanaf de dag van het vonnis tot inleiding tot en met de dag van het vonnis waarmee het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering wordt vastgesteld, of waarin de gerechtelijke liquidatie wordt uitgesproken.

Zowel bij de vrijwaringsprocedure als bij de gerechtelijke saneringsprocedure wordt de activiteit gedurende de waarnemingsperiode voortgezet en blijft de schuldenaar zijn onderneming in principe leiden, zij het met bepaalde beperkingen.

Als er een serieuze mogelijkheid is de onderneming te redden, zal de waarnemingsperiode uitmonden in een plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering.

Met de goedkeuring van een vrijwaringsplan of een saneringsplan krijgt de schuldenaar het beheer van zijn zaken weliswaar weer in handen, maar wordt de procedure niet beëindigd.

De procedure wordt namelijk afgesloten wanneer het eindverslag van de curator en de bewindvoerder door de rechter-commissaris is goedgekeurd. De president van de rechtbank geeft dan opdracht tot afsluiting, wat een maatregel van de rechterlijke macht is waartegen geen beroep kan worden aangetekend.

De procedure wordt zo op het moment van de beschikking tot afsluiting gerechtelijk afgesloten.

De gevolgen van de procedure houden echter niet op bij de beschikking tot afsluiting, want het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering blijft dan nog van kracht.

De schuldenaar dient zich aan alle bepalingen van het plan te houden.

Indien hij dit nalaat, wanneer de afspraken niet worden nagekomen of wanneer zich een staking van de betalingen voordoet tijdens de uitvoering van het plan voor vrijwaring of gerechtelijke sanering, loopt de schuldenaar het risico dat het plan wordt ingetrokken en de procedure wordt hervat.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten en uitgaven van de procedure komen ten laste van de onderneming waarvoor de insolventieprocedure is ingesteld.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Wanneer de rechtbank een procedure voor gerechtelijke sanering of gerechtelijke liquidatie inleidt, is de datum waarop de schuldenaar de betalingen staakt, in principe de datum van het vonnis tot inleiding van de procedure.

De rechtbank heeft echter de mogelijkheid om de datum van staking van de betalingen vast te stellen op een eerdere datum, tot 18 maanden voorafgaand aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure.

De periode vanaf de datum van staking van betaling tot de datum van inleiding van een procedure voor gerechtelijke sanering of gerechtelijke liquidatie wordt in dit geval de "verdachte periode" genoemd.

Bepaalde handelingen die in de verdachte periode door de schuldenaar zijn verricht en die frauduleus lijken, worden nietig verklaard.

Het instellen van een vordering tot nietigverklaring van handelingen die gedurende de verdachte periode zijn verricht, valt onder de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank waarbij de procedure aanhangig is.

Het instellen van een vordering tot nietigheid is voorbehouden aan de curator, de bewindvoerder, de liquidateur en het openbaar ministerie.

Schuldeisers kunnen individueel, of collectief via de bewindvoerder, een vordering tot nietigverklaring instellen van handelingen die door de schuldenaar zijn verricht.

De handeling is voor iedereen nietig en wordt met terugwerkende kracht vernietigd.

In de onderstaande twaalf gevallen is er sprake van verplichte nietigheid die geldt voor abnormale handelingen.

  • Alle handelingen tot kosteloze overdracht van een roerend of onroerend goed.
  • Elk wederkerig contract waarin de verplichtingen van de schuldenaar die van de andere partij aanzienlijk te boven gaan.
  • Elke betaling, ongeacht de wijze waarop deze is verricht, voor schulden die op de dag van betaling nog niet waren vervallen.
  • Elke betaling voor schulden die op andere wijze is verricht dan in contanten, handelspapieren, via overschrijvingen, overdrachtsdocumenten of elke andere betalingswijze die algemeen wordt aanvaard in zakelijke betrekkingen.
  • Alle deposito's en consignaties van geldsommen die, zonder dat er een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde is, zijn verricht als onderpand voor een goed.
  • Elke conventionele hypotheek, elke gerechtelijke hypotheek en de wettelijke hypotheek van de echtgenoten en elk recht op verpanding of op onderpand die zijn gevormd op de goederen van de schuldenaar in verband met eerder ontstane schulden.
  • Elke conservatoire maatregel, tenzij de inschrijving of de executiehandeling heeft plaatsgevonden vóór de datum van staking van de betalingen.
  • Iedere toestemming en uitoefening van opties door de werknemers van de onderneming.
  • Iedere inbreng van goederen of rechten in een trustvermogen, tenzij deze inbreng heeft plaatsgevonden als garantie voor een gelijktijdig aangegane schuld.
  • Elke aanpassingsovereenkomst bij een trustovereenkomst die gevolgen heeft voor rechten of goederen die reeds zijn ingebracht in een trustvermogen als garantie voor schulden die vóór deze aanpassingsovereenkomst zijn aangegaan.
  • Wanneer de schuldenaar een individuele ondernemer met beperkte aansprakelijkheid is, iedere bestemming of wijziging in de bestemming van een goed, onder voorbehoud van storting van de inkomsten die niet zijn bestemd voor de beroepsactiviteit, die heeft geleid tot een vermindering van het vermogen waarop de procedure betrekking heeft ten gunste van een ander vermogen van deze ondernemer.
  • De door de schuldenaar bij een notaris afgelegde verklaring dat bepaalde zaken niet vatbaar zijn voor beslag.

Deze handelingen moeten door de rechtbank nietig worden verklaard, ongeacht de vraag of de partijen te goeder of te kwader trouw hebben gehandeld.

Voorts kan de rechtbank de handeling tot kosteloze overdracht van een roerend of onroerend goed en de verklaring dat bepaalde zaken niet vatbaar zijn voor beslag die tot zes maanden voorafgaand aan de datum van staking van betaling is verricht of afgelegd, nietig verklaren. Voor deze gevallen geldt een facultatieve nietigheid.

Laatste update: 08/05/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Kroatisch) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Kroatië

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Een aan een faillissement voorafgaande procedure en een faillissementsprocedure kunnen worden ingesteld tegen rechtspersonen en tegen de activa van een individuele schuldenaar, tenzij de wet anders bepaalt. Een individuele schuldenaar in de zin van de Faillissementswet (Stečajni zakon – "SZ") is een natuurlijk persoon die krachtens de Wet inkomstenbelasting (Zakon o porezu na dohodak) onderworpen is aan belasting over inkomen uit zelfstandige arbeid of een natuurlijk persoon die krachtens de Wet vennootschapsbelasting (Zakon o porezu na dobit) onderworpen is aan vennootschapsbelasting.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

a) Een aan faillissement voorafgaande procedure kan worden ingeleid als de rechter vaststelt dat insolventie dreigt, d.w.z. als de rechter concludeert dat de schuldenaar niet tijdig aan zijn verplichtingen zal kunnen voldoen.

Er is sprake van dreigende insolventie als de situatie waarin de schuldenaar geacht wordt insolvent te zijn, zich nog niet voordoet en als:

− het door het Financieel agentschap (Financijska agencija) bijgehouden Register van de rangorde van betalingsverplichtingen een of meer niet-voldane verplichtingen op naam van de schuldenaar vermeldt waarvoor een rechtsgrond voor betaling bestaat en die zonder nadere goedkeuring door de schuldenaar via een van zijn rekeningen hadden moeten worden geïnd, of

− de schuldenaar meer dan dertig dagen te laat is met de betaling van salarissen aan werknemers uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, arbeidsreglement, collectieve overeenkomst of speciale regeling, of een ander document waarin de verplichtingen van werkgevers tegenover werknemers zijn geregeld, of

− de schuldenaar verzuimt de premies en belasting voor de in de vorige alinea bedoelde salarissen te betalen binnen dertig dagen vanaf de datum waarop hij verplicht was de salarissen aan de werknemers te betalen.

b) Een faillissementsprocedure kan worden ingeleid als de rechter vaststelt dat er gronden zijn voor faillissement, d.w.z. insolventie of overmatige schulden.

Er is sprake van insolventie als de schuldenaar voortdurend niet kan voldoen aan zijn uitstaande financiële verplichtingen. Als de schuldenaar de vorderingen van sommige van de schuldeisers geheel of gedeeltelijk heeft voldaan of mogelijk kan voldoen, betekent dat nog niet dat hij als solvent wordt beschouwd.

De schuldenaar wordt geacht insolvent te zijn:

− als het door het Financieel agentschap bijgehouden Register van de rangorde van betalingsverplichtingen een of meer niet-voldane verplichtingen op naam van de schuldenaar vermeldt die sinds meer dan zestig dagen opeisbaar zijn, waarvoor een rechtsgrond voor betaling bestaat en die zonder nadere goedkeuring door de schuldenaar via een van zijn rekeningen hadden moeten worden geïnd, of

− als hij driemaal achtereen heeft verzuimd zijn werknemers salaris te betalen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst, arbeidsreglement, een collectieve overeenkomst of speciale regeling, of een ander document waarin de verplichtingen van werkgevers tegenover werknemers zijn geregeld.

De schuld wordt geacht overmatig te zijn als de activa van de schuldenaar, als rechtspersoon, zijn bestaande verplichtingen niet meer dekken.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

In een faillissementsprocedure bestaat de failliete boedel uit de activa die de schuldenaar in bezit had bij opening van de faillissementsprocedure, plus de activa die in zijn bezit zijn gekomen tijdens de faillissementsprocedure. Uit de failliete boedel wordt de faillissementsprocedure bekostigd en worden de vorderingen van de schuldeisers voldaan, evenals vorderingen waarvan afwikkeling is gegarandeerd door bepaalde rechten op de activa van de schuldenaar.

Het vrije gebruik van activa uit de failliete boedel door personen die voordien zijn gemachtigd om de schuldenaar wettelijk te vertegenwoordigen, of door de individuele schuldenaar na opening van de faillissementsprocedure, heeft geen rechtsgevolgen, behalve voor gebruik dat wordt beheerst door de algemene regels die het beginsel van vertrouwen in openbare registers waarborgen. De vergoeding wordt uit de failliete boedel aan de wederpartij geretourneerd als de waarde van de failliete boedel erdoor is verhoogd.

Als de individuele schuldenaar voor opening of in de loop van de faillissementsprocedure begunstigde is van een nalatenschap of legaat, is alleen de schuldenaar gerechtigd die te aanvaarden of te verwerpen.

Als een schuldenaar met een derde persoon mede-eigenaar wordt of een andere rechtsbetrekking of partnerschap aangaat, vindt de verdeling van activa plaats buiten de faillissementsprocedure. Voor de afwikkeling van verplichtingen uit een dergelijke relatie kan worden verzocht om aparte afwikkeling uit het deel van de schuldenaar.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure – de voorwaarden voor aanstelling van een curator zijn dezelfde als die voor aanstelling van een vereffenaar. Als de rechter dat nodig acht, stelt hij op eigen besluit een curator aan bij aanvang van de aan faillissement voorafgaande procedure. De taken van de curator komen ten einde op de datum van homologatie van een gerechtelijk akkoord, op de datum van opening van de faillissementsprocedure of op grond van een beslissing van de schuldeisers.

De curator in een aan faillissement voorafgaande procedure heeft de volgende taken:

1. de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar onderzoeken;

2. de lijst van activa en passiva van de schuldenaar bestuderen;

3. de geloofwaardigheid van de geregistreerde vorderingen beoordelen;

4. vorderingen betwisten als hij naar aanleiding van de verklaringen van schuldeisers of om andere redenen twijfelt aan de waarheidsgetrouwheid ervan;

5. toezien op de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar, in het bijzonder diens financiële transacties, aangaan van verplichtingen aan derden, uitgifte van betaalverzekeringsinstrumenten en bedrijfsactiviteiten in het kader van de verkoop van goederen of diensten, en waarborgen dat de activa van de schuldenaar niet worden geschaad;

6. een klacht indienen bij de rechtbank als de schuldenaar handelt in strijd met artikel 67 van de SZ;

7. bevelen uitvaardigen en verklaringen afgeven ingevolge de artikelen 69 en 71 van de SZ;

8. erop toezien dat de kosten van de aan faillissement voorafgaande procedure volledig en tijdig worden voldaan;

9. overige activiteiten verrichten ingevolge de SZ.

Tussen opening en afsluiting van de aan faillissement voorafgaande procedure mag de schuldenaar alleen betalingen verrichten die nodig zijn voor zijn normale bedrijfsactiviteiten. In die periode mag de schuldenaar geen andere verplichtingen die zijn aangegaan en opeisbaar zijn geworden voor opening van de aan faillissement voorafgaande procedure nakomen dan bruto betalingsverplichtingen aan zijn werknemers en ex-werknemers uit hoofde van een arbeidsverhouding die voor de datum van opening van de aan faillissement voorafgaande procedure opeisbaar zijn geworden, ontslagvergoedingen tot het wettelijk en in collectieve overeenkomsten bepaalde bedrag, vorderingen wegens letsel op het werk of aan het werk gerelateerde ziekte, en vorderingen op basis van werknemerssalarissen vermeerderd met het bedrag aan basispremies en andere essentiële rechten van medewerkers ingevolge arbeidsovereenkomsten en collectieve overeenkomsten die opeisbaar zijn geworden na indiening van het voorstel tot opening van de aan faillissement voorafgaande procedure, evenals andere betalingen die nodig zijn voor de normale bedrijfsuitoefening zoals vastgesteld in een speciale wet.

Tussen de datum van indiening van het voorstel tot opening van een aan faillissement voorafgaande procedure en de datum van de beslissing omtrent die procedure mag de schuldenaar zijn activa niet vervreemden of bezwaren zonder daartoe vooraf toestemming te zijn verleend door de curator of, indien er geen curator is aangesteld, door de rechter.

b) Faillissementsprocedure – de vereffenaar in een faillissementsprocedure wordt willekeurig gekozen uit de A-lijst van vereffenaars voor het gebied waarin de rechtbank bevoegd is, tenzij anders is bepaald in de SZ. Op basis van die keuze stelt de rechter de vereffenaar aan in de beslissing tot opening van een faillissementsprocedure. Als in de aan faillissement voorafgaande procedure een curator werd aangesteld of als in de faillissementsprocedure een voorlopige vereffenaar werd aangesteld, stelt de rechtbank bij wijze van uitzondering de curator respectievelijk de tijdelijke vereffenaar aan als vereffenaar.

De rechten en plichten van de ondernemingsorganen van de schuldenaar berusten bij de vereffenaar, tenzij anders is bepaald in de SZ. Als de schuldenaar zijn bedrijfsactiviteiten tijdens de faillissementsprocedure voortzet overeenkomstig artikel 217, lid 2, van de SZ, beheert de vereffenaar de bedrijfsactiviteiten.

De vereffenaar vertegenwoordigt de schuldenaar. De vereffenaar beheert alleen die activiteiten van een individuele schuldenaar die de failliete boedel betreffen, en hij vertegenwoordigt de schuldenaar met de bevoegdheid van een wettelijk vertegenwoordiger.

De vereffenaar is verplicht om nauwgezet en ordelijk te handelen, en in het bijzonder om

1. de boekhouding op orde te brengen tot de datum van opening van de faillissementsprocedure;

2. een voorlopige raming van de kosten van de faillissementsprocedure op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de commissie van schuldeisers;

3. een commissie in te stellen voor inventarisatie van de activa;

4. een eerste balans van de activa van de schuldenaar op te maken;

5. de afsluiting van de begonnen maar niet afgeronde activiteiten van de schuldenaar en de activiteiten die nodig zijn om te voorkomen dat de activa van de schuldenaar worden geschaad, zorgvuldig te beheren;

6. toe te zien op realisatie van de vorderingen van de schuldenaar;

7. de in artikel 217, lid 2, van de SZ bedoelde bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar nauwgezet uit te voeren;

8. de documenten in verband met de arbeidsrechtelijke status van begunstigden aan de Kroatische pensioenverzekeringsinstelling te verstrekken;

9. de eigendommen en rechten van de schuldenaar die deel uitmaken van de failliete boedel te realiseren of te innen;

10. de uitdeling aan de schuldeisers voor te bereiden en na goedkeuring uit te voeren;

11. een eindafrekening over te leggen aan de commissie van schuldeisers;

12. de verdere uitdelingen aan de schuldeisers te verrichten;

13. na afsluiting van de faillissementsprocedure de failliete boedel te vertegenwoordigen overeenkomstig de SZ.

De vereffenaar brengt minstens eens in het kwartaal op een standaardformulier schriftelijk verslag uit over het verloop van de faillissementsprocedure en over de balans van de failliete boedel.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Als de schuldeiser bij opening van de faillissementsprocedure wettelijk of contractueel recht had op verrekening, laat het openen van de faillissementsprocedure dat recht onverlet.

Als er bij opening van de faillissementsprocedure een of meer vorderingen zijn die onder opschortende voorwaarde moeten worden verrekend of die nog niet opeisbaar zijn of geen betrekking hebben op wederpartijen van dezelfde aard, vindt verrekening plaats wanneer aan de vereiste voorwaarden is voldaan. Niet van toepassing op verrekening is de bepaling dat uitstaande vorderingen opeisbaar worden bij opening van een faillissementsprocedure en dat niet-geldelijke vorderingen of vorderingen voor een niet-gespecificeerd geldbedrag worden gesteld op de geschatte geldwaarde ten tijde van de opening van de faillissementsprocedure. Als de voor verrekening te gebruiken vordering onvoorwaardelijk en opeisbaar wordt voordat de verrekening mogelijk is, is verrekening uitgesloten.

Verrekening is niet uitgesloten voor vorderingen die luiden in verschillende valuta's of rekeneenheden, mits die valuta's of rekeneenheden eenvoudig kunnen worden gewisseld op de plaats van afwikkeling van de voor de verrekening gebruikte vordering. Omrekening vindt plaats volgens de wisselkoers op de plaats van afwikkeling op het moment van ontvangst van de verrekeningsverklaring.

Een verrekening is niet toelaatbaar:

1. als de verplichting van de schuldeiser in het kader van de failliete boedel pas is ontstaan na opening van de faillissementsprocedure;

2. als de verplichting pas na opening van de faillissementsprocedure door een schuldeiser aan een andere schuldeiser is gecedeerd;

3. als de schuldeiser zijn vordering in het laatste halfjaar voor opening van de faillissementsprocedure via cessie heeft verkregen of als er in het laatste halfjaar voor de dag van opening van de faillissementsprocedure geen aan faillissement voorafgaande procedure is geopend, en de schuldeiser wist of had moeten weten dat de schuldenaar insolvent was geworden of dat er een voorstel was ingediend om een faillissementsprocedure of een daaraan voorafgaande procedure te openen tegen de schuldeiser. Bij wijze van afwijking is verrekening toegestaan als de vordering is gecedeerd met betrekking tot de nakoming van nog niet nagekomen contractuele verplichtingen of als het recht de vordering te voldoen opnieuw is verkregen middels succesvolle aanvechting van een juridische transactie van een schuldenaar;

4. als de schuldeiser het recht op verrekening heeft verkregen middels een vernietigbare rechtshandeling.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Als de schuldenaar en de wederpartij bij een bilateraal bindende overeenkomst de overeenkomst niet of niet volledig hebben uitgevoerd bij opening van de faillissementsprocedure, kan de vereffenaar de overeenkomst uitvoeren in plaats van de schuldenaar en eisen dat de wederpartij de overeenkomst uitvoert. Als de vereffenaar weigert de overeenkomst uit te voeren, kan de wederpartij haar vordering wegens niet-nakoming alleen als schuldeiser in faillissement realiseren. Als de wederpartij bij de overeenkomst de vereffenaar verzoekt zijn standpunt inzake zijn keuzerecht kenbaar te maken, informeert de vereffenaar onmiddellijk, en in elk geval niet later dan de verslagzitting, de wederpartij per aangetekende post of hij voornemens is uitvoering van de overeenkomst te eisen. Als de wederpartij aanmerkelijke schade zou lijden voor aanvang van de verslagzitting en de vereffenaar daarvan in kennis heeft gesteld, dient de vereffenaar, bij wijze van afwijking, de wederpartij binnen acht dagen per aangetekende post te laten weten of hij voornemens is uitvoering van de overeenkomst te eisen. Als de vereffenaar dat verzuimt te doen, is hij niet gemachtigd uitvoering van de overeenkomst te eisen.

Als de te verrichten prestaties deelbaar zijn en de wederpartij bij opening van de faillissementsprocedure gedeeltelijk aan haar uitvoeringsverplichtingen heeft voldaan, kan die partij als schuldeiser in faillissement haar recht op vergoeding voor de gedeeltelijke uitvoering uitoefenen, ook als de vereffenaar uitvoering van het resterende deel heeft geëist. Als de wederpartij haar recht op vergoeding niet uitoefent, kan zij de waarde die zij met haar gedeeltelijke uitvoering heeft toegevoegd aan de activa van de schuldenaar, niet terugvorderen.

Indien in een kadaster een voorbehoud is opgenomen ter waarborging van het recht op verkrijging of herroeping van rechten op een van de activa van de schuldenaar of een van de ten gunste van een schuldenaar opgenomen rechten, of ter waarborging van de vordering op een wijziging van de inhoud of voorrang van zulke rechten, kan de schuldeiser zijn vordering afwikkelen als schuldeiser in de failliete boedel. Dit is tevens van toepassing indien de schuldenaar alle overige verplichtingen tegenover de schuldeiser heeft aanvaard en die vervolgens geheel of gedeeltelijk niet is nagekomen. Deze bepaling is mutatis mutandis van toepassing op voorbehouden in het scheepsregister, het register van schepen in aanbouw of het luchtvaartuigregister.

Als de schuldenaar voor opening van de faillissementsprocedure zijn roerende goederen met eigendomsvoorbehoud heeft verkocht en in bezit van de koper heeft gesteld, kan de koper de uitvoering van de koopovereenkomst eisen. Dit is ook van toepassing als de schuldenaar verdere verplichtingen tegenover de koper is aangegaan die hij niet of niet volledig is nagekomen. Als de schuldenaar voor opening van de faillissementsprocedure een onroerend goed met eigendomsvoorbehoud heeft gekocht en in bezit heeft ontvangen van de verkoper, heeft de vereffenaar het keuzerecht overeenkomstig artikel 181 van de SZ.

De huur en leasing van onroerend goed of bedrijfspanden houden niet op te bestaan bij opening van de faillissementsprocedure. Dat geldt ook voor huur- en leaserelaties die de schuldenaar als lessor is aangegaan voor objecten die voor verzekeringsdoeleinden zijn overgedragen aan een derde die de aankoop of vervaardiging ervan heeft gefinancierd. Rechten die betrekking hebben op de tijd voor opening van de faillissementsprocedure, evenals op de schade geleden door vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst, kunnen door de wederpartij alleen worden uitgeoefend als schuldeiser in faillissement.

De vereffenaar kan een door de schuldenaar als lessee afgesloten huur- of leaseovereenkomst voor een onroerend goed of bedrijfspand ontbinden, ongeacht de overeengekomen looptijd en met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Als de vereffenaar de overeenkomst ontbonden verklaart, kan de wederpartij als schuldeiser in faillissement schadevergoeding vorderen wegens vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst. Als de schuldenaar bij opening van de faillissementsprocedure het onroerend goed of bedrijfspand niet heeft overgenomen, kunnen de vereffenaar en de wederpartij de overeenkomst ontbinden. Als de vereffenaar de overeenkomst ontbindt, kan de wederpartij als schuldeiser in faillissement schadevergoeding vorderen wegens vroegtijdige beëindiging van de overeenkomst. De partij die voornemens is de overeenkomst te ontbinden, dient de andere partij desgevraagd daarvan binnen vijftien dagen in kennis te stellen. Indien de partij verzuimt dat te doen, verliest zij haar recht op ontbinding.

Indien de schuldenaar als de lessor van het onroerend goed of bedrijfspand voor opening van de faillissementsprocedure vorderingen had in verband met huur- en leaserelaties voor een toekomstige periode, heeft dat rechtsgevolgen voor zover het gaat om de huur of lease voor de lopende kalendermaand bij opening van de faillissementsprocedure. Als de faillissementsprocedure wordt geopend na de vijftiende van de maand, hebben vorderingen ook rechtsgevolgen voor de daarop volgende kalendermaand. Zij houden specifiek verband met de afwikkeling van huur en leasing. Vorderingen op grond van executie zijn gelijkwaardig aan contractuele vorderingen.

De vereffenaar kan namens de schuldenaar als de lessor de lease- of huurrelatie binnen een wettelijke opzegtermijn ontbinden, ongeacht de contractuele opzegtermijn.

Een derde aan wie de vereffenaar het door de schuldenaar geleasete onroerend goed of bedrijfspand heeft vervreemd en die bijgevolg een lease- of huurrelatie aangaat in plaats van de schuldenaar, kan die overeenkomst binnen de wettelijk bepaalde termijn ontbinden.

Als de schuldenaar de lessee is kan de wederpartij, nadat het voorstel tot opening van een faillissementsprocedure is ingediend, de leaseovereenkomst niet ontbinden:

1. wegens te late huur- of leasebetaling voor de opening van de faillissementsprocedure;

2. wegens verslechtering van de financiële situatie van de schuldenaar.

De opening van de faillissementsprocedure leidt niet tot beëindiging van arbeidsovereenkomsten of dienstverleningsovereenkomsten met de schuldenaar. De opening van de faillissementsprocedure is een bijzondere gegronde reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Na de opening van de faillissementsprocedure kunnen de vereffenaar, namens de schuldenaar (als werkgever), en de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden, ongeacht de contractuele looptijd van de overeenkomst en ongeacht wettelijke of contractuele bepalingen voor de bescherming van werknemers. De opzegtermijn is één maand, tenzij in de wet een kortere termijn is bepaald. Als werknemers oordelen dat de ontbinding van hun arbeidsovereenkomst niet rechtmatig is, kunnen zij bescherming van hun rechten verlangen krachtens de Arbeidswet (Zakon o radu).

Behoudens goedkeuring van de rechter kan de vereffenaar nieuwe arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd sluiten zonder de beperkingen die zijn vastgesteld in de algemene arbeidsvoorschriften voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, teneinde de reeds begonnen bedrijfsactiviteiten te voltooien en eventuele schade te voorkomen. De vereffenaar specificeert salarissen en andere inkomsten uit arbeid met goedkeuring van de rechter en in overeenstemming met de wet en de collectieve overeenkomst. De salarissen en inkomsten uit arbeid waarop werknemers recht kregen na de opening van de faillissementsprocedure, worden afgewikkeld als verplichtingen van de failliete boedel.

Het recht van werknemers op medezeggenschap vervalt met de opening van de faillissementsprocedure. Afspraken met de ondernemingsraad zijn niet bindend voor de vereffenaar.

De opdrachten van de schuldenaar in verband met de activa die deel uitmaken van de failliete boedel, verliezen hun geldigheid bij opening van de faillissementsprocedure. Als de persoon aan wie een opdracht is verstrekt, buiten zijn schuld niet op de hoogte is van de faillissementsprocedure en zijn activiteiten voortzet, wordt de opdracht geacht nog van kracht te zijn. Vorderingen van de persoon aan wie de opdracht is verstrekt in verband met zulke voortgezette activiteiten, worden afgewikkeld als vorderingen van een schuldeiser in faillissement. Met het oog op herstel van de schade is de persoon aan wie de opdracht is verstrekt, verplicht na opening van de faillissementsprocedure zijn activiteiten voort te zetten tot de vereffenaar de activiteiten overneemt. Vorderingen van de persoon aan wie de opdracht is verstrekt in verband met zulke activiteiten, worden afgewikkeld als vorderingen van schuldeisers in de failliete boedel.

Aanbiedingen aan of door de schuldenaar zijn met ingang van de dag van opening van de faillissementsprocedure niet meer geldig, tenzij zij voordien zijn aanvaard.

Ten aanzien van zakelijke overeenkomsten waarbij iemand zich heeft verplicht tot de verlening van bepaalde diensten voor de schuldenaar en ten aanzien van de machtiging van de schuldenaar in verband met de activa die deel uitmaken van de failliete boedel waarbij die machtiging niet meer geldig is vanaf de opening van faillissementsprocedure, is de persoon aan wie de opdracht is verstrekt, met het oog op het herstel van schade, gehouden de activiteiten na opening van de faillissementsprocedure te blijven uitvoeren tot de vereffenaar de uitvoering van de activiteiten overneemt. Vorderingen van de persoon aan wie de opdracht is verstrekt in verband met de voortgezette activiteiten, worden afgewikkeld als de vorderingen van schuldeisers in de failliete boedel.

Contractuele bepalingen die toepassing van de bepalingen van de SZ bij voorbaat uitsluiten of beperken, hebben geen rechtsgevolgen.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure – tussen de dag van opening en de dag van afsluiting van een aan faillissement voorafgaande procedure mogen er geen executie-, administratieve of zekerheidsprocedures worden ingesteld tegen de schuldenaar. Indien er zulke procedures reeds aanhangig zijn, worden zij opgeschort op de dag van opening van de aan faillissement voorafgaande procedure. De opgeschorte procedures worden voortgezet op voorstel van de schuldeisers:

- na sluiting van een gerechtelijk akkoord – over alle of een deel van de vorderingen die werden betwist in de aan faillissement voorafgaande procedure;

- na een definitieve beslissing tot beëindiging van de aan faillissement voorafgaande procedure.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op procedures waarop een aan faillissement voorafgaande procedure geen invloed heeft, of op een procedure voor de afwikkeling van vorderingen die zijn ontstaan na opening van de aan faillissement voorafgaande procedure.

In gerechtelijke procedures waarin opschorting van de procedure is gelast naar aanleiding van de opening van een aan faillissement voorafgaande procedure en waarin vervolgens een definitieve beslissing is gegeven ter bevestiging van het gerechtelijk akkoord over de vordering van de schuldeiser, zal de rechter de procedure voortzetten en de vordering afwijzen of de executie- of zekerheidsprocedure stoppen, behalve in verband met alle of een deel van de vorderingen die werden betwist in de aan faillissement voorafgaande procedure

b) Faillissementsprocedure – individuele schuldeisers kunnen na opening van de faillissementsprocedure geen executie- of zekerheidsprocedure tegen de schuldenaar instellen in verband met die delen van hun activa die deel uitmaken van de failliete boedel, of tegen andere activa van de schuldenaar. Schuldeisers anders dan schuldeisers in faillissement zijn niet gerechtigd executie of zekerheid te eisen tegenover toekomstige vorderingen van individuele schuldenaren op basis van hun arbeidsverhouding of andere dienst, of hun vorderingen op die basis in een faillissementsprocedure, behalve executie of zekerheid voor de afwikkeling van onderhoudsvorderingen en andere vorderingen die kunnen worden voldaan uit het deel van het arbeidsinkomen van de schuldenaar waaruit de vorderingen van andere schuldeisers niet kunnen worden voldaan. Indien een dergelijke executie- en zekerheidsprocedure aanhangig is bij opening van de faillissementsprocedure, wordt zij onderbroken. Zodra deze procedure wordt voortgezet, zet de executierechtbank de procedure stop.

Met het oog op uitoefening van hun rechten kunnen schuldeisers die gerechtigd zijn te verzoeken dat delen van de activa van de schuldenaar worden vrijgesteld van de insolvente boedel (izlučni vjerovnici), na opening van de faillissementsprocedure tegen de schuldenaar een executie- en zekerheidsprocedure starten overeenkomstig de algemene regels van executieprocedures. Opgeschorte executie- en zekerheidsprocedures die de schuldeisers zijn gestart voor de opening van de faillissementsprocedure, worden voortgezet en uitgevoerd door een executierechtbank overeenkomstig de regels van de executieprocedure.

Na de opening van de faillissementsprocedure is het voor bevoorrechte schuldeisers (razlučni vjerovnici) niet toegestaan een executie- of zekerheidsprocedure te beginnen. Executie- en zekerheidsprocedures die bij opening van de faillissementsprocedure aanhangig zijn, worden opgeschort. De opgeschorte executie- en zekerheidsprocedures worden voortgezet door de rechtbank die de faillissementsprocedure leidt onder toepassing van de regels voor realisatie van de posten waarvoor recht op voorrang bestaat in de faillissementsprocedure.

Na opening van de faillissementsprocedure is inschrijving in openbare registers toegestaan, indien is voldaan aan de voorwaarden voor inschrijving voordat de rechtsgevolgen van de opening van de faillissementsprocedure uitwerking kregen.

Tot een half jaar na opening van de faillissementsprocedure is executie voor de afwikkeling van vorderingen uit de failliete boedel die niet zijn gebaseerd op rechtshandelingen van de vereffenaar, niet toegestaan.

Deze bepaling geldt niet voor:

1. verplichtingen van de failliete boedel uit hoofde van een bilateraal bindende overeenkomst tot uitvoering waarvan de vereffenaar zich heeft verbonden;

2. verplichtingen uit hoofde van een permanente contractuele relatie na het verstrijken van de eerste termijn waarbinnen de vereffenaar de overeenkomst had kunnen ontbinden;

3. verplichtingen uit hoofde van een permanente contractuele relatie indien de vereffenaar een vergoeding heeft ontvangen ten gunste van de failliete boedel.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure - tussen de dag van opening en de dag van afsluiting van een aan faillissement voorafgaande procedure mag geen civiele procedure worden aangespannen tegen de schuldenaar. Indien dergelijke procedures reeds aanhangig zijn, worden zij opgeschort op de dag van opening van de aan faillissement voorafgaande procedure. Opgeschorte procedures worden voortgezet op voorstel van de schuldeiser:

- na sluiting van een gerechtelijk akkoord – over alle of een deel van de vorderingen die werden betwist in de aan faillissement voorafgaande procedure;

- na een definitieve beslissing tot beëindiging van de aan faillissement voorafgaande procedure.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing op procedures waarop een aan faillissement voorafgaande procedure geen invloed heeft of op een procedure voor de afwikkeling van vorderingen die zijn ontstaan na opening van de aan faillissement voorafgaande procedure.

In procedures bij een rechtbank waarin opschorting van de procedure is gelast naar aanleiding van de opening van een aan faillissement voorafgaande procedure en waarin vervolgens een definitieve beslissing is gegeven ter bevestiging van het gerechtelijk akkoord over de vordering van de schuldeiser, zal de rechtbank de procedure voortzetten en de vordering afwijzen of de executie- of zekerheidsprocedure stoppen, behalve in verband met alle of een deel van vorderingen die werden betwist in de aan faillissement voorafgaande procedure.

b) Faillissementsprocedure - de vereffenaar neemt de rechtszaken over die verband houden met activa in de failliete boedel, met inbegrip van arbitrageprocedures, en die bij opening van de faillissementsprocedure in behandeling waren, en treedt daarbij op namens en voor de schuldenaar. Rechtszaken over in het kader van de faillissementsprocedure ingestelde vorderingen kunnen pas worden voortgezet nadat zij zijn onderzocht tijdens de onderzoekszitting.

Rechtszaken die bij opening van de faillissementsprocedure lopen tegen de schuldenaar, worden namens hem overgenomen door de vereffenaar als zij betrekking hebben op:

1. uitsluiting van activa uit de failliete boedel;

2. aparte afwikkeling;

3. verplichtingen van de failliete boedel.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure - schuldeisers van de schuldenaar in een aan faillissement voorafgaande procedure zijn de personen die bij opening van een dergelijke procedure geldelijke vorderingen op de schuldenaar hebben. De bepalingen in de SZ over stemrecht in faillissementsregelingen zijn dienovereenkomstig van toepassing op het recht van de schuldeiser om te stemmen over het herstructureringsplan.

De schuldeisers brengen hun stem schriftelijk uit via het verplichte stemformulier. Het stemformulier wordt, ondertekend en gewaarmerkt door een bevoegde persoon, uiterlijk bij aanvang van de stemzitting bij de rechtbank ingediend. Als de schuldeisers bij aanvang van de zitting het stemformulier niet hebben ingediend of een stemformulier indienen dat niet ondubbelzinnig duidelijk maakt hoe zij hebben gestemd, worden zij geacht te hebben gestemd tegen het herstructureringsplan.

De ter zitting aanwezige schuldeisers stemmen met behulp van het verplichte stemformulier. Stemgerechtigde schuldeisers die geen stem uitbrengen tijdens deze zitting, worden geacht tegen het herstructureringsplan te hebben gestemd.

Elke groep stemgerechtigde schuldeisers stemt afzonderlijk over het herstructureringsplan. De voorschriften voor de indeling van deelnemers aan faillissementsregelingen zijn dienovereenkomstig van toepassing op de indeling van schuldeisers in aan faillissement voorafgaande procedures.

De schuldeisers worden geacht het herstructureringsplan te hebben aanvaard, als zij in meerderheid voor hebben gestemd en in elke groep de som van alle vorderingen van de schuldeisers die voor hebben gestemd, minstens twee keer zo groot is als de som van de vorderingen van de schuldeisers die tegen hebben gestemd.

Schuldeisers die een gezamenlijk recht hebben of wier rechten één samengevoegd recht vormden voordat er sprake was van gronden voor een aan faillissement voorafgaande procedure, worden wat betreft de stemming gezien als één schuldeiser. De houders van afzonderlijke rechten of rechten van vruchtgebruik worden dienovereenkomstig behandeld.

b) Faillissementsprocedure - commissie van schuldeisers – om de belangen van schuldeisers in de faillissementsprocedure te beschermen, kan de rechter voorafgaand aan de eerste zitting met de schuldeisers een commissie van schuldeisers instellen en de leden daarvan benoemen.

Zowel schuldeisers met de grootste vorderingen als die met kleine vorderingen zijn vertegenwoordigd in de commissie van schuldeisers. Verder heeft een vertegenwoordiger van de voormalige werknemers van de schuldenaar zitting in de commissie van schuldeisers, tenzij zij als schuldeisers met geringe vorderingen deelnemen aan de procedure.

Bevoorrechte schuldeisers (razlučni vjerovnici) en personen die geen schuldeiser zijn maar als deskundigen zouden kunnen bijdragen aan het werk van de commissie, kunnen als lid worden benoemd in de commissie van schuldeisers.

De commissie van schuldeisers bestaat uit een oneven aantal van ten hoogste negen leden. Is het aantal schuldeisers lager dan vijf, dan krijgen alle schuldeisers de bevoegdheden van de commissie van schuldeisers.

Als de waarde van de erkende vorderingen van de schuldeisers tijdens de onderzoekszitting is vastgesteld op meer dan 50 miljoen HRK en de schuldenaar op de dag van opening van de faillissementsprocedure arbeidsovereenkomsten met meer dan twintig werknemers heeft, is het de taak van de rechter de schuldeisers toe te staan te beslissen over de instelling van een commissie van schuldeisers.

De commissie van schuldeisers heeft als taak toe te zien op de vereffenaar en hem bij te staan in de uitvoering van bedrijfsactiviteiten, activiteiten te bewaken overeenkomstig artikel 217 van de SZ, de boeken en andere bescheiden in verband met de bedrijfsactiviteiten te onderzoeken en de omzet en liquide middelen te laten controleren. De commissie van schuldeisers kan individuele leden uit haar midden machtigen om binnen haar verantwoordelijkheidsgebied individuele activiteiten te verrichten.

Binnen haar verantwoordelijkheidsgebied verricht de commissie van schuldeisers met name de volgende activiteiten:

1. verslagen van de vereffenaar over het verloop van de faillissementsprocedure en de staat van de failliete boedel onderzoeken;

2. de bedrijfsboekhouding en alle door de vereffenaar overgenomen documentatie bestuderen;

3. bij de rechter bezwaar maken tegen handelingen van de vereffenaar;

4. de kostenramingen voor de faillissementsprocedure goedkeuren;

5. de rechter op diens verzoek adviseren over de liquidatie van de activa van de schuldenaar;

6. de rechter op diens verzoek adviseren over de voortzetting van lopende bedrijfsactiviteiten of over de activiteiten van de schuldenaar;

7. de rechter op diens verzoek adviseren over de opname van geverifieerde verliezen die zijn vastgesteld in de inventaris van activa.

(3) De commissie van schuldeisers informeert de schuldeisers over het verloop van de procedure en de staat van de failliete boedel.

De vergadering van schuldeisers

De rechter roept een vergadering van de schuldeisers bijeen. Het recht op deelname wordt verleend aan alle schuldeisers in faillissement, alle bevoorrechte schuldeisers in faillissement met recht op aparte afwikkeling, de vereffenaar en de individuele schuldenaar.

Tijdens de verslagzitting of latere zitting is de vergadering van schuldeisers bevoegd om:

1. een commissie van schuldeisers in te stellen, voor zover dat niet al is gebeurd, de samenstelling ervan te wijzigen of de commissie te ontslaan;

2. een nieuwe vereffenaar aan te stellen;

3. te beslissen over het al dan niet voortzetten van de activiteiten van de schuldenaar en over de wijze en voorwaarden van liquidatie van de activa van de schuldenaar;

4. de vereffenaar op te dragen een faillissementsregeling op te stellen;

5. beslissingen te nemen binnen de bevoegdheid van de commissie van schuldeisers;

6. te beslissen over andere zaken die relevant zijn voor de uitvoering en afsluiting van faillissementsprocedures overeenkomstig de SZ.

De vergadering van schuldeisers heeft het recht de vereffenaar te vragen om kennisgevingen en verslagen over de stand van zaken en bedrijfsactiviteiten. Als er geen commissie van schuldeisers is ingesteld, kan de vergadering van schuldeisers opdracht geven tot controle van de omzet en liquide middelen onder beheer van de vereffenaar.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Bij opening van de faillissementsprocedure vervallen de rechten van de schuldenaar als rechtspersoon en gaan deze over op de vereffenaar. Bij opening van de faillissementsprocedure gaan de rechten van een individuele schuldenaar om activa in de failliete boedel te beheren en te vervreemden, over op de vereffenaar.

Na opening van de faillissementsprocedure neemt de vereffenaar onmiddellijk de eigendom en het beheer van alle activa van de failliete boedel over.

Op basis van een executiebeslissing over de opening van een faillissementsprocedure kan de vereffenaar de rechter verzoeken de schuldenaar te gelasten activa over te dragen en executiemaatregelen vast te stellen voor de gedwongen uitvoering van de beslissing.

Zodra de beslissing over de opening van de faillissementsprocedure definitief is, kan de vereffenaar de rechter verzoeken derden die activa uit de failliete boedel in bezit hebben, te gelasten die activa af te staan. Samen met voornoemd verzoek verstrekt de vereffenaar een document waaruit de eigendom van de activa blijkt. De rechter neemt een beslissing over het voorstel van de vereffenaar na de eigenaren van activa in de failliete boedel te hebben gehoord.

De vereffenaar stelt een lijst van individuele activa in de failliete boedel samen. De individuele schuldenaar en personen die eerder gemachtigd waren om de schuldenaar wettelijk te vertegenwoordigen, verlenen in deze kwestie hun medewerking aan de vereffenaar. De vereffenaar vergaart de benodigde informatie van voornoemde personen, tenzij de procedure daardoor onnodig veel vertraging zou ondervinden.

De vereffenaar stelt een lijst samen van alle schuldeisers van de schuldenaar die hem uit de bedrijfsboekhouding en bedrijfsdocumentatie, overige informatie van de schuldenaar, ingediende vorderingen of anderszins bekend zijn.

De vereffenaar stelt een stelselmatig overzicht op ten aanzien van de opening van de faillissementsprocedure, waarin hij de activa uit de failliete boedel, de verplichtingen van de schuldenaar en de waardebepaling ervan vermeldt en vergelijkt.

De inventaris van de failliete boedel, de lijst van schuldeisers en het overzicht van activa en passiva worden uiterlijk acht dagen voor de verslagzitting aan de griffie ter hand gesteld.

De opening van de faillissementsprocedure doet niets af aan de plicht van de schuldenaar ingevolge handels- en belastingrecht om een financiële administratie bij te houden en verslagen uit te brengen. De vereffenaar verricht zulke taken in verband met de failliete boedel.

De vereffenaar verstrekt de rechter uiterlijk vijftien dagen voor de verslagzitting een verslag over de economische positie van de schuldenaar en de redenen voor die positie, welk verslag uiterlijk acht dagen voor de verslagzitting wordt gepubliceerd op het elektronische prikbord van de rechtbank (e-Oglasna ploča suda).

Na de verslagzitting realiseert de vereffenaar de activa in de failliete boedel onverwijld, voor zover dat niet strijdig is met de beslissing van de vergadering van schuldeisers.

De vereffenaar realiseert de activa in de faillissementsprocedure overeenkomstig de beslissingen van de vergadering van schuldeisers en de commissie van schuldeisers.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Bij opening van de faillissementsprocedure vervallen de rechten van de schuldenaar als rechtspersoon en gaan deze over op de vereffenaar. Bij opening van de faillissementsprocedure gaan de rechten van een individuele schuldenaar om activa in de failliete boedel te beheren en te vervreemden, over op de vereffenaar.

Na opening van de faillissementsprocedure neemt de vereffenaar onmiddellijk de eigendom en het beheer van alle activa van de failliete boedel over.

Op basis van een executiebeslissing over de opening van een faillissementsprocedure kan de vereffenaar de rechter verzoeken de schuldenaar te gelasten activa over te dragen en executiemaatregelen vast te stellen voor de gedwongen uitvoering van de beslissing.

Zodra de beslissing over de opening van de faillissementsprocedure definitief is, kan de vereffenaar de rechter verzoeken derden die activa uit de failliete boedel in bezit hebben, te gelasten die activa af te staan. Samen met voornoemd verzoek verstrekt de vereffenaar een document waaruit de eigendom van de activa blijkt. De rechter neemt een beslissing over het voorstel van de vereffenaar na de eigenaren van activa in de failliete boedel te hebben gehoord.

De vereffenaar stelt een lijst van individuele activa in de failliete boedel samen. De individuele schuldenaar en personen die eerder gemachtigd waren om de schuldenaar wettelijk te vertegenwoordigen, verlenen in deze kwestie hun medewerking aan de vereffenaar. De vereffenaar vergaart de benodigde informatie van voornoemde personen, tenzij de procedure daardoor onnodig veel vertraging zou ondervinden.

De vereffenaar stelt een lijst samen van alle schuldeisers van de schuldenaar die hem uit de bedrijfsboekhouding en bedrijfsdocumentatie, overige informatie van de schuldenaar, ingediende vorderingen of anderszins bekend zijn.

De vereffenaar stelt een stelselmatig overzicht op ten aanzien van de opening van de faillissementsprocedure, waarin hij de activa uit de failliete boedel, de verplichtingen van de schuldenaar en de waardebepaling ervan vermeldt en vergelijkt.

De inventaris van de failliete boedel, de lijst van schuldeisers en het overzicht van activa en passiva worden uiterlijk acht dagen voor de verslagzitting aan de griffie ter hand gesteld.

De opening van de faillissementsprocedure doet niets af aan de plicht van de schuldenaar ingevolge handels- en belastingrecht om een financiële administratie bij te houden en verslagen uit te brengen. De vereffenaar verricht zulke taken in verband met de failliete boedel.

De vereffenaar verstrekt de rechter uiterlijk vijftien dagen voor de verslagzitting een verslag over de economische positie van de schuldenaar en de redenen voor die positie, welk verslag uiterlijk acht dagen voor de verslagzitting wordt gepubliceerd op het elektronische prikbord van de rechtbank (e-Oglasna ploča suda).

Na de verslagzitting realiseert de vereffenaar de activa in de failliete boedel onverwijld, voor zover dat niet strijdig is met de beslissing van de vergadering van schuldeisers.

De vereffenaar realiseert de activa in de faillissementsprocedure overeenkomstig de beslissingen van de vergadering van schuldeisers en de commissie van schuldeisers.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure – vorderingen worden ingediend bij de bevoegde eenheid van het Financieel agentschap, met behulp van een standaardformulier en onder bijvoeging van kopieën van de documenten die ten grondslag liggen aan de vordering of de vordering staven.

Het ministerie van Financiën – Belastingdienst (Ministarstvo financija – Porezna uprava) kan vorderingen indienen uit hoofde van belasting, verhoogde belasting, bijdragen voor verplichte verzekering die wettelijk moeten worden ingehouden op inkomen en salarissen, evenals andere vorderingen die zij kan innen op grond van speciale regelgeving, met uitzondering van vorderingen die voortkomen uit belasting en verhoogde belasting van inkomen uit arbeid en bijdragen uit het basisbedrag voor verzekerden in het kader van een arbeidsverhouding.

In aan faillissement voorafgaande procedures kunnen werknemers en ex-medewerkers van de schuldenaar, en het ministerie van Financiën – Belastingdienst, geen vorderingen indienen uit een arbeidsverhouding, ontslagvergoeding tot het in de wet of collectieve overeenkomst bepaalde bedrag en vorderingen op grond van schadevergoeding wegens arbeidsongeval of beroepsziekte; deze vorderingen kunnen niet het voorwerp van een aan faillissement voorafgaande procedure zijn. Als de indiener deze vorderingen niet of niet juist heeft opgegeven in het voorstel tot opening van een aan faillissement voorafgaande procedure, kunnen de werknemers en ex-werknemers van de schuldenaar, en het ministerie van Financiën – Belastingdienst, bezwaar aantekenen.

Bij het indienen van hun vorderingen verstrekken bevoorrechte schuldeisers (razlučni vjerovnici) informatie over hun rechten, de rechtsgrond voor hun bevoorrechte status en het deel van de activa van de schuldenaar waarop die bevoorrechte status van toepassing is, samen met een verklaring of zij al dan niet afstand doen van het recht op aparte afwikkeling.

Bij het indienen van hun vorderingen verstrekken schuldeisers die voor delen van de activa van de schuldenaar kunnen verzoeken om vrijstelling van de insolvente boedel (izlučni vjerovnici) informatie over hun rechten, de rechtsgrond voor het recht op vrijstelling en het deel van de activa van de schuldenaar waarop hun recht op vrijstelling van toepassing is.

Voor de uitvoering van het herstructureringsplan zijn beide typen schuldeisers (razlučni vjerovnici en izlučni vjerovnici) bij het indienen van hun vorderingen verplicht te verklaren of zij al dan niet instemmen met opschorting van afwikkeling uit de activa waarop hun bevoorrechte status van toepassing is, of opschorting van de scheiding van activa waarop hun recht op vrijstelling van toepassing is.

Een gerechtelijk akkoord mag geen afbreuk doen aan het recht van schuldeisers op aparte afwikkeling uit activa waarop het recht van aparte afwikkeling van toepassing is, tenzij in dat akkoord anders is bepaald. Een gerechtelijk akkoord dat wel uitdrukkelijk anders bepaalt, moet vermelden welk deel van de rechten van deze schuldeisers moet worden beperkt, hoe lang de afwikkeling wordt opgeschort en welke andere bepalingen van de aan faillissement voorafgaande procedure van toepassing zijn op die rechten.

Als de schuldeiser geen vordering indient maar de vordering wel is vermeld in het voorstel tot opening van een aan faillissement voorafgaande procedure, wordt de vordering geacht te zijn ingediend.

De schuldenaar en de eventueel benoemde curator maken hun standpunt kenbaar ten aanzien van de vorderingen van de schuldeisers. Dat standpunt wordt bij de bevoegde eenheid van het Financieel agentschap ingediend op een standaardformulier met daarin per vordering de volgende informatie:

1. het nummer van de vordering volgens het overzicht van ingediende vorderingen;

2. informatie ter identificatie van de schuldeisers;

3. het bedrag van de ingediende vordering;

4. de verklaring van de schuldenaar en de eventueel benoemde curator waarin zij de vordering erkennen of betwisten;

5. het betwiste bedrag van de vordering;

6. de feiten ter onderbouwing van de bewering dat de betwiste vordering of het betwiste deel ervan ongegrond is.

Na het verstrijken van de termijn voor het kenbaar maken van een standpunt over ingediende vorderingen, kunnen de schuldenaar en de eventueel benoemde curator zich niet meer verzetten tegen de vorderingen die zij hebben erkend.

Een schuldeiser kan een door een andere schuldeiser ingediende vordering betwisten.

Een betwisting van een vordering wordt bij de bevoegde eenheid van het Financieel agentschap ingediend op een standaardformulier met daarin de volgende informatie:

1. informatie ter identificatie van de schuldeiser die de vordering betwist;

2. het referentienummer van de betwiste vordering volgens het overzicht van ingediende vorderingen;

3. informatie ter identificatie van de schuldeiser die de betwiste vordering heeft ingediend;

4. het bedrag van de ingediende vordering die wordt betwist;

5. een verklaring van de schuldeiser die de vordering betwist;

6. het betwiste bedrag van de vordering;

7. de feiten ter onderbouwing van de bewering dat de betwiste vordering of het betwiste deel ervan ongegrond is.

Het Financieel agentschap stelt aan de hand van een standaardformulier een overzicht op van ingediende vorderingen en een overzicht van betwiste vorderingen.

a) Faillissementsprocedure – vorderingen worden op een standaardformulier in tweevoud ingediend bij de vereffenaar, onder bijvoeging van kopieën van de documenten die ten grondslag liggen aan de vordering of de vordering staven.

De vereffenaar stelt een lijst op van alle vorderingen die door werknemers en ex-werknemers zijn ingediend voor de opening van de faillissementsprocedure, die zowel bruto als netto worden vermeld; er moeten twee kopieën van de indiening van vorderingen ter ondertekening worden ingediend.

De vorderingen van schuldeisers met een lagere prioriteit worden alleen op speciale uitnodiging van de rechter ingediend. Bij het indienen van zulke vorderingen wordt vermeld dat zij een lagere prioriteit hebben, evenals de rangorde waarop de schuldeiser recht heeft.

Schuldeisers die kunnen verzoeken om vrijstelling (izlučni vjerovnici) informeren de vereffenaar over hun recht op vrijstelling en de rechtsgrond voor dat recht, en vermelden de activa waarop dit recht van toepassing is, of vermelden in hun kennisgeving hun recht op vergoeding voor het recht op vrijstelling.

Bevoorrechte schuldeisers (razlučni vjerovnici) informeren de vereffenaar over hun bevoorrechte status en de rechtsgrond daarvoor, onder vermelding van de activa waarop die bevoorrechte status van toepassing is. Bevoorrechte schuldeisers die ook een vordering indienen als schuldeiser in faillissement, vermelden bij het indienen het deel van de activa van de schuldenaar waarop hun bevoorrechte status van toepassing is en het bedrag dat naar verwachting niet zal worden afgewikkeld door die bevoorrechte status.

Bevoorrechte schuldeisers die verzuimen de vereffenaar aldus te informeren over hun status, verliezen hun recht op aparte afwikkeling niet. Bij wijze van uitzondering verliezen bevoorrechte schuldeisers wel hun recht op aparte afwikkeling en kunnen zij niet verzoeken om schade- of andere vergoedingen van een schuldenaar of schuldeiser in faillissement, als het voorwerp van de bevoorrechte status zonder hen is gerealiseerd in de faillissementsprocedure en de bevoorrechte status niet is opgenomen in een openbaar register of de vereffenaar er geen kennis van had of had kunnen hebben.

De ter onderzoekszitting ingediende vorderingen worden beoordeeld op het bedrag ervan en de rangorde.

De vereffenaar maakt per ingediende vordering uitdrukkelijk kenbaar of hij de vordering erkent of betwist.

De vorderingen die worden betwist door de vereffenaar, de individuele schuldenaar of een van de schuldeisers in faillissement worden apart onderzocht. De rechten op vrijstelling en de rechten op voorrang worden niet onderzocht.

Een vordering wordt geacht geldig te zijn als zij tijdens de onderzoekszitting wordt erkend door de vereffenaar en niet wordt betwist door een schuldeiser in faillissement, of als een betwisting wordt verworpen. Als een individuele schuldenaar een vordering betwist, laat dat de mogelijkheid van geldigverklaring van de vordering onverlet.

De rechter stelt een overzicht op van onderzochte vorderingen waarin per ingediende vordering het bedrag wordt vermeld waarvoor de vordering geldig is verklaard, de rangorde ervan en de persoon die de vordering betwistte. Betwistingen van vorderingen door een individuele schuldenaar worden eveneens opgenomen in het overzicht. De rechter geeft de geldigheid van een vordering ook weer op wisselbrieven en andere schuldbewijzen.

Op basis van het overzicht van onderzochte vorderingen geeft de rechter een beslissing over het bedrag en de rangorde van de geldig verklaarde of betwiste individuele vorderingen. Daarbij beslist de rechter tevens over verwijzing om de vorderingen geldig te verklaren of te betwisten.

Als de vereffenaar de vordering heeft betwist, verwijst de rechter de schuldeiser om een rechtszaak tegen de schuldenaar aan te spannen voor geldigverklaring van de betwiste vordering.

Als een van de schuldeisers in faillissement een vordering heeft betwist die is erkend door de vereffenaar, verwijst de rechter die schuldeiser om een rechtszaak aan te spannen voor geldigverklaring van de betwiste vordering. In een dergelijke rechtszaak treedt de persoon die de vordering betwist, op namens en voor rekening van de schuldenaar.

Bij betwisting van de vorderingen van werknemers en ex-werknemers van de schuldenaar wordt de rechtszaak voor geldigverklaring van betwiste vorderingen aangespannen overeenkomstig de algemene bepalingen voor procedures bij een rechtbank en bijzondere bepalingen voor procedures in arbeidsgeschillen.

Als de betwiste vordering voorwerp is van een dwangbevel, verwijst de rechter de betwistende partij om een rechtszaak aan te spannen teneinde te bewijzen dat haar betwisting gegrond is.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De betaling van schuldeisers geschiedt uit de liquide middelen. Bij gedeeltelijke uitdeling worden achtergestelde schuldeisers niet in acht genomen. De uitdeling wordt verricht door de vereffenaar. De vereffenaar vraagt voorafgaand aan elke uitdeling om toestemming van de commissie van schuldeisers of, als er geen commissie van schuldeisers is ingesteld, van een rechter.

Tot de niet-achtergestelde vorderingen met de hoogste rang behoren vorderingen van de werknemers en ex-werknemers van de schuldenaar die tot de dag van opening van de faillissementsprocedure uit een arbeidsverhouding zijn ontstaan, voor het totale brutobedrag, ontslagvergoedingen tot het wettelijk en in collectieve overeenkomsten bepaalde bedrag en vorderingen wegens letsel op het werk of aan het werk gerelateerde ziekte.

Tot niet-achtergestelde vorderingen met de op een na hoogste rang behoren alle overige vorderingen op de schuldenaar behalve de achtergestelde vorderingen.

Na afwikkeling van de niet-achtergestelde vorderingen worden de achtergestelde vorderingen in onderstaande volgorde afgewikkeld:

1. rente op vorderingen van schuldeisers in faillissement sinds de opening van de faillissementsprocedure;

2. kosten van individuele schuldeisers gemaakt in het kader van hun deelname aan de procedure;

3. boetes voor misdrijven of inbreuk en kosten die voortkomen uit straf- of inbreukprocedures;

4. vorderingen die de gratis verrichting van diensten door een schuldenaar beogen;

5. vorderingen voor de terugbetaling van leningen ter vervanging van kapitaal van een lid van een vennootschap of overeenkomstige vordering.

Uitstaande vorderingen worden opeisbaar bij opening van de faillissementsprocedure.

Vorderingen in verband met een ontbindende voorwaarde die van kracht wordt bij opening van een faillissementsprocedure, worden beschouwd als onvoorwaardelijke vorderingen tot het moment waarop die voorwaarde van kracht wordt.

De kosten van de faillissementsprocedure en de andere verplichtingen van de failliete boedel worden eerst betaald uit de failliete boedel. De vereffenaar wikkelt de vorderingen af in de volgorde van de resterende looptijd ervan.

Voorafgaand aan de uitdeling stelt de vereffenaar een lijst op van vorderingen die in acht worden genomen voor de uitdeling (uitdelingslijst). De vorderingen van de werknemers en ex-werknemers van de schuldenaar uit een arbeidsverhouding die zijn ontstaan vóór opening van de faillissementsprocedure worden in acht genomen voor het brutobedrag. De lijst vermeldt het totaalbedrag aan vorderingen en het bedrag uit de failliete boedel dat beschikbaar is voor uitdeling onder de schuldeisers.

Een bevoorrechte schuldeiser tegenover wie de schuldenaar ook persoonlijk aansprakelijk is, voorziet de vereffenaar binnen twee weken na aankondiging van de uitdelingslijst bewijs dat hij heeft afgezien van het recht op aparte afwikkeling – en voor welk bedrag – of dat er geen aparte afwikkeling is geweest. Als de schuldeiser niet op tijd is met het bewijs, wordt zijn vordering niet in aanmerking genomen in de gedeeltelijke uitdeling.

Vorderingen met een opschortende voorwaarde worden bij gedeeltelijke uitdeling in aanmerking genomen voor het volledige bedrag ervan. Het gedeelte dat deze vorderingen betreft, wordt tijdens de uitdeling gereserveerd.

Tijdens de definitieve uitdeling worden vorderingen met een opschortende voorwaarde niet in aanmerking genomen, als zij op het moment van de uitdeling geen materiële waarde vertegenwoordigen vanwege de geringe kans dat aan de voorwaarde wordt voldaan. In dat geval worden de bedragen die bij de vorige uitdelingen zijn gereserveerd voor betaling van deze vordering, opgenomen in het deel van de boedel waaruit de definitieve uitdeling plaatsvindt.

De schuldeisers die zijn uitgesloten van gedeeltelijke uitdeling en die vervolgens voldoen aan de voorwaarden van de artikelen 275 en 276 van de SZ, ontvangen bij de volgende uitdeling uit het saldo van de failliete boedel eenzelfde bedrag als andere schuldeisers. Pas dan kan worden overgegaan tot afwikkeling van de vorderingen van andere schuldeisers.

De definitieve uitdeling begint zodra de realisatie van de failliete boedel is voltooid. De definitieve uitdeling mag alleen met toestemming van de rechter beginnen.

Als de vorderingen van alle schuldeisers bij de definitieve uitdeling voor het volledige bedrag kunnen worden betaald, draagt de vereffenaar een eventueel overschot over aan de individuele schuldenaar. Als de schuldenaar een rechtspersoon is, kent de vereffenaar aan elke persoon met een belang in de schuldenaar het deel van het overschot toe waarop die persoon recht zou hebben in het geval van een liquidatieprocedure buiten de faillissementsprocedure.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

a) Aan faillissement voorafgaande procedure – als de schuldeisers het herstructureringsplan aanvaarden, erkent de rechter op grond van een beslissing de goedkeuring van het herstructureringsplan en bevestigt de rechter een gerechtelijk akkoord, tenzij:

− een van de schuldeisers met voldoende zekerheid vaststelt dat het herstructureringsplan de rechten beperkt tot onder het niveau dat zij redelijkerwijs zouden verwachten te ontvangen als er geen sprake was van herstructurering;

− het herstructureringsplan niet de indruk wekt dat de schuldenaar door uitvoering ervan in staat zal zijn solvent te worden in de periode tot het einde van het lopende jaar en binnen de twee volgende kalenderjaren;

− het herstructureringsplan geen beschrijving bevat van de afwikkeling van bedragen die de schuldeisers zouden ontvangen als hun vordering niet zou worden betwist; of

− in het herstructureringsplan wordt voorgesteld de vorderingen van een of meer schuldeisers te activeren en de leden van de schuldenaar geen beslissing hebben genomen om met die activiteit in te stemmen overeenkomstig de Vennootschapswet (Zakon o trgovačkim društvima).

Als niet is voldaan aan de voorwaarden voor bevestiging van het gerechtelijk akkoord, bepaalt de rechter op grond van een beslissing dat de bevestiging van het gerechtelijk akkoord niet wordt verleend en dat de procedure wordt opgeschort.

Een bevestigd gerechtelijk akkoord heeft rechtsgevolgen voor de schuldeisers die niet hebben deelgenomen aan de procedure en de schuldeisers die wel hebben deelgenomen aan de procedure, en hun betwiste vorderingen worden vervolgens vastgesteld.

Een schuldenaar die winst heeft gemaakt met passiva die worden afgeschreven ingevolge een gerechtelijk akkoord, houdt die verworven winst aan tot het einde van de termijn voor nakoming van alle verplichtingen uit het gerechtelijk akkoord.

Als een schuldeiser een vordering op de schuldenaar afschrijft ingevolge een bevestigd gerechtelijk akkoord, wordt het bedrag van de afgeschreven vordering opgenomen als fiscaal aftrekbare uitgave van de schuldeiser.

b) Faillissementsprocedure - onmiddellijk na voltooiing van de definitieve uitdeling doet de rechter uitspraak ter afsluiting van de faillissementsprocedure, welke uitspraak ter hand wordt gesteld aan de instantie die het register beheert waarin de schuldenaar is ingeschreven. Eenmaal doorgehaald in het register, houdt een schuldenaar die een rechtspersoon is op te bestaan en verliest een schuldenaar die een natuurlijk persoon is zijn status als eenmanszaak, ondernemer of zelfstandige.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Na afsluiting van de faillissementsprocedure tegen een individuele schuldenaar kunnen schuldeisers in het faillissement hun resterende vorderingen onbeperkt voortzetten.

De schuldeisers in het faillissement kunnen hun vorderingen op de schuldenaar afdwingen op grond van een beslissing waarin hun vorderingen worden bevestigd, mits de vorderingen tijdens de onderzoekszitting zijn bevestigd en niet zijn betwist door de schuldenaar. Een tevergeefs betwiste vordering geldt als een onbetwiste vordering.

De rechter gelast op voorstel van de vereffenaar of een of meer van de schuldeisers, of ambtshalve, de procedure voort te zetten voor verdere uitdeling indien na de laatste zitting:

1. aan de voorwaarden is voldaan om gereserveerde bedragen uit te delen aan de schuldeisers;

2. uit de failliete boedel betaalde bedragen terug worden opgenomen in de failliete boedel;

3. er activa worden gevonden die deel uitmaken van de failliete boedel.

De rechter gelast de procedure voort te zetten voor verdere uitdeling, ongeacht het feit dat de procedure is afgesloten.

De rechter kan besluiten af te zien van verdere uitdeling en het voor uitdeling aan schuldeisers beschikbare bedrag of de aangetroffen goederen overdragen aan de individuele schuldenaar, als de rechter dat juist acht gezien het geringe bedrag of de geringe waarde van de goederen en de kosten van voortzetting van de procedure voor verdere uitdeling. De rechter kan als voorwaarde voor voortzetting van de procedure voor verdere uitdeling stellen dat de kosten van de procedure vooraf worden betaald.

Na uitvoering van de verdere uitdeling doet de rechter uitspraak over de afsluiting van de faillissementsprocedure.

Nadat verdere uitdeling is gelast, gaat de vereffenaar op basis van de definitieve lijst over tot uitdeling van het bedrag waarover vrij kan worden beschikt of het bedrag dat is ontvangen uit de realisatie van het deel van de failliete boedel dat naderhand is aangetroffen. De vereffenaar legt de eindafrekening over aan de rechter.

De schuldeisers uit de failliete boedel wier vorderingen aan de vereffenaar bekend zijn geworden:

1. tijdens gedeeltelijke uitdeling, na vaststelling van het deel voor uitdeling,

2. tijdens definitieve uitdeling, na afsluiting van de laatste zitting,

3. tijdens verdere uitdeling, na publicatie van de lijst voor die uitdeling,

kunnen alleen aanspraak maken op betaling uit het saldo van de failliete boedel dat resteert na de uitdeling.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Elke schuldeiser draagt zijn eigen kosten in een aan faillissement voorafgaande procedure en faillissementsprocedure, tenzij de SZ anders bepaalt.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Rechtshandelingen vóór opening van de faillissementsprocedure die de uniforme afwikkeling van schuldeisers in het faillissement verstoren (en daarmee de schuldeisers benadelen) of die bepaalde schuldeisers bevoordelen boven andere (voorkeursbehandeling van schuldeisers) kunnen door de vereffenaar worden betwist namens de schuldenaar en de schuldeisers in het faillissement, overeenkomstig de SZ. Omissies als gevolg waarvan de schuldenaar een recht verloor of die als grond hebben gediend voor het instellen, handhaven of veilig stellen van de geldelijke vorderingen op de schuldenaar, worden gelijkwaardig aan zulke rechtshandelingen geacht.

Een rechtshandeling die zekerheid of voorrang biedt aan of mogelijk maakt voor een schuldeiser op een wijze die en tijdstip dat congruent is met de inhoud van diens rechten (congruente afwikkeling) en die is verricht in de laatste drie maanden voor indiening van een voorstel tot opening van een faillissementsprocedure, kan worden betwist als de schuldenaar ten tijde van de handeling insolvent was en de schuldeiser van die insolventie op de hoogte was.

Een rechtshandeling die zekerheid of voorrang biedt aan of mogelijk maakt voor een schuldeiser in overeenstemming met de inhoud van diens rechten, kan worden betwist als zij is verricht na indiening van het voorstel tot opening van een faillissementsprocedure en als de schuldeiser ten tijde van de handeling op de hoogte was van de insolventie of het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure.

De schuldeiser wordt geacht op de hoogte te zijn geweest van de insolventie of het voorstel tot opening van een faillissementsprocedure als hij wist, of had moeten weten, van de omstandigheden waaruit duidelijk moet zijn geweest dat er sprake was van insolventie of van een voorstel tot indiening van een voorstel tot opening van een faillissementsprocedure.

Personen die ten tijde van de handeling in nauw contact stonden met de schuldenaar, worden geacht op de hoogte te zijn geweest van de insolventie en het voorstel een faillissementsprocedure te openen.

Een rechtshandeling die zekerheid of voorrang biedt aan of mogelijk maakt voor een schuldeiser, terwijl hij niet het recht had een vordering in te stellen of op die wijze of op dat moment een vordering in te stellen, kan worden betwist:

1. als zij werd verricht in de laatste maand voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure of na indiening van het voorstel, of

2. als zij werd verricht in de derde of tweede maand voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure en de schuldenaar destijds insolvent was, of

3. als de handeling werd verricht in de derde of tweede maand voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure, en de schuldeiser ten tijde van de verrichting van de handeling wist dat de schuldeisers in het faillissement erdoor zouden worden benadeeld.

Een schuldeiser wordt geacht te hebben geweten dat de handeling nadelig zou zijn voor andere schuldeisers als hij op de hoogte was, of had moeten zijn, van omstandigheden waaruit duidelijk moet zijn geweest dat schuldeisers zouden worden benadeeld. Personen die ten tijde van de handeling in nauw contact stonden met de schuldenaar, worden geacht te hebben geweten dat de schuldeisers in het faillissement zouden worden benadeeld.

Een rechtshandeling van de schuldenaar die rechtstreeks resulteert in nadeel voor de schuldeisers in het faillissement, kan worden betwist:

1. als zij is verricht in de laatste drie maanden voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure, als de schuldenaar insolvent was ten tijde van de handeling en als de andere partij op de hoogte was van de insolventie; of

2. als zij is verricht na indiening van het voorstel tot opening van een faillissementsprocedure en als de andere persoon ten tijde van de rechtshandeling op de hoogte was, of had moeten zijn, van de insolventie of van het voorstel een faillissementsprocedure te openen.

Een rechtshandeling van de schuldenaar die resulteert in het verlies van een of meer van zijn rechten of die hem belet een of meer van zijn rechten uit te oefenen, of een handeling op basis waarvan een geldelijke vordering tegen hem geldig kan blijven of kan worden afgedwongen, wordt op dezelfde wijze behandeld als een handeling die rechtstreeks nadeel voor de schuldeisers tot gevolg heeft.

Een rechtshandeling die de schuldenaar in de laatste tien jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure of nadien heeft verricht met de intentie schuldeisers te benadelen, kan worden betwist als de wederpartij op de hoogte was van de intentie van de schuldenaar ten tijde van de handeling. De wederpartij wordt geacht op de hoogte te zijn geweest van die intentie, als zij wist dat de schuldenaar insolventie riskeerde en dat deze handeling de schuldeisers zou benadelen.

De schuldeiser wordt geacht te hebben geweten dat de schuldenaar insolventie riskeerde en dat de handeling nadelig zou zijn voor de schuldeisers als die schuldeiser op de hoogte was, of had moeten zijn, van omstandigheden waaruit duidelijk moet zijn geweest dat de schuldenaar insolvent was en dat die handeling nadelig zou zijn voor de schuldeisers.

Overeenkomsten onder bezwarende titel tussen de schuldenaar en personen die nauw met hem in contact staan, kunnen worden betwist als zij de schuldeisers rechtstreeks nadeel berokkenen. Zulke overeenkomsten kunnen niet worden betwist als zij meer dan twee jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure zijn aangegaan, of als de wederpartij bewijst dat zij bij het aangaan van de overeenkomst niet op de hoogte was van de intentie van de schuldenaar de schuldeisers te benadelen.

Een rechtshandeling van de schuldenaar die om niet of tegen een onbeduidende vergoeding is verricht kan worden betwist, tenzij zij vier jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure is verricht. In het geval van een incidenteel geschenk van geringe waarde kan de handeling niet worden betwist.

Een rechtshandeling waarbij een lid van de vennootschap een vordering voor terugbetaling van een lening ter vervanging van kapitaal of een vergelijkbare vordering instelt, is nietig:

1. als zij dient tot zekerstelling en in de laatste vijf jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure of nadien is verricht;

2. als zij de afwikkeling garandeert en in het laatste jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure of nadien is verricht.

Een rechtshandeling waarbij het aandeel van de stille vennoot van de vennootschap geheel of gedeeltelijk aan hem wordt teruggegeven, of waarbij geheel of gedeeltelijk afstand wordt gedaan van zijn aandeel in de geleden verliezen, kan worden betwist als de overeenkomst waarop de handeling is gebaseerd, in het laatste jaar voor indiening van het voorstel tot opening van de faillissementsprocedure tegen de vennootschap of nadien is aangegaan. Hetzelfde is van toepassing als de stille vennoot wordt geliquideerd in overeenstemming met de overeenkomst.

In het geval van congruente afwikkeling kunnen betalingen die de schuldenaar heeft verricht via een wissel, niet van de ontvanger worden teruggevorderd als de ontvanger overeenkomstig de wet inzake verhandelbare instrumenten een vordering op andere schuldenaren zou verliezen als hij weigert de betaling te aanvaarden.

Een rechtshandeling wordt geacht te zijn verricht op het moment waarop de rechtsgevolgen ervan zich voordoen.

Als voor de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling inschrijving in een openbare administratie, register of logboek vereist is, wordt de rechtshandeling geacht te zijn verricht zodra is voldaan aan de overige voorwaarden voor geldigheid, de verklaring van de schuldenaar die inschrijving te zullen verrichten, bindend wordt, en de wederpartij een verzoek om inschrijving van een juridische wijziging indient. Deze bepaling is tevens van toepassing op verzoeken om inschrijving vooraf met het oog op veiligstelling van het recht op een juridische wijziging.

Als een rechtshandeling onderworpen is aan een voorwaarde of termijn, wordt het tijdstip waarop zij is verricht in aanmerking genomen, niet het tijdstip waarop de voorwaarde zich voordoet of de termijn verstrijkt.

Een rechtshandeling waarvoor een executoriale titel is verkregen en een rechtshandeling die is verricht in het kader van het executoriale proces, kunnen worden betwist.

Als de schuldenaar voor zijn prestatie een vergoeding van dezelfde waarde heeft aanvaard die rechtstreeks tot zijn activa is komen te behoren, kan de rechtshandeling achter die prestatie alleen worden betwist als er sprake is van opzettelijke benadeling.

De vereffenaar kan namens de schuldenaar rechtshandelingen van de schuldenaar betwisten op basis van goedkeuring door de rechter. De klacht wordt ingediend tegen de persoon tegenover wie de betwiste handeling werd verricht.

De vereffenaar kan binnen anderhalf jaar na opening van de faillissementsprocedure een klacht indienen om rechtshandelingen te betwisten.

Iedere schuldeiser in faillissement kan in de onderstaande gevallen voor eigen rekening een vordering instellen om rechtshandelingen te betwisten:

- indien de vereffenaar niet binnen de in artikel 212, lid 3, SZ gestelde termijn een vordering heeft ingesteld om de rechtshandelingen te betwisten – binnen drie maanden na het verstrijken van de in artikel 212, lid 3, SZ gestelde termijn;

- indien de vereffenaar een vordering bij de rechtbank om de rechtshandelingen te betwisten intrekt – binnen drie maanden na publicatie van de definitieve beslissing ter bevestiging van de intrekking op het elektronische prikbord van de rechtbank (e-Oglasna ploča suda);

- indien hij de vereffenaar eerder heeft verzocht om een verklaring en de vereffenaar heeft verklaard geen vordering te zullen instellen om de rechtshandelingen te betwisten – binnen drie maanden na publicatie van de verklaring van de vereffenaar op het elektronische prikbord van de rechtbank;

- indien hij de vereffenaar eerder heeft verzocht om een verklaring en de vereffenaar niet binnen drie maanden heeft verklaard of hij wel of geen vordering zal instellen om de rechtshandelingen te betwisten – binnen drie maanden na het verzoek om een dergelijke verklaring te doen.

Als het verzoek om rechtshandelingen te betwisten is toegewezen, heeft de betwiste rechtshandeling geen rechtsgevolgen voor de failliete boedel en wordt van de wederpartij verlangd alle via de betwiste transactie verkregen materiële voordelen weer te voegen bij de failliete boedel, tenzij de SZ anders bepaalt. Een voorstel tot executie op basis van de beslissing waarbij het verzoek om rechtshandelingen te betwisten is toegewezen, kan worden ingediend door de vereffenaar namens en voor rekening van de schuldenaar of de failliete boedel, en door een schuldeiser in het faillissement namens zichzelf en ten gunste van de schuldenaar of de failliete boedel.

Een persoon die prestaties aanvaardt en daar geen of slechts een geringe vergoeding tegenover stelt, moet hetgeen hij heeft ontvangen alleen teruggeven als zijn vermogen erdoor groter is geworden, tenzij hij wist, of had moeten weten, dat die prestatie nadelig zou zijn voor de schuldeisers.

Een definitieve beslissing in een vordering om rechtshandelingen te betwisten, is van toepassing op de schuldenaar, de failliete boedel en alle schuldeisers, tenzij de SZ anders bepaalt.

Als de rechter de vordering om een rechtshandeling te betwisten heeft toegewezen, wordt van de tegenpartij verlangd alle via de betwiste transactie verkregen materiële voordelen weer te voegen bij de failliete boedel. Nadat deze voordelen weer bij de failliete boedel zijn gevoegd, hebben de schuldeisers als eisende partij recht op voorrang bij de betaling uit die voordelen, in verhouding tot het bedrag van hun bevestigde vorderingen.

De rechtshandelingen van de schuldenaar kunnen worden betwist middels aantekening van bezwaar in het kader van een rechtsgeding zonder tijdsbeperking.

Een rechtshandeling kan ook worden betwist tegenover de erfgenaam of andere universele rechtsopvolger van de tegenpartij.

Een juridische transactie kan worden betwist tegenover andere rechtsopvolgers van de tegenpartij:

1. als de rechtsopvolger ten tijde van de verkrijging op de hoogte was van de omstandigheden waarop de vernietigbaarheid van de verkrijging van hun rechtsvoorganger is gebaseerd;

2. als de rechtsopvolger ten tijde van de verkrijging een persoon in nauw contact met de schuldenaar was, tenzij hij bewijst dat hij destijds niet op de hoogte was van de omstandigheden waarop de vernietigbaarheid van de verkrijging van hun rechtsvoorganger is gebaseerd;

3. als het verkregene om niet of tegen slechts een geringe vergoeding aan de rechtsopvolger is overgedragen.

Een rechtshandeling die na opening van de faillissementsprocedure is verricht en geldig blijft overeenkomstig de regels voor bescherming van vertrouwen in openbare registers, kan worden betwist overeenkomstig de regels voor het betwisten van rechtshandelingen die zijn verricht voor de opening van faillissementsprocedures.

Laatste update: 13/02/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Italiaans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Italië

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Er kan een insolventieprocedure worden ingesteld jegens alle ondernemers (natuurlijke of rechtspersonen) die zich in een van de volgende situaties bevinden:

a) activa met een waarde van 300 000 EUR of meer, gedurende de drie jaren voorafgaand aan het verzoek om faillissement of om een akkoord;

a) jaarlijkse bruto inkomsten van 200 000 EUR of meer, gedurende elk van de drie jaren voorafgaand aan het verzoek om faillissement of om een akkoord;

c) 500 000 EUR schulden of meer, op de datum van het verzoek om faillissement of om een akkoord (ongeacht op welke datum deze zijn ontstaan).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

a) Een faillietverklaring is alleen mogelijk wanneer de ondernemer insolvent is. Dit kan worden aangevraagd:

- door de schuldenaar;

- door een schuldeiser;

- door het Openbaar Ministerie.

b) Een akkoord ter voorkoming van een faillissement is alleen mogelijk wanneer de ondernemer zich in een crisissituatie bevindt (dat wil zeggen dat hij financiële problemen heeft die niet ernstig genoeg zijn voor insolventie). Dit kan uitsluitend worden aangevraagd door de schuldenaar.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De insolvente boedel omvat alle zaken, met uitzondering van:

1) strikt persoonlijke zaken en rechten;

2) uitkeringen voor levensonderhoud, vergoedingen, pensioenen, salarissen en inkomsten uit de activiteit van de schuldenaar, voor zover deze noodzakelijk zijn om te voorzien in zijn behoeften en die van zijn gezin;

3) inkomsten uit het wettelijke vruchtgebruik van de zaken van de kinderen van de schuldenaar, de zaken die het familiespaargeld vormen en de opbrengst hiervan, onverminderd het bepaalde in artikel 170 van het Burgerlijk Wetboek;

4) zaken die krachtens de wet niet voor beslag vatbaar zijn.

De failliete boedel omvat ook alle zaken die de schuldenaar na de inleiding van de procedure verwerft, maar niet de kosten betreffende de aankoop en het behoud van die zaken.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

De curator is bevoegd en verplicht om de zaken te beheren en te verkopen en om de opbrengst hiervan te verdelen onder de schuldeisers.

De schuldenaar kan worden gehoord voor meer informatie en hij kan handelingen van de curator en de rechter-commissaris aanvechten, maar uitsluitend als deze de wet schenden (en niet alleen om redenen van opportuniteit).

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Personen die de curator geld verschuldigd zijn, kunnen hun schuld compenseren met een andere vordering in het kader van dezelfde procedure, op voorwaarde dat de schuld en de andere vordering allebei voorafgaand aan de procedure zijn ontstaan.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

De curator kan besluiten om overeenkomsten die lopen op de datum van de faillietverklaring voort te zetten of te ontbinden.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Na de inleiding van de insolventieprocedure hebben schuldeisers uitsluitend het recht om een rechtsvordering in te stellen als de curator blijft stilzitten, dat wil zeggen als hij geen actie onderneemt (ongeacht of dit opzettelijk of uit nalatigheid is).

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Uitsluitend de curator is bevoegd om rechtsvorderingen die een schuldeiser jegens een persoon heeft ingesteld voort te zetten wanneer die persoon later failliet wordt verklaard.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Het comité van schuldeisers bestaat uit drie of vijf schuldeisers en speelt een belangrijke rol, daar het bevoegd is om:

- transacties, schikkingen, intrekking van rechtszaken, de erkenning van rechten van derden, de opheffing van hypotheken, de teruggave van pandrechten, de vrijgave van zekerheden, de aanvaarding van een nalatenschap of schenkingen en alle andere handelingen van buitengewoon beheer goed te keuren;

- de rechtbank te verzoeken om de afzetting van de curator;

- het liquidatieplan goed te keuren;

- de curator toe te staan om een overeenkomst over te nemen die loopt op de datum van de faillietverklaring;

- de inventarisatie van de zaken van de schuldenaar bij te wonen;

- alle stukken van het proceduredossier te raadplegen;

- de curator toe te staan om een of meerdere zaken niet op te nemen in de activa of om af te zien van de liquidatie ervan, als de liquidatie duidelijk ongepast is;

- de rechter-commissaris te verzoeken om de verkoop van de zaken op te schorten.

Naast de bevoegdheden inzake actief beheer geeft het comité van schuldeisers advies over de maatregelen die onder de bevoegdheid van de rechter-commissaris of de rechtbank vallen, te weten:

- toestemming voor de pandhoudende schuldeiser om de verpande zaak te verkopen;

- toestemming voor de rechter-commissaris om de activiteiten van de onderneming tijdelijk voort te zetten (zonder instemming van het comité van schuldeisers kan niet worden besloten tot de voortzetting van de activiteiten);

- toestemming voor de rechter-commissaris om de onderneming te verhuren (zonder instemming van het comité van schuldeisers kan niet worden besloten tot het verhuren van de onderneming).

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De curator kan (met toestemming):

- de activiteiten van de onderneming voortzetten;

- de onderneming verhuren;

- alle zaken verkopen om de opbrengst hiervan te verdelen onder de schuldeisers;

- weigeren zaken van geringe waarde te verkopen.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Iedere schuldeiser kan de rechtbank verzoeken om de schuldenaar failliet te verklaren. De schuldeiser hoeft geen executoriale titel te hebben, het is vooral belangrijk dat de vordering wordt gestaafd met bewijsstukken.

Alle schuldeisers (met inbegrip van degenen die met succes om een faillietverklaring hebben verzocht) dienen na de inleiding van de faillissementsprocedure te verzoeken om de erkenning van hun vorderingen.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De schuldeiser kan een erkenningsverzoek indienen zonder te worden vertegenwoordigd door een advocaat.

Het verzoek dient bewijsstukken betreffende de vordering te bevatten en digitaal te worden ingediend (gecertificeerde e-mail).

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De opbrengst van de verkochte zaken wordt onder alle schuldeisers verdeeld, naargelang de rangorde van de voorrechten. In de wet is voor veel vorderingen een rangorde (hypotheken, pandrechten, algemene of bijzondere voorrechten) vastgesteld met betrekking tot alle of een deel van de zaken.

Als de opbrengst van de verkoop niet toereikend is om alle vorderingen op de schuldenaar te voldoen (wat bijna altijd het geval is), wordt deze opbrengst niet verdeeld naar verhouding van de hoogte van de vorderingen, maar op basis van hun rang, conform het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

De beëindiging van de faillissementsprocedure wordt uitgesproken indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

- er is geen enkel erkenningsverzoek ingediend;

- alle vorderingen zijn voldaan;

- de opbrengst van de verkochte activa is volledig verdeeld;

- er is vastgesteld dat er geen te verkopen zaken of andere nog te innen bedragen zijn.

Na de beëindiging van de faillissementsprocedure is de schuldenaar weer bevoegd om te handelen, om in rechte op te treden en om zaken te verkrijgen zonder dat deze in beslag worden genomen door de curator.

Met de bekrachtiging van de overeenkomst tussen de schuldenaar en de schuldeisers worden het akkoord ter voorkoming van een faillissement en het faillissementsakkoord afgesloten. Als in het akkoord echter is bepaald dat er zaken dienen te worden overgedragen (liquidatie‑akkoord), wordt de procedure voor de verkoop van de activa voortgezet en eindigt deze pas als alle zaken zijn verkocht en de opbrengst hiervan is verdeeld onder de schuldeisers.

Door de beëindiging van het akkoord ter voorkoming van een faillissement en het faillissementsakkoord is de schuldenaar bevrijd van zijn schulden.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Als de beëindiging van de faillissementsprocedure is uitgesproken, kunnen de schuldeisers een rechtsvordering instellen jegens de schuldenaar om de restschuld te innen (dat wil zeggen het deel van hun vordering dat de curator niet heeft voldaan). Als de schulden van de schuldenaar zijn kwijtgescholden, kunnen de schuldeisers echter niets vorderen van de schuldenaar.

Zodra het akkoord is gesloten, kunnen de schuldeisers niets meer vorderen van de schuldenaar. Als de schuldenaar zijn verplichtingen echter niet nakomt, kunnen de schuldeisers binnen een jaar verzoeken om de ontbinding van het akkoord.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten van de insolventieprocedure worden betaald uit de opbrengst van de verkoop van de activa.

Als de schuldenaar geen activa heeft, worden de vergoeding van de curator en de onkosten die deze heeft gemaakt door de staat betaald.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Handelingen die de schuldenaar heeft verricht voorafgaand aan de faillissementsprocedure zijn herroepbaar, voor zover deze binnen een bepaalde termijn (een jaar of zes maanden) voorafgaand aan de procedure zijn verricht.

Handelingen die de schuldenaar heeft verricht na de inleiding van de faillissementsprocedure zijn niet uitvoerbaar.

Handelingen van buitengewoon beheer die tijdens de procedure voor het akkoord ter voorkoming van een faillissement worden verricht zonder goedkeuring van de rechtbank zijn niet uitvoerbaar.

Laatste update: 21/07/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Cyprus

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Faillissement (ptóchevsi): een faillietverklaring (diátagma ptóchevsis) vindt alleen plaats tegen een natuurlijk persoon die insolvent is.

Liquidatie (ekkathárisi): een bevel tot liquidatie (diátagma ekkathárisis) wordt gegeven met betrekking tot een rechtspersoon. Een vrijwillige liquidatie (ekoúsia ekkathárisi), buitengerechtelijk of onder toezicht van de rechter, heeft eveneens betrekking op een rechtspersoon.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Faillissement: de wettelijke voorschriften voor het faillissement van natuurlijke personen zijn te vinden in de Faillissementswet (perí Ptóchevsis Nómos, hoofdstuk 5), die de afgelopen twee jaar grondig is aangepast aan de veranderende sociale en economische situatie.

Een faillissementsaanvraag kan door een schuldeiser of de schuldenaar zelf worden ingediend voor schulden van meer dan 15 000 EUR, mits er sprake is van een handeling die aanleiding is voor faillissementsaanvraag of de schuldenaar zich in kennelijke staat van faillissement bevindt en op Cyprus aanwezig was of zijn gewone verblijfplaats had op Cyprus of zijn bedrijf voerde op Cyprus of lid was van een firma of vennootschap die haar onderneming voerde op Cyprus.

Van een handeling die aanleiding is voor een faillissementsaanvraag (práxi ptóchevsis) is onder meer sprake als:

a) een schuldeiser een definitieve uitspraak tegen de schuldenaar verkrijgt, ongeacht het bedrag, en de schuldenaar niet betaalt;

b) de schuldenaar een verklaring van onvermogen tot betaling van zijn schulden indient;

c) de schuldenaar een faillissementsaanvraag indient;

d) een persoonlijk afbetalingsplan waarbij de schuldenaar partij is, geacht wordt te zijn mislukt of te zijn beëindigd overeenkomstig de wettelijke voorschriften inzake de insolventie van natuurlijke personen (perí Aferengyótitas Fysikón Prosópon Nómos).

Liquidatie van vennootschappen: een vennootschap kan worden geliquideerd als zij haar schulden niet kan betalen of als zij bij bijzonder besluit overgaat tot ontbinding middels liquidatie van haar bezittingen en volledige of gedeeltelijke afbetaling van haar schulden. Een bevel tot liquidatie kan worden gegeven als een vennootschap haar schulden niet kan betalen. Het verschuldigde bedrag moet groter zijn dan 5 000 EUR. Een verzoek tot liquidatie wordt hetzij door een schuldeiser of door de aandeelhouders ingediend bij de rechtbank.

Vrijwillige liquidatie

Er zijn drie soorten vrijwillige liquidatie.

  • Vrijwillige liquidatie door schuldeisers (ekoúsia ekkathárisi apó pistotés): dit is een buitengerechtelijke liquidatie die plaatsvindt als de vennootschap insolvent is en haar bestuur besluit tot liquidatie. Een vrijwillige liquidatie door schuldeisers begint met het bijeenroepen van een vergadering van schuldeisers om zich te buigen over een door de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap genomen bijzonder besluit tot vrijwillige liquidatie.
  • Vrijwillige liquidatie door leden (ekoúsia ekkathárisi apó méli): dit is eveneens een buitengerechtelijke liquidatie, die in gang wordt gezet door een bijzonder besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders wanneer de vennootschap solvent is.
  • Vrijwillige liquidatie onder toezicht van de rechter (ekoúsia ekkathárisi ypó tin epopteía tou Dikastiríou): wanneer een vennootschap een besluit tot vrijwillige liquidatie heeft genomen, kan de rechter gelasten de liquidatie onder zijn toezicht te laten verlopen.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Faillissement: de failliete boedel bestaat uit alle eigendommen die bij aanvang van de faillissementsprocedure toebehoren aan, of berusten bij de failliet, of die vóór decharge van de failliet door hem worden verkregen of op hem overgaan, niet zijnde de eigendommen die de failliet of zijn gezin nodig hebben om te overleven.

Eigendommen verkregen na aanvang van de faillissementsprocedure en voor opheffing of nietigverklaring van het faillissement, maken deel uit van de failliete boedel.

Liquidatie: onder eigendommen worden in het kader van de liquidatie verstaan de eigendommen die toebehoorden aan de vennootschap voordat het bevel tot liquidatie werd gegeven of voordat het bijzonder besluit tot vrijwillige liquidatie werd genomen.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Faillissement: bij een faillietverklaring wordt de curator (epísimos paralíptis) de bewindvoerder over de eigendommen van de failliet. In een later stadium kan iedere bevoegde insolventiefunctionaris (adeiodotiménos sýmvoulos aferengyótitas) worden aangesteld als bewindvoerder (diacheiristís). De bewindvoerder heeft als taak de eigendommen van de failliet te verkopen en de opbrengsten uit te delen aan de schuldeisers. Wanneer de curator of insolventiefunctionaris de taken van bewindvoerder verricht, blijft de failliet eigenaar van alle bij hem berustende eigendommen, die per de aanvangsdatum van de faillissementsprocedure evenwel uitsluitend worden beheerd door de bewindvoerder.

Liquidatie: bij een bevel tot liquidatie wordt de curator automatisch vereffenaar (ekkatharistís) als de schuldeisers geen vereffenaar aanstellen, tenzij er een bevoegde insolventiefunctionaris wordt aangesteld als vereffenaar op verzoek van de curator of op grond van een beslissing van de vergadering van schuldeisers en de vergadering van contributories van de vennootschap. De vereffenaar heeft als taak de eigendommen van de te ontbinden vennootschap te realiseren en de opbrengst uit te delen aan haar schuldeisers en contributories. Wanneer de curator of insolventiefunctionaris de taak van vereffenaar van de eigendommen van de te liquideren rechtspersoon op zich neemt, worden de eigendommen, ook al blijft de vennootschap eigenaar van alle bij haar berustende eigendommen, per de aanvangsdatum van de liquidatieprocedure beheerd door de vereffenaar, ten behoeve van de verkoop ervan.

Vrijwillige liquidatie: in het geval van vrijwillige liquidatie staakt de vennootschap haar bedrijf per aanvangsdatum van de liquidatieprocedure, behalve voor zover nodig voor een gunstige uitkomst van de liquidatie. De vereffenaar heeft als taak de eigendommen van de te liquideren vennootschap te realiseren en de opbrengst uit te delen aan de schuldeisers en contributories.

  • Vrijwillige liquidatie door schuldeisers: de schuldeisers en de vennootschap dragen tijdens hun respectieve vergaderingen de insolventiefunctionaris voor die zij als vereffenaar van de vennootschap willen aanstellen; indien evenwel de voordrachten niet overeenkomen, wordt de door de schuldeisers voorgedragen insolventiefunctionaris aangesteld als vereffenaar.
  • Vrijwillige liquidatie door leden: de vennootschap stelt bij besluit van de algemene vergadering een bevoegde insolventiefunctionaris aan als vereffenaar, die verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de onderneming van de vennootschap en uitdeling van de baten uit de boedel. Bij aanstelling van een vereffenaar verliezen de bestuurders hun bevoegdheden, behalve voor zover een algemene vergadering van de vennootschap of de vereffenaar voortzetting ervan goedkeurt.
  • Vrijwillige liquidatie onder toezicht van de rechter: bij het geven van een bevel tot liquidatie onder toezicht kan de rechter op grond van dat bevel of een later bevel een aanvullende vereffenaar aanstellen. Een door de rechter aangestelde vereffenaar heeft dezelfde bevoegdheden, verplichtingen en positie als een vereffenaar die is aangesteld op grond van een bijzonder besluit of op grond van een besluit van de schuldeisers zoals hiervoor beschreven.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Faillissement: de wetgeving bepaalt dat aanspraak kan worden gemaakt op verrekening als er wederzijdse schuldvorderingen of andere wederzijdse betrekkingen tussen de failliet en een andere persoon bestaan voordat het faillissement wordt uitgesproken, tenzij de andere persoon ten tijde van de kredietverstrekking op de hoogte was van de door de failliet verrichte handeling die aanleiding was voor een faillissementsaanvraag.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Faillissement: bestaande wettige overeenkomsten waarbij de failliet partij is, blijven van kracht en de failliet blijft persoonlijk verantwoordelijk voor nakoming van de voorwaarden ervan.

Liquidatie: bestaande wettige overeenkomsten waarbij een te liquideren vennootschap partij is, blijven van kracht. Hetzelfde geldt voor wettige overeenkomsten die zijn aangegaan door vennootschappen die vrijwillig worden geliquideerd.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Faillissement: als er een vordering tegen een failliet wordt ingesteld nadat de faillietverklaring is uitgesproken, moet de rechter om toestemming worden gevraagd om de vordering toe te laten.

Liquidatie: als er een vordering tegen een te liquideren vennootschap wordt ingesteld nadat de liquidatieverklaring is uitgesproken, moet de rechter om toestemming worden gevraagd om de vordering toe te laten.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Faillissement: vorderingen die reeds aanhangig zijn tegen een failliet, lopen gewoon door, zonder dat daarvoor toestemming van de rechter nodig is.

Liquidatie: vorderingen die reeds aanhangig zijn tegen een te liquideren vennootschap, kunnen alleen met toestemming van de rechter worden voortgezet. Het is geheel aan de curator van de rechter of de vereffenaar van de vennootschap zulke vorderingen af te handelen.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Faillissement: om deel te nemen aan de faillissementsprocedure dient de schuldeiser de ingevulde formulieren voor titel van schuldvordering (epalíthevsi chréous) in, samen met al het ondersteunend bewijs. De curator of de insolventiefunctionaris die als bewindvoerder optreedt, beslist over toelating of afwijzing van het bewijs. Vervolgens wordt een dividend betaald aan de schuldeisers volgens de rangorde die is vastgelegd in de Faillissementswet. Na registratie van hun bewijs kunnen de schuldeisers deelnemen aan vergaderingen die worden bijeengeroepen door de curator of de insolventiefunctionaris die is belast met liquidatie van de vennootschap.

Liquidatie: om deel te nemen aan de liquidatieprocedure dient de schuldeiser de ingevulde formulieren voor titel van schuldvordering in, samen met al het ondersteunend bewijs. Dezelfde procedures zijn van toepassing als in het geval van faillissement, behalve dat in dit geval het dividend wordt uitgekeerd overeenkomstig de Wet op de vennootschappen (perí Etaireión Nómos, hoofdstuk 113).

Hetzelfde geldt voor vrijwillige liquidatie, in het bijzonder vrijwillige liquidatie door schuldeisers, waarbij de schuldeisers direct vanaf het begin van de procedure deelnemen, wanneer zij in vergadering bijeen worden geroepen om een vereffenaar van hun keuze voor te stellen.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Faillissement: de bewindvoerder heeft de bevoegdheid en de mogelijkheid om onroerend goed te verkopen op een wijze die hij geschikt en in het belang van de procedure acht. Vervolgens wordt een dividend betaald aan de schuldeisers volgens de rangorde die is vastgelegd in de Faillissementswet. Voor verhypothekeerd vastgoed is een gerechtelijk bevel nodig.

Liquidatie: de vereffenaar van een te liquideren vennootschap kan het onroerend goed van de vennootschap verkopen op een wijze die hij in het belang van de procedure acht. Vervolgens wordt een dividend betaald aan de schuldeisers volgens de rangorde die is vastgelegd in de Wet op de vennootschappen. Voor verhypothekeerd vastgoed is een gerechtelijk bevel nodig. Dezelfde voorschriften gelden voor vrijwillige liquidatie.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Faillissement: bij een faillietverklaring mogen schuldeisers bewijs overleggen van schulden die zijn ontstaan tot aan de datum van de failliet- of liquidatieverklaring en die betrekking hebben op vorderingen voor een vast bedrag. Vorderingen die ontstaan na de faillietverklaring vallen buiten de reikwijdte van de faillissementsprocedure, zodat schuldeisers daarvoor zelf een vordering op de failliet zullen moeten instellen.

Liquidatie: nadat er een liquidatieverklaring is afgegeven of een bijzonder besluit tot vrijwillige liquidatie is genomen, kunnen schuldeisers bewijs indienen van schulden die zijn ontstaan tot aan de datum van de liquidatieverklaring of van het bijzonder besluit en die betrekking hebben op vorderingen voor een vast bedrag. Vorderingen die ontstaan na de liquidatieverklaring of het bijzonder besluit, vallen buiten de reikwijdte van de liquidatieprocedure, zodat schuldeisers daarvoor zelf een vordering op de bestuurders van de te liquideren vennootschap moeten instellen.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Faillissement: bij een faillietverklaring verstrekt elke schuldeiser binnen 35 dagen na de datum van bekendmaking van de verklaring schriftelijk bewijs van zijn schuldvordering aan de curator of bewindvoerder. Het bewijs bevat informatie over de schuld, vermeldt de namen van alle garanten en maakt duidelijk of de schuldeiser zekerheid heeft. Ten behoeve van het dividend laat de curator of vereffenaar binnen tien dagen schriftelijk weten of hij het bewijs toelaat of afwijst. Een schuldeiser of garant kan de beslissing van de curator of bewindvoerder binnen 21 dagen aanvechten bij de rechter.

Liquidatie: bij een liquidatieverklaring verstrekt elke schuldeiser binnen 35 dagen na de datum van bekendmaking van die verklaring schriftelijk bewijs van schuld aan de curator of vereffenaar. Het bewijs bevat informatie over de schuld, vermeldt de namen van alle garanten en maakt duidelijk of de schuldeiser zekerheid heeft. Ten behoeve van het dividend laat de curator of vereffenaar binnen tien dagen schriftelijk weten of hij het bewijs toelaat of afwijst. Een schuldeiser of garant kan de beslissing van de curator of vereffenaar binnen 21 dagen aanvechten bij de rechter. Dezelfde voorschriften gelden voor vrijwillige liquidatie.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Faillissement: bij uitdeling van de failliete boedel worden de schulden gelijk en naar evenredigheid gerangschikt per categorie (de "regel van gelijke rang"), tenzij iedereen volledig kan worden betaald uit de boedel. De rangorde van de vorderingen is als volgt:

  • kosten en beloning van de bewindvoerder;
  • vergoeding voor de curator;
  • onkosten van een schuldeiser die de aanvraag (mede) heeft ingediend;
  • preferente schulden;
  • ongedekte schulden.

Liquidatie: bij uitdeling van de te liquideren boedel worden de schuldvorderingen gelijk en naar evenredigheid gerangschikt per categorie (de "regel van gelijke rang"), tenzij iedereen volledig kan worden betaald uit de boedel. De rangorde van de vorderingen is als volgt:

  • feitelijke kosten en beloning van de vereffenaar;
  • vergoeding voor de curator of vereffenaar;
  • onkosten van een schuldeiser die de aanvraag (mede) heeft ingediend;
  • preferente schulden;
  • floating charges;
  • concurrente schuldeisers.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Faillissement: de failliet kan bij de curator of bewindvoerder een schriftelijk voorstel indienen voor een schikking (symvivasmós) met zijn schuldeisers. Tijdens een vergadering van schuldeisers kan het voorstel slechts worden aangenomen door een meerderheid van de schuldeisers die driekwart van de totale waarde van de schulden vertegenwoordigen. Als de schuldeisers instemmen met het voorstel, verzoekt de failliet of de curator of bewindvoerder de rechter het goed te keuren. Goedkeuring door de rechter is bindend voor alle schuldeisers die hun vorderingen hebben bewezen. Zodra aan de voorwaarden van de schikking is voldaan, worden de bewezen schuldvorderingen geacht te zijn afgewikkeld.

Bij nietigverklaring van de faillietverklaring wordt de faillissementsprocedure volledig afgesloten.

Liquidatie: een liquidatieprocedure wordt volledig afgesloten bij definitieve ontbinding of bij nietigverklaring van de liquidatieverklaring.

Een vrijwillige liquidatieprocedure wordt afgesloten en de geliquideerde vennootschap wordt definitief ontbonden drie maanden na indiening bij de curator van de definitieve rekening van de vennootschap, die wordt opgesteld na voltooiing van de liquidatie en uitdeling van de eigendommen van de vennootschap.

Als iemand echter juridisch belang heeft bij een doorstart van een vennootschap die na vrijwillige liquidatie of op bevel van de rechtbank is ontbonden, kan hij daartoe binnen twee jaar na de ontbinding een verzoek indienen bij de rechter.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Faillissement: indien de faillietverklaring wordt vernietigd en de schuldeisers hebben ingestemd zonder volledig te zijn voldaan, hebben zij het recht de na vernietiging van de faillietverklaring verschuldigde bedragen te vorderen.

Liquidatie: indien de liquidatieverklaring wordt vernietigd en de schuldeisers hebben ingestemd zonder volledig te zijn voldaan, hebben zij het recht de na vernietiging van het bevel verschuldigde bedragen te vorderen.

Als iemand juridisch belang heeft bij een doorstart van een vennootschap die na vrijwillige liquidatie of op bevel van de rechter is ontbonden, kan hij daartoe binnen twee jaar na de ontbinding een verzoek indienen bij de rechter.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Faillissement: de kosten van de faillietverklaring worden gedragen door de schuldeiser die de verklaring heeft aangevraagd. De aan de curator te vergoeden kosten bedragen 500 EUR. De tijdens de faillissementsprocedure gemaakte kosten worden voldaan uit de failliete boedel.

Liquidatie: de kosten van de liquidatieverklaring worden gedragen door de schuldeiser die de verklaring heeft aangevraagd. De aan de curator te vergoeden kosten bedragen 500 EUR. De kosten die worden gemaakt tijdens de procedures voor de liquidatie, vereffening en uitdeling van de eigendommen van de vennootschap worden betaald uit de geliquideerde boedel.

De kosten van het indienen en registreren van documenten in verband met de procedure voor vrijwillige liquidatie bij de curator bedragen in totaal ongeveer 440 EUR. De kosten die worden gemaakt tijdens de procedures voor de liquidatie, vereffening en uitdeling van de eigendommen van de vennootschap worden betaald uit de geliquideerde boedel.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Faillissement: op grond van een aantal bepalingen die van toepassing zijn op faillissementsprocedures kan de bewindvoerder zich tot de rechter wenden om eigendommen terug te vorderen ten behoeve van de schuldeisers. De belangrijkste bepalingen zijn de volgende:

Α. Frauduleuze overdracht (dólia metavívasi)

Als de bewindvoerder of vereffenaar over bewijs beschikt dat eigendommen van een vennootschap of natuurlijke persoon zonder tegenprestatie of ver onder de marktwaarde zijn overgedragen, kan hij de rechter verzoeken de frauduleuze overdracht of handeling nietig te verklaren.

Deze bepaling is van toepassing als de overdracht heeft plaatsgevonden: a) binnen drie jaar voor de datum van een faillissement, tenzij er te goeder trouw en voor een tegenprestatie is gehandeld, of b) binnen tien jaar voor de datum van een faillissement, indien de natuurlijke persoon ten tijde van de overdracht zonder de opbrengsten van het overgedragen goed niet in staat was al zijn schulden te betalen. In het geval van een te liquideren vennootschap moet een handeling zijn verricht binnen een halfjaar voor aanvang van de liquidatie, d.w.z. voor de datum waarop liquidatieverzoek is ingediend, om als frauduleus te kunnen worden beschouwd.

Β. Frauduleuze preferentie (dólia protímisi)

Indien de bewindvoerder of vereffenaar over bewijs beschikt dat een schuldeiser een voorkeursbehandeling heeft gekregen, kan hij de rechter verzoeken die behandeling nietig te verklaren.

Liquidatie: op grond van een aantal bepalingen die van toepassing zijn op liquidatieprocedures kan de vereffenaar zich tot de rechter wenden om eigendommen terug te vorderen ten behoeve van de schuldeisers. De belangrijkste bepalingen zijn de volgende:

Α. Frauduleuze overdracht

Als de bewindvoerder of vereffenaar over bewijs beschikt dat eigendommen van een vennootschap of natuurlijke persoon zonder tegenprestatie of ver onder de marktwaarde zijn overgedragen, kan hij de rechter verzoeken de frauduleuze overdracht of handeling nietig te verklaren.

Deze bepaling is van toepassing als de overdracht heeft plaatsgevonden: a) binnen drie jaar voor de datum van een faillissement, tenzij er te goeder trouw is gehandeld en voor een tegenprestatie, of b) binnen tien jaar voor de datum van een faillissement, indien de natuurlijke persoon ten tijde van de overdracht niet in staat was al zijn schulden te betalen zonder de opbrengsten van het overgedragen goed. In het geval van een te liquideren vennootschap moet een handeling zijn verricht binnen een halfjaar voor aanvang van de liquidatie, d.w.z. voor de datum waarop het liquidatieverzoek is ingediend, om als frauduleus te kunnen worden beschouwd.

Β. Frauduleuze preferentie

Indien de bewindvoerder of vereffenaar over bewijs beschikt dat een schuldeiser een voorkeursbehandeling heeft gekregen, kan hij de rechter verzoeken die behandeling nietig te verklaren.

Laatste update: 07/12/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Letland

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

De insolventiewet (Maksātnespējas likums), waarin de insolventieprocedures in Letland zijn omschreven, is van toepassing op rechtspersonen en natuurlijke personen waartegen een dergelijke procedure kan worden ingeleid.

De insolventiewet kent drie soorten insolventieprocedures: de rechtsbeschermingsprocedure (reorganisatieprocedure), de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon en de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon.

De insolventiewet is niet van toepassing op insolventieprocedures met betrekking tot kredietinstellingen, die zijn geregeld in de wet op de kredietinstellingen.

De rechtsbeschermingsprocedure [met inbegrip van de procedure voor rechtsbescherming buiten rechte (pre-packprocedure)] is een schuldsaneringsprocedure die enkel van toepassing is op rechtspersonen. Bepaalde actoren op de financiële en kapitaalmarkten, zoals verzekeringsmaatschappijen, verzekeringsmakelaars, beleggingsmakelaars, private pensioenfondsen enz. vallen buiten het toepassingsgebied van de rechtsbeschermingsprocedure.

De insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is een procedure voor de liquidatie van schuldenaars (rechtspersonen) en is van toepassing op rechtspersonen, personenvennootschappen en eenmanszaken. Personenvennootschappen hebben geen rechtspersoonlijkheid, maar kunnen wel rechten verkrijgen en schulden aangaan. Een natuurlijke persoon die een eenmanszaak voert, kan zowel handelstransacties (onder de naam van de eenmanszaak) als andere economische transacties (in de hoedanigheid van natuurlijke persoon) aangaan. Momenteel is een persoon die een eenmanszaak voert, in eerste instantie onderworpen aan een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, waarna deze persoon kan verzoeken om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon voor wat betreft alle resterende schulden. Naast eenmanszaken kunnen ook houtteelt- en visteeltbedrijven gebruikmaken van deze mogelijkheid.

De insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is van toepassing op natuurlijke personen, met inbegrip van marktdeelnemers en consumenten, en beoogt schuldenaars te helpen bij het aanzuiveren van hun schulden en het herstellen van hun solventie. Een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon kan worden ingeleid tegen iedere natuurlijke persoon die de afgelopen zes maanden in Letland belastingplichtig is geweest.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Rechtsbeschermingsprocedure

Volgens de insolventiewet kan een schuldenaar alleen om de opening van een rechtsbeschermingsprocedure verzoeken wanneer hij financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden. In de insolventiewet worden geen specifieke, concrete omstandigheden genoemd waarin een schuldenaar het recht heeft te verzoeken om de opening van een rechtsbeschermingsprocedure. In geval van financiële moeilijkheden moet de schuldenaar nagaan of een buitengerechtelijke schikking met zijn schuldeisers nog mogelijk is gezien de omvang van de problematiek, of dat die moeilijkheden van dien aard zijn dat er niets anders rest dan verzoeken om de opening van een rechtsbeschermingsprocedure met het oog op schuldsanering onder rechtsbescherming.

Voor elk verzoek om opening van een rechtsbeschermingsprocedure is aan de staat een vergoeding van 145 EUR verschuldigd.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

In de gevallen waarin de insolventiewet voorziet, kunnen de schuldenaar en zijn schuldeisers (met inbegrip van de werknemers van de schuldenaar) om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon verzoeken. Evenzo kan om de opening van deze procedure worden verzocht door de persoon bedoeld in artikel 37, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad.

In de insolventiewet worden de gevallen genoemd waarin de schuldenaar verplicht is onverwijld om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon te verzoeken. Laat de schuldenaar dit na, dan is hij administratief aansprakelijk. De schuldenaar is in de volgende gevallen verplicht te verzoeken om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon:

  • de schuldenaar heeft nagelaten een schuld te betalen die al langer dan twee maanden geleden vervallen is, en heeft geen akkoord inzake uitstel van betaling met zijn schuldeisers gesloten, noch een rechtsbeschermingsprocedure ingeleid (er zij op gewezen dat het inleiden van een rechtsbeschermingsprocedure geen voorwaarde is voor het verzoek om opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon; deze bepaling ontslaat de schuldenaar enkel van zijn administratieve aansprakelijkheid, indien hij insolvent is geworden ondanks zijn pogingen om zijn financiële moeilijkheden op te lossen op het moment dat deze ontstonden);
  • volgens het eerste financiële verslag dat in het kader van de liquidatieprocedure is opgesteld, beschikt de schuldenaar niet over voldoende goederen om aan alle gerechtvaardigde vorderingen van zijn schuldeisers te voldoen, of is dit pas tijdens de liquidatieprocedure geconstateerd;
  • de schuldenaar is niet langer in staat het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen uit te voeren.

Een schuldeiser kan om de opening van een insolventieprocedure verzoeken als:

  • aan een rechterlijke beslissing tot inning van de schulden van de schuldenaar geen gevolg kon worden gegeven door middel van uitvoeringsmaatregelen;
  • de schuldenaar (een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap) heeft nagelaten een hoofdschuld van 4 268 EUR te betalen en de schuldeiser hem in kennis heeft gesteld van zijn voornemen te verzoeken om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon;
  • de schuldenaar (een rechtspersoon anders dan een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een naamloze vennootschap) heeft nagelaten een hoofdschuld van 2 134 EUR te betalen en de schuldeiser hem in kennis heeft gesteld van zijn voornemen te verzoeken om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon;
  • de schuldenaar een werknemer niet binnen twee maanden na de vastgestelde betalingsdatum (tenzij de betalingsdatum in de arbeidsovereenkomst is vermeld, wordt deze geacht de eerste werkdag van de volgende maand te zijn) zijn volledige loon of een schadevergoeding in verband met een arbeidsongeval of beroepsziekte heeft betaald, of de verplichte socialezekerheidsbijdragen niet binnen die twee maanden heeft afgedragen. In dit geval is het bedrag van de achterstallige betalingen niet significant.

De rechter gelast de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, indien hij op de datum van behandeling van het verzoek vaststelt dat er inderdaad sprake is van de in het verzoek genoemde omstandigheid die aanleiding geeft tot het openen van deze procedure.

Zowel de schuldenaar als de schuldeiser moeten bij de indiening van het verzoek om opening van een insolventieprocedure een vergoeding aan de staat betalen voor de behandeling van het verzoek door de rechter. Deze vergoeding bedraagt 70 EUR voor de schuldenaar en 355 EUR voor de schuldeiser. Voorts moeten zowel de schuldenaar als de schuldeiser vóór het verzoek om opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon een borgsom betalen ten bedrage van twee maanden minimummaandloon in Letland.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Tegen een schuldenaar die een natuurlijke persoon is, kan een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon worden ingeleid, indien er sprake is van een van de volgende omstandigheden waaruit de insolventie blijkt:

  1. de persoon is niet in staat zijn opeisbaar geworden schulden van in totaal meer dan 5 000 EUR af te lossen;
  2. de persoon zal wegens aantoonbare omstandigheden niet in staat zijn om zijn binnen één jaar opeisbaar wordende schulden van in totaal meer dan 10 000 EUR af te lossen;
  3. de persoon is niet in staat zijn schulden af te lossen, waarvan er ten minste één is gebaseerd op een bijkomende of gezamenlijke aansprakelijkheid van de schuldenaar en zijn echtgenoot of een ouder, of een verwant tot in de tweede graad, en de schulden bedragen in totaal meer dan 5 000 EUR.

Om de opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon kan enkel worden verzocht door de schuldenaar. Schuldeisers kunnen een dergelijk verzoek niet indienen.

Voor het verzoek om opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon moeten bovendien een vergoeding aan de staat van 70 EUR en een borgsom ten bedrage van twee maanden minimummaandloon worden betaald.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Rechtsbeschermingsprocedure

In het kader van de rechtsbeschermingsprocedure omvat de insolvente boedel alle goederen van de schuldenaar en de schuldenaar behoudt alle rechten om daarover te beschikken. Volgens de insolventiewet is een van de methoden die in de rechtsbeschermingsprocedure worden gebruikt het door de schuldenaar verliezen van het beheer en de beschikking over de roerende of onroerende goederen, of het met zakelijke rechten bezwaren daarvan, om een verlenging van de termijn voor de voldoening of de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers te verkrijgen. De haalbaarheid van de betrokken methode en de wijze van uitvoering ervan moeten worden uiteengezet in het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Zodra de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is aangekondigd, verliest de schuldenaar het recht om te beschikken over zijn goederen, alsmede over de goederen van derden die hij bezit of waarover hij zeggenschap heeft, en gaan deze rechten over op de curator.

Volgens de insolventiewet bestaat de insolvente boedel uit het volgende:

  1. de onroerende en roerende goederen van de schuldenaar, met inbegrip van geld;
  2. geld uit de cessie van de goederen van de schuldenaar;
  3. in de loop van de insolventieprocedure gerecupereerde goederen (bijvoorbeeld op grond van vorderingen op derden geïnde gelden, alsmede van de bestuursorganen van de rechtspersoon ontvangen gelden in verband met hun aansprakelijkheid voor veroorzaakte schade);
  4. de inkomsten die uit de goederen van de schuldenaar zijn ontvangen in de loop van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon;
  5. andere goederen die in de loop van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon rechtmatig zijn verkregen.

In de loop van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon worden alle goederen van de schuldenaar verkocht en wordt de opbrengst van de verkoop aangewend voor de betaling van de kosten van de procedure en voor de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers. De curator van de insolventieprocedure (hierna de “curator” genoemd) is verantwoordelijk voor de verkoop van de goederen van de schuldenaar overeenkomstig het plan voor de verkoop van de goederen. De curator moet ervoor zorgen dat de goederen van de schuldenaar tegen de hoogst mogelijke prijs worden verkocht teneinde de vorderingen van de schuldeisers zoveel mogelijk te voldoen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Zodra een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is aangekondigd, verliest de schuldenaar het recht om te beschikken over zijn goederen, alsmede over de goederen van derden die hij bezit of waarover hij zeggenschap heeft (met uitzondering van de niet voor beslag vatbare goederen), en gaan deze rechten over op de curator. In de loop van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon worden alle goederen van de schuldenaar verkocht en wordt de opbrengst van de verkoop aangewend voor de betaling van de directe kosten van de procedure en voor de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Rechtsbeschermingsprocedure

De schuldenaar. Na de aankondiging van de uitvoering van een rechtsbeschermingsprocedure behoudt de schuldenaar de zeggenschap over zijn onderneming en beheert hij zijn eigen goederen en de goederen die hij bezit of waarover hij zeggenschap heeft, overeenkomstig het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen dat door de schuldeisers is overeengekomen en door de rechter is goedgekeurd. Tegelijkertijd gelden voor de schuldenaar een aantal verplichtingen en beperkingen om de rechtmatigheid van de rechtsbeschermingsprocedure en de controle op de uitvoering van het plan van maatregelen door de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure (hierna de “toezichthouder” genoemd) en de schuldeisers te waarborgen.

De belangrijkste verplichting van de schuldenaar is het opvolgen van het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen. Daarnaast moet de schuldenaar:

  1. de kosten in verband met de rechtsbeschermingsprocedure dekken;
  2. de toezichthouder ten minste eenmaal per maand schriftelijk verslag uitbrengen over de uitvoering van bovenbedoeld plan van maatregelen;
  3. op verzoek van de toezichthouder onverwijld schriftelijk alle informatie verstrekken over de uitvoering van bovenbedoeld plan van maatregelen en de toezichthouder de gelegenheid bieden persoonlijk kennis te nemen van de economische activiteiten en de documenten van de schuldenaar;
  4. de toezichthouder onmiddellijk in kennis stellen van alle omstandigheden die de schuldenaar kunnen beletten bovenbedoeld plan van maatregelen uit te voeren enz.

Wat de beperkingen betreft, is het de schuldenaar tijdens de rechtsbeschermingsprocedure verboden om:

  1. transacties aan te gaan of activiteiten te ontplooien die zijn financiële situatie kunnen verslechteren of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers kunnen schaden;
  2. leningen (kredieten) te verstrekken, behalve wanneer het verstrekken van leningen (kredieten) de hoofdactiviteit van de schuldenaar is en dit in bovenbedoeld plan van maatregelen is vermeld;
  3. garanties af te geven, cadeaus te geven of schenkingen te doen, of premies of andere aanvullende beloningen toe te kennen aan leden van het bestuursorgaan van de schuldenaar.

De toezichthouder. Zodra het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen door de schuldenaar is opgesteld, brengt de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure hierover advies uit en beoordeelt hij of het in overeenstemming is met de wet. In dit advies moet ook worden beoordeeld of het in de rechtsbeschermingsprocedure nagestreefde doel, zoals vastgesteld in de wet, met dit plan kan worden bereikt. Het advies van de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure wordt samen met bovenbedoeld plan van maatregelen aan de rechter voorgelegd. Zodra de uitvoering van de rechtsbeschermingsprocedure is aangekondigd, is de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure belast met het toezicht op de uitvoering van bovenbedoeld plan van maatregelen, het verstrekken van informatie aan de schuldeisers en het controleren of de schuldenaar de in de insolventiewet vastgestelde beperkingen in acht neemt.

In de loop van de rechtsbeschermingsprocedure moet de toezichthouder de administratieve formaliteiten van de procedure afhandelen in het elektronische boekhoudsysteem voor insolventie (hierna “het systeem” genoemd).

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De schuldenaar. Zodra de insolventieprocedure is aangekondigd, verliest de schuldenaar alle aan de beheersorganen verleende rechten, zoals omschreven in de regelgeving en de statuten of overeenkomsten van de schuldenaar, en gaan deze rechten over op de curator. De curator wijst een vertegenwoordiger van de schuldenaar aan, die aan de insolventieprocedure moet deelnemen. In de regel worden een of meer leden van het uitvoerend orgaan van de schuldenaar als vertegenwoordiger van de schuldenaar aangewezen. Daags na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon moet de vertegenwoordiger van de schuldenaar alle goederen van de schuldenaar, alsmede de documenten betreffende zijn organisatie, personeel en boekhouding, aan de curator overdragen door middel van een akte van overdracht en ontvangst. De vertegenwoordiger van de schuldenaar moet een lijst opstellen van de over te dragen goederen en documenten van de schuldenaar, welke documenten op het tijdstip van de overdracht moeten zijn geordend overeenkomstig de regelgeving inzake het bijhouden van registers. In de loop van de insolventieprocedure moet de vertegenwoordiger van de schuldenaar de curator de door hem verlangde informatie verstrekken en de vergaderingen van de schuldeisers bijwonen.

De curator. De curator heeft alle rechten, plichten en verantwoordelijkheden die door de regelgeving en de statuten of overeenkomsten van de schuldenaar aan de bestuursorganen zijn toegekend.

De curator kan onder meer besluiten de activiteiten van de schuldenaar geheel of gedeeltelijk voort te zetten, indien dit economisch verantwoord is, is verantwoordelijk voor de betaling van de lopende belastingen en kan de dochterondernemingen van de schuldenaar liquideren.

De curator verricht ook activiteiten in verband met de uitvoering van de insolventieprocedure: het bijeenbrengen en onderzoeken van de vorderingen van de schuldeisers en het nemen van beslissingen dienaangaande; het inventariseren van de goederen van de schuldenaar en het nemen van maatregelen met betrekking tot het recupereren ervan [met inbegrip van het indienen van vorderingen tot schadevergoeding tegen leden van de bestuursorganen van een rechtspersoon en leden (aandeelhouders) van een kapitaalvennootschap, wegens door hen veroorzaakte schade]; het verkopen van de goederen van de schuldenaar en het afwikkelen van de vorderingen overeenkomstig de insolventiewet; het beoordelen van de transacties die vóór de insolventieprocedure zijn aangegaan; andere activiteiten die nodig zijn voor de procedure, bijvoorbeeld het verstrekken van documenten van de schuldenaar aan de openbare archieven.

In de loop van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is de curator verantwoordelijk voor het in het systeem bijhouden van de desbetreffende registers.

Zodra de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is beëindigd, verricht de curator alle andere wettelijke activiteiten om de schuldenaar uit het openbare register waar hij is ingeschreven, te laten schrappen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de schrapping van een schuldenaar (een handelaar) uit het handelsregister.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

De schuldenaar. Zodra een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is aangekondigd, verliest de schuldenaar het recht om te beschikken over zijn goederen, alsmede over de goederen van derden die hij bezit of waarover hij zeggenschap heeft (met uitzondering van de niet voor beslag vatbare goederen), en gaan deze rechten over op de curator. Na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is het de schuldenaar verboden activiteiten te ontplooien die de schuldeisers zouden kunnen benadelen. De schuldenaar is verplicht de curator alle voor de insolventieprocedure noodzakelijke informatie te verstrekken.

Alle goederen van de schuldenaar worden in een faillissementsprocedure verkocht en de opbrengst wordt aangewend voor de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers overeenkomstig de insolventiewet.

Tijdens de procedure voor het aanzuiveren van de passiva moet de schuldenaar naar vermogen inkomsten genereren en een deel van zijn reguliere inkomsten aanwenden voor de betaling van de schuldeisers overeenkomstig het plan voor het aanzuiveren van de passiva.

De curator.

Indien de schuldenaar geld heeft of goederen die in de faillissementsprocedure moeten worden verkocht, opent de curator een rekening op zijn naam bij een kredietinstelling ten behoeve van de betrokken insolventieprocedure. Net zoals bij een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is de curator verantwoordelijk voor het nemen van de nodige maatregelen voor de insolventieprocedure: het bijeenbrengen en onderzoeken van de vorderingen van de schuldeisers en het nemen van beslissingen dienaangaande; het inventariseren van de goederen van de schuldenaar en het nemen van maatregelen met betrekking tot het recupereren ervan (met inbegrip van het indienen van klachten om door de schuldenaar aangegane transacties nietig te verklaren, wanneer wordt vastgesteld dat de schuldenaar te kwader trouw heeft gehandeld); het verkopen van de goederen van de schuldenaar en het afwikkelen van de vorderingen van de schuldeisers overeenkomstig de insolventiewet.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Rechtsbeschermingsprocedure

In de rechtsbeschermingsprocedure is verrekening toegestaan, indien de rechten van de schuldenaar jegens de schuldeiser ten minste drie maanden vóór de beslissing van de rechter om deze procedure in te leiden, zijn ontstaan.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

In de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is verrekening toegestaan, indien de wederzijdse rechten van de schuldenaar en de schuldeiser ten minste zes maanden vóór de aankondiging van deze procedure zijn ontstaan.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Er zijn geen specifieke regels voor verrekening in de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon. Daarom gelden, overeenkomstig het bepaalde in de insolventiewet, ook in dit geval de bepalingen die van toepassing zijn op de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon. Dat wil zeggen dat verrekening is toegestaan, indien de wederzijdse rechten van de schuldenaar en de schuldeiser ten minste zes maanden vóór de aankondiging van eerstgenoemde procedure zijn ontstaan.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Rechtsbeschermingsprocedure

Aangezien de schuldenaar de zeggenschap over zijn onderneming behoudt, met andere woorden zijn eigen goederen en de goederen die hij bezit of waarover hij zeggenschap heeft, beheert, kan hij na de opening van de rechtsbeschermingsprocedure de daarvóór gesloten overeenkomsten voortzetten. Een oordeel over het nut van de voortzetting van deze overeenkomsten wordt gegeven door de schuldeisers bij het onderzoek van het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen, door de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure bij het opstellen van zijn verslag en door de rechter bij de goedkeuring van bovenbedoeld plan. De kosten van deze overeenkomsten moeten in dit plan worden goedgekeurd.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Indien een door de schuldenaar gesloten overeenkomst op de dag van de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon niet of slechts gedeeltelijk is uitgevoerd, kan de curator de andere overeenkomstsluitende partij verzoeken de overeenkomst uit te voeren of deze eenzijdig beëindigen. De curator kan een overeenkomst uitvoeren indien deze geen vermindering van de goederen van de schuldenaar tot gevolg heeft.

Indien de curator besluit tot eenzijdige beëindiging van een overeenkomst, kan de andere overeenkomstsluitende partij als schuldeiser een vordering indienen.

De verdere uitvoering van overeenkomsten die niet zijn beëindigd in de bij de wet bepaalde gevallen, alsmede de uitvoering van overeenkomsten die door de curator namens de schuldenaar met derden zijn gesloten in de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, worden gefinancierd uit de middelen van de schuldenaar.

Indien de schuldenaar een verzekeringsmaatschappij is, beoordeelt de curator, met inachtneming van de belangen van de verzekerden, de noodzaak van overdracht, beëindiging of voortzetting van de bestaande verzekeringsovereenkomsten en neemt hij, indien van toepassing, alle nodige wettelijke maatregelen om die overeenkomsten over te dragen, te beëindigen of voort te zetten.

Elke cessie door de schuldenaar aan een gemachtigde (tevens vertegenwoordiger en handelsagent) met betrekking tot de goederen van de schuldenaar die zijn onderworpen aan vorderingen van schuldeisers, wordt nietig vanaf de dag van de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon.

Na de aankondiging van de insolventieprocedure ten aanzien van de schuldenaar kan de curator de arbeidsovereenkomst met een werknemer van de schuldenaar beëindigen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

De insolventiewet bevat geen bijzondere bepalingen betreffende de herziening of beëindiging van door de schuldenaar ondertekende overeenkomsten. Daarom gelden, overeenkomstig de insolventiewet, ook in dit geval de bepalingen die van toepassing zijn op de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, d.w.z. de curator is gerechtigd door de schuldenaar gesloten overeenkomsten te herzien vóór de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon en deze te beëindigen. Deze praktijk is ook bevestigd in de rechtspraak. Na de aankondiging van de insolventieprocedure is het de taak van de curator om over de goederen van betrokkene te beschikken om problemen in verband met de nakoming van verplichtingen en de afwikkeling van de vorderingen van schuldeisers op te lossen. Dit betekent ook dat de insolvente schuldenaar het recht verliest om als partij op te treden in eventuele eigendomsvorderingen die voor de rechter worden gebracht, aangezien dit recht toekomt aan de curator als wettelijk vertegenwoordiger van de schuldenaar.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Los van de insolventieprocedure is in de insolventiewet het beginsel van het verbod van willekeur vastgelegd, volgens welk de individuele activiteiten van de schuldeiser en de schuldenaar de belangen van de gezamenlijke schuldeisers niet mogen schaden.

Rechtsbeschermingsprocedure

Een bevoegde gerechtsdeurwaarder schort de tenuitvoerleggingsprocedures op als er een rechtsbeschermingsprocedure tegen de schuldenaar wordt geopend of als er een beslissing wordt genomen om een rechtsbeschermingsprocedure te openen in het geval van een buitengerechtelijke procedure. Indien op het moment van de opening van de procedure reeds gelden zijn geïnd door middel van uitvoeringshandelingen, houdt de bevoegde gerechtsdeurwaarder de uitvoeringskosten in en voldoet hij de vordering van de incasseerder. De tenuitvoerleggingsprocedures worden tijdens de rechtsbeschermingsprocedure opgeschort totdat deze is afgerond, behalve wanneer de verpande goederen niet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de procedure en derhalve niet zijn opgenomen in het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen, of wanneer de rechter een schuldeiser met een zekerheid toestaat de verpande goederen te verkopen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Indien tenuitvoerleggingsprocedures worden ingeleid vóór de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, moeten deze worden beëindigd volgens de in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering vastgestelde procedure. In het bijzonder rondt de bevoegde gerechtsdeurwaarder de lopende verkoop van goederen af indien deze reeds was aangekondigd of indien de goederen ter verkoop zijn overgedragen aan een handelsvennootschap. De curator kan om annulering van de aangekondigde veiling verzoeken, zodat de goederen in het kader van een verzameling van voorwerpen kunnen worden verkocht. De bevoegde gerechtsdeurwaarder houdt de kosten van de uitvoering van beslissingen in op het geïnde bedrag en draagt het resterende bedrag over aan de curator om de vorderingen van de schuldeisers af te wikkelen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure, rekening houdend met de belangen van de schuldeiser met een zekerheid. De bevoegde gerechtsdeurwaarder stelt de houder van de goederen in kennis van de verplichting om de nog niet te koop aangeboden goederen aan de curator over te dragen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Zodra een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is aangekondigd, is het de schuldeiser verboden welke individuele activiteit dan ook te ontplooien die de andere schuldeisers kan schaden. Eigendomsrechten van de schuldeiser of een derde die uit dergelijke activiteiten voortvloeien, worden als nietig beschouwd.

De bevoegde gerechtsdeurwaarder schort de tenuitvoerleggingsprocedure op als er ten aanzien van de schuldenaar een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon is aangekondigd. De bevoegde gerechtsdeurwaarder kan de lopende verkoop van de goederen enkel afronden indien deze reeds was aangekondigd of indien de goederen ter verkoop zijn overgedragen aan een handelsvennootschap, behalve wanneer het plan voor de verkoop van de goederen van een natuurlijke persoon voorziet in het uitstel van de verkoop van een woning overeenkomstig artikel 148 van de insolventiewet. De bevoegde gerechtsdeurwaarder houdt de kosten van de uitvoering van beslissingen in op het geïnde bedrag en draagt het resterende bedrag over aan de curator om de vorderingen van de schuldeisers af te wikkelen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure, rekening houdend met de belangen van de schuldeiser met een zekerheid.

Tegelijkertijd worden de tenuitvoerleggingsprocedures betreffende vorderingen waarvan de afwikkeling geen verband houdt met de inning van goederen of geld van de schuldenaar, niet opgeschort.

Indien de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon wordt beëindigd zonder kwijtschelding van de schulden, worden de tenuitvoerleggingsprocedures hervat voor de resterende bedragen.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Rechtsbeschermingsprocedure

Volgens de insolventiewet is de opening van een rechtsbeschermingsprocedure op geen enkele wijze van invloed op gerechtelijke procedures waarbij de schuldenaar partij is.

Anders dan de insolventieprocedure is de rechtsbeschermingsprocedure geen procedure voor de toelating van vorderingen. Uit de rechtspraak komt evenwel naar voren dat de schuldenaar, door eenzijdig te beslissen over de ontvankelijkheid van een vordering, de schuldeiser ten onrechte kan uitsluiten van de lijst van personen wier goedkeuring vereist is voor het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen. Tegelijkertijd is een door de schuldeiser ingestelde actie tot inning van vorderingen geen geldige juridische reden om voorbij te gaan aan de belangen van de schuldeiser in de rechtsbeschermingsprocedure. Indien de schulden van de schuldenaar blijken uit zijn boekhouding en de toezichthouder van de rechtsbeschermingsprocedure niet prima facie heeft vastgesteld dat het bij de vordering ontbreekt aan authenticiteit, moet de vordering volgens de rechtspraak dan ook in bovenbedoeld plan van maatregelen worden opgenomen als schuldeisersvordering, zelfs als de schuldenaar en de schuldeiser in een gerechtelijke procedure verwikkeld zijn.

Er zij ook op gewezen dat, indien de rechter vaststelt dat bovenbedoeld plan van maatregelen een betwiste schuld bevat, en het bedrag van deze schuld het proces van goedkeuring van het plan van maatregelen in aanzienlijke mate beïnvloedt, de rechter het verzoek om opening van de rechtsbeschermingsprocedure niet zal honoreren.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Elke rechterlijke beslissing waarbij een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon wordt aangekondigd, maakt het mogelijk de met eigendom verband houdende gerechtelijke procedures tegen de schuldenaar op te schorten. Na de aankondiging van deze insolventieprocedure kunnen de schuldeisers hun vorderingen bij de curator indienen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure.

Evenzo maakt elke rechterlijke beslissing waarbij deze insolventieprocedure wordt aangekondigd, het mogelijk de voor de vorderingen gevestigde zekerheden nietig te verklaren, volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Elke rechterlijke beslissing waarbij een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon wordt aangekondigd, maakt het mogelijk de gerechtelijke procedures tegen de schuldenaar op te schorten en de voor de vorderingen gevestigde zekerheden nietig te verklaren, overeenkomstig de in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering vastgestelde procedure. Na de aankondiging van deze insolventieprocedure kunnen de schuldeisers hun vorderingen bij de curator indienen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Willen insolventieprocedures hun doel bereiken, dan is het van essentieel belang dat schuldeisers actief aan de procedure deelnemen. De insolventiewet legt het beginsel van gelijkheid van schuldeisers vast: schuldeisers hebben een gelijke kans om aan de procedure deel te nemen en hun vorderingen te laten voldoen op basis van de schulden die vóór de opening van de procedure tussen de schuldeisers en de schuldenaar zijn vastgesteld.

Rechtsbeschermingsprocedure

De schuldenaar zendt het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen toe aan alle schuldeisers, verzoekt hen het plan goed te keuren en bepaalt een termijn voor die goedkeuring. De schuldeiser kan binnen vijf dagen na ontvangst van dit plan schriftelijk bezwaar hiertegen maken bij de schuldenaar. Indien de schuldenaar de bezwaren gegrond acht, wijzigt hij het plan dienovereenkomstig. De termijn voor de uitvoering van de rechtsbeschermingsprocedure kan met instemming van de meerderheid van de schuldeisers worden verlengd. De schuldeisers kunnen de toezichthouder om informatie verzoeken (en die van hem ontvangen) over de stand van zaken van de procedure en de uitvoering van het plan, en klachten indienen. Ook kan de schuldeiser de rechter verzoeken de rechtsbeschermingsprocedure te beëindigen, indien de schuldenaar zich niet houdt aan het door de rechter goedgekeurde plan.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Een schuldeiser kan ook een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon inleiden door een verzoek bij de rechter in te dienen. Evenzo kunnen schuldeisers vorderingen indienen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure. De curator gaat na of de vorderingen van de schuldeiser gerechtvaardigd zijn en aan de wettelijke vereisten voldoen, en neemt een beslissing om de vordering toe te laten, af te wijzen of gedeeltelijk toe te laten. De schuldeiser kan binnen een maand na ontvangst van de beslissing van de curator beroep aantekenen tegen deze beslissing of bij een rechter een verzoek indienen betreffende het geschil over de te onderzoeken rechten. De schuldeiser heeft recht op inzage in het register van de vorderingen van de schuldeisers. Vanaf de achtste dag na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de vorderingen van de schuldeisers kan elke schuldeiser kennis nemen van de door de andere schuldeisers ingediende vorderingen en de bewijsstukken daarvan. De curator is verplicht de schuldeisers informatie te verstrekken volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure. Indien de schuldeisers bezwaren hebben tegen de informatie in kwestie, moeten zij deze aan de curator meedelen. Indien de bezwaren niet in aanmerking worden genomen, moet de curator de betreffende schuldeiser(s) een met redenen omkleed antwoord geven. Indien de schuldeisers het niet eens zijn met de beslissing van de curator, kunnen zij de maatregelen van de curator aanvechten, bij een rechter een vordering indienen tot vergoeding van de door de curator veroorzaakte schade of een vergadering van schuldeisers bijeenroepen. De vergadering van schuldeisers beslist over de beloning van de curator, stelt het ontslag van de curator voor en hecht haar goedkeuring aan de uitgaven in verband met de insolventieprocedure mits deze onderbouwd zijn, de wijze van verkoop van de goederen van de schuldenaar of de verlenging van de termijn voor de verkoop, alsmede andere handelingen die worden verricht met betrekking tot de goederen die zijn uitgesloten van het plan voor de verkoop van de goederen. Evenzo kunnen schuldeisers die ten minste 25 % van het toegelaten bedrag van de hoofdvorderingen van de groep schuldeisers met of zonder een zekerheid (zonder zekerheid: concurrente schuldeisers) vertegenwoordigen, verzoeken dat de werkzaamheden van de curator in de betrokken insolventieprocedure worden gecontroleerd door een erkende externe accountant of een erkend accountantskantoor.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Schuldeisers hebben het recht vorderingen in te dienen volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedure. Elke schuldeiser kan een vergadering van schuldeisers bijeenroepen. Binnen twee maanden na de datum waarop de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar in het insolventieregister is ingeschreven, kunnen de schuldeisers bij de curator een verzoek tot beëindiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon indienen, als de schuldeisers toegang hebben tot de in de insolventiewet bedoelde informatie die betrekking heeft op de beperkingen die aan de toepassing van de insolventieprocedure of de procedure voor het aanzuiveren van de passiva zijn gesteld. Schuldeisers kunnen ook bezwaren en voorstellen indienen met betrekking tot het door de schuldenaar opgestelde plan voor het aanzuiveren van de passiva.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Rechtsbeschermingsprocedure

De schuldenaar behoudt de zeggenschap over zijn onderneming en beschikt zelf over zijn goederen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Zodra een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is geopend, verliest de raad van bestuur zijn bevoegdheden en worden de goederen van de schuldenaar en de tegoeden op zijn bankrekeningen beheerd door de aangewezen curator, die erover beschikt. De curator verkrijgt het recht om de goederen van de schuldenaar te verdelen en de onder beheer gestelde goederen op te eisen, door ze eventueel op te nemen in het plan voor de verkoop van de goederen. Evenzo beslist de curator na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon over de staking of voortzetting van alle of een deel van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar.

Binnen twee maanden na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is de curator verplicht een plan voor de verkoop van de goederen van de schuldenaar op te stellen, of een verslag waaruit het ontbreken van goederen blijkt. De goederen kunnen worden verkocht op een veiling of tegen een door de schuldeisers op voorstel van de curator vrijelijk vastgestelde prijs. De goederen van de schuldenaar worden verkocht tegen de hoogst mogelijke prijs om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen. De opbrengst van de verkoop van de goederen wordt aangewend voor de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers.

Indien de goederen van de schuldenaar niet kunnen worden verkocht of de kosten van de verkoop ervan de verwachte opbrengst overtreffen, sluit de curator deze uit van het plan voor de verkoop van de goederen en stelt hij alle schuldeisers hier onmiddellijk van in kennis, waarbij hij hen verzoekt de goederen tegen de oorspronkelijke prijs te behouden.

Bij het opstellen van dit plan overweegt de curator de mogelijkheid om de onderneming van de schuldenaar of het zelfstandige deel ervan te verkopen. De winst voor de schuldeisers uit de verkoop van de onderneming of het zelfstandige deel ervan moet groter zijn dan wanneer de goederen van de schuldenaar afzonderlijk zouden zijn verkocht.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

De curator van de insolventieprocedure is verantwoordelijk voor de verkoop van de goederen van de schuldenaar overeenkomstig het plan voor de verkoop van de goederen. De curator begint niet eerder met de verkoop van de goederen dan twee maanden na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon.

De schuldenaar mag de inkomsten houden die nodig zijn om de indirecte kosten van deze insolventieprocedure te dekken, alsmede de goederen die absoluut noodzakelijk worden geacht voor het genereren van inkomsten. In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden ook goederen genoemd die niet kunnen worden teruggevorderd.

Volgens de insolventiewet kan de schuldenaar de woning die ten behoeve van een schuldeiser met een zekerheid is verhypothekeerd, behouden krachtens een overeenkomst met de desbetreffende schuldeiser.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Rechtsbeschermingsprocedure

Na de aankondiging van de rechtsbeschermingsprocedure kunnen schuldeisers met een zekerheid hun rechten ten aanzien van de verhypothekeerde goederen van de schuldenaar die zijn opgenomen in het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen, pas uitoefenen als de procedure is afgerond.

De schuldeiser met een zekerheid kan om de verkoop van de verhypothekeerde goederen van de schuldenaar verzoeken indien de beperking die deze schuldeiser belet deze goederen te verkopen, de belangen van deze schuldeiser in aanzienlijke mate schaadt (bijvoorbeeld wanneer er een risico van vernietiging van de verhypothekeerde goederen bestaat of wanneer de waarde ervan aanzienlijk daalt). De beslissing om de verkoop van de verhypothekeerde goederen toe te staan, wordt genomen door de rechter bij wie de rechtsbeschermingsprocedure aanhangig is.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De schuldeiser met een zekerheid kan twee maanden na de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon de verkoop eisen van de goederen van de schuldenaar die als zekerheid dienen (verhypothekeerde goederen).

Goederen van derden waarover de schuldenaar zeggenschap heeft of die in zijn bezit zijn, worden niet meegenomen in de goederen van de schuldenaar waarop de vorderingen van de schuldeisers betrekking kunnen hebben. De curator bewaart de goederen van derden totdat deze aan hen worden overgedragen. De derden zijn verplicht de kosten van bewaring van hun goederen te dragen indien zij, na daartoe door de curator te zijn uitgenodigd, besluiten deze niet over te nemen. Indien goederen van derden in de loop van de insolventieprocedure zijn gecedeerd, moet de partij die de goederen heeft verkocht, aan de betrokken derden een vergoeding betalen die gelijk is aan de waarde van deze goederen. Indien de opbrengst van de verkoop van de verhypothekeerde goederen van de schuldenaar de vorderingen van de schuldeisers met een zekerheid niet dekt, verkrijgen deze bij beslissing van de curator de rechten van de concurrente schuldeisers voor het resterende gedeelte van de vordering.

De schulden van de schuldenaar die opeisbaar worden na de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, worden geacht te vervallen op de datum van die aankondiging. De vorderingen die in het algemeen ontstaan na de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, worden beschouwd als kosten van de insolventieprocedure.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

De schulden van de schuldenaar die opeisbaar worden na de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon, worden geacht te vervallen op de datum van die aankondiging. De vorderingen die ontstaan na de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon, worden beschouwd als kosten van de insolventieprocedure.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Rechtsbeschermingsprocedure

Onder voorbehoud van goedkeuring door de schuldeisers moet de schuldenaar alle vorderingen vermelden in het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen. Dit plan moet alle schuldeisers omvatten. De schuldenaar kan niet besluiten sommige schuldeisers wel en andere niet in het plan op te nemen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De vorderingen van de schuldeisers op de schuldenaar moeten bij de curator worden ingediend binnen een maand na de datum van inschrijving van de insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar in het insolventieregister. Indien de schuldeiser de in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn voor het indienen van de vorderingen heeft overschreden, kan hij zijn vordering op de schuldenaar indienen binnen zes maanden na de datum van inschrijving van de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar in het insolventieregister, en uiterlijk op de datum van opstelling van het plan voor het vereffenen van de vorderingen van de schuldeisers, volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedures. Overschrijdt de schuldeiser ook deze termijn, dan verstrijkt de maximumtermijn en verliest hij zijn hoedanigheid van schuldeiser en het recht om vorderingen op de schuldenaar in te dienen.

De curator gaat na of de vorderingen van de schuldeisers gerechtvaardigd zijn en aan de wettelijke vereisten voldoen. Is dit laatste niet het geval, dan verzoekt de curator de schuldeiser om de vastgestelde onregelmatigheden binnen tien dagen na verzending van het verzoek van de curator te verhelpen. Indien de schuldeiser dit binnen de termijn doet, wordt zijn vordering geacht binnen de gestelde termijn te zijn ingediend. Indien de schuldeiser dit nalaat binnen de termijn, besluit de beheerder binnen tien dagen na het verstrijken van de voor het verhelpen van de onregelmatigheden gestelde termijn de vordering van de schuldeiser af te wijzen of gedeeltelijk toe te laten.

Na controle van de vorderingen van de schuldeisers neemt de curator een met redenen omklede beslissing tot toelating, afwijzing of gedeeltelijke toelating van de vordering van de schuldeiser. Elke vordering waarover de schuldenaar en de schuldeiser een geschil hebben, wordt door de curator geheel of gedeeltelijk afgewezen. De curator kan een bij rechterlijke beslissing vastgestelde vordering van een schuldeiser slechts afwijzen of gedeeltelijk toelaten indien wordt aangetoond dat de schuldenaar zijn schulden geheel of gedeeltelijk heeft voldaan na het van kracht worden van die beslissing.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

In een insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon worden de vorderingen van de schuldeisers op de schuldenaar ingediend, gecontroleerd en toegelaten volgens de vastgestelde procedure. Indien de schuldeiser de termijn voor het indienen van de vorderingen heeft overschreden, kan hij zijn vordering op de schuldenaar indienen binnen zes maanden na de datum van inschrijving van de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar in het insolventieregister, en uiterlijk op de datum van opstelling van de definitieve lijst van kosten van de faillissementsprocedure, volgens de in de insolventiewet vastgestelde procedures.

Indien de schuldeiser nalaat de vordering binnen de bovengenoemde termijn in te dienen, verstrijkt de maximumtermijn en verliest hij zijn hoedanigheid van schuldeiser en het recht om vorderingen op de schuldenaar in te dienen, zowel in de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon als later, wanneer de schuldenaar bevrijd zal zijn van zijn schulden. De maximumtermijn is niet van toepassing op onderhoudsbetalingen, vorderingen die voortvloeien uit verboden activiteiten en vorderingen die voortvloeien uit sancties die zijn opgelegd in administratieve inbreukprocedures en sancties waarin het wetboek van strafvordering voorziet, noch op vorderingen tot vergoeding van veroorzaakte schade.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Rechtsbeschermingsprocedure

Het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen kan voordelen omvatten voor de personen die middelen toewijzen voor de uitvoering van het plan, in verhouding tot het bedrag van de toegewezen middelen.

Dit plan mag slechts voorzien in een evenredige regeling of een evenredige vermindering van de hoofdschuld, de boete of de rente binnen een groep schuldeisers, voor elke soort vordering (hoofdschuld, boete of rente). Voorts mag het plan voor een bepaalde schuldeiser alleen met zijn instemming voorzien in beduidend minder gunstige voorwaarden dan voor andere schuldeisers.

De rechtsbeschermingsprocedure is niet van toepassing op werknemers, tenzij zij er uitdrukkelijk mee hebben ingestemd.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De opbrengst van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon wordt hoofdzakelijk verdeeld volgens de soort vordering (bijvoorbeeld gedekte of ongedekte vordering). In sommige gevallen kan rekening worden gehouden met de status van de schuldeiser (bijvoorbeeld de belastingdienst).

De opbrengst van de verkoop van de als zekerheid dienende goederen van de schuldenaar wordt aangewend voor de betaling van de schuldeiser met een zekerheid. De kosten in verband met de veiling, met inbegrip van de kosten voor de taxatie van de verpande goederen en het honorarium van de curator, worden bij voorrang ingehouden op de opbrengst van de verkoop van de verpande goederen, waarbij het resterende bedrag wordt gebruikt om de vordering van de schuldeiser met een zekerheid af te wikkelen. Als er middelen overblijven nadat bovengenoemde kosten zijn voldaan en de vordering is voldaan, worden deze opgenomen in de goederen van de schuldenaar en aangewend om de vorderingen van de andere schuldeisers te voldoen.

De resterende middelen van de schuldenaar worden hoofdzakelijk gebruikt ter dekking van de kosten in verband met de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon.

Zodra de kosten zijn gedekt, wordt de vordering van de dienst voor de controle van de insolventie afgewikkeld indien het waarborgfonds voor vorderingen van werknemers is gebruikt om de vorderingen van de werknemers van de schuldenaar te voldoen. Vervolgens worden de vorderingen van de werknemers en de belastingdienst afgewikkeld.

Zodra de vorderingen van bovengenoemde schuldeisers volledig zijn afgewikkeld, worden de resterende middelen van de schuldenaar verdeeld en aangewend voor de betaling van de hoofdsom van de vorderingen (exclusief rente) van de overige concurrente schuldeisers. Tegelijkertijd worden ook het ongedekte deel van de vorderingen van de schuldeisers met een zekerheid en het onbetaalde deel van de vorderingen van die schuldeisers betaald.

Indien de middelen van de schuldenaar ontoereikend zijn om alle in lid 5 van dit artikel bedoelde vorderingen van de schuldeisers te voldoen, moeten de betrokken vorderingen worden voldaan in verhouding tot het aan elke schuldeiser verschuldigde bedrag.

Na betaling van de hoofdsom van de vorderingen van de concurrente schuldeisers worden de resterende middelen van de schuldenaar aangewend voor de afwikkeling van de samenhangende vorderingen van deze schuldeisers (in verhouding tot het aan elke schuldeiser verschuldigde bedrag).

Zodra alle bovengenoemde vorderingen zijn afgewikkeld, worden de resterende middelen van de schuldenaar verdeeld onder de deelnemers (aandeelhouders) of leden van de schuldenaar in verhouding tot het bedrag van hun individuele investering, de schuldenaar (natuurlijke persoon), zijn erfgenaam (door erfopvolging) of de personen die recht hebben op de goederen van een vereniging of stichting, overeenkomstig de wetgeving of de statuten van de betrokken vereniging of stichting.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

In de loop van de faillissementsprocedure mag de schuldenaar de inkomsten houden die nodig zijn om de indirecte kosten van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon te dekken, alsmede de goederen die absoluut noodzakelijk worden geacht voor het genereren van inkomsten.

Onderhoudsbetalingen, waaronder bijdragen aan het waarborgfonds voor deze betalingen, en kosten in verband met de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon worden bij voorrang gedekt uit de middelen van de schuldenaar.

De opbrengst van de verkoop van de als zekerheid dienende goederen van de schuldenaar wordt aangewend voor de betaling van de schuldeiser met een zekerheid.

De vorderingen van de concurrente schuldeisers worden samengevoegd in één groep, zonder rangschikking. De resterende middelen worden aangewend voor de afwikkeling van de vorderingen van deze schuldeisers in verhouding tot de aan elke schuldeiser verschuldigde hoofdsom. Na betaling van de hoofdsom van de vorderingen van de concurrente schuldeisers worden de resterende middelen van de schuldenaar aangewend voor de afwikkeling van de samenhangende vorderingen van deze schuldeisers (in verhouding tot het aan elke schuldeiser verschuldigde bedrag).

In de loop van de procedure voor het aanzuiveren van de passiva kan de schuldenaar tot twee derde van zijn inkomsten houden om de kosten van levensonderhoud te dekken, alsmede de goederen die noodzakelijk worden geacht voor het genereren van inkomsten.

De schuldenaar moet, rekening houdend met de bepalingen van het plan voor het aanzuiveren van de passiva, dan ook een derde van zijn inkomsten (ten minste een derde van het bruto minimummaandloon in Letland) aanwenden voor de afwikkeling van de vorderingen van de schuldeisers. De schuldenaar neemt in dit plan de hoofdsommen van alle vorderingen van de schuldeisers op en voorziet in een afwikkeling die in verhouding staat tot de vordering van elke schuldeiser.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Rechtsbeschermingsprocedure

De rechtsbeschermingsprocedure wordt door de rechter beëindigd indien:

  1. de meerderheid van de in de insolventiewet omschreven schuldeisers het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen niet heeft gesteund volgens de procedure en het tijdschema zoals vastgesteld in de insolventiewet;
  2. dit plan niet voldoet aan de bepalingen van de insolventiewet.

De rechter beëindigt de rechtsbeschermingsprocedure en opent een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon indien:

  1. voor de tweede maal binnen een jaar een rechtsbeschermingsprocedure met betrekking tot de schuldenaar is geopend, zonder dat de uitvoering ervan is aangekondigd;
  2. de schuldenaar na ontvangst van een verzoek van een schuldeiser bovenbedoeld plan van maatregelen niet uitvoert gedurende meer dan dertig dagen en geen wijzigingen van het plan aan de rechter heeft voorgelegd;
  3. de schuldenaar na ontvangst van een verzoek van een vertegenwoordiger van de meerderheid van de in de insolventiewet omschreven schuldeisers de in de insolventiewet bepaalde handelingen niet heeft verricht of onjuiste informatie heeft verstrekt, bovenbedoeld plan van maatregelen niet uitvoert gedurende meer dan dertig dagen en geen wijzigingen van het plan aan de rechter heeft voorgelegd, of zich niet houdt aan de in de insolventiewet genoemde beperkingen van zijn activiteiten.

Indien het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen is uitgevoerd, dient de schuldenaar bij de rechter een verzoek tot beëindiging van de rechtsbeschermingsprocedure in. Indien de schuldenaar daarentegen niet in staat is de in dit plan omschreven schulden af te lossen, dient de schuldenaar bij de rechter een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in, samen met een verzoek tot beëindiging van de rechtsbeschermingsprocedure.

De beëindiging van de rechtsbeschermingsprocedure na de uitvoering van het plan van maatregelen door de schuldenaar is voldoende grond voor de opheffing van de in de rechtsbeschermingsprocedure aan de schuldenaar opgelegde beperkingen van zijn activiteiten en voor de beëindiging van de toepassing van de in de procedure gebruikte methode.

Indien bovenbedoeld plan van maatregelen niet door de meerderheid van de schuldeisers is goedgekeurd volgens de procedure en het tijdschema zoals vastgesteld in de insolventiewet, en de rechtsbeschermingsprocedure is beëindigd, worden de beperkingen in verband met de aankondiging van de rechtsbeschermingsprocedure opgeheven en wordt het bedrag van de boete, de rente en de kosten wegens vertraging in verband met de niet-afgeloste schuld in zijn geheel geboekt.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De insolventieprocedure wordt bij rechterlijke beslissing beëindigd, zodra de curator het plan voor de verkoop van de goederen van de schuldenaar en het plan voor het vereffenen van de vorderingen van de schuldeisers heeft uitgevoerd. Evenzo beëindigt de rechter de insolventieprocedure als de curator in zijn verslag betreffende het ontbreken van goederen heeft voorgesteld de insolventieprocedure te beëindigen en de schuldeisers dit voorstel hebben goedgekeurd. In dat geval wordt de schuldenaar (rechtspersoon) uit het desbetreffende openbare register geschrapt.

De insolventieprocedure wordt bij rechterlijke beslissing beëindigd, indien het uit de rechtsbeschermingsprocedure voortvloeiende plan van maatregelen is goedgekeurd en de rechter heeft besloten de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon om te zetten in een rechtsbeschermingsprocedure. In dat geval zet de schuldenaar zijn activiteiten voort onder zijn eerdere status.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

De insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon kan worden beëindigd zonder opening van een procedure betreffende de nakoming van verplichtingen. De rechter beëindigt zowel de faillissementsprocedure als de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon als er beperkingen zijn vastgesteld betreffende de toepassing van deze insolventieprocedure op de schuldenaar. In dat geval dient de curator binnen drie maanden na de aankondiging van deze insolventieprocedure een verzoek tot beëindiging van de faillissementsprocedure in. Evenzo kan de rechter de faillissementsprocedure en de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon beëindigen als de schuldeisers geen vorderingen hebben ingediend. In dat geval dient de schuldenaar binnen een maand na het verstrijken van de termijn voor de indiening van vorderingen van schuldeisers een verzoek tot beëindiging van de faillissementsprocedure in.

Indien de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon tegelijk met de afronding of beëindiging van de faillissementsprocedure wordt beëindigd, eindigen ook de bevoegdheden van de curator en de beperkingen die de schuldenaar beletten over zijn goederen te beschikken, krijgen de schuldeisers hun recht terug om te verzoeken om het aanzuiveren van de passiva van de schuldenaar, voor zover de betreffende schulden niet zijn betaald in deze insolventieprocedure, en worden de procedure tot terugbetaling van de vastgestelde maar nog niet geïnde schuld en de gerechtelijke procedure tot betaling van de schulden van de schuldenaar hervat.

Indien de schuldenaar de stappen van het plan voor het aanzuiveren van de passiva van een natuurlijke persoon met succes heeft doorlopen, worden alle in het plan omschreven schulden van de schuldenaar die na de uitvoering van het plan overblijven, kwijtgescholden en wordt de tenuitvoerleggingsprocedure voor de inning van de kwijtgescholden schulden beëindigd.

De procedure voor het aanzuiveren van de passiva is niet van toepassing of wordt beëindigd in de volgende gevallen:

  • de schuldenaar is in de drie jaar voorafgaand aan de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon of tijdens de insolventieprocedure transacties aangegaan die tot insolventie van de schuldenaar hebben geleid of de schuldeisers schade hebben berokkend, hoewel hij wist of had moeten weten dat die transacties dergelijke gevolgen konden hebben;
  • de schuldenaar heeft opzettelijk onjuiste informatie over zijn financiële situatie verstrekt en zijn werkelijke inkomsten niet bekendgemaakt;
  • de schuldenaar voldoet niet aan zijn verplichtingen in een faillissementsprocedure of een procedure voor het aanzuiveren van de passiva, waardoor de voortgang van de insolventieprocedure ernstig wordt belemmerd.

Indien de procedure voor het aanzuiveren van de passiva wordt beëindigd zonder dat de schuldenaar wordt bevrijd van zijn schulden, worden de vorderingen van de schuldeisers in hun geheel overgenomen en geboekt, en worden de eerder opgeschorte gerechtelijke procedures en de uitvoering van de beslissingen hervat.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Rechtsbeschermingsprocedure

De gewone bepalingen betreffende de activiteiten van de schuldenaar en de rechten van de schuldeisers zijn van toepassing zodra de rechtsbeschermingsprocedure is beëindigd.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

Binnen vijf dagen na ontvangst van de beslissing van de rechter om de procedure te beëindigen dient de curator bij het ondernemingsregister een verzoek in tot schrapping van de schuldenaar uit het desbetreffende register. Zodra de schuldenaar uit het register is geschrapt, is hij het voorwerp van een liquidatie en verliezen de schuldeisers het recht om vorderingen tegen hem in te dienen, aangezien de schuldenaar heeft opgehouden te bestaan.

Hieraan moet worden toegevoegd dat een schuldeiser binnen een jaar na beëindiging van de insolventieprocedure een vordering kan indienen tegen de leden van de raad van bestuur van de schuldenaar voor het openstaande bedrag van de vordering, indien de curator van de procedure de boekhoudbescheiden van de schuldenaar niet heeft ontvangen of deze bescheiden in een zodanige staat verkeerden dat zij geen nauwkeurig beeld gaven van de transacties en de financiële situatie van de schuldenaar in de drie jaar voorafgaand aan de aankondiging van de insolventieprocedure. Vóór de beëindiging van de insolventieprocedure kan een dergelijke vordering door de curator van die procedure worden ingediend namens de schuldenaar, terwijl de schuldeiser het recht heeft als derde aan de procedure deel te nemen.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Indien deze insolventieprocedure vóór de afronding van de procedure voor het aanzuiveren van de passiva wordt beëindigd, eindigen ook de rechten van de curator en de in de insolventiewet genoemde beperkingen die de schuldenaar beletten over zijn goederen te beschikken, krijgen de schuldeisers hun recht terug om te verzoeken om het aanzuiveren van de passiva van de schuldenaar voor zover de betreffende schulden niet zijn betaald in deze insolventieprocedure, en worden de procedure tot terugbetaling van de vastgestelde maar nog niet geïnde schuld en de gerechtelijke procedure tot betaling van de schulden van de schuldenaar hervat.

Indien de schuldenaar de stappen van het plan voor het aanzuiveren van de passiva van een natuurlijke persoon met succes heeft doorlopen, worden alle in het plan omschreven schulden van de schuldenaar die na de uitvoering van het plan overblijven, kwijtgescholden en wordt de tenuitvoerleggingsprocedure voor de inning van de kwijtgescholden schulden beëindigd.

De schuldenaar is op geen enkele wijze bevrijd van de resterende schulden zoals uiteengezet in het plan voor het aanzuiveren van de passiva van een natuurlijke persoon als hij de in het plan aangegeven maatregelen niet heeft genomen.

De volgende vorderingen vervallen niet in de procedure voor het aanzuiveren van de passiva, zelfs niet als er met succes een plan voor het aanzuiveren van de passiva is uitgevoerd:

  • vorderingen betreffende onderhoudsbetalingen;
  • vorderingen die voortvloeien uit verboden activiteiten;
  • gedekte vorderingen, indien de schuldenaar de woning die als zekerheid voor de betrokken vordering dient, heeft behouden, tenzij tussen de schuldenaar en de schuldeiser met een zekerheid anders is overeengekomen. De tenuitvoerleggngsprocedure ter voldoening van bovengenoemde schulden wordt hervat ten belope van het openstaande bedrag van de schuld;
  • vorderingen die voortvloeien uit sancties die zijn opgelegd in administratieve inbreukprocedures en sancties waarin het wetboek van strafvordering voorziet, alsmede vorderingen tot vergoeding van veroorzaakte schade.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Rechtsbeschermingsprocedure

De kosten van de rechtsbeschermingsprocedure omvatten de beloning van de toezichthouder van de procedure, alsmede de kosten om deze procedure op wettige en doeltreffende wijze te voeren. De kosten van deze procedure worden gedekt uit de middelen van de schuldenaar.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De kosten van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon (zowel de beloning van de curator als de kosten van de insolventieprocedure zelf) worden gedekt uit de middelen van de schuldenaar.

Indien dit niet mogelijk is, kunnen de middelen van de schuldeisers of van een andere natuurlijke of rechtspersoon worden gebruikt om deze kosten te dekken, indien een dergelijke overeenkomst is gesloten, overeenkomstig de wet.

Wanneer de kosten van deze insolventieprocedure niet uit bovengenoemde bronnen kunnen worden gedekt en de curator een verslag opstelt waaruit het ontbreken van goederen van de schuldenaar blijkt, worden de kosten van deze procedure bij de planning van de beëindiging ervan gedekt door de in het kader van de procedure betaalde borgsom. Deze borgsom wordt aan de curator overgemaakt ter dekking van de kosten van deze insolventieprocedure en van zijn beloning.

Indien een verzoek tot opening van een insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon is ingediend door een werknemer van de schuldenaar die geheel of gedeeltelijk is vrijgesteld van de verplichting een borgsom te betalen, worden de kosten van deze procedure gedekt door het waarborgfonds voor vorderingen van werknemers.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

In het kader van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon worden de directe kosten onderscheiden van de indirecte kosten.

De directe kosten van deze insolventieprocedure omvatten de kosten voor het voeren van de procedure:

  • kosten in verband met aankondigingen, veilingen en het openen, beheren en afsluiten van een betaalrekening;
  • kosten in verband met postdiensten;
  • kosten in verband met de taxatie van de goederen van een natuurlijke persoon;
  • kosten in verband met notarisdiensten;
  • kosten in verband met de bewaring van de goederen van een natuurlijke persoon in geval van overdracht aan de curator, met de controle van transacties en de met verzekering van goederen en transacties.

Deze kosten worden gedekt uit de opbrengst van de verkoop van de goederen van de persoon. Indien er echter geen goederen zijn of indien ze ontoereikend zijn om de directe kosten te dekken, kan de curator de schuldenaar verzoeken deze kosten te dragen. De schuldenaar mag echter twee derde van zijn inkomsten houden en kan dus niet worden verplicht om meer dan een derde van zijn inkomsten over te dragen om de directe kosten te dekken.

De indirecte kosten van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon, zoals lopende betalingen van belasting of rechten, lopende onderhoudsbetalingen, huur en heffingen, worden gedekt uit de inkomsten van de natuurlijke persoon (de schuldenaar mag twee derde van zijn inkomsten houden).

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Rechtsbeschermingsprocedure

De toezichthouder heeft niet het recht transacties die vóór de opening van de rechtsbeschermingsprocedure zijn aangegaan, te betwisten. Na de opening van de rechtsbeschermingsprocedure is de schuldenaar beperkt in zijn handelen: hij mag geen transacties aangaan of activiteiten ontplooien/voortzetten die zijn financiële situatie kunnen verslechteren of de belangen van de gezamenlijke schuldeisers kunnen schaden.

Insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon

De curator moet de transacties van de schuldenaar beoordelen en bij de rechter een verzoek indienen om nietigverklaring van elke transactie, van welke aard ook, die is aangegaan:

  1. na de datum van aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon of vier maanden voor de datum van aankondiging van deze insolventieprocedure, en die de schuldenaar schade heeft berokkend, ongeacht of de persoon met wie of ten gunste van wie de transactie is aangegaan, kennis had van de aan de schuldeisers berokkende schade;
  2. drie jaar voor de datum van aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, en die de schuldenaar schade heeft berokkend, terwijl de persoon met wie of ten gunste van wie de transactie is aangegaan, kennis had van de aan de schuldeisers berokkende schade of daar kennis van had moeten hebben.

Indien een voor de schuldenaar schadelijke transactie is aangegaan met of ten gunste van partijen die een belang hebben in de onderneming van de schuldenaar, worden zij geacht kennis te hebben gehad van de veroorzaakte schade, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

Een schuldeiser met een zekerheid kan verzoeken dat een door de curator aangegane transactie nietig wordt verklaard, als die transactie betrekking heeft op goederen die tot zekerheid van zijn vordering dienen en zijn belangen worden bedreigd.

De curator moet een verzoek tot teruggave van de goederen of van het deel daarvan dat door de schuldenaar is geschonken, beoordelen en bij de rechter indienen, als de transactie is aangegaan in de drie jaar voorafgaand aan de datum van aankondiging van de insolventieprocedure, of na die datum wanneer uit de ongelijkheid van de schulden van de partijen blijkt dat er wel degelijk een schenking is gedaan. Een schenking kan alleen worden aangevochten en teruggevorderd als is vastgesteld dat zij onwettig is of niet voor het beoogde doel is gebruikt.

Door de schuldenaar betaalde bedragen ter dekking van schulden in de zes maanden voorafgaand aan de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon en na de datum van die aankondiging (met uitzondering van de door de curator in deze insolventieprocedure betaalde bedragen) worden terugbetaald indien een van de volgende feiten zich heeft voorgedaan:

  1. de betaling is verricht voordat de schuld opeisbaar is geworden, terwijl andere opeisbaar geworden schulden niet zijn afgelost en de rechten en verplichtingen van de in lid 3 van dit artikel bedoelde partijen kunnen worden vernieuwd;
  2. de schulden aan personen met een belang in de onderneming van de schuldenaar zijn betaald, terwijl andere schulden die vóór de vervaldag van die schulden opeisbaar zijn geworden, niet zijn afgelost. Deze bepaling is ook van toepassing op schulden die door gerechtelijk ambtenaren worden geïnd, na inhouding van de uitvoeringskosten.

De schuldeiser betaalt het door de schuldenaar betaalde bedrag terug in de drie maanden voorafgaand aan de datum van aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, ter voorkoming van de aankondiging van een insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar die gebaseerd zou zijn op een verzoek van de schuldeiser die dat bedrag zou moeten ontvangen.

Indien de ter dekking van de schuld betaalde bedragen worden terugbetaald in de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gevallen, worden de toezeggingen van de partijen (met inbegrip van het kracht bijzetten van die toezeggingen) alsmede de respectieve rechten die vóór de regeling van de schuld golden, vernieuwd.

Bovendien is de curator verplicht bij de rechter een verzoek tot nietigverklaring van de pandovereenkomst in te dienen, wanneer het pandrecht is gevestigd nadat de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot de schuldenaar in het insolventieregister is ingeschreven.

Insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon

Door de schuldenaar aangegane transacties kunnen worden betwist volgens de procedure die is vastgesteld in de insolventieprocedure met betrekking tot een rechtspersoon, indien de volgende feiten zich voordoen in de loop van de insolventieprocedure:

  • de schuldenaar is in de drie jaar voorafgaand aan de aankondiging van de insolventieprocedure met betrekking tot een natuurlijke persoon of tijdens de insolventieprocedure transacties aangegaan die tot insolventie van de schuldenaar hebben geleid of de schuldeisers schade hebben berokkend, hoewel hij wist of had moeten weten dat die transacties dergelijke gevolgen konden hebben;
  • de schuldenaar heeft opzettelijk onjuiste informatie over zijn financiële situatie verstrekt en zijn werkelijke inkomsten niet bekendgemaakt;
  • de schuldenaar voldoet niet aan zijn verplichtingen in een faillissementsprocedure of een procedure voor het aanzuiveren van de passiva, waardoor de voortgang van de insolventieprocedure ernstig wordt belemmerd.
Laatste update: 18/12/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Litouwen

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Een insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen een natuurlijk persoon of een rechtspersoon.

Tegen rechtspersonen kan een faillissementsprocedure, een buitengerechtelijke faillissementsprocedure of een saneringsprocedure worden ingesteld.

Faillissementsprocedures (buitengerechtelijk of anderszins) kunnen tegen alle soorten rechtspersonen worden ingesteld, behalve tegen begrotingsinstanties, politieke partijen, vakbonden en religieuze gemeenschappen en verenigingen.

Bij het instellen van een (buitengerechtelijke) faillissementsprocedure worden de activa van de rechtspersoon verkocht en wordt de verkoopopbrengst aangewend om de schuldeisers te betalen, terwijl de rechtspersoon zelf wegens faillissement wordt geliquideerd.

Ook saneringsprocedures kunnen tegen alle soorten rechtspersonen worden ingesteld, behalve tegen begrotingsinstanties, politieke partijen, vakbonden, religieuze gemeenschappen en verenigingen, kredietinstellingen, betaalorganen, instellingen voor elektronisch geldverkeer, verzekerings- en herverzekeringsmaatschappijen, beheersmaatschappijen, investeringsmaatschappijen en handelaars op de openbare effectenmarkt. Saneringsprocedures zijn bedoeld om rechtspersonen met financiële problemen in staat te stellen weer solvent te worden, hun activiteiten te continueren of verder te ontwikkelen, hun schulden af te betalen en faillissement af te wenden en daarbij hun bedrijfsactiviteiten voort te zetten. Daartoe worden de verplichtingen van de te saneren rechtspersoon gespreid over een periode van vier jaar, op basis van een saneringsplan dat door zowel de leden als de schuldeisers van die rechtspersoon moet worden goedgekeurd. De genoemde uitvoeringsperiode voor het plan kan met een jaar worden verlengd. Een buitengerechtelijke saneringsprocedure is niet mogelijk.

Een faillissementsprocedure kan worden ingesteld door een natuurlijk persoon tegen een ander natuurlijk persoon; dat kunnen ook landbouwers of zelfstandigen zijn. Tegen een natuurlijk persoon kan geen buitengerechtelijke faillissementsprocedure worden ingesteld.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Tegen een rechtspersoon kan een faillissementsprocedure worden ingesteld als de rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden:

  • de onderneming is insolvent;
  • de onderneming heeft vertraging opgelopen bij het verrichten van betalingen die verband houden met de arbeidsovereenkomsten van haar werknemers;
  • de onderneming kan nu of in de toekomst niet aan haar verplichtingen voldoen.

Onder bedrijfsfaillissement wordt verstaan een situatie waarin een onderneming niet aan haar verplichtingen kan voldoen (haar schulden niet betaalt, reeds betaalde werkzaamheden niet verricht enz.) en waarin de achterstallige verplichtingen (schulden, nog te verrichten werkzaamheden enz.) meer dan de helft van de boekwaarde van haar activa vertegenwoordigen.

Tegen een rechtspersoon kan ook een buitengerechtelijke faillissementsprocedure worden ingesteld, op voorwaarde dat er geen hangende gerechtelijke procedures zijn waarin aanspraak wordt gemaakt op bezittingen van de onderneming en dat tegen haar geen invorderingsprocedure loopt op grond van een door een rechtbank of andere autoriteit uitgevaardigde executoriale titel. In een buitengerechtelijke faillissementsprocedure beslist de vergadering van schuldeisers van de onderneming over kwesties die onder de bevoegdheid van de rechtbank vallen.

Een saneringsprocedure kan worden ingesteld tegen een rechtspersoon die:

  • zijn activiteiten niet heeft beëindigd;
  • niet failliet gaat of niet reeds failliet is;
  • ten tijde van het indienen van de saneringsvordering al ten minste drie jaar bestond;
  • indien ten minste vijf jaar zijn verstreken sinds:

a) de gerechtelijke beslissing waarmee de saneringszaak werd afgesloten;

b) de gerechtelijke beslissing tot beëindiging van de sanering vanwege het feit dat alle schuldeisers hun vorderingen hadden ingetrokken of de te saneren onderneming de eisen van alle schuldeisers vóór het verstrijken van de in het saneringsplan vermelde uiterste termijn had ingewilligd.

Een faillissementsprocedure kan worden ingesteld tegen een natuurlijk persoon die insolvent is en te goeder trouw handelt. Een natuurlijk persoon kan insolvent worden verklaard indien hij zijn achterstallige schulden niet kan betalen en die schulden hoger zijn dan 25 maal het maandelijkse minimumloon, zoals vastgesteld door de Litouwse regering.

Om vast te stellen of een natuurlijk persoon te goeder trouw handelt, wordt beoordeeld of hij volledige en juiste informatie heeft verstrekt en of hij te goeder trouw handelde toen hij insolvent werd, m.a.w. of zijn activiteiten gedurende de voorafgaande drie jaar voldoen aan de criteria van passende zorgvuldigheid en hij de achterstallige schulden niet willens en wetens heeft laten ontstaan.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De boedel van een onderneming die failliet gaat of gesaneerd wordt, bestaat uit alle activa van die onderneming van welke aard ook (roerend of onroerend, vast of vlottend, eigendomsrechten enz.) en waar die zich ook bevinden. De activa of opbrengsten die de onderneming in de loop van de faillissements- of saneringsprocedure verwerft, behoren eveneens tot de boedel en worden aangewend om de vorderingen van schuldeisers te voldoen. In geval van faillissement geldt voor de vorderingen van schuldeisers een rangorde zoals die bij wet is vastgesteld; bij sanering staat de rangorde vermeld in het saneringsplan. Ingevolge de faillissementsprocedure wordt de gehele insolvente boedel geliquideerd en worden de opbrengsten daarvan aangewend ter dekking van de beheerskosten en de vorderingen van de schuldeisers. Bij sanering evenwel worden uitsluitend de in het saneringsplan vermelde activa geliquideerd.

Voor de opbrengsten uit de bedrijfsactiviteiten van een insolvente onderneming geldt een speciale procedure: deze opbrengsten worden aangewend ter dekking van de desbetreffende exploitatiekosten. Alle met de bedrijfsactiviteiten samenhangende betalingen worden verwerkt via een speciale rekening van de onderneming voor bedrijfsactiviteiten (de zakelijke rekening van de onderneming), die niet mag worden gebruikt voor betalingen aan andere schuldeisers.

Bij faillissement van een natuurlijk persoon worden alle activa in zijn bezit, van welke aard ook (roerend/onroerend, vast/vlottend, eigendomsrechten enz.) en waar ze zich ook bevinden, geregistreerd. Alleen contante bedragen tot het niveau van één wettelijk minimum maandloon worden buiten beschouwing gelaten. De vorderingen van de schuldeisers worden voldaan uit de verkoopopbrengst van de gehele boedel (behoudens de hieronder genoemde uitzonderingen).

Krachtens de faillissementsprocedure voor natuurlijke personen heeft een natuurlijk persoon die failliet gaat, het recht om een bepaald deel van zijn inkomen aan te wenden om in zijn basisbehoeften te voorzien. Dat bedrag wordt door de rechter vastgesteld bij aanvang van de faillissementsprocedure, rekening houdend met de behoeften van de natuurlijke persoon en personen te zijner laste; zodra de rechter het herstelplan voor de natuurlijke persoon heeft goedgekeurd, wordt het bedrag dat de natuurlijke persoon ter beschikking staat in dat plan vermeld.

Er wordt tevens een speciale status toegekend aan de enige woning van de natuurlijke persoon, die hij nodig heeft om in de basisbehoeften van hemzelf en/of personen te zijner laste te voorzien, alsmede aan eventuele activa die hij nodig heeft in verband met zijn werkzaamheden als zelfstandige of landbouwer. Een insolvente natuurlijke persoon kan ook het eigendomsrecht in het betreffende onroerende goed behouden, zelfs als dat met hypotheek is bezwaard, mits hij dat met de hypotheekhouder is overeengekomen en hij daarmee andere schuldeisers niet benadeelt.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

In een bedrijfsfaillissementsprocedure wordt een curator aangesteld die het bestuur van de onderneming overneemt, de boedel te gelde maakt, de verkoop van de boedel organiseert en de opbrengst daarvan gebruikt voor de afwikkeling van vorderingen van de schuldeisers, en alle overige stappen neemt tot liquidatie van de onderneming. Hieronder een overzicht van de voornaamste taken van de curator in een bedrijfsfaillissement:

  • de onderneming vertegenwoordigen en haar belangen en die van al haar schuldeisers behartigen;
  • het bestuur van de insolvente onderneming en de insolvente boedel overnemen;
  • contracten van de onderneming die niet meer zullen worden uitgevoerd, beëindigen (met inbegrip van overeenkomsten met leden van leidinggevende organen en met werknemers);
  • financiering aanvragen uit het garantiefonds met het oog op de afwikkeling van vorderingen van schuldeisers en/of werknemers;
  • tijdelijke arbeids- of dienstenovereenkomsten aangaan voor zover dat nodig is voor een goed verloop van de faillissementsprocedure;
  • de vorderingen van de schuldeisers verifiëren en de lijst van geverifieerde vorderingen ter goedkeuring indienen bij de rechtbank;
  • toezicht houden op de bedrijfsactiviteiten van de insolvente onderneming;
  • de transacties controleren die de onderneming in de drie jaar voorafgaand aan het inleiden van de faillissementsprocedure heeft verricht;
  • de transacties van de onderneming in rechte betwisten voor zover die in strijd zijn met de zakelijke doelstellingen van de onderneming en mogelijk hebben bijgedragen aan haar onvermogen om haar schuldeisers te betalen;
  • voor zover dat gerechtvaardigd is, de rechter verzoeken te verklaren dat het faillissement moedwillig tot stand is gekomen;
  • vergaderingen van schuldeisers bijeenroepen;
  • verslagen van de werkzaamheden opstellen en deze voorleggen aan de vergadering van schuldeisers;
  • de jaarrekening en halfjaarrekening van de onderneming opstellen en indienen;
  • beslissingen van de rechter en van de vergadering van schuldeisers uitvoeren;
  • informatie over de faillissementsprocedure verstrekken;
  • de verkoop van de activa van de insolvente onderneming organiseren;
  • de in de loop van de faillissementsprocedure verkregen bedragen aanwenden voor het afwikkelen van de vorderingen van schuldeisers;
  • alle acties verrichten die nodig zijn voor het liquideren en uitschrijven van de onderneming.

Bij een bedrijfssanering ziet de aangestelde curator als professioneel consultant en onafhankelijk persoon toe op de saneringsprocedure. Hieronder een overzicht van de voornaamste taken van de curator in een saneringsprocedure:

  • bijdragen aan het opstellen en beoordelen van het saneringsplan voor de onderneming en maatregelen treffen die waarborgen dat dat plan binnen de door de rechtbank vastgestelde uiterste termijnen wordt opgesteld, ter goedkeuring wordt ingediend en ten uitvoer wordt gelegd;
  • een schriftelijke conclusie opstellen over de haalbaarheid van het voorlopige saneringsplan;
  • toezicht houden op de werkzaamheden van de bestuursorganen van de te saneren onderneming voor zover die verband houden met de uitvoering van het saneringsplan, de leden van die bestuursorganen duidelijk maken in welke opzichten hun werkzaamheden tekortschieten, een uiterste termijn stellen waarbinnen die gebreken verholpen moeten zijn en de rechter verzoeken om de bestuursorganen van de onderneming uit hun functie te ontheffen;
  • vergaderingen bijeenroepen van de vennoten van de onderneming en de eigenaars of de vertegenwoordigers van het orgaan dat de rechten en plichten van de eigenaar van een staats- of gemeentelijke onderneming uitoefent resp. vervult, en zonder stemrecht deelnemen aan die vergaderingen;
  • informatie verstrekken over de saneringsprocedure en de rechter op de hoogte houden over de voortgang van het saneringsplan.

Na rechterlijke goedkeuring van het saneringsplan ligt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dat plan bij de curator in de saneringsprocedure en bij de bestuursorganen van de te saneren onderneming.

Bij faillissement van een natuurlijk persoon beschikt de toegewezen curator over de activa van die persoon, organiseert hij de verkoop van die activa en gebruikt hij de verkoopopbrengst voor het afwikkelen van de vorderingen van de schuldeisers. Hieronder een overzicht van de voornaamste taken van de curator in het faillissement van een natuurlijk persoon:

  • de activa van de natuurlijke persoon en de tegoeden op diens depositorekening te gelde maken;
  • een administratie bijhouden van alle gelden die de natuurlijke persoon ontvangt alsmede het gebruik daarvan;
  • de verkoop van de activa van de natuurlijke persoon organiseren en de vorderingen van de schuldeisers afwikkelen;
  • vergaderingen van schuldeisers bijeenroepen en daaraan deelnemen (zonder stemrecht);
  • de natuurlijke persoon over de faillissementsprocedure informeren en het verslag over de uitvoering van het herstelplan indienen;
  • wijzigingen van het herstelplan voor de natuurlijke persoon initiëren;
  • de natuurlijke persoon vertegenwoordigen in procedures die namens hem worden gevoerd met het oog op invordering van diens activa, en actie ondernemen om schulden te innen bij schuldenaars;
  • de rechten en legitieme belangen van de natuurlijke persoon en alle schuldeisers behartigen;
  • beoordelen of het beroep van de natuurlijke persoon op vrijstelling van activa wegens werkzaamheden als zelfstandige of landbouwer legitiem is.

Een natuurlijk persoon die failliet gaat, moet alles in het werk stellen om de vorderingen van zijn schuldeisers te voldoen. Daartoe moet die natuurlijke persoon, voor zover mogelijk, een baan hebben of anderszins betaalde werkzaamheden verrichten dan wel actief zoeken naar werk of naar een beter betaalde baan, inkomen beschikbaar stellen om de vorderingen van schuldeisers te voldoen, een herstelplan opstellen en na goedkeuring daarvan door de rechter uitvoeren en samenwerken met de toegewezen faillissementscurator.

Gedurende de faillissementsprocedure heeft een natuurlijk persoon die in staat van faillissement verkeert, het recht om informatie te ontvangen van de curator, vergaderingen van schuldeisers bij te wonen en onwettige besluiten van de schuldeisers te betwisten, te verlangen dat de curator wordt vervangen en een schadevergoeding te eisen wanneer de curator zijn taken niet naar behoren vervult.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Bij een faillissement, ongeacht of het een onderneming of een natuurlijk persoon betreft, is verrekening van de vorderingen van de in staat van faillissement verkerende persoon met die van de schuldeisers niet toegestaan vanaf het moment van de gerechtelijke beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure, behoudens verrekening die krachtens fiscale wetgeving is toegestaan in geval van teveel betaalde belasting (fiscaal verschil).

Vanaf de dag waarop, op grond van een gerechtelijke beslissing, een saneringsprocedure wordt ingeleid met betrekking tot een onderneming tot de dag van de gerechtelijke beslissing waarin het saneringsplan wordt goedgekeurd, kunnen vorderingen van de onderneming niet worden verrekend met die van haar schuldeisers. Daarna is een dergelijke verrekening wel mogelijk, overeenkomstig het door de rechtbank goedgekeurde saneringsplan.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

In geval van een bedrijfsfaillissement dient de aangewezen faillissementscurator, binnen 30 dagen na het van kracht worden van de gerechtelijke beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure, de betrokkenen te laten weten dat de bestaande overeenkomsten van de onderneming (met uitzondering van arbeidsovereenkomsten en van overeenkomsten op grond waarvan de failliete onderneming een vorderingsrecht kan claimen) niet zullen worden uitgevoerd en als beëindigd moeten worden beschouwd.

Zodra de gerechtelijke beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure van kracht is geworden, verliezen de bestuursorganen van de onderneming hun bevoegdheden; vervolgens zal de curator de arbeidsovereenkomsten of civielrechtelijke overeenkomsten met de directieleden na schriftelijke opzegging beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van 15 dagen.

Binnen drie werkdagen na het van kracht worden van de gerechtelijke beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure tegen de onderneming stelt de curator de andere werknemers in kennis van de aanstaande beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. Vervolgens beëindigt hij de betreffende arbeidsovereenkomsten binnen 15 dagen na de datum van die kennisgeving. Met ontslagen werknemers wier diensten nog nodig zijn voor de uitvoering van de faillissementsprocedure wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afgesloten. Door de vergadering van schuldeisers wordt per functie vastgesteld hoeveel van dergelijke werknemers nodig zullen zijn.

De sanering van de onderneming heeft geen gevolgen voor de bestaande overeenkomsten van de rechtspersoon. Voor alle overeenkomsten wordt beoordeeld in hoeverre uitvoering ervan nog opportuun is; het saneringsplan voorziet in beëindiging van onrendabele overeenkomsten. Die beëindiging geschiedt conform de algemene procedure, aangezien er geen specifieke wettelijke bepalingen zijn voor beëindiging van overeenkomsten tijdens een faillissementsprocedure.

In een procedure betreffende het faillissement van een natuurlijk persoon wordt in het herstelplan aangegeven welke overeenkomsten moeten worden beëindigd en welke moeten worden voortgezet. Zodra de rechtbank het herstelplan heeft goedgekeurd, moet de failliete persoon de betrokkenen wier overeenkomsten conform dat plan beëindigd zullen worden, daarvan in kennis stellen.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Wanneer een onderneming of natuurlijk persoon failliet gaat, moeten de vorderingen van individuele schuldeisers worden overgedragen aan de toegewezen faillissementscurator. De vorderingen worden vervolgens goedgekeurd door de rechtbank; een geschil omtrent de feitelijke grondslag voor het bedrag van een specifieke vordering wordt in de faillissementsprocedure behandeld.

In het geval van een bedrijfssaneringsprocedure moeten vorderingen die reeds bestonden voordat die saneringsprocedure werd ingeleid, binnen een door de rechtbank vastgestelde uiterste termijn worden ingediend bij de aangewezen faillissementscurator. De vorderingen worden vervolgens goedgekeurd door de rechtbank; een geschil omtrent de feitelijke grondslag voor het bedrag van een specifieke vordering wordt in de saneringsprocedure behandeld. Vorderingen van individuele schuldeisers die na het inleiden van de saneringsprocedure ontstaan, en de desbetreffende geschillen, worden in het kader van de algemene procedure ingediend resp. behandeld.

Na inleiding van de faillissements- of saneringsprocedure moet de deurwaarder de tenuitvoerleggingshandelingen en -procedures opschorten en de executoriale titels doorsturen naar de rechtbank waar de desbetreffende faillissements- of saneringsprocedure is ingeleid.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Wanneer voorafgaand aan de uitvaardiging van een gerechtelijk bevel waarin een hoorzitting wordt gelast voor een zaak tegen de gedaagde betreffende eigendomsrechten, blijkt dat tegen die gedaagde een faillissementsprocedure is ingeleid, wordt de procedure inzake de eigendomsrechten opgeschort en doorverwezen naar het gerecht waar de faillissementszaak aanhangig is gemaakt.

In andere gevallen, te weten a) wanneer het gerechtelijk bevel tot het horen van de zaak al is uitgevaardigd op het moment waarop bekend wordt dat er een faillissementsprocedure tegen de gedaagde is ingesteld, of b) wanneer met betrekking tot de gedaagde een saneringsprocedure wordt ingesteld, is het instellen van een saneringsprocedure met betrekking tot de gedaagde geen reden om de zaak door te verwijzen naar het gerecht waar de desbetreffende faillissements- of saneringsvordering dient.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Hieronder een overzicht van de voornaamste rechten van de schuldeisers in een bedrijfsfaillissement:

  • bij de rechtbank een faillissementsprocedure aanhangig maken tegen de insolvente onderneming;
  • een beslissing nemen omtrent het inleiden van een buitengerechtelijke faillissementsprocedure;
  • hun vorderingen binnen de door de rechter vastgestelde uiterste termijn voorleggen aan de toegewezen curator voor bedrijfsfaillissementen;
  • vergaderingen van schuldeisers bijwonen en daarin hun stem uitbrengen omtrent de volgende zaken:
    • goedkeuring van de door de curator ingediende verslagen van zijn werkzaamheden;
    • goedkeuring en wijziging van de geraamde beheerskosten;
    • goedkeuring van de prijs waartegen van de activa van de onderneming worden verkocht;
    • goedkeuring van de tijdens de faillissementsprocedure van de onderneming opgestelde jaarrekening;
    • de continuïteit, verlenging, beperking en beëindiging van de bedrijfsactiviteiten, goedkeuring van de kostenraming enz.;
    • het aantal werknemers dat tijdens de faillissementsprocedure moet worden aangehouden, en de betreffende functies;
    • de beloning van de curator;
    • regelingen met schuldeisers;
    • voorstellen tot vervanging van de curator;
    • overige kwesties;
  • in het kader van de door de vergadering van schuldeisers voorgeschreven procedure informatie ontvangen van de curator over de voortgang van de faillissementsprocedure;
  • bezwaar aantekenen tegen door de onderneming verrichte transacties (actio Pauliana);
  • de rechtbank verzoeken te verklaren dat het faillissement moedwillig tot stand is gekomen;
  • de besluiten van de vergadering van schuldeisers aanvechten;
  • de rechtbank verzoeken om vervanging van de curator;
  • hun vorderingen te laten voldoen uit de activa en inkomsten van de failliete onderneming.

Hieronder een overzicht van de voornaamste rechten van de schuldeisers bij het faillissement van een natuurlijk persoon:

  • vorderingen die al bestonden voordat de faillissementsprocedure werd ingeleid, binnen de door de rechtbank vastgestelde uiterste termijn indienen bij de faillissementscurator;
  • verlangen dat hun vorderingen worden voldaan conform de in het plan voorgeschreven procedure;
  • vergaderingen van schuldeisers bijwonen (na goedkeuring van het saneringsplan voor een natuurlijk persoon die failliet is gegaan, moet ten minste eens per zes maanden een vergadering van schuldeisers worden belegd) en daarin hun stem uitbrengen over:
    • bezwaren van schuldeisers tegen handelingen van de faillissementscurator;
    • de eis dat de faillissementscurator het verslag van zijn werkzaamheden indient;
    • goedkeuring en wijziging van de geraamde beheerskosten van het faillissement;
    • goedkeuring van de prijs waartegen van de activa van de schuldenaar worden verkocht;
    • de continuïteit, aanvang, verlenging, beperking, beëindiging enz. van de werkzaamheden van de natuurlijke persoon als zelfstandige of landbouwer;
    • voorstellen voor actualisering van het herstelplan;
    • voorstellen tot vervanging van de faillissementscurator;
    • overige kwesties;
  • in het kader van de door de vergadering van schuldeisers voorgeschreven procedure informatie ontvangen van de faillissementscurator over de voortgang van de faillissementsprocedure;
  • ondersteuning bieden bij het nakomen van schuldverplichtingen;
  • voorstellen indienen met betrekking tot het herstelplan;
  • het woord voeren tijdens de vergadering van schuldeisers inzake de werkzaamheden of vervanging van de faillissementscurator of een andere kandidaat voor die functie voorstellen;
  • beroep aantekenen tegen besluiten van de vergadering van schuldeisers, binnen 14 dagen na de dag waarop de betreffende schuldeiser zich van het betwiste besluit bewust werd of had moeten worden;
  • de rechtbank verzoeken om beëindiging van de faillissementsprocedure voor een natuurlijk persoon;
  • de rechtbank verzoeken om vervanging van de faillissementscurator;
  • hun vorderingen laten voldoen uit de activa en inkomsten van de failliete natuurlijke persoon.

Hieronder een overzicht van de voornaamste rechten van de schuldeisers in een bedrijfssaneringsprocedure:

  • bij de toegewezen faillissementscurator vorderingen indienen die al bestonden voordat de saneringsprocedure jegens de schuldenaar werd ingeleid;
  • vergaderingen van schuldeisers bijwonen en daarin hun stem uitbrengen omtrent de volgende zaken:
    • goedkeuring van het saneringsplan;
    • ontheffing van de saneringscurator uit zijn functie en de voordracht van een andere kandidaat voor die functie;
    • een voorstel tot beperking van de bevoegdheden van de leidinggevende organen van de onderneming;
    • een voorstel tot beëindiging van de saneringsprocedure voor de onderneming wanneer het saneringsplan niet of niet afdoende wordt geïmplementeerd;
    • een verzoek tot verlenging van de implementatieperiode voor het saneringsplan;
    • overige kwesties;
  • door het leidinggevend orgaan en de curator geïnformeerd worden over de sanering van de onderneming, behalve voor zover het bedrijfsgeheimen betreft;
  • ondersteuning bieden bij het nakomen van schuldverplichtingen;
  • bij de curator of het leidinggevend orgaan van de onderneming voorstellen indienen met betrekking tot het saneringsplan;
  • tijdens de vergadering van schuldeisers het woord voeren omtrent de werkzaamheden of vervanging van de curator;
  • beroep aantekenen tegen besluiten van de vergadering / het comité van schuldeisers, binnen 14 dagen na de dag waarop de betreffende schuldeiser zich van het betwiste besluit bewust werd of had moeten worden;
  • tijdens de saneringsperiode hun vorderingen laten voldoen.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

In het geval van een bedrijfsfaillissement verliezen de leidinggevende organen van de onderneming hun bevoegdheden zodra de gerechtelijke beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure van kracht is geworden. Vanaf dat moment is het de curator die over de activa en banktegoeden van de onderneming beschikt. De curator organiseert de verkoop van de activa van de failliete onderneming en verkoopt deze of draagt ze over aan de schuldeisers. De verkoopprocedure is afhankelijk van het soort activum dat wordt verkocht. Zo worden onroerende goederen, met hypotheek bezwaarde goederen en activa waarvan de waarde hoger is dan 250 maal de sociale basisuitkering per openbare veiling verkocht; bederfelijke waren worden verkocht voor een door de curator vastgestelde, marktconforme prijs. De verkoopprocedure en -prijs voor andere activa worden bepaald door de vergadering van schuldeisers van de failliete onderneming. Daarnaast gelden er aanvullende wettelijke eisen voor de verkoop van bepaalde soorten activa (zoals effecten en radioactief materiaal).

Gedurende de sanering van een onderneming blijven de leidinggevende organen van die onderneming toezicht houden op de werkzaamheden en kunnen zij over de activa blijven beschikken, zolang zij zich daarbij houden aan het saneringsplan. De leidinggevende organen zelf staan tijdens de sanering onder toezicht van de door de rechtbank aangestelde curator. Vanaf de aanvang van de saneringsprocedure tot goedkeuring van het saneringsplan (d.w.z. de periode waarin het saneringsplan wordt opgesteld) is het verboden om zonder toestemming van de rechtbank de onderneming of een deel daarvan, haar langetermijnactiva, als kortetermijnactiva geboekte onroerende goederen of eigendomsrechten te verkopen of kosteloos ter beschikking te stellen, of de eigendom daarvan over te dragen, en is het de onderneming die gesaneerd wordt, niet toegestaan garanties of zekerheden te verstrekken dan wel anderszins nakoming van de verplichtingen van andere partijen zeker te stellen.

Het is een in staat van faillissement verkerende natuurlijke persoon niet toegestaan de activa die hij in eigendom heeft, te gelde te maken. Die activa worden te gelde gemaakt door de curator op basis van het door de rechtbank goedgekeurde herstelplan voor die natuurlijke persoon. Een in staat van faillissement verkerende natuurlijke persoon staat, naast de noodzakelijke middelen om zijn activiteiten voort te zetten, slechts het maandelijkse bedrag ter beschikking dat hem is toegekend om in zijn basisbehoeften te voorzien. Het bedrag dat de natuurlijke persoon nodig heeft om in de periode vanaf de start van de faillissementsprocedure tot de goedkeuring van het herstelplan in zijn basisbehoeften te voorzien, wordt door de rechtbank vastgesteld; dat bedrag wordt in het herstelplan opgenomen zodra dat plan is goedgekeurd.

Voor zover nodig om de vorderingen van de schuldeisers te voldoen, organiseert de curator tijdens de faillissementsprocedure voor een natuurlijk persoon de verkoop van diens activa, in de rangorde en binnen de termijnen zoals bepaald in het herstelplan. De initiële verkoopprijs van die activa wordt goedgekeurd door de vergadering van schuldeisers, met inachtneming van de in het herstelplan vermelde verkoopprijs en de marktwaarde van de betreffende activa. Activa mogen uitsluitend tegen een lagere prijs dan vermeld in het herstelplan worden verkocht, als de natuurlijke persoon die onderwerp is van de faillissementsprocedure daarmee instemt.

Onroerende goederen en met hypotheek bezwaarde goederen worden per openbare veiling verkocht (behalve als hun initiële verkoopprijs lager is dan de kosten voor het organiseren van de veiling). De prijs van activa die na twee openbare veilingen nog niet zijn verkocht, alsook de verkoopprijs en -procedure voor andere activa, worden vastgesteld door de vergadering van schuldeisers. Onverkochte activa kunnen aan de schuldeisers worden overgedragen, op hun verzoek en met instemming van de vergadering van schuldeisers.

Wanneer minderjarige kinderen (geadopteerde kinderen) en/of andere onder voogdij geplaatste personen deel uitmaken van het huishouden van de natuurlijke persoon, kan hun enige woning (ongeacht of die met hypotheek is bezwaard) op zijn vroegst zes maanden na goedkeuring van het plan en op grond van een daartoe strekkende gerechtelijke beslissing worden verkocht. Gedurende die periode is het aan de natuurlijke persoon om een nieuwe koop- of huurwoning te vinden. Een natuurlijk persoon mag met de hypotheekhouder overeenkomen dat hij, zo lang de faillissementsprocedure loopt, de eigendom van het met hypotheek bezwaarde onroerend goed (meestal de woning) behoudt. Dat onroerend goed mag dan niet worden verkocht.

In het geval van bepaalde soorten activa (zoals effecten en radioactieve materialen) worden er mogelijk aanvullende eisen verbonden aan de verkoopprocedure.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Wanneer tegen een onderneming een faillissementsprocedure wordt ingesteld, worden haar activiteiten doorgaans beëindigd. Dat betekent dat er dan geen nieuwe vorderingen tegen de onderneming meer kunnen ontstaan. Wanneer de activiteiten van een onderneming na het inleiden van de faillissementsprocedure worden voortgezet (wat mogelijk is als met die activiteiten de verliezen beperkt kunnen worden), worden de uit die activiteiten voortvloeiende vorderingen gedekt door de opbrengsten van die activiteiten. Eventuele vorderingen die uit die opbrengsten niet gedekt kunnen worden, zijn vorderingen met de op twee na hoogste rang die uit hoofde van de algemene procedure worden voldaan (zie ook het antwoord op vraag 13).

Vorderingen die na aanvang van een bedrijfssaneringsprocedure ontstaan, worden onder de algemene procedure voldaan, aangezien er geen specifieke wettelijke bepalingen voor dergelijke vorderingen bestaan.

Na aanvang van de faillissementsprocedure met betrekking tot een natuurlijk persoon worden vorderingen van schuldeisers op diens inkomen uit zelfstandige arbeid en/of landbouwactiviteiten, of op schuldverplichtingen die de natuurlijke persoon is aangegaan om die activiteiten te kunnen uitvoeren en/of de faillissementsprocedure te kunnen voeren, ter aanvaarding en goedkeuring aan de rechtbank voorgelegd. Na goedkeuring van dergelijke vorderingen wordt het herstelplan voor de betreffende natuurlijke persoon geactualiseerd. Andere vorderingen die na inleiding van de faillissementsprocedure tegen een natuurlijk persoon worden ingesteld, worden onder de algemene procedure voldaan, aangezien er geen specifieke wettelijke bepalingen voor dergelijke vorderingen bestaan.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Bij het faillissement van een onderneming of natuurlijk persoon en bij de sanering van een onderneming stelt de rechtbank waar de procedure wordt ingeleid een uiterste termijn waarbinnen schuldeisers hun met relevant bewijsmateriaal onderbouwde vorderingen bij de toegewezen curator kunnen indienen. Bij bedrijfsfaillissement of -sanering is die uiterste termijn 45 dagen; in het geval van het faillissement van een natuurlijk persoon moet dat bewijs op zijn vroegst na 15 dagen en op zijn laatst na 30 dagen worden ingediend. De ingediende vordering wordt door de toegewezen curator geverifieerd en, tenzij het bestaan van de vordering of de hoogte van het bedrag wordt betwist, door hem ter goedkeuring aan de rechtbank voorgelegd. Als de curator de vordering of een deel daarvan betwist, wordt de zaak door de rechter beslecht. Tegen een gerechtelijke uitspraak tot goedkeuring van een vordering van een schuldeiser kan beroep worden ingesteld. De uiterste termijn voor het indienen van een vordering kan eventueel worden verlengd, als er een legitieme reden is waarom die termijn niet wordt gehaald.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Vorderingen van schuldeisers die door middel van een onderpand of hypotheek zijn zekergesteld, worden in eerste instantie voldaan uit de opbrengst van de verkoop van de met hypotheek bezwaarde boedel van de schuldenaar of door overdracht van die boedel aan de schuldeiser. Is de waarde van de met hypotheek bezwaarde boedel niet toereikend om de vordering van de hypotheekhouder te voldoen, dan geldt het resterende deel van de vordering dat nog niet is betaald als een vordering met de op twee na hoogste rang bij een bedrijfsfaillissement en als een vordering met de op een na hoogste rang bij bedrijfssanering of bij het faillissement van een natuurlijk persoon. In het geval van faillissement van een natuurlijk persoon kan worden overeengekomen om de met hypotheek bezwaarde boedel niet te verkopen. In dat geval wordt er ingevolge het herstelplan maandelijks een bedrag aan de hypotheekhouder betaald.

Wanneer de verkoop van de met hypotheek bezwaarde boedel meer oplevert dan nodig is om de hypotheekhouder te betalen, wordt het meerdere bedrag aangewend ter voldoening van de vorderingen van de overige schuldeisers.

De vorderingen van die overige schuldeisers worden voldaan met inachtneming van de rangorde en de fase van die vorderingen.

Bij een bedrijfsfaillissement worden de vorderingen van schuldeisers in twee fasen voldaan. In de eerste fase worden de vorderingen voldaan exclusief rente en boete wegens late betaling; die rente en boete worden in de tweede fase betaald. In elke fase worden vorderingen van een lagere rang pas betaald nadat de vorderingen van de eerstvolgende hogere rang in de betreffende fase geheel zijn voldaan. Zijn de middelen niet toereikend om de vorderingen van een bepaalde rang in een fase geheel te voldoen, dan worden die vorderingen voldaan in verhouding tot het aan iedere betreffende schuldeiser verschuldigde bedrag.

Vorderingen van de eerste rang zijn vorderingen van werknemers die voortvloeien uit hun arbeidsrelatie; schadevorderingen uit hoofde van verminking of ander lichamelijk letsel, het oplopen van een beroepsziekte of overlijden als gevolg van een arbeidsongeval (deze vorderingen worden mogelijk gedekt door het garantiefonds); en vorderingen van landbouwbedrijven die betaling verlangen voor de landbouwproducten die zij hebben verkocht (tot 40 % van dergelijke vorderingen kan worden voldaan uit de door de minister van Landbouw voor dat doel aangewezen rijksbegrotingsfondsen).

Vorderingen van de op een na hoogste rang zijn vorderingen ten aanzien van belastingen en andere aan de staat verschuldigde bedragen, socialeverzekeringsbijdragen en premies voor verplichte ziektekostenverzekeringen; vorderingen met betrekking tot namens de staat geleende bedragen en met betrekking tot leningen die die middels een door de staat of een door de staat geaccrediteerd garantiefonds verstrekte waarborg zijn zekergesteld; en vorderingen met betrekking tot steun die uit EU-fondsen en staatsbegrotingsfondsen is verleend.

Alle overige vorderingen van schuldeisers zijn vorderingen van de op twee na hoogste rang.

Bij een bedrijfssanering worden de vorderingen van schuldeisers in twee fasen voldaan. In de eerste fase worden de vorderingen voldaan exclusief rente en boete wegens late betaling; die rente en boete worden in de tweede fase betaald.

Vorderingen van de eerste rang zijn vorderingen van werknemers die voortvloeien uit hun arbeidsrelatie; schadevorderingen uit hoofde van verminking of ander lichamelijk letsel, het oplopen van een beroepsziekte of overlijden als gevolg van een arbeidsongeval; vorderingen van natuurlijke personen en rechtspersonen die om betaling verzoeken voor geleverde landbouwproducten; en door een hypotheek of onderpand gedekte vorderingen van schuldeisers tot maximaal de waarde van de activa die zijn verpand en tijdens de saneringsperiode niet verkocht kunnen worden.

Vorderingen van de op een na hoogste rang zijn de resterende vorderingen van schuldeisers, met uitzondering van vorderingen van de op twee na hoogste rang en zekergestelde vorderingen, waarbij de verpande activa tijdens de saneringsperiode niet te koop worden aangeboden.

Niet-zekergestelde vorderingen met betrekking tot tijdens de sanering verstrekte leningen zijn achtergesteld op vorderingen van de eerste rang, maar hebben voorrang op vorderingen van de op een na hoogste rang.

Vorderingen van de op twee na hoogste rang zijn niet met een arbeidsbetrekking samenhangende vorderingen van vennoten van de te saneren onderneming die al schuldeisers van die onderneming waren geworden voordat de saneringsprocedure werd ingeleid en die, alleen of samen met andere vennoten, de zeggenschap hebben over die onderneming.

In elke fase worden vorderingen van een lagere rang pas betaald nadat de vorderingen van de eerstvolgende hogere rang in de betreffende fase geheel zijn voldaan. Zijn de middelen niet toereikend om de vorderingen van een bepaalde rang in een fase geheel te voldoen, dan worden die vorderingen voldaan in verhouding tot het aan iedere betreffende schuldeiser verschuldigde bedrag.

Bij faillissement van een natuurlijk persoon worden de vorderingen van schuldeisers in twee fasen voldaan. In de eerste fase worden de vorderingen voldaan exclusief rente en boete wegens late betaling; die rente en boete worden in de tweede fase betaald.

Vorderingen van de eerste rang zijn vorderingen van werknemers die voortvloeien uit hun arbeidsrelatie; schadevorderingen uit hoofde van verminking of ander lichamelijk letsel, het oplopen van een beroepsziekte of overlijden als gevolg van een arbeidsongeval (deze vorderingen worden mogelijk gedekt door het garantiefonds); vorderingen inzake kinderalimentatie; en vorderingen van landbouwbedrijven die betaling verlangen voor de landbouwproducten die zij hebben verkocht (dergelijke vorderingen worden mogelijk voldaan uit de door de Litouwse minister van Landbouw voor dat doel aangewezen staatsbegrotingsfondsen).

Tussen vorderingen van de eerste en vorderingen van de tweede rang vallen vorderingen die voortkomen uit zelfstandige arbeid en/of landbouwactiviteiten in het kader van faillissementsprocedures betreffende een natuurlijk persoon en vorderingen die voortkomen uit schuldverplichtingen ten aanzien van zelfstandige arbeid of beheerskosten bij een faillissement.

Alle overige vorderingen van schuldeisers zijn vorderingen van de tweede rang.

In elke fase worden vorderingen van een lagere rang pas betaald nadat de vorderingen van de eerstvolgende hogere rang in de betreffende fase geheel zijn voldaan. Zijn de middelen niet toereikend om de vorderingen van een bepaalde rang in een fase geheel te voldoen, dan worden die vorderingen voldaan in verhouding tot het aan iedere betreffende schuldeiser verschuldigde bedrag.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

In de loop van een bedrijfsfaillissementsprocedure kan een akkoord met de schuldeisers worden bereikt. Zodra dat akkoord is ondertekend, wordt de faillissementsprocedure beëindigd en zet de onderneming tijdens de uitvoering van het akkoord haar reguliere activiteiten voort.

In het geval van een bedrijfsfaillissement kan in elke fase van de faillissementsprocedure een akkoord met de schuldeisers worden getroffen, tot het moment waarop de gerechtelijke uitspraak tot liquidatie van de onderneming wegens faillissement van kracht wordt. Zo'n akkoord kan worden voorgesteld door de schuldeisers, de curator of de eigenaars van de onderneming. De curator moet een voorstel voor een akkoord met de schuldeisers presenteren voordat met de invordering van activa van de eigenaar van een onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid wordt begonnen (wanneer die onderneming zelf geen activa bezit of haar activa niet toereikend zijn om de juridische en administratieve kosten te dekken en de vorderingen van de schuldeisers te voldoen). Het akkoord vermeldt de concessies die de schuldeisers aan de onderneming hebben gedaan, hun vorderingen, de verplichtingen van de onderneming, de wijze waarop de vorderingen worden voldaan en de termijnen waarbinnen dat dient te gebeuren, en aansprakelijkheid voor niet-naleving van de schikking.

Een akkoord met de schuldeisers wordt geacht te zijn afgesloten, als het is ondertekend door schuldeisers wier gezamenlijke uitstaande vorderingen ten minste twee derde deel uitmaken van de waarde van de totale uitstaande vorderingen op de datum van het akkoord. Het akkoord wordt goedgekeurd door de rechtbank of, in het geval van een buitengerechtelijke faillissementsprocedure, door de notaris.

Bij een bedrijfssanering of het faillissement van een natuurlijk persoon kan er geen akkoord met de schuldeisers worden getroffen. De sanerings- of faillissementsprocedure kan in deze gevallen evenwel worden beëindigd wanneer de schuldeisers hun vorderingen intrekken of de schuldenaar alle door de rechtbank erkende vorderingen die in het saneringsplan of (voor een natuurlijk persoon) herstelplan zijn opgenomen, voldoet.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Bij een bedrijfsfaillissement wordt, nadat de activa van de onderneming zijn verkocht, de onderneming geliquideerd en uit het handelsregister geschrapt. Eventuele nog uitstaande vorderingen van schuldeisers worden niet voldaan. Wanneer na de liquidatie blijkt dat de onderneming nog over andere activa beschikt, worden die aangewend om eventuele nog uitstaande vorderingen te voldoen.

Bij een saneringsprocedure zet de onderneming haar reguliere bedrijfsactiviteiten voort en genieten de schuldeisers dezelfde rechten als in het geval van een normaal functionerende onderneming.

Na afronding van een faillissementsprocedure voor een natuurlijk persoon mogen de schuldeisers van die persoon verlangen dat hij eventuele nog uitstaande vorderingen in verband met schade wegens verminking of ander lichamelijk letsel, of in verband met kinderalimentatie, boeten aan de staat wegens strafbare feiten of schending van bestuurlijke regels door die natuurlijke persoon of schade als gevolg van strafbare feiten betaalt, en dat hij eventuele nog uitstaande door onderpand of hypotheek zekergestelde vorderingen betaalt (mits de activa die aldus als zekerheid zijn gesteld, niet waren bestemd voor verkoop tijdens de faillissementsprocedure). Eventuele overige vorderingen die in het herstelplan worden vermeld en niet worden voldaan, worden afgeschreven; de schuldeisers verliezen daarbij het recht op voldoening.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

In het geval van een bedrijfsfaillissement worden administratieve kosten – met inbegrip van kosten die tijdens de faillissementsprocedure worden gemaakt – betaald uit de middelen van de onderneming. Wanneer een onderneming geen of onvoldoende middelen heeft om de faillissementsbeheerkosten te betalen, kunnen die door de om het faillissement verzoekende persoon worden betaald of kan een curator worden aangesteld die bereid is het risico te aanvaarden dat de in de loop van de faillissementsprocedure verkregen middelen niet toereikend zijn om de juridische kosten en beheerkosten te dekken, in welk geval die kosten uit de middelen van de curator worden voldaan.

Bij inleiding van een faillissementsprocedure tegen een onderneming stelt de rechtbank een geldbedrag vast dat de curator kan aanwenden ter dekking van de kosten van het faillissementsbeheer voor de betreffende onderneming, totdat de vergadering van schuldeisers de raming van die kosten heeft goedgekeurd. Ook voor daaropvolgende perioden dienen de geraamde kosten van het faillissementsbeheer steeds door de vergadering van schuldeisers te worden goedgekeurd. Het is de curator niet toegestaan om de goedgekeurde geraamde kosten te overschrijden, behoudens gevallen waarin onvoorziene omstandigheden nopen tot urgente maatregelen ter bescherming van de belangen van de onderneming en haar schuldeisers.

In het geval van een bedrijfssanering worden beheerkosten – met inbegrip van kosten die tijdens de saneringsprocedure worden gemaakt – betaald uit de middelen van de onderneming.

Bij het inleiden van een saneringsprocedure moeten de geraamde beheerkosten voor de periode vanaf de datum waarop de gerechtelijke uitspraak tot inleiding van de saneringsprocedure van kracht wordt tot de datum van de gerechtelijke goedkeuring van het saneringsplan, door de rechtbank worden goedgekeurd. Het bedrag van de saneringskosten voor de daaropvolgende periode wordt in het goedgekeurde saneringsplan vermeld.

In het geval van het faillissement van een natuurlijk persoon worden de beheerkosten gedekt uit de middelen, van welke aard ook, van die natuurlijke persoon, met inbegrip van middelen die hij in de loop van de faillissementsprocedure ontvangt. De geraamde faillissementsbeheerkosten worden goedgekeurd en gewijzigd door de vergadering van schuldeisers; de beloning voor de curator wordt opgenomen in de overeenkomst van opdracht tussen de natuurlijke persoon en de curator.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Elke door de schuldenaar verrichte transactie die inbreuk maakt op de rechten van schuldeisers, kan door de toegewezen faillissementscurator of door een individuele schuldeiser worden aangevochten, op grond van het actio Pauliana-beginsel, en wel binnen één jaar vanaf de dag waarop die transactie bekend werd of had moeten worden. Betwisting van een transactie op grond van actio Pauliana kan enkel slagen als aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  1. de schuldeiser moet een onweerlegbare en valide aanspraak hebben, m.a.w. de schuldenaar is zijn verplichtingen niet naar behoren of in het geheel niet nagekomen;
  2. de transactie vormt een inbreuk op de rechten van de schuldeiser. Van een dergelijke inbreuk is sprake wanneer, als gevolg van de transactie, de schuldenaar insolvent wordt of wanneer een solvabele schuldenaar voorrang geeft aan een andere schuldeiser, of wanneer de transactie er weliswaar niet toe leidt dat de schuldenaar insolvent wordt, maar wel diens vermogen om zijn verplichtingen jegens de schuldenaar na te komen, aantast door bijvoorbeeld de waarde van de activa van de schuldenaar te verminderen (bijvoorbeeld wanneer activa worden verkocht tegen een prijs die aanzienlijk onder de marktwaarde ligt);
  3. de schuldenaar was niet verplicht om de betwiste transactie te verrichten;
  4. de schuldenaar heeft niet in goed vertrouwen gehandeld, aangezien hij wist dat hij met de transactie inbreuk maakte op de rechten van de schuldeisers;
  5. de derde die tegen betaling de bilaterale transactie met de schuldenaar is aangegaan, heeft niet in goed vertrouwen gehandeld.

Aanvullend gelden er ten tijde van de faillissements- of saneringsprocedure wettelijke beperkingen inzake de verkoop van de activa van de schuldenaar (zie ook het antwoord op vraag 10) en zijn transacties van de schuldenaar die in strijd met die beperkingen zijn verricht, nietig zodra zij tot stand zijn gekomen.

Laatste update: 09/06/2020

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Frans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Luxemburg

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Het Groothertogdom Luxemburg kent acht soorten insolventieprocedures.

Drie van deze procedures gelden alleen voor handelaren (natuurlijke personen en rechtspersonen):

  1. de faillissementsprocedure, als bedoeld in het Wetboek van Koophandel (Code de Commerce), heeft tot doel de activa van een handelaar die insolvent en niet-kredietwaardig is geworden, te gelde te maken;
  2. het akkoord met schuldeisers ter voorkoming van een faillissement, als bedoeld in de wet van 14 april 1886 betreffende het akkoord met schuldeisers ter voorkoming van een faillissement (loi du 14 avril 1886 concernant le concordat préventif de la faillite), is een procedure die onder bepaalde voorwaarden openstaat voor schuldenaren die aan de criteria voor een faillissement voldoen. Wanneer dit akkoord betrekking heeft op de afgifte van activa, heeft het net als het faillissement tot doel de activa van de betrokken handelaar te gelde te maken. Het akkoord onderscheidt zich echter van het faillissement, doordat de handelaar de gevolgen van de faillissementsprocedure vermijdt;
  3. de procedure voor beheer onder toezicht, als bedoeld in het groothertogelijke besluit van 24 mei 1935 betreffende beheer onder toezicht (arrêté grand-ducal du 24 mai 1935 instituant la gestion contrôlée), is gericht op het reorganiseren van de activiteiten van handelaren die daarom verzoeken. Deze procedure kan echter ook worden toegepast, wanneer handelaren hun activa optimaal te gelde willen maken.

Naast deze procedures voorziet het Luxemburgse recht (artikel 593 e.v. van het Wetboek van Koophandel) in een procedure waarbij aan handelaren onder bepaalde voorwaarden surseance van betaling kan worden verleend.

  1. Een vierde procedure staat alleen open voor natuurlijke personen die geen handelaar zijn: dit is de procedure voor overmatige schuldenlast, als bedoeld in de wet van 8 januari 2013 betreffende overmatige schuldenlast (loi du 8 janvier 2013 sur le surendettement), die tot doel heeft de verzoekende partijen in staat te stellen hun financiële situatie te verbeteren door een schuldaflossingsplan op te stellen.

Er zijn ook insolventieprocedures die specifiek gelden voor notarissen, kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen en instellingen voor collectieve belegging (aangezien deze procedures specifiek zijn voor een bepaalde beroepsgroep of bedrijfssector, worden zij in dit factsheet niet beschreven).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

1. Faillissement

De faillissementsprocedure wordt ingeleid door de faillissementsaanvraag van de schuldenaar, door een verzoek van een of meer schuldeisers om faillietverklaring van de schuldenaar of door een rechtbank.

Handelaren moeten het faillissement aanvragen bij de griffie van de districtsrechtbank voor handelszaken (tribunal d'arrondissement) in het rechtsgebied waar de handelaar zijn woonplaats of statutaire zetel heeft. Dit moet gebeuren binnen één maand na de datum waarop aan de faillissementsvoorwaarden wordt voldaan.

Wanneer een of meer schuldeisers van de schuldenaar het faillissement van de handelaar willen aanvragen, moeten zij een gerechtsdeurwaarder inschakelen. Deze roept de handelaar via een exploot op om binnen acht dagen (exploot met vaste datum) voor de districtsrechtbank voor handelszaken te verschijnen, zodat een beslissing kan worden genomen over de gronden van de faillissementsaanvraag.

Een faillissementsprocedure kan ook door een rechtbank worden ingeleid op basis van de informatie waarover deze beschikt. In dit geval moet de rechtbank de gefailleerde via de griffie oproepen om zijn situatie uit te leggen aan de rechtbank, die zitting houdt in kamers.

Alvorens een handelaar failliet te verklaren, moet de districtsrechtbank voor handelszaken (hierna "de handelsrechtbank" – tribunal de commerce) controleren of de persoon of vennootschap in kwestie aan de drie volgende voorwaarden voldoet:

  • status van handelaar: een natuurlijke persoon die in de uitoefening van zijn normale beroep (hoofdberoep of bijberoep) bij wet als commercieel omschreven handelingen uitvoert (bv. de in artikel 2 van het Wetboek van Koophandel vermelde handelingen), of een rechtspersoon die is opgericht in een van de vormen als bedoeld in de gewijzigde wet van 10 augustus 1915 betreffende handelsvennootschappen (loi modifiée du 10 août 1915 concernant les sociétés commerciales) (bv. naamloze vennootschap (société anonyme), besloten vennootschap (société à responsabilité limitée), coöperatie enz.);
  • staking van betalingen: dit houdt in dat onbetwistbare schulden die opeisbaar zijn (bv. lonen, sociale lasten enz.), niet worden betaald en termijnschulden of voorwaardelijke schulden en natuurlijke verplichtingen niet voldoende zijn; en
  • verlies van kredietwaardigheid: de handelaar kan niet langer krediet krijgen van banken, leveranciers of schuldeisers.

Hoewel de weigering of het onvermogen om één enkele onbetwistbare en opeisbare schuld (ongeacht het bedrag) te betalen, in beginsel voldoende is om de staat van staking van betalingen vast te stellen, betekent een simpel cashflowprobleem niet dat er sprake is van de staat van faillissement, mits de handelaar het krediet kan krijgen dat nodig is om de handelsactiviteiten voort te zetten en de verbintenissen na te komen.

2. Akkoord met schuldeisers ter voorkoming van een faillissement

Een akkoord met schuldeisers ter voorkoming van een faillissement is voorbehouden aan "onfortuinlijke schuldenaren die te goeder trouw handelen". Deze kenmerken worden door de rechtbank beoordeeld op basis van de omstandigheden van het geval.

Wanneer het verzoek wordt ingediend, wijst de handelsrechtbank een van zijn rechters aan om de situatie van de verzoekende partij te onderzoeken en een verslag op te stellen.

Op basis van dit verslag kan de rechtbank al dan niet instemmen met een respijttermijn om de handelaar in staat te stellen de schuldeisers akkoordvoorstellen te doen.

3. Beheer onder toezicht

Schuldenaren moeten een gemotiveerd verzoek indienen bij de handelsrechtbank voor het district waar zij hun hoofdactiviteiten verrichten, of waar hun statutaire zetel is gevestigd in het geval van een vennootschap.

Beheer onder toezicht is alleen mogelijk als een handelaar zijn kredietwaardigheid heeft verloren of niet al zijn verbintenissen kan nakomen. Bovendien moet in het verzoek worden gevraagd om de activiteiten van de schuldenaar te reorganiseren of om zijn activa optimaal te gelde te maken. Tot slot moeten volgens de jurisprudentie schuldenaren te goeder trouw handelen. In dit verband heeft de rechtbank de vrijheid om te beoordelen of de handelaar op basis van de feiten en omstandigheden van het geval te goeder trouw heeft gehandeld, zoals vereist is om voor deze procedure in aanmerking te komen.

4. Overmatige schuldenlast

Een overmatige schuldenlast van natuurlijke personen wordt omschreven als een situatie waarin een in het Groothertogdom Luxemburg woonachtige schuldenaar duidelijk niet in staat is om al zijn opeisbare en weldra opeisbare niet-zakelijke schulden te voldoen en om de verbintenis na te komen die hij is aangegaan om zich hoofdelijk borg te stellen voor de schulden van een eenmanszaak of een vennootschap of om deze schulden te betalen, mits hij rechtens of feitelijk geen bestuurder van die vennootschap is geweest.

De procedure voor collectieve schuldenregeling bestaat uit de drie volgende fasen:

  • de minnelijke fase, die plaatsvindt voor de Bemiddelingscommissie voor overmatige schuldenlast (Commission de médiation en matière de surendettement);
  • de gerechtelijke reorganisatiefase, die plaatsvindt voor het vredegerecht (juge de paix) van de woonplaats van de schuldenaar met een overmatige schuldenlast;
  • de schuldsaneringsfase, ook "persoonlijk faillissement" (faillite civile) genoemd, die plaatsvindt voor het vredegerecht van de woonplaats van de schuldenaar met een overmatige schuldenlast.

Er zij op gewezen dat de schuldsaneringsfase, die ondergeschikt is aan de twee andere fasen van de procedure voor collectieve schuldenregeling, alleen kan worden ingeleid, wanneer de schuldenaar met een overmatige schuldenlast zich in een onherstelbaar slechte situatie bevindt, die wordt omschreven als een situatie waarin de schuldenaar niet in staat is tot uitvoering van:

  • de maatregelen van de minnelijke regeling, of
  • de maatregelen die door de bemiddelingscommissie zijn voorgesteld als onderdeel van de minnelijke schikking, en
  • de maatregelen die in de gerechtelijke reorganisatieprocedure zijn vastgesteld.

Ook moet worden opgemerkt dat verzoeken om een minnelijke procedure moeten worden gericht aan de voorzitter van de bemiddelingscommissie.

Een aanvraagformulier voor een minnelijke procedure kan worden gedownload op het De link wordt in een nieuw venster geopend.volgende adres.

Bovendien moeten schuldeisers van de schuldenaar met een overmatige schuldenlast hun vorderingen indienen bij de Voorlichtings- en adviesdienst overmatige schuldenlast (Service d'information et de conseil en matière de surendettement). Een formulier voor het indienen van de vorderingen kan van de website http://www.justice.public.lu/fr/index.html worden gedownload op het De link wordt in een nieuw venster geopend.volgende adres.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

1. Faillissement

Nadat het faillissement is uitgesproken, wordt gefailleerden automatisch het recht ontnomen om hun activa te beheren, ook de activa die de gefailleerde na de faillietverklaring verwerft.

De ontneming van het beheersrecht heeft betrekking op alle roerende en onroerende activa van de gefailleerde. Dit mechanisme heeft tot doel de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te beschermen.

Over het algemeen gaat de curator naar de gebouwen van de gefailleerde om een inventarisatie te maken van de activa die zich daarin bevinden. De curator moet daarbij onderscheid maken tussen de activa die volledig eigendom zijn van de gefailleerde, en de activa waarop derden diverse eigendomsrechten kunnen doen gelden.

Bij de tegeldemaking van de roerende en onroerende activa zorgt de curator ervoor dat alle activa van de gefailleerde worden verkocht in het beste belang van de gezamenlijke schuldeisers. Om die activa te kunnen verkopen, heeft de curator toestemming van de rechtbank nodig. De roerende en onroerende activa moeten worden verkocht volgens de bepalingen van het Wetboek van Koophandel. De opbrengst moet worden gestort op de bankrekening die op naam van de insolventieprocedure is geopend.

2. Overmatige schuldenlast

De rechtbank laat de financiële en de sociale situatie van de schuldenaar beoordelen om de vorderingen te verifiëren en de waarde van de activa en passiva te bepalen.

Nadat de rechtbank heeft beslist om de schuldsaneringsprocedure in te leiden en heeft bepaald dat er activa zijn die te gelde kunnen worden gemaakt, gaat de rechtbank over tot de tegeldemaking van de activa van de schuldenaar.

De rechtbank beslist over alle betwiste vorderingen en gelast de tegeldemaking van de persoonlijke bezittingen van de schuldenaar. Alleen meubilair dat de schuldenaar nodig heeft voor zijn dagelijkse leven, en niet-zakelijke bezittingen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit, zijn uitgesloten. De activa van de schuldenaar met een overmatige schuldenlast worden in de schuldsaneringsprocedure te gelde gemaakt overeenkomstig de doelstelling van de wet, namelijk de financiële situatie van de schuldenaar te verbeteren door hem en zijn gezin een menswaardig leven mogelijk te maken.

De rechten en handelingen van de schuldenaar met betrekking tot zijn activa worden tijdens de tegeldemaking uitgeoefend door een door de rechtbank aangewezen vereffenaar.

De vereffenaar heeft zes maanden de tijd om de activa van de schuldenaar op minnelijke basis te verkopen of om een gedwongen verkoop te organiseren.

Gevolgen van de schuldsaneringsprocedure:

  1. Wanneer de opbrengst van de tegeldemaking van de activa voldoende is om de schuldeisers te voldoen, gelast de rechtbank beëindiging van de procedure.
  2. Wanneer de opbrengst van de tegeldemaking van de activa onvoldoende is om de schuldeisers te voldoen, gelast de rechtbank beëindiging wegens ontoereikende activa.
  3. Wanneer de schuldenaar alleen beschikt over het meubilair dat hij nodig heeft voor zijn dagelijkse leven, en over niet-zakelijke bezittingen die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit, gelast de rechtbank beëindiging wegens ontoereikende activa.
  4. Wanneer de activa geen marktwaarde hebben of wanneer verkoop van de activa onevenredig hoge kosten in vergelijking met hun marktwaarde met zich mee zou brengen, gelast de rechtbank beëindiging wegens ontoereikende activa.

Beëindiging wegens ontoereikende activa heeft tot gevolg dat alle niet-zakelijke schulden van de schuldenaar worden kwijtgescholden.

Bij de kwijtschelding van de niet-zakelijke schulden van de schuldenaar wordt echter geen rekening gehouden met:

  • schulden die een borg of medeschuldenaar heeft betaald in plaats van de schuldenaar;
  • in artikel 46 van de wet genoemde schulden, dat wil zeggen lopende betalingen van onderhoudsschulden en geldbedragen die aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden zijn toegekend wegens toegebracht lichamelijk letsel.

De in artikel 46 van de wet genoemde schulden kunnen echter worden kwijtgescholden, wanneer de betrokken schuldeiser heeft ingestemd met de verlichting, herschikking of kwijtschelding van de schulden in kwestie.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

1. Faillissement

Nadat het faillissement is uitgesproken, wordt gefailleerden automatisch het recht ontnomen om hun activa te beheren, ook de activa die de gefailleerde later verwerft.

Na de faillietverklaring wordt het beheer van de activa van de schuldenaar opgedragen aan een curator.

Wanneer de gefailleerde een rechtspersoon is, bestaat de insolvente boedel uit alle activa en passiva van de vennootschap, met uitzondering van rechten die vennoten in die hoedanigheid bezitten.

Curatoren worden gekozen uit degenen die de beste garanties kunnen bieden op het gebied van intelligentie en zorgvuldigheid van hun beheer.

In de praktijk kiezen rechters bij de districtsrechtbank voor handelszaken de curatoren uit de lijst van advocaten. Wanneer dit nodig is in het belang van de gefailleerde, kan de rechtbank echter ook notarissen of accountants/auditoren benoemen.

Zoals bij alle procedures waarbij handelaren zijn betrokken, is de handelsrechtbank bevoegd in faillissementszaken.

Het is derhalve de handelsrechtbank die het faillissement uitspreekt, de datum van de staking van betalingen bepaalt, de verschillende betrokkenen (rechter-commissaris, curator) benoemt, de datum voor de indiening van vorderingen en de datum voor de voltooiing van het verslag inzake de verificatie van de vorderingen vaststelt, en de beëindiging van de faillissementsprocedure gelast.

Het beheer van de activa wordt opgedragen aan een door de rechtbank aangewezen curator, die verantwoordelijk is voor de tegeldemaking van de activa van de schuldenaar en de verdeling van de opbrengst onder de verschillende schuldeisers, overeenkomstig de regels voor preferente vorderingen en zakelijke zekerheden.

De rechter-commissaris is verantwoordelijk voor het toezicht op de faillissementsprocedure, het beheer en de tegeldemaking. Tijdens een zitting brengt hij verslag uit over eventuele geschillen en geeft hij opdracht om dringende maatregelen te nemen, teneinde de insolvente boedel veilig te stellen en te beschermen. Tevens leidt hij de vergaderingen van schuldeisers van de gefailleerde.

Nadat het faillissement is uitgesproken, wordt failliete handelaren het recht ontnomen om hun activa te beheren en kunnen zij niet langer betalingen verrichten of transacties of andere handelingen met betrekking tot die activa uitvoeren.

2. Overmatige schuldenlast

Wat betreft de verplichtingen van de schuldenaar en de gevolgen voor de activa van de schuldenaar van het inleiden van de procedure voor collectieve schuldenregeling, moet worden opgemerkt dat de schuldenaar is onderworpen aan een verplichting van goed gedrag.

Tijdens de periode van goed gedrag:

  • moet de schuldenaar met de bij de procedure betrokken autoriteiten en instanties samenwerken door uit eigen beweging informatie te verstrekken over zijn activa, inkomsten en schulden, en eventuele wijzigingen in zijn situatie;
  • moet de schuldenaar voor zover mogelijk een bezoldigde bezigheid verrichten die aansluit bij zijn capaciteiten;
  • mag de schuldenaar zijn insolventie niet verergeren en moet hij plichtsgetrouw handelen om zijn schulden te verminderen;
  • mag de schuldenaar geen schuldeisers bevoordelen, met uitzondering van onderhoudsgerechtigden voor lopende betalingen, verhuurders voor lopende huurbetalingen voor huisvesting die aan de basisbehoeften van de schuldenaar voldoet, leveranciers van goederen en diensten die noodzakelijk zijn voor een waardig leven, en schuldeisers voor lopende betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de betaling door de schuldenaar van schadevergoeding wegens lichamelijk letsel als gevolg van opzettelijke gewelddaden;
  • moet de schuldenaar de verbintenissen in het kader van de procedure nakomen.

Bij de procedure zijn twee typen instanties betrokken, afhankelijk van de vraag of de procedure zich in de minnelijke fase of de gerechtelijke fase bevindt.

De minnelijke fase vindt plaats voor de bemiddelingscommissie. De leden van de bemiddelingscommissie worden door de Minister benoemd. De commissie heeft een voorzitter en een secretaris en komt ten minste eenmaal per kwartaal bijeen. Om lid van de bemiddelingscommissie te kunnen worden, moeten de kandidaten onder meer een verklaring omtrent het gedrag overleggen. Na hun benoeming zijn de leden wettelijk verplicht de Minister in kennis te stellen van eventuele tegen hen gevoerde strafrechtelijke procedures of uitgesproken strafrechtelijke veroordelingen, zodat zij kunnen worden vervangen. De leden van de bemiddelingscommissie ontvangen een toelage van 10 EUR per zitting en de voorzitter ontvangt een toelage van 20 EUR per zitting.

De bemiddelingscommissie beslist met name of verzoeken om de procedure moeten worden aanvaard en of ingediende vorderingen toelaatbaar zijn. Ook heeft de commissie tot taak ontwerpen voor minnelijke regelingen die naar aanleiding van een onderzoek door de Voorlichtings- en adviesdienst overmatige schuldenlast (hierna: "de Dienst") bij haar zijn ingediend, goed te keuren of te wijzigen.

Als de voorgestelde regeling binnen zes maanden na goedkeuring van de procedure door de commissie niet door de belanghebbende partijen is aanvaard, stelt de commissie een verslag op waarin wordt vermeld dat de minnelijke procedure is mislukt. Binnen twee maanden na de datum waarop dit verslag in het register is gepubliceerd, kan de schuldenaar een gerechtelijke reorganisatieprocedure aanhangig maken bij het vredegerecht van zijn woonplaats. Als de schuldenaar dit verzoek niet binnen de aangegeven termijn indient, kan hij pas een nieuwe procedure voor collectieve schuldenregeling aanhangig maken, nadat een periode van twee jaar is verstreken sinds de datum waarop het verslag in het register is gepubliceerd.

Na het inleiden van de gerechtelijke reorganisatiefase worden de partijen opgeroepen om voor het vredegerecht te verschijnen, dat van hen kan verlangen alle documenten of informatie te verstrekken aan de hand waarvan de activa en/of passiva van de schuldenaar kunnen worden vastgesteld.

Op basis van de verstrekte informatie stelt de rechtbank een reorganisatieplan op, waarin maatregelen worden opgenomen die de schuldenaar in staat stellen zijn verbintenissen na te komen.

Het door de rechtbank opgestelde reorganisatieplan geldt maximaal zeven jaar en vervalt in een beperkt aantal gevallen (met name wanneer de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen in het kader van het reorganisatieplan heeft voldaan).

3. Beheer onder toezicht

In procedures voor beheer onder toezicht staan schuldenaren hun beslissingsbevoegdheid af aan de bewindvoerders, die een inventaris moeten opstellen en een reorganisatieplan of een plan voor de tegeldemaking en verdeling van de activa moeten overleggen. Ook is het schuldenaren verboden te handelen op een wijze die de werkzaamheden van de in deze procedure benoemde bewindvoerders kan belemmeren.

4. Akkoord met schuldeisers

Tijdens de procedure voor een akkoord met schuldeisers kan de schuldenaar niets verkopen of verhypothekeren en ook geen verbintenissen aangaan zonder toestemming van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris stelt de inventaris op en beoordeelt de situatie van het bedrijf, en hij kan zo nodig de bijstand van deskundigen inroepen.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De verschillende hierboven vermelde procedures hebben geen nadelige gevolgen voor de preferente vorderingen van schuldeisers, behalve de procedure voor een akkoord met schuldeisers.

1. Akkoord met schuldeisers

Schuldeisers met zakelijke zekerheden die aan de stemming deelnemen, verliezen hun status van preferente schuldeiser (artikel 10 van de wet van 14 april 1886).

2. Faillissement

"Met betrekking tot faillissement is het vaste rechtspraak dat er na de faillietverklaring geen wettelijke, gerechtelijke of minnelijke verrekening meer mogelijk is, ook niet tussen reeds bestaande vorderingen, wanneer zij tot dat moment een van de drie kenmerken liquiditeit, opeisbaarheid en fungibiliteit misten. Hoewel de faillietverklaring dus wettelijke verrekening kan beletten, mag niet worden geconcludeerd dat dit absoluut is of terugwerkende kracht heeft. De faillietverklaring heeft geen gevolgen voor wettelijke verrekening, wanneer aan de voorwaarden daarvoor werd voldaan, voordat de faillissementsprocedure werd ingeleid. Het Hof van Beroep (Cour d'appel) heeft geoordeeld dat 'de verdachte periode dit soort verrekening niet belet. Wettelijke verrekening is mogelijk ondanks de staking van betalingen. Het is geen handeling van de schuldenaar, aangezien de handeling buiten zijn medeweten plaatsvindt. Artikel 445 van het Wetboek van Koophandel is daarop niet van toepassing.'

Wat gerechtelijke verrekening betreft: daartoe kan geen opdracht worden gegeven, nadat de collectieve procedure is ingeleid. Gerechtelijke verrekening is echter wel mogelijk tijdens de verdachte periode, mits de betreffende beschikking definitief is geworden (niet vatbaar is voor beroep). In dit geval kan verrekening pas werking hebben vanaf de datum van de beschikking.

Wat minnelijke verrekening betreft: daarvan kan uiteraard geen sprake meer zijn, nadat de collectieve procedure is ingeleid. Bovendien kan geen minnelijke verrekening plaatsvinden tijdens de verdachte periode, omdat minnelijke verrekening in artikel 445 van het Wetboek van Koophandel wordt beschouwd als een ongebruikelijke betaalmethode die nietig wordt verklaard [1]."

Er moet echter worden opgemerkt dat de wet van 5 augustus 2005 betreffende financiële garanties (loi du 5 août 2005 sur les garanties financières) voorziet in specifieke uitzonderingen op de hierboven beschreven regels met betrekking tot bijvoorbeeld verrekeningsovereenkomsten die tussen partijen kunnen worden afgesloten op de datum waarop de insolventieprocedure wordt ingeleid (of zelfs daarna — zie artikel 18 e.v. van de wet van 5 augustus 2005 betreffende financiële garanties).

3. Beheer onder toezicht

Met betrekking tot beheer onder toezicht, het akkoord met schuldeisers of surseance van betaling is geen verrekening meer mogelijk, nadat de schuldenaren de beschikkingsvrijheid over hun rechten en activa hebben verloren.


[1] "La compensation comme garantie d'une créance sur un débiteur en faillite", Pierre Hurt, J.T., 2010, blz. 30.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Een van de belangrijkste problemen waarmee curatoren worden geconfronteerd, nadat de faillissementsprocedure is ingeleid, betreft lopende contracten die vóór de faillietverklaring zijn afgesloten. Met uitzondering van arbeidscontracten die van rechtswege eindigen op de datum waarop het faillissement wordt uitgesproken (artikel 12‑1 van het Wetboek van Arbeid (Code du travail)), wordt er traditioneel van uitgegaan dat lopende contracten worden voortgezet, totdat zij door de curator worden beëindigd.

De curator moet de betrokken belangen tegen elkaar afwegen bij zijn beslissing of deze contracten tijdelijk moeten worden voortgezet. Als er clausules in het contract staan die bepalen dat het contract wordt beëindigd, wanneer een van de partijen failliet wordt verklaard, dient te worden beslist of de curator de toepasselijkheid van deze clausules moet betwisten (gelet op het feit dat de geldigheid van deze clausules discutabel is; zo worden deze clausules in België als ongeldig beschouwd in het kader van handelshuurcontracten).

In elk geval is de keuze tussen uitvoering en beëindiging van deze contracten in beginsel de uitsluitende verantwoordelijkheid van de curator. In geval van betwisting door de andere partij die zich beroept op beëindiging van het contract van rechtswege wegens faillissement, stelt de curator zich bloot aan een juridische procedure met een onzekere uitkomst en aan nieuwe kosten voor de insolvente boedel [1].


[1] "Les procédures collectives au Luxembourg", Yvette Hamilius en Brice Hellinckx (auteurs van hoofdstuk 3), Editions Larcier, 2014, blz. 86.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

1. Procedures voor een akkoord met schuldeisers, faillissement, surseance van betaling en beheer onder toezicht

In procedures voor een akkoord met schuldeisers, faillissement, surseance van betaling en beheer onder toezicht worden executiemaatregelen ten aanzien van handelaren en hun activa opgeschort. Er is in het groothertogdom echter geen enkele wettekst van toepassing die schuldeisers belet maatregelen te nemen om de integriteit van de activa van hun schuldenaar te beschermen.

In al deze procedures hebben schuldenaren niet langer de beschikkingsvrijheid over hun activa. "Van de faillietverklaring tot de beëindiging van de procedure kan niet op rechtsgeldige wijze een procedure tegen alleen de gefailleerde worden aangespannen met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel" (Lux. 12 januari 1935, Pas. 14, blz. 27). "Concurrente schuldeisers en schuldeisers met een algemene preferente vordering kunnen tijdens het faillissement geen rechtsvordering instellen tegen de gefailleerde en evenmin tegen de curator, maar kunnen alleen optreden door hun vordering in te dienen of een procedure tot erkenning van hun vordering aanhangig te maken" (Cass. donderdag 13 november 1997, Pas. 3030, blz. 265).

In bepaalde gevallen kunnen echter beschikkingshandelingen worden uitgevoerd met toestemming van de door de handelsrechtbank gemachtigde persoon (met betrekking tot surseance van betaling of beheer onder toezicht).

Bovendien worden door de faillietverklaring nog niet vervallen schulden opeisbaar en wordt de toepassing van rente onderbroken.

2. Overmatige schuldenlast

Wat de collectieve schuldenregeling betreft, worden door de beslissing van de bemiddelingscommissie om het verzoek van de schuldenaar te aanvaarden, eventuele executiemaatregelen ten aanzien van het vermogen van de schuldenaar van rechtswege opgeschort (behalve maatregelen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen), wordt de toepassing van rente onderbroken en worden nog niet vervallen schulden opeisbaar.

Als de minnelijke fase mislukt, kan het vredegerecht waarvoor de gerechtelijke fase wordt behandeld, eventuele executiemaatregelen opschorten onder dezelfde voorwaarden als hierboven vermeld.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Rechtszaken die al lopen wanneer de insolventieprocedure wordt ingeleid, kunnen rechtsgeldig worden voortgezet door de curator die in die hoedanigheid optreedt. De verzoekende partijen moeten in dergelijke gevallen echter de procedure reguleren door de curator in te schakelen, die als enige bevoegd is de failliete schuldenaar rechtsgeldig te vertegenwoordigen.

Wanneer de zaak tegen de schuldenaar is gericht, verkrijgen de schuldeisers die de procedure vóór het faillissement hebben aangespannen, een zekerheid die zij bij de tegeldemaking kunnen gebruiken. Deze zekerheid kan echter niet worden uitgewonnen, aangezien de faillietverklaring tot gevolg heeft dat de schuldenaar zijn activa niet meer mag beheren.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

1. Faillissement

Door publicatie van de faillietverklaring in een of meer in Luxemburg verspreide dagbladen worden de schuldeisers erover geïnformeerd dat hun schuldenaar failliet is gegaan. Vervolgens moeten zij binnen de in de faillietverklaring gestelde termijn hun vorderingen, samen met hun zekerheden, indienen bij de griffie van de districtsrechtbank voor handelszaken. De griffier registreert de vorderingen en verstrekt een ontvangstbewijs.

De formulieren voor het aanmelden van vorderingen moeten worden ondertekend en moeten de achternaam, de voornaam, het beroep en het adres van de schuldeisers bevatten, alsook het bedrag van de vordering, de redenen voor de vordering en eventuele aan de vordering verbonden garanties of zekerheden. De diverse ingediende vorderingen worden vervolgens geverifieerd in aanwezigheid van de curator, de failliete schuldenaar en de rechter-commissaris.

Tijdens deze procedure kunnen schuldeisers in geval van een geschil worden opgeroepen om tijdens het kruisverhoor gedetailleerde uitleg te geven over hun vordering en de gegrondheid of het exacte bedrag ervan.

Als de curator heeft kunnen vaststellen welke activa onder de schuldeisers kunnen worden verdeeld, roept hij deze laatsten op voor een vergadering waarin de rekeningen worden gepresenteerd. Tijdens deze vergadering kunnen de schuldeisers hun mening geven over het verdelingsplan.

Als er onvoldoende activa zijn, wordt het faillissement voor beëindigd verklaard.

Als de curator zijn taak niet naar tevredenheid van de schuldeisers vervult, kunnen deze laatsten hun klachten indienen bij de rechter-commissaris, die zo nodig de curator kan vervangen.

2. Beheer onder toezicht

In de procedure voor beheer onder toezicht moeten de bewindvoerders aan de schuldeisers gedetailleerde informatie over het reorganisatieplan of het plan voor de tegeldemaking van de activa verstrekken.

In dit geval kunnen de schuldeisers worden uitgenodigd om opmerkingen te maken. De schuldeisers moeten binnen 15 dagen na ontvangst van de kennisgeving aan de griffie meedelen of zij het plan aanvaarden of verwerpen. Het plan kan alleen worden uitgevoerd wanneer het wordt aanvaard door meer dan de helft van de schuldeisers wier vorderingen meer dan de helft van de schulden vertegenwoordigen.

3. Akkoord met schuldeisers

In de procedure voor een akkoord met schuldeisers wordt een vergadering van schuldeisers belegd om hen in staat te stellen de akkoordvoorstellen van de rechter-commissaris te bespreken. De schuldeisers moeten daarom hun vorderingen aanmelden en tevens aangeven of zij de akkoordvoorstellen aanvaarden.

De schuldeisers kunnen vervolgens ook opmerkingen maken tijdens de hoorzitting voor de goedkeuring van het akkoord. Ook kunnen zij tegen de beslissing tot goedkeuring van het akkoord beroep instellen, wanneer zij niet voor de vergadering van schuldeisers waren uitgenodigd of wanneer zij tegen de akkoordvoorstellen hebben gestemd.

4. Overmatige schuldenlast

Tijdens de minnelijke fase moeten de schuldeisers eerst hun vorderingen indienen bij de Voorlichtings- en adviesdienst overmatige schuldenlast. De schuldeisers kunnen vervolgens actief deelnemen aan de goedkeuring van een minnelijke regeling door deze dienst.

De Voorlichtings- en adviesdienst overmatige schuldenlast roept vervolgens de schuldeisers bijeen en licht de in de minnelijke regeling gedane voorstellen toe. Ten minste 60 % van de schuldeisers wier vorderingen 60% van alle vorderingen vertegenwoordigen, moet aangeven dat zij de minnelijke regeling aanvaarden om deze als aanvaard te kunnen beschouwen. Als er geen reactie van de schuldeisers wordt ontvangen, worden zij geacht met de voorstellen in te stemmen.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Curatoren in een faillissement vertegenwoordigen zowel de gefailleerde als zijn gezamenlijke schuldeisers. In deze dubbele hoedanigheid zijn zij niet alleen verantwoordelijk voor het beheren van de activa van de gefailleerde, maar mogen zij ook als eisende of verwerende partij toezicht uitoefenen op alle maatregelen ter bescherming van de activa die als zekerheid voor de schuldeisers moeten worden gebruikt, en die activa terugvorderen of verhogen in het gemeenschappelijke belang van de schuldeisers (Hof van Beroep, 2 juli 1880, Pas. 2, blz. 49).

De curator kan alle maatregelen nemen die betrekking hebben op de gemeenschappelijke zekerheid voor de schuldeisers (de activa van de gefailleerde), dat wil zeggen alle maatregelen om die activa terug te vorderen, te beschermen of te gelde te maken (Hof van Beroep, 25 februari 2015, Pas. 37, blz. 483).

Wat lopende contracten na de faillietverklaring betreft, moet de curator beslissen of deze moeten worden beëindigd, dan wel of het beter zou zijn, wanneer er middelen kunnen vrijkomen, om de uitvoering ervan voort te zetten, teneinde later aan de verplichtingen van de gefailleerde te kunnen voldoen.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Alle schuldeisers moeten hun vordering aanmelden, ongeacht de aard van de vordering en of zij een preferente vordering hebben. Een uitzondering op deze procedure zijn vorderingen die voortvloeien uit de boedel, dat wil zeggen vorderingen die later ontstaan en in het belang van de faillissementsprocedure zijn (bv. kosten van de curator, huur die na de faillietverklaring verschuldigd is enz.).

Vorderingen die uit de boedel voortvloeien, nadat de insolventieprocedure is ingeleid en die het gevolg zijn van het beheer van het faillissement of de voortzetting van bepaalde activiteiten van het failliete bedrijf, worden eerst voldaan, voordat de rest van de activa onder de gezamenlijke schuldeisers wordt verdeeld. Uit de boedel voortvloeiende vorderingen worden daarom in alle gevallen vóór die van andere schuldeisers voldaan.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

1. Faillissement

In een faillissementsprocedure wordt de faillietverklaring op verschillende manieren gepubliceerd (pers, registratie bij de handelsrechtbank), zodat de situatie onder de aandacht van de schuldeisers van de failliete schuldenaar wordt gebracht en deze zich vervolgens bekend kunnen maken (artikel 472 van het Wetboek van Koophandel).

De schuldeisers moeten vervolgens hun vordering bij de griffie van de handelsrechtbank indienen en hun bewijsstukken overleggen (artikel 496 van het Wetboek van Koophandel).

Een formulier waarop de schuldeisers de vordering kunnen aanmelden, is online beschikbaar op het De link wordt in een nieuw venster geopend.volgende adres.

De vorderingen worden geverifieerd door de curator die voor de tegeldemaking verantwoordelijk is, en kunnen door hem worden betwist (artikel 500 van het Wetboek van Koophandel).

Elke ingediende vordering die wordt betwist, wordt aan de rechter voorgelegd.

Ontstaat er echter een geschil dat door zijn inhoud niet onder de jurisdictie van de districtsrechtbank voor handelszaken valt, dan wordt het geschil voor een beslissing ten gronde aan de bevoegde rechtbank voorgelegd. Het geschil wordt ook aan de districtsrechtbank voor handelszaken voorgelegd voor een beschikking overeenkomstig artikel 504 over de bedragen die door de betrokken schuldeisers in het kader van de besprekingen over het akkoord kunnen worden gevorderd (artikel 502).

2. Akkoord met schuldeisers

In de procedure voor een akkoord met schuldeisers moet de schuldenaar die om een akkoord verzoekt, in het verzoek de identiteit en de adressen van de schuldeisers en de bedragen van hun vorderingen aangeven (artikel 3 van de wet van 14 april 1886).

De schuldeisers worden in kennis gesteld bij aangetekende brief (artikel 8 van de wet van 14 april 1886), waarin zij worden uitgenodigd om deel te nemen aan de akkoordvergadering.

De uitnodiging wordt ook in de pers gepubliceerd.

Tijdens de akkoordvergadering geven de schuldeisers het bedrag van hun vordering aan.

Zoals hierboven aangegeven, verliezen schuldeisers met door zakelijke zekerheden gedekte vorderingen die aan de stemming deelnemen, hun status van preferente schuldeiser (artikel 10 van de wet van 14 april 1886).

3. Surseance van betaling

In de procedure voor surseance van betaling moet de schuldenaar ook een lijst van schuldeisers overleggen waarin hun naam, het bedrag van hun vordering en hun adres zijn vermeld.

De schuldeisers worden voor een vergadering uitgenodigd bij aangetekende brief (artikel 596 van het Wetboek van Koophandel) en in de pers.

Tijdens de vergadering moeten zij het bedrag van hun vordering aangeven (artikel 597 van het Wetboek van Koophandel).

4. Beheer onder toezicht

In procedures voor beheer onder toezicht is er geen procedure voor het indienen en aanvaarden van vorderingen. Schuldenaren moeten in hun verzoek de rechtbank in kennis stellen van de identiteit van hun schuldeisers.

Deze schuldeisers worden vervolgens door de rechtbank in kennis gesteld van het reorganisatieplan of het plan voor de tegeldemaking van de activa dat de door de rechtbank benoemde bewindvoerders hebben opgesteld.

5. Procedure voor overmatige schuldenlast

De schuldeisers van de schuldenaar met een overmatige schuldenlast moeten binnen één maand na publicatie van de collectieve schuldenregeling in het register hun vorderingen indienen bij de Voorlichtings- en adviesdienst overmatige schuldenlast.

De aanmelding van de vorderingen moet voldoen aan de artikelen 6 en 7 van de groothertogelijke verordening van 17 januari 2014 tot uitvoering van de wet van 8 januari 2013 betreffende overmatige schuldenlast (règlement grand-ducal du 17 janvier 2014 portant exécution de la loi du 8 janvier 2013 concernant le surendettement).

Er is een De link wordt in een nieuw venster geopend.aanmeldingsformulier beschikbaar waarvan de schuldeisers gebruik kunnen maken.

De bemiddelingscommissie onderzoekt of de vorderingen toelaatbaar zijn.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Het uitgangspunt in het faillissementsrecht is dat iedere schuldeiser een gelijk aandeel in verhouding tot het bedrag van zijn vordering moet ontvangen.

Sommige schuldeisers met een zekerheid of een preferente vordering worden het eerst voldaan.

Preferente schuldeisers worden gerangschikt in een wettelijke volgorde die overheidsbeleid is (verhuurders van onroerend goed, hypotheekhouders, schuldeisers met zekerheden op de bedrijfsmiddelen, en met name de schatkist in de meest brede zin).

In het algemeen verwijst de curator naar de artikelen 2096 tot en met 2098, 2101 en 2102 van het Burgerlijk Wetboek (Code civil).

De curator moet elke vordering verifiëren onder verwijzing naar de wet en de jurisprudentie.

De voor concurrente schuldeisers beschikbare nettoactiva moeten op pro rata-basis worden verdeeld overeenkomstig artikel 561, eerste alinea, van het Wetboek van Koophandel.

Zodra de curator het bedrag van de door de rechtbank vastgestelde kosten weet, de preferente schuldeisers heeft gerangschikt en het voor verdeling onder de concurrente schuldeisers resterende bedrag kent, stelt hij een plan voor de verdeling van de activa op dat eerst wordt voorgelegd aan de rechter-commissaris. Overeenkomstig artikel 533 van het Wetboek van Koophandel nodigt de curator alle schuldeisers bij aangetekende brief uit voor de vergadering waarin de rekeningen worden gepresenteerd. Bij de brief voegt hij een afschrift van het plan voor de verdeling van de activa.

De gefailleerde moet van de vergadering in kennis worden gesteld door een gerechtsdeurwaarder of door publicatie in een Luxemburgs dagblad.

Tenzij de presentatie van de rekeningen door de curator wordt betwist door een schuldeiser, legt de curator de notulen van de presentatievergadering (op basis van het plan voor de verdeling van de activa) ter ondertekening voor aan de rechter-commissaris en de griffier.

Na de presentatie van de rekeningen voldoet de curator de schuldeisers.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

1. Faillissement

In een faillissementsprocedure kan de curator na uitvoering van de betalingen verzoeken om beëindiging van de procedure, waarna de beëindigingsbeschikking volgt die, zoals de naam al zegt, de faillissementsprocedure beëindigt.

Op grond van artikel 536 van het Wetboek van Koophandel kunnen gefailleerden die niet op grond van nalatigheid of fraude strafbaar failliet zijn verklaard, niet langer worden achtervolgd door hun schuldeisers, tenzij binnen zeven jaar na de beëindigingsbeschikking wegens ontoereikende activa hun financiële situatie verbetert.

Op grond van artikel 586 van het Wetboek van Koophandel kan aan gefailleerden die alle verschuldigde bedragen (hoofdsom, rente en kosten) volledig betalen, kwijting worden verleend door indiening van een verzoek daartoe bij het Hooggerechtshof (Cour supérieure de justice).

2. Akkoord met schuldeisers, surseance van betaling, beheer onder toezicht

In procedures voor een akkoord met schuldeisers, surseance van betaling en beheer onder toezicht wordt met de beslissing van de rechtbank tot goedkeuring van de betrokken maatregel de procedure beëindigd.

De rechtbank kan aan de failliete schuldenaar civielrechtelijke of strafrechtelijke sancties opleggen.

Als de rechtbank vaststelt dat het faillissement door ernstig en duidelijk wangedrag van de gefailleerde is veroorzaakt, kan hij de gefailleerde verbieden om hetzij rechtstreeks, hetzij via een andere persoon een bedrijfsactiviteit uit te oefenen. Dit verbod geldt ook voor het bekleden van een functie met beslissingsbevoegdheid bij een vennootschap.

Andere civielrechtelijke sancties omvatten voor faillissementen van handelsvennootschappen de mogelijkheid het faillissement uit te breiden tot hun bestuurders en de mogelijkheid om maatregelen te nemen op grond van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek (algemene wettelijke aansprakelijkheid) en de artikelen 59 en 192 van de wet op de handelsvennootschappen (loi sur les sociétés commerciales).

Ook kunnen aan de gefailleerde strafrechtelijke sancties (bij een strafbaar faillissement) worden opgelegd.

In een akkoord met schuldeisers moeten personen die van deze procedure gebruikmaken, hun schuldeisers terugbetalen als hun financiële situatie verbetert (artikel 25 van de wet van 14 April 1886 betreffende het akkoord met schuldeisers ter voorkoming van een faillissement).

Een akkoord met schuldeisers heeft geen gevolgen voor de volgende schulden:

  • belastingen en andere overheidsheffingen;
  • vorderingen die door preferente rechten, hypotheken of zekerheden zijn gedekt;
  • vorderingen met betrekking tot levensonderhoud.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Als er na beëindiging van de insolventieprocedure nog activa zijn, ontvangen de schuldeisers het volledige bedrag of een deel van het bedrag van hun vorderingen overeenkomstig de in de beëindigingsbeschikking aanvaarde verdelingsvoorwaarden.

Wanneer een gefailleerde niet strafbaar failliet is verklaard op grond van nalatigheid of fraude, kan hij niet langer worden achtervolgd door zijn schuldeisers, tenzij binnen zeven jaar na de beschikking tot beëindiging van de faillissementsprocedure zijn financiële situatie verbetert.

Schuldeisers kunnen ook een zaak aanspannen op grond van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek om de algemene wettelijke aansprakelijkheid van bestuurders van de failliete vennootschap in te roepen of een zaak aanhangig maken op grond van de artikelen 59 en 192 van de wet op de handelsvennootschappen (aansprakelijkheid van bestuurders en managers in de uitoefening van hun mandaat).

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten van de faillissementsaanvraag zijn opgenomen in de kosten van de insolvente boedel.

Aangezien deze kosten in het belang van de faillissementsprocedure worden gemaakt, worden zij uit de failliete boedel betaald, voordat de curator de rest van de activa onder de diverse schuldeisers verdeelt.

In de wet van 29 maart 1893 betreffende rechtsbijstand en de schuldenprocedure (loi du 29 mars 1893 concernant l'assistance judiciaire et la procédure en débet) zijn in de artikelen 1 en 2 de verschillende kosten opgenomen die uit de in het kader van de insolventieprocedure voorgeschreven formaliteiten kunnen voortvloeien, en wordt de volgorde van de betaling daarvan bepaald, wanneer de activa ontoereikend zijn.

De bevoegde districtsrechtbank stelt het honorarium van de curator vast op basis van de groothertogelijke verordening van 18 juli 2003 (règlement grand-ducal du 18 juillet 2003).

De curator moet aan de districtsrechtbank voor handelszaken een overzicht van de kosten en de honoraria op basis van de gerecupereerde activa overleggen.

In artikel 536-1, tweede alinea, van het Wetboek van Koophandel is bepaald dat de kosten en honoraria van faillissementen die wegens ontoereikende activa zijn beëindigd, door de Dienst Indirecte Belastingen (Administration de l'Enregistrement) worden voorgeschoten onder de voorwaarden van de wet van 29 maart 1893 betreffende rechtsbijstand en de schuldenprocedure.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

1. Faillissement

In de faillietverklaring kan de datum van staking van betalingen door de gefailleerde worden vastgesteld op een eerdere datum dan de datum van de faillietverklaring. Deze datum kan echter niet meer dan zes maanden vóór de faillietverklaring liggen.

Om de belangen van schuldeisers te beschermen, wordt de periode tussen de staking van betalingen en de faillietverklaring als "verdachte periode" beschouwd.

Bepaalde handelingen die tijdens deze periode worden uitgevoerd en de rechten van schuldeisers kunnen schaden, zijn nietig. Daarbij gaat het met name om:

  • handelingen met betrekking tot roerende of onroerende goederen die de gefailleerde om niet of tegen betaling heeft verkocht, wanneer de verkoopprijs duidelijk veel lager is dan de waarde van het goed in kwestie;
  • alle betalingen in contanten of door overschrijving, verkoop, verrekening of anderszins voor schulden die nog niet opeisbaar zijn;
  • alle betalingen anders dan in contanten of met gebruikmaking van commerciële instrumenten voor schulden die opeisbaar zijn;
  • hypothecaire of andere zakelijke rechten die door de schuldenaar zijn verleend voor schulden die vóór de staking van betalingen zijn aangegaan.

Voor andere handelingen wordt het beginsel van nietigheid evenwel niet automatisch toegepast.

Bijgevolg zijn bepaalde betalingen van de gefailleerde voor opeisbare schulden en andere tegen betaling verrichte handelingen tijdens de verdachte periode vernietigbaar, wanneer wordt bewezen dat de derde die de betalingen heeft ontvangen of die met de gefailleerde heeft onderhandeld, van de staking van betalingen op de hoogte was.

Wanneer een schuldeiser weet dat een schuldenaar verbintenissen niet kan nakomen, mag die schuldeiser niet om een voorkeursbehandeling vragen ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers.

De link wordt in een nieuw venster geopend.Hypothecaire en preferente rechten die op rechtsgeldige wijze zijn verworven, kunnen worden ingeschreven tot de datum van faillietverklaring. Rechten die in de tien dagen vóór de datum van staking van betalingen of daarna zijn ingeschreven, kunnen echter nietig worden verklaard wanneer meer dan vijftien dagen zijn verstreken tussen de datum van de hypotheekakte en de datum van inschrijving.

Tot slot worden handelingen of betalingen met bedrieglijke benadeling van schuldeisers, dat wil zeggen wanneer deze door de schuldenaar zijn verricht met volledige kennis van de nadelige gevolgen daarvan voor de schuldeiser (door vermindering van de insolvente boedel, niet-inachtneming van de rangorde van de vorderingen enz.), als nietig beschouwd, ongeacht de datum waarop zij zijn uitgevoerd.

Het concept van de verdachte periode geldt niet voor financiële zekerheidsovereenkomsten en evenmin in gevallen van overdracht van toekomstige vorderingen aan een securitisatie-instelling.

2. Akkoord met schuldeisers

Tijdens de procedure om tot een akkoord met schuldeisers te komen, mogen schuldenaren niets overdragen of verhypothekeren en ook geen verbintenissen aangaan zonder toestemming van de rechter-commissaris.

3. Beheer onder toezicht

Vanaf de datum van de beslissing tot benoeming van een rechter-commissaris om een inventarisatie van het bedrijf te maken, kan de handelaar, op straffe van nietigheid, geen roerende bedrijfsmiddelen overdragen, verbinden of ontvangen, noch daarop zekerheden of hypotheken vestigen zonder schriftelijke toestemming van de rechter-commissaris.

Ook moet worden opgemerkt dat de wet betreffende beheer onder toezicht voorziet in strafrechtelijke sancties voor handelaren die een deel van hun activa hebben verborgen, het bedrag van hun verplichtingen hebben overdreven of schuldeisers bij de zaak hebben betrokken wier vorderingen zijn overdreven.

4. Overmatige schuldenlast

De rechter kan in voorkomend geval personen aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het bieden van sociale en educatieve bijstand en bijstand op het gebied van financieel beheer om te waarborgen dat het deel van de inkomsten van de schuldenaar dat niet is toegewezen om schulden af te lossen, wordt gebruikt voor de doeleinden waarvoor het is bestemd.

Bij het uitvoeren van hun werkzaamheden zijn deze personen gemachtigd alle maatregelen te nemen om te voorkomen dat dit deel van de inkomsten voor een ander doel dan zijn natuurlijke doel wordt gebruikt of dat de belangen van het gezin van de schuldenaar worden geschaad.

Laatste update: 29/10/2019

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Hongarije

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Insolventieprocedures voor rechtspersonen worden beheerst door Wet XLIX van 1991 betreffende faillissements- en liquidatieprocedures (Faillissementswet).

De Faillissementswet regelt twee soorten insolventieprocedures: de faillissementsprocedure en de liquidatieprocedure.

Faillissementsprocedures zijn saneringsprocedures met als doel een insolvente schuldenaar surseance van betaling te verlenen om te komen tot een vrijwillige regeling die de schuldenaar weer solvent kan maken.

Liquidatieprocedures hebben als doel schuldeisers te voldoen volgens bepaalde voorschriften wanneer een insolvente schuldenaar wordt ontbonden en er geen rechtsopvolger is – in het kader van een procedure voor de uitdeling van de totale activa van de insolvente boedel van de schuldenaar aan de schuldeisers. De liquidatieprocedure wordt echter beëindigd, als de schuldenaar zijn schulden en de kosten van de procedure volledig heeft betaald of als hij een vrijwillige regeling voor de voorwaarden van de schuldsanering aangaat met zijn schuldeisers en die regeling is goedgekeurd door de rechter.

De wetgeving betreffende de Hongaarse vestigingen van buitenlandse ondernemingen, maatschappelijke organisaties en ondernemingen in de financiële sector (kredietinstellingen, financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen, beleggingsondernemingen, publieke opslagbedrijven) bevat bijvoorbeeld afwijkende bijzondere voorschriften.

Er zijn geen faillissementsprocedures voor ondernemingen in de financiële sector, maar zodra hun financiële draagkracht tekenen van achteruitgang vertoont, kunnen toezichthoudende instanties ingrijpen om insolventie te voorkomen; verder moeten er fondsen worden opgezet om cliënten te beschermen en te compenseren (fonds voor de afwikkeling van schade, fonds voor beleggersbescherming, depositogarantiefonds).

In het geval van ondernemingen in de financiële sector kan liquidatie aan een rechter worden voorgelegd door de Hongaarse Nationale Bank, uit hoofde van zijn bevoegdheden als toezichthouder, nadat die de aan de betrokken onderneming verleende vergunning voor uitvoering van haar activiteiten heeft ingetrokken.

De Wet betreffende maatschappelijke organisaties bevat enkele afwijkende voorschriften voor de faillissements- en liquidatieprocedures van maatschappelijke organisaties (verenigingen, stichtingen); voor het overige zijn de bepalingen van de Faillissementswet van toepassing.

Procedure voor schuldsanering voor natuurlijke personen (persoonlijk faillissement)

Wet CV van 2015 betreffende de sanering van schulden van natuurlijke personen is sinds 1 september 2015 van kracht. Deze wet voorziet in een wettelijk kader voor schuldsanering en biedt bescherming tegen faillissement via samenwerking tussen een schuldenaar en zijn schuldeisers. De wet beschermt in de eerste plaats personen met een hypothecaire lening, met name die met een langdurige betalingsachterstand en meerdere schuldeisers en voor wie gedwongen woningverkoop dreigt.

De procedure begint buitengerechtelijk en wordt gecoördineerd door de eerste hypotheekverstrekker. Als er geen buitengerechtelijke schikking mogelijk is, wordt een faillissementsprocedure ingeleid bij de rechtbank. In eerste instantie is ook de gerechtelijke procedure gericht op een schikking, maar als daarover geen akkoord wordt bereikt, bepaalt de rechter de voorwaarden voor afwikkeling van de schuld.

De overheid heeft een staatsdienst voor insolvabiliteit van gezinnen opgezet. Deze organisatie speelt een belangrijke rol in procedures voor schuldsanering. De staatsdienst controleert of de schuldenaar voldoet aan de wettelijke vereisten, houdt staatsdossiers met proceduregegevens bij en heeft bewindvoerders voor familiezaken in dienst. Deze bewindvoerders verrichten voorbereidende taken in het kader van de schuldsanering voor de rechter en werken samen met de rechter, voeren diens beslissingen uit, staan de schuldenaar bij, zien toe op het beheer van het huishouden van de schuldenaar, verkopen de commercieel waardevolle bezittingen van de schuldenaar en betalen de schuldeisers.

Het resultaat van een geslaagde schuldsanering is dat schuld die in de loop van de procedure wordt gekweten en op een later tijdstip niet alsnog kan worden gevorderd van de schuldenaar, en dat de schuldeisers binnen een voorspelbare termijn een bepaald deel van hun vordering ontvangen.

De schuldsaneringsregelingen voor natuurlijke personen zijn nog niet aangemeld in het kader van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad.

Overeenkomstig de Faillissementswet kan een organisatie met schulden na goedkeuring door haar belangrijkste besluitvormingsorgaan een faillissementsprocedure openen met behulp van een formulier – wettelijke vertegenwoordiging tijdens de procedure is verplicht. De schuldenaar mag een dergelijk verzoek niet indienen als er een faillissementsprocedure tegen hem loopt of als een rechtbank in eerste aanleg zijn liquidatie heeft gelast. Voordat de rechter opnieuw kan worden verzocht een faillissementsprocedure te openen, moeten de vorderingen van de schuldeiser die tijdens de vorige faillissementsprocedure bestonden of ontstonden, zijn voldaan, en moeten er twee jaar zijn verstreken sinds de definitieve afsluiting van de vorige faillissementsprocedure of, indien het vorige verzoek ambtshalve was verworpen, één jaar sinds de bekendmaking van de definitieve beslissing in die zaak.

Als de schuldenaar insolvent is, kan een liquidatieprocedure in de regel worden aangevraagd door de schuldenaar, door diens schuldeisers of, in bepaalde in de Faillissementswet genoemde gevallen, ambtshalve door de rechter. De Faillissementswet bepaalt uitdrukkelijk wie een liquidatieprocedure kan openen en bevat de voorschriften voor procedures die of op verzoek of ambtshalve worden geopend.

Beide soorten procedure zijn collectieve schuldsaneringsprocedures; de schuldeisers van de schuldenaar moeten deelnemen aan de procedure en mogen tijdens deze procedure niet verzoeken om de tenuitvoerlegging van hun vorderingen op een andere wijze of in een andere procedure tegen de schuldenaar.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Faillissementsprocedure

Een faillissementsprocedure kan worden aangevraagd door de directeur van de schuldenaar; vertegenwoordiging door een advocaat of juridisch adviseur is verplicht.

Er mag maar één faillissementsprocedure tegelijk worden geopend tegen de schuldenaar en evenmin mag er al een liquidatieprocedure tegen hem aanhangig zijn. Een nieuwe faillissementsprocedure is pas mogelijk als de schuldenaar zijn schulden van de vorige procedure heeft voldaan en er sindsdien nog geen twee jaar zijn verstreken. Als de rechter de vorige faillissementsprocedure ambtshalve heeft afgewezen wegens vormfouten, kan er gedurende een jaar geen nieuwe faillissementsprocedure worden geopend.

Liquidatieprocedure

Een liquidatieprocedure kan in wettelijk vastgelegde gevallen worden geopend door de schuldenaar, een schuldeiser, de bewindvoerder die heeft deelgenomen aan de vorige vrijwillige liquidatieprocedure of een rechter of bestuurlijke autoriteit. Zo opent de rechter een liquidatieprocedure als er geen vrijwillige regeling is getroffen in de faillissementsprocedure of als de rechtbank krachtens zijn wettelijke toezichtsbevoegdheden als handelsrechtbank beveelt tot ontbinding van een firma die de wet ernstig overtreedt.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

De activa van de insolvente boedel zijn het totaal van alle vaste activa en vlottende activa in de zin van de boekhoudwetgeving.

Alle uitbreidingen van de activa tijdens de faillissementsprocedure maken eveneens deel uit van de activa van de insolvente boedel.

De schuldenaar behoudt rechten in verband met het beheer van de activa van de insolvente boedel, maar dat beheer vindt plaats onder toezicht van de bewindvoerder. In een liquidatieprocedure behoudt de schuldenaar geen rechten in verband met het beheer van de activa van de insolvente boedel: die rechten worden overgedragen aan de vereffenaar. De vereffenaar is de wettelijke vertegenwoordiger van de organisatie met schulden en verricht de registratie en beoordeling van de vorderingen van schuldeisers, de realisatie van activa en de uitdeling van de opbrengsten aan schuldeisers onder toezicht van de rechtbank.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

In faillissements- en liquidatieprocedures kan een schuldenaar in de zin van de Faillissementswet een in de wet genoemde marktdeelnemer zijn. In faillissementsprocedures wordt de procedure geopend door de schuldenaar, die zijn economische activiteit kan voortzetten tijdens de procedure. De bestuurders en eigenaren van de schuldenaar worden niet beperkt in de uitoefening van hun rechten, maar mogen die rechten alleen uitoefenen zonder inbreuk te maken op de wettelijk bepaalde rechten van de bewindvoerder. De schuldenaar zorgt voor de registratie en rangschikking van vorderingen in samenwerking met de bewindvoerder en stelt met inbreng van de bewindvoerder een programma en een voorstel voor onderhandelingen op met het oog op een schikking ten behoeve van herstel of behoud van solventie. De schikking bevat het akkoord tussen de schuldenaar en de schuldeisers over de voorwaarden van de vereffening van de schuld en al het overige dat zij van belang achten voor de sanering.

Tot het moment van aanvang van de procedure is een schuldeiser in faillissements- en liquidatieprocedures een persoon met opeisbare geldelijke of in geld uitgedrukte vorderingen op grond van een definitieve en uitvoerbare beslissing van een rechtbank of overheidsinstantie of vorderingen die de schuldenaar erkent of niet betwist. In faillissementsprocedures zijn tevens schuldeiser personen met vorderingen die tijdens de faillissementsprocedure opeisbaar worden of naderhand zijn geregistreerd door de bewindvoerder, of personen met vorderingen die in een liquidatieprocedure zijn geregistreerd door de vereffenaar.

Een bewindvoerder in faillissementsprocedures is een door een rechter aangestelde rechtspersoon die bevoegd is om de taken van een insolventiefunctionaris uit te voeren. De bewindvoerder wijst een van zijn medewerkers met de juiste kwalificaties aan om de activiteiten van bewindvoerder uit te voeren. Deze persoon heeft als taak de economische activiteiten van de schuldenaar te bewaken om een schikking te treffen, met oog voor de belangen van de schuldeisers, vorderingen van schuldeisers te registreren, mee te werken aan het opstellen van een schikkingsvoorstel en de notulen van tijdens schikkingsonderhandelingen genomen besluiten mede te ondertekenen.

Een vereffenaar is een door de rechter aangestelde organisatie (rechtspersoon die bevoegd is om de taken van een insolventiefunctionaris te verrichten) die optreedt als de wettelijke vertegenwoordiger van de te liquideren organisatie en tevens de belangen van de schuldeisers waarborgt en wettelijk voorgeschreven taken verricht. De wetgeving stelt strikte personeelsgerichte en vakinhoudelijke eisen aan organisaties die als vereffenaar optreden, waaronder het periodiek volgen van vakopleidingen.

De organisatie die als vereffenaar optreedt, stelt een bewindvoerder aan om de activiteiten van een vereffenaar te verrichten.

De naam van de organisatie die als vereffenaar optreedt en de bewindvoerder worden ook ingeschreven in het door de rechtbank bijgehouden register van rechtspersonen.

Faillissements- en liquidatieprocedures zijn niet-contentieuze civiele procedures voor een rechtbank. In kwesties die niet zijn geregeld in de Faillissementswet is het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, met afwijkingen vanwege de specifieke aspecten van niet-contentieuze procedures. Faillissementsprocedures worden ingeleid op bevel van de rechter, terwijl de rechter gelast een liquidatieprocedure te openen wanneer de schuldenaar insolvent is verklaard of in andere wettelijk bepaalde gevallen of op verzoek van een andere rechtbank, een overheidsinstantie of de bewindvoerder. Bij het openen van de procedure stelt de rechter de bewindvoerder of vereffenaar aan uit de lijst van vereffenaars. Bij instelling van een liquidatieprocedure wijst de rechter – op verzoek van de schuldeisers – een vereffenaar met de bevoegdheid van een tijdelijke bewindvoerder aan om tot de liquidatieverklaring toe te zien op de activiteiten van de schuldenaar.

Bezwaren tegen onwettige maatregelen of omissies door de bewindvoerder of vereffenaar worden beoordeeld door de rechter, die bij toewijzing van het bezwaar de bewindvoerder of vereffenaar opdraagt de activiteiten te verrichten overeenkomstig de wet; bij niet-naleving hiervan wordt de bewindvoerder of vereffenaar uit de procedure verwijderd en vervangen door een andere bewindvoerder of vereffenaar.

Tijdens de faillissementsprocedure heeft de schuldenaar recht op faillissementsbescherming, worden executieprocedures opgeschort en wordt aan de schuldenaar surseance van betaling of tijdelijk uitstel van de betaling van eerder gemaakte schulden verleend.

Als de in de Faillissementswet voorgeschreven meerderheid akkoord gaat met de vrijwillige regeling en die regeling beantwoordt aan de wettelijke vereisten, keurt de rechter de regeling goed en is deze bindend voor de schuldenaar.

Als er geen vrijwillige regeling overeen wordt gekomen, gelast de rechter ambtshalve liquidatie van de schuldenaar.

Een akkoord tussen de schuldenaar en de schuldeisers kan ook worden bereikt in een liquidatieprocedure. De rechter bepaalt de datum voor schikkingsonderhandelingen tijdens de liquidatieprocedure; als de stemming over de vrijwillige regeling positief is en de regeling in overeenstemming is met de wetgeving, volgt goedkeuring door de rechter. Om te worden goedgekeurd, moet de vrijwillige regeling in het geval van liquidatie tot gevolg hebben dat de schuldenaar niet meer insolvent is en dat preferente vorderingen worden afgewikkeld of zeker zijn gesteld.

De rechter beslist over registratie van de faillissements- of liquidatieprocedure als afgesloten of over beëindiging van de procedure.

Als bij afsluiting van de liquidatieprocedure de schuldenaar geen rechtsopvolger heeft, schrapt de handelsrechtbank na kennisgeving door de rechter de door liquidatie ontbonden schuldenaar uit het handelsregister c.q. de maatschappelijke organisatie uit het register van maatschappelijke organisaties.

In liquidatieprocedures is de betaling van de salarissen van werknemers gewaarborgd door het loongarantiefonds, overeenkomstig de voorwaarden van de Wet betreffende het loongarantiefonds.

Rechtsgevolgen van het openen van de procedures:

Overeenkomstig de Faillissementswet treft de rechter in de loop van een faillissementsprocedure maatregelen om op verzoek van de schuldenaar onmiddellijk een surseance van betaling te publiceren in het handelsblad. Vervolgens wordt de gegrondheid van het verzoek onderzocht, op basis waarvan de rechter hetzij beslist het verzoek ambtshalve af te wijzen, in bij wet bepaalde gevallen, hetzij beveelt tot opening van een faillissementsprocedure. Een faillissementsprocedure begint met de bekendmaking van het bevel tot opening van de procedure in het handelsblad. Als gevolg van de opening van de faillissementsprocedure heeft de schuldenaar recht op surseance van betaling van geldelijke vorderingen tot 0 uur op de tweede werkdag na de 120e dag (op een enkele uitzondering na); het uitstel kan worden verlengd tot 365 dagen. Tijdens de periode van de surseance van betaling mogen alleen in de rechtshandeling genoemde vorderingen worden betaald, zijn er geen rechtsgevolgen in verband met de niet-nakoming of te late nakoming van betalingsverplichtingen en is de tenuitvoerlegging van geldelijke vorderingen op de schuldenaar opgeschort, zodat de schuldenaar een reële kans krijgt om een programma op te stellen om weer solvent te worden en zijn schulden af te wikkelen.

Als de rechter de schuldenaar insolvent verklaart om een in de wet gedefinieerde reden voor insolventie, beveelt de rechter tot liquidatie van de schuldenaar, na inwerkingtreding waarvan een vereffenaar wordt aangesteld bij een beschikking die in het handelsblad wordt bekendgemaakt en waarin schuldeisers worden opgeroepen hun vorderingen kenbaar te maken. De activa van de insolvente boedel worden beschermd door het feit dat bij opening van de liquidatieprocedure de eigendomsrechten ophouden te bestaan, en per aanvangsdatum van de liquidatie kan alleen de vereffenaar die de schuldenaar vertegenwoordigt, verklaringen met rechtsgevolgen over de activa van de schuldenaar doen. Op de aanvangsdatum van de liquidatie vervalt iedere schuld van de marktdeelnemer (wordt opeisbaar).

Met liquidatie wordt beoogd alle activa van de schuldenaar uit te delen aan zijn schuldeisers en executieprocedures tegen activa in de liquidatieprocedure te beëindigen. Voor de aanvangsdatum van de liquidatie begonnen contentieuze en niet-contentieuze procedures worden voortgezet bij de rechtbank waarbij zij aanhangig zijn. Na de aanvangsdatum van de liquidatie is het instellen van geldelijke vorderingen in verband met de activa van de insolvente boedel alleen mogelijk in het kader van de liquidatieprocedure. Beperkingen ten aanzien van de vervreemding en bezwaring van onroerend goed of andere activa van de schuldenaar houden op te bestaan op de aanvangsdatum van de liquidatie, terwijl bij verkoop van het actief terugkooprechten en koopopties, evenals pandrechten, ophouden te bestaan. Tot de aanvangsdatum van de liquidatie kunnen rechthebbenden hun vorderingen te gelde maken uit de door de schuldenaar gestelde zekerheid; na die datum zijn zij verplicht de resterende bedragen over te dragen aan de vereffenaar.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Tijdens een liquidatieprocedure kan elke schuldeiser uitsluitend een vordering op de schuldenaar instellen door zich aan te melden voor de procedure; aanspraak op buitengerechtelijke verrekening is slechts mogelijk bij saldering bij vroegtijdige beëindiging (close-out netting) op basis van internationale handelsovereenkomsten. Als er evenwel al een rechtszaak loopt tussen de schuldeiser en de schuldenaar, kan de schuldeiser in die zaak ingestelde vorderingen verrekenen met zijn schuld aan de schuldenaar.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Het openen van een liquidatieprocedure heeft op zich niet als rechtsgevolg dat overeenkomsten die voordien door de schuldenaar zijn aangegaan, worden beëindigd. Die overeenkomsten kunnen worden beëindigd in het kader van de procedure, in het geval van faillissementsprocedures onder toezicht van de bewindvoerder, terwijl in het geval van liquidatieprocedures de vereffenaar de overeenkomsten als wettelijk vertegenwoordiger van de schuldenaar beëindigt. De vereffenaar kan overeenkomsten met onmiddellijke ingang beëindigen of opzeggen.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Tegen de activa van de schuldenaar zijn geen executoire acties mogelijk; een schuldeiser die pandhouder is, kan het onderpand niet verkopen terwijl de schulden worden afgewikkeld in het kader van de liquidatieprocedure.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Eerder begonnen rechtszaken worden afgerond door de rechtbank waarbij zij zijn aangespannen. Als de schuldenaar in het ongelijk is gesteld in de rechtszaak, neemt de in het gelijk gestelde partij deel als schuldeiser in de liquidatieprocedure. Als de schuldenaar in het gelijk is gesteld in de rechtszaak, worden aan hem toekomende activa of middelen opgenomen in de activa van de insolvente boedel. De Faillissementswet bepaalt op diverse plaatsen dat het verstrekken van informatie aan schuldeisers de taak is van de bewindvoerder of vereffenaar.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Schuldeisers kunnen een commissie van schuldeisers vormen of een vertegenwoordiger van de schuldeisers kiezen met wie de vereffenaar moet overleggen, aan wie de vereffenaar informatie moet verstrekken en aan wie voor bepaalde maatregelen impliciet of expliciet om toestemming moet worden gevraagd.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De vereffenaar kan de activa van de schuldenaar verkopen aan de hoogste bieder tijdens een openbare verkoop op een gecontroleerd webverkoopportaal.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Beide schulden zijn eerder ontstaan en schuldeisers kunnen voor schulden die ontstaan na opening van de insolventieprocedure een vordering instellen door als schuldeiser hun vorderingen aan te melden in de faillissementsprocedure of de liquidatieprocedure.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De insolventiefunctionaris (de bewindvoerder in faillissementsprocedures of de vereffenaar in liquidatieprocedures) registreert de vorderingen van de schuldeisers en legt betwiste vorderingen voor aan de rechter die een beslissing geeft in de faillissementsprocedure of liquidatieprocedure.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De vereffenaar gebruikt de opbrengsten uit de verkoop van een onderpand – na aftrek van bepaalde onkosten – om de pandhouder te betalen. Het resterende bedrag wordt aan de schuldeisers betaald overeenkomstig de uitdeling van de activa, rekening houdend met de in de Faillissementswet bepaalde rangorde voor voldoening van schuldeisers en op basis van de tussentijdse of eindbalans van de liquidatie.

De opbrengsten uit de verkoop van andere activa kunnen worden uitgedeeld na aanvaarding van de tussentijdse of eindbalans van de liquidatie, rekening houdend met de door de rechter goedgekeurde uitdeling van activa en de in de Faillissementswet bepaalde rangorde voor voldoening van schuldeisers.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

De schuldenaar kan een vrijwillige regeling overeenkomen met schuldeisers in een faillissementsprocedure of liquidatieprocedure. Als de regeling in overeenstemming met de wetgeving is, keurt de rechter haar goed en verklaart hij de procedure voor gesloten. In zulke gevallen zet de schuldenaar zijn activiteiten voort. De vorderingen van de schuldeisers worden voldaan zoals en voor zover is bepaald in de regeling; de schuldenaar is vrijgesteld van betaling van verdere bedragen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

In een faillissementsprocedure die is afgesloten met een door de rechter goedgekeurde vrijwillige regeling, worden de vorderingen van de schuldeisers voldaan overeenkomstig het in die regeling opgenomen schema. Als de schuldenaar zich niet houdt aan de regeling, kunnen de schuldeisers verzoeken om een executieprocedure of overgaan tot liquidatie van de schuldenaar.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De schuldeisers betalen een registratievergoeding. Voor het aanvragen van een insolventieprocedure (faillissements- of liquidatieprocedure) is een vergoeding verschuldigd. Overigens gemaakte kosten zijn voor rekening van de schuldenaar.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De vereffenaar of de schuldeisers kunnen zulke transacties betwisten door een verzoek in te dienen en zij kunnen vragen om de ongeldigverklaring van de transactie. Aldus aan de schuldenaar teruggegeven activa worden gevoegd bij de activa van de insolvente boedel.

De vereffenaar of de schuldeisers kunnen een rechtszaak beginnen tegen voormalige bestuurders van de schuldenaar voor activiteiten die de belangen van de schuldeisers hebben geschaad, zoals wanneer de betrokken bestuurder in de uitoefening van zijn functie geen rekening heeft gehouden met het belang van de schuldeisers op het moment dat insolventie dreigde te ontstaan, waardoor de activa van de marktdeelnemer in waarde zijn gedaald, of wanneer hij het onmogelijk heeft gemaakt vorderingen van schuldeisers te voldoen of nalatig is geweest in de betaling van milieuheffingen. Als dat wordt bewezen, is de voormalige bestuurder van de schuldenaar gehouden tot vergoeding aan de schuldeisers van de aldus veroorzaakte schade.

Laatste update: 15/01/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Malta

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Insolventieprocedures (ondernemingen) en faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

In het nationale recht zijn er twee categorieën personen tegen wie een insolventieprocedure kan worden ingesteld: handelspartnerschappen en handelaren. Er zijn verschillende regelingen van toepassing, afhankelijk van de betrokken categorie. Handelspartnerschappen kunnen worden onderverdeeld in vennootschappen onder firma, commanditaire vennootschappen en vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid.

Er kan tegen ongeacht welke van de bovengenoemde natuurlijk personen of rechtspersonen een insolventieprocedure worden ingesteld, maar de procedures, regels en toepasselijke wetgeving verschillen per geval. Een faillissementsprocedure (hoofdstuk 13 van de wetten van Malta) kan namelijk worden ingesteld tegen een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap of een handelaar.  Vennootschappen onder firma of commanditaire vennootschappen worden voor de doeleinden van de faillissementsprocedure beschouwd als handelaren. De term ‘handelaar’ duidt, volgens de definitie die daarvan wordt gegeven in hoofdstuk 13, op iedere persoon die, vanwege zijn beroep, handelsactiviteiten in eigen naam uitvoert. Dit begrip omvat handelspartnerschappen.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Er kan tegen een onderneming een reorganisatieprocedure worden ingesteld op basis van de bepalingen van artikel 327 tot 329B van hoofdstuk 386 (wet op de ondernemingen van 1995).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

De onderneming, op besluit van de aandeelhoudersvergadering, haar raad van bestuur of een of meer van haar obligatiehouders, schuldeisers of bijdrageplichtigen kunnen een gerechtelijke procedure instellen met het oog op de ontbinding en, als gevolg daarvan, de liquidatie van de onderneming, indien zij niet in staat is om haar schulden te betalen. Het criterium dat moet worden toegepast volgens de bepalingen van artikel 214, lid  2, punt a ii), van hoofdstuk 386 is het volgende:

De onderneming wordt niet in staat geacht om haar schulden te betalen:

a) indien een schuld waarvan zij debiteur is, niet geheel of gedeeltelijk is betaald binnen een termijn van vierentwintig weken na de gedwongen uitvoering van een executoriale titel tegen haar door een van de bindende maatregelen die worden bedoeld in artikel 273 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; of

b) indien voor de rechtbank wordt bewezen dat zij niet in staat is om haar schulden te betalen, waarbij ook rekening wordt gehouden met haar eventuele en toekomstige passiva.

De rechtbank stelt de partijen in staat om hun respectievelijke middelen aan te voeren om te kunnen bepalen of de voorwaarden voor insolventie zijn vervuld, in welk geval hij de ontbinding van de onderneming uitspreekt. Deze verkeert dan in staat van insolventie met ingang van de datum van indiening van het verzoek bij de rechtbank, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 223 van hoofdstuk 386.

In de periode tussen de liquidatiebeschikking op grond van insolventie en de indiening van het verzoek tot instelling van een insolventieprocedure bij de rechtbank, mag deze op ongeacht welk moment een voorlopige bewindvoerder aanstellen en deze belasten met het beheer van de goederen of zaken van de onderneming op basis van wat er is bepaald in de beschikking voor zijn aanstelling. De voorlopige bewindvoerder blijft in functie tot de liquidatiebeschikking is gegeven of het verzoek om liquidatie is verworpen, tenzij hij zijn ontslag indient of door de rechtbank om rechtsgeldige redenen uit zijn functie wordt ontheven.

Insolventie – vrijwillige liquidatie door de schuldeisers

Onafhankelijk van wat hierboven is gesteld, mag een onderneming overgaan tot vrijwillige liquidatie en als de bestuurders constateren dat de activa van de onderneming niet volstaan om de passiva te voldoen, wordt er een bijeenkomst met de schuldeisers georganiseerd om een insolventiefunctionaris (en/of een liquidatiecommissie) te benoemen die het vertrouwen van de schuldeisers heeft en die belast wordt met de liquidatie van de onderneming zonder dat een gerechtelijke procedure wordt ingesteld. De toepasselijke regels zijn vastgesteld in artikel 277 en volgende van hoofdstuk 386.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

De onderneming, door middel van een buitengewoon besluit, haar bestuurders, door middel van een besluit van de raad van bestuur, of haar schuldeisers die meer dan de helft van de waarde van de schulden vertegenwoordigen, kunnen bij de rechtbank een verzoek indienen tot instelling van een reorganisatieprocedure (saneringsprocedure volgens de bepalingen van artikel 329B van hoofdstuk 386), indien de onderneming niet in staat is om haar schulden te betalen of niet in staat dreigt te zijn om haar schulden te betalen. Net als in het voorgaande geval wordt een onderneming beschouwd als niet in staat om haar schulden te betalen:

a) indien een schuld waarvan zij debiteur is niet geheel of gedeeltelijk is betaald binnen een termijn van vierentwintig weken na de gedwongen uitvoering van een executoriale titel tegen haar door een van de bindende maatregelen die worden bedoeld in artikel 273 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; of

b) indien voor de rechtbank wordt bewezen dat zij niet in staat is om haar schulden te betalen, waarbij ook rekening wordt gehouden met haar eventuele en toekomstige passiva.

De rechtbank besluit of het al dan niet nodig is om de onderneming te saneren. Indien dit wel het geval is, geeft hij, binnen twintig werkdagen na indiening van het verzoek, een beschikking tot sanering, die de hervatting van het beheer van de onderneming inhoudt voor de door hem vastgestelde periode (nu is die periode één jaar en kan één keer worden verlengd, maar krachtens toekomstige wijzigingen wordt deze teruggebracht tot vier maanden en kan dan telkens met vier maanden worden verlengd tot een maximale duur van twaalf maanden).

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Iedere schuldeiser mag, ongeacht de aard van zijn vordering (civielrechtelijk of commercieel), en zelfs indien deze nog niet is vervallen, bij de eerste kamer van de burgerlijke rechtbank een kort geding instellen tegen de debiteur of zijn wettelijke vertegenwoordiger om de debiteur failliet te laten verklaren.

Het criterium voor de faillietverklaring is dat de debiteur zijn schulden niet betaalt. De rechtbank geeft een vonnis van faillietverklaring en benoemt één of meer curatoren die de taken uitvoeren die hun door het Wetboek van Koophandel (hoofdstuk 13) worden toegewezen.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Insolventieprocedures (ondernemingen) (met inbegrip van vrijwillige liquidatie door de schuldeisers)

Alle activa van de onderneming worden te gelde gemaakt voor de betaling van de passiva. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen activa die reeds deel uitmaakten van de boedel van de debiteur en degene die hieronder vallen na instelling van de insolventieprocedure.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Bij een faillissementsprocedure tegen een handelaar of een vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap kunnen alle roerende of onroerende activa onder de te liquideren boedel vallen. Zodra het vonnis van faillietverklaring is uitgesproken, wordt de gefailleerde ipso jure onttrokken aan het beheer van al zijn goederen, ongeacht of die onder zijn bedrijfsactiviteit vallen, behalve voor wat betreft zijn recht op een dagelijkse toelage voor levensonderhoud.

Zijn activa worden beheerd door een curator die het recht heeft om deze te verkopen of te vervreemden met instemming van de rechtbank. De goederen met een beperkte levensduur van de gefailleerde worden verkocht door een erkende veilingmeester met toestemming van de rechtbank.

Voor de verkoop van goederen die geen beperkte levensduur hebben en overige goederen is eveneens toestemming van de rechtbank nodig.

In deze omstandigheden beveelt de rechter alle maatregelen die volgens hem de belangen van de gefailleerde en de schuldeisers het beste behartigen, zodat de curator de mogelijkheid krijgt om de zaken van de gefailleerde te saneren of om de bezittingen van de laatstgenoemde te vergroten, indien van toepassing, voor zover dat tevens in het belang is van de schuldeisers.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Wanneer de rechtbank de ontbinding van een onderneming uitspreekt, omdat deze insolvent is, benoemt hij een insolventiefunctionaris.

Hoofdstuk 386 bepaalt dat deze functionaris een gekwalificeerde natuurlijke persoon moet zijn met de status van advocaat of registeraccountant en/of auditor, of een rechtspersoon die is ingeschreven in het bedrijvenregister en die beschikt over de vereiste competenties en betrouwbaarheid om de taken van insolventiefunctionaris uit te voeren.

Bovendien mag een insolventiefunctionaris niet als zodanig handelen ten opzichte van een onderneming waar hij de functie van bestuurder of administratief directeur heeft uitgeoefend of waar of in verband waarmee hij op enig moment in de loop van de vier jaar voorafgaand aan de datum van ontbinding van de onderneming een ander mandaat heeft uitgevoerd.

De rechtbank beschikt over een brede discretionaire bevoegdheid om te bepalen wie wordt belast met de beloning van de insolventiefunctionaris. Standaard wordt hij beloond uit de activa van de onderneming. Indien deze echter niet toereikend zijn, kan de rechtbank bepalen dat de beloning ten laste van andere (betrokken) personen komt, op een basis die hij zal specificeren.

Volgens artikel 296 van hoofdstuk 386 wordt de directie van de onderneming (bestuurders en administratief directeur), bij de benoeming van een insolventiefunctionaris, ontdaan van haar bevoegdheden. Als gevolg zijn noch de bestuurders, noch de eventuele gedelegeerde bestuurders, noch de administratief directeur bevoegd om transacties aan te gaan uit naam en voor rekening van de genoemde onderneming in liquidatie. De insolventiefunctionaris neemt alle goederen en rechten onder zijn hoede of beheer die volgens hem bij de onderneming horen.

Volgens artikel 238 van hoofdstuk 386 mag de insolventiefunctionaris, in het kader van een gerechtelijke liquidatie, met bekrachtiging van de rechtbank of de liquidatiecommissie:

a) elke rechtsvordering of andere gerechtelijke procedure in naam en voor rekening van de onderneming instellen of betwisten;

b) de activiteiten van de onderneming voortzetten voor zover dit nodig is om te zorgen voor de liquidatie daarvan in gunstige omstandigheden;

c) de schuldeisers betalen op basis van hun rang, zoals door de wet wordt vastgesteld;

d) elke overeenkomst of arbitrage-overeenkomst sluiten met schuldeisers of personen die dit beweren te zijn, of die een, huidige of toekomstige, zekere of mogelijke, geconstateerde of mogelijk als schadevergoeding verschuldigde, vordering hebben of zeggen te hebben, of die van een aard is die de onderneming verplicht en deze kwesties voorleggen ter arbitrage;

e) verzoeken om bijdragen van de feitelijke of veronderstelde bijdrageplichtigen, alle overeenkomsten of arbitrage-overeenkomsten sluiten over de huidige of toekomstige, zekere of mogelijke, geconstateerde of mogelijk als schadevergoeding verschuldigde, schulden, lasten en vorderingen van de onderneming, die bestaan of worden geacht te bestaan tussen de onderneming en een feitelijke of veronderstelde bijdrageplichtige, of een andere feitelijke of veronderstelde debiteur, evenals over alle kwesties met betrekking tot of op enige wijze in verband met de activa of de liquidatie van de onderneming; en alle zekerheden nemen ter garantie van de vereffening van deze verzoeken om bijdragen, schulden, verplichtingen of vorderingen en daarvoor volledige en gehele kwijting verlenen;

f) de onderneming vertegenwoordigen bij alle transacties en alle benodigde maatregelen treffen voor de liquidatie van haar zaken en de verdeling van haar activa.

Anderzijds kan de rechtbank besluiten dat de insolventiefunctionaris bevoegd is om, bij afwezigheid van een liquidatiecommissie, zonder de sanctie van de rechtbank, alle bevoegdheden uit te oefenen die worden bedoeld in de punten a) of b) hierboven.

In het algemeen is de insolventiefunctionaris bij een gerechtelijke liquidatie bevoegd om:

a) de roerende en onroerende goederen, met inbegrip van de immateriële rechten, van de onderneming te verkopen bij openbare veilingen of onderhands en deze in hun geheel of in delen over te dragen;

b) alle handelingen uit te voeren, alle overeenkomsten, ontvangstbewijzen en overige documenten te passeren en te ondertekenen in naam en voor rekening van de onderneming;

c) de benodigde bedragen te verkrijgen op garantie van de activa van de organisatie;

d) een gevolmachtigde te benoemen om in zijn naam en in zijn hoedanigheid van insolventiefunctionaris te handelen voor bepaalde doeleinden.

De uitoefening door de insolventiefunctionaris van de bevoegdheden die hem, bij een gerechtelijke liquidatie, zijn toegekend door dit artikel wordt gecontroleerd door de rechtbank en elke schuldeiser of bijdrageplichtige mag zich tot de rechtbank wenden met betrekking tot de uitoefening van deze bevoegdheden of de intentie om die uit te oefenen.

In de overgangsperiode tussen de liquidatiebeschikking vanwege insolventie en de indiening van het verzoek om instelling van een insolventieprocedure bij de rechtbank, wanneer deze laatste een voorlopige bewindvoerder benoemt, worden de bestuurders van de onderneming ook hun bevoegdheden ontnomen voor zover de rechtbank de genoemde bewindvoerder opdracht geeft voor het beheer van de goederen of zaken van de onderneming in overeenstemming met de bepalingen die zijn opgenomen in de beschikking waarmee hij wordt benoemd.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Volgens de bepalingen van artikel 329B, lid 6, punt a), van hoofdstuk 386 zet de onderneming, in de periode waarin de beschikking tot sanering (reorganisatie) van toepassing is, haar normale activiteiten voort onder leiding van de bijzondere toezichthouder.

De bijzondere toezichthouder is een persoon van wie de rechtbank zich er voldoende van heeft vergewist dat deze beschikt over competenties en een bewezen ervaring in het beheer van handelsondernemingen, dat hij gekwalificeerd is voor deze benoeming en bereid is deze op zich te nemen en dat dit niet leidt tot enige belangenverstrengeling.

De beloning van de bijzondere toezichthouder komt voor rekening van de onderneming. De rechtbank bepaalt hiervoor, bij de benoeming van de toezichthouder, een termijn die niet langer is dan tien werkdagen na uitspraak van de beschikking tot sanering waarin de onderneming een voorziening in bewaring geeft bij de rechtbank of een andere garantie of andere geëigende regeling voorstelt die volgens de rechtbank voldoende is om de beloning en de onkosten van de bijzondere toezichthouder te dekken in verband met zijn benoeming.

Bij de benoeming van de bijzondere toezichthouder worden de bevoegdheden die de onderneming heeft krachtens de wet of haar oprichtingsakten en statuten opgeschort, behalve indien de toezichthouder heeft ingestemd met de uitoefening van die bevoegdheden. Deze instemming kan op algemene wijze worden verstrekt of alleen voor één of meer bijzondere gevallen. Indien er geen instemming is, komen deze bevoegdheden exclusief toe aan de bijzondere toezichthouder.

In het algemeen is de bijzondere toezichthouder bevoegd om:

a) het hele vermogen van de onderneming onder zijn hoede of onder zijn toezicht te nemen; hij is dus verantwoordelijk voor het beheer van en het toezicht op de activiteiten, zaken en goederen van de onderneming;

b) na de rechtbank hiervan in kennis te hebben gesteld, de bestuurders van de onderneming te ontslaan en om mensen te benoemen in de bestuursfuncties;

c) mensen te werven voor de verlening van professionele of administratieve diensten en om de onderneming te verplichten tot de betaling van hun respectievelijke honoraria en onkosten; en

d) alle vergaderingen van leden of schuldeisers van de onderneming te organiseren.

Daarnaast mag de bijzondere toezichthouder, met voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de rechtbank:

i) uit naam en voor rekening van de onderneming alle verplichtingen aangaan voor een duur van meer dan zes maanden;

ii) mensen ontslaan voor zover hij dat nodig vindt om te zorgen voor het behoud van de onderneming met het oog op levensvatbaarheid en continuïteit van de exploitatie, geheel of gedeeltelijk;

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Zoals hiervoor is uitgelegd is het Wetboek van Koophandel, in het gedeelte ‘Over het faillissement’, het toepasselijke recht voor handelaren die hun activiteiten uitvoeren in eigen naam en partnerschappen.

Als het in het kader van een faillissement gaat om de bevoegdheden van de insolventiefunctionaris, wordt deze ‘curator’ genoemd. Deze term duidt op één of meer personen die de rechtbank in staat acht om loyaal de verplichtingen van deze functie uit te voeren, ook indien deze ‘curator’ een familielid van de gefailleerde of een van zijn schuldeisers is.

Door zijn functie op zich te nemen, neemt de curator alle goederen en rechten, van ongeacht welke aard, van de gefailleerde in zijn bezit.  Daarnaast treft hij alle benodigde maatregelen om de rechten van de gefailleerde op zijn debiteuren te beschermen en om in het openbare register elke hypotheek te registreren die rust op de goederen van de genoemde debiteuren. Hij is tegenover de gefailleerde verantwoordelijk voor zijn handelingen.

De curator heeft ook de plicht om procedures in gang te zetten voor de invordering van de aan de gefailleerde verschuldigde bedragen, maar hij mag geen arbitrage-overeenkomst sluiten of een geschil ter arbitrage voorleggen zonder de schriftelijke toestemming van de meerderheid, in waarde, van de schuldeisers van de gefailleerde en de goedkeuring van de rechter.

De curator stelt de inventaris van de goederen van de gefailleerde op binnen één maand na het vonnis van faillietverklaring.

Alle schuldeisers hebben het recht om die lijst in te zien en zowel de schuldeiser als de gefailleerde moeten helpen bij het maken van deze inventaris.

Deze bevat de authentieke lijst van alle goederen van de gefailleerde met daarbij de beschrijving en waardering ervan.

De curator kan alleen over de genoemde goederen beschikken met instemming van de rechtbank en de gehele procedure mag openbaar worden gecontroleerd. De opbrengst van elke verkoop die de curator doet voor rekening van de gefailleerde of het partnerschap wordt naar behoren vastgelegd; alle reçu’s en facturen moeten worden opgesteld en bewaard volgens de geldende regels.

De rechtbank kan van de curatoren, de gefailleerde en de schuldeisers eisen dat zij onder eed alle informatie verstrekken die hij nodig acht.

Omdat het gaat om de bevoegdheden van de debiteur (hier de failliete natuurlijk persoon of het failliete partnerschap), heeft deze recht op inzage in de manier waarop de curator de zaken van het faillissement uitvoert met het oog op zorgvuldigheid en overeenstemming met de wet.

Indien de maatregelen die de curator heeft getroffen niet overeenstemmen met de bepalingen van het vonnis van de rechtbank of indien deze zaken slecht worden beheerd, heeft de debiteur het recht om de rechter hiervan in kennis te stellen.

De boeken en stukken van het faillissement kunnen op ongeacht welk moment worden geïnspecteerd, wat ook inhoudt dat de debiteur het recht heeft om in kennis te worden gesteld van de handelingen van de door de rechtbank benoemde curator en om deze voor te leggen ter controle en verificatie.

De debiteur heeft tevens het wettelijke recht op een regelmatige toelage voor zijn levensonderhoud, wat betekent dat de rechtbank hem een bedrag toekent, dat wordt ingehouden op zijn eigen vermogen dat de curator hem periodiek moet uitkeren als toelage voor levensonderhoud voor hem zelf en zijn gezin, onder voorbehoud dat er geen sprake is van een vermoeden van fraude door schuld van de gefailleerde.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Insolventieprocedures en reorganisatieprocedures (ondernemingen) en faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Volgens de bepalingen van hoofdstuk 459 is elke clausule van vergoeding met verval van de termijn of elke andere contractuele bepaling die voorziet in de vergoeding of ‘netting’ (groepsvergoeding) van de tussen de partijen verschuldigde bedragen in de vorm van wederzijdse kredieten, wederzijdse schuldvorderingen of andere wederzijdse transacties uitvoerbaar, volgens de eigen regels, ongeacht of dit vóór of na het faillissement of de insolventie is, bij wederzijdse kredieten, vorderingen of transacties die zijn ontstaan of gesloten vóór het faillissement of de insolventie van een van de partijen ten aanzien van:

a) partijen bij de overeenkomst;

b) iedere garant of iedere persoon die borg staat voor een van de contractpartijen;

c) de insolventiefunctionaris, de gerechtelijke bewaarder, de curator, de toezichthouder, de bijzondere toezichthouder of een andere soortgelijke verantwoordelijke van een van de contractpartijen; en

d) de schuldeisers van de contractpartijen.

De voorgaande bepaling is niet van toepassing indien er een overeenkomst voor vergoeding met verval van de termijn is gesloten terwijl de andere partij wist, of had moeten weten, dat er een verzoek om ontbinding en liquidatie van de onderneming vanwege insolventie aanhangig was gemaakt, of dat de onderneming officiële maatregelen had getroffen, krachtens enig toepasselijk recht, om over te gaan tot haar ontbinding en liquidatie vanwege insolventie.

Deze is ook niet van toepassing indien de insolvente partij een natuurlijk (niet handelende) persoon is of een handelspartnerschap anders dan een vennootschap (vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap) en de andere partij kennis had of kennis had moeten hebben van gebeurtenissen van dezelfde aard als degene die worden bedoeld in de voorgaande alinea in verband met de insolvente partij.

Een bevoegdheid of mandaat dat is opgenomen in een overeenkomst met het oog op de uitvoering van een vergoedingsbepaling met verval van de termijn kan niet worden ingetrokken door de verklaring van faillissement of insolventie van enige andere partij bij de overeenkomst.

De tekst voegt eraan toe dat, niettegenstaande de bepalingen van andere nationale wetgeving, niets de toepassing mag beperken of vertragen van een contractuele bepaling die voorziet in een stelsel van vergoeding of netting, of die hiermee te maken heeft, die anders uitvoerbaar zou zijn, en geen enkele beschikking van enige rechtsmacht, enig bevel of vordering of soortgelijk besluit van een rechtsmacht of een andere instantie, noch enige procedure, van ongeacht welke aard, kan met betrekking hiertoe gevolgen hebben. Niettegenstaande wat zojuist is gezegd, mag echter niets de toepassing van enige wetgeving belemmeren waarbij de uitvoering van de vergoeding of de netting wordt uitgesloten in bepaalde gevallen vanwege fraude of een soortgelijke reden, noch de uitvoering goedkeuren van de vergoeding of netting indien een bepaling van de overeenkomst die is gesloten tussen de partijen bepaalt dat de vergoeding of netting nietig is in het geval van fraude of om een soortgelijke reden.

Hoofdstuk 459 bepaalt dat het voor de partijen bij de overeenkomst is geoorloofd:

  • om een systeem of mechanisme overeen te komen waarmee ze een niet-financiële verplichting kunnen omzetten in een monetaire verplichting met een equivalente waarde en om die verplichting te waarderen voor het doeleinde van een vergoeding of netting;
  • om een wisselkoers overeen te komen of de methode die moet worden gevolgd voor het vaststellen van de wisselkoers die moet worden toegepast om over te gaan tot de vergoeding of netting wanneer de te vergoeden of te betalen bedragen in andere valuta zijn gesteld en om de valuta te bepalen waarin de betaling van het netto bedrag moet worden verricht;
  • om overeen te komen dat de transacties of andere handelingen die worden verricht bij de uitvoering van een overeenkomst, ongeacht of deze specifiek worden vastgesteld of door verwijzing naar een type of categorie transacties of handelingen, moeten worden behandeld als een unieke transactie of handeling voor het doeleinde van de bepalingen van vergoeding of netting die in de overeenkomst staan en dat al deze transacties of handelingen moeten worden behandeld als een unieke transactie of handeling door de partijen of de insolventiefunctionaris, de gerechtelijke bewaarder, de curator, de toezichthouder, de bijzondere toezichthouder of een verantwoordelijke die handelt voor rekening van de partijen en de rechtbank.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Artikel 303 van hoofdstuk 386 bepaalt dat alle voorrechten, hypotheken of andere lasten, of elke overdracht of andere wijze van verkoop van goederen of rechten, en elke betaling, uitvoering of andere handeling met betrekking tot de goederen of rechten die wordt uitgevoerd door een onderneming of ten opzichte daarvan, evenals elke verplichting die de onderneming is aangegaan in de zes maanden voorafgaand aan haar ontbinding worden beschouwd als een frauduleuze voorrang die aan een schuldeiser is toegekend, ongeacht of de transactie gratis of tegen betaling wordt uitgevoerd, indien het gaat om een ondergewaardeerde transactie of indien er een preferente behandeling wordt toegekend. In die gevallen wordt de transactie (frauduleuze voorrang) nietig.

Het begrip ‘ondergewaardeerde transactie’ wordt als volgt gedefinieerd:

a) een onderneming sluit een transactie voor een ondergewaardeerde prijs indien:

i) zij iets gratis overdraagt of een transactie uitvoert op voorwaarden waarbij zij geen enkele tegenprestatie ontvangt; of

ii) zij een transactie uitvoert voor een tegenprestatie waarvan de waarde in geld of in natura veel lager is dan de waarde in geld of in natura van datgene wat zij zelf heeft gegeven.

Het begrip preferente behandeling wordt als volgt gedefinieerd:

b) een onderneming geeft een persoon een preferente behandeling indien:

i) deze persoon een van haar schuldeisers is, of een garant of borgsteller is voor schulden of andere verplichtingen die zij is aangegaan; en

ii) zij iets doet of laat doen wat, in beide gevallen, tot gevolg heeft dat deze persoon in een positie komt die, in het geval van liquidatie van de onderneming vanwege insolventie, beter is dan de positie die hij zou hebben gehad zonder deze handeling of nalatigheid.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt wanneer de persoon ten gunste van wie de transactie is aangegaan, gesloten of uitgevoerd, bewijst dat hij niet wist en geen reden had om te denken dat de onderneming het risico liep om te worden ontbonden vanwege insolventie.

Behalve wat hierboven wordt vermeld, is er geen andere bepaling die rechtstreeks van invloed is op overeenkomsten.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Er is geen wettelijke bepaling ad hoc over de gevolgen van de reorganisatieprocedure op overeenkomsten.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Krachtens de bepalingen van het Wetboek van Koophandel en meer in het bijzonder artikel 485 daarvan, mag elke handeling van overdracht van goederen, elk aangaan van verplichtingen of elk afzien van een erfenis door de gefailleerde, gratis of tegen kosten, met de intentie om zijn schuldeisers te benadelen, nietig worden verklaard.

In tegenstelling tot de Wet op de ondernemingen bepaalt het Wetboek van Koophandel geen periode zoals wordt voorgeschreven in artikel 303 van hoofdstuk 386 van de wetten van Malta.

In de bovengenoemde gevallen kunnen deze handelingen, indien wordt bewezen dat de betrokken partij(en) kennis had(den) van het bestaan van omstandigheden die leiden tot een faillietverklaring, nietig worden verklaard.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Vanaf het moment dat een insolventieprocedure wordt gestart (gerechtelijke liquidatie vanwege insolventie), mag er geen vordering of procedure meer worden ingesteld (verbod op het instellen van vervolging) tegen de onderneming of haar vermogen, behalve met goedkeuring van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze bepaalt. De wet schrijft niet voor in welke omstandigheden de rechtbank een schuldeiser toestemming kan geven om een gerechtelijke procedure in te stellen of voort te zetten, maar over het algemeen is het beginsel dat, in een insolventieprocedure, de activa van de onderneming op geordende wijze worden beheerd ten gunste van alle schuldeisers en dat het bepaalde schuldeisers niet mag worden toegestaan om een voordeel te verkrijgen door een procedure tegen de onderneming in te stellen.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Het nationale recht bepaalt dat hangende gedingen worden opgeschort tijdens de reorganisatieperiode (sanering van de onderneming). Artikel 329B, lid 4, van hoofdstuk 386 bepaalt namelijk dat, zodra het verzoek om reorganisatie (sanering van de onderneming) wordt ingediend en als dit niet wordt verworpen, of gedurende de hele duur van de procedure van sanering van de onderneming:

a) elk verzoek om liquidatie, ongeacht of dit hangende of nieuw is, wordt opgeschort;

b) er geen enkel besluit tot ontbinding en liquidatie van de onderneming mag worden genomen of uitgevoerd;

c) de uitvoering van monetaire vorderingen op de onderneming en alle eventuele rente voor achterstallige betaling wordt opgeschort;

d) de verhuurder of iedere andere persoon die de huur ontvangt, gedurende de looptijd van de huurovereenkomst, geen aanspraak mag maken op zijn recht tot ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de ruimte die aan de onderneming is verhuurd, vanwege het niet uitvoeren door de laatstgenoemde van een van haar plichten krachtens deze huurovereenkomst, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt;

e) er geen maatregel mag worden getroffen om een zekerheid op de bezittingen van de onderneming te gelde te maken of om goederen terug te halen die in haar bezit zijn krachtens een huurkoopovereenkomst, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt;

f) er geen bevel of conservatoire of executoire maatregel zoals bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hoofdstuk 16 van de wetten van Malta) tegen de onderneming of haar goederen mag worden genomen, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze

oplegt; en

g) er geen enkele gerechtelijke procedure mag worden ingesteld of voortgezet tegen de onderneming of haar vermogen, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

In overeenstemming met artikel 500 van hoofdstuk 13 mag er, in een faillissementsprocedure tegen een handelaar of een partnerschap, zodra de rechtbank een curator heeft benoemd, geen gerechtelijke vordering tegen de persoon en de goederen van de gefailleerde meer worden uitgeoefend, behalve tegen de curator (en niet de gefailleerde of het failliete partnerschap).

De schuldeiser heeft het recht om de wijze waarop de curator de zaken van de gefailleerde beheert, te kennen, te onderzoeken en te controleren en om zich tot de rechtbank te wenden indien de curator(en) deze rechten niet naleven.

In het kader van een saneringsprocedure mag de rechtbank een tijdelijke beschikking geven om de failliete handelaar of partnerschap uitstel te verlenen voor het saneren van zijn zaken.

Anders dan wat er gebeurt voor een onderneming die reorganiseert, mogen de schuldeisers echter altijd een vordering instellen tegen de curator die de failliete handelaar of partnerschap vertegenwoordigt.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Vanaf het moment dat een insolventieprocedure wordt gestart (gerechtelijke liquidatie vanwege insolventie), mag er geen vordering of procedure meer worden voortgezet (opschorting van rechtsvordering) tegen de onderneming of haar vermogen, behalve met goedkeuring van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze bepaalt. De wet schrijft niet voor in welke omstandigheden de rechtbank een schuldeiser toestemming kan geven om een gerechtelijke procedure in te stellen of voort te zetten, maar over het algemeen is het beginsel dat, in een insolventieprocedure, de activa van de onderneming op geordende wijze worden beheerd ten gunste van alle schuldeisers en dat het bepaalde schuldeisers niet mag worden toegestaan om een voordeel te verkrijgen door een procedure tegen de onderneming in te stellen.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Het nationale recht bepaalt dat hangende gedingen worden opgeschort tijdens de reorganisatieperiode (sanering van de onderneming). Artikel 329B, lid 4, van hoofdstuk 386 bepaalt namelijk dat, zodra het verzoek om reorganisatie (sanering van de onderneming) wordt ingediend en als dit niet wordt verworpen, of gedurende de hele duur van de procedure van sanering van de onderneming:

a) elk verzoek om liquidatie, ongeacht of dit hangende of nieuw is, wordt opgeschort;

b) er geen enkel besluit tot ontbinding en liquidatie van de onderneming mag worden genomen of uitgevoerd;

c) de uitvoering van monetaire vorderingen op de onderneming en alle eventuele rente voor achterstallige betaling wordt opgeschort;

d) de verhuurder of iedere andere persoon die de huur ontvangt, gedurende de looptijd van de huurovereenkomst, geen aanspraak mag maken op zijn recht tot ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de ruimte die aan de onderneming is verhuurd, vanwege het niet uitvoeren door de laatstgenoemde van een van haar plichten krachtens deze huurovereenkomst, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt;

e) er geen maatregel mag worden getroffen om een zekerheid op de bezittingen van de onderneming te gelde te maken of om goederen terug te halen die in haar bezit zijn krachtens een huurkoopovereenkomst, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt;

f) er geen bevel of conservatoire of executoire maatregel zoals bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hoofdstuk 16 van de wetten van Malta) tegen de onderneming of haar goederen mag worden genomen, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze

oplegt; en

g) er geen enkele gerechtelijke procedure mag worden ingesteld of voortgezet tegen de onderneming of haar vermogen, behalve met toestemming van de rechtbank en onder de voorwaarden die deze oplegt.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

De bepalingen van het nationale recht, die zijn vastgelegd in het Wetboek van Koophandel, voorzien niet in opschorting van rechtsvervolging.  Het is echter mogelijk dat, op verzoek van de curator, een verzoek daarom aan de rechtbank wordt gehoord door de rechter van het faillissement, opdat deze de zaken van het faillissement kan organiseren en uitvoeren met behoud van de rechten en plichten van de gefailleerde en door zich ervan te vergewissen dat de rechten waarop aanspraak wordt gemaakt in het verzoek dat de schuldeiser indient, worden gehoord en dat daarover wordt besloten.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

De schuldeisers mogen tussenbeide komen bij de insolventieprocedure, indien zij hun belang om te handelen en hun hoedanigheid daarvoor bewijzen, en mogen aanspraken indienen tijdens de procedure bij de rechtbank.

De insolventiefunctionaris stelt hen in kennis van de staat van de procedure. Deze organiseert tevens vergaderingen waarvoor zij worden uitgenodigd om hun standpunt te uiten.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Artikel 329B van hoofdstuk 386 bepaalt uitdrukkelijk dat de rechtbank en de bijzondere toezichthouder vooral moeten handelen in het beste belang van de schuldeisers.

De bijzondere toezichthouder heeft daarnaast de plicht om vergaderingen van schuldeisers te organiseren waarvan de eerste uiterlijk één maand na zijn benoeming plaats dient te vinden.

Bij deze vergadering of een latere vergadering moet de bijzondere toezichthouder een comité benoemen van schuldeisers en leden dat hem het advies en de bijstand geeft die hij nodig kan hebben bij het beheer van de zaken, de activiteiten en de goederen van de onderneming, en bij haar sanering als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar exploitatie.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

De schuldeisers mogen tussenbeide komen bij de faillissementsprocedure en hieraan deelnemen indien zij hun belang om te handelen en hun hoedanigheid daarvoor bewijzen, en mogen aanspraken indienen tijdens de procedure bij de rechtbank.

De curator stelt hen in kennis van de staat van de procedure. Deze organiseert tevens vergaderingen waarvoor zij worden uitgenodigd om hun standpunt te uiten.

De schuldeisers beschikken daarnaast over stemrecht. De definitieve overeenkomst over het plan of de voorgestelde regeling moet de steun krijgen van een meerderheid van drie kwart, in waarde, van de schuldeisers die het bewijs van hun vorderingen hebben verstrekt.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

De insolventiefunctionaris is bevoegd om de activa van de onderneming te verkopen aan de hoogste bieder.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

De bijzondere toezichthouder kan alleen over het vermogen van de onderneming beschikken met uitdrukkelijke toestemming van de rechtbank of volgens de modaliteiten van het laatstelijk goedgekeurde saneringsplan, met of zonder wijzigingen door de rechtbank. In alle gevallen bepaalt de rechtbank de methode van overdracht van de activa van de onderneming of keurt deze goed.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

In het kader van de faillissementsprocedure verkoopt de curator de goederen aan de hoogste bieder, onder voorbehoud van de toestemming van de rechtbank.

In het geval van een sanering van de failliete handelaar of partnerschap moet de curator, volgens artikel 498 van hoofdstuk 13, het goedgekeurde saneringsplan naleven, maar beschikt de rechter over een grote waarderingsbevoegdheid om de meest gunstige richtlijnen op te stellen in het belang van de gefailleerde en zijn schuldeisers.

Een schuldeiser kan echter bezwaar maken tegen de toestemming van de rechter wanneer hij aantoont, door zich te baseren op rechtsgeldige redenen, dat deze in strijd is met de belangen van de schuldeisers.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vorderingen die zijn ontstaan na instelling van de insolventieprocedure en degene die daarvoor zijn ontstaan. Als echter blijkt dat de activa ontoereikend zijn om de passiva te voldoen, mag de rechtbank een beschikking geven betreffende de betaling uit de activa van de onkosten, kosten en lasten van de ontbinding en liquidatie in de prioriteitsvolgorde die hij geëigend acht, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende algemene prioriteitsvolgorde:

a) de kosten die rechtmatig zijn toegeschreven aan of zijn gemaakt door de official receiver (bewindvoerder) of de insolventiefunctionaris voor de bescherming, uitvoering of invordering van activa van de onderneming;

b) alle andere kosten die zijn gemaakt door de official receiver of onder zijn autoriteit, met inbegrip van de kosten die zijn gemaakt bij het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten;

c) de beloning van de voorlopige bewindvoerder, indien van toepassing;

d) de kosten van de eiser en van iedere andere persoon die wordt genoemd in het verzoekschrift en waarvan de kosten zijn toegelaten door de rechtbank;

e) de beloning van de bijzondere bewindvoerder, indien van toepassing;

f) elk bedrag dat verschuldigd is aan personen die zijn aangesteld voor het opstellen van de liquidatierekening of de balans, of die toestemming hebben om daaraan bij te dragen;

g) elke schadevergoeding die wordt betaald krachtens een beschikking van de rechtbank voor de kosten en uitgaven met betrekking tot een verzoek om vrijstelling van de verplichting om een liquidatiebalans in te dienen of om verlenging van de opgelegde termijn voor het indienen daarvan;

h) alle benodigde uitgaven die door de insolventiefunctionaris worden gedaan in het kader van zijn bestuur, met inbegrip van alle kosten die door leden van de liquidatiecommissie of hun vertegenwoordigers zijn gemaakt en die door de insolventiefunctionaris zijn goedgekeurd;

i) de beloning van iedere persoon die door de insolventiefunctionaris is aangesteld voor de verlening van diensten aan de onderneming, in overeenstemming met wat de bepalingen van hoofdstuk 386 voorschrijven of goedkeuren;

j) de beloning van de official receiver en de insolventiefunctionaris.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

N.v.t.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vorderingen die zijn ontstaan na de instelling van de faillissementsprocedure en vorderingen die daarvoor zijn ontstaan. Als bij een faillissementsprocedure echter blijkt dat de activa ontoereikend zijn om de schulden te voldoen, mag de rechtbank een beschikking geven betreffende de betaling uit de activa van de onkosten, kosten en lasten van de ontbinding en liquidatie in de prioriteitsvolgorde die hij geëigend acht, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende algemene prioriteitsvolgorde:

a) de kosten die rechtmatig zijn toegeschreven aan of zijn gemaakt door de curator voor de bescherming, uitvoering of invordering van activa van de onderneming;

b) alle andere kosten die zijn gemaakt door de curator of onder zijn autoriteit, met inbegrip van de kosten die zijn gemaakt bij het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten;

c) de beloning van de curator, indien van toepassing;

d) de kosten van de eiser en van iedere andere persoon die wordt genoemd in het verzoekschrift en waarvan de kosten zijn toegelaten door de rechtbank;

e) de beloning van de bijzondere bewindvoerder en de griffier, indien van toepassing;

f) elk bedrag dat verschuldigd is aan personen die zijn aangesteld voor het opstellen van de liquidatierekening of de balans, of die toestemming hebben om daaraan bij te dragen;

g) elke schadevergoeding die wordt betaald krachtens een beschikking van de rechtbank voor de kosten en uitgaven met betrekking tot een verzoek om vrijstelling van de verplichting om een liquidatiebalans in te dienen of om verlenging van de opgelegde termijn voor het indienen daarvan;

h) alle benodigde uitgaven die door de curator worden gedaan in het kader van zijn bestuur, met inbegrip van alle kosten die door leden van de liquidatiecommissie of hun vertegenwoordigers zijn gemaakt en die door de curator zijn goedgekeurd.

Wanneer de kosten en lasten van de liquidatie zijn betaald, worden de preferente schuldeisers betaald op basis van de datum van registratie van hun vorderingen en na hen alle overige schuldeisers in volgorde van registratie. Indien er niet voldoende fondsen beschikbaar zijn om hen te betalen, hebben deze laatsten (de concurrente schuldeisers) een gelijke rang.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

De insolventiefunctionaris besluit over toelating of verwerping van de vorderingen. Er zijn geen specifieke regels voor het indienen van vorderingen. Er moet op worden gewezen dat de vorderingen, indien er een official receiver wordt benoemd als insolventiefunctionaris, moeten worden ingediend door middel van het volgende formulier:

OFFICIAL RECEIVER

p/a MFSA

Notabile Road

Attard, BKR3000

Informatie over de ontbonden onderneming

1

Naam en registratienummer

2

Datum van ingang van de ontbinding

Informatie over de schuldeiser

3

Voor- en achternaam / registratienummer

4

Postadres

5

E-mailadres

6

Telefoonnummer vast / mobiel

/

Informatie over de vordering

7

Totaalbedrag van de vordering met inbegrip van, indien van toepassing, niet-gekapitaliseerde rente die is vervallen op de datum van ontbinding

8

Totaalbedrag van de niet-gekapitaliseerde rente op de datum van ontbinding

9

Vermelding van het feit waarop de vordering is gebaseerd en alle bijbehorende data

(Extra bladzijden toevoegen indien nodig)

10

Informatie over de bewijsstukken en/of andere bewijzen van de vordering (gewaarmerkte kopieën conform bijvoegen en deze oplopend nummeren van 1 tot n)

(Extra bladzijden toevoegen indien nodig)

Informatie over de zekerheid die eventueel is gesteld als garantie

11

Vermelding van het type verstrekte/verkregen zekerheid

(Extra bladzijden toevoegen indien nodig)

12

Datum(s) waarop de zekerheid is verstrekt/verkregen

13

Bedrag van de vordering dat wordt gegarandeerd door de zekerheid

Verklaring van de schuldeiser

14

Ik, ondergetekende verklaar op erewoord dat de informatie op dit formulier naar mijn weten eerlijk, exact en volledig is:

Handtekening van de schuldeiser

Voor- en achternaam (in blokletters)

Nummer van identiteitskaart

15

Indien de ondertekenaar handelt als vertegenwoordiger van een rechtspersoon, het gedeelte hieronder invullen:

In naam en voor rekening van ____________________________________________________

Registratienr. _________________________ in mijn hoedanigheid van _____________________________.

Omdat het om de termijn voor de indiening van vorderingen gaat, geeft artikel 255 van hoofdstuk 386 de rechtbank de bevoegdheid om de schuldeisers één of meer termijnen te geven voor de verstrekking van bewijs van hun vorderingen of aanspraken. Indien zij dit niet doen, worden zij uitgesloten van begunstiging bij elke uitgevoerde verdeling, totdat deze vorderingen worden bewezen.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Er is geen wettelijke bepaling ad hoc over de gevolgen van de reorganisatieprocedure voor wat betreft de indiening, verificatie en toelating van vorderingen.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Er moet worden opgemerkt dat er in het Maltese recht op het gebied van insolventie geen beperkende lijst van rangen van vorderingen is, omdat de prioriteitsvolgorde van schuldeisers niet wordt geregeld door een specifieke tekst, maar blijkt uit verschillende wetten. De bepalingen ten aanzien van de rang van vorderingen worden hieronder genoemd.

Volgens artikel 302 van hoofdstuk 386 worden bij de liquidatie van een onderneming waarvan de activa niet volstaan om de opeisbare schulden te voldoen, de rechten van de preferente en concurrente schuldeisers en de prioriteit en rang van hun vorderingen geregeld door de geldende wetgeving.

Anderzijds wordt, volgens artikel 535 van hoofdstuk 13, de klassering van schuldeisers die een pand, voorrecht of hypotheek hebben, uitgevoerd in overeenstemming met de geldende wetgeving.

Zowel het ene als het andere hierboven genoemde artikel bepaalt dat de rang van de vorderingen wordt geregeld door de geldende wetgeving.

In het Maltese recht vloeit het beginsel van pari passu indirect voort uit artikel 1996 van het Burgerlijk Wetboek (hoofdstuk 16) dat stelt dat voorrechten, hypotheken en de winst van boedelafscheiding rechtmatige oorzaken zijn voor voorrang. Hetzelfde artikel kent aan elke schuldeiser het recht toe om zijn huidige of toekomstige rechten op het gebied van betaling, uitvoering en rang, of overige soortgelijke huidige of toekomstige rechten, achter te stellen, over te dragen, af te staan of op enige andere wijze te wijzigen ten gunste van een andere persoon. Deze handeling van achterstelling, overdracht, afstand, wijziging of overige soortgelijke handeling mag worden verricht in overeenstemming met of door middel van een unilaterale verklaring aan iedere persoon, met inbegrip van een andere schuldeiser, ongeacht of deze wordt benoemd of moet worden benoemd op het moment van de overeenkomst of de verklaring.

De verschillen in rang komen dan voort uit een overeenkomst. Dientengevolge hebben schuldeisers allen dezelfde rang, indien er geen sprake is van voorrechten, hypotheken of winst van boedelafscheiding.

Rekening houdend met het bovenstaande, moeten de verschillende specifieke wetten worden geraadpleegd die prioriteit toekennen aan bepaalde categorieën vorderingen, zoals de wet betreffende de btw (hoofdstuk 406), de wet betreffende de arbeidsmarkt en industriële relaties (hoofdstuk 452) en de wet betreffende de sociale zekerheid (hoofdstuk 318).

Artikel 62 van de wet betreffende de btw bepaalt het volgende:

‘De Commissioner [directeur belastingen] heeft een bijzonder voorrecht op de goederen die deel uitmaken van de economische activiteiten van een persoon voor de invordering van alle belastingen die door die laatstgenoemde verschuldigd zijn krachtens de onderhavige wet en niettegenstaande bepalingen in een andere wet moet de genoemde belasting worden betaald met voorrang op de vorderingen met overige voorrechten, met uitzondering van vorderingen die worden gegarandeerd door een algemeen voorrecht en degene die worden bedoeld in artikel 2009, punten a) en b), van het Burgerlijk Wetboek.’

Artikel 20 van de wet betreffende de arbeidsmarkt en industriële relaties bepaalt het volgende:

‘Niettegenstaande bepalingen van een andere wet, vormen salarisvorderingen die overeenkomen met maximaal drie maanden van de beloning die de werkgever aan de werknemer dient uit te keren, evenals de vergoeding voor niet opgenomen verlof die aan de werknemer verschuldigd is en, indien van toepassing, de ontslagvergoeding of opzeggingsvergoeding, preferente vorderingen op de goederen van de werkgever en worden met voorrang uitgekeerd vóór alle andere, preferente of hypothecaire, vorderingen:

Voor deze preferente vorderingen is het plafondbedrag nooit hoger dan het equivalent van zes maanden van het nationale minimumloon dat van toepassing is op de datum van het ontstaan van de vordering.’

Artikel 116, lid 3, van de wet betreffende de sociale zekerheid bepaalt het volgende:

‘Niettegenstaande bepalingen van een andere wet, is elk bedrag dat aan de directeur verschuldigd is voor socialezekerheidsbijdragen van categorie 1 of categorie 2 krachtens het onderhavige artikel een preferente vordering die geldt, voor socialezekerheidsbijdragen van categorie 1, op de goederen van de werkgever met dezelfde rang als de salarissen van de werknemers en, voor socialezekerheidsbijdragen van categorie 2, op het vermogen van de desbetreffende zelfstandige, en wordt betaald met voorrang boven alle andere, preferente of hypothecaire, vorderingen (behalve salarissen).’

Daarnaast gaan de artikelen 2088 tot 2095 van het Burgerlijk Wetboek specifiek over de volgorde van prioriteit van de voorrechten. Deze bepalingen stellen vooral dat de vorderingen moeten worden betaald in volgorde van registratie daarvan. De hypotheken die op dezelfde dag worden geregistreerd, hebben dus theoretisch dezelfde rang.

Als bij een insolventieprocedure echter blijkt dat de activa ontoereikend zijn om de schulden te voldoen, mag de rechtbank besluiten (en besluit in de meeste gevallen) om een beschikking te geven betreffende de betaling uit de activa van de onkosten, kosten en lasten van de ontbinding en liquidatie in de prioriteitsvolgorde die hij geëigend acht, waarbij rekening wordt gehouden met de algemene prioriteitsvolgorde:

a) de kosten die rechtmatig zijn toegeschreven aan of zijn gemaakt door de official receiver of de insolventiefunctionaris voor de bescherming, uitvoering of invordering van activa van de onderneming;

b) alle andere kosten die zijn gemaakt door de official receiver of onder zijn autoriteit, met inbegrip van de kosten die zijn gemaakt bij het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten;

c) de beloning van de voorlopige bewindvoerder, indien van toepassing;

d) de kosten van de eiser en van iedere andere persoon die wordt genoemd in het verzoekschrift en waarvan de kosten zijn toegelaten door de rechtbank;

e) de beloning van de bijzondere bewindvoerder, indien van toepassing;

f) elk bedrag dat verschuldigd is aan personen die zijn aangesteld voor het opstellen van de liquidatierekening of de balans, of die toestemming hebben om daaraan bij te dragen;

g) elke schadevergoeding die wordt betaald krachtens een beschikking van de rechtbank voor de kosten en uitgaven met betrekking tot een verzoek om vrijstelling van de verplichting om een liquidatiebalans in te dienen of om verlenging van de opgelegde termijn voor het indienen daarvan;

h) alle benodigde uitgaven die door de insolventiefunctionaris worden gedaan in het kader van zijn bestuur, met inbegrip van alle kosten die door leden van de liquidatiecommissie of hun vertegenwoordigers zijn gemaakt en die door de insolventiefunctionaris zijn goedgekeurd;

i) de beloning van iedere persoon die door de insolventiefunctionaris is aangesteld voor de verlening van diensten aan de onderneming, in overeenstemming met wat de bepalingen van hoofdstuk 386 voorschrijven of goedkeuren;

j) de beloning van de official receiver en de insolventiefunctionaris.

Tijdens de insolventieprocedure stelt de insolventiefunctionaris een rapport op met daarin de volgorde van de schuldeisers en een verdelingsplan dat moet worden voorgelegd aan de rechtbank. De schuldeisers mogen hun opmerkingen indienen indien ze het niet eens zijn met de inhoud van dit rapport en de rechtbank kan correctie bevelen. Na de definitieve goedkeuring van de rang van de schuldeisers en het verdelingsplan, beveelt hij de insolventiefunctionaris over te gaan tot de betaling van de schuldeisers.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

N.v.t.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

In de allereerste plaats wordt de verdeling van de opbrengst van de tegeldemaking geregeld door artikel 531 van het Wetboek van Koophandel en de wetten die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek die de rang van de schuldeisers bepalen met degenen die een wettelijk erkend voorrecht hebben en degenen die een hypotheekrecht hebben. Het gaat om preferente schuldeisers krachtens wettelijke bepalingen of een notariële akte, die een rang krijgen op basis van de datum van registratie van hun vordering of, volgens de bepalingen van artikel 535 van het Wetboek van Koophandel, in overeenstemming met de geldende wetgeving.

Vervolgens komen de gewone schuldeisers (niet ingeschreven), die pari passu worden geclassificeerd op basis van hun vordering.

Wanneer een persoon failliet is verklaard, wordt er binnen tien dagen na de verklaring een bijeenkomst georganiseerd met de rechter, de griffier, de curator, de gefailleerde en de schuldeisers om de vorderingen en de inventaris te bekijken.

Bij deze bijeenkomst wordt de gefailleerde gehoord en presenteert hij de voorwaarden van de regeling. De deelnemers kijken of de zaak daadwerkelijk voldoet aan de voorwaarden voor een regeling, in het kader waarvan een deel van de schuldeisers (die geen voorrecht, hypotheek of een pand hebben) wordt gevraagd te verschijnen in de plaats van alle schuldeisers, en hebben acht dagen de tijd om bezwaar te maken tegen het voorstel, ook individueel.

Er wordt een tweede bijeenkomst gehouden voor de rechter om over te gaan tot het stemmen over de regeling die, om te worden goedgekeurd, de steun moet krijgen van een meerderheid die driekwart van het bedrag van de vorderingen vertegenwoordigt;

Na deze procedure en wanneer de inventaris van alle schuldeisers is opgesteld, wordt er nog een bijeenkomst georganiseerd, die wederom wordt voorgezeten door de rechter, waarbij wordt voldaan aan alle wettelijk vereiste formaliteiten van openbaarheid.

Bij deze bijeenkomst zet iedere schuldeiser zijn eis uiteen; indien de curator dit betwist, moet hij aan deze laatste en aan de akkoordschuldeisers aantonen dat dit gegrond is.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Als de insolventiefunctionaris, in het kader van een insolventieprocedure, alle activa van de onderneming te gelde heeft gemaakt, of alles wat volgens hem te gelde kon worden gemaakt zonder de liquidatie onnodig te verlengen, als hij, indien van toepassing, een definitieve betaling aan de schuldeisers heeft gedaan, als hij de rechten van de bijdrageplichtigen onderling heeft betaald door, indien van toepassing, een definitieve uitkering te verstrekken en als hij het accountantsverslag heeft ingediend dat is opgesteld voor rekening van de onderneming, verleent de rechtbank, na zich ervan te hebben vergewist dat de functionaris zich heeft gehouden aan de bepalingen van hoofdstuk 386 en aan alle voorschriften die de rechter eventueel heeft opgelegd, en na controle van het verslag en eventuele bezwaren van de schuldeisers, de bijdrageplichtigen of enige andere betrokken partij, kwijting aan de insolventiefunctionaris en ontslaat hem van zijn mandaat.

Vervolgens beveelt de rechtbank dat de naam van de onderneming uit het register wordt verwijderd met ingang van de datum van de beschikking. Dit bevel wordt betekend aan de bewaarder van het register die zorgt voor de verwijdering.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Artikel 329B, lid 12, noemt de verschillende mogelijke scenario’s voor sluiting van een saneringsprocedure:

a) indien, op enig moment tijdens de saneringsprocedure, aan de bijzondere toezichthouder, na raadpleging van het comité van schuldeisers en leden, blijkt dat het niet zinnig is dat de onderneming de genoemde procedure voortzet, dient hij onverwijld bij de rechtbank een verzoek om sluiting van de procedure in waarin hij zijn redenen uitgebreid uiteenzet, waarna de rechtbank de gerechtelijke liquidatie van de onderneming uitspreekt.

Dan is de procedure van hoofdstuk 386 betreffende insolventie van ondernemingen van toepassing;

b) indien, op enig moment tijdens de saneringsprocedure, aan de bijzondere toezichthouder, na raadpleging van het comité van schuldeisers en leden, blijkt dat het beter gaat met de onderneming en dat ze in staat is om haar schulden te betalen, dient hij bij de rechtbank een met uitgebreide redenen omkleed verzoek in om te beschikken dat de saneringsprocedure wordt gesloten. Indien de rechtbank dit verzoek inwilligt, legt hij bij zijn beschikking bepalingen en voorwaarden op die hij nodig acht in de omstandigheden van de zaak.

In dat geval zet de onderneming haar activiteiten voort als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar exploitatie. De opschorting van de procedure wordt opgeheven zodra de rechtbank het bovengenoemde verzoek inwilligt;

c) indien, op enig moment tijdens de saneringsprocedure, de bestuurders van de onderneming of haar leden die zijn verenigd in een buitengewone algemene aandeelhoudersvergadering, constateren dat het beter gaat met de onderneming en dat ze in staat is om haar schulden te betalen, mogen zij bij de rechtbank een verzoek met daarbij de geëigende rechtvaardigingen indienen waarin zij hun constatering bevestigen en hem vragen om te beschikken dat de saneringsprocedure wordt gesloten. Voordat de rechtbank dit verzoek inwilligt of verwerpt, raadpleegt hij de bijzondere toezichthouder. Indien de rechtbank dit verzoek inwilligt, legt hij bij zijn beschikking bepalingen en voorwaarden op die hij nodig acht in de omstandigheden van de zaak.

Net als in het eerdere geval zet de onderneming haar activiteiten voort als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar exploitatie. De opschorting van de procedure wordt opgeheven zodra de rechtbank het bovengenoemde verzoek inwilligt;

d) aan het einde van zijn mandaat verstrekt de bijzondere toezichthouder een schriftelijk eindrapport aan de rechtbank waarin hij uitgebreid zijn gemotiveerde advies uiteenzet over de vraag of er al dan niet redelijke perspectieven zijn voor behoud van de onderneming als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar, gehele of gedeeltelijke, exploitatie en om in de toekomst haar schulden naar behoren te betalen.

Indien de bijzondere toezichthouder in zijn eindrapport concludeert dat er redelijke perspectieven zijn voor het behoud van de onderneming als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar, gehele of gedeeltelijke, exploitatie, dient hij bij zijn rapport een precies en gedetailleerd saneringsplan te voegen met daarin alle voorstellen die nodig zijn om de onderneming haar activiteiten te laten voortzetten met het oog op levensvatbaarheid en continuïteit van exploitatie, samen met uitleg die nodig kan zijn om deze sanering doeltreffend te maken, in het bijzonder voorstellen met betrekking tot de financiële middelen, het behoud van banen en het toekomstige bestuur van de onderneming. In dit saneringsplan moeten ook de voorgestelde regels staan voor de betaling van de schuldeisers, volledig of voor een deel van hun vorderingen, en of er een vrijwillige regeling kon worden gesloten met alle schuldeisers, of dat de rechtbank wordt voorgesteld om een regeling te bekrachtigen die niet door alle schuldeisers is goedgekeurd.

Na ontvangst van het eindrapport en het saneringsplan mag de rechtbank vragen om alle uitleg of toelichting die hij nodig acht en die hem mondeling of schriftelijk wordt verstrekt, al naar gelang wat hij heeft aangegeven. Vervolgens kan de rechtbank het voorgestelde saneringsplan verwerpen of dit aanvaarden en geheel of gedeeltelijk goedkeuren en kan, indien nodig, verlangen dat er wijzigingen in worden aangebracht. Indien de rechtbank het saneringsplan dat de bijzondere toezichthouder bij hem heeft ingediend, met of zonder wijzigingen goedkeurt, al naar gelang wat hij besluit, wordt dit plan van kracht en geldt, in alle wettelijke opzichten, voor alle betrokken partijen. De opschorting van de procedure wordt opgeheven zodra de rechtbank het saneringsplan goedkeurt;

e) indien de rechtbank een beschikking geeft tot sluiting van de saneringsprocedure om de reden dat er geen redelijke perspectieven zijn voor het behoud van de onderneming als levensvatbare entiteit die in staat is om te zorgen voor continuïteit van haar exploitatie en om in de toekomst naar behoren haar schulden te betalen, spreekt hij de gerechtelijke liquidatie van de onderneming uit.

Dan is de procedure van hoofdstuk 386 betreffende insolventie van ondernemingen van toepassing.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Als de curator, in het kader van een faillissementsprocedure, alle activa van de onderneming te gelde heeft gemaakt, of alles wat volgens hem te gelde kon worden gemaakt zonder het faillissement onnodig te verlengen, als hij, indien van toepassing, een definitieve betaling aan de schuldeisers heeft gedaan, als hij de rechten van de bijdrageplichtigen onderling heeft betaald door, indien van toepassing, een definitieve uitkering te verstrekken en als hij het accountantsverslag heeft ingediend dat is opgesteld voor rekening van de onderneming, verleent de rechtbank, na zich ervan te hebben vergewist dat de curator zich heeft gehouden aan de bepalingen van hoofdstuk 13 en aan alle voorschriften die de rechter eventueel heeft opgelegd, en na controle van het verslag en eventuele bezwaren van de schuldeisers, de bijdrageplichtigen of enige andere betrokken partij, kwijting aan de curator en ontslaat hem van zijn mandaat.

Vervolgens beveelt de rechtbank dat de naam van het partnerschap uit het register wordt verwijderd met ingang van de datum van de beschikking. Dit bevel wordt betekend aan de bewaarder van het register die zorgt voor de verwijdering.

Wat hierboven wordt vermeld, geldt uiteraard voor partnerschappen.

Wat betreft handelaren mag de failliete handelaar, na de faillietverklaring en de verdeling van de opbrengst van de tegeldemaking, een verzoek indienen bij de griffier om voor de rechter te verschijnen; deze nodigt, op dezelfde dag, ook de schuldeisers en curator van het faillissement uit om te bepalen of de gefailleerde kan worden gerehabiliteerd als handelaar.

Indien de handelaar niet op frauduleuze of kwaadwillige wijze heeft gehandeld, kan hij zijn handelsrehabilitatie krijgen. Dat heeft tot gevolg dat de gefailleerde, als persoon en met zijn toekomstige goederen, wordt ontheven van alle vorderingen die, op enig moment vóór de faillietverklaring, tegen hem zouden kunnen zijn ingediend.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Volgens artikel 315, lid 1, van hoofdstuk 386, kan een schuldeiser beroep instellen tegen elke partij die de activiteiten van de onderneming zou hebben uitgeoefend met de bedoeling om de schuldeisers van de onderneming of die van een andere persoon te beroven of voor andere frauduleuze doeleinden. In dat geval mag de rechtbank waar het beroep aanhangig is gemaakt de personen die bewust op bovengenoemde wijze hebben deelgenomen aan de uitoefening van activiteiten, persoonlijk aansprakelijk stellen, zonder beperking van de aansprakelijkheid, voor alle of een deel van de schulden of andere verplichtingen van de onderneming, al naar gelang wat hij besluit.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Er is geen wettelijke bepaling ad hoc voor de rechten van de schuldeisers na sluiting van de insolventieprocedure.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Als de faillissementsprocedure van de handelaar of het partnerschap is gesloten, kunnen de schuldeisers geen aanspraak meer maken op enig recht, tenzij ze bewijzen dat de handelaar of het partnerschap tegenover hen op frauduleuze of kwaadwillige wijze heeft gehandeld.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

De kosten en uitgaven worden gedragen door degene die het verzoek voor instelling van de insolventieprocedure heeft ingediend of door de onderneming, al naar gelang wat de rechtbank besluit.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

In het kader van een reorganisatieprocedure (sanering van de onderneming) komen de kosten en uitgaven voor rekening van de onderneming.

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

De kosten en uitgaven worden gedragen door degene die het verzoek voor instelling van de faillissementsprocedure heeft ingediend of door de gefailleerde.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Insolventieprocedures (ondernemingen)

Artikel 303 van hoofdstuk 386 bepaalt dat alle voorrechten, hypotheken of andere lasten, of elke overdracht of andere wijze van verkoop van goederen of rechten, en elke betaling, uitvoering of andere handeling met betrekking tot de goederen of rechten die wordt uitgevoerd door een onderneming of ten opzichte daarvan, evenals elke verplichting die de onderneming is aangegaan in de zes maanden voorafgaand aan haar ontbinding worden beschouwd als een frauduleuze voorrang die aan een schuldeiser is toegekend, ongeacht of de transactie gratis of tegen betaling wordt uitgevoerd, indien het gaat om een ondergewaardeerde transactie of indien er een preferente behandeling is toegekend. In die gevallen wordt de transactie (frauduleuze voorrang) nietig.

Het begrip ‘ondergewaardeerde transactie’ wordt als volgt gedefinieerd:

a) een onderneming sluit een transactie voor een ondergewaardeerde prijs indien:

i) zij iets gratis overdraagt of een transactie uitvoert op voorwaarden waarbij zij geen enkele tegenprestatie ontvangt; of

ii) zij een transactie uitvoert voor een tegenprestatie waarvan de waarde in geld of in natura veel lager is dan de waarde in geld of in natura van datgene wat zij zelf heeft gegeven.

Het begrip preferente behandeling wordt als volgt gedefinieerd:

b) een onderneming geeft een persoon een preferente behandeling indien:

i) deze persoon een van haar schuldeisers is, of een garant of borgsteller is voor schulden of andere verplichtingen die zij is aangegaan; en

ii) zij iets doet of laat doen wat, in beide gevallen, tot gevolg heeft dat deze persoon in een positie komt die, in het geval van liquidatie van de onderneming vanwege insolventie, beter is dan de positie die hij zou hebben gehad zonder deze handeling of nalatigheid.

Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt wanneer de persoon ten gunste van wie de transactie is aangegaan, gesloten of uitgevoerd, bewijst dat hij niet wist en geen reden had om te denken dat de onderneming het risico liep om te worden ontbonden vanwege insolventie.

Reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming)

Er is geen wettelijke bepaling ad hoc voor de ongeldigheid, nietigverklaring of nietigheid van rechtshandelingen die schadelijk zijn voor de schuldeisers in reorganisatieprocedures (sanering van de onderneming).

Faillissementsprocedures (partnerschappen en handelaren)

Er is geen wettelijke bepaling ad hoc voor de ongeldigheid, nietigverklaring of nietigheid van rechtshandelingen die schadelijk zijn voor de schuldeisers in procedures voor faillissement of sanering.

Laatste update: 16/02/2018

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels

Insolventie/faillissement - Oostenrijk

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Het Oostenrijkse insolventierecht is niet beperkt tot ondernemers. Insolventie wordt omschreven als onderdeel van de privaatrechtelijke rechtsbevoegdheid: een persoon die rechten en verplichtingen heeft, kan ook insolvent zijn. De handelingsbekwaamheid is echter niet bepalend. Zo kan iedere natuurlijke persoon (ook een kind) een insolvente schuldenaar zijn, net als (publiekrechtelijke of privaatrechtelijke) rechtspersonen, geregistreerde personenvennootschappen volgens het wetboek voor ondernemingen (Unternehmensgesetzbuch) (vennootschappen onder firma (offene Gesellschaften), commanditaire vennootschappen (Kommanditgesellschaften)) en nalatenschappen. Stille vennootschappen (stille Gesellschaften) en maatschappen (Gesellschaften bürgerlichen Rechts) kunnen echter niet insolvent zijn.

Na de ontbinding van een rechtspersoon of een geregistreerde personenvennootschap wordt de inleiding van een insolventieprocedure toegestaan zolang de activa niet zijn verdeeld (§68 van de wet inzake insolventie (Insolvenzordnung – IO)).

Voor de activa van kredietinstellingen, beleggingsmaatschappijen, bedrijven die beleggingsdiensten verlenen en verzekeringsmaatschappijen kan een gerechtelijke liquidatieprocedure (Konkursverfahren), maar geen saneringsprocedure (Sanierungsverfahren) worden ingeleid (§82, lid 1, van de wet inzake de bankensector – Bankwesengesetz, BWG; §79 van de wet inzake het toezicht op effecten uit 2018 – Wertpapieraufsichtsgesetz, WAG 2018 en §309, lid 3, van de wet inzake het toezicht op verzekeringen uit 2016 –Versicherungsaufsichtsgesetz, VAG 2016)).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Sinds de goedkeuring van de wet van 2010 tot wijziging van het insolventierecht (Insolvenzrechtsänderungsgesetz 2010) kent het Oostenrijkse recht nog slechts één insolventieprocedure. Naar gelang van het concrete verloop van de procedure heeft deze echter verschillende benamingen.

De insolventieprocedure wordt een gerechtelijke liquidatieprocedure (Konkursverfahren) genoemd als er op het moment van inleiding van de procedure nog geen saneringsplan is voorgelegd. In een gerechtelijke liquidatieprocedure kan worden overgegaan tot zowel tegeldemaking van de activa als sanering.

De insolventieprocedure wordt een saneringsprocedure genoemd als er op het moment van inleiding van de procedure reeds een saneringsplan is. De procedure richt zich dan op sanering van de schuldenaar. Deze is van toepassing op natuurlijke personen die een onderneming exploiteren, rechtspersonen, personenvennootschappen en nalatenschappen (§166 IO).

De saneringsprocedure kan plaatsvinden met of zonder rechtstreeks beheer van de schuldenaar (Eigenverwaltung). De schuldenaar blijft bezitter (onder toezicht van een daartoe aangestelde curator (Sanierungsverwalter)) als hij in het saneringsplan een aandeel van ten minste 30 % biedt aan de insolventieschuldeisers, en nog andere documenten overlegt. Zo moet hij een financieringsplan voorleggen waaruit blijkt dat de financiering voor 90 dagen is gegarandeerd.

Er bestaat nog een andere variant van de insolventieprocedure: de schuldsaneringsregeling (Schuldenregulierungsverfahren), die van toepassing is op natuurlijke personen die geen onderneming exploiteren.

Met het oog op de inleiding van een insolventieprocedure moet een verzoek worden ingediend door de schuldenaar of door een schuldeiser. In het geval van een saneringsprocedure moet er altijd een verzoek worden ingediend door de schuldenaar, samen met een saneringsplan.

De insolventieprocedure wordt in principe ingeleid wanneer de schuldenaar insolvent is (§66 IO). De insolventieprocedure kan ook als saneringsprocedure worden ingeleid wanneer het gevaar bestaat dat de betalingen worden gestaakt (§167, lid 2, IO). Bij een te grote schuldenlast (§67 IO) kan ook een insolventieprocedure worden ingeleid voor geregistreerde personenvennootschappen waarbij geen enkele onbeperkt aansprakelijke vennoot een natuurlijk persoon is, of voor het vermogen van rechtspersonen en nalatenschappen.

Een andere voorwaarde voor de inleiding van een insolventieprocedure is het bestaan van activa waarmee de kosten kunnen worden gedekt. Zij moeten ten minste de kosten dekken voor de instelling van de insolventieprocedure (een uitzondering daarop vormt in bepaalde gevallen de schuldsaneringsregeling).

De inleiding van een insolventieprocedure wordt bekendgemaakt middels een kennisgeving op internet in de database met insolventiebesluiten (www.edikte.gv.at). De rechtsgevolgen van de procedure treden in werking vanaf het begin van de dag die volgt op die van de officiële mededeling. De inleiding van de insolventieprocedure wordt bovendien ingeschreven in openbare registers (kadaster (Grundbuch), bedrijfsregister (Firmenbuch) enz.).

Als de insolventieprocedure niet onmiddellijk kan worden ingeleid, moet de rechtbank die met de procedure is belast (Insolvenzgericht), opdracht geven tot tijdelijke maatregelen voor behoud van de boedel, met name om te voorkomen dat er rechtshandelingen worden verricht waartegen beroep kan worden ingesteld en om de bedrijfscontinuïteit te waarborgen, zolang het verzoek tot inleiding niet klaarblijkelijk ongegrond is (§73 IO). De rechtbank kan de schuldenaar verbieden bepaalde rechtshandelingen te verrichten (bijvoorbeeld de verkoop van of lastenverhoging voor onroerende goederen) of kan deze afhankelijk stellen van de goedkeuring van de rechtbank. Ook kan er een tijdelijke bewindvoerder worden aangesteld.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Door de inleiding van de insolventieprocedure verliest de schuldenaar de beschikkingsbevoegdheid over het gehele voor executie in aanmerking komende vermogen dat de schuldenaar op dat moment toebehoort of dat de schuldenaar tijdens de procedure verkrijgt (§2, lid 2, IO). Dit vermogen wordt ondergebracht in de insolvente boedel (Insolvenzmasse).

De insolvente boedel omvat alle roerende en onroerende goederen van de schuldenaar, zoals aandelen in vastgoed, aandelen in mede-eigendom, vorderingen, verhuurrechten, erfenissen en dergelijke. Rechten van de schuldenaar op middelen van bestaan, zijn arbeidskracht of het niet voor beslag vatbare deel van zijn inkomsten (het bestaansminimum) maken geen deel uit van de insolvente boedel. Niet voor beslag vatbare roerende zaken (zoals voorwerpen voor persoonlijk gebruik) en rechten die uitsluitend betrekking hebben op de persoon (zoals rechten inzake beroepsuitoefening), maken evenmin deel uit van de boedel.

Als de schuldenaar in een huis (of appartement) woont dat deel uitmaakt van de insolvente boedel, behouden hij en zijn gezin in eerste instantie het gebruiksrecht van onmisbare woonvertrekken (§5, lid 3, IO). Dit laat echter onverlet dat het huis (of appartement) in het kader van de insolventieprocedure te gelde wordt gemaakt. De rechtbank die met de insolventieprocedure is belast, moet de schuldenaar ook de beschikking laten houden over huurrechten (of andere gebruiksrechten) voor woonvertrekken die onontbeerlijk zijn voor de schuldenaar en zijn gezin (§5, lid 4, IO). Aangezien de schuldenaar vrij over deze rechten moet kunnen beschikken, worden zij uitgesloten van de insolvente boedel.

Met toestemming van de rechtbank kan het comité van schuldeisers (Gläubigerausschuss) ook besluiten vorderingen waarvan de inning twijfelachtig lijkt en bepaalde goederen van een verwaarloosbare waarde niet in de insolvente boedel op te nemen (§119, lid 5, IO). De reden hiervoor is dat kosten en lasten voor de tegeldemaking van alle voorwerpen die geen winst zullen opleveren, moeten worden voorkomen.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Gerechtelijke liquidatieprocedure

  • De schuldenaar
    • heeft het recht een verzoek om inleiding van een gerechtelijke liquidatieprocedure in te dienen en rechtsmiddelen tegen een dergelijke procedure in te stellen;
    • verliest door de inleiding van de liquidatieprocedure de beschikking over het vermogen dat tot de boedel behoort;
    • heeft het recht deel te nemen aan de vergadering van schuldeisers (Gläubigerversammlung) en het comité van schuldeisers;
    • heeft het recht een aanvraag voor het opstellen van een saneringsplan in te dienen.
  • De liquidateur (Masseverwalter)
    • is bevoegd voor de praktische uitvoering van de insolventieprocedure;
    • onderzoekt de economische toestand van de schuldenaar;
    • zet de onderneming voort als zij op het moment van inleiding van de procedure nog niet is gesloten en als deze voortzetting de schuldeisers geen schade berokkent;
    • onderzoekt de aangemelde vorderingen;
    • onderzoekt of een saneringsplan in het belang van de schuldeisers is en in hoeverre dit plan kan worden uitgevoerd;
    • stelt de activa vast en maakt deze te gelde;
    • beheert en vertegenwoordigt de insolvente boedel;
    • oefent het recht op beroep tot nietigverklaring voor de boedel uit;
    • verdeelt de boedelopbrengst.

Bij gerechtelijke liquidatieprocedures voor natuurlijke personen die geen onderneming exploiteren (schuldsaneringsregeling), vormt de aanstelling van een liquidateur een uitzondering. Wanneer de rechtbank geen liquidateur aanstelt, moet zij overeenkomstig de wetgeving inzake gerechtelijke liquidatie de aan de liquidateur toegewezen taken waarnemen.

Saneringsprocedure zonder rechtstreeks beheer

  • De schuldenaar
    • verzoekt om inleiding van de saneringsprocedure en het opstellen van een saneringsplan;
    • verliest door de inleiding van de insolventieprocedure de beschikking over het vermogen dat tot de boedel behoort;
    • heeft het recht deel te nemen aan de vergaderingen van schuldeisers en de zittingen van het comité van schuldeisers.
  • De liquidateur
    • is bevoegd voor de praktische uitvoering van de insolventieprocedure;
    • onderzoekt de economische toestand van de schuldenaar;
    • zet de onderneming voort als zij op het moment van inleiding van de procedure nog niet is gesloten en als deze voortzetting de schuldeisers geen schade berokkent;
    • onderzoekt de aangemelde vorderingen;
    • onderzoekt of een saneringsplan in het belang van de schuldeisers is en in hoeverre dit plan kan worden uitgevoerd;
    • beheert en vertegenwoordigt de insolvente boedel;
    • oefent het recht op beroep tot nietigverklaring voor de boedel uit.

Saneringsprocedure met rechtstreeks beheer

  • De schuldenaar
    • verzoekt om inleiding van de saneringsprocedure met rechtstreeks beheer en het opstellen van een saneringsplan, en verstrekt tezamen met dit verzoek de documenten die noodzakelijk zijn voor het rechtstreekse beheer;
    • behoudt zijn/haar (beperkte) beschikkingsbevoegdheid en blijft in principe zelf zijn/haar vermogen beheren;
    • staat onder toezicht van de curator en de rechtbank die de insolventieprocedure behandelt.
  • De curator
    • houdt toezicht op de schuldenaar en diens bedrijfsbeheer;
    • verleent of weigert toestemming voor rechtshandelingen die geen deel uitmaken van het dagelijks beheer van het bedrijf;
    • vertegenwoordigt de schuldenaar in alle zaken waarvoor deze geen beschikkingsbevoegdheid heeft;
    • onderzoekt de economische toestand van de schuldenaar;
    • controleert of het saneringsplan uitvoerbaar is en of er redenen zijn om het bezit in te trekken;
    • onderzoekt de aangemelde vorderingen;
    • oefent het recht op beroep tot nietigverklaring voor de boedel uit.

De rechtbank waarbij de insolventieprocedure aanhangig is, houdt toezicht op de werkzaamheden van de curator (Insolvenzverwalter). De rechtbank kan de curator schriftelijk of mondeling instrueren, kan verzoeken om verslagen, toelichting, facturen en andere boekingen en kan onderzoeken instellen. De rechtbank kan ook bevelen dat de curator de door het comité van schuldeisers gegeven instructies over specifieke kwesties monitort. Bepaalde verrichtingen moeten vóór afsluiting door de curator worden gecommuniceerd aan de rechtbank (§116 IO) en voor andere verrichtingen moet toestemming worden verleend door het comité van schuldeisers en de rechtbank die de insolventieprocedure behandelt (§117 IO).

Aanstelling en beloning van de curator

De curator moet bij de inleiding van de insolventieprocedure ambtshalve worden aangesteld door de rechtbank die deze procedure behandelt. De curator moet integer, betrouwbaar en deskundig zijn en over de benodigde kennis inzake insolventie beschikken (§80, lid 2, IO). Bij insolventie van een onderneming is toereikende kennis vereist inzake economisch recht of bedrijfsbeheer (§80, lid 3, IO). Personen die geïnteresseerd zijn in de functie van curator, kunnen zich laten inschrijven op een lijst van curatoren. Deze lijst kan op internet worden geraadpleegd (www.iv.justiz.gv.at). Aldus kunnen insolventierechters gemakkelijker een geschikte curator vinden.

De curator mag geen naast familielid zijn (§32 IO), noch een concurrent van de schuldenaar, en moet onafhankelijk zijn van zowel de schuldenaar als de schuldeisers (§80b, lid 1, IO).

Ook rechtspersonen kunnen worden aangesteld als curator. Zij moeten aan de rechtbank de naam van een natuurlijke persoon meedelen die hen vertegenwoordigt bij de uitoefening van de functie van curator (§80, lid 5, IO).

De curator heeft recht op terugbetaling van zijn contante voorschotten en een beloning voor de beheerwerkzaamheden, met heffing van btw (§82, eerste zin, IO). Het bedrag van de honoraria voor de curator is wettelijk vastgelegd (§82 IO) en is gebaseerd op de bruto-opbrengst die de curator bij de liquidatie heeft verkregen. Er wordt echter alleen rekening gehouden met de opbrengsten die dankzij de curator zijn ingevorderd. Als minimale beloning ontvangt de curator 3 000 EUR. Bij aanvaarding van een sanerings- of betalingsplan (§82a IO) of voor de liquidatie van een bijzondere boedel (§82d IO) is een aanvullende beloning vastgelegd. De voortzetting van de onderneming wordt ook afzonderlijk beloond (§82, lid 3, IO).

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De mogelijkheid van verrekening van een vordering van de schuldenaar blijkt ook tijdens de insolventieprocedure in principe intact.

De voorwaarde is echter dat vorderingen op het moment van inleiding van de procedure wederzijds kunnen worden verrekend. Verrekening is niet toegestaan als een insolventieschuldeiser pas na de inleiding van de procedure schuldenaar is geworden van de insolvente boedel, of als de vordering jegens de schuldenaar pas na de inleiding van de procedure is verworven (§20, lid 1, eerste zin, IO). Voorts is verrekening uitgesloten als de derde partij de te verrekenen vordering jegens de schuldenaar in de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure heeft verworven en hij op het moment van verwerving op de hoogte was of had moeten zijn van de insolventie (§20, leden 1 en 2, IO). Dergelijke gevallen vormen al schade wegens kleine nalatigheid jegens de derde partij.

In een insolventieprocedure is ook verrekening mogelijk met een voorwaardelijke vordering, waarbij het niet van belang is of het gaat om een voorwaardelijke vordering van de insolventieschuldeiser of van de schuldenaar. Als de insolventieschuldeiser een voorwaardelijke vordering heeft, kan de rechtbank de verrekening verbinden aan een garantie (§19, lid 2, IO). Wanneer de vordering van de insolventieschuldeiser niet geldelijk is, vormt dit evenmin een belemmering voor verrekening in de insolventieprocedure (§19, lid 2, IO). Dit vormt geen probleem omdat dergelijke vorderingen bij de inleiding van de insolventieprocedure in geldelijke vorderingen worden omgezet (§14, lid 1, IO).

Insolventieschuldeisers die verrekenbare vorderingen hebben, melden hun vorderingen niet aan in de insolventieprocedure als deze worden gedekt door de vordering die ertegenover staat (§19, lid 1, IO). Het Oostenrijkse Hooggerechtshof (Oberster Gerichtshof – OGH) heeft echter voor recht verklaard dat een insolventieschuldeiser die tijdens de insolventieprocedure geen gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheid van verrekening op grond van §19, lid 1, IO, na de definitieve bevestiging van het saneringsplan en de afsluiting van de insolventieprocedure zijn vordering in de regel alleen regulier kan verrekenen op basis van het aandeel dat in het saneringsplan is vastgelegd (RIS-Justiz RS0051601 [T4]).

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Wederkerige overeenkomsten

Indien de schuldenaar een wederkerige overeenkomst op het moment van de inleiding van de insolventieprocedure nog niet of niet volledig heeft uitgevoerd, kan de curator ofwel in plaats van de schuldenaar de overeenkomst (volledig) uitvoeren en dit ook van de andere partij eisen, ofwel de overeenkomst opzeggen (§21, lid 1, IO). In het kader van een saneringsprocedure met rechtstreeks beheer moet de schuldenaar de in §21 IO bedoelde verklaring voorleggen. Als de schuldenaar de overeenkomst wil opzeggen, moet de curator daarmee instemmen (§171, lid 1, IO). Als de contractpartner van de schuldenaar een vervroegde prestatie moet leveren, kan hij dit weigeren totdat er een garantie is gestort, behalve wanneer hij op het moment van afsluiting van de overeenkomst op de hoogte was van de ongunstige vermogenssituatie (§21, lid 3, IO).

Huurovereenkomsten

Bij een insolventieprocedure van de huurder heeft de curator het recht om de overeenkomst op te zeggen, mits de wettelijke of een kortere overeengekomen opzeggingstermijn in acht wordt genomen (§23 IO).

Arbeidsovereenkomsten

Indien de schuldenaar werkgever is en de arbeidsverhouding reeds is begonnen, kan deze in beginsel binnen één maand na de bekendmaking van het besluit waarmee de sluiting van de onderneming of de ondernemingsafdeling wordt bevolen, toegestaan of vastgesteld, worden verbroken, ofwel door de werknemer door voortijdige ontslagneming, ofwel door de curator. Een dergelijke opzegging geschiedt met inachtneming van de in de wet of de betrokken collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde opzegtermijn of een kortere termijn die in een geoorloofde contractuele bepaling is vastgesteld, en van de wettelijke ontslagbeperkingen. Voor een insolventieprocedure met rechtstreeks beheer zijn bijzondere bepalingen aangenomen.

Blokkering van de opzegging van de overeenkomst

Als de voortzetting van de onderneming door de opzegging van de overeenkomst in gevaar kan komen, kunnen contractpartners van de schuldenaar overeenkomsten met de schuldenaar alleen om een belangrijke reden en uiterlijk zes maanden na de inleiding van de insolventieprocedure opzeggen. Verslechtering van de economische situatie van de schuldenaar en achterstand van de schuldenaar bij de tenuitvoerlegging van vorderingen die vóór de inleiding van de insolventieprocedure opeisbaar zijn geworden, worden niet als belangrijke reden beschouwd (§25a, lid 1, IO). Dergelijke beperkingen zijn niet van toepassing als de ontbinding van de overeenkomst noodzakelijk is om ernstige persoonlijke of economische schade van de contractpartner op te vangen in het kader van de betaling van kredieten en in het kader van arbeidsovereenkomsten (§25a, lid 2, IO).

Nietige overeenkomsten

Overeenkomstig §25b, lid 2, IO is het niet toegestaan om te voorzien in een recht op intrekking of opzegging van de overeenkomst in geval van inleiding van een insolventieprocedure. Dit geldt in principe voor alle overeenkomsten (met enkele uitzonderingen voor overeenkomsten die vallen onder de wet inzake het bank- of beurswezen (Börsegesetz)).

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Zodra de insolventieprocedure is ingeleid, kunnen insolventieschuldeisers hun vorderingen niet meer individueel of buiten de genoemde procedure doen gelden jegens de schuldenaar (verbod op gedingen, §6, lid 1, IO). Er mag geen voorlopige maatregel worden aangenomen ten gunste van insolventievorderingen. De schuldenaar behoudt alleen in de saneringsprocedure met rechtstreeks beheer de bevoegdheid om gedingen in te leiden of andere procedures aan te spannen, als deze betrekking hebben op een zaak van bezit (§173 IO). Als er na de inleiding van de insolventieprocedure en in strijd met §6, lid 1, IO, beroep door de schuldenaar of jegens hem wordt ingesteld, moet dit beroep worden afgewezen.

Voorts kan er na de inleiding van de procedure geen enkel pand- of voorrecht worden verworven op een insolventievordering (verbod op de tenuitvoerlegging, §10, lid 1, IO). Er bestaat geen algemeen verbod op de tenuitvoerlegging van afscheidings- en voorrangsrechten die vóór de inleiding van de insolventieprocedure zijn ontstaan; zij kunnen dus ook tijdens de insolventieprocedure ten uitvoer worden gelegd.

Het verbod op gedingen en op tenuitvoerlegging moet ambtshalve worden toegepast en geldt voor alle insolventieschuldeisers.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Lopende procedures die verband houden met de insolvente boedel worden direct na de inleiding van de insolventieprocedure onderbroken (§7, lid 1, IO). Zij worden ambtshalve onderbroken.

Procedures in verband met insolventievorderingen blijven in ieder geval onderbroken tot de vergadering waarop de vorderingen worden gecontroleerd (§7, lid 3, IO). Als de vordering tijdens deze controlevergadering wordt aangevochten door de curator of een hiertoe bevoegde schuldeiser, kan de onderbroken procedure worden voortgezet als procedure betreffende de controle van vorderingen (§113 IO).

Procedures inzake vorderingen die niet in de insolventieprocedure hoeven te worden aangemeld, kunnen onmiddellijk worden hervat.

Een tenuitvoerleggingsprocedure die vóór de inleiding van de insolventieprocedure is ingesteld, wordt in principe niet onderbroken. Pand- of voorrechten die in de 60 dagen voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn verworven, komen echter ex lege te vervallen, tenzij deze door een aanspraak op een openbaar recht zijn ontstaan (§12, lid 1, IO). Wanneer deze rechten komen te vervallen, moet de tenuitvoerleggingsprocedure op verzoek van de rechtbank die de insolventieprocedure behandelt of van de curator worden geschorst (§12, lid 2, IO).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Eerste vergadering van schuldeisers

De vergadering van schuldeisers bestaat uit alle insolventieschuldeisers. Zo kunnen zij partij worden bij de procedure. De vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen en geleid door de rechtbank die de insolventieprocedure behandelt (§91, lid 1, IO). De eerste vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen bij de inleiding van de insolventieprocedure en is wettelijk voorgeschreven. De daaropvolgende vergaderingen worden door de rechtbank bijeengeroepen wanneer zij deze gepast acht. In het bijzonder moet een vergadering van schuldeisers worden georganiseerd als hiertoe een verzoek wordt ingediend (met vermelding van het te bespreken onderwerp) door de curator, het comité van schuldeisers of ten minste twee schuldeisers wier vorderingen ongeveer een kwart van alle insolventievorderingen vormen.

De vergadering van schuldeisers heeft het recht bepaalde aanvragen in te dienen (bijvoorbeeld voor het instellen van een comité van schuldeisers en het ontslag van de curator). Zij moet ook groen licht geven voor de goedkeuring van een saneringsplan.

Voor de besluiten en verzoeken van de vergadering van schuldeisers is doorgaans een absolute meerderheid van stemmen vereist, waarvan de weging op basis van het bedrag van de vorderingen wordt berekend (§92, lid 1, IO).

Comité van schuldeisers

Niet in elke insolventieprocedure wordt een comité van schuldeisers opgericht. Dit gebeurt alleen als zulks vanwege de specifieke aard of grootte van de onderneming noodzakelijk is. Als wordt overwogen de onderneming of een deel ervan te verkopen of te verpachten (§117, lid 1, punt 1, IO), moet altijd een comité van schuldeisers worden opgericht. Het comité heeft de taak toezicht te houden op en ondersteuning te bieden aan de curator (§89, lid 1, IO). Voor belangrijke regelingen moet de curator van tevoren het advies van het comité van schuldeisers inwinnen (§114, lid 1, IO). Bepaalde verrichtingen (zoals de verkoop van de onderneming) zijn alleen geldig als het comité van schuldeisers daarmee heeft ingestemd.

Een comité van schuldeisers bestaat uit drie à zeven leden. Zij worden ambtshalve of op verzoek aangewezen door de rechtbank. Niet alleen schuldeisers, maar ook andere natuurlijke of rechtspersonen kunnen worden aangewezen als lid van het comité.

Verenigingen ter bescherming van schuldeisers

In de praktijk worden de belangen van insolventieschuldeisers vaak behartigd door verenigingen ter bescherming van schuldeisers (Gläubigerschutzverbände). Zij zorgen voor de aanmelding van vorderingen, nemen deel aan vergaderingen en oefenen het stemrecht uit van de insolventieschuldeisers die zij vertegenwoordigen over het saneringsplan. Verenigingen ter bescherming van schuldeisers houden tevens toezicht op de betalingen die worden verricht door de curator.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

In beginsel moet de liquidateur de goederen die tot de insolvente boedel behoren, buitengerechtelijk te gelde maken, in het bijzonder door onderhandse verkoop. Slechts bij wijze van uitzondering, wanneer de rechtbank die de insolventieprocedure behandelt, hiertoe besluit op verzoek van de curator, komt het tot een gerechtelijke veiling conform de executiewet (Exekutionsordnung).

Met toestemming van de rechtbank kan het comité van schuldeisers besluiten dat de schuldenaar vrij kan beschikken over vorderingen waarvan de inning twijfelachtig lijkt, alsmede over goederen van een verwaarloosbare waarde.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Insolventievorderingen

Insolventievorderingen (Insolvenzforderungen) zijn vorderingen van schuldeisers die op het moment van inleiding van de procedure vermogensrechtelijke aanspraken ten aanzien van de schuldenaar hebben (§51 IO). De volgende zaken vallen niet onder insolventievorderingen: de over insolventievorderingen verschuldigde rente vanaf het moment van inleiding van de insolventieprocedure, kosten voor deelname aan de insolventieprocedure, boeten voor strafbare handelingen en rechten die voortvloeien uit giften, en in een insolventieprocedure voor nalatenschappen, rechten die voortvloeien uit legaten (§58 IO).

Voor insolventievorderingen wordt in principe uitgegaan van gelijke behandeling. Noch de overheid, noch de werknemers hebben voorrang in de insolventieprocedure.

Aanspraken van een vennoot op terugbetaling van een eigen kapitaal vervangende aandeelhouderslening zijn evenwel vorderingen van een lagere rang.

Als een schuldeiser voldoening van zijn vorderingen wenst te verkrijgen uit de insolvente boedel, moet hij zijn vordering in de insolventieprocedure aanmelden, ook als er een geding aanhangig is of er reeds een vonnis over deze vordering is uitgesproken.

Boedelvorderingen

Bepaalde vorderingen die na de inleiding van de insolventieprocedure ontstaan en uitdrukkelijk in de wet zijn vermeld, worden als boedelvorderingen (Massenforderungen) beschouwd. Boedelvorderingen zijn aanspraken op de insolvente boedel die vooraf, d.i. voordat de insolventievorderingen worden gehonoreerd, moeten worden gehonoreerd (§47, lid 1, IO). De belangrijkste boedelvorderingen zijn (§46, lid 1, IO):

  • de kosten van de faillissementsprocedure;
  • de uitgaven die verband houden met het bewaren, beheren en exploiteren van de insolvente boedel;
  • alle heffingen van de overheid die betrekking hebben op de boedel, indien en voor zover de omstandigheden die leiden tot belastingplicht, tot stand zijn gekomen na de inleiding van de procedure;
  • vorderingen van de werknemers op lopende vergoeding voor de tijd na de inleiding van de procedure;
  • aanspraken op de uitvoering van wederkerige overeenkomsten die de curator sluit;
  • aanspraken op grond van rechtshandelingen van de curator;
  • aanspraken op grond van ongegronde verrijking van de boedel;
  • aanspraken op grond van de beëindiging van een arbeidsverhouding, wanneer deze voor het eerst werd aangegaan door de curator tijdens de procedure.

Boedelvorderingen moeten niet in het kader van de procedure worden aangemeld. Wanneer de curator weigert de te betalen boedelvorderingen te voldoen, kan de schuldeiser de aanspraak in rechte geldend maken.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Insolventievorderingen moeten schriftelijk worden aangemeld bij de rechtbank waarbij de procedure aanhangig is. Zij moeten in de nationale valuta (euro) worden aangemeld. Bij conversie wordt de wisselkoers op de dag van inleiding van de insolventieprocedure toegepast. In de aanmelding wordt het volgende vermeld: het vorderingsbedrag, de feiten die eraan ten grondslag liggen en de bewijsstukken die kunnen worden voorgelegd om de vordering te staven. De schuldeiser moet ook aangeven of de vordering bezwaard is met een eigendomsvoorbehoud en welke activa bezwaard zijn met een dergelijk voorbehoud, of een verrekening wordt gevorderd en, zo ja, de bedragen van de wederzijdse vorderingen die bestaan op de dag van inleiding van de insolventieprocedure noemen. De schuldeiser moet zijn e-mailadres en bankrekening opgeven.

Voor de indiening van vorderingen moet het formulier op www.justiz.gv.at worden gebruikt. Wanneer de schuldeiser bij de indiening van zijn vordering geen gebruik maakt van dit formulier, moet de vordering toch de gegevens bevatten die op het formulier staan vermeld.

Deze EU-insolventieverordening is van toepassing op vorderingen die door buitenlandse schuldeisers worden ingediend. De uitvoeringsverordening bevat een standaardformulier; als de schuldeiser gebruik maakt van dit formulier, moet de ingediende vordering toch de gegevens bevatten die in de insolventieverordening staan vermeld.

Insolventievorderingen moeten binnen de termijn die in de kennisgeving over de insolventie wordt vermeld, worden aangemeld. Bij laattijdige aanmelding door de schuldeiser kan deze worden aangesproken voor de kosten van een afzonderlijke controlevergadering. Vorderingen die na de termijn van 14 dagen voorafgaand aan de controlevergadering voor de definitieve berekening worden aangemeld, worden niet in aanmerking genomen (§107, lid 1, laatste zin, IO).

Als een aangemelde vordering door de curator wordt erkend en niet door een andere insolventieschuldeiser wordt aangevochten, wordt deze geacht te zijn bewezen in de insolventieprocedure. Dit houdt in dat er bij de verdeling rekening wordt gehouden met de insolventieschuldeiser.

Als een aangemelde vordering door de curator of een insolventieschuldeiser wordt betwist, kan deze alleen in een burgerrechtelijke gerechtelijke procedure worden onderzocht. De uitkomst van deze procedure bepaalt of de vordering wordt geacht te zijn bewezen in de insolventieprocedure.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Op de verdeling van de opbrengst van de liquidatie zijn §§128 t/m 138 IO van toepassing.

Boedelvorderingen moeten als eerste worden voldaan uit de insolvente boedel. Daarna volgen de insolventievorderingen.

De boedelschuldeisers moeten worden betaald zodra hun aanspraken bewezen en opeisbaar zijn, ongeacht de stand van de procedure. Als de boedelvorderingen niet volledig kunnen worden gedekt met de beschikbare middelen, moeten deze in de volgende volgorde worden voldaan (§47 IO):

  • uitgaven in contanten die als voorschot zijn betaald door de curator;
  • andere kosten van de procedure;
  • voorschotten op de kosten van derden, als deze noodzakelijk waren voor de procedure;
  • vorderingen van werknemers, als deze niet zijn gegarandeerd op grond van de wet inzake schadeloosstelling bij insolventie (Insolvenz-Entgeltsicherungsgesetz);
  • aanspraken van werknemers in geval van contractbeëindiging, als deze niet zijn gegarandeerd op grond van de wet inzake schadeloosstelling bij insolventie;
  • overige boedelvorderingen.

Het bedrag dat overblijft na volledige voldoening van de boedelvorderingen moet overeenkomstig het desbetreffende quotum onder de insolventieschuldeisers worden verdeeld. Pas na de algemene controlezitting kan worden begonnen met de betaling van de schuldeisers. De curator zorgt voor de verdeling in overleg met het comité van schuldeisers en op grond van de toestemming van de rechtbank met het voorstel van verdeling.

Schuldeisers met zekerheden hebben voorrang op insolventie- en boedelschuldeisers, indien hun vorderingen worden gedekt door het goed dat de zekerheid vormt (bijvoorbeeld in geval van een pand). Overschot uit de verkoop wordt bij de gewone boedel gevoegd (§48, leden 1 en 2, IO).

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Saneringsplan

Een saneringsplan (Sanierungsplan) is een overeenkomst die in het kader van de insolventieprocedure wordt gesloten tussen de schuldenaar en de insolventieschuldeisers over de verlaging van en nieuwe aflossingstermijnen voor de vorderingen. Het plan dient ter vereffening van de schulden. Het plan moet worden goedgekeurd door de meerderheid van de schuldeisers en worden bevestigd door de rechtbank waarbij de insolventieprocedure aanhangig is. Als het voorstel voor het saneringsplan van de schuldenaar door de meerderheid van de schuldeisers wordt goedgekeurd en door de rechtbank wordt bevestigd, worden de schulden die buiten het saneringsplan vallen, kwijtgescholden.

De schuldenaar kan in principe in elke insolventieprocedure een saneringsplan opstellen, ongeacht de vorm van de procedure. Dit is dus niet alleen mogelijk in de saneringsprocedure, maar ook in de gerechtelijke liquidatieprocedure (de gerechtelijke liquidatieprocedure is namelijk niet hoofdzakelijk gericht op liquidatie en ontmanteling; ook in deze procedure moet allereerst worden nagegaan of er een saneringsplan kan worden opgesteld).

In een saneringsplan moet de schuldenaar insolventieschuldeisers voorstellen ten minste 20 % van de vorderingen binnen een termijn van twee jaar te voldoen. Aan natuurlijke personen die geen onderneming exploiteren, kan een betalingstermijn van maximaal vijf jaar worden toegestaan. Het saneringsplan mag geen gevolgen hebben voor vorderingen van schuldeisers met afscheidings- en voorrangsrechten. Boedelschuldeisers moeten volledig worden betaald, en insolventieschuldeisers moeten in principe gelijk worden behandeld.

De insolventieprocedure wordt een saneringsprocedure genoemd als er op het moment van inleiding van de procedure reeds een saneringsplan is.

Schuldsaneringsregeling

Een saneringsplan kan niet alleen worden gebruikt door ondernemingen en rechtspersonen, maar ook door natuurlijke personen die geen onderneming exploiteren. Indien er in het kader van een schuldsaneringsregeling geen saneringsplan kan worden opgesteld, wordt het vermogen van de schuldenaar vereffend. Andere mogelijkheden tot schuldsanering zijn een betalingsplan (Zahlungsplan) en, bij gebrek hieraan, een afromingsregeling (Abschöpfungsverfahren). Een betalingsplan vormt een bijzondere vorm van het saneringsplan. Het voornaamste verschil is de afwezigheid van een minimaal betalingspercentage.

Indien de schuldeisers niet instemmen met een betalingsplan, moet de rechtbank oordelen over de aanvraag van de schuldenaar tot uitvoering van een afromingsregeling met kwijtschelding van de resterende schulden. De instemming van de schuldeisers is hiervoor niet vereist. In eerste instantie wordt het deel van het vermogen waarop beslag kan worden gelegd, afgeroomd. De schuldenaar moet gedurende vijf jaar zijn overeenkomstige (salariële) vorderingen afstaan aan een trustee van de schuldeisers. Nadat de akte van cessie is verlopen, moet de rechtbank een nog niet gesloten afromingsregeling sluiten en tegelijkertijd verklaren dat eventuele resterende schulden van de schuldenaar aan de insolventieschuldeisers die nog niet zijn voldaan, worden kwijtgescholden (kwijtschelding van resterende schulden, Restschuldbefreiung).

Beëindiging van insolventie

Als er een saneringsplan (of betalingsplan) wordt bevestigd door de rechtbank, wordt de insolventieprocedure afgesloten zodra deze beslissing tot bevestiging van het plan van kracht wordt. Wanneer een afromingsregeling rechtsgeldig wordt ingeleid, leidt dit eveneens tot automatische afsluiting van de insolventieprocedure.

Als er geen sanerings- of betalingsplan is, moet de rechtbank tot afsluiting van de insolventieprocedure beslissen als is aangetoond dat de definitieve verdeling ten uitvoer is gelegd.

De insolventieprocedure moet ook worden afgesloten als alle boedel- en insolventieschuldeisers deze goedkeuren, of als tijdens de insolventieprocedure blijkt dat de insolventieprocedure niet met de activa kan worden gedekt.

Beslissingen over afsluiting van de insolventieprocedure worden bekendgemaakt in de database met insolventiebesluiten (Insolvenzdatei).

Wanneer de insolventieprocedure met kracht van gewijsde wordt afgesloten, kan de schuldenaar weer volledig over zijn vermogen beschikken (behalve wanneer er een afromingsregeling is ingevoerd); de bevoegdheden van de curator worden beëindigd. Voorts krijgt de schuldenaar weer het volledige recht om een gerechtelijke procedure te voeren, actief en passief. Bij reeds aanhangige processen vervangt de vroegere schuldenaar de boedel als partij. In bepaalde sectoren is de schuldenaar onderworpen aan bestuurlijke (bijvoorbeeld op grond van de wet tot regeling van ambacht, handel en industrie, (Gewerbeordnung)) of beroepsgebonden (bijvoorbeeld op grond van het reglement betreffende het beroep van advocaat (Rechtsanwaltsordnung)) wettelijke beperkingen om weer een onderneming te exploiteren. Vooral het opzettelijk schaden van de belangen van schuldeisers wordt strafrechtelijk bestraft.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Als een insolventieprocedure niet leidt tot schuldkwijtschelding (ten gevolge van een saneringsplan, betalingsplan of kwijtschelding van de resterende schuld na een afromingsregeling), hebben insolventieschuldeisers na de definitieve afsluiting van de procedure een vrij navorderingsrecht. Dit houdt in dat zij aanspraak kunnen maken op een resterend deel van hun niet-aangezuiverde vordering door beroep in te stellen of een verzoek tot tenuitvoerlegging in te dienen tegen de voormalige schuldenaar.

Varianten van de insolventieprocedure waarbij sprake is van schuldkwijtschelding, hebben echter tot gevolg dat het resterende deel van de vordering dat buiten het quotum valt, nog slechts een natuurlijke verplichting (Naturalobligation) vormt, wat neerkomt op een schuld zonder verplichting, die wellicht wordt betaald, maar waarbij betaling niet kan worden afgedwongen.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten voor de insolventieprocedure vallen ten laste van de boedel.

Als de kosten niet kunnen worden gedekt met de activa, moet de insolventieprocedure toch worden ingeleid als de schuldeiser die hierom verzoekt, een voorschot betaalt waarmee deze kosten kunnen worden gedekt. De vordering van een dergelijke schuldeiser tot terugbetaling heeft voorrang op andere boedelvorderingen (§ 46, lid 1, IO).

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Rechtshandelingen van de schuldenaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure

Tegen bepaalde rechtshandelingen die vóór de inleiding van de insolventieprocedure zijn verricht en die nadelig zijn voor de schuldeisers, kan een beroep tot nietigverklaring worden ingesteld (§27 e.v. IO). Zowel positieve rechtshandelingen als nalatigheden die gevolgen hebben voor het vermogen van de schuldenaar, kunnen worden betwist. De voorwaarde voor ontvankelijkheid van het beroep tot nietigverklaring is dat de betwiste rechtshandeling nadelig is gebleken voor insolventieschuldeisers. Er is sprake van een dergelijk nadeel als de betwiste rechtshandeling ertoe heeft geleid dat de andere schuldeisers niet konden worden betaald, bijvoorbeeld door verlaging van de activa of verhoging van de passiva. Een andere voorwaarde voor ontvankelijkheid van het beroep tot nietigverklaring is dat dit schuldeisers betere betalingsperspectieven biedt. Naast deze algemene voorwaarden moeten ook de feiten die ten grondslag liggen aan een van de hieronder vermelde beroepen tot nietigverklaring worden onderzocht.

  • Beroep tot nietigverklaring wegens opzettelijke berokkening van schade aan schuldeisers (§28, lid 1 t/m lid 3, IO)

Als de schuldenaar heeft gehandeld met de bedoeling schade te berokkenen en de derde partij hiervan zeker op de hoogte was, beslaat de mogelijkheid tot nietigverklaring van de handeling een periode van tien jaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure (§28, lid 1, IO). Als de derde partij alleen wegens nalatigheid niet op de hoogte was van de bedoeling om schade te berokkenen, is deze periode beperkt tot twee jaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure.

  • Beroep tot nietigverklaring wegens verkwisting van vermogen (28, lid 4, IO)

Overeenkomsten voor verkoop, uitwisseling en levering die in het laatste jaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure zijn gesloten, zijn voor beroep vatbaar als deze hebben geleid tot een verkwisting van vermogen die nadelig is gebleken voor de schuldeisers, en als de andere contractpartij dat wist of had moeten weten.

  • Beroep tot nietigverklaring wegens gratis terbeschikkingstelling (§29 IO)

Ook wanneer de schuldenaar in de twee jaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure goederen gratis ter beschikking heeft gesteld, kan hiertegen beroep worden ingesteld.

  • Beroep tot nietigverklaring wegens begunstiging (§30 IO)

Dit maakt het mogelijk op te komen tegen rechtshandelingen waardoor bepaalde schuldeisers worden begunstigd ten opzichte van andere schuldeisers. Voorwaarde is dat de rechtshandeling is uitgevoerd in het laatste jaar vóór de inleiding van de insolventieprocedure. Tevens moet zijn gebleken dat er sprake is van insolventie of een te zware schuldenlast of moet een verzoek om inleiding van de insolventieprocedure zijn ingediend of moet de handeling zijn verricht in de 60 dagen voorafgaand aan de inleiding van de procedure. Als de schuldeiser geen aanspraak kon maken op de betaling of garantie op basis van de betreffende rechtsverhouding, of althans niet in die vorm of op dat tijdstip (inkongruente Deckung), gelden er geen andere voorwaarden ten aanzien van voornemen of kennis. Als de andere partij wel aanspraak kon maken op de betaling of garantie in die vorm en op dat tijdstip (kongruente Deckung) kan de handeling ook worden aangevochten op grond van §30 IO. Het beroep tot nietigverklaring vereist in dat geval dat de schuldenaar de schuldeiser bewust heeft begunstigd en dat de andere partij op de hoogte was of had moeten zijn van dit voornemen.

  • Beroep tot nietigverklaring wegens kennis van de insolventie (§31 IO)

Hierbij gaat het om bepaalde rechtshandelingen die in de zes maanden vóór de inleiding van de insolventieprocedure en na het ontstaan van de insolventie (te zware schuldenlast) zijn verricht, voor zover de andere partij op de hoogte was, of ten minste had moeten zijn, van de staking van de betalingen, de te zware schuldenlast of het verzoek om inleiding. Een andere voorwaarde is dat de schuldeiser middels de rechtshandeling een garantie of betaling verkrijgt, of dat de transactie rechtstreeks nadelig is.

Alleen de curator is bevoegd voor het beroep tot nietigverklaring. Hieraan voorafgaand moet de curator het comité van schuldeisers raadplegen (§114, lid 1, IO). Het beroep tot nietigverklaring moet worden ingesteld tegen de tegenpartij door bij de rechtbank een verzoek (Klage) in te dienen, een exceptie (Einrede, §43, lid 1, IO) op te werpen, bezwaar (Widerspruch) te maken tijdens de liquidatieprocedure of door bezwaar in te dienen tijdens de insolventieprocedure. Het beroep tot nietigverklaring worden ingesteld binnen een termijn van een jaar na de inleiding van de insolventieprocedure, anders vervalt de vordering. Deze termijn kan worden verlengd als de curator en de tegenpartij in het beroep tot nietigverklaring hiermee instemmen; verlenging is echter slechts één keer mogelijk, en alleen met maximaal drie maanden (§43, lid 2, IO).

Rechtshandelingen van de schuldenaar na de inleiding van de insolventieprocedure

Als de schuldenaar niet bevoegd is voor rechtstreeks beheer, hebben rechtshandelingen van de schuldenaar die na de inleiding van de insolventieprocedure zijn verricht en die betrekking hebben op de insolvente boedel, in principe geen gevolgen meer voor insolventieschuldeisers (§3, lid 1, IO). Het gaat om een relatieve ongeldigheid. De schuldenaar kan na de inleiding van de insolventieprocedure weliswaar verplichtingen aangaan, maar zolang de procedure niet is afgesloten, kunnen de vorderingen die daaruit voortvloeien niet worden aangevoerd tegen de insolventieschuldeisers. De curator kan een dergelijke verrichting wel goedkeuren door daar achteraf mee in te stemmen.

Laatste update: 11/03/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Pools) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.

Insolventie/faillissement - Polen

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

In Polen worden faillissementsprocedures in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (herschikking) beheerst door twee wetten:

  • de Wet van 28 februari 2003 - de Faillissementswet (Prawo upadłościowe, staatsblad (Dziennik Ustaw) 2016, nr. 2171) – hierna "Faillissementswet" genoemd;
  • de Wet van 15 mei 2015 - de Herstructureringswet (Prawo restrukturyzacyjne, staatsblad 2016, nr. 1574) – hierna "Herstructureringswet" genoemd.

De bepalingen van de Faillissementswet zijn van toepassing op liquidatieprocedures in verband met insolventie, d.w.z. "faillissement" (upadłość). De Herstructureringswet is van toepassing op herstructureringsprocedures in verband met het risico van insolventie, d.w.z. "procedures voor de goedkeuring van schikkingen" (postępowanie o zatwierdzenie układu, artikelen 210 tot en met 226), "versnelde schikkingsprocedures" (przyspieszone postępowanie układowe, artikelen 227 tot en met 264), "schikkingsprocedures" (postępowanie układowe, artikelen 267 tot en met 282) en "herstelprocedures" (postępowanie sanacyjne, artikelen 283 tot en met 323).

Het doel van faillissementsprocedures is vorderingen van de schuldeisers zo volledig mogelijk te voldoen en, indien redelijkerwijs mogelijk, de onderneming van de schuldenaar te laten voortbestaan. Deze procedures worden uitsluitend op verzoek geopend en bestaan uit twee fasen: een procedure voorafgaand aan de faillietverklaring en een procedure na de faillietverklaring.

Procedures voor de goedkeuring van schikkingen stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen door zelf de stemmen van de schuldeisers te vergaren, zonder tussenkomst van de rechtbank. Een dergelijke procedure kan worden geopend als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% betwist wordt.

Versnelde schikkingsprocedures stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en op vereenvoudigde wijze is goedgekeurd. Een dergelijke procedure kan worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Schikkingsprocedures stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en goedgekeurd. Een dergelijke procedure kan worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Herstelprocedures stellen de schuldenaar in staat herstelmaatregelen te nemen (om zijn onderneming te saneren) en een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en goedgekeurd. Herstelmaatregelen zijn juridische en praktische maatregelen gericht op verbetering van de economische situatie van de schuldenaar en herstel van zijn vermogen om aan zijn verplichtingen te voldoen, evenals op bescherming tegen executoriale actie.

Faillissementsprocedures kunnen worden geopend tegen een ondernemer. Ingevolge artikel 431 van het Pools Burgerlijk Wetboek (kodeks cywilny) is een ondernemer een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een organisatorische eenheid zonder rechtspersoonlijkheid maar met bij wet toegekende rechtsbevoegdheid, die namens zichzelf een bedrijfs- of beroepsactiviteit verricht.

Een faillissementsaanvraag kan worden ingediend door de schuldenaar en door elk van zijn persoonlijke schuldeisers.

Faillissementsprocedures kunnen ook worden ingesteld tegen:

  1. vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en vennootschappen op aandelen die geen bedrijfsactiviteit verrichten;
  2. vennoten in handelsvennootschappen die ten aanzien van al hun activa onbeperkt aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van hun vennootschap;
  3. partners in een maatschap.

Voorts kunnen faillissementsprocedures worden ingesteld tegen natuurlijke personen die geen bedrijfsactiviteit verrichten (artikelen 4911 e.v. Faillissementswet). Een dergelijke procedure wordt uitsluitend op verzoek van de schuldenaar gevoerd, tenzij hij ondernemer was; in dat geval kan tot één jaar na doorhaling van zijn onderneming in het desbetreffende register een faillissementsaanvraag ook worden ingediend door een schuldeiser.

Herstructureringsprocedures kunnen worden geopend ten aanzien van:

  1. ondernemers in de zin van artikel 431 van het Burgerlijk Wetboek;
  2. vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (spółka z ograniczoną odpowiedzialnością) en vennootschappen op aandelen (spółka akcyjna) die geen bedrijfsactiviteit verrichten;
  3. vennoten in handelsvennootschappen (osobowa spółka handlowa) die ten aanzien van al hun activa onbeperkt aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van hun vennootschap;
  4. partners in een partnerschap (spółka partnerska).

Herstructureringsprocedures worden niet geopend in verband met natuurlijke personen die geen bedrijfsactiviteit verrichten. Herstructureringsprocedures worden uitsluitend op verzoek van de schuldenaar gevoerd, behalve in het geval van een herstelprocedure, die ook kan worden geopend op verzoek van een schuldeiser als de schuldenaar insolvent is.

Procedures voor de goedkeuring van schikkingen stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen door zelf de stemmen van de schuldeisers te vergaren, zonder tussenkomst van de rechtbank. En dergelijke procedure kan worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Versnelde schikkingsprocedures stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en op vereenvoudigde wijze is goedgekeurd. Een dergelijke procedure kan worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Schikkingsprocedures stellen de schuldenaar in staat een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en goedgekeurd. Een dergelijke procedure kan worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Herstelprocedures stellen de schuldenaar in staat herstelmaatregelen te nemen (om zijn onderneming te saneren) en om een schikking te treffen nadat een lijst van vorderingen is opgesteld en goedgekeurd. Herstelmaatregelen zijn juridische en praktische maatregelen gericht op verbetering van de economische situatie van de schuldenaar en herstel van zijn vermogen om aan zijn verplichtingen te voldoen, evenals op bescherming tegen executoriale actie.

Faillissementsprocedures kunnen worden geopend tegen een ondernemer. Ingevolge artikel 431 van het Burgerlijk Wetboek is een ondernemer een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een organisatorische eenheid zonder rechtspersoonlijkheid maar met bij wet toegekende rechtsbevoegdheid, die namens zichzelf een bedrijfs- of beroepsactiviteit verricht.

Verder kunnen faillissementsprocedures ook worden ingesteld tegen:

  1. vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en vennootschappen op aandelen die geen bedrijfsactiviteit verrichten;
  2. vennoten in handelsvennootschappen die ten aanzien van al hun activa onbeperkt aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van hun vennootschap;
  3. partners in een partnerschap.

Procedures voor faillietverklaring kunnen ook worden ingesteld tegen natuurlijke personen die geen bedrijfsactiviteit verrichten (artikelen 4911 e.v. Faillissementswet).

Herstructureringsprocedures kunnen worden geopend in verband met:

  1. ondernemers in de zin van de Wet van 23 april 1964 - Burgerlijk Wetboek (kodeks cywilny, Staatsblad 2016, punten 380 en 585), hierna "Burgerlijk Wetboek" genoemd;
  2. vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (spółka z ograniczoną odpowiedzialnością) en vennootschappen op aandelen (spółka akcyjna) die geen bedrijfsactiviteit verrichten;
  3. vennoten in handelsvennootschappen (osobowa spółka handlowa) die ten aanzien van al hun activa onbeperkt aansprakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen van hun vennootschap;
  4. partners in een partnerschap (spółka partnerska).

Herstructureringsprocedures worden niet geopend in verband met natuurlijke personen die geen bedrijfsactiviteit verrichten. Herstructureringsprocedures worden alleen op verzoek van de schuldenaar gevoerd, behalve in het geval van een herstelprocedure, die ook kan worden geopend op verzoek van een schuldeiser als de schuldenaar insolvent is.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Faillissementsprocedures worden geopend tegen een schuldenaar die insolvent is geworden (artikel 10 Faillissementswet).

Een schuldenaar is insolvent als hij niet kan voldoen aan zijn financiële verplichtingen wanneer die opeisbaar worden. Een schuldenaar wordt geacht niet aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen als hij meer dan drie maanden achterstallig is. Een schuldenaar die een rechtspersoon is of een organisatorische eenheid zonder rechtspersoonlijkheid met bij afzonderlijk wetgevingsbesluit toegekende rechtsbevoegdheid, is eveneens insolvent als zijn financiële verplichtingen de waarde van zijn activa overtreffen en die situatie meer dan 24 maanden aanhoudt. Een rechtbank kan een faillissementsaanvraag afwijzen als er op korte termijn geen risico is dat de schuldenaar niet in staat zal zijn te voldoen aan zijn financiële verplichtingen wanneer die opeisbaar worden.

Herstructureringsprocedures kunnen worden geopend met betrekking tot een schuldenaar die insolvent is of dat dreigt te worden. Een insolvente schuldenaar is een schuldenaar die insolvent is in de zin van de artikelen 10 en 11 Faillissementswet. Een schuldenaar die dreigt insolvent te worden, is een schuldenaar wiens economische situatie erop wijst dat hij op korte termijn insolvent kan worden.

De rechtbank opent geen herstructureringsprocedure als die nadelig zou zijn voor schuldeisers.

Verder stelt de Herstructureringswet bepaalde voorwaarden aan het openen van elk type herstructureringsprocedure.

Procedures voor de goedkeuring van schikkingen en versnelde schikkingsprocedures kunnen worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over de schikking, niet meer dan 15% wordt betwist.

Schikkingsprocedures en herstelprocedures kunnen worden gevoerd als van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over de schikking, meer dan 15% wordt betwist. Bovendien weigert de rechtbank zulke procedures te openen als er geen vermoeden bestaat dat de schuldenaar in staat zal zijn de procedurekosten te dekken en te blijven voldoen aan de verplichtingen die ontstaan na het openen van de procedure.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

In faillissementsprocedures omvat de failliete boedel de activa die de failliet in bezit heeft op de dag van de faillietverklaring en de activa die hij verkrijgt in de loop van de faillissementsprocedure (artikel 62 Faillissementswet). Uitzonderingen op deze regel staan beschreven in de artikelen 63 tot en met 67a Faillissementswet.

Tot de failliete boedel behoren niet de activa die van executoriale actie zijn uitgesloten op grond van de Wet van 17 november 1964 - Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Staatsblad 2016, punten 1822, 1823, 1860 en 1948), de vergoeding voor het werk dat de failliet verricht voor het deel waarop geen beslag rust, het bedrag dat is verkregen door executie van een pand of een hypotheek indien de failliet die in beheer had, voor het deel dat volgens de beheerovereenkomst toekomt aan andere schuldeisers.

Voorts kunnen de andere activa van de failliet bij besluit van de vergadering van schuldeisers worden uitgesloten van de failliete boedel.

Evenmin omvat de failliete boedel activa die zijn bedoeld om werknemers van de failliet en hun gezinnen bij te staan, in de vorm van saldi op een aparte rekening van het bedrijfsfonds voor sociale voorzieningen opgezet overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, en bedragen die na de faillietverklaring op die rekening moeten worden gestort, zoals de aflossing van leningen voor huisvesting, de betaling van opgelopen bankrente over de saldi van het fonds en vergoedingen geïnd van personen die gebruikmaken van de sociale diensten en uitkeringen die worden gefinancierd door dat fonds en georganiseerd door de failliet.

In herstructureringsprocedures omvat de boedel activa die worden gebruikt voor de bedrijfsuitoefening van de onderneming en activa die eigendom zijn van de schuldenaar (artikelen 240, 273 en 294 Herstructureringswet).

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

In faillissementsprocedures (procedures gericht op liquidatie van de activa van de schuldenaar) wordt de schuldenaar het recht ontnomen zijn activa te beheren. Het beheer van de activa (de failliete boedel) wordt overgenomen door de curator (syndyk). De curator neemt ook andere verantwoordelijkheden in verband met de activiteit van de onderneming – het bedrijf voeren, aan de rapportageverplichtingen voldoen enz. – van de schuldenaar over.

De schuldenaar blijft deelnemer aan de faillissementsprocedure en is gerechtigd tot betwisting van bepaalde beslissingen van de rechtbank in de loop van die procedure, te weten beslissingen over de uitsluiting van activa van de failliete boedel en de vergoeding van de curator.

In een herstructureringsprocedure zijn de bevoegdheden van de schuldenaar en de insolventiefunctionaris afhankelijk van het type procedure.

In een procedure voor de goedkeuring van schikkingen kan de schuldenaar alle handelingen verrichten, behalve in de periode tussen de dag waarop de beslissing tot goedkeuring van de schikking wordt gegeven en de dag waarop die beslissing definitief wordt. In die periode zijn de toepasselijke voorschriften gelijk aan die van een versnelde schikkingsprocedure, d.w.z. de schuldenaar kan routinematige beheershandelingen verrichten. Andere handelingen dan routinematig beheer behoeven de toestemming van de partij die toeziet op de schikking.

In schikkingsprocedures en versnelde schikkingsprocedures kan de schuldenaar routinematige beheershandelingen verrichten; andere handelingen dan routinematig beheer vereisen evenwel de toestemming van de door de rechtbank aangestelde beheerder, tenzij de toestemming van de commissie van schuldeisers is vereist.

In herstelprocedures wordt de schuldenaar het recht op beheer ontnomen en worden handelingen verricht door de insolventiefunctionaris, tenzij de toestemming van de commissie van schuldeisers is vereist.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

In faillissementsprocedures kunnen de vorderingen van de failliet worden verrekend met die van de schuldeiser als de vorderingen van beiden bestonden op de dag van faillietverklaring, ook als een ervan nog niet opeisbaar was (artikel 93 Faillissementswet).

Verrekening is niet aanvaardbaar als de schuldeiser van de failliet de vordering heeft verkregen door cessie of endossement na de faillietverklaring of verkreeg in de twaalf maanden vóór de faillietverklaring, in de wetenschap dat er gronden voor faillietverklaring waren, tenzij de verkrijging verband hield met de aflossing van een schuld waarvoor de verkrijger aansprakelijk was (ongeacht of het een persoonlijke of een door een bepaald goed zekergestelde betalingsverplichting was) (artikel 94 Faillissementswet).

Verrekening is niet aanvaardbaar als de schuldeiser pas schuldenaar van de failliet werd na de dag van faillietverklaring (artikel 95 Faillissementswet).

De schuldeiser die gebruik wil maken van het recht op verrekening, geeft uiterlijk op de dag van instelling van de vordering kennis van zijn intentie (artikel 96 Faillissementswet).

In herstructureringsprocedures zijn de volgende beperkingen van toepassing op de algemene voorschriften voor verrekening van wederzijdse vorderingen:

  • een schuldeiser is schuldenaar van de schuldenaar geworden na de dag van opening van de herstructureringsprocedure;
  • na opening van de herstructureringsprocedure werd de schuldenaar van de aan de herstructureringsprocedure onderworpen schuldenaar diens schuldeiser door verkrijging, cessie of endossement van een vordering ontstaan voor de dag van opening van de herstructureringsprocedure.

Wederzijdse vorderingen kunnen worden verrekend als de vordering is verkregen door aflossing van een schuld waarvoor de verkrijger aansprakelijk was (persoonlijke of een door een bepaald goed zekergestelde betalingsverplichting) en als de verkrijger voor de schuld aansprakelijk werd vóór de dag van aanvraag van de versnelde schikkingsprocedure.

Een schuldeiser die gebruik wil maken van verrekening in een herstructureringsprocedure, geeft daarvan kennis aan de schuldenaar of, als de schuldenaar het recht van beheer is ontnomen, aan de insolventiefunctionaris, uiterlijk dertig dagen na opening van de herstructureringsprocedure of, als de gronden voor de verrekening later zijn ontstaan, uiterlijk dertig dagen na het ontstaan van die gronden. De kennisgeving kan ook aan een door de rechtbank aangestelde beheerder worden gericht (artikelen 253, 273 en 297 Herstructureringswet).

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Specifieke bepalingen over de gevolgen van de faillietverklaring voor de verplichtingen van de failliet zijn te vinden in de artikelen 83 tot en met 118 Faillissementswet, over de gevolgen voor door de failliet verkregen nalatenschappen, in de artikelen 119 tot en met 123, en over de gevolgen voor het huwelijksvermogensstelsel van de failliet, in de artikelen 124 tot en met 126.

In de artikelen 81 en 82 Faillissementswet is bepaald dat het niet is toegestaan activa in de failliete boedel te bezwaren met een pandrecht, geregistreerd pandrecht of hypotheekrecht.

Als een overeenkomst waarbij de failliete natuurlijke persoon partij is, bepalingen bevat die verwezenlijking van het doel van een faillissementsprocedure verhinderen of belemmeren, zijn die bepalingen ongeldig met betrekking tot de failliete boedel. Een overeenkomst over de overdracht van eigendom van activa, een vordering of een ander recht om een vordering te dekken, is geldig met betrekking tot de failliete boedel als zij schriftelijk is aangegaan op een gecertificeerde datum, tenzij de overeenkomst dient om financiële zekerheid te stellen (artikel 84 Faillissementswet).

Artikel 85 en artikel 85a bevatten gedetailleerde voorschriften voor raamovereenkomsten over termijn- / toekomstige transacties of de verkoop van effecten in het kader van repo-overeenkomsten.

De financiële verplichtingen van de failliet die nog niet opeisbaar zijn, worden opeisbaar op de dag van faillietverklaring. Op de dag van faillietverklaring worden niet-financiële verplichtingen financiële verplichtingen en per die dag betaalbaar, ook als de uitvoeringstermijn nog niet is verstreken (artikel 91 Faillissementswet).

Een schuldeiser kan een vordering uit een overeenkomst die is gebaseerd op zijn aanvaarding van een aanbieding door de failliet, alleen instellen in een faillissementsprocedure als hij die aanbieding heeft aanvaard vóór de faillietverklaring.

Als er verplichtingen uit een overeenkomst over wederzijdse prestaties zijn die op de dag van faillietverklaring niet geheel of gedeeltelijk zijn nagekomen, kan de curator, met toestemming van de faillissementsrechter (sędzia komisarz), de verplichtingen van de failliet vervullen en de wederpartij verzoeken de tegenprestatie te leveren of de overeenkomst ontbinden per de dag van de faillietverklaring. Als de failliet op de dag van de faillietverklaring partij is bij een andere overeenkomst dan een overeenkomst over wederzijdse prestaties, kan de curator die overeenkomst ontbinden, tenzij wettelijk anders is bepaald.

Als de wederpartij daartoe een verzoek indient op een gecertificeerde datum, verklaart de curator binnen drie maanden of hij de overeenkomst ontbindt of uitvoering ervan eist. Indien de curator die verklaring niet of niet tijdig afgeeft, wordt hij geacht de overeenkomst te ontbinden.

De wederpartij van wie wordt verlangd haar verplichting eerder na te komen, kan de nakoming van haar verplichting opschorten tot de tegenprestatie is geleverd of zekergesteld. De wederpartij is niet gerechtigd dat te doen als zij bij het aangaan van de overeenkomst op de hoogte was of had moeten zijn van de gronden voor de faillietverklaring (artikel 98 Faillissementswet).

Als de curator de overeenkomst ontbindt, kan de wederpartij aanspraak maken op teruggave van de nagekomen verplichting, ook als die deel uitmaakt van de failliete boedel. In een faillissementsprocedure kan een partij de nagekomen verplichtingen en geleden verliezen verhalen door de vorderingen voor te leggen aan de faillissementsrechter (artikel 99 Faillissementswet).

Een verkoper kan teruggave van een aan de failliet toegezonden roerend goed eisen - met inbegrip van effecten - als hij er niet voor is betaald en het goed niet vóór de faillietverklaring was verkregen door de failliet of een persoon die de failliet had gemachtigd het goed te vervreemden. Ook de consignatienemer die het goed aan de failliet heeft verzonden, heeft recht op teruggave ervan. De verkoper of consignatienemer aan wie het goed is teruggegeven, vergoedt de kosten die zijn of worden gemaakt, en vooruitbetalingen. De curator kan het goed echter teruggeven als hij de prijs die de failliet verschuldigd is en de kosten betaalt of zeker stelt. De curator is gerechtigd dat te doen binnen een maand na het verzoek om teruggave (artikel 100 Faillissementswet).

Door de failliet gesloten commissie- of consignatieovereenkomsten waarbij hij de opdracht- of consignatiegever is, vervallen bij faillietverklaring; hetzelfde geldt voor door de failliet gesloten effectenbeheerovereenkomsten. De wederpartij kan commissie- of consignatieovereenkomsten met de failliet ontbinden als de failliet op de dag van faillietverklaring de opdrachtnemer of de consignatienemer was (artikel 102 Faillissementswet).

Een overeenkomst van lastgeving vervalt op de dag van faillietverklaring van een partij. Bij faillissement van de opdrachtgever kan de lasthebber in de faillissementsprocedure een vordering instellen voor het geleden verlies als gevolg van het verval van de overeenkomst (artikel 103 Faillissementswet).

Bij faillissement van de leninggever of de leningnemer wordt de bruikleenovereenkomst beëindigd op verzoek van een der partijen, als het voorwerp ervan al is uitgeleend. Als het voorwerp nog niet is uitgeleend, vervalt de overeenkomst (artikel 104 Faillissementswet).

Bij faillissement van een partij bij een leningsovereenkomst vervalt de overeenkomst als de betrokken lening nog niet is verstrekt (artikel 105 Faillissementswet).

Een overeenkomst voor de huur of lease van vastgoed bindt de partijen als het voorwerp van de overeenkomst beschikbaar is gesteld aan de huurder of lessee (artikelen 106 tot en met 108 Faillissementswet). Ingevolge een door de faillissementsrechter gegeven beslissing beëindigt de curator de door de failliet gesloten overeenkomst voor de huur of lease van vastgoed, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, ook als het de failliet niet zou zijn toegestaan die overeenkomst te beëindigen (artikelen 109 en 110 Faillissementswet).

Een kredietovereenkomst vervalt op de dag van faillietverklaring als de kredietverstrekker de middelen niet voor die datum beschikbaar heeft gesteld aan de failliet (artikel 111 Faillissementswet).

De faillietverklaring heeft geen gevolgen voor de overeenkomsten van de failliet inzake zijn bank-, effecten- of gezamenlijke rekening (artikel 112 Faillissementswet).

In herstructureringsprocedures mag de schuldenaar of insolventiefunctionaris tussen de dag van opening en de dag van afsluiting van de procedure c.q. de dag waarop de beslissing tot stopzetting van de procedure definitief wordt, geen verplichtingen nakomen die voortkomen uit vorderingen die wettelijk onder een schikking vallen.

Contractuele bepalingen die inhouden dat een rechtsbetrekking waarbij de schuldenaar partij is, wordt gewijzigd of beëindigd bij indiening van een verzoek om een herstructureringsprocedure of bij opening van een dergelijke procedure, zijn nietig.

Als een overeenkomst waarbij de schuldenaar partij is, bepalingen bevat die verwezenlijking van het doel van een herstructureringsprocedure verhinderen of belemmeren, zijn die bepalingen ongeldig met betrekking tot de boedel.

Artikel 250 Herstructureringswet bevat gedetailleerde voorschriften voor raamovereenkomsten over termijn- / futuretransacties of de verkoop van effecten in het kader van repo-overeenkomsten.

Tussen de dag van opening en de dag van afsluiting van de herstructureringsprocedure c.q. de dag waarop de beslissing tot stopzetting van de procedure definitief wordt, mag de lessor de huur- of leaseovereenkomst voor het pand of vastgoed waarin de schuldenaar zijn bedrijf uitoefent, niet beëindigen zonder toestemming van de commissie van schuldeisers.

Bovenstaande voorschriften voor een huur- of leaseovereenkomst zijn mutatis mutandis van toepassing op kredietovereenkomsten met betrekking tot middelen die de leningnemer beschikbaar zijn gesteld vóór de dag van opening van de procedure, op overeenkomsten betreffende leasing, eigendomsverzekering, bankrekeningen, garantie en aan de schuldenaar verleende vergunningen, evenals garanties of kredietbrieven uitgegeven vóór de dag van opening van de herstructureringsprocedure (artikelen 256, 273 en 297 Herstructureringswet).

Daarnaast kan de insolventiefunctionaris in herstelprocedures, na toestemming van de faillissementsrechter, een overeenkomst over wederzijdse prestaties die vóór de dag van opening van de herstelprocedure niet of niet volledig is uitgevoerd, ontbinden als de prestatie van de wederpartij bij die overeenkomst ondeelbaar is. Is de prestatie van de wederpartij bij de overeenkomst wel deelbaar, dan is die bepaling mutatis mutandis van toepassing voor zover de overeenkomst uitgevoerd moest worden door de wederpartij na opening van de herstelprocedure. Als de insolventiefunctionaris de overeenkomst ontbindt, kan de wederpartij aanspraak maken op teruggave van de prestaties geleverd na opening van de herstelprocedure en voordat zij de kennisgeving van ontbinding ontving, indien die prestaties deel uitmaken van de activa van de schuldenaar. Indien dat niet mogelijk is, kan de wederpartij uitsluitend schadeloosstelling eisen voor de prestatie en voor de door haar geleden verliezen. Die vorderingen zijn niet aan schikking onderworpen (artikel 298 Herstructureringswet).

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Na indiening van een faillissementsaanvraag kan de rechtbank op verzoek van de schuldenaar, tijdelijk beheerder of de schuldeiser die de faillissementsaanvraag heeft ingediend, een executieprocedure opschorten en het beslag op de bankrekening opheffen indien dat nodig is om de doelen van de faillissementsprocedure te realiseren (artikel 39 Faillissementswet).

Bij faillietverklaring wordt een executieprocedure voor de activa in de failliete boedel die is geopend vóór de dag van faillietverklaring, per die dag van rechtswege opgeschort. De procedure wordt van rechtswege beëindigd wanneer de beslissing over de faillietverklaring definitief wordt (artikel 146 Faillissementswet).

Na de faillietverklaring kunnen gerechtelijke, administratieve en administratief-gerechtelijke procedures met betrekking tot de failliete boedel alleen worden geopend en uitgevoerd door de curator of tegen de curator. Een schuldeiser mag geen procedure openen voor een vordering die moet worden ingediend (artikel 144 Faillissementswet).

In een herstructureringsprocedure wordt een voordien geopende executieprocedure over een vordering die van rechtswege moet worden geschikt, van rechtswege opgeschort per de dag van opening van de herstructureringsprocedure (artikelen 259 en 278 Herstructureringswet). In herstelprocedures geldt de opschorting voor alle executieprocedures over de activa van de schuldenaar die deel uitmaken van de betrokken boedel (artikel 312 Herstructureringswet).

Op de dag dat de beslissing ter goedkeuring van de schikking definitief wordt, worden zekerheids- en executieprocedures tegen de schuldenaar voor nakoming van de aan schikking onderworpen vorderingen, van rechtswege beëindigd. Opgeschorte zekerheids- en executieprocedures tegen de schuldenaar voor nakoming van niet aan schikking onderworpen vorderingen, kunnen worden hervat op verzoek van de schuldeiser (artikel 170 Herstructureringswet)

De opening van schikkingsprocedures, versnelde schikkingsprocedures of herstelprocedures belet de schuldeiser niet gerechtelijke, administratieve en administratief-gerechtelijke procedures of procedures bij arbitragehoven te openen om vorderingen in te stellen die onderworpen zijn aan opname op de lijst van vorderingen (artikelen 257, 276 en 310 Herstructureringswet).

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Na de faillietverklaring schort de rechtbank procedures ambtshalve op als zij de failliete boedel betreffen, d.w.z. als de uitkomst ervan gevolgen kan hebben voor de failliete boedel (zij betrekking hebben op een in de failliete boedel opgenomen voorwerp) en het faillissement is uitgesproken en als een verplichte bewindvoerder is aangesteld in een procedure om het faillissement uit te spreken (artikel 174, leden 1, 4 en 5, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (kodeks postępowania cywilnego)). De rechtbank verzoekt de curator of verplichte bewindvoerder deel te nemen aan de procedure (artikel 174, lid 3, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als de failliet (schuldenaar) de eiser is, hervat de rechtbank de opgeschorte procedures ambtshalve zodra de curator (verplichte bewindvoerder) is aangewezen (artikel 180, leden 1 en 5, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Tegen de curator kan alleen een procedure worden ingesteld als in een faillissementsprocedure een vordering niet wordt opgenomen in de lijst van vorderingen nadat de in het wetboek voorgeschreven mogelijkheden zijn uitgeput (artikel 145 Faillissementswet).

In herstructureringsprocedures worden lopende gerechtelijke procedures (aanhangig bij opening van de herstructureringsprocedure) opgeschort als het een schikkingsprocedure (of herstelprocedure) betreft en er een insolventiefunctionaris is aangesteld in de herstructureringsprocedure of als er een tijdelijk bewindvoerder is aangesteld in een procedure om een herstelprocedure te openen en de procedure door zekerheid gedekte activa betreft (artikel 174, leden 1, 4 en 5, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De rechtbank verzoekt de tijdelijk bewindvoerder of insolventiefunctionaris deel te nemen aan de procedure (artikel 174, lid 3, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

In zulke gevallen blijft de toelating van een vordering, afstand van een vordering, schikking of toelating van relevante feiten van de zaak door de schuldenaar zonder toestemming van de door de rechtbank aangestelde beheerder zonder rechtsgevolgen (artikel 258 Herstructureringswet).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

De deelname van de schuldeisers aan de faillissementsprocedure wordt beheerst door de artikelen 189 tot en met 213 Faillissementswet. Schuldeisers met toegelaten vorderingen mogen deelnemen aan de vergadering van schuldeisers en er hun stem uitbrengen.

De faillissementsrechter stelt de commissie van schuldeisers in en benoemt en ontslaat haar leden ambtshalve of op verzoek. De commissie staat de curator bij, controleert diens werkzaamheden, onderzoekt de status van de middelen waaruit de failliete boedel bestaat, stemt in met handelingen die alleen met haar goedkeuring kunnen worden verricht en geeft op verzoek van de faillissementsrechter of de curator advies over andere aangelegenheden. De commissie van schuldeisers kan de failliet of de curator verzoeken om een toelichting en zij kan boeken en bescheiden in verband met het faillissement onderzoeken voor zover daarmee geen inbreuk wordt gemaakt op de vertrouwelijke aard van bedrijfsgegevens.

De volgende handelingen van de curator zijn alleen geldig als de commissie van schuldeisers ermee instemt:

  1. voortzetting van het beheer van de onderneming door de curator als het beheer langer dan drie maanden duurt na de faillietverklaring;
  2. afstand van de verkoop van de onderneming als geheel;
  3. directe verkoop van activa die deel uitmaken van de failliete boedel;
  4. aangaan van leningen of kredieten en bezwaren van de activa van de failliet met beperkte eigendomsrechten;
  5. toelaten of afzien van, dan wel aangaan van een schikking voor, de betwiste vorderingen en een geschil voorleggen aan een arbitragehof.

Een uitzondering kan worden ingeroepen als een van bovenstaande handelingen onverwijld nodig is en een waarde van ten hoogste 10 000 PLN betreft – in dat geval kan de curator, de door de rechtbank aangestelde beheerder of de insolventiefunctionaris handelen zonder toestemming van de commissie.

Verder is toestemming van de commissie van schuldeisers niet vereist voor de verkoop van roerende goederen als de geschatte waarde van alle roerende goederen in de failliete boedel blijkens de inventaris niet groter is dan 50 000 PLN, en evenmin voor de verkoop van vorderingen en andere rechten als de nominale waarde van alle vorderingen en andere rechten in de failliete boedel blijkens de inventaris niet groter is dan 50 000 PLN.

In faillissementsprocedures kan de schuldeiser een schikkingsvoorstel indienen.

Schuldeisers kunnen de beslissing van een faillissementsrechtbank of faillissementsrechter over de goedkeuring van de boekhoudkundige rapporten van de curator, beslissingen over de lijst van vorderingen (ook in verband met vorderingen van andere schuldeisers), het uitdelingsplan, de beloning van de curator en de beslissing tot stopzetting of beëindiging van de faillissementsprocedure betwisten.

In herstructureringsprocedures wordt de deelname van schuldeisers beheerst door de artikelen 104 tot en met 139 Herstructureringswet. De schuldeisers met vorderingen op een goedgekeurde lijst van vorderingen, evenals de schuldeisers die de vergadering van schuldeisers bijwonen en bij de faillissementsrechter een executoriale titel indienen ter bevestiging van hun vordering, kunnen deelnemen aan de vergadering van schuldeisers en er hun stem in uitbrengen.

Tijdens de vergadering van schuldeisers kan een schikking worden bereikt als van de schuldeisers met stemrecht inzake een schikking, ten minste een vijfde deelneemt aan de vergadering.

De faillissementsrechter stelt de commissie van schuldeisers in en benoemt en ontslaat haar leden ambtshalve of op verzoek. De commissie van schuldeisers staat de door de rechtbank aangestelde beheerder of insolventiefunctionaris bij, controleert diens werkzaamheden, onderzoekt de status van de middelen waaruit de boedel in de schikkings- of herstelprocedure bestaat, stemt in met handelingen die uitsluitend met haar goedkeuring kunnen worden verricht en geeft op verzoek van de faillissementsrechter, de door de rechtbank aangestelde beheerder of de insolventiefunctionaris advies over andere aangelegenheden. De vergadering van schuldeisers en haar leden kunnen hun opmerkingen over de activiteiten van de schuldenaar, de door de rechtbank aangestelde beheerder of de insolventiefunctionaris indienen bij de faillissementsrechter. De commissie kan de schuldenaar, de door de rechtbank aangestelde beheerder of de insolventiefunctionaris verzoeken om een toelichting en zij kan de boeken en bescheiden van de schuldenaar onderzoeken mits daarmee geen inbreuk wordt gemaakt op de vertrouwelijke aard van bedrijfsgegevens. In andere gevallen en bij twijfel bepaalt de faillissementsrechter in hoeverre de leden van de commissie van schuldeisers gerechtigd zijn tot onderzoek van de boeken en bescheiden van de onderneming van de schuldenaar.

De volgende handelingen van de schuldenaar of insolventiefunctionaris behoeven de toestemming van de commissie van schuldeisers:

  • onderdelen van de boedel in een schikkings- of herstelprocedure bezwaren met een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand of maritieme hypotheek als zekerheid voor een niet aan schikking onderworpen vordering;
  • de eigendom van een voorwerp of een recht overdragen als zekerheid voor een niet aan schikking onderworpen vordering;
  • onderdelen van de boedel in de schikkings- of herstelprocedure bezwaren met andere rechten;
  • kredieten of leningen aangaan;
  • een overeenkomst sluiten inzake het leasen van de onderneming van de schuldenaar of een georganiseerd deel daarvan, of een vergelijkbare overeenkomst sluiten.

(uitvoering met toestemming van de commissie van schuldeisers houdt in dat bovenstaande handelingen niet als onuitvoerbaar kunnen worden beschouwd met betrekking tot de failliete boedel)

  • de verkoop door de schuldenaar van vastgoed of andere activa met een waarde van meer dan 500 000 PLN.

Schuldeisers kunnen ook de beslissing van een herstructureringsrechtbank of faillissementsrechter over de goedkeuring van boekhoudkundige rapporten van de insolventiefunctionaris, beslissingen over de lijst van vorderingen (in schikkings- en herstelprocedures) en vorderingen van andere schuldeisers, de beloning van de door de rechtbank aangestelde beheerder of insolventiefunctionaris en de beslissing tot stopzetting of beëindiging van de faillissementsprocedure betwisten.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

In faillissementsprocedures stelt de curator na de faillietverklaring een inventaris en een raming van de failliete boedel op, alsmede een liquidatieplan. Het liquidatieplan beschrijft de voorgestelde wijze van verkoop van de activa van de failliet, met name de onderneming, het tijdstip van de verkoop, een raming van de uitgaven en de economische onderbouwing van de voortzetting van de bedrijfsactiviteit (artikel 306 Faillissementswet). Na de inventaris en het financieel rapport te hebben opgesteld of na een algemeen schriftelijk verslag te hebben ingediend, liquideert de curator de failliete boedel (artikel 308 Faillissementswet).

Na de liquidatie kan de curator het beheer van de onderneming van de failliet voortzetten als een schikking met schuldeisers mogelijk is of als de onderneming van de failliet in haar geheel of in georganiseerde delen kan worden verkocht (artikel 312 Faillissementswet).

In herstructureringsprocedures, d.w.z. schikkingsprocedures en versnelde schikkingsprocedures, behoudt de schuldenaar normaliter het beheer van zijn onderneming. Ingevolge artikel 239, lid 1, en artikel 295 Herstructureringswet kan de schuldenaar het recht op beheer worden ontnomen als:

  1. de schuldenaar bewust of anderszins de wet overtreedt met een vorm van beheer die nadelig is, of in de toekomst nadelig zou kunnen zijn, voor de schuldeisers;
  2. het duidelijk is dat de wijze van beheer geen garantie biedt voor de uitvoering van de schikking of als er voor de schuldenaar een curator (kurator) is aangesteld overeenkomstig artikel 68, lid 1;
  3. de schuldenaar zich niet houdt aan de instructies van de faillissementsrechter of van de door de rechtbank aangestelde beheerder, met name door te verzuimen wettige schikkingsvoorstellen in te dienen binnen de door de faillissementsrechter gestelde termijn.

In herstelprocedures kan de rechter toestaan dat de schuldenaar zijn onderneming volledig of gedeeltelijk beheert voor zover dit routinematig beheer betreft, als het voor de uitvoering van de herstelprocedure nodig is dat de schuldenaar of diens vertegenwoordigers persoonlijk deelnemen en tegelijkertijd een adequaat beheer waarborgen (artikel 288, lid 3, Herstructureringswet).

In procedures voor de goedkeuring van schikkingen beheert de schuldenaar zijn onderneming gedurende de gehele procedure.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

In faillissementsprocedures worden alle vorderingen van persoonlijke schuldeisers ingediend. Een vordering kan ook worden ingediend door een schuldeiser met een vordering die is gedekt door een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand, fiscaal pand of maritieme hypotheek of andere inschrijving in het kadaster, hypotheek- of scheepsregister (als de vordering niet wordt ingediend door de schuldeiser, wordt zij ambtshalve op de lijst geplaatst). Vorderingen uit een arbeidsverhouding worden ambtshalve op de lijst geplaatst (artikel 236, leden 1 en 2, en artikel 237 Faillissementswet).

De kosten van de faillissementsprocedure worden eerst gedekt, vóór de verplichtingen van de failliete boedel die ontstaan na de faillietverklaring – (artikel 230, lid 2, en artikel 343, leden 1 en 11 Faillissementswet), zonder opstelling van een uitdelingsplan.

In herstructureringsprocedures staan op de lijst met vorderingen ook de persoonlijke vorderingen op de schuldenaar die zijn ontstaan vóór opening van de herstructureringsprocedure (artikel 76 Herstructureringswet). Op de lijst met vorderingen worden vorderingen die wettelijk onderworpen zijn aan schikking apart vermeld van vorderingen die onderworpen zijn aan schikking met toestemming van de schuldeiser (artikel 86 Herstructureringswet).

In herstructureringsprocedures worden vorderingen niet ingediend. De lijst met vorderingen wordt opgesteld door de beheerder of insolventiefunctionaris op basis van de boekhouding van de schuldenaar, zijn overige documenten, inschrijvingen in het kadaster, hypotheek- en overige registers.

De schikking is bindend voor schuldeisers met vorderingen die overeenkomstig de Wet onderworpen zijn aan schikking, ook als zij niet op de lijst met vorderingen staan.

De schikking is niet bindend voor schuldeisers die niet bekend zijn gemaakt door de schuldenaar en die niet hebben deelgenomen aan de procedure (artikel 166 Herstructureringswet).

De schikking kan niet gaan over onderhoudsvorderingen, uitkeringen betaald ter vergoeding van het veroorzaken van ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden, en lijfrente in ruil voor rechten uit hoofde van een lijfrente-overeenkomst; vorderingen voor de overdracht van eigendom en voor de beëindiging van de schending van rechten; en vorderingen waarvoor de schuldenaar aansprakelijk is in verband met de verkrijging van een nalatenschap na opening van een herstructureringsprocedure, nadat de nalatenschap is opgenomen in de boedel in de schikkings- of herstelprocedure; vorderingen met betrekking tot het deel van socialeverzekeringspremies dat door de verzekerde wordt gefinancierd waarbij de schuldenaar betaalt.

Van de schikking zijn ook uitgesloten vorderingen uit hoofde van een arbeidsverhouding en vorderingen die zeker zijn gesteld door eigendom van de schuldenaar in de vorm van een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand, fiscaal pand of maritieme hypotheek, in het deel waarvan de waarde is gedekt door de zekerheid, tenzij de schuldeiser instemt met opneming van die vorderingen in de schikking (artikel 151 Herstructureringswet).

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De voorschriften voor het indienen, verifiëren en toelaten van vorderingen in faillissementsprocedures zijn vastgesteld in de artikelen 239 tot en met 266 Faillissementswet.

In faillissementsprocedures zijn de schuldeisers verantwoordelijk voor het indienen van vorderingen. Vorderingen moeten worden ingediend binnen dertig dagen na bekendmaking van de beslissing over de faillietverklaring in het publicatieblad voor rechts- en handelszaken (Monitor Sądowy i Gospodarczy), en vervolgens in het centrale register voor herstructureringen en faillissementen (Centralny Rejestr Restrukturyzacji i Upadłości) (artikel 51 Faillissementswet en artikel 455 Herstructureringswet).

Vorderingen uit hoofde van een arbeidsverhouding hoeven niet te worden ingediend. Vorderingen van dit type worden ambtshalve in de lijst van vorderingen opgenomen (artikel 237 Faillissementswet).

De schuldeiser dient zijn vordering schriftelijk in tweevoud in. Bij indiening vermeldt de schuldeiser zijn naam en adres, het nummer van zijn PESEL (BSN) of KRS (nationaal rechtbankregister) dan wel, indien hij die niet heeft, gegevens op basis waarvan zijn identiteit duidelijk kan worden vastgesteld; verder beschrijft hij de vordering samen met de bijkomende kosten en de waarde van de niet-geldelijke vordering, bewijs van het bestaan van die vordering (als de vordering is opgenomen in de lijst van vorderingen die is opgesteld in de herstructureringsprocedure, kan worden volstaan met vermelding van dat feit), de categorie waarin zij kan worden opgenomen, aan de vordering gekoppelde zekerheden en de status van de zaak als de vordering het voorwerp is van een lopende gerechtelijke, administratieve, administratief-gerechtelijke of arbitrageprocedure. Bij indiening van een vordering waarbij de failliet geen persoonlijke schuldenaar is, wordt het voor voldoening van de vordering te gebruiken voorwerp van de zekerheid vermeld. Als de schuldeiser vennoot of aandeelhouder in een failliete onderneming is, vermeldt hij het aantal en type van de door hem gehouden aandelen.

Een correct ingediende vordering wordt door de faillissementsrechter doorgestuurd naar de curator, die controleert of de ingediende vordering wordt bevestigd door de boekhouding of andere documenten van de failliet of door inschrijvingen in het kadaster, hypotheek- of andere registers en die de failliet verzoekt binnen een bepaalde termijn te verklaren of hij de vordering erkent. Als de ingediende vordering niet wordt gestaafd door de boekhouding of andere documenten van de failliet of door inschrijvingen in het kadaster, hypotheek- of andere registers, verzoekt de curator de schuldeiser binnen een week de bij indiening van de vordering genoemde documenten te verstrekken, op straffe van weigering van toelating van de vordering. De curator kan echter na die termijn ingediende documenten in acht nemen als indiening van de lijst bij de faillissementsrechter daardoor geen vertraging oploopt.

Binnen twee weken na de bekendmaking dat de lijst met vorderingen is toegevoegd aan het dossier van de procedure, kan de schuldeiser bezwaar aantekenen bij de faillissementsrechter. Van zijn kant kan de failliet bezwaar maken als de concept-lijst met vorderingen niet overeenstemt met zijn verzoeken of verklaringen. Als de failliet geen verklaringen heeft afgelegd, ook al was hij daarom gevraagd, kan hij alleen bezwaar maken als hij aantoont dat hij geen verklaringen heeft kunnen afleggen door oorzaken buiten zijn macht.

De faillissementsrechter wijzigt de lijst van vorderingen nadat de beslissing over het bezwaar definitief is geworden — en als die beslissing wordt betwist, nadat de beslissing van de rechtbank definitief is geworden — en bevestigt de lijst met vorderingen. Als er geen bezwaar wordt aangetekend, keurt hij de lijst met vorderingen goed nadat de bezwaartermijn is verstreken. De faillissementsrechter kan de lijst met vorderingen ambtshalve wijzigen. Als blijkt dat de lijst vorderingen bevat die geheel of gedeeltelijk niet bestaan, of dat vorderingen ontbreken die ambtshalve hadden moeten worden opgenomen, kan de faillissementsrechter de lijst met vorderingen ambtshalve wijzigen.

Een vordering die niet hoeft te worden ingediend en na het verstrijken van de termijn wordt ingediend of bekendgemaakt, wordt opgenomen in het aanhangsel bij de lijst met vorderingen. De lijst met vorderingen wordt gecorrigeerd overeenkomstig de definitieve uitspraken. Bij het opstellen van het uitdelingsplan of het stemmen tijdens de vergadering van schuldeisers wordt rekening gehouden met een wijziging van het vorderingsbedrag die zich voordoet nadat de lijst met vorderingen is opgesteld.

Na afsluiting of stopzetting van de faillissementsprocedure dient een uittreksel van de lijst met door de faillissementsrechter goedgekeurde vorderingen waarop de vordering en het daarvoor door de schuldeiser ontvangen bedrag zijn vermeld, als executoriale titel tegenover de failliet (dit is niet van toepassing op schuldeisers voor wie de failliet geen persoonlijke schuldenaar was). Als de failliet een in de faillissementsprocedure ingediende vordering niet heeft erkend en de rechtbank er nog geen definitieve uitspraak over heeft gedaan, kan de failliet verzoeken een vordering op de lijst met vorderingen aan te merken als niet-bestaand of als beperkt bestaand. Nadat het uittreksel van de lijst uitvoerbaar is verklaard, kan de failliet het bezwaar maken dat de vordering op de lijst met vorderingen niet bestaat of in beperktere mate bestaat, waartoe hij de rechtbank verzoekt de executoriale titel onuitvoerbaar te verklaren.

Het opstellen van de lijst met vorderingen in herstructureringsprocedures wordt beheerst door de artikelen 84 tot en met 102 Herstructureringswet.

De lijst met vorderingen wordt opgesteld door de beheerder of insolventiefunctionaris op basis van de boekhouding van de schuldenaar, zijn overige bescheiden en inschrijvingen in het kadaster, hypotheek- en overige registers. In een op basis van een vereenvoudigd verzoek geopende herstelprocedure wordt de lijst met vorderingen voor zover mogelijk opgesteld op grond van de in de vorige herstructureringsprocedure opgestelde lijst met vorderingen. In een schikkingsvoorstel dat voorziet in opdeling van de schuldeisers in groepen, wordt bij het opstellen van de lijst met vorderingen rekening gehouden met de voorgestelde opdeling.

Op de lijst met vorderingen worden vorderingen die wettelijk onderworpen zijn aan schikking apart vermeld van vorderingen die onderworpen zijn aan schikking met toestemming van de schuldeiser.

In een versnelde schikkingsprocedure kan de schuldenaar bezwaar aantekenen tegen opname van een vordering op de lijst met vorderingen. Een dergelijke vordering wordt beschouwd als een betwiste vordering. De faillissementsrechter past de lijst met vorderingen en de lijst met betwiste vorderingen dan dienovereenkomstig aan.

In schikkingsprocedures en in herstelprocedures kunnen de deelnemers aan de procedure binnen twee weken nadat de datum voor indiening van de lijst met vorderingen en de lijst met betwiste vorderingen bekend is gemaakt, bij de faillissementsrechter bezwaar maken tegen de opname van een vordering op de lijst met vorderingen. De schuldenaar kan bezwaar maken als de lijst met vorderingen niet overeenstemt met wat hij heeft verklaard over erkenning of verwerping van een vordering. Als de schuldenaar geen verklaring heeft afgelegd, kan hij alleen bezwaar maken als hij bewijst dat hij geen verklaring heeft kunnen afleggen door oorzaken buiten zijn macht. Binnen dezelfde termijn kan een schuldenaar of schuldeiser die niet is opgenomen op de lijst met vorderingen, daar bezwaar tegen maken.

Een bezwaar dat na die termijn wordt ingediend of om andere redenen niet wordt toegelaten, of een bezwaar met tekortkomingen die niet zijn hersteld door de bezwaar makende partij of waarvoor de partij de verschuldigde vergoeding niet tijdig heeft betaald, wordt door de faillissementsrechter verworpen.

De faillissementsrechter negeert verklaringen en bewijzen die niet in het bezwaar zijn opgenomen, tenzij de bezwaar makende partij het aannemelijk maakt dat zij die niet in het bezwaar had opgenomen door een oorzaak buiten haar macht of dat het onderzoek van de zaak niet zal worden vertraagd als de verklaringen en bewijzen alsnog worden opgenomen.

Feiten ter staving van het bezwaar kunnen alleen worden bewezen met schriftelijk materiaal of het oordeel van een deskundige. Als de vordering wordt vastgesteld bij definitieve beslissing van de rechtbank, mag het bezwaar tegen de opname van de vordering op de lijst met vorderingen alleen zijn gebaseerd op gebeurtenissen na afsluiting van de procedure waarin de beslissing is gegeven.

Het bezwaar wordt binnen twee maanden na indiening op een niet-openbare zitting onderzocht door de faillissementsrechter, diens vervanger of een aangestelde rechter. Als de rechter die het bezwaar in onderzoek heeft, beslist dat een hoorzitting nodig is, geeft hij daarvan kennis aan de door de rechtbank aangestelde beheerder of insolventiefunctionaris, de schuldenaar, de schuldeiser die het bezwaar heeft ingediend en de schuldeiser tegen wiens vordering bezwaar is gemaakt. Als zij niet op de hoorzitting verschijnen, ook al is daar een gegronde reden voor, staat dat het geven van een beslissing niet in de weg. De faillissementsrechter, diens vervanger of een aangestelde rechter kan afzien van het verkrijgen van bewijs op basis van het oordeel van een deskundige, als de deskundige al een oordeel heeft gegeven in een andere procedure voor een rechtbank, arbitragehof of administratief orgaan. In dat geval gelden de documenten met het deskundigenoordeel als bewijs.

Tegen een beslissing over het voorwerp van een bezwaar kan beroep worden ingesteld door de schuldenaar, de door de rechtbank aangestelde beheerder of insolventiefunctionarissen en schuldeisers.

Nadat de beslissing ter gegrondverklaring van het bezwaar definitief is geworden, wordt de lijst met vorderingen gewijzigd voor zover dat in de beslissing is bepaald. In versnelde schikkingsprocedures wordt de lijst met vorderingen door de faillissementsrechter goedgekeurd tijdens de vergadering van schuldeisers.

In schikkings- en herstelprocedures keurt de faillissementsrechter de lijst met vorderingen goed nadat de bezwaartermijn is verstreken of, als er bezwaar wordt gemaakt, nadat de beslissing over het bezwaar definitief is geworden.

De faillissementsrechter hecht zijn goedkeuring aan de lijst met vorderingen die geen voorwerp zijn van bezwaren waarover nog definitief moet worden beslist, als de gezamenlijke waarde van de met die bezwaren gemoeide vorderingen niet groter is dan 15% van alle vorderingen die schuldeisers het recht geven te stemmen over een schikking. Procedures over die bezwaren worden stopgezet door de rechtbank of faillissementsrechter als zij vóór de stemming over de schikking niet het voorwerp van een definitieve beslissing zijn geweest.

Als blijkt dat een vordering op de lijst met vorderingen geheel of gedeeltelijk niet bestaat of aan een andere persoon toekomt dan die welke als schuldeiser op de lijst staat vermeld, kan de faillissementsrechter de vordering ambtshalve uit de lijst verwijderen. De beslissing om de vordering uit de lijst te verwijderen, wordt betekend aan de betrokken schuldeiser, de schuldenaar en de beheerder of insolventiefunctionaris. Deze personen kunnen geen beroep instellen tegen die beslissing.

De beheerder of insolventiefunctionaris stelt een aanhangsel bij de lijst met vorderingen op als er na indiening van de lijst een vordering bekend wordt die niet in de lijst is opgenomen.

Nadat goedkeuring van een schikking definitief is geweigerd of de herstructureringsprocedure definitief is stopgezet, dient een uittreksel van de lijst met goedgekeurde vorderingen waarop de naam van de schuldeiser en zijn vordering zijn vermeld, als executoriale titel tegenover de failliet.

Na definitieve goedkeuring van een schikking dient een uittreksel van de goedgekeurde lijst met vorderingen, samen met een uittreksel van een definitieve beslissing ter goedkeuring van de schikking, als executoriale titel tegenover de schuldenaar en de partij die de zekerheid heeft gesteld ter waarborging van de uitvoering van de schikking, indien een document dat de zekerstelling bevestigt bij de rechtbank is ingediend, en tegenover de partij die een aanvullende betaling moet verrichten, indien de schikking voorziet in aanvullende betalingen tussen schuldeisers.

Als de schuldenaar in een herstructureringsprocedure bezwaar heeft gemaakt en de rechtbank nog geen definitieve beslissing over de vordering heeft gegeven, kan de schuldenaar verzoeken een vordering op de lijst met vorderingen aan te merken als niet-bestaand of als beperkt bestaand.

Nadat het uittreksel van de goedgekeurde lijst met vorderingen uitvoerbaar is verklaard, kan de schuldenaar het bezwaar maken dat een vordering op de lijst met vorderingen niet bestaat of in beperktere mate bestaat, waartoe hij de rechtbank verzoekt de executoriale titel onuitvoerbaar te verklaren.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De voorschriften voor de uitdeling van opbrengsten in faillissementsprocedures zijn opgenomen in de artikelen 335 tot en met 351 Faillissementswet.

Eerst worden de kosten van de procedure gedekt en vervolgens, als de opbrengsten dat toelaten, andere verplichtingen in de failliete boedel naarmate de betrokken bedragen worden toegevoegd aan de failliete boedel.

Onderhoudsvorderingen voor de periode na faillietverklaring worden door de curator voldaan wanneer ze opeisbaar worden, tot het definitieve uitdelingsplan wordt opgesteld, steeds voor iedere rechthebbende tot een bedrag dat niet hoger is dan het minimumloon. De rest van die vorderingen wordt niet voldaan uit de failliete boedel.

De vorderingen die worden betaald uit de failliete boedel (nadat de kosten van de procedure, de verplichtingen uit de failliete boedel en de onderhoudsvorderingen zijn voldaan) bestaan uit de volgende categorieën:

  1. de eerste categorie - vorderingen uit hoofde van een arbeidsverhouding in de periode voor de faillietverklaring (is mutatis mutandis van toepassing op de vorderingen van het Garantiefonds voor werknemersuitkeringen voor terugbetaling uit de failliete boedel van aan de werknemers van de failliet betaalde uitkeringen), behalve vorderingen die betrekking hebben op de vergoeding van vertegenwoordigers van de failliet of een persoon die handelingen verricht die het beheer van, of toezicht op de onderneming van de failliet betreffen, vorderingen van landbouwers uit overeenkomsten voor de levering van producten van hun eigen boerderij, onderhoudsvorderingen en uitkeringen betaald ter vergoeding van het veroorzaken van ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden, en lijfrente in ruil voor rechten uit hoofde van een lijfrente-overeenkomst in de laatste drie jaar vóór de faillietverklaring, vorderingen met betrekking tot socialeverzekeringspremies en vorderingen ontstaan in een herstructureringsprocedure door het handelen van de insolventiefunctionaris of vorderingen ontstaan door het handelen van de schuldenaar na opening van een herstructureringsprocedure, waarbij de toestemming van de commissie van schuldeisers of die van de door de rechtbank aangestelde beheerder niet is vereist of waarbij is gehandeld met toestemming van de commissie van schuldeisers of met die van de door de rechtbank aangestelde beheerder, indien de faillietverklaring de uitkomst is van het onderzoek in een vereenvoudigde faillissementsaanvraag, evenals vorderingen met betrekking tot kredieten, leningen, obligaties, garanties of kredietbrieven of andere vormen van financiering die zijn vastgesteld in de in de herstructureringsprocedure aangenomen schikking en die zijn toegekend in het kader van de uitvoering van die schikking, als de faillietverklaring de uitkomst is van het onderzoek van een faillissementsaanvraag die uiterlijk drie maanden na de definitieve vernietiging van de schikking is ingediend;
  2. de tweede categorie - overige vorderingen, zijnde vorderingen die niet worden voldaan in andere categorieën, met name belastingen en heffingen, evenals andere vorderingen in verband met socialeverzekeringspremies;
  3. de derde categorie - rente over vorderingen in de bovenstaande categorieën, in de volgorde waarin de hoofdsommen worden betaald, evenals gerechtelijke en administratieve boeten, en vorderingen met betrekking tot donaties en legaten;
  4. de vierde categorie - vorderingen van partners of aandeelhouders in verband met een lening of andere rechtshandeling met vergelijkbare gevolgen, in het bijzonder de levering van goederen op afbetaling aan een failliet die een kapitaalvennootschap was in de vijf jaar voorafgaande aan de faillietverklaring, met rente.

Als de uit te delen som niet volstaat om alle vorderingen te voldoen, worden de vorderingen van een categorie pas voldaan nadat die van de voorgaande categorie volledig zijn voldaan; als de uit te delen som niet volstaat om alle vorderingen in een gegeven categorie te voldoen, worden zij voldaan in verhouding tot het bedrag van elk van die vorderingen.

Vorderingen die zijn gedekt met een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand, fiscaal pand of maritieme hypotheek, evenals rechten die vervallen overeenkomstig de bepalingen van de Wet en de gevolgen van de bekendmaking van persoonlijke rechten en vorderingen op vastgoed, een recht op eeuwigdurend vruchtgebruik, het eigendomsrecht van een coöperatielid op woonruimte of een in het scheepsregister ingeschreven zeeschip, worden voldaan uit de opbrengsten van de liquidatie van de failliete boedel verminderd met de kosten van die liquidatie en andere kosten van de faillissementsprocedure, tot een bedrag van een tiende van het met de liquidatie verkregen bedrag; het in mindering gebrachte deel van de kosten van de faillissementsprocedure kan echter niet groter zijn dan het deel dat overeenkomt met de verhouding van de waarde van het bezwaarde voorwerp tot de waarde van de totale failliete boedel. Die vorderingen en rechten worden voldaan overeenkomstig hun onderlinge rangorde. Als het bedrag dat is verkregen met de liquidatie van de failliete boedel wordt gebruikt voor het voldoen van zowel vorderingen die zijn gedekt door een recht van hypotheek als vervallen rechten en persoonlijke rechten en vorderingen, hangt de rangorde af van het moment waarop de inschrijving van een hypotheek, recht of vordering in het kadaster en hypotheekregister van kracht is geworden.

Bijkomende vorderingen die worden gedekt door de zekerstelling ingevolge aparte De link wordt in een nieuw venster geopend.bepalingen, worden in gelijke mate voldaan als voornoemde vorderingen. Met het aan de schuldeiser uit te delen bedrag wordt eerst de hoofdvordering voldaan, daarna de rente en andere bijkomende vorderingen, terwijl als laatste de procedurekosten worden gedekt.

Als vastgoed, een recht op eeuwigdurend vruchtgebruik, het eigendomsrecht van een coöperatielid op woonruimte of een in het scheepsregister ingeschreven zeeschip wordt verkocht voordat vorderingen worden voldaan die zijn gedekt met een recht van hypotheek of maritieme hypotheek en andere rechten, met inbegrip van persoonlijke rechten en vorderingen waarmee het verkochte voorwerp was bezwaard en die zijn verlopen als gevolg van de verkoop, worden onderhoudsvorderingen voldaan, evenals uitkeringen betaald ter vergoeding van het veroorzaken van ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden, en lijfrente in ruil voor rechten uit hoofde van een lijfrente-overeenkomst voor de periode na de faillietverklaring en de vergoeding voor werk door werknemers verricht voor het vastgoed, het schip of de woonruimte in de drie maanden vóór de verkoop, maar slechts tot drie maal het bedrag van het minimumloon.

In herstructureringsprocedures worden vorderingen voldaan overeenkomstig de schikking die is goedgekeurd door de rechtbank. De voorschriften voor het voldoen van vorderingen zijn neergelegd in de artikelen 155 tot en met 163 Herstructureringswet.

De schikking kan bepalen dat de schuldeisers worden ingedeeld in groepen volgens verschillende belangencategorieën, te weten:

  • schuldeisers met vorderingen uit hoofde een arbeidsverhouding die hebben ingestemd met de schikking;
  • landbouwers met vorderingen in verband met de levering van producten van hun eigen boerderij;
  • schuldeisers met vorderingen die zijn gedekt door activa van de schuldenaar door middel van een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand, fiscaal pand of maritieme hypotheek, evenals de overdracht van eigendom van een voorwerp, vorderingen of ander recht aan een schuldeiser die ermee instemt te worden gedekt door die schikking;
  • schuldeisers die partner of aandeelhouder van een schuldenaar zijn, terwijl de schuldenaar een kapitaalvennootschap is en zij houder zijn van aandelen in de vennootschap die ten minste 5 % van de stemmen vertegenwoordigen op de vergadering van partners of op de algemene vergadering van aandeelhouders.

De voorwaarden voor herstructurering van de verplichtingen van de schuldenaar zijn gelijk voor alle schuldeisers en, bij stemming over de schikking in groepen schuldeisers, gelijk voor de schuldeisers in dezelfde groep, tenzij een van hen uitdrukkelijk instemt met minder gunstige voorwaarden.

Gunstiger voorwaarden voor herstructurering van de verplichtingen van een schuldenaar zijn toegestaan voor een schuldeiser die na opening van de herstructureringsprocedure financiering heeft toegekend of gaat toekennen in de vorm van een krediet, obligaties, bankgaranties, kredietbrieven of een ander financieel instrument om de schikking te kunnen uitvoeren.

De voorwaarden van herstructureringsvorderingen uit hoofde van een arbeidsverhouding laten het recht van werknemers op minimumloon onverlet.

Herstructurering is in gelijke mate van toepassing op financiële als op niet-financiële verplichtingen. Als de schuldeiser binnen een week na ontvangst van een kennisgeving over de datum van de vergadering van schuldeisers met een exemplaar van het schikkingsvoorstel bezwaar heeft gemaakt tegen de herstructurering van zijn vordering als niet-geldelijke vordering, onder overlegging van een verklaring aan de beheerder of insolventiefunctionaris, of als de aard van de niet-geldelijke vordering herstructurering niet toelaat, wordt die vordering omgezet in een geldelijke vordering. Die werking treedt op bij opening van een procedure.

De voorwaarden voor het herstructureren van de vorderingen bedoeld in artikel 161, lid 1 en lid 3, kunnen worden onderscheiden overeenkomstig de onderlinge rangorde van die vorderingen.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Faillissementsprocedures worden afgesloten door de rechtbank nadat het definitieve uitdelingsplan is uitgevoerd of nadat alle schuldeisers zijn voldaan in het kader van de procedure.

Op de dag waarop de beslissing ter afsluiting van de faillissementsprocedure definitief wordt, herkrijgt de failliet het recht zijn activa te beheren en te vervreemden.

Na afsluiting van de faillissementsprocedure worden alle lopende procedures die door de curator zijn geopend om een voor de schuldeisers nadelige handeling van de failliet nietig te verklaren, beëindigd en vervallen wederzijdse vorderingen voor de invordering van procedurekosten. In andere civiele procedures treedt de failliet in de plaats van de curator.

In de dertig dagen na bekendmaking van de beslissing tot afsluiting van de faillissementsprocedure kan een failliet die een natuurlijk persoon is, een verzoek indienen tot opstelling van een afbetalingsplan voor de schuldeisers en tot kwijting van de resterende schuld die niet is voldaan in de faillissementsprocedure. De rechtbank verwerpt dat verzoek als de failliet zijn insolventie opzettelijk of door grove nalatigheid heeft veroorzaakt of wezenlijk heeft vergroot en als:

  1. het bewijs in de zaak wijst op feiten die aanleiding vormen om de failliet uit te sluiten van het uitvoeren van bedrijfsactiviteiten als zelfstandige of als deelnemer aan een maatschap en van het handelen als lid van een raad van toezicht, lid van een auditcomité, vertegenwoordiger van een natuurlijk persoon die zakelijk actief is in dezelfde bedrijfssector, van een handelsvennootschap, overheidsbedrijf, coöperatie, stichting of vereniging; of
  2. de failliet niet naar behoren heeft voldaan aan de verplichtingen die hem zijn opgelegd in de faillissementsprocedure; of
  3. er in de tien jaar vóór indiening van de faillissementsaanvraag een faillissementsprocedure tegen hem liep waarin zijn schulden geheel of gedeeltelijk werden gekweten, tenzij de insolventie van de failliet ontstond of verergerde in weerwil van zijn gepaste zorgvuldigheid; of
  4. in de tien jaar vóór indiening van de faillissementsaanvraag het voor de failliet opgestelde afbetalingsplan voor de schuldeisers werd vernietigd overeenkomstig artikel 370e, lid 1 of lid 2, of artikel 49120; of
  5. in de tien jaar vóór indiening van de faillissementsaanvraag een rechtshandeling van de failliet bij definitieve beslissing werd beoordeeld als nadelig voor schuldeisers;

- tenzij de kwijting van de resterende schuld van de failliet billijk of op humanitaire gronden gerechtvaardigd is.

In zijn beslissing over het opstellen van het afbetalingsplan voor de schuldeisers vermeldt de rechter in hoeverre en wanneer (uiterlijk binnen 36 maanden) de schuldenaar is gehouden tot betaling van de schulden die verband houden met de lijst met toegelaten vorderingen en die in de loop van de faillissementsprocedure niet volgens uitdelingsplannen zijn betaald, en welk deel van de verplichtingen van de failliet die zijn ontstaan vóór de faillietverklaring zal worden voldaan na uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers. Tijdens de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers is het niet mogelijk een procedure te openen voor vorderingen die zijn ontstaan vóór de faillietverklaring (behalve vorderingen naar aanleiding van de verplichtingen beschreven in artikel 370f, lid 2, en vorderingen die niet zijn bekendgemaakt door de failliet als de schuldeiser niet deelnam aan de procedure), en evenmin is het dan voor de failliet mogelijk rechtshandelingen te verrichten als dat negatief zou kunnen uitwerken op zijn vermogen om het afbetalingsplan voor de schuldeisers uit te voeren (in uitzonderlijke gevallen kan de rechter op verzoek van de failliet instemmen met of zijn goedkeuring verlenen aan een dergelijke rechtshandeling).

Ieder jaar dient de failliet aan het eind van de maand april een rapport van de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers over het voorgaande kalenderjaar in bij de rechtbank, met informatie over de geboekte omzet, de afbetaalde bedragen en de verkregen activa met een hogere waarde dan de gemiddelde maandelijkse bezoldiging in de private sector, met uitzondering van de uitkering van een dividend over de winst in het derde kwartaal van het voorafgaande jaar.

Op verzoek van de failliet en na de schuldeisers te hebben gehoord, kan de rechter het afbetalingsplan voor de schuldeisers wijzigen als de failliet de daarin vastgestelde verplichtingen niet kan nakomen. Ook kan de rechter de termijn voor afbetaling van de schulden verlengen met maximaal achttien maanden.

Als de economische situatie van de failliet wezenlijk verbetert tijdens de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers en die verbetering te danken is aan andere omstandigheden dan een loonsverhoging of omzetstijging die is behaald met de door de failliet zelf verrichte handelsactiviteit, kunnen de schuldeiser en de failliet verzoeken om wijziging van het afbetalingsplan voor de schuldeisers. De rechter beslist over de wijziging van het afbetalingsplan voor de schuldeisers na de failliet en de in het afbetalingsplan opgenomen schuldeisers te hebben gehoord.

Ambtshalve of op verzoek van een schuldeiser vernietigt de rechter het afbetalingsplan voor de schuldeisers, na de failliet en de in het afbetalingsplan opgenomen schuldeisers te hebben gehoord, als de failliet de verplichtingen in het afbetalingsplan verzuimt na te komen, tenzij dat verzuim onbeduidend is of kwijting van de resterende schuld van de failliet billijk of op humanitaire gronden gerechtvaardigd is; dit is mutatis mutandis van toepassing als de failliet:

  1. niet tijdig een rapport over de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers heeft ingediend;
  2. in het rapport over de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers geen informatie verstrekt over geboekte omzet of verkregen activa;
  3. zonder instemming of goedkeuring van de rechter een rechtshandeling heeft verricht die negatief zou kunnen uitwerken op zijn vermogen om het afbetalingsplan voor de schuldeisers uit te voeren;
  4. activa heeft achtergehouden of blijkens een definitieve beslissing een voor schuldeisers nadelige rechtshandeling heeft verricht.

Vernietiging van het afbetalingsplan houdt geen kwijting van de verplichtingen van de failliet in.

De rechtbank geeft een beslissing waarin zij de uitvoering van het afbetalingsplan bevestigt en de failliet kwijting verleent voor diens verplichtingen die ontstonden vóór de faillietverklaring en die niet zijn voldaan gedurende de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers nadat de failliet de in dat afbetalingsplan vermelde verplichtingen is nagekomen. Als de schuldeiser niet heeft deelgenomen aan de procedure, wordt geen kwijting verleend voor: onderhoudsvorderingen, verplichtingen in verband met uitkeringen betaald ter vergoeding van het veroorzaken van ziekte, arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of overlijden, opeisbare boeten die door de rechtbank zijn opgelegd, verplichtingen om toegebrachte schade en lijden te vergoeden, verplichtingen om aanvullende schadevergoeding of uitkeringen te betalen die als straf- of proefmaatregel zijn opgelegd door de rechter, evenals verplichtingen om schade te vergoeden die voortkomt uit een bij definitieve uitspraak vastgesteld misdrijf of overtreding en vorderingen die de failliet bewust heeft achtergehouden.

Tenzij een afzonderlijk wetgevingsbesluit anders bepaalt, blijven veranderingen in rechtsbetrekkingen die zijn aangebracht overeenkomstig de bepalingen van de Wet bindend voor de failliet en voor de wederpartij nadat de faillissementsprocedure is afgesloten.

Herstructureringsprocedures worden afgesloten wanneer de beslissing van de rechtbank tot goedkeuring of afwijzing van de schikking definitief wordt. De schuldenaar herkrijgt dan het recht zijn activa te beheren als dat recht hem was ontnomen of was beperkt, tenzij de schikking anders bepaalt (artikel 171 Herstructureringswet).

Na uitvoering van de schikking of de in de schikking bedoelde vorderingen, geeft de rechter, op verzoek van de schuldenaar, de beheerder van de schikking of een andere persoon die ingevolge de schikking gerechtigd is de schikking uit te voeren of toe te zien op de uitvoering ervan, een beslissing ter bevestiging van de uitvoering van de schikking (artikel 172 Herstructureringswet).

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Als na afsluiting van een faillissementsprocedure tegen een natuurlijke persoon die een economische of beroepsactiviteit verricht een afbetalingsplan wordt opgesteld, kan de schuldeiser de rechter verzoeken het afbetalingsplan voor de schuldeisers te vernietigen als de failliet in dat plan opgenomen verplichtingen niet nakomt, niet tijdig een rapport over de uitvoering van het plan indient, in het rapport over de uitvoering van het afbetalingsplan voor de schuldeisers geen informatie verstrekt over geboekte omzet of verkregen activa, zonder instemming of goedkeuring van de rechter een rechtshandeling verricht die negatief zou kunnen uitwerken op zijn vermogen om het afbetalingsplan voor de schuldeisers uit te voeren, of als de failliet activa achterhoudt of blijkens een definitieve beslissing een voor schuldeisers nadelige rechtshandeling heeft verricht (artikel 370e Faillissementswet).

In herstructureringsprocedures kan de schuldeiser de rechter verzoeken de schikking te vernietigen als de schuldenaar de bepalingen ervan niet nakomt of als het duidelijk is dat de schikking niet zal worden uitgevoerd (er wordt aangenomen dat de schikking niet zal worden uitgevoerd als de schuldenaar verplichtingen die zijn goedgekeurd na goedkeuring van de schikking, niet nakomt). De verzoekende partij kan beroep instellen tegen een beslissing tot afwijzing van het verzoek (artikel 176 Herstructureringswet).

Als de schikking wordt vernietigd of vervalt, kunnen de bestaande schuldeisers hun vorderingen instellen voor de oorspronkelijke bedragen en worden de overeenkomstig de schikking betaalde bedragen voor hen meegerekend. Een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand, fiscaal pand of maritieme hypotheek waarborgt een vordering tot het uitstaande bedrag (artikel 177 Herstructureringswet).

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Faillissementsprocedures bestrijken grofweg twee fasen, te weten de procedure voorafgaand aan de faillietverklaring en de procedure na de faillietverklaring.

De kosten van procedures voorafgaand aan de faillietverklaring worden eerst gedekt uit de door de aanvrager vooraf verrichte betaling van een bedrag gelijk aan de gemiddelde maandelijkse bezoldiging in de private sector, met uitzondering van de uitkering van een dividend over de winst in het derde kwartaal van het voorafgaande jaar zoals bekendgemaakt door de directeur van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Als de procedure wordt geopend op verzoek van de schuldeiser, zijn de kosten voor rekening van de failliet als het faillissement wordt uitgesproken of als het verzoek wordt afgewezen vanwege de geringe waarde van de boedel.

De kosten van procedures na de faillietverklaring worden gedekt uit de failliete boedel. Als de activa van de insolvente schuldenaar niet of slechts strekken tot dekking van de procedurekosten, wijst de rechter de faillissementsaanvraag af.

De kosten van herstructureringsprocedures zijn voor rekening van de schuldenaar. De kosten te betalen door een schuldenaar wie het recht op beheer is ontnomen, worden op verzoek van de rechter of van de faillissementsrechter voldaan door de insolventiefunctionaris.

Deelnemers aan een procedure dragen de kosten in verband met hun eigen deelname.

De kosten van procedures naar aanleiding van een bezwaar tegen de opname van een vordering van een andere eiser worden door de schuldenaar voldaan aan de schuldeiser die bezwaar heeft gemaakt, indien het bezwaar als resultaat heeft dat de betwiste vordering niet wordt opgenomen, tenzij de schuldenaar de opname van de vordering op de lijst met vorderingen heeft betwist in een overeenkomstig artikel 86, leden 2 en 9, ingediende verklaring of bezwaar heeft aangetekend.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

In faillissementsprocedures zijn rechtshandelingen die de failliet verricht met betrekking tot de failliete boedel nietig. Verkoop door de failliet van een erfenis of een deel daarvan of een aandeel daarin is eveneens nietig, evenals zijn verkoop van een aandeel in een in voorwerp dat deel uitmaakt van de erfenis en zijn instemming met de verkoop door een andere erfgenaam van een aandeel in een voorwerp dat deel uitmaakt van de erfenis.

Op straffe van nietigheid zijn de volgende handelingen onderworpen aan instemming van de commissie van schuldeisers (artikel 206 Faillissementswet):

  1. voortzetting van het beheer van de onderneming door de curator als het beheer langer dan drie maanden duurt na de faillietverklaring;
  2. afstand van de verkoop van de onderneming als geheel;
  3. directe verkoop van de in de failliete boedel opgenomen activa;
  4. aangaan van leningen of kredieten en bezwaren van de activa van de failliet met beperkte eigendomsrechten;
  5. toelaten, afzien of aangaan van een schikking voor de betwiste vorderingen en een geschil voorleggen aan een arbitragehof.

Een uitzondering kan worden ingeroepen als een van bovenstaande handelingen geen uitstel duldt en een waarde van ten hoogste 10 000 PLN betreft, in welk geval de curator, de door de rechter aangestelde beheerder of de insolventiefunctionaris kan handelen zonder toestemming van de commissie.

Verder is geen toestemming van de commissie van schuldeisers vereist voor de verkoop van roerende goederen als de geschatte waarde van alle roerende goederen in de failliete boedel blijkens de inventaris niet groter is dan 50 000 PLN, en evenmin voor de verkoop van vorderingen en andere rechten als de nominale waarde van alle vorderingen en andere rechten in de failliete boedel blijkens de inventaris niet groter is dan 50 000 PLN. Dit geldt ook voor toestemming voor de verkoop van vorderingen en andere rechten als de nominale waarde van alle vorderingen en andere rechten in de failliete boedel, zoals blijkt uit de lijst met vorderingen, niet groter is dan het equivalent van 50 000 PLN.

Een inschrijving in het kadaster, het hypotheek- of een ander register die de activa van de failliet bezwaart met een beperkt eigendomsrecht en is gedaan zonder de bij artikel 1 vereiste toestemming, wordt ambtshalve doorgehaald. De grond voor doorhaling is een definitieve beslissing van de faillissementsrechter waarin de inschrijving als ontoelaatbaar wordt beoordeeld (artikel 206, lid 5, Faillissementswet).

De faillissementsrechter bepaalt de handelingen die de curator niet zonder toestemming van de rechter of van de commissie van schuldeisers mag verrichten. Dat betekent dat de faillissementsrechter de lijst van in artikel 206 beschreven handelingen waarmee de commissie van schuldeisers moet instemmen, op straffe van nietigheid, kan uitbreiden.

Rechtshandelingen waarmee de failliet zijn activa heeft verkocht in de twaalf maanden voor indiening van de faillissementsaanvraag zijn nietig als zij om niet zijn verricht of weliswaar tegen betaling maar waarbij de waarde van de prestatie door de failliet kennelijk groter was dan de vergoeding die hij ervoor heeft gekregen of die voor hem of voor een derde is gereserveerd. Dit voorschrift is mutatis mutandis van toepassing op een gerechtelijke schikking, toelating van een vordering en afstand van een vordering.

Verder hebben de zekerstelling en aflossing van een nog niet opeisbare schuld geen gevolgen als de failliet die verricht in de zes maanden voor indiening van de faillissementsaanvraag. De partij die de betaling of zekerheid heeft verkregen, kan bij wijze van vordering of bezwaar evenwel verzoeken om toelating van de rechtsgevolgen van die handelingen als zij ten tijde van die handelingen niet op de hoogte was van het bestaan van gronden voor faillissement.

Bovenstaande voorschriften zijn niet van toepassing op zekerheden die vóór de faillietverklaring zijn gesteld in verband met termijn- / futuretransacties, leningen of financiële instrumenten of de verkoop van effecten in het kader van repo-overeenkomsten in de zin van artikel 85, lid 1.

Op verzoek van een derde kan de faillissementsrechter gelasten dat de tegenprestatie van die persoon wordt teruggegeven uit de failliete boedel, als die prestatie is geleverd in verband met een rechtshandeling door die derde en de failliet betreffende eigendommen in de failliete boedel. De De link wordt in een nieuw venster geopend.bepalingen over een ten onrechte geleverde prestatie zijn mutatis mutandis van toepassing op dit soort prestatie. De teruggave van die prestatie kan worden gelast als de rechtshandeling plaatsvond na de faillietverklaring en vóór de publicatie van de beslissing tot faillissement in het register, als de derde zorgvuldig handelde en niet op de hoogte kon zijn van de faillietverklaring (artikel 77 Herstructureringswet).

De toewijzing van een toekomstige vordering heeft geen werking met betrekking tot de failliete boedel als die vordering ontstaat na de faillietverklaring, tenzij de overeenkomst waarbij de vordering werd toegewezen tot stand kwam binnen zes maanden na indiening, op een gecertificeerde datum, van een schriftelijke faillissementsaanvraag.

Een rechtshandeling die tegen betaling is verricht, wordt door de faillissementsrechter ambtshalve of op verzoek van de curator ongeldig verklaard met betrekking tot de failliete boedel, als de failliet die handeling in de zes maanden voorafgaande aan indiening van de faillissementsaanvraag verrichtte met zijn echtgenote, een familielid, ook door huwelijk, in de rechte lijn, een familielid, ook door huwelijk, in de zijlijn tot en met de tweede graad, met een persoon die een feitelijke relatie met de failliete natuurlijke persoon heeft, met hem een huishouden voert of zijn adoptieouder of -kind is, tenzij de wederpartij bij de handeling bewijst dat het belang van schuldeisers daarbij niet is benadeeld. Tegen de beslissing van de faillissementsrechter kan beroep worden ingesteld.

Bovenstaand voorschrift geldt ook voor handelingen verricht door de failliet met een vennootschap waarvan hij bestuurslid of enige partner of aandeelhouder is, en met vennootschappen waarin de in de eerste alinea genoemde personen bestuurslid of enige partner of aandeelhouder zijn. Het is mutatis mutandis eveneens van toepassing op handelingen verricht door een failliet die een vennootschap of rechtspersoon is, als de handelingen worden verricht met zijn vennoten, hun vertegenwoordiger of echtgenoot, of met gelieerde vennootschappen, hun vennoten en de vertegenwoordiger en echtgenoten van die personen, en op handelingen verricht door een failliet die een vennootschap is met een andere vennootschap, als een daarvan de moedermaatschappij is of als die vennootschap de moedermaatschappij van zowel de failliet als de wederpartij bij de handeling is.

Ambtshalve of op verzoek van de curator verklaart de faillissementsrechter het deel van de vergoeding over een periode voorafgaand aan de faillietverklaring die niet verder teruggaat dan zes maanden vóór indiening van de faillissementsaanvraag, ongeldig met betrekking tot de failliete boedel, als de beloning voor het werk verricht door een persoon die de failliet vertegenwoordigt of een werknemer die bedrijfsbeheertaken uitvoert, of de vergoeding van een persoon die diensten verleent in verband met het beheer van, of toezicht op de onderneming van de failliet overeenkomstig een arbeidsovereenkomst, een dienstverleningsovereenkomst of een besluit van het bestuursorgaan van de failliet gesloten respectievelijk genomen vóór de faillietverklaring kennelijk hoger is dan de gemiddelde beloning voor dit soort werkzaamheden of diensten en niet wordt gerechtvaardigd door de omvang van de werkzaamheden, ook al is die beloning reeds betaald.

De faillissementsrechter kan de beloning van voornoemde personen over de periode na de faillietverklaring geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren met betrekking tot de failliete boedel, als zij niet wordt gerechtvaardigd door de omvang van de werkzaamheden, aangezien het beheer is overgenomen door de curator.

Op verzoek van de curator verklaart de faillissementsrechter ook de volgende handelingen ongeldig in verband met de failliete boedel:

  • bezwaring van de activa van de failliet met een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand of maritieme hypotheek, als de failliet geen persoonlijke schuld had bij de pandhouder en de bezwaring werd gevormd in de twaalf maanden vóór indiening van de faillissementsaanvraag en aan de failliet geen prestatie werd verleend in verband met die vorming;
  • bezwaring van de activa van de failliet met een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand of maritieme hypotheek, als de bezwaring werd gevormd als tegenprestatie voor een prestatie met een waarde die onevenredig veel lager was dan de waarde van de gestelde zekerheid;
  • bovenstaande vormen van bezwaring ongeacht de waarde van de prestatie, als zij dienen ter dekking van de schulden van personen in de zin van artikel 128 Faillissementswet (naasten of verwanten van de failliet), tenzij de wederpartij bewijst dat het belang van de schuldeisers daarbij niet is geschaad;
  • contractuele boeten voor het niet of niet naar behoren nakomen van een verplichting, als de verplichting overwegend werd verricht door de failliet of als de contractuele boete kennelijk buitensporig is.

Door de failliet verrichte rechtshandelingen die nadelig zijn voor de schuldeisers in kwesties die niet onder de Faillissementswet vallen, worden mutatis mutandis beheerst door de bepalingen van De link wordt in een nieuw venster geopend.het Burgerlijk Wetboek inzake de bescherming van de schuldeiser tegen insolventie van de schuldenaar.

In herstructureringsprocedures kan de schuldenaar of de insolventiefunctionaris ingevolge artikel 129 Herstructureringswet de volgende handelingen uitsluitend verrichten met toestemming van de commissie van schuldeisers, op straffe van nietigheid:

  • onderdelen van de boedel in een schikkings- of herstelprocedure bezwaren met een recht van hypotheek, pand, geregistreerd pand of maritieme hypotheek als zekerheid voor een niet aan schikking onderworpen vordering;
  • de eigendom van een voorwerp of een recht overdragen als zekerheid voor een niet aan schikking onderworpen vordering;
  • onderdelen van de boedel in de schikkings- of herstelprocedure bezwaren met andere rechten;
  • kredieten of leningen aangaan;
  • een overeenkomst sluiten over het leasen van de onderneming van de schuldenaar of een georganiseerd deel daarvan, of een vergelijkbare overeenkomst sluiten;

(Als bovenstaande handelingen worden verricht met toestemming van de commissie van schuldeisers, kunnen zij niet als ongeldig worden beschouwd met betrekking tot de failliete boedel.)

  • de verkoop door de schuldenaar van vastgoed of andere activa met een waarde van meer dan 500 000 PLN.

Als een overeenkomst waarbij de schuldenaar partij is, bepalingen bevat die verwezenlijking van het doel van een herstructureringsprocedure verhinderen of belemmeren, zijn die bepalingen ongeldig met betrekking tot de boedel (artikelen 248, 273 en 297 Herstructureringswet).

In herstelprocedures zijn de rechtshandelingen van de schuldenaar waarmee hij zijn activa heeft vervreemd, ongeldig met betrekking tot de boedel in de herstelprocedure als de waarde van de prestatie die de schuldenaar leverde aanmerkelijk groter is dan de waarde van de prestatie die in de twaalf maanden vóór indiening van het verzoek tot opening van een herstelprocedure werd geleverd aan of was gereserveerd voor de schuldenaar of een derde. Dit voorschrift is mutatis mutandis van toepassing op een gerechtelijke schikking, toelating van een vordering en afstand van een vordering.

Zekerheden met betrekking tot de boedel in een schikkingsprocedure zijn eveneens ongeldig als zij zijn gesteld in rechtstreeks verband met een prestatie die wordt geleverd aan de schuldenaar, als zij door de schuldenaar zijn gesteld in de twaalf maanden vóór indiening van het verzoek tot opening van een herstelprocedure, en zekerheden met betrekking tot het deel waarvan de waarde op de dag van zekerstelling de waarde van de verzekerde prestatie aan de schuldenaar met meer dan 50 % overtrof, samen met bijkomende vorderingen die zijn vermeld in het document dat ten grondslag ligt aan de zekerstelling in de twaalf maanden vóór indiening van het verzoek tot opening van een herstelprocedure (artikel 304 Herstructureringswet).

In herstelprocedures verklaart de faillissementsrechter ambtshalve of op verzoek van de insolventiefunctionaris het deel van de beloning over een periode voorafgaand aan de faillietverklaring die niet verder teruggaat dan tot drie maanden vóór indiening van het verzoek tot opening van een herstelprocedure, ongeldig met betrekking tot de boedel, als de beloning voor de werkzaamheden van de vertegenwoordiger van de schuldenaar of een werknemer die bedrijfsbeheertaken uitvoert, of de beloning voor een persoon die diensten verleent in verband met het beheer van, of toezicht op de onderneming van de schuldenaar overeenkomstig een arbeidsovereenkomst, een dienstverleningsovereenkomst of een besluit van het bestuursorgaan van de failliet gesloten respectievelijk genomen vóór opening van de herstelprocedure kennelijk hoger is dan de gemiddelde beloning voor dit type werkzaamheden of diensten en niet wordt gerechtvaardigd door de omvang van de werkzaamheden, ook al is die beloning reeds betaald.

De faillissementsrechter kan de beloning van voornoemde personen over de periode na opening van de herstelprocedure geheel of gedeeltelijk ongeldig verklaren met betrekking tot de boedel, als zij niet wordt gerechtvaardigd door de omvang van de werkzaamheden, aangezien het beheer is overgenomen door de insolventiefunctionaris (artikel 305 Herstructureringswet).

De insolventiefunctionaris kan een procedure inleiden om handelingen ongeldig te verklaren en een andere procedure waarin een vordering is gegrond op de ongeldigheid van een handeling.

Een handeling kan niet meer ongeldig worden verklaard nadat een jaar is verstreken sinds de opening van een herstelprocedure, tenzij die bevoegdheid eerder is vervallen overeenkomstig het De link wordt in een nieuw venster geopend.Burgerlijk Wetboek. Die termijn is niet van toepassing als het verzoek tot ongeldigverklaring van een handeling gedaan werd bij wijze van bezwaar.

Door de failliet verrichte rechtshandelingen die nadelig zijn voor de schuldeisers in kwesties die niet vallen onder de hiervoor besproken bepalingen, kunnen dienovereenkomstig worden betwist ingevolge de bepalingen van het De link wordt in een nieuw venster geopend.Burgerlijk Wetboek inzake de bescherming van de schuldeiser tegen insolventie van de schuldenaar (artikelen 306 tot en met 308 Herstructureringswet).

Laatste update: 14/11/2019

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Portugees) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels

Insolventie/faillissement - Portugal

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Inleidende opmerking

De rechtsgrondslag van de informatie in dit document is hoofdzakelijk te vinden in het wetboek inzake insolventie en herstel van ondernemingen (Código da Insolvência e da Recuperação de Empresas), goedgekeurd bij Wetsbesluit nr. 53/2004 van 18 maart 2004 en laatstelijk herzien bij Wetsbesluit nr. 84/2019 van 28 juni 2019, hierna aangeduid met de Portugese afkorting “CIRE”.

CIRE kan in het Portugees worden geraadpleegd, in beginsel in de meest actuele versie, op de website van het openbaar ministerie te Lissabon (Procuradoria-Geral Distrital de Lisboa): De link wordt in een nieuw venster geopend.http://www.pgdlisboa.pt/leis/lei_mostra_articulado.php?nid=85&tabela=leis

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie dat deze vragenlijst in detail wordt beantwoord, de specifieke aard van de vragen, en het uit artikel 86 van Verordening (EU) 2015/848 voortvloeiende vereiste dat de contactpunten van het Europees justitieel netwerk voor burgerlijke en handelszaken informatie over het nationale recht verstrekken ter ondersteuning van beroepsbeoefenaren die in andere lidstaten grensoverschrijdende insolventiezaken behandelen, heb ik in veel van de onderstaande antwoorden ervoor gekozen de voor iedere situatie geldende wettelijke bepalingen te citeren. Ik heb dit gedaan om eventuele onnauwkeurigheden in de gevraagde technische informatie te voorkomen en omdat mijns inziens vervanging van de inhoud van deze bepalingen door een andere uitleg tot een langere tekst zou leiden. In andere gevallen leek het mij voldoende om te verwijzen naar de wettelijke bepalingen, zonder deze te citeren, en om de situatie te schetsen waarop zij van toepassing zijn.

De antwoorden in dit document bevatten informatie over de in artikel 1, lid 1, van CIRE bedoelde insolventieprocedure.

Naast de insolventieprocedure zelf voorziet CIRE ook in twee bijzondere procedures: de in artikel 1, lid 2, van CIRE bedoelde bijzondere reorganisatieprocedure of “revitaliseringsprocedure” (processo especial de revitalização) en de in artikel 1, lid 3, van CIRE bedoelde bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst (processo especial para acordo de pagamento). Informatie over deze twee bijzondere procedures is te vinden in het antwoord op vraag 2.

De informatie die wordt bekendgemaakt in insolventieprocedures (artikel 24 van Verordening (EU) 2015/848), in de bijzondere revitaliseringsprocedure en in de procedure voor een betalingsovereenkomst, kan worden geraadpleegd op Citius, de door het ministerie van Justitie beschikbaar gestelde website voor rechtbanken:

De link wordt in een nieuw venster geopend.https://www.citius.mj.pt/portal/consultas/ConsultasCire.aspx

SOORTEN PROCEDURES

Artikel 1 van CIRE voorziet in drie verschillende soorten procedures die met betrekking tot verschillende categorieën schuldeisers kunnen worden ingesteld:

  1. insolventieprocedures, die van toepassing kunnen zijn op ondernemingen en natuurlijke personen;
  2. de bijzondere revitaliseringsprocedure, die alleen van toepassing is op ondernemingen (artikel 17-A tot en met 17-J van CIRE);
  3. de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst, die van toepassing kan zijn op andere schuldenaren dan een onderneming (artikelen 222-A tot en met 222-J van CIRE).

Artikel 1 van CIRE luidt als volgt:

“Artikel 1

Doel

1 – Een insolventieprocedure is een universele tenuitvoerleggingsprocedure die tot doel heeft de schuldeisers te voldoen op de wijze zoals uiteengezet in een insolventieplan dat is gebaseerd op herstel van de onderneming via de insolvente boedel of, indien dit niet mogelijk is, door de activa van de schuldenaar te liquideren en de opbrengst onder de schuldeisers te verdelen.

2 – Wanneer een onderneming in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, kan zij de rechtbank verzoeken een bijzondere revitaliseringsprocedure in te leiden, overeenkomstig de artikelen 17-A tot en met 17-J.

3 – Wanneer een ander soort schuldenaar in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, kan deze schuldenaar de rechtbank verzoeken de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst van de artikelen 222-A tot en met 222-J in te leiden.”

Wat betreft insolventieprocedures bepaalt artikel 2 van CIRE met name dat:

er een insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen:

  • natuurlijke en rechtspersonen;
  • onbeheerde nalatenschappen;
  • verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid en bijzondere commissies;
  • burgerlijke vennootschappen;
  • handelsvennootschappen en vennootschappen met handelsvorm tot aan de datum van definitieve inschrijving van de overeenkomst waarbij zij worden opgericht;
  • coöperatieve verenigingen vóór inschrijving van hun oprichting;
  • eenmansbedrijven met beperkte aansprakelijkheid;
  • andere autonome vermogens;

er geen insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen:

  • publiekrechtelijke rechtspersonen en overheidsbedrijven;
  • verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, financiële vennootschappen, beleggingsmaatschappijen die diensten verlenen met betrekking tot het aanhouden van gelden of effecten van derden en instellingen voor collectieve belegging, aangezien insolventieprocedures onverenigbaar zijn met de bijzondere regelingen voor deze entiteiten.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

INSOLVENTIEPROCEDURE

Voorwaarden voor het inleiden van een insolventieprocedure als bedoeld in artikel 1, lid 1, van CIRE

Een insolventieprocedure kan worden gebaseerd op herstel van de onderneming of liquidatie van activa en betaling van schuldeisers.

De artikelen 235 tot en met 266 van CIRE bevatten in het kader van de insolventieprocedure ook bijzondere bepalingen voor de insolventie van natuurlijke personen, onder wie niet-zakenmensen en eigenaren van kleine ondernemingen, en voor de insolventie van beide echtgenoten.

Inleiding van de procedure

Er kan een insolventieprocedure worden ingeleid wanneer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van CIRE:

“Artikel 3

Insolventie

1 – Een schuldenaar wordt als insolvent beschouwd wanneer hij niet aan zijn opeisbare verplichtingen kan voldoen.

2 – Rechtspersonen en autonome vermogens voor wier schulden geen natuurlijke persoon persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk is, noch direct, noch indirect, worden ook als insolvent beschouwd wanneer de passiva duidelijk groter zijn dan de activa, zoals gewaardeerd overeenkomstig de toepasselijke boekhoudnormen.

3 – De bepalingen van het vorige lid zijn niet van toepassing wanneer de activa groter zijn dan de passiva, zoals gewaardeerd overeenkomstig de volgende regels:

a) bij de activa en passiva wordt rekening gehouden met de identificeerbare vermogensbestanddelen, ook wanneer deze niet in de balans zijn opgenomen, waarbij waardering plaatsvindt tegen reële waarde;

b) wanneer de schuldenaar eigenaar is van een onderneming, wordt de waardering gebaseerd op het uitgangspunt van continuïteit of liquidatie, afhankelijk van wat waarschijnlijker is, maar in elk geval niet op commerciële overdracht;

c) schulden die slechts hoeven te worden betaald via uitkeerbare middelen of via activa die resteren nadat de rechten van andere schuldeisers van de schuldenaar zijn bevredigd of beschermd, maken geen deel uit van de passiva.

4 – Een dreigende insolventie wordt met een feitelijke insolventie gelijkgesteld wanneer een schuldenaar insolventie aanvraagt.”

Actieve en passieve legitimatie

Bovendien is in de hieronder aangehaalde artikelen 18, 19 en 20 van CIRE bepaald wie insolventie mag aanvragen en wie insolventie moet aanvragen en onder welke omstandigheden:

“Artikel 18

Verplichting om insolventie aan te vragen

1 – Een schuldenaar moet insolventie aanvragen binnen dertig dagen na de datum waarop hij van de insolventie heeft kennisgenomen, zoals beschreven in artikel 3, lid 1, of op de datum waarop hij daarvan op de hoogte had moeten zijn.

2 – Natuurlijke personen die op de datum van insolventie geen eigenaar van een onderneming zijn, zijn vrijgesteld van de verplichting om insolventie aan te vragen.

3 – Wanneer een schuldenaar eigenaar van een onderneming is, moet kennis van de insolventiesituatie worden verondersteld wanneer ten minste drie maanden zijn verstreken sinds de algemene niet-nakoming van een van de soorten verplichtingen die zijn opgenomen in artikel 20, lid 1, punt g).”

“Artikel 19

Wie kan insolventie aanvragen?

Wanneer een schuldenaar geen handelingsbekwame natuurlijke persoon is, is de betrokken rechtspersoon verantwoordelijk voor het aanvragen van insolventie of, wanneer dit niet het geval is, een van de bestuurders.”

“Artikel 20

Andere personen en entiteiten die insolventie kunnen aanvragen

1 – De insolventverklaring van een schuldenaar kan worden aangevraagd door de persoon die wettelijk aansprakelijk is voor de schulden, door elke schuldeiser, ook indien voorwaardelijk en ongeacht de aard van de vordering, en door het openbaar ministerie, als vertegenwoordiger van de entiteiten met wier belangen het wettelijk is belast, wanneer een van de volgende situaties zich voordoet:

a) algemene opschorting van betaling van opeisbare verplichtingen;

b) niet-nakoming van een of meer verplichtingen waaruit, gezien het betrokken bedrag of de omstandigheden van de niet-nakoming, blijkt dat de schuldenaar niet in staat is om tijdig aan de meeste van zijn verplichtingen te voldoen;

c) vlucht van de eigenaar van de onderneming of de bestuurders van de schuldenaar of verlating van het hoofdkantoor van de onderneming of de plaats waar de hoofdactiviteiten worden uitgeoefend, in verband met het gebrek aan kredietwaardigheid van de schuldenaar en zonder dat een plaatsvervanger van goede reputatie is aangewezen;

d) verspreiding, achterlating, overhaaste of schadelijke liquidatie van activa en fictieve kredietopname;

e) ontoereikendheid van de activa die ter voldoening van de vorderingen in beslag kunnen worden genomen in een tenuitvoerleggingsprocedure tegen de schuldenaar;

f) niet-nakoming van verplichtingen van een insolventieplan of een betalingsplan, zoals bepaald in artikel 218, lid 1, punt a), en lid 2;

g) algemene niet-voldoening in de voorafgaande zes maanden van een van de volgende soorten schulden:

i) belastingen,

ii) socialezekerheidsbijdragen en -heffingen,

iii) schulden die voortvloeien uit een arbeidscontract of uit schending of beëindiging van een dergelijk contract;

iv) betalingen voor alle soorten leaseovereenkomsten, waaronder financiële leases, koop op afbetaling en door een hypotheek gedekte leningen met betrekking tot de plaats waar de schuldenaar zijn werkzaamheden verricht of zijn hoofdkantoor of woonplaats heeft;

h) indien de schuldenaar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde entiteiten is en volgens de laatste goedgekeurde balans zijn passiva groter zijn dan zijn activa, of wanneer hij een achterstand van meer dan negen maanden heeft bij de goedkeuring en indiening van de jaarrekening, indien hij daartoe wettelijk verplicht is.

2 – De bepalingen van het vorige lid doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van vertegenwoordiging van overheidsinstanties overeenkomstig artikel 13.”

Vorm en inhoud van het verzoek

De gronden die bij het indienen van een insolventieverzoek moeten worden aangevoerd en onderbouwd, zijn uiteengezet in de artikelen 23 tot en met 25 van CIRE:

“Artikel 23

Vorm en inhoud van de aanvraag

1 – De insolventieaanvraag en het verzoek om insolventverklaring worden schriftelijk ingediend, met vermelding van de aan de gevraagde verklaring ten grondslag liggende feiten, en vervolgens wordt het betrokken verzoek geformuleerd.

2 – De aanvrager moet in de aanvraag:

a) indien hij de daadwerkelijke schuldenaar is, vermelden of hij reeds insolvent is, dan wel of de insolventie slechts te verwachten is en, in geval van een natuurlijke persoon, of hij verzoekt om kwijtschelding van de resterende schulden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van titel XII;

b) aangeven welke bestuurders van de schuldenaar wettelijk zijn benoemd en die functie daadwerkelijk bekleden en wie de vijf grootste schuldeisers zijn, de aanvrager zelf niet meegerekend;

c) indien de schuldenaar is gehuwd, aangeven wie de echtgenoot is en vermelden welk huwelijksvermogensstelsel van toepassing is;

d) een verklaring bijvoegen van de burgerlijke stand, het handelsregister of een ander openbaar register waarin de schuldenaar moet worden ingeschreven.

3 – Wanneer de aanvrager de in het vorige lid gevraagde informatie en bijlagen niet kan verstrekken, wordt de schuldenaar verzocht deze informatie en bijlagen zelf te verstrekken.”

“Artikel 24

Door de schuldenaar te verstrekken documenten

1 – Wanneer de schuldenaar de aanvrager is, moeten de volgende documenten bij de aanvraag worden gevoegd:

a) een alfabetische lijst van alle schuldeisers met vermelding van hun adres, de verschuldigde bedragen, de vervaldata en de aard van de vorderingen, zekerheden waarop zij aanspraak maken, en eventuele bijzondere relaties, overeenkomstig de bepalingen van artikel 49;

b) een lijst met een omschrijving van alle acties en dwangmaatregelen tegen de schuldenaar;

c) een document met vermelding van de activiteit of activiteiten die de schuldenaar de voorafgaande drie jaar heeft uitgeoefend, de bedrijven waarvan hij eigenaar is en de oorzaken die naar de mening van de schuldenaar hebben geleid tot de situatie waarin hij zich bevindt;

d) een document ter identificatie van de erflater, in geval van een onbeheerde nalatenschap, de partners, vennoten of bekende leden van de rechtspersoon, indien van toepassing, en, in andere situaties waarin bij de insolventie geen natuurlijke persoon is betrokken, de personen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de insolventievorderingen;

e) een lijst van activa die de schuldenaar aanhoudt in het kader van overeenkomsten voor verhuur, huur of financiële lease en verkoop onder eigendomsvoorbehoud, en al zijn andere activa en rechten met vermelding van hun aard, de plaats waar zij zich bevinden, de registratiegegevens, indien van toepassing, de aanschaffingswaarde en een raming van hun actuele waarde;

f) wanneer de schuldenaar een georganiseerde boekhouding voert, de jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren, alsmede de bestuursverslagen, toezichtsrapporten en accountantsverslagen, adviezen van het toezichthoudende orgaan en documenten inzake wettelijke controle, indien deze verplicht zijn of bestaan, en informatie over de belangrijkste wijzigingen in de eigendomsrechten na de verslagdatum van de meest recente jaarrekening en over bedrijfsactiviteiten die gezien hun aard, voorwerp of omvang niet tot de dagelijkse activiteiten van de schuldenaar behoren;

g) wanneer een onderneming aan consolidatie van rekeningen is onderworpen, de geconsolideerde bestuursverslagen, geconsolideerde jaarrekeningen en andere financiële verslagleggingsdocumenten over de laatste drie boekjaren, alsmede de desbetreffende toezichtsrapporten en accountantsverslagen, adviezen van het toezichthoudende orgaan, documenten inzake wettelijke controle en een verslag over intragroepactiviteiten gedurende dezelfde periode;

h) verslagen en bijzondere rekeningen en na het einde van het laatste boekjaar gerapporteerde kwartaal- en halfjaarinformatie, op individuele en geconsolideerde basis, die de onderneming moet verstrekken overeenkomstig de voorschriften van de Portugese commissie voor de effectenmarkt (Comissão do Mercado de Valores Mobiliários);

i) een lijst van personeelsleden in dienst van de schuldenaar.

2 – Voorts moet de schuldenaar:

a) een document overleggen ter bevestiging van de bevoegdheden van de bestuurders die de schuldenaar vertegenwoordigen en een afschrift verstrekken van het document met de beslissing van het betrokken bestuursorgaan om het verzoek in te dienen, indien van toepassing;

b) de niet-indiening of niet-naleving van een van de in lid 1 bedoelde documenten verantwoorden.

3 – Onverminderd de mogelijkheid van latere indiening, overeenkomstig de bepalingen van artikel 223 e.v., kan het aldus door de schuldenaar ingediende verzoek vergezeld gaan van een insolventieplan.”

“Artikel 25

Verzoek van een daartoe gerechtigde andere persoon of entiteit

1 – Wanneer het verzoek niet door de schuldenaar zelf wordt ingediend, moet de persoon of entiteit die om de insolventverklaring verzoekt, in de aanvraag de oorsprong, de aard en het bedrag van zijn vordering of zijn aansprakelijkheid voor de vorderingen op de insolvente boedel verantwoorden, afhankelijk van wat van toepassing is, en alle in zijn bezit zijnde informatie over de activa en passiva van de schuldenaar verstrekken.

2 – De aanvrager moet tevens alle hem ter beschikking staande bewijsmiddelen verstrekken en moet voorts getuigen voorstellen overeenkomstig de in artikel 511 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vastgestelde beperkingen.”

Aanvangsdatum van de procedure en termijnen

De aanvangsdatum van de procedure en de termijnen voor het instellen van oppositie en/of het geven van beslissingen, en de beslissing tot insolventverklaring, zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de artikelen 4, 27 tot en met 30, 35 en 36 van CIRE:

“Artikel 4

Datum van insolventverklaring en aanvang van de procedure

1 – Wanneer nauwkeurigheid een belangrijke factor is, moeten verwijzingen in dit wetboek naar de datum van de insolventverklaring worden geïnterpreteerd als het tijdstip waarop de betrokken beslissing is gegeven.

2 – Alle termijnen in dit wetboek die de aanvang van de insolventieprocedure als definitief eindpunt hebben, gelden ook voor de periode vanaf deze datum tot aan de insolventverklaring.

3 – In geval van insolventverklaring in een procedure die overeenkomstig artikel 8, lid 2, had moeten worden geschorst omdat een eerder tegen dezelfde schuldenaar ingeleide procedure aanhangig is, wordt voor de in het vorige lid bedoelde termijnen de begindatum van deze procedure gehanteerd. Dit geldt ook indien een eerdere procedure wordt geschorst wegens toepassing van artikel 264, lid 3, punt b).”

“Artikel 27

Voorlopige beoordeling

1 – Op de datum van de verdeling of, indien dit niet haalbaar is, uiterlijk op de derde werkdag daarna, zal de rechter:

a) het verzoek om insolventverklaring voorlopig afwijzen wanneer dit kennelijk ongegrond is, of wanneer zich duidelijk onvermijdelijke uitzonderingen hebben voorgedaan die tot vertraging leiden, waarvan de rechter ambtshalve op de hoogte moet zijn;

b) de aanvrager maximaal vijf dagen geven om de herstelbare gebreken in de aanvraag te herstellen — bij gebreke waarvan de aanvraag wordt afgewezen — met name indien deze niet aan de wettelijke vereisten voldoet of niet van de benodigde documenten vergezeld gaat, wanneer het ontbreken daarvan niet naar behoren is gemotiveerd.

2 – In geval van verzoeken om insolventie worden voorlopige afwijzingsbeslissingen die niet geheel of gedeeltelijk op het ontbreken van de in artikel 24, lid 2, punt a), bedoelde documenten zijn gebaseerd, binnen de in artikel 38, lid 8, vastgestelde termijn op de website van Citius gepubliceerd met de in artikel 37, lid 8, bedoelde informatie.”

“Artikel 28

Onmiddellijke vaststelling van een situatie van insolventie

Wanneer een schuldenaar insolventie aanvraagt, wordt hij geacht te hebben ingestemd met zijn insolventie, die uiterlijk op de derde werkdag na de verspreiding van de oorspronkelijke aanvraag moet worden uitgesproken of, in geval van herstelbare gebreken, nadat deze gebreken zijn hersteld.”

“Artikel 29

Dagvaarding van de schuldenaar

1 – Onverminderd artikel 31, lid 3, zal de rechter, indien het verzoek niet door de schuldenaar is ingediend en er geen reden voor een voorlopige afwijzing is, de schuldenaar persoonlijk dagvaarden binnen de in het vorige artikel vastgestelde termijn.

2 – In geval van een dagvaarding wordt de schuldenaar in kennis gesteld van de sancties als bedoeld in lid 5 van het volgende artikel en wordt hij erop gewezen dat de in artikel 24, lid 1, bedoelde documenten gereed moeten zijn om onmiddellijk naar de insolventiefunctionaris te worden gezonden indien de insolventie wordt uitgesproken.”

“Artikel 30

Oppositie door de schuldenaar

1 – Een schuldenaar kan binnen tien dagen oppositie instellen, in welk geval de bepalingen van artikel 25, lid 2, van toepassing zijn.

2 – Onverminderd de bepalingen van het volgende lid moet een schuldenaar bij het instellen van oppositie, op straffe van niet-ontvankelijkheid van de oppositie, een lijst verstrekken van zijn vijf grootste schuldeisers, de aanvrager niet meegerekend, met vermelding van hun woonplaats.

3 – De oppositie door de schuldenaar tegen het verzoek om insolventverklaring kan worden gebaseerd op de afwezigheid van een feit waarop het verzoek is gebaseerd of op het niet-bestaan van een situatie van insolventie.

4 – Het is de verantwoordelijkheid van de schuldenaar om te bewijzen dat hij niet insolvent is, op basis van een wettelijk vereiste boekhouding, indien van toepassing, die naar behoren is georganiseerd en correct wordt gepresenteerd, onverminderd de bepalingen van artikel 3, lid 3.

5 – Indien niet overeenkomstig artikel 12 wordt afgezien van het horen van de schuldenaar en de schuldenaar geen oppositie instelt, worden de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten als naar behoren erkend beschouwd en wordt de insolventie uitgesproken op de werkdag na het einde van de in lid 1 vermelde termijn, indien deze feiten beantwoorden aan een van de situaties als bedoeld in de punten van artikel 20, lid 1.”

“Artikel 35

Mondelinge behandeling en terechtzitting

1 – Wanneer een schuldenaar oppositie heeft ingesteld, of wanneer niet van de zitting is afgezien, worden onmiddellijk een mondelinge behandeling en een terechtzitting gepland voor een van de vijf daaropvolgende dagen en worden de aanvrager, de schuldenaar en alle wettelijk benoemde bestuurders of de in de oorspronkelijke aanvraag vermelde bestuurders ervan in kennis gesteld dat zij persoonlijk aanwezig moeten zijn of zich door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen.

2 – Indien de schuldenaar of de aangewezen vertegenwoordiger niet aanwezig is, worden de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten als erkend beschouwd indien van het horen van de schuldenaar niet is afgezien overeenkomstig artikel 12.

3 – Indien de in het vorige lid beschreven situatie zich niet voordoet, wordt de afwezigheid van de aanvrager of een vertegenwoordiger gelijkgesteld met intrekking van het verzoek.

4 – De rechter zal, naargelang het geval, onmiddellijk een beslissing geven waarbij de insolventie wordt uitgesproken, indien de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten onder artikel 20, lid 1, vallen, of een beslissing geven die als intrekking van het verzoek geldt.

5 – Wanneer beide partijen aanwezig zijn, of alleen de aanvrager of diens vertegenwoordiger, maar van het horen van de schuldenaar is afgezien, geeft de rechter opdracht het onderwerp van het geschil te bepalen en de bewijsaspecten op te sommen.

6 – Vervolgens worden de ingediende vorderingen vastgesteld, onmiddellijk gevolgd door de bewijsvoering.

7 – Nadat de bewijsvoering is beëindigd, worden de pleidooien gehouden en geeft de rechter vervolgens een beslissing.

8 – Indien de beslissing niet onmiddellijk kan worden gegeven, gebeurt dit binnen vijf dagen.”

“Artikel 36

Beslissing tot insolventverklaring

1 – In de beslissing tot insolventverklaring zal de rechter:

a) de datum en het tijdstip van de desbetreffende uitspraak vermelden, en bij ontbreken van een dergelijke vermelding wordt de uitspraak geacht om 12.00 uur te zijn gedaan;

b) de insolvente schuldenaar identificeren, met vermelding van zijn hoofdkantoor of woonplaats;

c) de woonplaats van de bestuurders van de schuldenaar die wettelijk zijn benoemd en deze functie daadwerkelijk bekleden, en de woonplaats van de schuldenaar vermelden en vaststellen wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is;

d) de insolventiefunctionaris benoemen, met vermelding van zijn werkadres;

e) wanneer aan de vereisten van artikel 224, lid 2, wordt voldaan, bepalen dat de insolvente boedel wordt beheerd door de schuldenaar;

f) bepalen dat de schuldenaar de in artikel 24, lid 1, genoemde documenten die nog in het dossier ontbreken, onverwijld aan de insolventiefunctionaris toezendt;

g) de inbeslagneming verlangen, voor onmiddellijke overdracht aan de insolventiefunctionaris, van de boekhoudbescheiden en alle activa van de schuldenaar, ook wanneer deze in beslag zijn genomen of in pand zijn gegeven of wanneer daarop op enigerlei wijze beslag is gelegd en onverminderd de bepalingen van artikel 150, lid 1;

h) opdracht geven om zaken die erop wijzen dat er een strafbaar feit is gepleegd, aan de officier van justitie over te dragen;

i) wanneer hij beschikt over informatie die de inleiding van een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie rechtvaardigt, een dergelijke procedure — al dan niet van beperkte aard — inleiden, onverminderd de bepalingen van artikel 187;

j) een termijn van maximaal dertig dagen vaststellen voor het indienen van vorderingen;

l) de schuldeisers erop wijzen dat zij de insolventiefunctionaris onverwijld in kennis moeten stellen van eventuele zakelijke zekerheden waarop zij aanspraak maken;

m) de schuldenaren van de insolvente partij erop wijzen dat de betalingen die zij moeten verrichten, niet aan de insolvente partij maar aan de insolventiefunctionaris moeten worden gedaan;

n) voor de in artikel 156 bedoelde vergadering van schuldeisers, de verslagbeoordelingsvergadering, een datum en tijdstip binnen de daaropvolgende 45 tot 60 dagen vaststellen, of onder vermelding van geldige redenen verklaren van deze vergadering af te zien.

2 – De bepalingen van het laatste deel van lid 1, punt n), zijn niet van toepassing wanneer naar verwachting een insolventieplan zal worden ingediend of wanneer wordt besloten dat het beheer over de insolvente boedel door de schuldenaar wordt gevoerd.

3 – Wanneer voor de verslagbeoordelingsvergadering geen datum overeenkomstig lid 1, punt n), wordt vastgesteld en een belanghebbende partij binnen de voor het indienen van vorderingen gestelde termijn de rechtbank verzoekt een dergelijke vergadering bijeen te roepen, zal de rechter voor de vergadering een datum en tijdstip binnen 45 tot 60 dagen na de beslissing tot insolventverklaring vaststellen.

4 – Wanneer voor de verslagbeoordelingsvergadering geen datum overeenkomstig lid 1, punt n), wordt vastgesteld, wordt voor de berekening van de in dit wetboek bepaalde termijnen voor die vergadering uitgegaan van de 45e dag na de datum van de beslissing tot insolventverklaring.

5 – Een rechter die heeft beslist om af te zien van de verslagbeoordelingsvergadering, moet ten tijde van de beslissing het tijdschema voor de procedure daarop afstemmen en daarbij rekening houden met de specifieke zaak in kwestie.”

Kennisgeving en publicatie van de beslissing

De voorschriften voor kennisgeving en publicatie van de beslissing tot insolventverklaring zijn vastgesteld in de artikelen 37 en 38 van CIRE:

“Artikel 37

Kennisgeving van de beslissing en de dagvaarding

1 – De bestuurders van de schuldenaar wier woonplaats is bepaald, worden persoonlijk van de beslissing in kennis gesteld in overeenstemming met en op de wijze als bepaald in het procesrecht inzake dagvaardingen. Er worden tevens afschriften van de oorspronkelijke aanvraag aan hen toegezonden.

2 – Onverminderd eventuele kennisgevingen die nodig zijn op grond van de arbeidswetgeving, met name met betrekking tot het Salarisgarantiefonds (Fundo de Garantia Salarial), worden ook de officier van justitie, het Instituut voor Sociale Zekerheid (Instituto de Segurança Social), de aanvrager van de insolventverklaring en de schuldenaar van de beslissing in kennis gesteld, onder de voorwaarden die voor de dagvaarding gelden, indien de beslissing tijdens de procedure nog niet persoonlijk aan de schuldenaar is meegedeeld en, indien de schuldenaar eigenaar is van een onderneming, aan de werknemerscommissie.

3 – De vijf grootste bekende schuldeisers, de aanvrager niet meegerekend, worden overeenkomstig de bepalingen van lid 1 of per aangetekende brief in kennis gesteld, afhankelijk van de vraag of zij hun gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in Portugal hebben.

4 – Bekende schuldeisers die hun gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in een andere lidstaat hebben dan die waarin de procedure is ingeleid, waaronder de belastingautoriteiten en de socialezekerheidsinstellingen van die lidstaten, worden onmiddellijk in kennis gesteld per aangetekende brief, overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.

5 – Wanneer er vorderingen zijn ingediend namens de staat, overheidsinstellingen die geen overheidsbedrijven zijn of socialezekerheidsinstellingen, worden deze entiteiten per aangetekende brief in kennis gesteld.

6 – De bepalingen van de vorige leden vormen geen beletsel voor kennisgeving en dagvaarding met elektronische middelen, overeenkomstig een ministeriële uitvoeringsbeschikking van het ministerie van Justitie.

7 – Andere schuldeisers en andere belanghebbende partijen worden, met een extra termijn van vijf dagen, in kennis gesteld door middel van een openbare kennisgeving op het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar, in de vestigingen van de schuldenaar en in de rechtbank zelf, en in een kennisgeving op de website van Citius.

8 – In de in het vorige lid bedoelde openbare kennisgevingen moeten het zaaknummer, de extra termijn en de mogelijkheid van beroep of bezwaar worden vermeld en de gegevens als bedoeld in artikel 36, punten a) tot en met e) en i) tot en met n), worden opgenomen, waarbij wordt opgemerkt dat de termijn voor beroep, bezwaar en het indienen van vorderingen pas aan het einde van de extra termijn begint te lopen en dat deze extra termijn wordt berekend met ingang van de datum van publicatie van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving.”

“Artikel 38

Publicatie en inschrijving

[…]

2 – De insolventverklaring en de benoeming van een insolventiefunctionaris worden automatisch ingeschreven op basis van het desbetreffende certificaat, dat daartoe wordt verzonden door het secretariaat:

a) van de burgerlijke stand, wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is;

b) van het handelsregister, wanneer met de insolvente schuldenaar verband houdende feiten aan een dergelijke inschrijving zijn onderworpen;

c) van de entiteit die verantwoordelijk is voor een andere vorm van inschrijving waaraan de schuldenaar kan zijn onderworpen.

3 – Onverminderd de bepalingen van artikel 43, lid 5, van de Kadasterwet (Código de Registo Predial) wordt de insolventverklaring tevens in het kadaster ingeschreven met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, op basis van een gerechtelijk certificaat van de definitieve beslissing tot insolventverklaring, indien de registratiedienst geen toegang tot de benodigde informatie heeft via elektronische middelen, en op grond van een verklaring van de insolventiefunctionaris die de activa heeft geïdentificeerd.

4 – Wanneer de in het vorige lid bedoelde inschrijving voorlopig is, vindt deze inschrijving plaats op basis van de informatie op de elektronische pagina van de rechtbank, overeenkomstig lid 6, punt b), en op grond van de verklaring van de insolventiefunctionaris die de activa heeft geïdentificeerd.

5 – Indien er een registratie wordt bijgehouden van de verwerving of erkenning van eigendomsrechten of louter bezit ten behoeve van een andere persoon dan de insolvente partij met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, moet de insolventiefunctionaris een certificaat van deze registratie bij het dossier voegen.

6 – Het secretariaat:

a) registreert de insolventverklaring en de benoeming van de insolventiefunctionaris automatisch in het geautomatiseerde register van tenuitvoerleggingen dat is ingesteld door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) registreert de opname van deze informatie en de voor de vorderingen toegekende termijn op de elektronische pagina van de rechtbank;

c) stelt de centrale bank van Portugal (Banco de Portugal) in kennis van de insolventverklaring, zodat deze de vereiste registratie in haar centrale kredietrisicodatabank kan doorvoeren.

7 – Bij inschrijving van de benoeming van de insolventiefunctionaris wordt ook diens werkadres vermeld.

8 – Alle publicaties en inschrijvingen van de beslissing geschieden binnen vijf dagen.

9 – Er moet een verzoek om publicatie en openbare inschrijving van de beslissing tot inleiding van een buitenlandse insolventieprocedure en, indien van toepassing, van de beslissing tot benoeming van de insolventiefunctionaris als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 worden ingediend bij de Portugese rechtbank in het gebied waar het bedrijf van de schuldenaar is gevestigd of anders bij de handelsrechtbank van Lissabon (Juízo de Comércio de Lisboa). De rechtbank kan een beëdigde vertaling verlangen die is opgesteld door een persoon die daartoe overeenkomstig de wet van een lidstaat van de Europese Unie bevoegd is.

10 – Onverminderd de bepalingen van het vorige lid wordt, indien het recht van de staat van de insolventieprocedure voorziet in inschrijvingsregelingen die in het Portugese recht onbekend zijn, de inschrijving bepaald op basis van de regeling die daarmee de grootste gelijkenis vertoont.

11 – Onverminderd de bepalingen van artikel 9 wordt, indien de schuldenaar eigenaar is van een in Portugal gevestigd bedrijf, de publicatie als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 automatisch bepaald door de bevoegde registratieafdelingen.”

Voorzorgsmaatregelen

Artikel 31 van CIRE voorziet in de mogelijkheid om voorzorgsmaatregelen te gelasten:

“Artikel 31

Voorzorgsmaatregelen

1 – Indien er gegronde vrees voor wanbeheer bestaat, zal de rechter ambtshalve of op verzoek van de aanvrager de voorzorgsmaatregelen gelasten die hij noodzakelijk of passend acht om een verdere aantasting van de boedel van de schuldenaar te voorkomen, totdat de beslissing wordt gegeven.

2 – Voorzorgsmaatregelen kunnen bestaan uit het benoemen van een voorlopige bewindvoerder met de exclusieve bevoegdheid om de boedel van de schuldenaar te beheren, of om de schuldenaar daarbij te helpen.

3 – De voorzorgsmaatregelen kunnen voorafgaand aan de kennisgeving aan de schuldenaar worden uitgevoerd, indien deze vroegtijdige actie noodzakelijk wordt geacht om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan het nut van de maatregelen. De kennisgeving mag echter in geen geval meer dan tien dagen na de van toepassing zijnde termijn worden verzonden.”

BIJZONDERE REVITALISERINGSPROCEDURE

Voorwaarden voor het inleiden van de bijzondere revitaliseringsprocedure als bedoeld in artikel 1, lid 2, van CIRE

De tweede hierboven genoemde procedure, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van CIRE, is de bijzondere revitaliseringsprocedure (PER – Processo Especial de Revitalização), waarom kan worden verzocht door een onderneming die in economische moeilijkheden of in een situatie van dreigende insolventie verkeert.

Doel en formaliteiten van een bijzondere revitaliseringsprocedure

Het doel van de bijzondere revitaliseringsprocedure, het verzoek tot inleiding ervan, de formaliteiten die eraan zijn verbonden en het begrip moeilijke economische situatie zijn vastgelegd in respectievelijk de artikelen 17-A, 17-B en 17-C van CIRE.

“Artikel 17-A

Aard en doel van de bijzondere revitaliseringsprocedure

1 – De bijzondere revitaliseringsprocedure is bedoeld om een onderneming die in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, maar die nog steeds kan worden hersteld, de mogelijkheid te bieden met haar schuldeisers te onderhandelen om een overeenkomst met hen te kunnen sluiten die tot revitalisering van de onderneming leidt.

2 – De in het vorige lid bedoelde procedure kan worden gebruikt door elke onderneming die met een schriftelijke en ondertekende verklaring aantoont aan de voorwaarden voor revitalisering te voldoen en een nadere verklaring overlegt die ten hoogste dertig dagen daarvoor door een accountant of een wettelijke auditor is ondertekend, wanneer beoordeling van rekeningen bij wet is voorgeschreven, en waaruit blijkt dat de onderneming volgens de criteria van artikel 3 niet in een actuele situatie van insolventie verkeert.

3 – De bijzondere revitaliseringsprocedure heeft een spoedeisend karakter en alle regels van dit wetboek die niet onverenigbaar zijn met het karakter ervan zijn van toepassing.”

“Artikel 17-B

Begrip moeilijke economische situatie

Voor de toepassing van dit wetboek verkeert een onderneming in een moeilijke economische situatie wanneer zij ernstige problemen heeft om tijdig aan haar verplichtingen te voldoen door een gebrek aan liquiditeit of wanneer zij geen krediet kan krijgen.”

“Artikel 17-C

Verzoek en formaliteiten

1 – De bijzondere revitaliseringsprocedure begint op verzoek van de onderneming en een schuldeiser of schuldeisers met gerelateerde niet-achtergestelde vorderingen van ten minste 10 % overeenkomstig lid 3, punt b), die geen bijzondere relatie met de onderneming hebben, via een schriftelijke verklaring om onderhandelingen te openen die tot revitalisering van de onderneming leiden door middel van een goedgekeurd herstelplan.

2 – De in het vorige lid bedoelde verklaring wordt door alle aangevers ondertekend en gedateerd.

3 – De onderneming stelt de voor het uitspreken van haar insolventie bevoegde rechtbank in kennis door middel van een verzoekschrift waarin haar verzoek als bedoeld in lid 1 is opgenomen, dat vergezeld gaat van de volgende documenten:

a) de hierboven bedoelde schriftelijke verklaring;

b) een afschrift van de in artikel 24, lid 1, genoemde documenten, die gedurende de hele procedure op de griffie beschikbaar blijven voor inzage door schuldeisers;

c) een voorgesteld herstelplan dat ten minste vergezeld gaat van een beschrijving van de financiële positie en de vermogens- en kredietpositie van de onderneming.

4 – Nadat het in het vorige lid bedoelde verzoek is ontvangen, zal de rechter via een officiële beschikking onmiddellijk een voorlopige bewindvoerder benoemen, waarbij de bepalingen van de artikelen 32 tot en met 34 mutatis mutandis van toepassing zijn.

5 – De onderneming wordt onmiddellijk van de in het vorige lid bedoelde officiële beschikking in kennis gesteld, waarbij de bepalingen van de artikelen 37 en 38 mutatis mutandis van toepassing zijn.

6 – Op gemotiveerd verzoek van de onderneming en de schuldeiser of schuldeisers die aan de bepalingen van lid 1 voldoen en vorderingen hebben die ten minste 5 % van de gemelde vorderingen uitmaken, of na een gemotiveerd verzoek van de onderneming, kan de rechter het in lid 1 genoemde minimum van 10 % verlagen, waarbij hij bij de beoordeling van het verzoek rekening houdt met het totale bedrag van de gemelde vorderingen en de samenstelling van alle schuldeisers.

7 – Ambtshalve of op verzoek van de voorlopige bewindvoerder worden bijzondere revitaliseringsprocedures bij de dossiers gevoegd die zijn ingesteld door commerciële bedrijven waarmee de onderneming op grond van het wetboek van handelsvennootschappen een zeggenschapsrelatie heeft of een groep vormt. Een dergelijk verzoek kan ook worden ingediend door een van de ondernemingen in die omstandigheden die een bijzondere revitaliseringsprocedure hebben ingeleid.

8 – Om de in het vorige lid bedoelde bijvoeging kan slechts tot de aanvang van de in artikel 17-D, lid 5, vermelde termijn voor onderhandelingen worden verzocht in de procedure waarbij alle andere documenten moeten worden gevoegd, met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van artikel 86, lid 4.”

Voorts voorzien de artikelen 17-D tot en met 7-I van CIRE, die betrekking hebben op de bijzondere revitaliseringsprocedure, in:

  • de daaropvolgende procedurele fasen (bv. uitnodiging aan alle schuldeisers die de verklaring waarmee de procedure is ingeleid niet hebben ondertekend om aan onderhandelingen met het oog op revitalisering deel te nemen);
  • de gevolgen (bv. de procedure belemmert de inleiding van andere acties tot invordering van schulden tegen de schuldenaar);
  • de afsluiting van de onderhandelingen met goedkeuring van het herstelplan dat tot revitalisering leidt of zonder goedkeuring van het plan;
  • de tussen de schuldenaar en de schuldeisers overeengekomen zekerheden;
  • de goedkeuring van buitengerechtelijke overeenkomsten tot herstel van de schuldenaar.

BIJZONDERE PROCEDURE VOOR EEN BETALINGSOVEREENKOMST

Voorwaarden voor het inleiden van een bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, lid 3, van CIRE

De derde in artikel 1, lid 3, van CIRE vermelde procedure is de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst als bedoeld in de artikelen 222-A tot en met 222-J van CIRE.

De bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst heeft een spoedeisend karakter en kan worden gebruikt met betrekking tot elke schuldenaar die geen onderneming is en die in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden.

Overeenkomstig artikel 222-B van CIRE verkeert een schuldenaar in een moeilijke economische situatie wanneer hij ernstige problemen heeft om tijdig aan zijn verplichtingen te voldoen door een gebrek aan liquiditeit of de onmogelijkheid om krediet te krijgen.

Deze bijzondere procedure begint:

  • met een schriftelijke verklaring van de schuldenaar en een of meer schuldeisers waarin zij aangeven onderhandelingen te willen openen die tot het opstellen van een betalingsovereenkomst leiden,

of

  • met de overlegging van een buitengerechtelijke overeenkomst die is ondertekend door de schuldenaar en door schuldeisers die ten minste de meerderheid van de stemmen vertegenwoordigen.

De bovengenoemde verklaring of overeenkomst wordt, vergezeld van een lijst van schuldeisers en een lijst van alle lopende acties tot invordering van schulden, ingediend bij de rechtbank. Nadat de verklaring of overeenkomst is ontvangen, benoemt de rechtbank de voorlopige bewindvoerder.

Na in kennis te zijn gesteld van de officiële beschikking tot benoeming van de voorlopige bewindvoerder moet de schuldenaar onverwijld een aangetekende brief sturen naar alle schuldeisers die de oorspronkelijke verklaring of overeenkomst niet hebben ondertekend, waarin zij worden verzocht deel te nemen. Wanneer de schuldenaar een buitengerechtelijke betalingsovereenkomst heeft ingediend, stelt de griffie de schuldeisers in kennis die niet aan een dergelijke overeenkomst hebben deelgenomen en op de lijst van door de schuldenaar gemelde vorderingen voorkomen.

Nadat de officiële beschikking tot benoeming van de voorlopige bewindvoerder op de website van Citius is gepubliceerd, heeft elke schuldeiser twintig dagen om bij de bewindvoerder vorderingen in te dienen.

Vervolgens stelt de voorlopige bewindvoerder een lijst van vorderingen op en dient hij deze bij de griffie van de rechtbank in. De lijst wordt tevens op de website van Citius gepubliceerd. De lijst kan binnen vijf werkdagen worden betwist.

De gevolgen voor andere procedures zijn als volgt:

  • Na de inleiding van de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst en de daaropvolgende benoeming van de voorlopige bewindvoerder kunnen geen andere acties tot invordering van schulden meer tegen de schuldenaar worden ingesteld.
  • Opschorting van de levering van essentiële openbare diensten is verboden.
  • Insolventieprocedures waarbij eerder de insolventie van de schuldenaar is aangevraagd, worden opgeschort op voorwaarde dat in deze procedures geen beslissing tot insolventverklaring is genomen (onmiddellijk na goedkeuring van de betalingsovereenkomst geannuleerd).
  • Lopende invorderingsacties worden opgeschort (onmiddellijk na goedkeuring van de betalingsovereenkomst geannuleerd, behalve wanneer deze overeenkomst voorziet in voortzetting ervan).
  • Verjaringstermijnen of uiterste termijnen die door de schuldenaar kunnen worden betwist, worden geschorst.

Nadat de procedure is ingeleid, is het de schuldenaar verboden acties van bijzonder belang te ondernemen zonder voorafgaande toestemming van de bewindvoerder.

De onderhandelingen tussen de schuldenaar en de schuldeisers zijn onderworpen aan de voorwaarden die door alle betrokkenen zijn overeengekomen of, indien geen overeenstemming is bereikt, aan de regels die door de voorlopige bewindvoerder zijn vastgesteld.

Wanneer de onderhandelingen worden afgesloten met de unanieme goedkeuring van de betalingsovereenkomst, waarbij alle schuldeisers zijn betrokken, moet deze overeenkomst door iedereen worden ondertekend, en onmiddellijk bij het dossier worden gevoegd, ter goedkeuring of afwijzing door de rechter.

Indien de onderhandelingen worden afgesloten met goedkeuring van de betalingsovereenkomst maar zonder de betrokkenheid van alle schuldeisers, wordt de overeenkomst ter goedkeuring of afwijzing door de rechter naar de rechtbank gezonden en op de website van Citius gepubliceerd. Belanghebbende partijen hebben vervolgens tien dagen te rekenen vanaf de datum van publicatie om te verzoeken het plan niet goed te keuren.

Een betalingsovereenkomst wordt als goedgekeurd beschouwd wanneer deze:

  • wordt aangenomen door schuldeisers wier vorderingen ten minste een derde van alle in de vorderingenlijst opgenomen vorderingen met betrekking tot stemrechten vertegenwoordigen en de instemming van meer dan twee derde van alle uitgebrachte stemmen verwerft, en meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen betrekking heeft op niet-achtergestelde vorderingen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend,

of

  • de instemming verwerft van schuldeisers wier vorderingen meer dan de helft van alle vorderingen met betrekking tot stemrechten vertegenwoordigen, en meer dan de helft van deze stemmen betrekking heeft op niet-achtergestelde vorderingen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend.

Indien de schuldenaar of de meerderheid van de schuldeisers concludeert dat het niet mogelijk is om overeenstemming te bereiken, of indien de termijn van twee maanden voor het afsluiten van de onderhandelingen wordt overschreden, wordt het onderhandelingsproces beëindigd. Indien geen overeenstemming wordt bereikt en de schuldenaar nog steeds niet in een situatie van insolventie verkeert, leidt de sluiting van de procedure tot opheffing van alle gevolgen ervan voor de schuldenaar. Anders leidt de sluiting van de procedure tot de insolventie van de schuldenaar.

De zekerheden die gedurende de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst met de schuldenaar zijn overeengekomen om de schuldenaar de financiële middelen te verschaffen om zijn activiteiten voort te zetten, worden ook gehandhaafd wanneer bij sluiting van de procedure de insolventie van de schuldenaar wordt uitgesproken, binnen een termijn van twee jaar. Bovendien genieten schuldeisers die tijdens de procedure de activiteiten van de schuldenaar hebben gefinancierd met het oog op naleving van de betalingsovereenkomst, een algemeen voorrecht op goederen vóór het aan werknemers toegekende algemene voorrecht op goederen.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Artikel 46 van CIRE bepaalt welke activa onder de insolvente boedel vallen:

“Artikel 46

Begrip insolvente boedel

1 – De insolvente boedel is bedoeld om vorderingen van de schuldeisers op de boedel te voldoen nadat hun eigen schulden zijn betaald en omvat, tenzij anders bepaald, alle goederen van de schuldenaar op de datum van de insolventverklaring, alsmede de activa en rechten die de schuldenaar tijdens de procedure verwerft.

2 – Activa die van beslag zijn vrijgesteld, worden alleen in de insolvente boedel opgenomen wanneer de schuldenaar deze vrijwillig overdraagt en de onbeslagbaarheid ervan niet absoluut is.”

In dit verband bepaalt artikel 736 van het Portugese Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat naast goederen die bij bijzondere bepaling van beslag zijn vrijgesteld, de volgende goederen absoluut onbeslagbaar zijn: onvervreemdbare goederen en rechten, activa die eigendom zijn van de staat en van andere publiekrechtelijke rechtspersonen, voorwerpen waarvan inbeslagneming in strijd zou zijn met de goede zeden of die economische rechtvaardiging zouden vereisen vanwege hun beperkte commerciële waarde, voorwerpen die in het bijzonder bestemd zijn voor openbare aanbidding, graven, en instrumenten en voorwerpen die onmisbaar zijn voor gehandicapten en behandeling van patiënten.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Deze bevoegdheden zijn geregeld in de artikelen 223 en 224 van CIRE:

Beheer door de schuldenaar

“Artikel 223

Beperking tot ondernemingen

De hier opgenomen bepalingen zijn alleen van toepassing op gevallen waarin de insolvente boedel een onderneming omvat.”

“Artikel 224

Voorwaarden voor beheer door de schuldenaar

1 – In de beslissing tot insolventverklaring kan de rechter bepalen dat de insolvente boedel wordt beheerd door de schuldenaar.

2 – Voor de in het vorige lid bedoelde bepaling gelden de volgende voorwaarden:

a) de schuldenaar heeft om het beheer verzocht;

b) de schuldenaar heeft binnen dertig dagen na de beslissing tot insolventverklaring een insolventieplan ingediend, of heeft toegezegd een dergelijk plan in te dienen, dat voorziet in een voortzetting van de bedrijfsactiviteiten door de onderneming;

c) er is geen reden om vertragingen in de behandeling van de zaak of andere nadelen voor schuldeisers te vrezen;

d) de insolventieaanvrager verleent toestemming, wanneer hij niet de schuldenaar is.

3 – Het beheer wordt ook aan de schuldenaar toevertrouwd indien de schuldenaar daarom heeft verzocht en de schuldeisers op de verslagbeoordelingsvergadering of op de daaraan voorafgaande vergadering daartoe besluiten, ongeacht of de in lid 2, punten c) en d) genoemde voorwaarden zijn vervuld, en de in lid 2, punt b), vermelde termijn wordt berekend met ingang van de datum van het besluit van de schuldeisers.”

Benoeming en status van de insolventiefunctionaris

De bevoegdheden van de insolventiefunctionaris en de vereiste kwalificaties zijn vastgesteld in de artikelen 52, 53 en 55 van CIRE:

“Artikel 52

Benoeming door de rechter en status

1 – De rechter is bevoegd om de insolventiefunctionaris te benoemen.

2 – De bepalingen van artikel 32, lid 1, zijn van toepassing op de benoeming van de insolventiefunctionaris, maar de rechter kan rekening houden met informatie die is verstrekt door de schuldenaar of de schuldeiserscommissie, indien aanwezig, of door de schuldeisers. Dit geldt ook indien de insolvente boedel een onderneming met een of meer actieve vestigingen omvat of wanneer de insolventieprocedure zeer complex is en er bij de eerste aanwijzing de voorkeur aan wordt gegeven dat de voorlopige bewindvoerder in functie is op de datum van insolventverklaring.

3 – Het recruteringsproces voor de officiële lijsten en de status van insolventiefunctionaris worden geregeld in een specifieke wet, onverminderd de bepalingen van dit wetboek.

4 – Indien de insolventieprocedure zeer complex is, of wanneer de insolventiefunctionaris over specifieke kennis moet beschikken, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende partij meer dan een insolventiefunctionaris benoemen. Wanneer een dergelijk verzoek wordt gedaan, is het de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een naar behoren gemotiveerd voorstel voor de te benoemen insolventiefunctionaris in te dienen, en om de aldus voorgedragen functionaris te bezoldigen, indien een dergelijke insolventiefunctionaris wordt benoemd en de insolvente boedel niet toereikend is voor deze bezoldiging.

5 – Indien tussen de overeenkomstig lid 1 door de rechter benoemde insolventiefunctionaris en de op verzoek van een belanghebbende partij benoemde insolventiefunctionarissen een geschil ontstaat, is in geval van een impasse de mening van de door de rechter benoemde insolventiefunctionaris doorslaggevend.

6 – Wanneer de schuldenaar een handelsvennootschap is die overeenkomstig het Portugese wetboek van handelsvennootschappen een zeggenschapsrelatie heeft of een groep vormt met andere ondernemingen waarvoor een insolventieprocedure is aangevraagd, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar of schuldeisers één enkele insolventiefunctionaris voor alle ondernemingen benoemen. In een dergelijk geval moet de rechter in het algemeen ook een tweede insolventiefunctionaris benoemen wiens taak beperkt is tot het beoordelen van vorderingen die door schuldenaren uit dezelfde groep zijn ingediend, en wel onmiddellijk nadat het bestaan van dergelijke vorderingen door de eerste insolventiefunctionaris is bevestigd.

“Artikel 53

Keuze van een andere insolventiefunctionaris door schuldeisers

1 – Op voorwaarde dat voorafgaande aan de stemming de bevestiging van de aanneming van het voorstel bij de dossiers wordt gevoegd, kunnen de schuldeisers op de vergadering van schuldeisers na de benoeming van een insolventiefunctionaris een andere persoon voor de functie kiezen, ongeacht of deze persoon in de officiële lijst is vermeld, en over zijn bezoldiging beslissen via goedkeuring door een meerderheid van de stemmers en de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden niet meegerekend.

2 – Een persoon die niet in de officiële lijst is vermeld, kan alleen worden gekozen wanneer dit wordt gerechtvaardigd door de omvang van de onderneming van de insolvente boedel, de specifieke aard van de activiteiten van de onderneming of de complexiteit van de zaak.

3 – De rechter kan alleen weigeren de door de schuldeisers gekozen persoon tot insolventiefunctionaris te benoemen als vervanger van de huidige functionaris, wanneer hij van oordeel is dat de betrokken persoon niet beschikt over de goede reputatie of de deskundigheid om de functie uit te oefenen, dat de door de schuldeisers goedgekeurde bezoldiging buitensporig is of, wanneer de betrokkene niet in de officiële lijst is vermeld, dat geen van de situaties van het vorige lid zich voordoet.”

“Artikel 55

Taken en uitoefening van taken

1 – Naast andere aldus toegekende taken is het de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris om in samenwerking met en onder toezicht van de schuldeiserscommissie, indien aanwezig:

a) de schulden van de insolvente partij te betalen met de middelen die in de insolvente boedel beschikbaar zijn, met name uit de opbrengst van de verkoop — voor de uitvoering waarvan de insolventiefunctionaris verantwoordelijk is — van de activa van de boedel;

b) in de tussentijd erop toe te zien dat de rechten van de insolvente partij behouden blijven en worden uitgeoefend en dat de bedrijfsactiviteiten worden voortgezet, in voorkomend geval, waarbij voor zover mogelijk moet worden voorkomen dat de economische situatie van de onderneming verslechtert.

2 – Onverminderd de gevallen waarin wettelijke vertegenwoordiging verplicht is of voorafgaande instemming van de schuldeiserscommissie nodig is, oefent de insolventiefunctionaris de aan de functie verbonden taken persoonlijk uit. De insolventiefunctionaris kan specifieke handelingen schriftelijk aan een andere insolventiefunctionaris delegeren, waarbij de officiële lijsten tijdig worden bijgewerkt.

3 – De insolventiefunctionaris kan bij de uitoefening van zijn taken onder zijn eigen verantwoordelijkheid worden bijgestaan door gespecialiseerd of ander hulppersoneel, al dan niet bezoldigd, onder wie de schuldenaar zelf, waarvoor de voorafgaande instemming van de schuldeiserscommissie of, wanneer een dergelijke commissie niet is ingesteld, van de rechter nodig is.

4 – De insolventiefunctionaris kan voor bepaalde of onbepaalde tijd de werknemers in dienst nemen die nodig zijn voor de liquidatie van de insolvente boedel of de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten. Nieuwe contracten lopen echter af bij de definitieve sluiting van de vestiging waar de werknemers dergelijke diensten verlenen of, tenzij anders overeengekomen, op het moment van overdracht.

5 – De insolventiefunctionaris is tevens verantwoordelijk voor het tijdig aan de schuldeiserscommissie en de rechtbank verstrekken van alle nodige informatie over het beheer en de liquidatie van de insolvente boedel.

6 – Op verzoek van de insolventiefunctionaris en wanneer de insolventiefunctionaris geen rechtstreekse toegang tot de vereiste informatie heeft, kan de rechter overheidsinstanties en kredietinstellingen gelasten om, op basis van de gegevens waarover zij beschikken, de informatie te verstrekken die hij noodzakelijk of zinvol acht voor de procedure, meer specifiek met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel.

7 – De bezoldiging van de in het laatste deel van lid 2 bedoelde insolventiefunctionaris is de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris die de werkzaamheden heeft gedelegeerd, en deze laatste is verantwoordelijk voor handelingen van de gedelegeerde functionaris op grond van de in hetzelfde lid bedoelde delegatie van bevoegdheden.

8 – De insolventiefunctionaris is, behoudens instemming van de schuldeiserscommissie, bevoegd om afstand te doen, transacties aan te gaan en om bekentenissen af te leggen in rechtszaken waarbij de insolvente partij of de insolvente boedel partij is.”

Rechterlijk toezicht

De rechter zie toe op de werkzaamheden van de insolventiefunctionaris overeenkomstig artikel 58 van CIRE:

“Artikel 58

Toezicht door de rechter

De insolventiefunctionaris werkt onder toezicht van de rechter, die te allen tijde informatie over welk onderwerp dan ook of de indiening van een verslag over de uitgevoerde werkzaamheden en de status van het beheer en de liquidatie kan verlangen.”

Overeenkomstig artikel 68 van CIRE is ook de schuldeiserscommissie bevoegd toe te zien op de werkzaamheden van de insolventiefunctionaris.

Bezoldiging van de insolventiefunctionaris

De bezoldiging van de insolventiefunctionaris wordt bepaald overeenkomstig artikel 60 van CIRE:

“Artikel 60

Bezoldiging

1 – De door de rechter benoemde insolventiefunctionaris heeft recht op de in zijn arbeidsvoorwaarden vastgestelde bezoldiging en op vergoeding van kosten die hij redelijkerwijs nuttig of noodzakelijk acht.

2 – Wanneer de insolventiefunctionaris door de vergadering van schuldeisers wordt gekozen, is zijn bezoldiging zoals bepaald in de betrokken beslissing.

3 – Een insolventiefunctionaris die nog niet heeft ingestemd met de door de vergadering van schuldeisers vastgestelde bezoldiging voor het opstellen van het insolventieplan, het beheren van de onderneming na de verslagbeoordelingsvergadering of het toezien op het goedgekeurde insolventieplan, kan ontslag nemen uit zijn functie, mits hij dit doet op de vergadering waarin het besluit wordt genomen.”

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Vorderingen op de insolvente boedel kunnen worden verrekend met schulden aan de boedel, indien wordt voldaan aan de vereisten van artikel 99 van CIRE:

“Artikel 99

Verrekening

1 – Onverminderd de overige bepalingen van dit wetboek kunnen insolventieschuldeisers na de insolventverklaring hun vorderingen verrekenen met schulden aan de boedel, mits ten minste aan een van de volgende vereisten wordt voldaan:

a) de juridische voorwaarden voor de verrekening zijn vervuld vóór de datum van insolventverklaring;

b) de vordering op de insolvente boedel voldeed aan de vereisten van artikel 847 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vóór de tegenvordering van de boedel.

2 – Voor de doeleinden van de punten a) en b) is het volgende niet van toepassing:

a) het verlies van het termijnvoordeel als bedoeld in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) de uit de bepalingen van artikel 91, lid 1, en artikel 96 voortvloeiende vervroegde vervaldatum en omzetting in contanten.

3 – Verrekeningen worden niet beïnvloed door het feit dat de verplichtingen in verschillende valuta’s of rekeneenheden luiden, indien hun onderlinge omzetting vrij is op de plaats van betaling van de tegenvordering en de omzetting plaatsvindt tegen de wisselkoers op de datum waarop de verrekening gevolgen heeft.

4 – Verrekeningen zijn niet toegestaan:

a) indien de schuld aan de boedel is ontstaan na de datum van insolventverklaring, meer in het bijzonder als gevolg van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel;

b) indien de insolventieschuldeiser de vordering van een andere persoon heeft verworven na de datum van insolventverklaring;

c) met schulden van de insolvente partij waarvoor de boedel niet aansprakelijk is;

d) tussen schulden aan de boedel en achtergestelde vorderingen op de boedel.”

Naast de algemene regel van artikel 99 van CIRE bestaan er andere wettelijke bepalingen die voorzien in de mogelijkheid van verrekening: de artikelen 102, lid 3, punt e), 154, lid 1, 242, lid 3, en 286 van CIRE.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

De gevolgen van insolventie voor lopende contracten waarbij de schuldenaar partij is, hangen af van de aard van het contract en zijn met name beschreven in de artikelen 102 tot en met 119 van CIRE:

“Artikel 102

Algemeen beginsel voor lopende zaken

1 – Onverminderd de bepalingen van de volgende artikelen zal bij bilaterale contracten waarbij op de datum van insolventverklaring nog geen volledige naleving heeft plaatsgevonden, noch door de insolvente partij, noch door de andere partij, de naleving worden opgeschort totdat de insolventiefunctionaris besluit het contract uit te voeren of naleving te weigeren.

2 – De andere partij kan echter de insolventiefunctionaris een redelijke termijn stellen om een dergelijke optie uit te oefenen, waarna naleving wordt geacht te zijn geweigerd.

3 – Nadat de insolventiefunctionaris naleving heeft geweigerd, en onverminderd de scheiding van zaken, indien van toepassing:

a) heeft geen van de partijen recht op restitutie van de reeds geleverde prestatie;

b) heeft de insolvente boedel het recht de waarde te verlangen van de tegenprestatie die met de reeds door de schuldenaar gedane betaling overeenkomt, wanneer deze nog niet door de andere partij is verricht;

c) heeft de andere partij als insolventievordering recht op de waarde van de betaling, door de schuldenaar, van het niet nageleefde deel minus de waarde van de nog niet verrichte tegenprestatie;

d) geldt met betrekking tot het recht op vergoeding van als gevolg van de niet-naleving aan de andere partij toegebrachte schade, dat dit recht:

i) slechts bestaat tot de waarde van verplichtingen die zijn opgelegd overeenkomstig punt b),

ii) in mindering wordt gebracht op het bedrag waarop de andere partij recht heeft, via toepassing van punt c),

iii) een insolventievordering vormt;

e) kan elk van de partijen overgaan tot verrekening van de in de punten c) en d) bedoelde verplichtingen met die bedoeld in punt b), tot maximaal de respectieve bedragen.

4 – De keuze voor uitvoering levert misbruik op indien tijdige naleving van contractuele verplichtingen door de insolvente boedel duidelijk onwaarschijnlijk is.”

“Artikel 103

Ondeelbare diensten

1 – Wanneer de andere partij op grond van het contract een dienst moet verrichten die naar zijn aard niet fungibel is, of die deelbaar is bij levering in verschillende delen die niet gemakkelijk vervangbaar zijn omdat er sprake is van een functioneel verband, en de insolventiefunctionaris naleving weigert:

a) wordt het in lid 3, punt b), van het vorige artikel bedoelde recht vervangen door het recht om van de andere partij restitutie van de reeds geleverde prestatie te verlangen, om rekening te houden met de respectieve verrijking op de datum van insolventverklaring;

b) is het in lid 3, punt c), van het vorige artikel bedoelde recht gericht op het verschil, indien dit voordelig is voor de andere partij, tussen de waarden van alle contractuele diensten;

c) heeft de andere partij als insolventieschuldeiser recht op vergoeding van de kosten of restitutie van de waarde van het deel van de dienst dat voorafgaand aan de insolventverklaring is geleverd, afhankelijk van de vraag of de dienst fungibel is.

2 – De andere partij heeft echter het recht haar dienst te voltooien en als insolventievordering het verschuldigde deel van de tegenprestatie te verlangen, in welk geval de bepalingen van lid 1 en het vorige artikel niet langer van toepassing zijn.

3 – Indien de insolventiefunctionaris naleving niet weigert, vormt het recht van de andere partij op een tegenprestatie slechts een vordering op de boedel in het deel dat hoger is dan de waarde van hetgeen door toepassing van de bepalingen van lid 1, punt c), zou zijn berekend indien de insolventiefunctionaris naleving zou hebben geweigerd.

4 – Wanneer de verrichting van een dienst van het in lid 1 bedoelde type is en door het contract aan de insolvente partij is opgelegd, en de insolventiefunctionaris naleving weigert:

a) is het in lid 3, punt b), van het vorige artikel bedoelde recht niet langer van toepassing of wordt dit vervangen door het recht op restitutie van de waarde van het deel van de betaling dat vóór de insolventverklaring reeds is voldaan, afhankelijk van de vraag of de dienst fungibel is;

b) zijn de bepalingen van lid 1, punt b), van toepassing wanneer de andere partij ook recht heeft op vergoeding van de reeds geleverde prestatie en op een insolventievordering.

5 – Wanneer de verrichting van een dienst van het in lid 1 bedoelde type is en door het contract aan de insolvente partij is opgelegd, en de insolventiefunctionaris naleving niet weigert, vormt het recht van de andere partij op de verschuldigde tegenprestatie in zijn geheel een vordering op de boedel.

6 – Indien de niet-fungibele dienst bestaat uit zelfstandige delen en een of enkele delen reeds zijn betaald, zijn de bepalingen van de vorige leden alleen van toepassing op de resterende delen en wordt de tegenprestatie op passende wijze daaronder verdeeld.”

“Artikel 104

Verkoop met eigendomsvoorbehoud en soortgelijke transacties

1 – In een aan- en verkoopcontract met eigendomsvoorbehoud waarbij de verkoper de insolvente partij is, kan de andere partij naleving van het contract verlangen indien het goed reeds is geleverd op de datum van insolventverklaring.

2 – In geval van insolventie van de leasegever zijn de bepalingen van het vorige lid van toepassing op financiële leaseovereenkomsten en op leaseovereenkomsten met een beding dat het geleasede goed eigendom van de leasenemer wordt nadat alle overeengekomen betalingen zijn gedaan.

3 – Wanneer de koper of de leasenemer de insolvente partij is, en het goed in het bezit is van deze koper of leasenemer, mag de door de insolventiefunctionaris overeenkomstig artikel 102, lid 2, gestelde termijn pas aflopen nadat vijf dagen sinds de datum van de verslagbeoordelingsvergadering zijn verstreken, behalve wanneer het actief in kwestie gedurende deze periode aanzienlijk in waarde zou kunnen verminderen en de andere partij de insolventiefunctionaris daarvoor uitdrukkelijk waarschuwt.

4 – Het beding van eigendomsvoorbehoud in contracten voor de verkoop van een specifiek goed waarbij de koper de insolvente partij is, kan door de boedel slechts worden betwist wanneer het schriftelijk is vastgelegd, tot het moment van levering van het goed.

5 – De gevolgen van weigering van naleving door de insolventiefunctionaris, indien toegestaan, zijn uiteengezet in artikel 102, lid 3. Het in het betrokken punt c) bedoelde recht heeft betrekking op de betaling, als insolventievordering, van het verschil, indien positief, tussen de som van de geplande betalingen of huurtermijnen tot aan het einde van het contract, geactualiseerd tot de datum van insolventverklaring door toepassing van de bepalingen van artikel 91, lid 2, en de waarde van het goed op de datum van weigering, indien de andere partij de verkoper of de verhuurder is, of van het verschil, indien positief, tussen deze laatste waarde en die som, indien de andere partij de koper of de huurder is.”

“Artikel 105

Verkoop zonder levering

1 – Wanneer de verkoper zijn leveringsverplichting nog niet is nagekomen, maar het goed reeds is overgedragen, geldt onverminderd de bepalingen van artikel 107 dat:

a) in geval van insolventie van de verkoper de insolventiefunctionaris naleving van het contract niet mag weigeren;

b) in geval van insolventie van de koper weigering van naleving door de insolventiefunctionaris de gevolgen heeft als bedoeld in artikel 104, lid 5, dat mutaties mutandis van toepassing is.

2 – De bepalingen van het vorige lid zijn ook mutatis mutandis van toepassing op contracten waarbij andere zakelijke gebruiksrechten worden overgedragen.”

“Artikel 106

Voorlopige overeenkomst

1 – In geval van insolventie van de toekomstige verkoper mag de insolventiefunctionaris de nakoming van het voorlopige contract met zakelijke werking niet weigeren indien het goed reeds aan de toekomstige koper is overgedragen.

2 – In geval van weigering van naleving van het voorlopige aan- en verkoopcontract door de insolventiefunctionaris zijn de bepalingen van artikel 104, lid 5, mutatis mutandis van toepassing, ongeacht of de insolventie betrekking heeft op de toekomstige koper of de toekomstige verkoper.”

“Artikel 107

Transacties met een specifieke leveringsdatum

1 – Indien de levering van goederen, of de verlening van financiële diensten met een marktprijs, moet worden uitgevoerd op een specifieke datum of binnen een bepaalde termijn, en de datum of de termijn na de insolventverklaring valt, kan geen van de partijen uitvoering verlangen. De koper of de verkoper, naargelang het geval, heeft pas op de tweede dag na de datum waarop de insolventie is uitgesproken, met betrekking tot contracten met dezelfde datum of termijn voor nakoming, recht op betaling van het verschil tussen de gecorrigeerde prijs en de marktprijs van de goederen of de financiële dienst, dat, aangezien het van de insolvente partij kan worden gevorderd, een vordering op de insolvente boedel vormt.

2 – In beide gevallen zal de verkoper de reeds betaalde bedragen terugbetalen, en kan hij een dergelijke verplichting compenseren met de vordering op grond van het vorige lid, tot maximaal de respectieve bedragen. Wanneer de verkoper de insolvente partij is, vormt het recht op terugbetaling voor de andere partij een vordering op de insolvente boedel.

3 – Voor de toepassing van het vorige lid worden als financiële diensten beschouwd:

a) de levering van effecten, behalve wanneer het gaat om aandelen die ten minste 10 % van het kapitaal van de onderneming vertegenwoordigen en de in het contract bedoelde afwikkeling niet louter financieel van aard is;

b) de levering van edele metalen;

c) betalingen in contanten die direct of indirect worden bepaald door de wisselkoers van een vreemde valuta, door de wettelijke rentevoet, door een rekeneenheid of door de prijs van andere goederen of diensten;

d) opties of andere rechten op de verkoop of levering van de in de punten a) en b) bedoelde goederen of de in punt c) bedoelde betalingen.

4 – Wanneer verschillende transacties betreffende financiële diensten zijn geïntegreerd in een raamcontract dat in geval van niet-naleving slechts als één geheel kan worden beëindigd, wordt voor de toepassing van dit artikel en artikel 102 de reeks transacties als een bilateraal contract beschouwd.

5 – Op transacties met een specifieke leveringsdatum die niet onder lid 1 vallen, zijn mutatis mutandis de bepalingen van artikel 104, lid 5, van toepassing.”

“Artikel 108

Leasing waarbij de huurder de insolvente partij is

1 – De insolventverklaring leidt niet tot opschorting van een leasecontract waarbij de insolvente partij de huurder is, maar de insolventiefunctionaris kan een dergelijk contract te allen tijde opzeggen met een termijn van zestig dagen, indien een kortere termijn op grond van de wet of het contract niet volstaat.

2 – Er geldt een uitzondering op het vorige lid wanneer de huur betrekking heeft op de woonplaats van de insolvente partij, in welk geval de insolventiefunctionaris slechts mag verklaren dat het recht op betaling van de huur die is opgelopen nadat zestig dagen sinds deze verklaring zijn verstreken, in de insolventieprocedure niet afdwingbaar is. In dit geval heeft de verhuurder het recht om in de insolventieprocedure een vordering tot vergoeding van schade in te dienen in geval van uitzetting wegens het niet betalen van een of meer van de bovengenoemde huurtermijnen, tot het bedrag van de termijnen voor één kwartaal.

3 – De opzegging van een contract door de insolventiefunctionaris als bedoeld in lid 1 vereist de betaling, als insolventievordering, van de verschuldigde bedragen voor de periode tussen de ingangsdatum en het einde van de in het contract bepaalde termijn, of de datum waarop opzegging door de insolvente partij anders mogelijk zou zijn geweest, minus de kosten van het verrichten van de dienst door de verhuurder gedurende deze periode, alsmede de inkomsten uit een alternatief gebruik van het gehuurde, mits deze zijn toe te schrijven aan de voortijdige beëindiging van het contract, met een actualisering van alle bedragen overeenkomstig artikel 91, lid 2, tot de ingangsdatum van de opzegging.

4 – De verhuurder mag geen opzegging van het contract verlangen nadat de huurder insolvent is verklaard op een van de volgende gronden:

a) niet-betaling van de huurtermijnen over de periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring;

b) verslechtering van de financiële situatie van de huurder.

5 – Wanneer het aldus gehuurde op de datum van insolventverklaring van de huurder nog niet aan de huurder is overgedragen, kan zowel de insolventiefunctionaris als de verhuurder het contract opzeggen en kunnen beide daarvoor een verschillende, redelijke termijn stellen, waarna het recht tot opzegging vervalt.”

“Artikel 109

Leasing waarbij de verhuurder de insolvente partij is

1 – De insolventverklaring leidt niet tot opschorting van de uitvoering van een huurcontract waarbij de insolvente partij de verhuurder is, en opzegging van het contract door een van de partijen is slechts mogelijk aan het einde van de lopende termijn, onverminderd gevallen van verplichte verlenging.

2 – Indien het goed op de datum van insolventverklaring echter niet aan de huurder is overgedragen, zijn de bepalingen van artikel 108, lid 5, mutatis mutandis van toepassing.

3 – De verkoop van het aldus gehuurde in de insolventieprocedure ontneemt de verhuurder niet de door het burgerlijke recht in dergelijke omstandigheden erkende rechten.”

“Artikel 110

Vertegenwoordigings- en beheerscontracten

1 – Vertegenwoordigingscontracten, waaronder opdrachtovereenkomsten, die in de insolvente boedel vallen, lopen af bij insolventverklaring van de opdrachtgever, ook al is de vertegenwoordiging tevens in het belang van de vertegenwoordiger of de derde partij. De vertegenwoordiger heeft geen recht op vergoeding van geleden schade.

2 – Een vertegenwoordigingscontract wordt echter geacht te worden voortgezet:

a) indien de vertegenwoordiger handelingen moet uitvoeren om voorzienbare schade aan de insolvente boedel te voorkomen, totdat de insolventiefunctionaris passende maatregelen neemt;

b) voor de periode gedurende welke de vertegenwoordiger werkzaamheden heeft verricht en buiten zijn schuld niet op de hoogte was van de insolventverklaring van de opdrachtgever.

3 – In geval van lid 2, punt a), vormen de bezoldiging en de vergoeding van kosten voor de vertegenwoordiger een schuld voor de insolvente boedel en in geval van lid 2, punt b), een insolventieschuld.

4 – De bepalingen van het vorige lid zijn mutatis mutandis van toepassing op alle andere contracten waarin de insolvente partij het beheer van activazaken aan een derde partij heeft opgedragen, met een minimum aan autonomie, met name portfolio- en assetmanagementcontracten.”

“Artikel 111

Contract voor dienstverlening op lange termijn

1 – Contracten die voorzien in de verlening van een dienst op lange termijn in het belang van de insolvente partij en die niet aflopen door de gevolgen van de bepalingen van artikel 110, worden bij de insolventverklaring niet opgeschort en kunnen door elk van de partijen worden opgezegd overeenkomstig artikel 108, lid 1, dat mutatis mutandis van toepassing is.

2 – In geval van voortijdige opzegging van het contract hoeft slechts een schadevergoeding te worden betaald wanneer de opzegging geschiedt door de insolventiefunctionaris, en in een dergelijk geval wordt de vergoeding mutatis mutandis berekend overeenkomstig artikel 108, lid 3, en vormt deze voor de andere partij een insolventievordering.”

“Artikel 112

Volmachthouders

1 – Behalve in de in artikel 110, lid 2, punt a), bedoelde gevallen eindigen volmachten met betrekking tot de activa van de insolvente boedel bij insolventverklaring van de vertegenwoordigde partij, ook al zijn zij tevens verleend in het belang van de als volmachthouder optredende persoon of een derde persoon.

2 – Op handelingen van de als volmachthouder optredende persoon nadat de volmacht is geëindigd, zijn de bepalingen van artikel 81, leden 6 en 7, mutatis mutandis van toepassing.

3 – Een als volmachthouder optredende persoon die buiten zijn schuld niet op de hoogte is van de insolventverklaring van de vertegenwoordigde partij, is jegens derde partijen niet verantwoordelijk voor de ongeldigheid van de handeling vanwege de intrekking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.”

“Artikel 113

Insolventie van werknemers

1 – De insolventverklaring van werknemers leidt niet tot opschorting van het arbeidscontract.

2 – Er kan een vergoeding voor schade als gevolg van een mogelijke schending van contractuele verplichtingen worden gevorderd van de insolvente partij.”

“Artikel 114

Verrichten van diensten door de schuldenaar

1 – De bepalingen van artikel 113 zijn van toepassing op contracten op grond waarvan de insolvente partij als natuurlijke persoon een dienst moet verrichten, tenzij deze dienst deel uitmaakt van de activiteiten van de onderneming die eigendom is van deze natuurlijke persoon en niet fungibel van aard is.

2 – Onverminderd het in het vorige lid bepaalde, zijn de bepalingen van artikel 111 mutatis mutandis van toepassing op contracten die betrekking hebben op het verrichten op lange termijn van een dienst door de schuldenaar. De verplichting tot schadeloosstelling bestaat echter alleen indien de opzegging door de andere partij geschiedt.”

“Artikel 115

Cessie en inpandgeving van toekomstige vorderingen

1 – Wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is en voorafgaande aan de insolventverklaring toekomstige vorderingen uit een arbeidscontract of een dienstverleningscontract, of rechten op andere toekomstige betalingen zoals werkloosheidsuitkeringen en ouderdomspensioenen, heeft gecedeerd of in pand gegeven, is de geldigheid van de handeling beperkt tot de inkomsten over de periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring, de rest van de op die datum lopende maand en de daaropvolgende 24 maanden.

2 – De geldigheid van de cessie of inpandgeving door de schuldenaar voorafgaande aan de insolventverklaring die betrekking heeft op huurbetalingen op grond van een huurcontract dat de insolventiefunctionaris niet mag opzeggen of beëindigen overeenkomstig respectievelijk artikel 104, lid 2, en artikel 109, lid 1, is, ongeacht of de schuldenaar een natuurlijke persoon is, beperkt tot betalingen over de periode voorafgaande aan de insolventverklaring, de rest van de op die datum lopende maand en de daaropvolgende maand.

3 – Een schuldenaar met de in de vorige leden bedoelde vorderingen kan deze verrekenen met schulden van de boedel, onverminderd de bepalingen van artikel 99, lid 1, punt b), en artikel 99, lid 4, punten b) tot en met d).”

“Artikel 116

Lopende rekeningen

Voor de insolventverklaring is vereist dat door de insolvente partij ondertekende rekeningcourantovereenkomsten worden beëindigd en dat de desbetreffende rekeningen worden gesloten.”

“Artikel 117

Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

1 – Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid worden ontbonden door de insolventie van de medecontractant.

2 – De medecontractant moet zijn nog niet afgewikkelde aandeel in de verliezen waarin hij moet deelnemen, aan de insolvente boedel van de vennoot overdragen, waarbij hij echter het recht behoudt om de betalingen die hij heeft gedaan en die niet in zijn deelname in de verliezen mogen worden opgenomen, als krediet in het kader van de insolventie te vorderen.”

“Artikel 118

Groep van samenwerkende ondernemingen en Europese economische samenwerkingsverbanden

1 – Onverminderd de overige bepalingen van een contract worden een groep van samenwerkende ondernemingen en Europese economische samenwerkingsverbanden niet ontbonden als gevolg van de insolventie van een of meer leden van een groep of samenwerkingsverband.

2 – Het aldus insolvent verklaarde lid kan zich terugtrekken uit de groep van samenwerkende ondernemingen.

3 – Contractbepalingen op grond waarvan het insolvent verklaarde lid de aan de overige leden of een groep of samenwerkingsverband toegebrachte schade moet vergoeden, zijn nietig.”

“Artikel 119

Verplichte bepalingen

1 – Overeenkomsten tussen de partijen die de toepassing van de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk uitsluiten of beperken, zijn nietig.

2 – Met name zijn bepalingen nietig die aan de situatie van insolventie van een van de partijen de waarde van een ontbindende voorwaarde met betrekking tot een transactie toekennen of die in een dergelijk geval aan de andere partij het recht op schadevergoeding, opzegging of terugtreding overeenkomstig andere dan de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden verlenen.

3 – De bepalingen van de vorige leden beletten niet dat de situatie van insolventie een geldige reden vormt voor opzegging of terugtreding vanwege de aard en inhoud van de contractuele betalingen.”

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Gevolgen voor de procedure

De insolventverklaring vormt geen belemmering voor het treffen van dwangmaatregelen door insolventieschuldeisers (artikel 88, lid 1, van CIRE).

Gevolgen voor vorderingen

De gevolgen van insolventie voor vorderingen in verband met de insolvente boedel zijn uiteengezet in de artikelen 90 tot en met 101 van CIRE:

“Artikel 90

Indiening van vorderingen in verband met insolventie

Insolventieschuldeisers kunnen hun rechten overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek slechts uitoefenen gedurende de insolventieprocedure.”

“Artikel 91

Onmiddellijk opeisbare schulden

1 – De insolventverklaring heeft tot gevolg dat alle verplichtingen van de insolvente partij die niet aan een opschortende voorwaarde zijn onderworpen, onmiddellijk opeisbaar worden.

2 – Alle op de datum van insolventverklaring nog niet opeisbare verplichtingen waarvoor geen vergoedingsrente is verschuldigd, of waarvoor de verschuldigde rente lager is dan de wettelijke rente, worden geacht te zijn verminderd tot een bedrag dat, indien de berekende rente aan dit bedrag zou worden toegevoegd tegen respectievelijk het wettelijke percentage of tegen een percentage dat gelijk is aan het verschil tussen het wettelijke percentage en het overeengekomen percentage, voor de periode waarmee de vervaldatum is vervroegd, zou overeenkomen met de waarde van de verplichting in kwestie.

3 – In geval van een deelbare verplichting zijn de bepalingen van het vorige lid van toepassing op elk van de nog niet opeisbare betalingen.

4 – Bij de berekening van de periode waarmee de vervaldatum is vervroegd, wordt ervan uitgegaan dat betaling zou geschieden op de datum waarop de verplichtingen opeisbaar zijn geworden, of waarop dit waarschijnlijk zou gebeuren, wanneer die datum niet is bepaald.

5 – De vermindering van het in de vorige leden bedoelde bedrag van de schuld is ook van toepassing in geval van verlies van het voordeel van de termijn doordat de insolventie nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, zoals uiteengezet in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6 – Subrogatie in de rechten van de schuldeiser voortvloeiende uit de nakoming door de insolvente partij van een verplichting van een derde partij geschiedt in verhouding tot het betaalde bedrag met betrekking tot het totaal van de schulden van deze derde partij, geactualiseerd overeenkomstig lid 2.

7 – De bepalingen van het vorige lid zijn van toepassing op het recht van regres met betrekking tot andere medeschuldenaren.”

“Artikel 92

Herschikkingsregelingen

De onmiddellijke opeisbaarheid overeenkomstig artikel 91, lid 1, van schulden die onder een regeling voor de herschikking van belastingen en socialezekerheidsbijdragen vallen, heeft de gevolgen die de respectieve wetten aan de niet-naleving van deze regeling toekennen. De opeisbare bedragen worden berekend overeenkomstig de bepalingen van deze wetten.”

“Artikel 93

Onderhoudsuitkeringen

Het recht om onderhoudsuitkeringen van de insolvente partij te vorderen voor de periode na de insolventverklaring kan alleen tegen de boedel worden uitgeoefend indien geen van de in artikel 2009 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen een dergelijke uitkering kan verstrekken. In dat geval bepaalt de rechter het desbetreffende bedrag.”

“Artikel 94

Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde

Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde worden in een insolventieprocedure als ongekwalificeerd behandeld tot het moment waarop aan de voorwaarde wordt voldaan, onverminderd de verplichting om reeds gedane betalingen terug te betalen wanneer de voorwaarde is geverifieerd.”

“Artikel 95

Hoofdelijke aansprakelijkheid en borgen

1 – Schuldeisers kunnen al hun krediet van elk van de verschillende insolvente boedels van hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren en borgen vorderen, hoewel de totale som van de van al deze schuldenaren ontvangen bedragen niet hoger mag zijn dan het bedrag van het krediet.

2 – Rechten tegen de insolvente schuldenaar die voortvloeien uit de mogelijke toekomstige betaling van de schuld door een hoofdelijk aansprakelijke medeschuldenaar of door een borg, mogen in de insolventieprocedure slechts als vordering onder een opschortende voorwaarde worden uitgeoefend indien de schuldeiser van de bovengenoemde schuld deze niet vordert.”

“Artikel 96

Conversie van vorderingen

1 – Voor de deelname van de respectieve eigenaar aan de procedure:

a) worden niet-geldelijke vorderingen voldaan op basis van de geschatte waarde in euro’s op de datum van insolventverklaring;

b) worden geldelijke vorderingen waarvan het bedrag niet wordt bepaald, voldaan op basis van de geschatte waarde in euro’s op de datum van insolventverklaring;

c) worden vorderingen in vreemde valuta of indices voldaan op basis van de waarde in euro’s tegen de wisselkoers die op de datum van de insolventverklaring geldt op de plaats van de desbetreffende betaling.

2 – De in lid 1, punten a) en c), bedoelde vorderingen worden na erkenning ervan geacht permanent in euro’s te zijn geconverteerd.”

“Artikel 97

Opheffing van voorrechten en zakelijke zekerheden

1 – Bij de insolventverklaring vindt opheffing plaats van:

a) algemene voorrechten die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen en die meer dan twaalf maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure zijn toegekend;

b) bijzondere voorrechten die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen en die meer dan twaalf maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure zijn verleend;

c) wettelijke hypotheken waarvan om inschrijving is verzocht in de twee maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure, en die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen;

d) indien zij niet onafhankelijk van inschrijving zijn, zakelijke zekerheden op onroerende en roerende goederen die moeten worden ingeschreven en deel uitmaken van de insolvente boedel, en die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen en reeds zijn gevestigd maar nog niet zijn ingeschreven, en waarvoor geen inschrijvingsverzoek hoeft te worden ingediend;

e) zakelijke zekerheden op activa die deel uitmaken van de insolvente boedel en die ondergeschikt zijn aan vorderingen die als achtergestelde vorderingen worden behandeld.

2 – Nadat de insolventie is uitgesproken, mogen geen wettelijke hypotheken ter dekking van vorderingen op de insolvente boedel meer worden ingeschreven, ook niet na beëindiging van de procedure, behalve indien het verzoek daartoe vóór de insolventverklaring of, wanneer het gaat om hypotheken als bedoeld in lid 1, punt c), twee maanden voor die datum is ingediend.”

“Artikel 98

Toekenning van een voorrecht aan een verzoekende schuldeiser

1 – Op verzoek van de persoon die insolvent is verklaard, wordt aan niet-achtergestelde vorderingen van schuldeisers het algemene voorrecht — laatste plaats in de rangorde — toegekend op alle roerende goederen die deel uitmaken van de insolvente boedel, met betrekking tot een kwart van het desbetreffende bedrag, overeenkomend met een maximum van 500 CU.

2 – Indien de door een schuldeiser ingestelde procedure wordt beïnvloed door de insolventverklaring van de schuldenaar in een later ingeleide procedure, wordt het in het vorige lid bedoelde voorrecht toegekend aan de aanvrager van de eerdere procedure; in het in artikel 264, lid 3, punt b), bedoelde geval is het algemene voorrecht op de roerende goederen van de verzoekende echtgenoot en op de helft van de gemeenschappelijke goederen de verantwoordelijkheid van de aanvrager in de eerst ingestelde procedure, ongeacht de opschorting van de gevolgen ervan.”

“Artikel 99

Verrekening

1 – Onverminderd de overige bepalingen van dit wetboek kunnen insolventieschuldeisers na de insolventverklaring hun vorderingen verrekenen met schulden aan de boedel, mits ten minste aan een van de volgende vereisten wordt voldaan:

a) de juridische voorwaarden voor de verrekening zijn vervuld vóór de datum van insolventverklaring;

b) de vordering op de insolvente boedel voldeed aan de vereisten van artikel 847 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vóór de tegenvordering van de boedel.

2 – Voor de doeleinden van de punten a) en b) is het volgende niet van toepassing:

a) het verlies van het termijnvoordeel als bedoeld in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) de uit de bepalingen van artikel 91, lid 1, en artikel 96 voortvloeiende vervroegde vervaldatum en omzetting in contanten.

3 – Verrekeningen worden niet beïnvloed door het feit dat de verplichtingen in verschillende valuta’s of rekeneenheden luiden, indien hun onderlinge omzetting vrij is op de plaats van betaling van de tegenvordering en de omzetting plaatsvindt tegen de wisselkoers op de datum waarop de verrekening gevolgen heeft.

4 – Verrekeningen zijn niet toegestaan:

a) indien de schuld aan de boedel is ontstaan na de datum van insolventverklaring, meer in het bijzonder als gevolg van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel;

b) indien de insolventieschuldeiser de vordering van een andere persoon heeft verworven na de datum van insolventverklaring;

c) met schulden van de insolvente partij waarvoor de boedel niet aansprakelijk is;

d) tussen schulden aan de boedel en achtergestelde vorderingen op de boedel.”

“Artikel 100

Schorsing van beperkende en verjaringstermijnen

De beslissing tot insolventverklaring leidt tot schorsing tijdens de procedure van alle beperkende en verjaringstermijnen die door de schuldenaar kunnen worden betwist.”

“Artikel 101

Liquidatiesystemen

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing onverminderd de bepalingen van de artikelen 283 e.v. van de Effectenwet.”

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

De gevolgen van insolventieprocedures voor aanhangige acties zijn opgenomen in de artikelen 85 tot en met 89 van CIRE:

“Artikel 85

Gevolgen voor aanhangige acties

1 – Nadat de insolventie is uitgesproken, worden alle tegen de schuldenaar en tegen derde partijen ingestelde acties waarin kwesties met betrekking tot de activa van de insolvente boedel worden onderzocht, maar waarvan de uitkomst de waarde van de boedel kan beïnvloeden, en alle door de schuldenaar ingestelde acties die uitsluitend op goederen betrekking hebben, bij de insolventieprocedure gevoegd, mits om deze bijvoeging wordt verzocht door de insolventiefunctionaris, wanneer dit wenselijk is voor de procedure.

2 – De rechter verzoekt de rechtbank of de bevoegde autoriteit om toezending van alle zaken waarin inbeslagneming of retentie van goederen met betrekking tot de insolvente boedel heeft plaatsgevonden, teneinde deze bij de insolventiedossiers te voegen.

3 – De insolventiefunctionaris vervangt de insolvente partij in alle in de vorige leden bedoelde zaken, ongeacht de bijvoeging bij de insolventieprocedure of de instemming van de andere partij.”

“Artikel 86

Bijvoeging van insolventieprocedures

1 – Op verzoek van de insolventiefunctionaris worden zaken bij de insolventiedossiers gevoegd waarin de insolventie is uitgesproken van personen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de insolvente partij of, in geval van een gehuwde natuurlijke persoon, de echtgenoot, indien het vermogensstelsel niet scheiding van goederen is.

2 – Wanneer de schuldenaar een handelsvennootschap is, zijn dezelfde gevolgen van toepassing op zaken waarin de insolventie is uitgesproken van ondernemingen waarover, overeenkomstig het wetboek van handelsvennootschappen, deze vennootschap de zeggenschap uitoefent of die met deze vennootschap een groep vormen.

3 – De in lid 2 bedoelde bijvoeging kan ambtshalve worden bepaald door de rechter in de zaak waarbij documenten worden gevoegd of kan worden aangevraagd door alle schuldenaren die insolvent zijn verklaard in de bij te voegen zaken.

4 – Wanneer er vanwege de betrokken kwestie procedures lopen bij rechtbanken met andere bevoegdheden, kan alleen tot bijvoeging worden besloten indien de insolventiefunctionaris daarom verzoekt in procedures die zijn ingesteld bij een rechtbank met een specifieke bevoegdheid of indien de insolventie wordt uitgesproken door de rechter die bij dezelfde zaak is betrokken.”

“Artikel 87

Arbitrageovereenkomsten

1 – De werking van arbitrageovereenkomsten met betrekking tot geschillen waarbij de insolvente partij is betrokken en waarbij de uitkomst van deze geschillen de waarde van de boedel kan beïnvloeden, wordt geschorst, onverminderd de bepalingen van de toepasselijke internationale verdragen.

2 – Aanhangige zaken op de datum van insolventverklaring worden voortgezet, onverminderd, indien van toepassing, de bepalingen van artikel 85, lid 3, en artikel 128, lid 5.”

“Artikel 88

Tenuitvoerleggingsprocedures

1 – Insolventverklaring leidt tot schorsing van door insolventieschuldeisers ingestelde tenuitvoerleggingsprocedures en maatregelen die de activa van de insolvente boedel beïnvloeden en de inleiding of voortzetting van door de insolventieschuldeisers ingestelde tenuitvoerleggingsprocedures belemmeren. Indien het bij een actie echter om een procedure tegen andere partijen gaat, wordt de tenuitvoerlegging tegen die partijen voortgezet.

2 – Wanneer sprake is van tenuitvoerlegging tegen andere partijen en bijvoeging bij de procedure overeenkomstig artikel 85, lid 2, niet nodig is, wordt alleen een transcriptie van de zaken met betrekking tot de insolvente partij ter bijvoeging verzonden.

3 – Tenuitvoerleggingsprocedures die overeenkomstig lid 1 zijn geschorst, worden opgeheven met betrekking tot de insolvente partij zodra de insolventieprocedures worden gesloten overeenkomstig artikel 230, lid 1, punten a) en d), behalve voor het uitoefenen van het wettelijke recht op vernietiging.

4 – Het is de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris om de tenuitvoerleggingsagenten in tenuitvoerleggingsprocedures die door de insolventverklaring worden beïnvloed en waarvan de betrokken insolventiefunctionaris op de hoogte is, schriftelijk en bij voorkeur elektronisch in kennis te stellen of, wanneer de tenuitvoerleggingsprocedure door een griffier wordt ingeleid, om de rechtbank in kennis te stellen wanneer de in het vorige lid beschreven feiten zich voordoen.”

“Artikel 89

Acties met betrekking tot schulden van de insolvente boedel

1 – Gedurende de drie maanden na de datum van de insolventverklaring zijn geen tenuitvoerleggingen in verband met betaling van schulden van de insolvente boedel toegestaan.

2 – Acties, waaronder tenuitvoerleggingsprocedures, met betrekking tot de schulden van de insolvente boedel worden voortgezet wanneer zij bij de insolventieprocedure worden gevoegd, met uitzondering van tenuitvoerleggingen betreffende belastingschulden.”

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

De insolventieorganen bestaan uit de insolventiefunctionaris, de schuldeiserscommissie en de vergadering van schuldeisers. Aan de schuldeiserscommissie en de vergadering van schuldeisers wordt door schuldeisers deelgenomen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 66 tot en met 80 van CIRE:

“Artikel 66

Benoeming van de schuldeiserscommissie door de rechter

1 – Voorafgaande aan de vergadering van schuldeisers, meer in het bijzonder bij de beslissing tot insolventverklaring, benoemt de rechter een schuldeiserscommissie die uit drie of vijf leden en twee plaatsvervangende leden bestaat. Het voorzitterschap wordt bij voorkeur uitgeoefend door de grootste schuldeiser van de onderneming en de andere leden worden zodanig gekozen dat de verschillende categorieën schuldeisers naar behoren zijn vertegenwoordigd, met uitzondering van achtergestelde schuldeisers.

2 – De rechter kan beslissen om van de in het vorige lid bedoelde benoeming af te zien, wanneer hij dit gerechtvaardigd acht vanwege de geringe omvang van de insolvente boedel, de eenvoud van de liquidatie of het beperkte aantal insolventieschuldeisers.

3 – Voor de toepassing van lid 1 vertegenwoordigt een van de commissieleden de werknemers die vorderingen op de onderneming hebben, en dit lid wordt gekozen overeenkomstig de aanwijzing door de werknemers zelf of door de werknemerscommissie, indien aanwezig.

4 – De leden van de schuldeiserscommissie kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. Wanneer een rechtspersoon wordt gekozen, benoemt deze rechtspersoon zijn vertegenwoordiger via een volmacht of een document dat is ondertekend door een persoon wiens handtekening de onderneming bindt.

5 – De staat en socialezekerheidsinstellingen kunnen alleen tot voorzitter van de schuldeiserscommissie worden benoemd wanneer de dossiers een officiële beschikking bevatten van de bewindspersoon die toezicht houdt op de entiteiten in kwestie, waarin de uitoefening van de functie wordt goedgekeurd en de vertegenwoordiger wordt aangewezen.”

“Artikel 67

Ingrijpen van de vergadering van schuldeisers

1 – De vergadering van schuldeisers kan van het instellen van een schuldeiserscommissie afzien, door de rechter benoemde leden en plaatsvervangende leden van de commissie vervangen, twee extra leden kiezen en, indien de rechter de commissie niet heeft samengesteld, zelf een commissie instellen die uit drie, vijf of zeven leden en twee plaatsvervangende leden bestaat, de voorzitter benoemen en te allen tijde de respectieve samenstelling wijzigen, ongeacht het bestaan van een dringende reden.

2 – De door de vergadering gekozen leden van de schuldeiserscommissie hoeven geen schuldeiser te zijn, en bij hun keuze is de vergadering evenmin als bij de benoeming van de voorzitter gebonden aan de criteria van artikel 66, lid 1, maar hoeft zij alleen aan het criterium van artikel 66, lid 3, te voldoen.

3 – Besluiten van de in lid 1 bedoelde vergadering van schuldeisers worden genomen door de in artikel 53, lid 1, vereiste meerderheid, behalve wanneer het gaat om het ontslag van een lid om dringende redenen.”

“Artikel 68

Taken en bevoegdheden van de schuldeiserscommissie

1 – Naast andere taken die in het bijzonder aan haar zijn toegewezen, is de commissie verantwoordelijk voor het toezicht op en de samenwerking met de insolventiefunctionaris.

2 – Bij de uitvoering van haar taken mag de commissie vrijelijk posten uit de boekhouding van de schuldenaar onderzoeken en de insolventiefunctionaris verzoeken de informatie te verstrekken die zij nodig acht.”

“Artikel 69

Besluiten van de schuldeiserscommissie

1 – De schuldeiserscommissie komt bijeen op verzoek van de voorzitter of van twee andere leden.

2 – De commissie kan alleen beraadslagen wanneer een meerderheid van haar leden aanwezig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen, en bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

3 – Bij de beraadslagingen is een schriftelijke stemming toegestaan wanneer alle leden daarmee vooraf hebben ingestemd.

4 – De besluiten van de schuldeiserscommissie worden door de voorzitter aan de rechter meegedeeld.

5 – Tegen besluiten van de schuldeiserscommissie kan geen beroep worden ingesteld bij de rechtbank.”

“Artikel 70

Verantwoordelijkheid van de leden van de commissie

De leden van de commissie zijn tegenover de insolventieschuldeisers aansprakelijk voor schade ten gevolge van verwijtbare niet-nakoming van hun verplichtingen, en de bepalingen van artikel 59, lid 4, zijn van toepassing.”

“Artikel 71

Vergoeding van kosten

De leden van de schuldeiserscommissie worden niet bezoldigd en hebben slechts recht op een vergoeding van kosten die strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken.”

“Artikel 72

Deelname aan de vergadering van schuldeisers

1 – Alle insolventieschuldeisers hebben het recht deel te nemen aan de vergadering van schuldeisers, evenals houders van de in artikel 95, lid 2, bedoelde rechten, die overeenkomstig die bepaling in de procedure niet mogen worden uitgeoefend.

2 – De bepalingen van de leden 1 en 4 van het volgende artikel zijn mutatis mutandis van toepassing op het recht om deel te nemen aan de vergadering van achtergestelde schuldeisers.

3 – Schuldeisers kunnen zich laten vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger met bijzondere bevoegdheden.

4 – Wanneer zulks nodig is voor een vlot verloop van de procedure, kan de rechter de deelname aan de vergadering beperken tot schuldeisers die ten minste een specifiek bedrag aan vorderingen hebben, dat niet op meer dan 10 000 EUR mag worden vastgesteld. Schuldeisers voor wie dit gevolgen heeft, kunnen zich laten vertegenwoordigen door een andere schuldeiser met een vordering die ten minste gelijk is aan het vastgestelde drempelbedrag, of zich verenigen om het vereiste bedrag te bereiken en via een gemeenschappelijke vertegenwoordiger deel te nemen.

5 – De insolventiefunctionaris, de leden van de schuldeiserscommissie, en de schuldenaar en de bestuurders van de schuldenaar hebben het recht en de plicht om deel te nemen.

6 – Deelname aan de vergadering staat ook open voor maximaal drie vertegenwoordigers van de werknemerscommissie of, indien een dergelijke commissie niet is ingesteld, maximaal drie vertegenwoordigers van de werknemers die door hen zijn aangewezen. Het openbaar ministerie kan eveneens deelnemen.”

“Artikel 73

Stemrechten

1 – Vorderingen geven recht op één stem per euro of fractie daarvan, indien de vorderingen reeds zijn erkend bij een definitieve beslissing in de beslagprocedure waarbij de vorderingen zijn geverifieerd en gerangschikt of in een latere verificatiemaatregel, of wanneer aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de schuldeiser heeft reeds een vordering in de procedure ingediend of, indien de in de beslissing gestelde termijn voor het indienen van vorderingen niet is verstreken, de vorderingen worden op de vergadering zelf ingediend, uitsluitend met het doel om aan deze vergadering deel te nemen;

b) de vorderingen kunnen op de vergadering niet door de insolventiefunctionaris of door een stemgerechtigde schuldeiser worden betwist.

2 – Het aantal aan een vordering onder opschortende voorwaarde verbonden stemmen wordt altijd bepaald door de rechter, rekening houdend met de waarschijnlijkheid dat aan die voorwaarde wordt voldaan.

3 – Aan achtergestelde vorderingen is geen stemrecht verbonden, tenzij een besluit van de vergadering van schuldeisers betrekking heeft op goedkeuring van een insolventieplan.

4 – Op verzoek van een belanghebbende partij kan de rechter stemmen aan betwiste vorderingen toekennen, het desbetreffende bedrag vaststellen, alle relevante kwesties wegen, waaronder de waarschijnlijkheid van het bedrag en de aard van de achtergestelde vordering en, wanneer het gaat om vorderingen onder opschortende voorwaarde, de waarschijnlijkheid dat aan die voorwaarde wordt voldaan.

5 – Tegen de in het vorige lid bedoelde beslissing van de rechter kan geen beroep worden ingesteld.

6 – Besluiten van de vergadering worden in geen geval als ongeldig aangemerkt als gevolg van latere bevestiging dat schuldeisers feitelijk recht zouden hebben op een ander aantal stemmen dan het aantal dat is toegekend.

7 – Onverminderd andere in de vorige leden bedoelde aangelegenheden geven vorderingen met zakelijke zekerheden waarvoor de schuldenaar niet persoonlijk aansprakelijk is, recht op één stem per euro van het bedrag in kwestie of de als zekerheid verstrekte waarde, indien deze lager is.”

“Artikel 74

Voorzitterschap

De vergadering van schuldeisers wordt voorgezeten door de rechter.”

“Artikel 75

Bijeenroepen van de vergadering van schuldeisers

1 – De vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen door de rechter, op eigen initiatief van de rechter of op verzoek van de insolventiefunctionaris, door de schuldeiserscommissie, of door een schuldeiser of groep schuldeisers wier vorderingen naar schatting van de rechter ten minste een vijfde van de totale niet-achtergestelde vorderingen uitmaken.

2 – De datum, tijd, plaats en agenda van de vergadering van schuldeisers worden onmiddellijk meegedeeld aan de belanghebbende partijen, ten minste tien dagen van tevoren via een kennisgeving op de website van Citius en in kennisgevingen op de deur van het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar en de vestigingen van de schuldenaar.

3 – De vijf grootste schuldeisers en de schuldenaar, de bestuurders van de schuldenaar en de werknemerscommissie worden eveneens in kennis gesteld van de datum, tijd en plaats van de vergadering, via per aangetekende post verzonden aankondigingen, met dezelfde kennisgevingstermijn.

4 – De in de vorige leden bedoelde kennisgevingen en aankondigingen bevatten tevens:

a) de aanduiding van de zaak;

b) de naam en het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar, indien bekend;

c) een kennisgeving aan schuldeisers die hun vorderingen nog niet hebben ingediend om dit alsnog te doen, indien de in de beslissing gestelde termijn voor het indienen van vorderingen nog niet is verstreken, met de mededeling dat vorderingen tot eenvoudige deelname aan de vergadering op de vergadering zelf kunnen worden ingediend, indien de bovenvermelde termijn op de datum van de vergadering nog niet is verstreken;

d) de eventuele beperkingen aan de deelname zoals uiteengezet in artikel 72, lid 4, met informatie over de mogelijkheid van aaneensluiting of vertegenwoordiging.”

“Artikel 76

Schorsing van de vergadering

De rechter kan beslissen de vergadering te schorsen en bepalen dat deze binnen de daaropvolgende 15 werkdagen wordt hervat.”

“Artikel 77

Meerderheid

Behoudens in de gevallen waarin dit wetboek een grotere meerderheid vereist, of andere voorwaarden stelt, worden besluiten van de vergadering van schuldeisers genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden bij de stemming niet meegerekend, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde schuldeisers en het percentage van de vorderingen.”

“Artikel 78

Klacht bij de rechter en beroep

1 – De insolventiefunctionaris en schuldeisers met stemrecht kunnen bij de rechter mondeling of schriftelijk een klacht indienen wanneer zij van mening zijn dat besluiten van de vergadering in strijd zijn met het gemeenschappelijke belang van de schuldeisers, mits de klacht op de vergadering zelf wordt ingediend.

2 – Tegen een beslissing tot toewijzing van een klacht kan beroep worden ingesteld door elke schuldeiser die een stem aan de winnende kant heeft uitgebracht; tegen een beslissing tot afwijzing van een klacht kan alleen door de klager beroep worden ingesteld.”

“Artikel 79

Informatie

De insolventiefunctionaris zal, op verzoek van de vergadering, informatie aan de vergadering verstrekken over alle aangelegenheden die tot zijn takenpakket behoren.”

“Artikel 80

Bevoegdheden van de vergadering van schuldeisers

Alle besluiten van de vergadering van schuldeisers kunnen door de vergadering worden herroepen en een positieve beslissing van de vergadering staat slechts handelingen toe waarvoor volgens dit wetboek goedkeuring van de schuldeiserscommissie is vereist.”

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De insolventiefunctionaris kan activa van de insolvente boedel gebruiken of vervreemden overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 149, 150, 157 en 158 van CIRE:

“Artikel 149

Inbeslagneming van activa

1 – Nadat de beslissing tot insolventverklaring is gegeven, worden de boekhoudbescheiden en alle activa van de insolvente boedel in beslag genomen, ook indien zij:

a) zijn onderworpen aan een bevel tot conservatoir beslag of in pand zijn gegeven, of wanneer daarop, in welke procedure dan ook, op enigerlei wijze beslag is gelegd, met uitzondering van die welke in beslag zijn genomen naar aanleiding van een delict, hetzij een strafbaar feit, hetzij een administratieve overtreding;

b) aan schuldeisers zijn toegekend overeenkomstig artikel 831 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2 – Indien de activa reeds zijn verkocht, wordt de opbrengst van de verkoop in beslag genomen indien deze nog niet aan de schuldeisers is betaald of onder hen is verdeeld.”

“Artikel 150

Overdracht van in beslag genomen activa

1 – De bevoegdheid tot inbeslagneming van activa vloeit voort uit de insolventverklaring, en de insolventiefunctionaris moet, onverminderd de bepalingen van artikel 756, leden 1 en 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ervoor zorgen dat de activa onmiddellijk aan hem worden overgedragen, zodat zij onder zijn beheer blijven. Op deze bewaring zijn de algemene regels van toepassing, met name die welke gelden voor de wettelijke bewaring van in pand gegeven activa.

2 – De inbeslagneming wordt uitgevoerd door de insolventiefunctionaris, die wordt bijgestaan door de schuldeiserscommissie of door een vertegenwoordiger van deze commissie, indien aanwezig, en waar nodig in het bijzijn van de schuldeiser die de insolventie heeft aangevraagd en van de insolvente partij.

3 – Wanneer het voor de insolventiefunctionaris ondoenlijk is om persoonlijk activa in beslag te nemen, wanneer de goederen zich in een ander gebied dan dat van de insolvente boedel bevinden, wordt de inbeslagneming verricht door een curator en worden de activa toevertrouwd aan een speciale bewaarder, in opdracht van de insolventiefunctionaris.

4 – De inbeslagneming wordt verricht door beslaglegging op activa of door rechtstreekse overdracht aan de hand van een gespecificeerde lijst, overeenkomstig de volgende regels:

a) indien de activa reeds zijn toevertrouwd aan een gerechtelijke bewaarder, blijven zij in bewaring, al kunnen zij beschikbaar worden gesteld in opdracht van de insolventiefunctionaris;

b) indien zich problemen voordoen bij het beschermen van de activa of indien er twijfels bestaan over de vraag welke activa in bewaring worden gehouden, kan de insolventiefunctionaris de griffier verzoeken naar de plaats van bewaring van de activa te gaan en worden de activa, nadat de problemen zijn opgelost of de twijfels zijn weggenomen, aan de griffier overgedragen;

c) wanneer de inbeslagneming wordt betwist of op verzet stuit, kan de insolventiefunctionaris de hulp van de sterke arm inroepen en kan de deur of kluis worden opengebroken, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt;

d) de beslaglegging omvat de beschrijving, waardering en inbewaringneming van de activa;

e) zowel bij de beslaglegging op activa als bij de overdracht van activa aan de hand van een gespecificeerde lijst zal de insolventiefunctionaris of zijn assistent een document opstellen waarin de activa worden beschreven en genummerd, zoals in een inventarislijst, met waar nodig vermelding van de toegekende waarde en of de activa zijn overgedragen aan de insolventiefunctionaris of aan de speciale bewaarder, en waarin alle voor de procedure relevante kwesties worden genoemd;

f) het document wordt ondertekend door de persoon die getuige is van de procedure en door de eigenaar of houder van de in beslag genomen activa of, wanneer de eigenaar of houder het document niet kan of niet wil ondertekenen, door twee beschikbare getuigen.

5 – Bij uitzetting van een insolvente partij uit zijn gewone verblijfplaats zijn de bepalingen van artikel 862 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

6 – Door de insolventiefunctionaris contant ontvangen betalingen moeten, behalve het bedrag dat strikt noodzakelijk is om de lopende administratiekosten te dekken, onmiddellijk bij een door de insolventiefunctionaris gekozen kredietinstelling worden gestort.”

“Artikel 157

Vervroegde sluiting

De insolventiefunctionaris kan de vestigingen van de schuldenaar, of slechts een of enkele ervan, vóór de verslagbeoordelingsvergadering sluiten:

a) na een positief advies van de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld;

b) voor zover de schuldenaar zich niet daartegen verzet, wanneer er geen schuldeiserscommissie is ingesteld, of indien de rechter, ondanks verzet van de schuldenaar, daarvoor toestemming geeft omdat uitstel van deze maatregel tot de datum van de bovenvermelde vergadering tot een aanzienlijke vermindering van de insolvente boedel zou leiden.”

“Artikel 158

Begin van de verkoop van activa

1 – Wanneer de beslissing tot insolventverklaring onherroepelijk is geworden en de verslagbeoordelingsvergadering heeft plaatsgevonden, zal de insolventiefunctionaris onmiddellijk alle in beslag genomen activa voor de insolvente boedel verkopen, ongeacht de verplichtingen, mits de door de schuldeisers in de vergadering genomen besluiten zich niet tegen een dergelijke verkoop verzetten.

2 – De insolventiefunctionaris zal echter overgaan tot vervroegde verkoop van activa van de insolvente boedel die niet in stand kunnen worden gehouden omdat zij aan bederf onderhevig zijn of in waarde kunnen verminderen.

3 – Indien tot de vervroegde verkoop van activa als bedoeld in het vorige lid wordt besloten, zal de insolventiefunctionaris dit ten minste twee dagen voor de verkoop aan de schuldenaar, de schuldeiserscommissie — wanneer een dergelijke commissie is ingesteld — en aan de rechter meedelen, en het besluit op de website van Citius publiceren.

4 – De rechter kan, op eigen initiatief of op verzoek van de schuldenaar, de schuldeiserscommissie of een van de schuldeisers van de insolvente boedel, de in lid 2 bedoelde vervroegde verkoop van activa stopzetten. Deze beslissing wordt onmiddellijk meegedeeld aan de insolventiefunctionaris, de schuldenaar, de schuldeiserscommissie en aan de schuldeiser die het verzoek heeft ingediend. Beroep is niet toegestaan.

5 – In het in het vorige lid bedoelde verzoek moet de belanghebbende partij onderbouwde argumenten aanvoeren voor het niet verkopen van de activa en, indien mogelijk, een haalbaar alternatief aandragen voor de door de insolventiefunctionaris geplande transactie.”

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

De categorieën vorderingen op de insolvente boedel en de behandeling van vorderingen die na de inleiding van de insolventieprocedure worden ingediend, waaronder de schulden van de insolvente boedel, zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de artikelen 47 tot en met 51 van CIRE:

“Artikel 47

Begrip insolventieschuldeisers en categorieën vorderingen op de insolvente boedel

1 – Nadat de insolventie is uitgesproken, worden alle van vóór de insolventverklaring daterende vorderingen op goederen van de insolvente partij en vorderingen waarvoor activa van de insolvente boedel als zekerheid zijn gesteld, beschouwd als vorderingen van insolventieschuldeisers, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats.

2 – De in het vorige lid bedoelde vorderingen en vergelijkbare vorderingen, alsmede de daarmee overeenkomende schulden, worden in dit wetboek aangeduid als respectievelijk insolventievorderingen en insolventieschulden.

3 – Vorderingen die aantoonbaar in de loop van de procedure zijn verworven, zijn gelijkwaardig aan insolventievorderingen op de datum van insolventverklaring.

4 – Voor de toepassing van dit wetboek wordt onder insolventievorderingen verstaan:

a) “gewaarborgde” en “bevoorrechte” vorderingen, die respectievelijk zijn gewaarborgd door zakelijke zekerheden, waaronder bijzondere voorrechten, en door algemene voorrechten op activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, tot het bedrag dat overeenkomt met de waarde van de gewaarborgde activa of de algemene voorrechten, rekening houdend met eventuele bezwaringen;

b) “achtergestelde” vorderingen als vermeld in het volgende artikel, behalve wanneer zij worden gewaarborgd door algemene of bijzondere voorrechten, en wettelijke hypotheken, die niet vervallen door de gevolgen van de insolventverklaring;

c) alle andere vorderingen zijn “gewoon”.”

“Artikel 48

Achtergestelde vorderingen

De volgende vorderingen worden als achtergesteld beschouwd en na de andere insolventievorderingen gerangschikt:

a) vorderingen van personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben, mits de bijzondere relatie reeds bestond toen de vordering werd verworven, en vorderingen van personen aan wie dergelijke vorderingen in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn gecedeerd;

b) rente op niet-achtergestelde vorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan, met uitzondering van vorderingen die zijn gewaarborgd door een zakelijke zekerheid en door algemene voorrechten, tot de waarde van de respectieve activa;

c) vorderingen waarvoor de partijen achterstelling zijn overeengekomen;

d) vorderingen die betrekking hebben op door de schuldenaar gedane betalingen om niet;

e) vorderingen van derde partijen op de insolvente boedel als gevolg van vernietiging ten behoeve van de insolvente boedel wegens kwade trouw;

f) rente op achtergestelde vorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan;

g) vorderingen met betrekking tot aandeelhoudersleningen.”

“Artikel 49

Personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben

1 – De volgende personen worden geacht een bijzondere relatie te hebben met een schuldenaar die een natuurlijke persoon is:

a) de echtgenoot en personen die van de schuldenaar zijn gescheiden in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure;

b) familieleden in opgaande en neergaande lijn en broers en zussen van de schuldenaar of van een van de in het vorige punt bedoelde personen;

c) de echtgenoten van de familieleden in opgaande en neergaande lijn en broers en zussen van de schuldenaar;

d) personen die gedurende een periode binnen de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure met de schuldenaar gewoonlijk hebben samengewoond in een gemeenschappelijke huishouding.

2 – De volgende personen worden geacht een bijzondere relatie te hebben met een schuldenaar die een rechtspersoon is:

a) partners, vennoten en leden die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden, en de personen die deze status hebben gehad in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure;

b) entiteiten die, indien van toepassing, in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure met de onderneming een zeggenschapsrelatie hebben gehad of een groep hebben gevormd overeenkomstig artikel 21 van de Effectenwet;

c) de wettelijke en feitelijke bestuurders van de schuldenaar en degenen die op enig moment in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure wettelijk of feitelijk bestuurder zijn geweest;

d) entiteiten die met een van die welke in de vorige punten zijn genoemd, in een van de in lid 1 bedoelde vormen zijn verbonden.

3 – In gevallen waarin de insolventie op slechts één autonoom vermogen betrekking heeft, zijn de personen die worden geacht een bijzondere relatie te hebben, de respectieve eigenaren en bestuurders, en degenen die in een van de in de vorige punten bedoelde vormen met deze personen zijn verbonden en wanneer het om een onbeheerde nalatenschap gaat, de personen die op de datum van inleiding van de insolventieprocedure of in de twee voorafgaande jaren in een van de in lid 1 bedoelde vormen met de erflater waren verbonden.”

“Artikel 50

Vorderingen onder opschortende voorwaarde

1 – Voor de toepassing van dit wetboek worden onder vorderingen onder opschortende voorwaarde en vorderingen onder ontbindende voorwaarde respectievelijk verstaan vorderingen waarvan het ontstaan of voortbestaan afhankelijk is van het optreden van een toekomstige en onzekere gebeurtenis en vorderingen die afdwingbaar zijn op grond van de wet, een rechterlijke beslissing of de juridische praktijk.

2 – Vorderingen onder opschortende voorwaarde zijn:

a) vorderingen die voortvloeien uit de weigering van de uitvoering of de vervroegde beëindiging door de insolventiefunctionaris van bilaterale contracten die van kracht zijn op de datum van insolventverklaring, of uit de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel, terwijl een dergelijke weigering, beëindiging of vernietiging niet heeft plaatsgevonden;

b) vorderingen die niet tegen de insolvente partij mogen worden uitgeoefend zonder voorafgaand beslag op de goederen van een andere partij, terwijl een dergelijk beslag niet heeft plaatsgevonden;

c) vorderingen met betrekking tot de insolvente boedel waarvoor de insolvente partij niet persoonlijk aansprakelijk is, terwijl de schuld niet opeisbaar is.”

“Artikel 51

Schulden van de insolvente boedel

1 – Tenzij in de wet uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de volgende posten, naast andere schulden die in dit wetboek als zodanig zijn geclassificeerd, schulden van de insolvente boedel:
a) de kosten van de insolventieprocedure;
b) de bezoldiging en de kosten van de insolventiefunctionaris en van de leden van de schuldeiserscommissie;
c) schulden die voortvloeien uit handelingen met betrekking tot het beheer, de liquidatie en de verdeling van de insolvente boedel;
d) schulden die voortvloeien uit handelingen van de insolventiefunctionaris in de uitoefening van zijn functie;
e) elke schuld die voortvloeit uit een bilateraal contract waarvan de naleving door de insolventiefunctionaris niet mag worden geweigerd, tenzij het contract betrekking heeft op een periode voorafgaande aan de insolventverklaring;
f) elke schuld die voortvloeit uit een bilateraal contract waarvan de naleving door de insolventiefunctionaris niet mag worden geweigerd, tenzij de tegenprestatie door de andere partij reeds is verricht vóór de insolventverklaring of het contract betrekking heeft op een aan de insolventverklaring voorafgaande periode;
g) elke schuld die voortvloeit uit een contract dat betrekking heeft op een langlopende betaling in verband met een tegenprestatie die door de andere partij reeds is verricht en waarvan naleving door de voorlopige bewindvoerder is gevorderd;
h) schulden die zijn ontstaan door handelingen van de voorlopige bewindvoerder in de uitoefening van zijn functie;
i) schulden die hun oorsprong vinden in ongerechtvaardigde verrijking van de insolvente boedel;
j) de verplichting om onderhoudsbijdragen te betalen over een periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring, overeenkomstig de bepalingen van artikel 93.
2 – Vorderingen met betrekking tot schulden van de insolvente boedel en de houders van deze vorderingen worden in dit wetboek respectievelijk boedelvorderingen en boedelschuldeisers genoemd.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De regels voor indiening, verificatie en toelating van vorderingen zijn opgenomen in de artikelen 128 tot en met 140 van CIRE:

“Artikel 128

Indiening van vorderingen

1 – Insolventieschuldeisers, waaronder het openbaar ministerie bij de verdediging van de belangen van de entiteiten die het vertegenwoordigt, moeten binnen de in de beslissing tot insolventverklaring gestelde termijn de verificatie van vorderingen indienen door middel van een verzoek dat vergezeld gaat van alle beschikbare bewijsstukken en waarin de volgende gegevens zijn vermeld:

a) de oorsprong, vervaldatum, hoofdsom en rente;

b) de ondergeschikte voorwaarden, zowel opschortend als ontbindend;

c) de aard van de vorderingen, hetzij gewoon, hetzij achtergesteld, bevoorrecht of gewaarborgd, en in dit laatste geval de activa of rechten waarop de zekerheid betrekking heeft en de relevante inschrijvingsinformatie, indien van toepassing;

d) eventuele persoonlijke borgstellingen, met identificatie van de borgen;

e) de toepasselijke achterstandsrente.

2 – Het verzoek wordt gericht aan de insolventiefunctionaris en verzonden via elektronische datatransmissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, lid 2, van de desbetreffende ministeriële uitvoeringsbeschikking.

3 – Wanneer de insolventieschuldeisers niet worden gesponsord, wordt het verzoek tot indiening van vorderingen gericht aan het werkadres van de insolventiefunctionaris of verzonden per e-mail of aangetekende post. De insolventiefunctionaris tekent voor ontvangst of zendt de schuldeiser binnen drie dagen na ontvangst een ontvangstbevestiging toe, op dezelfde wijze als bij verzending van de vordering.

4 – Voor de indiening van de in lid 1 bedoelde vorderingen kan worden gebruikgemaakt van het daarvoor bestemde formulier op de website die in een ministeriële uitvoeringsbeschikking van de voor justitie verantwoordelijke bewindspersoon wordt aangegeven of van het modelformulier voor het indienen van vorderingen als bedoeld in de artikelen 54 en 55 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015, in gevallen waarin deze verordening van toepassing is.

5 – Het doel van de verificatie is om alle insolventievorderingen te controleren, ongeacht hun aard en basis, en ook schuldeisers wier vorderingen bij definitieve beslissing zijn erkend, moeten deze vorderingen in de insolventieprocedure indienen om betaling te verkrijgen.”

“Artikel 129

Lijst van erkende en niet-erkende vorderingen

1 – Binnen 15 dagen na het einde van de termijn voor het indienen van vorderingen dient de insolventiefunctionaris bij de griffie een lijst in van alle erkende schuldeisers en een lijst van niet-erkende schuldeisers, beide in alfabetische volgorde, die niet alleen betrekking hebben op schuldeisers die vorderingen hebben ingediend, maar ook op schuldeisers wier rechten in de boekhoudbescheiden van de schuldenaar zijn vastgelegd of waarvan de insolventiefunctionaris op andere wijze heeft kennisgenomen.

2 – De lijst van erkende schuldeisers omvat de identificatie van elk van hen, de aard van de vordering, de hoofdsom en rente op de datum van verstrijken van de termijn voor het indienen van vorderingen, persoonlijke en zakelijke zekerheden, voorrechten, de toepasselijke achterstandsrente, eventuele opschortende of ontbindende voorwaarden en de waarde van de activa van de insolvente boedel waarop zakelijke zekerheden rusten waarvoor de schuldenaar niet persoonlijk aansprakelijk is.

3 – Op de lijst van niet-erkende schuldeisers wordt de reden voor de niet-erkenning vermeld.

4 – Alle niet-erkende schuldeisers en schuldeisers wier vorderingen zijn erkend zonder dat zij een vordering hebben ingediend, of op een andere wijze dan bij de aldus ingediende desbetreffende vordering, moeten door de insolventiefunctionaris in kennis worden gesteld per aangetekende brief of via een van de in artikel 128, leden 2 en 3, bedoelde middelen, en wanneer het gaat om bekende schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in een andere lidstaat dan die waar de procedure is ingeleid, waaronder de belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstellingen in die lidstaten, wordt tevens een kennisgeving verzonden overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.

5 – De in het vorige lid bedoelde mededeling kan per e-mail worden verzonden wanneer de vordering per e-mail is ingediend en wordt geacht op de datum van verzending te zijn verstuurd. De insolventiefunctionaris zal het desbetreffende bewijs van ontvangst bij het zaakdossier voegen.”

“Artikel 130

Betwisting van de lijst van erkende schuldeisers

1 – Binnen tien dagen na het einde van de in artikel 129, lid 1, bedoelde termijn kan elke belanghebbende partij de lijst van erkende schuldeisers betwisten door een verzoek aan de rechter te richten waarin de redenen voor de onterechte opname of uitsluiting van vorderingen of voor de onjuistheid van het bedrag van de kwalificatie van de erkende vorderingen worden vermeld.

2 – Met betrekking tot schuldeisers die per aangetekende brief in kennis worden gesteld, wordt de termijn van tien dagen berekend met ingang van de derde werkdag na de datum van verzending van de brief.

3 – Indien er geen betwistingen zijn, wordt de beslissing tot verificatie en rangschikking van vorderingen onmiddellijk genomen, waarbij, tenzij er sprake is van kennelijke fouten, de door de insolventiefunctionaris opgestelde lijst van erkende schuldeisers wordt goedgekeurd en de vorderingen op basis van deze lijst worden gerangschikt.”

“Artikel 131

Reactie op de betwisting

1 – De insolventiefunctionaris kan op elk van de betwistingen reageren, evenals elke belanghebbende partij die een tegengesteld standpunt inneemt, onder wie de schuldenaar.

2 – Indien de betwisting echter is gebaseerd op de onterechte opname van een specifieke vordering in de lijst van erkende schuldeisers, op het ontbreken van de voorwaarden waaraan deze is onderworpen of op het feit dat een extreem hoog bedrag is toegekend of de vordering hoger is gekwalificeerd dan juist is, kan alleen de betrokken schuldeiser reageren.

3 – De reactie wordt meegedeeld binnen tien dagen na het einde van de in artikel 130 bedoelde termijn of de voor betwisting vatbare kennisgeving die aan de schuldeiser is verzonden, naargelang het geval, op straffe van een positieve uitspraak op de betwisting.”

“Artikel 132

Indiening van betwistingen en reacties

De lijsten van door de insolventiefunctionaris erkende en niet-erkende vorderingen, betwistingen en reacties worden als één enkele bijlage ingediend.”

“Artikel 133

Beoordeling van vorderingen en boekhouding van de insolvente partij

Gedurende de termijn voor betwistingen en reacties en omwille van een beoordeling van de vorderingen door belanghebbende partijen en door de schuldeiserscommissie moet de insolventiefunctionaris de vorderingen, de desbetreffende vorderingsbescheiden en de boekhoudbescheiden van de insolvente partij ter inzage leggen op een geschikte locatie, die aan het einde van de lijsten van erkende en niet-erkende schuldeisers wordt vermeld.”

“Artikel 134

Bewijsmiddelen, kopieën en ontheffing van kennisgeving

1 – De bepalingen van artikel 25, lid 2, zijn van toepassing op betwistingen en reacties.

2 – De aanvrager hoeft ter raadpleging door belanghebbende partijen slechts twee kopieën van de ingediende documenten te verstrekken, waarvan het ene exemplaar voor het archief van de rechtbank is bestemd en het andere in het bezit van de griffie blijft. Bij indiening op een digitaal medium kunnen deze documenten door de griffie worden opgevraagd.

3 – Wanneer de betwisting betrekking heeft op erkende vorderingen en niet wordt ingediend door de betrokken schuldeiser, wordt bij wijze van uitzondering een extra kopie bijgevoegd of opgevraagd ter overhandiging aan de schuldeiser.

4 – Betwistingen worden alleen aan de betrokken schuldeisers meegedeeld wanneer zij niet de betwisters zijn.

5 – Gedurende de termijn voor betwistingen en reacties blijft het dossier in het bezit van de griffie ter raadpleging en beoordeling door belanghebbende partijen.”

“Artikel 135

Oordeel van de schuldeiserscommissie

Binnen tien dagen na het einde van de termijn waarbinnen op betwistingen moet worden gereageerd, zal de schuldeiserscommissie haar oordeel over de betwistingen bij het zaakdossier voegen.”

“Artikel 136

Afwikkeling van de procedure

1 – Nadat het oordeel van de schuldeiserscommissie is bijgevoegd of de in het vorige artikel vermelde termijn is verstreken zonder dat een dergelijke bijvoeging heeft plaatsgevonden, zal de rechter een aan een uitspraak gelijkstaande verklaring afgeven dat de niet-betwiste vorderingen op de desbetreffende lijst zijn geverifieerd, behalve in geval van kennelijke fouten. De rechter kan de datum en het tijdstip voor een eventuele verzoeningspoging vaststellen, binnen de tien daaropvolgende dagen, waarbij alle indieners van betwistingen en reacties, de schuldeiserscommissie en de insolventiefunctionaris in kennis worden gesteld, zodat zij persoonlijk aanwezig kunnen zijn of zich kunnen laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde met de benodigde bijzondere bevoegdheden.

2 – Tijdens de verzoeningspoging worden vorderingen die de goedkeuring van alle aanwezigen onder de desbetreffende exacte voorwaarden verdienen, als erkend beschouwd.

3 – Nadat de verzoeningspoging is beëindigd, wordt de procedure onmiddellijk door de rechter gesloten, zodat een officiële beschikking kan worden afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4 – (ingetrokken).

5 – Alle andere vorderingen die in het licht van de bewijsstukken in het zaakdossier kunnen worden erkend, worden eveneens als erkend beschouwd.

6 – Met betrekking tot erkende vorderingen heeft de definitieve officiële beschikking (despacho saneador) de vorm en waarde van een uitspraak, waarin wordt verklaard dat deze vorderingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen zijn geverifieerd en gerangschikt.

7 – Indien ter verificatie van sommige vorderingen bewijsmateriaal moet worden overgelegd, worden alle vorderingen gerangschikt bij de definitieve uitspraak, tenzij de rechter oordeelt dat de onderzochte betwistingen gezien het betrokken bedrag of hun aard geen beletsel voor een onmiddellijke uitspraak vormen, waarbij de bepalingen van artikel 180, lid 1, volledig in acht worden genomen.

8 – Wanneer de rechter een verzoeningspoging niet passend acht, zal hij de in lid 3 bedoelde officiële beschikking onmiddellijk afgeven.”

“Artikel 137

Onderzoeksmaatregelen

Wanneer voorafgaand aan de mondelinge behandeling en de terechtzitting onderzoeksmaatregelen nodig zijn, zal de rechter de noodzakelijke stappen gelasten om deze maatregelen te kunnen voltooien binnen twintig dagen na het bevel tot het nemen van de maatregelen, waardoor alle belanghebbende partijen over het bewijs beschikken dat door elk van hen is verstrekt.”

“Artikel 138

Vaststellen van een datum voor de terechtzitting

Nadat het bewijs is overgelegd of de in brieven vermelde termijn is verstreken, wordt binnen de tien daaropvolgende dagen de datum voor de mondelinge behandeling en de terechtzitting vastgesteld.”

“Artikel 139

Terechtzitting

Tijdens de terechtzitting worden de voor een gewone zitting vastgestelde voorwaarden in acht genomen, waarbij de volgende bijzonderheden gelden:

a) indien nodig wordt op een door de rechtbank vastgesteld tijdstip de insolventiefunctionaris of de schuldeiserscommissie gehoord;

b) het bewijs wordt overgelegd in de volgorde waarin de betwistingen zijn ingediend;

c) tijdens de mondelinge behandeling komen eerst de advocaten van de betwisters en vervolgens die van de verweerders aan het woord, en er is geen repliek.”

“Artikel 140

Uitspraak

1 – Nadat de terechtzitting is beëindigd, doet de rechter binnen de tien daaropvolgende dagen uitspraak over de verificatie en de rangschikking van de vorderingen.

2 – De rangschikking is algemeen voor de activa van de insolvente boedel en bijzonder voor activa waaraan zakelijke zekerheidsrechten en voorrechten zijn verbonden.

3 – Bij de rangschikking van vorderingen wordt geen voorkeur toegekend op basis van een gerechtelijke hypotheek of een hypotheek die voortvloeit uit een pandrecht. Door de aanvrager of de schuldeiser betaalde kosten vormen echter wel schulden van de insolvente boedel.”

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De regels voor de betaling van schuldeisers voorzien in verschillen in behandeling, al naar gelang de vorderingen gewaarborgd, bevoorrecht, gewoon of achtergesteld zijn. Deze regels zijn vastgelegd in de artikelen 172 tot en met 184 van CIRE. De bepalingen voorzien tevens in de mogelijkheid dat de betaling van een schuld van een derde partij aan subrogatie is onderworpen en bevatten de regelingen die van toepassing zijn in geval van hoofdelijke aansprakelijkheid van schuldenaren.

“Artikel 172

Betaling van de schulden van de insolvente boedel

1 – Alvorens insolventievorderingen te betalen, zal de insolventiefunctionaris de voor de betaling van de schulden van de boedel benodigde activa en rechten, waaronder die welke voorzienbaar zijn tot aan de sluiting van de procedure, op de boedel in mindering brengen.

2 – De schulden van de insolvente boedel worden naar evenredigheid toegerekend aan de inkomsten van de boedel en, wat het overschot betreft, aan de opbrengst van elk actief, roerend of onroerend; het toegerekende bedrag zal echter niet hoger zijn dan 10 % van de opbrengst van de activa waarop zakelijke zekerheden rusten, tenzij dat essentieel is voor de volledige betaling van de schulden van de insolvente boedel of voor zover de volledige betaling van gewaarborgde vorderingen niet in gevaar komt.

3 – De betaling van de schulden van de insolvente boedel vindt plaats op de respectieve vervaldata, ongeacht de status van de procedure.

4 – Wanneer acties worden ingesteld om het recht op teruggave of scheiding van reeds verkochte activa te verifiëren en indien protest is aangetekend, blijft een bedrag gelijk aan de opbrengst van de verkoop, wanneer deze kan worden bepaald, in depot en wordt dit bedrag niet opgenomen in de betalingen aan schuldeisers van de insolvente boedel, terwijl de gevolgen van het protest van kracht blijven. Wanneer de opbrengst niet kan worden bepaald, blijft een bedrag gelijk aan de voorzieningen van de inventaris in depot. De bepalingen van artikel 180, leden 2 en 3, zijn mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 173

Begin van de betaling van insolventievorderingen

Er worden alleen insolventievorderingen betaald die bij definitieve beslissing zijn geverifieerd.”

“Artikel 174

Betaling aan zekergestelde schuldeisers

1 – Nadat de met zakelijke zekerheden bezwaarde activa zijn verkocht en de daaraan verbonden kosten in mindering zijn gebracht, worden, onverminderd de bepalingen van artikel 172, leden 1 en 2, zekergestelde schuldeisers onmiddellijk betaald, met inachtneming van het aan hen toegekende voorrecht. Met betrekking tot schuldeisers die niet volledig worden betaald en tegenover wie de schuldenaar met zijn algemene vermogen aansprakelijk is, worden de respectieve saldi opgenomen onder de gewone vorderingen, ter vervanging van de geraamde saldi indien deze niet overeenstemmen.

2 – Vóór de verkoop van de activa wordt bij de verdeling onder gewone schuldeisers rekening gehouden met het geraamde saldo dat als gewone vordering is erkend. De te verdelen bedragen moeten echter in depot blijven totdat het werkelijke saldo wordt bevestigd. De gedeponeerde gelden mogen worden opgenomen wanneer de bedragen zijn bevestigd.

3 – Betaling van een niet-opeisbare schuld van een derde partij:

a) vindt niet plaats in de hypothese als bedoeld in het eerste deel van artikel 164, lid 5, of indien de betrokken schuldeiser afstand doet van de zekerheid;

b) kan niet hoger zijn dan het bedrag van de schuld, geactualiseerd tot de datum van betaling door toepassing van artikel 91, lid 2;

c) leidt tot subrogatie in de rechten van de schuldeiser, in de verhouding van het betaalde bedrag tot het bedrag van de schuld, op dezelfde wijze geactualiseerd.”

“Artikel 175

Betaling van bevoorrechte schuldeisers

1 – Bevoorrechte vorderingen worden betaald uit activa waarop geen zakelijke zekerheden rusten, met inachtneming van het voorrecht dat eraan is verbonden en in verhouding tot de vorderingen met hetzelfde voorrecht.

2 – De bepalingen van het tweede deel van artikel 174, leden 1 en 2, zijn mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 176

Betaling van gewone schuldeisers

Indien de boedel ontoereikend is voor volledige betaling, worden gewone schuldeisers betaald in verhouding tot hun vorderingen.”

“Artikel 177

Betaling van achtergestelde schuldeisers

1 – Achtergestelde vorderingen worden pas betaald nadat de gewone vorderingen volledig zijn voldaan, en indien de boedel ontoereikend is voor volledige betaling, vindt betaling plaats in de volgorde waarin deze vorderingen zijn vermeld in artikel 48 en in verhouding tot de bedragen die in hetzelfde punt zijn opgenomen.

2 – Wanneer er een akkoord is bereikt over de achterstelling van vorderingen, kunnen de partijen een voorrecht toekennen aan een andere vordering dan die welke uit de bepalingen van artikel 48 voortvloeit.”

“Artikel 178

Gedeeltelijke verdeling

1 – Wanneer bedragen worden gedeponeerd met het oog op een uitkering van ten minste 5 % van de waarde van bevoorrechte, gewone of achtergestelde vorderingen, dient de insolventiefunctionaris een plan en een verdelingstabel in die naar zijn mening moeten worden uitgevoerd en die bij de hoofdzaak moeten worden gevoegd, met het oordeel van de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld.

2 – De rechter beslist over de betalingen die hij gerechtvaardigd acht.”

“Artikel 179

Betaling in geval van hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren

1 – Wanneer er naast de insolvente partij nog een andere hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar is die in dezelfde situatie verkeert, moet de schuldeiser om betaling te ontvangen een verklaring overleggen met een bevestiging van de ontvangen bedragen met betrekking tot insolventieprocedures waarbij de overige schuldenaren zijn betrokken; de insolventiefunctionaris meldt tevens betaling in andere procedures.

2 – Een hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar die de schuld slechts ten dele betaalt, mag in de insolventieprocedures van de medeschuldenaren pas worden betaald nadat de schuldeiser volledig is betaald.”

“Artikel 180

Voorzorgsmaatregelen

1 – Wanneer beroep wordt ingesteld tegen de beslissing tot verificatie en rangschikking van de vorderingen, of protest via een aanhangige actie, worden de vorderingen van de indieners van het protest of de vorderingen waarop het beroep betrekking heeft, geacht voorwaardelijk te zijn geverifieerd, in dit laatste geval voor het maximumbedrag dat uit de kennis ervan zou kunnen voortvloeien, om bij de verdelingen te worden behandeld. De aldus toegewezen bedragen moeten echter in depot blijven.

2 – Na de definitieve beslissing over het beroep of de actie of bij de verdeling onder de schuldeisers, naargelang het geval, mogen de gedeponeerde bedragen worden opgenomen, voor zover dit nodig is. Bij gedeeltelijke opnamen wordt de verdeling gebaseerd op het resterende bedrag.

3 – Degenen van wie vanwege hun beroep of protest geen bedragen kunnen worden opgenomen en die dit beroep of protest verliezen, vergoeden de daardoor benadeelde schuldeisers door over het achterstallige bedrag achterstandsrente tegen het wettelijk vastgestelde tarief te betalen vanaf de datum van de verdeling waarin dit bedrag was opgenomen.

4 – Wanneer een protest wordt ingediend nadat een verdeling heeft plaatsgevonden, wordt bij latere verdelingen aan de schuldeisers in kwestie een extra bedrag toegewezen dat nodig is om de gelijkheid met gelijkwaardige schuldeisers te herstellen, onverminderd het feit dat dit bedrag in depot blijft indien er nog geen definitieve beslissing over de actie is genomen.”

“Artikel 181

Vorderingen onder opschortende voorwaarde

1 – Vorderingen onder opschortende voorwaarde worden bij gedeeltelijke verdelingen tegen de nominale waarde voldaan. De daaraan toegewezen bedragen moeten echter in depot blijven zolang de voorwaarde nog niet is vervuld.

2 – Indien echter niet aan de voorwaarde wordt voldaan:

a) worden bij de definitieve verdeling vorderingen buiten beschouwing gelaten die geen waarde hebben omdat het duidelijk onwaarschijnlijk is dat de voorwaarde wordt geverifieerd, in welk geval de overeenkomstig het vorige lid gedeponeerde bedragen onder de andere schuldeisers worden verdeeld;

b) zal de insolventiefunctionaris, wanneer de situatie van het vorige punt zich niet voordoet, bij de definitieve verdeling een bedrag gelijk aan de nominale waarde van de vordering bij een kredietinstelling deponeren om naar de schuldeiser over te maken zodra aan de opschortende voorwaarde is voldaan, of om onder de andere schuldeisers te verdelen nadat duidelijk is geworden dat vervulling van deze voorwaarde onmogelijk is.”

“Artikel 182

Definitieve verdeling

1 – Wanneer de liquidatie van de insolvente boedel is gesloten, vinden de uitkering en de definitieve verdeling door de griffie van de rechtbank plaats, zodra de zaak is doorverwezen voor berekening van de kosten en naar de griffie zelf. De sluiting van de liquidatie wordt niet beïnvloed door activiteiten van de schuldenaar die inkomsten opleveren die aan de boedel zouden worden toegevoegd.

2 – Na de liquidatie resterende gelden die zelfs de kosten van de verdeling niet dekken, worden toegewezen aan het voor financieel en vastgoedbeheer verantwoordelijke orgaan van het ministerie van Justitie.

3 – De insolventiefunctionaris kan tijdens de zaak een voorstel tot uitkering en definitieve verdeling indienen, vergezeld van de desbetreffende bewijsstukken, en deze informatie wordt door de griffie beoordeeld.”

“Artikel 183

Betalingen

1 – Alle betalingen worden, zonder dat een verzoek nodig is, bij voorkeur per bankoverschrijving overgemaakt naar het IBAN van de betrokken ontvanger, en het overgeschreven bedrag wordt opgenomen van de insolventierekening.

2 – Wanneer het niet mogelijk is een vordering overeenkomstig het vorige lid te betalen, moet de insolventiefunctionaris een op de insolventierekening getrokken cheque gebruiken.

3 – Indien een cheque niet binnen één jaar na de datum van kennisgeving aan de schuldeiser ter betaling wordt aangeboden, vervalt de desbetreffende vordering aan het Instituut voor Financieel en Uitrustingsbeheer van het ministerie van Justitie (Instituto de Gestão Financeira e Equipamentos da Justiça, I. P.).

4 – Het gebruik van een van de in de leden 1 en 2 bedoelde betaalmiddelen ontslaat de insolventiefunctionaris niet van de verplichting om aan de wettelijke of contractuele vereisten voor het gebruik van de insolventierekening te voldoen. Artikel 167, lid 2, is mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 184

Restant

1 – Indien de opbrengst van de liquidatie toereikend is om de insolventievorderingen volledig te voldoen, wordt het saldo door de insolventiefunctionaris overgemaakt naar de schuldenaar.

2 – Indien de schuldenaar geen natuurlijke persoon is, zal de insolventiefunctionaris aan de deelnemende personen het deel van het saldo overmaken dat hun zou toekomen indien de liquidatie buiten de insolventieprocedure om was uitgevoerd, of voldoet de insolventiefunctionaris aan de andersluidende bepalingen van de wet- en regelgeving.”

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

De voorwaarden voor en de gevolgen van sluiting van de insolventieprocedure zijn vastgelegd in de artikelen 231 tot en met 234 van CIRE. In deze bepalingen worden de situaties geregeld waarin een insolventieplan is goedgekeurd indien de inhoud van dit plan niet in strijd is met sluiting, de insolventie is geëindigd, de liquidatie en de definitieve verdeling hebben plaatsgevonden, en de insolvente boedel niet toereikend is.

“Artikel 231

Sluiting op verzoek van de schuldenaar

1 – Een verzoek van de schuldenaar om de procedure te sluiten omdat de insolventie is geëindigd, wordt ter kennis van de schuldeisers gebracht, zodat zij, indien zij dat wensen, de sluiting binnen acht dagen kunnen betwisten. De bepalingen van artikel 41, leden 3 en 4, zijn van toepassing.

2 – Een verzoek van de schuldenaar dat niet op het einde van de insolventie is gebaseerd, gaat vergezeld van documenten waarin de instemming wordt bevestigd van alle schuldeisers die vorderingen hebben aangemeld, wanneer het verzoek wordt ingediend na de daarvoor toegekende termijn, of anders van alle bekende schuldeisers.

3 – Alvorens op het verzoek te beslissen, zal de rechter in elk van deze gevallen overgaan tot het horen van de insolventiefunctionaris en de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld.”

“Artikel 232

Sluiting als gevolg van de ontoereikendheid van de insolvente boedel

1 – Wanneer wordt vastgesteld dat de insolvente boedel ontoereikend is om de kosten van de procedure en de resterende schulden van de insolvente boedel te voldoen, stelt de insolventiefunctionaris de rechter daarvan in kennis; de rechter kan ook automatisch in kennis worden gesteld.

2 – Zodra de schuldenaar, de vergadering van schuldeisers en de schuldeisers van de insolvente boedel zijn gehoord, verklaart de rechter de insolventieprocedure voor gesloten, tenzij een belanghebbende partij op gerechtelijk bevel een door de rechter bepaald bedrag deponeert dat redelijkerwijs nodig wordt geacht om de kosten van de procedure en de resterende schulden van de insolvente boedel te betalen.

3 – Nadat de zaak is doorverwezen voor berekening van de kosten en naar de griffie van de rechtbank, zal de griffie, nadat de kosten zijn betaald, de bedragen van de insolvente boedel onder de schuldeisers van de insolvente boedel verdelen naar verhouding van hun vorderingen.

4 – Zodra de ontoereikendheid van de boedel is bevestigd, kan de insolventiefunctionaris de liquidatie onmiddellijk onderbreken.

5 – Wanneer de insolventieprocedure is gesloten wegens ontoereikendheid van de boedel, wordt in de gevallen waarin een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie is ingeleid en nog niet is afgesloten, die procedure in beperkte vorm voortgezet.

6 – Wanneer aan een schuldenaar uitstel van betaling van de kosten is verleend overeenkomstig artikel 248, lid 1, zijn de bepalingen van de vorige leden niet van toepassing gedurende de periode waarvoor het uitstel geldt.

7 – De boedel wordt ontoereikend geacht wanneer de waarde van de activa minder dan 5 000 EUR bedraagt.”

“Artikel 233

Gevolgen van sluiting

1 – Zodra de procedure is gesloten en onverminderd de bepalingen van artikel 217, lid 5, geldt het volgende met betrekking tot de specifieke onmiddellijke gevolgen van de beslissing om het insolventieplan goed te keuren:

a) alle gevolgen van de insolventverklaring worden opgeheven en de schuldenaar krijgt het recht om over zijn activa te beschikken en het vrije beheer over zijn bedrijf terug, onverminderd de gevolgen van de kwalificatie van de insolventie als verwijtbaar en de bepalingen van het volgende artikel;

b) de taken van de schuldeiserscommissie en de insolventiefunctionaris worden beëindigd, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de overlegging van rekeningen en, indien van toepassing, die waarin het insolventieplan voorziet;

c) de insolventieschuldeisers kunnen hun rechten jegens de schuldenaar uitoefenen zonder andere beperkingen dan die welke zijn vastgelegd in een insolventieplan en een betalingsplan en in artikel 242, lid 1, waarbij de executoriale titel bestaat uit de beslissing tot goedkeuring van het betalingsplan en de beslissing tot verificatie van de vorderingen of de uitspraak in een latere verificatieprocedure, samen met de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan, indien van toepassing;

d) de schuldeisers van de boedel kunnen van de schuldenaar rechten vorderen die niet zijn uitgewonnen.

2 – De sluiting van de insolventieprocedure vóór de definitieve verdeling leidt tot:

a) het ongeldig worden van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel, behalve indien in het insolventieplan aan de insolventiefunctionaris de bevoegdheid tot verdediging in acties tot betwisting van deze vernietiging wordt toegekend, alsook in gevallen waarin de vernietiging niet langer kan worden betwist vanwege de termijn van artikel 125, of wanneer de betwisting bij definitieve beslissing is afgewezen;

b) het beëindigen van aanhangige procedures inzake de verificatie van vorderingen en teruggave en scheiding van activa die reeds zijn geliquideerd, behalve indien reeds uitspraak is gedaan inzake de verificatie en rangschikking van vorderingen als bedoeld in artikel 140, of indien sluiting voortvloeit uit de goedkeuring van het insolventieplan, in welk geval tegen de uitspraak ingestelde beroepen worden voortgezet totdat deze zijn afgesloten, evenals acties waarvan de aanvragers of de schuldenaar dit wensen, binnen een periode van dertig dagen;

c) het beëindigen van procedures die aanhangig zijn tegen degenen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de insolvente partij en die zijn ingeleid door de insolventiefunctionaris, behalve indien de insolventiefunctionaris op grond van het insolventieplan bevoegd is om deze zaken voort te zetten.

3 – Indien de zaak wordt gesloten als gevolg van de ontoereikendheid van de boedel, komen de kosten van overeenkomstig lid 2, punt a), toegewezen acties tot betwisting van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel voor rekening van de boedel.

4 – Met uitzondering van procedures tot verificatie van vorderingen worden acties die afhankelijk zijn van de insolventieprocedure en die niet kunnen worden afgewezen, overeenkomstig lid 2, punt b), of die niet door de insolventiefunctionaris mogen worden ingeleid overeenkomstig het insolventieplan, losgekoppeld van de zaak en voorgelegd aan de bevoegde rechter. De schuldenaar is vervolgens exclusief gerechtigd om in de zaak op te treden, ongeacht de kwalificatie of de instemming van de tegenpartij.

5 – Binnen tien dagen na de sluiting zal de insolventiefunctionaris alle in zijn bezit zijnde documenten met betrekking tot de procedure ter archivering aan de rechtbank overhandigen, evenals alle boekhoudbescheiden van de schuldenaar die niet aan de schuldenaar hoeven te worden teruggegeven.

6 – Wanneer de insolventieprocedure wordt gesloten zonder dat een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie wordt ingeleid op grond van artikel 36, lid 1, punt i), moet de rechter het incidentele karakter van de insolventie uitdrukkelijk in de beslissing vermelden zoals bedoeld in artikel 230.

7 – Wanneer activa of rechten te gelde kunnen worden gemaakt, is sluiting van de insolventieprocedure overeenkomstig artikel 230, lid 1, punt e), slechts bepalend voor de aanvang van de periode van cessie van het besteedbare inkomen.”

“Artikel 234

Gevolgen voor handelsvennootschappen

1 – Wanneer sluiting van de procedure is gebaseerd op goedkeuring van een insolventieplan dat voorziet in de voortzetting van de handelsvennootschap, is voor de hervatting van de activiteiten geen besluit van de vennoten nodig.

2 – De vennoten kunnen besluiten de activiteiten opnieuw op te starten, indien de sluiting is gebaseerd op artikel 230, lid 1, punt c).

3 – Nadat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden en de sluiting van de procedure is ingeschreven, wordt de vennootschap geacht niet meer te bestaan.

4 – Wanneer sluiting plaatsvindt vanwege de ontoereikendheid van de insolvente boedel, valt de liquidatie van de vennootschap onder de wettelijke regeling voor administratieve procedures voor de ontbinding en liquidatie van commerciële entiteiten. De rechter moet het bevoegde register van de sluiting in kennis stellen en de bezittingen van de vennootschap melden.”

Gevolgen voor natuurlijke personen

Indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, kan hij op zijn verzoek kwijtschelding krijgen van insolventievorderingen die tijdens de insolventieprocedure of in de vijf jaar na de sluiting niet volledig zijn betaald, zoals bedoeld in de artikelen 235 tot en met 248 van CIRE.

Om als natuurlijke persoon kwijtschelding van schulden te krijgen, indien toegestaan, moet het besteedbare inkomen van de schuldenaar worden gecedeerd aan een trustee (fiduciário) die door de rechtbank is gekozen voor de vijf jaar volgende op de sluiting van de insolventieprocedure (cessieperiode). Aan het einde van elk jaar van de cessieperiode gebruikt de trustee de ontvangen bedragen om: a) de kosten van de insolventieprocedure te betalen; b) de door het voor financieel en vastgoedbeheer verantwoordelijke orgaan van het ministerie van Justitie betaalde bezoldigingen en onkostenvergoedingen van de insolventiefunctionaris en de trustee aan dat orgaan te vergoeden; c) zijn eigen bezoldiging en onkostenvergoeding te betalen; d) het restant onder de insolventieschuldeisers te verdelen overeenkomstig de bepalingen inzake betaling aan schuldeisers in insolventieprocedures.

Na afloop van de cessieperiode kan de rechtbank de schuldenaar kwijtschelding verlenen, in welk geval alle insolventievorderingen die op de datum van kwijtschelding nog resteren, waaronder die welke niet zijn ingediend of geverifieerd, worden kwijtgescholden. De kwijtschelding geldt echter niet voor: a) alimentatievorderingen; b) vergoedingen voor onrechtmatige handelingen van de schuldenaar die als zodanig zijn geclaimd; c) vorderingen voor boetes en andere geldstraffen voor strafbare feiten en administratieve overtredingen; d) belastingvorderingen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

De rechten van schuldeisers na de sluiting van de insolventieprocedure zijn beschreven in het antwoord op de vorige vraag. In beginsel kunnen insolventieschuldeisers na de sluiting van de procedure hun rechten jegens de schuldenaar uitoefenen zonder andere beperkingen dan die welke zijn vermeld in eventuele insolventie- en betalingsplannen en in artikel 242, lid 1, van CIRE.

Voor de uitoefening van rechten is de executoriale titel de beslissing tot goedkeuring van het betalingsplan en de beslissing tot verificatie van de vordering of, indien van toepassing, de uitspraak in een latere verificatieprocedure, samen met de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan.

Artikel 242, lid 1, van CIRE bepaalt dat in geval van kwijtschelding van de schulden van een natuurlijke persoon geen tenuitvoerleggingen zijn toegestaan tegen activa van de schuldenaar die bestemd zijn om tijdens de cessieperiode insolventievorderingen te vereffenen.

De insolventieprocedure wordt op het in artikel 230 van CIRE vermelde tijdstip als gesloten beschouwd. Het tijdstip van sluiting is afhankelijk van de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor de sluiting:

“Artikel 230

Wanneer de procedure wordt gesloten

1 – Wanneer de procedure na de insolventverklaring wordt voortgezet, kan de rechter beslissen de procedure te sluiten:

a) nadat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden, onverminderd de bepalingen van artikel 239, lid 6;

b) nadat de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan definitief is geworden, mits het plan niet in strijd is met sluiting;

c) op verzoek van de schuldenaar, wanneer de schuldenaar niet in een situatie van insolventie verkeert of alle schuldeisers ermee instemmen;

d) wanneer de insolventiefunctionaris bevestigt dat de insolvente boedel ontoereikend is om de kosten van de procedure en andere schulden te voldoen;

e) wanneer de sluiting nog niet is uitgesproken, in de oorspronkelijke beschikking tot kwijtschelding van de schulden als bedoeld in artikel 237, punt b).

2 – De schuldeisers worden onder opgave van redenen in kennis gesteld van de beslissing tot sluiting van de procedure en de beslissing wordt gepubliceerd en ingeschreven als bedoeld in de artikelen 37 en 38.”

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten en onkosten van de insolventieprocedure worden als schulden van de insolvente boedel beschouwd overeenkomstig bovengenoemd artikel 51 van CIRE.

Alvorens insolventievorderingen te voldoen, zal de insolventiefunctionaris de activa en rechten in mindering brengen die nodig zijn voor de betaling van de kosten van de procedure, waaronder die welke voorzienbaar zijn tot de sluiting van de procedure. De betaling van de kosten van de procedure wordt toegerekend overeenkomstig bovenvermeld artikel 172 van CIRE.

In geval van kwijtschelding van schulden van een natuurlijke persoon zal de trustee de ontvangen bedragen aan het einde van elk jaar van de cessieperiode eerst gebruiken om de kosten van de procedure te betalen, overeenkomstig artikel 241 van CIRE.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De artikelen 120 tot en met 127 van CIRE voorzien in de mogelijkheid van vernietiging van handelingen die de collectieve belangen van de schuldeisers schaden, mits sprake is van de in deze artikelen bedoelde omstandigheden.

“Artikel 120

Algemene beginselen

1 – Handelingen die nadelig voor de insolvente boedel zijn en in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn uitgevoerd, kunnen worden vernietigd ten behoeve van de boedel.

2 – Handelingen die de betaling aan insolventieschuldeisers beperken, belemmeren, hinderen, in gevaar brengen of vertragen, worden als nadelig voor de boedel beschouwd.

3 – De in het volgende artikel bedoelde soorten handelingen worden, ook wanneer zij buiten de daarin genoemde termijnen zijn verricht of nagelaten, geacht nadelig voor de boedel te zijn, tenzij bewijs van het tegendeel is toegelaten.

4 – Behalve in de in het volgende artikel bedoelde gevallen wordt bij vernietiging uitgegaan van kwade trouw van de derde partij, die wordt verondersteld met betrekking tot handelingen die zijn verricht of nagelaten in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure waaraan een persoon met een bijzondere relatie met de insolvente partij heeft deelgenomen of waarbij een persoon met een bijzondere relatie met de insolvente partij voordeel heeft gehad, ook wanneer deze bijzondere relatie op die datum niet bestond.

5 – Onder kwade trouw wordt kennis, ten tijde van de handeling, van een van de volgende omstandigheden verstaan:

a) dat de schuldenaar in een situatie van insolventie verkeerde;

b) het schadelijke karakter van de handeling en dat de schuldenaar op dat moment in een situatie van dreigende insolventie verkeerde;

c) de inleiding van de insolventieprocedure.

6 – Rechtshandelingen in het kader van de onder deze wet vallende bijzondere revitaliseringsprocedure of bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst, in het kader van herstel- en reorganisatiemaatregelen of in verband met de aanneming van de afwikkelingsmaatregelen als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Algemene Regeling inzake kredietinstellingen en financiële vennootschappen (Regime Geral das Instituições de Crédito e Sociedades Financeiras), goedgekeurd bij Wetsbesluit nr. 298/92 van 31 december 1992, mogen niet worden vernietigd door de regels van dit hoofdstuk toe te passen. Dit geldt ook voor transacties in het kader van de buitengerechtelijke regeling voor reorganisatie van ondernemingen (Regime Extrajudicial de Recuperação de Empresas) en vergelijkbare procedures die bij bijzondere wetgeving zijn vastgesteld en die tot doel hebben de schuldenaar van voldoende financieringsmiddelen te voorzien om herstel mogelijk te maken.”

“Artikel 121

Onvoorwaardelijke vernietiging

1 – De volgende handelingen kunnen worden vernietigd ten behoeve van de insolvente boedel, zonder dat aan andere eisen hoeft te worden voldaan:

a) verdeling minder dan één jaar voor de datum van inleiding van de insolventieprocedure waarbij het aandeel van de insolvente partij voornamelijk bestaat uit gemakkelijk te verbergen activa, en de algemene activa en nominatieve waarden toevallen aan de medebelanghebbende partijen;

b) handelingen die de schuldenaar in de twee jaar voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure om niet heeft verricht, waaronder verwerping van een erfenis of legaat, met uitzondering van giften die onder normale omstandigheden zijn gedaan;

c) het stellen van zakelijke zekerheden door de schuldenaar voor reeds bestaande verplichtingen of andere verplichtingen die daarvoor in de plaats komen in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure;

d) borgtochten, onderborgtochten, zekerheden en kredietopdrachten die de insolvente partij in de in het vorige lid bedoelde periode heeft ondertekend en die niet in overeenstemming zijn met bedrijfsactiviteiten met een reëel belang voor de insolvente partij;

e) het stellen van zakelijke zekerheden door de schuldenaar tegelijk met het aangaan van de zekergestelde verplichtingen in de zestig dagen voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure;

f) betaling en andere handelingen ter beëindiging van verplichtingen met vervaldatum na de datum van inleiding van de insolventieprocedure in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure, of na deze datum maar voor de vervaldatum;

g) betaling en andere manieren van beëindiging van verplichtingen in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure onder voorwaarden die niet gebruikelijk zijn in de juridische praktijk en die de schuldeiser niet mag verlangen;

h) handelingen onder bezwarende titel die de insolvente partij heeft verricht in het jaar voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure, waarbij de door haar aangegane verplichtingen die van de tegenpartij duidelijk overschrijden;

i) terugbetaling van aandeelhoudersleningen, wanneer dit geschiedt in dezelfde periode als bedoeld in het vorige punt. 2 – De bepalingen van het vorige lid worden terzijde geschoven door wettelijke bepalingen die bij wijze van uitzondering altijd kwade trouw vereisen of door andere vereisten.”

“Artikel 122

Betalingssystemen

Handelingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een betalingssysteem als gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998, of dat daarmee vergelijkbaar is, kunnen niet worden vernietigd.”

“Artikel 123

Vorm van vernietiging en verval van rechten

1 – De vernietiging kan door de insolventiefunctionaris per aangetekende brief met ontvangstbevestiging worden uitgevoerd binnen zes maanden nadat de handeling aan het licht komt, maar nooit nadat twee jaar zijn verstreken sinds de datum van insolventverklaring.

2 – Bij wijze van uitzondering kan een transactie worden vernietigd zolang deze nog niet is afgesloten en daarvoor geldt geen termijn.”

“Artikel 124

Gevolgen voor rechtverkrijgenden

1 – Met betrekking tot de gevolgen van de vernietiging van de handeling voor latere rechtverkrijgenden wordt uitgegaan van hun kwade trouw, behalve in geval van universele rechtsopvolgers of indien de nieuwe overdracht om niet heeft plaatsgevonden.

2 – De bepalingen van het vorige lid zijn mutatis mutandis van toepassing op de vestiging van rechten op de ten behoeve van een derde partij overgedragen activa.”

“Artikel 125

Betwisting van een vernietiging

Het recht om een vernietiging te betwisten, vervalt drie maanden na inleiding van de desbetreffende actie tegen de insolvente boedel die afhankelijk is van de insolventieprocedure.”

“Artikel 126

Gevolgen van vernietiging

1 – Vernietiging heeft terugwerkende kracht en de situatie die zou hebben bestaan indien de handeling niet was verricht of nagelaten, moet worden hersteld.

2 – De door de insolventiefunctionaris ingestelde actie voor de toepassing van het vorige lid is afhankelijk van de insolventieprocedure.

3 – De sancties voor derde partijen die nalaten activa of kostbaarheden te verstrekken die binnen de in de beslissing vermelde termijn aan de boedel moeten worden teruggegeven, zijn die bedoeld in het procesrecht dat van toepassing is op de depositaris van in pand gegeven activa die deze niet tijdig overdraagt.

4 – Het door de derde partij verstrekte goed wordt alleen teruggegeven indien het kan worden geïdentificeerd en afgescheiden van de goederen van het resterende deel van de boedel.

5 – Indien de in het vorige lid beschreven situatie zich niet voordoet, vormt de verplichting om de tegenwaarde terug te geven een schuld van de insolvente boedel die in verhouding staat tot de verrijking op de datum van insolventverklaring, en een insolventieschuld met betrekking tot een eventueel resterend bedrag.

6 – De verplichting tot kosteloze teruggave, voor rekening van de koper, geldt slechts in verhouding tot zijn eigen verrijking, behalve in geval van daadwerkelijke of veronderstelde kwade trouw.”

“Artikel 127

Actio pauliana

1 – Insolventieschuldeisers mogen geen nieuwe actiones paulianae instellen tegen handelingen van de schuldenaar die door de insolventiefunctionaris zijn vernietigd.

2 – Op de datum van insolventverklaring lopende of daarna ingeleide actiones paulianae worden niet bij de insolventieprocedure gevoegd en worden, in geval van vernietiging van de handeling door de insolventiefunctionaris, alleen voortgezet indien de vernietiging vervolgens ongeldig wordt verklaard bij een definitieve beslissing, die bindend is ten aanzien van acties met betrekking tot kwesties die door de insolventiefunctionaris zijn beoordeeld, mits zij niet in strijd is met een eerdere uitspraak.

3 – Wanneer een actio pauliana wordt toegewezen, wordt het belang van de schuldeiser die de actie heeft ingesteld, beoordeeld in het kader van artikel 616 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ongeacht de wijzigingen in de desbetreffende vordering als gevolg van een eventueel insolventie- of betalingsplan.”

Let op: De inhoud van dit informatiebestand is niet bindend voor het contactpunt en de rechterlijke instanties en sluit raadpleging van de geldende wetgeving en wijzigingen daarin niet uit. Bij de bovengenoemde wettelijke bepalingen van CIRE wordt rekening gehouden met de versie van Wetsbesluit nr. 53/2004 van 18 maart 2004, tot en met de herziening bij Wetsbesluit nr. 84/2019 van 28 juni 2019.

Laatste update: 23/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Roemeens) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels

Insolventie/faillissement - Roemenië

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

De procedures die zijn uiteengezet in Wet 85/2014, zijn van toepassing op beroepsbeoefenaars (profesionişti) zoals omschreven in artikel 3, lid 2, van het burgerlijk wetboek, met uitzondering van degenen die een vrij beroep uitoefenen en degenen die in geval van insolventie aan speciale regels zijn onderworpen (artikel 3 van Wet 85/2014 inzake procedures ter voorkoming van insolventie en insolventieprocedures (Legea nr. 85/2014 privind procedurile de prevenire a insolvenţei şi de insolvenţă)).

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Indien de procedure wordt ingeleid op verzoek van een schuldenaar, moet er sprake zijn van een staat van insolventie waarin de beschikbare middelen niet toereikend zijn om schulden te betalen die zeker, liquide en opeisbaar zijn en minder bedragen dan 40 000 RON; indien de procedure wordt ingeleid op verzoek van een schuldeiser, moet er sprake zijn van een staat van insolventie waarin de beschikbare middelen niet toereikend zijn om een schuldvordering te voldoen die zeker, liquide en opeisbaar is en meer bedraagt dan 40 000 RON (niet-betaling van de schuld nadat zestig dagen zijn verstreken, te rekenen vanaf de vervaldatum).

De insolventieprocedure is ook van toepassing op autonome lagere overheden (artikel 3, lid 2, van Wet 85/2014).

De insolventieprocedure is niet van toepassing op onderwijsinstellingen, universiteiten en de entiteiten bedoeld in artikel 7 van Regeringsbesluit 57/2002 inzake wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, goedgekeurd met wijzigingen en aanvullingen bij Wet 324/2003, zoals nadien gewijzigd en aangevuld (artikel 3, lid 2, van Wet 85/2014).

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Het vermogen van de schuldenaar bestaat uit alle activa en eigendomsrechten, met inbegrip van die welke tijdens de insolventieprocedure zijn verworven, die kunnen worden onderworpen aan gedwongen terugvordering (executare silită) op grond van het Roemeense wetboek van burgerlijke rechtsvordering (artikel 5, lid 5, van Wet 85/2014).

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, worden een bijzondere bewindvoerder (administrator special) en een insolventiefunctionaris (practician în insolvenţă) benoemd. Afhankelijk van het soort procedure is de insolventiefunctionaris een bewindvoerder (administrator judiciar) bij een reorganisatie onder toezicht van de rechtbank, of een door de rechtbank aangewezen vereffenaar (lichidator judiciar) bij een liquidatie (faliment).

Bijzondere bewindvoerder (administrator special)

De bijzondere bewindvoerder is een door de algemene vergadering van aandeelhouders, vennoten of leden van de schuldenaar benoemde natuurlijke of rechtspersoon die is gemachtigd om hun belangen te behartigen in de procedure en, indien de schuldenaar zelf het beheer over zijn zaken mag voeren, om namens en voor rekening van de schuldenaar de noodzakelijke beheersdaden te verrichten (artikel 5, lid 4, van Wet 85/2014).

De bijzondere bewindvoerder heeft de volgende taken:

a) als vertegenwoordiger van de schuldenaar deelnemen aan de behandeling van vorderingen als bedoeld in de artikelen 117 tot en met 122 of van vorderingen die voortvloeien uit niet-naleving van artikel 84;

b) bezwaar aantekenen volgens de in de wet geregelde procedure;

c) een reorganisatieplan voorstellen;

d) nadat een plan is bevestigd, en mits de schuldenaar niet het recht is ontnomen om het beheer over zijn zaken te voeren, de zaken van de schuldenaar regelen onder toezicht van de bewindvoerder;

e) nadat de liquidatieprocedure is ingeleid, deelnemen aan de inventarisatie en ondertekenen van de inventarislijst, ontvangen van het definitieve verslag en het financiële overzicht, en deelnemen aan de vergadering die is bijeengeroepen ten behoeve van het afhandelen van bezwaren en het goedkeuren van het verslag;

f) ontvangen van een kennisgeving van beëindiging van de procedure.

Indien de schuldenaar het recht is ontnomen om het beheer over zijn zaken te voeren, wordt hij vertegenwoordigd door de bewindvoerder of de vereffenaar, die ook met de bedrijfsvoering is belast; de taak van de bijzondere bewindvoerder blijft dan beperkt tot het behartigen van de belangen van de aandeelhouders, vennoten of leden (artikel 56 van Wet 85/2014).

Bewindvoerder (administrator judiciar)

Een bewindvoerder kan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon zijn (of de vertegenwoordiger van de rechtspersoon) en moet een insolventiefunctionaris krachtens de wet zijn. De belangrijkste taken van de bewindvoerder zijn:

a) beoordelen van de economische situatie van de schuldenaar en de ingediende documenten, opstellen van een verslag waarin de inleiding van een vereenvoudigde procedure of de voortzetting van de observatieperiode als onderdeel van de gewone procedure wordt voorgesteld, en dat verslag ter goedkeuring voorleggen aan de rechter-commissaris (judecător-sindic) binnen een door de rechter vastgestelde termijn van ten hoogste twintig dagen, te rekenen vanaf de benoeming van de bewindvoerder;

b) beoordelen van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar en opstellen van een gedetailleerd verslag met daarin een uiteenzetting van de oorzaken en omstandigheden die tot de staat van insolventie hebben geleid, met vermelding van eventuele voorlopige bewijzen of aanwijzingen met betrekking tot de personen aan wie die staat mogelijkerwijs kan worden toegerekend en de aanwezigheid van gronden om hen aansprakelijk te stellen, en een onderzoek naar de vraag of er een reële mogelijkheid is om de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar te reorganiseren of een uiteenzetting van de redenen waarom een reorganisatie niet mogelijk zou zijn, en opnemen van het verslag in het dossier binnen een door de rechter-commissaris vastgestelde termijn van ten hoogste veertig dagen, te rekenen vanaf de benoeming van de bewindvoerder;

c) indien de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn verplichting om zijn boekhouding over te leggen binnen de wettelijke termijnen, deze bescheiden opstellen, en indien de boekhouding door de schuldenaar is overgelegd, deze controleren, corrigeren en afronden;

d) opstellen van een plan voor de reorganisatie van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar, afhankelijk van de inhoud van het in punt a) bedoelde verslag;

e) toezicht houden op de vermogensbeheeractiviteiten van de schuldenaar;

f) leiding geven aan het bedrijf van de schuldenaar, of aan een deel daarvan; in dit laatste geval moeten de uitdrukkelijke aanwijzingen van de rechter-commissaris met betrekking tot de taken van de bewindvoerder en de voorwaarden voor de uitvoering van betalingen van de activarekening van de schuldenaar in acht worden genomen;

g) bijeenroepen en voorzitten van en secretariaatswerkzaamheden verzorgen voor vergaderingen van schuldeisers of van de aandeelhouders, vennoten of leden van een schuldenaar die een rechtspersoon is;

h) indienen van vorderingen tot nietigverklaring van frauduleuze handelingen of transacties van de schuldenaar die nadelige gevolgen voor de rechten van de schuldeisers hebben en van bepaalde overdrachten van activa, door de schuldenaar verrichte zakelijke transacties en door de schuldenaar verstrekte garanties die de rechten van de schuldeisers kunnen schaden;

i) de rechter-commissaris onverwijld in kennis stellen indien de bewindvoerder vaststelt dat de schuldenaar geen activa bezit of indien de activa ontoereikend zijn om de gerechtskosten te dekken;

j) beëindigen van bepaalde overeenkomsten die door de schuldenaar zijn afgesloten;

k) verifiëren van en, waar van toepassing, bezwaar maken tegen schuldvorderingen, in kennis stellen van de schuldeisers wanneer hun schuldvordering niet of slechts ten dele is toegelaten, en opstellen van de lijsten van schuldvorderingen;

l) invorderen van schuldvorderingen, toezien op de invordering van schuldvorderingen met betrekking tot de activa van de schuldenaar of geldsommen die door de schuldenaar zijn overgedragen voordat de procedure werd ingeleid, en indienen en behandelen van vorderingen tot invordering van schuldvorderingen van de schuldenaar, waartoe hij gebruik kan maken van de diensten van advocaten;

m) compromissen sluiten, schulden kwijtschelden, ontheffing van borgtochten verlenen en afstand doen van zekerheden, behoudens bevestiging door de rechter-commissaris;

n) de rechter-commissaris in kennis stellen van alle kwesties waarover deze een besluit moet nemen;

o) opmaken van een inventaris van de activa van de schuldenaar;

p) opdracht geven tot waardering van de activa van de schuldenaar, af te ronden vóór de datum die is vastgesteld voor het indienen van de definitieve lijst van schuldvorderingen;

q) verzenden van een mededeling, ter publicatie in het Bulletin van insolventieprocedures, met betrekking tot de opname van het waarderingsverslag in het dossier, binnen twee dagen na de opname.

De rechter-commissaris kan bij besluit (încheiere) de bewindvoerder belasten met andere taken naast die welke in de eerste alinea zijn genoemd, met uitzondering van de taken die bij wet onder de uitsluitende bevoegdheid van de rechtbank vallen.

De bewindvoerder dient maandelijks een verslag in met daarin een uiteenzetting van de wijze waarop hij zijn taken heeft vervuld, met inbegrip van de taken die verband houden met het toezicht op de activiteiten die zijn uitgevoerd op basis van de voorafgaande mededeling, een verantwoording van de uitgaven voor de administratie van de procedure en andere uit de activa van de schuldenaar betaalde kosten en, waar van toepassing, een beschrijving van de voortgang van de inventarisatie. Het verslag bevat informatie over de naleving van de fiscale verplichtingen in verband met het verkrijgen of moeten hernieuwen van toestemmingen/vergunningen om de activiteit uit te voeren, over de door de toezichthoudende organen opgestelde controleverslagen en de emolumenten van de bewindvoerder, waarbij de berekening daarvan wordt toegelicht (artikel 59, lid 1, van Wet 85/2014).

Om zijn taken te verrichten kan de bewindvoerder gebruikmaken van de diensten van professionals, zoals advocaten, accountants, taxateurs of andere specialisten. Personen die een contractuele relatie hebben die een belangenconflict kan veroorzaken, mogen niet worden aangewezen overeenkomstig lid 1, maar moeten zich terugtrekken of kunnen worden gewraakt onder de voorwaarden van de artikelen 43 en 44 van Wet 134/2010 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering, zoals nadien gewijzigd en aangevuld (artikel 61, lid 2). De bewindvoerder en ieder van de schuldeisers kunnen bezwaar maken tegen de waarderingsverslagen die in de zaak zijn opgesteld.

Vereffenaar (lichidator judiciar)

Indien de rechter-commissaris liquidatie gelast, benoemt hij een vereffenaar om de liquidatie ten uitvoer te brengen. De taken van een bewindvoerder komen ten einde op de datum waarop de rechter-commissaris de taken van de vereffenaar vaststelt. De belangrijkste taken van de vereffenaar zijn:

a) beoordelen van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar ten aanzien van wie de vereenvoudigde procedure wordt ingeleid, op basis van de feitelijke situatie, en opstellen van een gedetailleerd verslag over de oorzaken en omstandigheden die tot de insolventie hebben geleid, met vermelding van de personen aan wie de staat van insolventie mogelijkerwijs kan worden toegerekend en de aanwezigheid van gronden om hen aansprakelijk te stellen;

b) leiding geven aan het bedrijf van de schuldenaar;

c) indienen van vorderingen tot nietigverklaring van frauduleuze handelingen en transacties van de schuldenaar die nadelige gevolgen voor de rechten van de schuldeisers hebben en van bepaalde overdrachten van activa, door de schuldenaar verrichte zakelijke transacties en door de schuldenaar vastgestelde voorkeursgronden waarvan mag worden aangenomen dat zij de rechten van de schuldeisers zullen schaden;

d) aanbrengen van verzegeling, opmaken van een inventaris van de activa en treffen van passende maatregelen om deze te beschermen;

e) beëindigen van bepaalde contracten die door de schuldenaar zijn afgesloten;

f) verifiëren van en, waar van toepassing, bezwaar maken tegen schuldvorderingen, in kennis stellen van de schuldeisers wanneer hun schuldvorderingen niet of slechts ten dele zijn toegelaten, en opstellen van de lijsten van schuldvorderingen;

g) toezien op invordering van schuldvorderingen met betrekking tot de activa van de schuldenaar die voortvloeien uit de overdracht van activa of geldsommen door de schuldenaar voordat de procedure werd ingeleid, invorderen van schuldvorderingen, en indienen en behandelen van vorderingen tot invordering van schuldvorderingen van de schuldenaar, waartoe hij gebruik kan maken van de diensten van advocaten;

h) betalingen namens de schuldenaar in ontvangst nemen en boeken op diens activarekening;

i) verkopen van activa van de schuldenaar overeenkomstig deze wet;

j) behoudens bevestiging door de rechter-commissaris, compromissen sluiten, schulden kwijtschelden, ontheffing van borgtochten verlenen en afstand doen van zekerheden;

k) de rechter-commissaris in kennis stellen van alle kwesties waarover deze een besluit moet nemen; l) verrichten van alle overige taken die zijn opgelegd bij besluit van de rechter-commissaris.

In de procedure voor een akkoord met schuldeisers (concordat preventiv) neemt de schuldenaar deel aan de procedure via zijn wettelijke of overeengekomen vertegenwoordigers.

De beheerder van een akkoord met schuldeisers (administrator concordatar) heeft de volgende taken:

a) opstellen van de lijst van schuldeisers, waaronder schuldeisers wier schuldvorderingen zijn betwist of onderwerp van een geding zijn, en de lijst van schuldeisers die het akkoord hebben ondertekend; wanneer een schuldeiser een schuldvordering heeft op schuldenaren die hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van de procedure voor een akkoord met schuldeisers, wordt die schuldeiser op de lijst van schuldeisers geplaatst voor de nominale waarde van de schuldvordering totdat deze volledig is gedekt;

b) opstellen, samen met de schuldenaar, van het voorstel voor een akkoord en de onderdelen ervan of het ontwerpakkoord en het invorderingsplan;

c) nemen van maatregelen om een minnelijke schikking te treffen voor eventuele geschillen tussen de schuldenaar en de schuldeisers of tussen schuldeisers onderling;

d) zich wenden tot de rechter-commissaris voor goedkeuring van het akkoord;

e) toezien op de nakoming van de verplichtingen die de schuldenaar in het akkoord is aangegaan;

f) de vergadering van schuldeisers die partij zijn bij het akkoord onverwijld in kennis stellen wanneer de schuldenaar zijn verplichtingen niet of niet naar behoren nakomt;

g) maandelijks of driemaandelijks opstellen van verslagen over de werkzaamheden van de beheerder van het akkoord en de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar en toezenden daarvan aan de vergadering van schuldeisers die partij zijn bij het akkoord; in het verslag van de beheerder van het akkoord moet de beheerder ook zijn oordeel over het al dan niet aanwezig zijn van redenen voor een vroegtijdige beëindiging van het akkoord opnemen;

h) bijeenroepen van de vergadering van schuldeisers die partij zijn bij het akkoord;

i) zich tot de rechtbank wenden om de procedure voor een akkoord met schuldeisers te beëindigen;

j) uitvoeren van alle andere in dit hoofdstuk bedoelde taken waarin het akkoord met schuldeisers voorziet of die door de rechter-commissaris zijn vastgesteld (artikel 19 van Wet 85/2014).

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

De inleiding van een insolventieprocedure laat het recht van een schuldeiser onverlet om zich te beroepen op verrekening van zijn schuldvordering met een schuldvordering van de schuldenaar op die schuldeiser indien aan de bij wet vastgelegde vereisten voor wettelijke verrekening is voldaan op de datum van inleiding van de procedure. De verrekening kan ook worden geregistreerd door de bewindvoerder of de vereffenaar en is daarom eveneens van toepassing op wederzijdse schuldvorderingen die na de inleiding van de insolventieprocedure zijn ontstaan.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Lopende contracten blijven van kracht wanneer de procedure wordt ingeleid. Elke clausule in een contract die voorziet in beëindiging, ontneming van het voordeel van de looptijd van het contract of vervroegde opeisbaarheid, op grond van het inleiden van een insolventieprocedure, is nietig. De regel dat lopende contracten van kracht blijven en dat clausules voor beëindiging of voor vervroeging van verplichtingen nietig zijn, is niet van toepassing op gekwalificeerde financiële contracten en evenmin op bilaterale verrekeningstransacties in het kader van een gekwalificeerd financieel contract of een bilaterale verrekeningsovereenkomst.

Om de waarde van de activa van de schuldenaar te maximaliseren kan de bewindvoerder of de vereffenaar, binnen een termijn van drie maanden na de inleiding van de procedure, contracten, lopende huurovereenkomsten en alle andere langlopende verbintenissen beëindigen, zolang deze nog niet volledig of in aanzienlijke mate door alle betrokken partijen zijn uitgevoerd. Wanneer een contract aldus wordt beëindigd, kan de wederpartij een vordering tot schadevergoeding tegen de schuldenaar indienen.

Indien een contractant binnen de eerste drie maanden na de inleiding van de procedure een kennisgeving doet waarin hij de bewindvoerder of de vereffenaar verzoekt het contract te beëindigen, moet de bewindvoerder of de vereffenaar binnen dertig dagen na ontvangst antwoorden, bij gebreke waarvan het contract wordt geacht te zijn beëindigd en de bewindvoerder of de vereffenaar niet langer uitvoering kan vorderen.

De wet regelt ook de status van enkele specifieke soorten contracten, zoals die welke betrekking hebben op de levering van nutsvoorzieningen, leasecontracten of kaderverrekeningsovereenkomsten.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Vanaf de datum van mededeling van het besluit tot goedkeuring van een akkoord met schuldeisers, worden door ondertekenende schuldeisers tegen schuldenaren aanhangig gemaakte individuele procedures en de termijn voor het recht om tenuitvoerlegging van hun schuldvorderingen op de schuldenaar aan te vragen, van rechtswege opgeschort.

Er vindt geen opschorting plaats van rente, boeten en andere kosten met betrekking tot de schuldvorderingen van ondertekenende schuldeisers, behalve wanneer zij uitdrukkelijk schriftelijk met het tegendeel hebben ingestemd. Een dergelijke instemming wordt vermeld in het ontwerpakkoord met de schuldeisers.

In de beschikking waarin het akkoord met schuldeisers wordt goedgekeurd, worden door de rechter-commissaris alle invorderingsprocedures opgeschort.

Op verzoek van de beheerder van het akkoord kan de rechter-commissaris, op voorwaarde dat de schuldenaar garanties aan de schuldeisers heeft verstrekt, aan schuldeisers die het akkoord niet hebben ondertekend uitstel van de vervaldatum van hun schuldvordering met ten hoogste 18 maanden opleggen. Binnen deze termijn zijn geen rente, boeten of andere kosten met betrekking tot de schuldvordering verschuldigd. De regel inzake uitstel van de vervaldatum van de schuldvordering is niet van toepassing op gekwalificeerde financiële contracten en bilaterale verrekeningstransacties in het kader van een gekwalificeerd financieel contract of een bilaterale verrekeningsovereenkomst.

Het akkoord met schuldeisers is rechtsgeldig tegenover publiekrechtelijke schuldeisers (creditori bugetari), op voorwaarde dat de wettelijke bepalingen inzake overheidssteun in het nationale en het Europese recht worden nageleefd.

Tijdens de looptijd van een goedgekeurd akkoord met schuldeisers kan geen insolventieprocedure tegen de schuldenaar worden ingeleid.

Elke schuldeiser die tijdens de procedure een executoriale titel tegen de schuldenaar verkrijgt, kan om toetreding tot het akkoord verzoeken of kan zijn schuldvordering invorderen met andere middelen waarin de wet voorziet.

Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures en alle maatregelen voor invordering van schuldvorderingen op de activa van de schuldenaar worden van rechtswege opgeschort vanaf de inleiding van de insolventieprocedure. De schuldeisers kunnen hun rechten slechts uitoefenen in het kader van de insolventieprocedure, door het indienen van een verzoek om toelating van hun schuldvorderingen. Bij de inleiding van de procedure worden alle termijnen voor het instellen van vorderingen opgeschort.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke procedures en alle eventuele maatregelen voor invordering van schuldvorderingen op de activa van de schuldenaar worden van rechtswege opgeschort vanaf de inleiding van de insolventieprocedure.

De volgende procedures worden niet opgeschort:

a) beroepen van de schuldenaar tegen procedures die door een of meerdere schuldeisers vóór de inleiding van de procedure aanhangig zijn gemaakt, en civiele rechtszaken in combinatie met strafrechtelijke vervolging (acţiunile civile din procesele penale) tegen een schuldenaar;

b) rechtszaken tegen medeschuldenaren en/of derde-garantiegevers;

c) buitengerechtelijke procedures voor sportcommissies binnen sportfederaties die functioneren in het kader van De link wordt in een nieuw venster geopend.Wet 69/2000 inzake lichamelijke opvoeding en sport (Legea educaţiei fizice şi sportului nr. 69/2000), zoals nadien gewijzigd en aangevuld, betreffende de eenzijdige terugtrekking van spelers uit individuele arbeidsovereenkomsten of civiele overeenkomsten en sportsancties die op dergelijke situaties van toepassing zijn, en andere geschillen betreffende het recht van spelers om aan wedstrijden deel te nemen;

d) rechtszaken in verband met de vaststelling van het bestaan en/of het bedrag van schuldvorderingen op de schuldenaar die na de inleiding van de procedure zijn ontstaan. Gedurende de observatie- en reorganisatieperiode kan dit type rechtszaken aanleiding geven tot de formulering van een betalingsverzoek, dat wordt verzonden met ontvangstbevestiging en dat binnen 15 dagen vanaf de datum van ontvangst door de bewindvoerder moet worden bestudeerd, overeenkomstig de bepalingen in artikel 106, lid 1, die onverminderd van toepassing zijn, ook al komen deze schuldvorderingen niet in de lijst van schuldvorderingen voor.

Tegen de door de bewindvoerder gelaste maatregel kan bezwaar worden gemaakt.

Er zij op gewezen dat deze opschorting van procedures alleen van toepassing is op rechtszaken die betrekking hebben op schuldvorderingen op de activa van de schuldenaar, en niet op die welke betrekking hebben op niet-vermogensrechten en -verplichtingen. Deze procedures worden voortgezet bij de rechtbank waarbij de zaak aanhangig is gemaakt.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

In de vergadering van schuldeisers komen alle schuldeisers van de insolvente schuldenaar bijeen.

Deze vergadering van schuldeisers (adunarea creditorilor) wordt bijeengeroepen en voorgezeten door de bewindvoerder of de vereffenaar. Bekende schuldeisers worden door de bewindvoerder of de vereffenaar bijeengeroepen in de gevallen waarin de wet uitdrukkelijk voorziet, wanneer zulks is vereist. Schuldeisers worden opgeroepen door middel van een mededeling in het Bulletin van insolventieprocedures.

In die mededeling, die ten minste vijf dagen vóór de vergadering moet worden gedaan, dient de agenda van de vergadering te worden vermeld. Schuldeisers kunnen zich ter vergadering laten vertegenwoordigen door een gemachtigde met een specifieke en authentieke volmacht of, in het geval van publiekrechtelijke schuldeisers en andere rechtspersonen, een gedelegeerde handeling die is ondertekend door het hoofd van de eenheid. Tenzij dit bij wet uitdrukkelijk verboden is, kunnen schuldeisers ook per brief stemmen.

Tenzij de wet een bijzondere meerderheid vereist, kan de vergadering van schuldeisers rechtsgeldige besluiten nemen mits de vergadering wordt bijgewoond door houders van schuldvorderingen die ten minste 30 % van de totale waarde van de schuldvorderingen met stemrecht ten aanzien van de activa van de schuldenaar vertegenwoordigen, en de meerderheid, naar de waarde van de schuldvordering, van de aanwezige houders van schuldvorderingen met stemrecht uitdrukkelijk voor de besluiten van de vergadering stemt. Een stem onder voorwaarden wordt als een tegenstem beschouwd. Ook schuldeisers die per brief een geldige stem uitbrengen, worden geacht aanwezig te zijn.

Nadat de eerste vergadering is bijeengeroepen, kunnen de rechter-commissaris en vervolgens de schuldeisers een commissie benoemen die, afhankelijk van het aantal schuldeisers, bestaat uit drie of vijf schuldeisers die zijn gekozen uit degenen die stemrecht bezitten en preferente vorderingen, financiële vorderingen en niet-zekergestelde vorderingen hebben, in volgorde van de waarde daarvan. De commissie van schuldeisers (comitetul creditorilor) is met de volgende taken belast:

a) beoordelen van de situatie van de schuldenaar en aanbevelingen doen aan de vergadering van schuldeisers met betrekking tot de voortzetting van de bedrijfsvoering van de schuldenaar en voorgestelde reorganisatieplannen;

b) onderhandelen over de benoemingsvoorwaarden met de bewindvoerder of de vereffenaar die de schuldeisers graag benoemd zouden zien door de rechtbank;

c) kennis nemen van de verslagen die zijn opgesteld door de bewindvoerder of de vereffenaar, deze beoordelen en, waar van toepassing, daartegen bezwaar aantekenen;

d) verslagen opstellen die aan de vergadering van schuldeisers worden voorgelegd, met betrekking tot de door de bewindvoerder of de vereffenaar genomen maatregelen en het effect ervan, en andere beargumenteerde maatregelen voorstellen;

e) verzoeken om de schuldenaar het recht te ontnemen het beheer over zijn zaken te voeren;

f) juridische stappen ondernemen om bepaalde frauduleuze handelingen of transacties die de schuldenaar ten nadele van de schuldeisers heeft verricht, nietig te verklaren wanneer deze juridische stappen niet door de bewindvoerder of de vereffenaar zijn ondernomen.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Afhankelijk van de specifieke situatie van de schuldenaar en van de vraag of de schuldenaar al dan niet het recht is ontnomen om het beheer over zijn zaken te voeren, heeft de insolventiefunctionaris de volgende taken.

Een bewindvoerder ziet toe op de vermogensbeheeractiviteiten van de schuldenaar. Hij geeft leiding aan het bedrijf van de schuldenaar, of aan een deel daarvan; in dit laatste geval moeten de uitdrukkelijke aanwijzingen van de rechter-commissaris met betrekking tot de taken van de bewindvoerder en de voorwaarden voor de uitvoering van betalingen van de activarekening van de schuldenaar in acht worden genomen.

Hij vordert schuldvorderingen in, sluit compromissen, maakt de inventaris op en verkoopt activa die aan de schuldenaar toebehoren.

De schuldenaar kan uitsluitend over de activa beschikken wanneer hij het recht heeft behouden om zijn zaken te beheren, en uitsluitend binnen de grenzen van zijn huidige bedrijf; hierop wordt toezicht gehouden door de bewindvoerder.

Nadat de liquidatieprocedure is ingeleid, voert een vereffenaar het beheer over het bedrijf van de schuldenaar, beëindigt hij contracten, vordert hij schuldvorderingen in, verkoopt hij de activa, sluit hij compromissen, ontvangt hij betalingen op de rekening van de schuldenaar enz. Bij een liquidatie kan uitsluitend de vereffenaar over de activa van de schuldenaar beschikken.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Alle schuldeisers wier schuldvorderingen van vóór de inleiding van de procedure dateren — met uitzondering van werknemers, wier vorderingen door de bewindvoerder op basis van de boekhouding worden geregistreerd — moeten binnen een in de openingsbeschikking van de procedure vastgestelde termijn een verzoek om toelating van hun vordering indienen en de nodige bewijsstukken bijvoegen. Alle schuldvorderingen die voor toelating en registratie bij de griffie van de rechtbank worden ingediend, worden verondersteld geldig en correct te zijn indien zij niet worden betwist door de schuldenaar, de bewindvoerder of de schuldeisers. De schuldvorderingen op de lijst van schuldvorderingen worden als onderdeel van de insolventieprocedure voldaan in de wettelijk vastgestelde volgorde van uitdeling.

Schuldvorderingen die ontstaan na de inleiding van de procedure, in de observatieperiode of in de loop van de juridische reorganisatieprocedure worden voldaan overeenkomstig de desbetreffende bewijsstukken en hoeven niet in de insolvente boedel te worden opgenomen. Deze regel is ook van toepassing op schuldvorderingen die ontstaan na de inleiding van de liquidatieprocedure.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Behalve werknemers, wier schuldvorderingen door de bewindvoerder op basis van de boekhouding worden geregistreerd, moeten alle schuldeisers wier schuldvorderingen van vóór de inleiding van de procedure dateren, binnen een in de openingsbeschikking van de procedure vastgestelde termijn een verzoek om toelating van hun schuldvordering indienen. Het verzoek moet de volgende gegevens bevatten: naam en woonadres of vestigingsplaats van de schuldeiser, het verschuldigde bedrag, de gronden van de schuldvordering en nadere gegevens over potentiële gronden voor een preferentiële rangorde. De documenten ter onderbouwing van de schuldvordering en eventuele gronden voor een preferentiële rangorde moeten uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van het verzoek zelf bij het verzoek worden gevoegd.

Een verzoek om toelating van een schuldvordering moet ook worden ingediend als voor de schuldvordering geen executoriale titel is verkregen. Schuldvorderingen die op de datum van inleiding van de procedure nog niet opeisbaar zijn of waaraan voorwaarden zijn verbonden, worden toegelaten voor opname in de insolvente boedel.

Wanneer wordt verzocht om toelating van een schuldvordering die door een benadeelde partij in een civiele rechtszaak in combinatie met strafrechtelijke vervolging is ingediend, wordt de schuldvordering geregistreerd, behoudens opschorting in afwachting van een definitieve afwikkeling van de procedure ten gunste van de benadeelde partij.

Preferente schuldvorderingen worden op de definitieve lijst geplaatst tot maximaal de marktwaarde van de garantie, zoals vastgesteld door een taxateur (evaluator) in opdracht van de bewindvoerder of de vereffenaar.

Alle schuldvorderingen worden onderworpen aan de controleprocedure, behalve vorderingen die zijn vastgesteld in uitvoerbare beslissingen en uitvoerbare arbitrale vonnissen; de controleprocedure is evenmin van toepassing op publiekrechtelijke schuldvorderingen die voortvloeien uit een executoriale titel die binnen de in de specifieke wetgeving vastgestelde termijnen niet is betwist.

De bewindvoerder of de vereffenaar stelt een voorlopige lijst van schuldvorderingen op, die voor de rechter-commissaris kan worden betwist door iedere belanghebbende partij, schuldenaar of schuldeiser. Behalve wanneer de inleiding van de procedure ter kennis is gebracht in strijd met de regels inzake dagvaardingen en kennisgeving van procedurele handelingen, verliest de houder van een vóór de inleiding van de procedure ontstane schuldvordering die niet binnen de vastgestelde termijn — de termijn is in de kennisgeving vermeld en is niet langer dan 45 dagen, te rekenen vanaf de inleiding van de procedure — een verzoek om toelating van de schuldvordering indient, het recht om op de lijst van schuldeisers te worden geplaatst en verwerft hij evenmin de positie van schuldeiser die aan de procedure met betrekking tot die schuldvordering mag deelnemen. Nadat de procedure is beëindigd heeft de schuldeiser niet het recht de schuldvordering ten uitvoer te leggen tegen de schuldenaar, of tegen leden of vennoten van een rechtspersoon-schuldenaar die onbeperkt aansprakelijk zijn, tenzij de schuldenaar is veroordeeld voor eenvoudige bankbreuk (bancrută simplă) of bedrieglijke bankbreuk (bancrută frauduloasă), of verantwoordelijk wordt gehouden voor frauduleuze betalingen of overmakingen. Het verlies van het recht wordt vastgesteld door de bewindvoerder of de vereffenaar, die de schuldeiser niet op de lijst van schuldeisers plaatst.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De middelen uit de verkoop van activa en rechten uit de boedel van de schuldenaar waarvoor zekerheden zijn gesteld ten gunste van de schuldeiser op preferentiële basis, worden in onderstaande volgorde verdeeld:

  1. leges, zegelrechten en alle andere uitgaven in verband met de verkoop van de betrokken activa, met inbegrip van kosten voor instandhouding en beheer van die activa, door de schuldeiser gemaakte kosten in het kader van de invorderingsprocedure, schuldvorderingen van leveranciers van nutsvoorzieningen die na de inleiding van de procedure ontstaan, en beloningen die op de datum van verdeling zijn verschuldigd aan personen die werkzaam zijn in het gemeenschappelijke belang van alle schuldeisers; deze uitgaven en kosten worden op pro rata-basis gedragen in verhouding tot de waarde van alle activa van de schuldenaar;
  2. schuldvorderingen van preferente schuldeisers die tijdens de insolventieprocedure ontstaan; deze schuldvorderingen omvatten onder meer kapitaal, rente en andere extra kosten, voor zover van toepassing;
  3. schuldvorderingen van preferente schuldeisers, met inbegrip van het gehele kapitaal, rente en verhogingen en boeten ongeacht van welke aard.

Indien het met de verkoop van deze activa verkregen bedrag ontoereikend is om de betrokken schuldvorderingen volledig te voldoen, hebben de schuldeisers in voorkomend geval een niet-zekergestelde of publiekrechtelijke schuldvordering voor het verschil, die wordt gerangschikt ten opzichte van de andere schuldvorderingen in de desbetreffende categorie. Indien na betaling van de eerder genoemde bedragen een overschot resteert, wordt dit door de vereffenaar op de boedelrekening van de schuldenaar gestort. Schuldvorderingen bij liquidatie worden in onderstaande volgorde voldaan:

1. leges, zegelrechten en alle andere uitgaven in verband met procedures op grond van dezelfde titel van de wet, met inbegrip van kosten voor instandhouding en beheer van de activa van de schuldenaar, voortzetting van de bedrijfsactiviteiten en betaling van de beloning van de personen die werkzaam zijn ten behoeve van de procedure;

2. schuldvorderingen die voortvloeien uit financieringen die tijdens de procedure zijn toegekend;

3. schuldvorderingen die voortvloeien uit arbeidsverhoudingen;

4. schuldvorderingen die voortvloeien uit de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar na de inleiding van de procedure, schuldvorderingen van medecontractanten en van derde-verkrijgers te goeder trouw of onderverkrijgers die hun activa of de waarde terugstorten in de boedel van de schuldenaar;

5. publiekrechtelijke schuldvorderingen;

6. schuldvorderingen voor bedragen die de schuldenaar aan derden is verschuldigd op grond van onderhoudsverplichtingen, toelagen voor minderjarige kinderen of de betaling van periodieke uitkeringen als middelen van bestaan;

7. schuldvorderingen voor bedragen die door de rechter-commissaris zijn vastgesteld om de schuldenaar en zijn gezin te ondersteunen, indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is;

8. schuldvorderingen die voortvloeien uit bankleningen, met de daaraan verbonden kosten en rente, schuldvorderingen die voortvloeien uit de levering van goederen, de verlening van diensten of andere werkzaamheden, schuldvorderingen in verband met huur en schuldvorderingen met betrekking tot leaseovereenkomsten, met inbegrip van obligaties;

9. andere niet-zekergestelde schuldvorderingen;

10. achtergestelde schuldvorderingen, in onderstaande volgorde:

a) schuldvorderingen die voortvloeien uit de activa van derden die te kwader trouw goederen van de schuldenaar hebben verworven, schuldvorderingen van onderverkrijgers te kwader trouw na de toelating van vorderingen tot nietigverklaring, en leningen die aan een rechtspersoon-schuldenaar zijn verstrekt door een vennoot of aandeelhouder die ten minste 10 % van het aandelenkapitaal of van de stemrechten op de algemene vergadering bezit of, waar van toepassing, door een lid van een economisch samenwerkingsverband (grupu de interes economic);

b) schuldvorderingen die voortvloeien uit handelingen om niet.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Indien de procedure voor een akkoord met schuldeisers uiterlijk bij het verstrijken van de in het contract vastgestelde termijn met succes wordt afgerond, neemt de rechter-commissaris een besluit houdende de verwezenlijking van de doelstellingen van het akkoord. De wijzigingen in de schuldvorderingen uit het akkoord met schuldeisers worden vervolgens definitief (artikel 36 van Wet 85/2014).

De procedure voor een reorganisatie met voortzetting van de bedrijfsactiviteiten of voor een geplande liquidatie (lichidare pe bază de plan) wordt beëindigd met een besluit op basis van een verslag, opgesteld door de bewindvoerder, waarin wordt vastgesteld dat alle in het bevestigde plan aangegane betalingsverplichtingen zijn nagekomen en dat alle opeisbare schuldvorderingen zijn voldaan. Indien een op reorganisatie gerichte procedure daarna wordt omgezet in een liquidatieprocedure, wordt de procedure beëindigd overeenkomstig de regels inzake liquidatieprocedures. Vanaf de datum van bevestiging van een plan voor reorganisatie onder toezicht van de rechtbank, en voor de duur van de reorganisatie, wordt de schuldenaar kwijting verleend voor het verschil tussen de waarde van zijn verplichtingen vóór de bevestiging van het plan en de waarde die in het plan is opgenomen.

Een liquidatieprocedure wordt beëindigd wanneer de rechter-commissaris het definitieve verslag heeft goedgekeurd, wanneer alle gelden en activa uit de boedel van de schuldenaar zijn uitgedeeld en wanneer de niet-geclaimde gelden bij de bank in bewaring zijn gegeven. Na beëindiging van de procedure wordt een beschikking gegeven om de inschrijving van de schuldenaar in de betreffende registers door te halen.

Door de beëindiging van de procedure worden de rechter-commissaris, de bewindvoerder of de vereffenaar en alle personen die hen hebben bijgestaan, ontheven van hun taken of verplichtingen met betrekking tot de procedure, de schuldenaar en de boedel van de schuldenaar, schuldeisers, houders van voorkeursrechten, aandeelhouders of vennoten.

Door de beëindiging van de liquidatieprocedure wordt een schuldenaar die een natuurlijke persoon is (en deelneemt aan economische activiteiten) ontheven van zijn verplichtingen die vóór de liquidatie zijn ontstaan, tenzij hij is veroordeeld voor bedrieglijke bankbreuk of voor frauduleuze betalingen of overmakingen, in welke laatstgenoemde situaties hij slechts van zijn verplichtingen wordt ontheven voor zover deze zijn nagekomen in het kader van de procedure.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Na de beëindiging van een insolventieprocedure van welke aard dan ook, kunnen schuldeisers zich niet op de schuldenaar verhalen voor schuldvorderingen die zijn ontstaan vóór de inleiding van de insolventieprocedure.

Schuldeisers kunnen de medeschuldenaren en de borgen van de schuldenaar nog wel aanspreken voor de volledige waarde van de schuldvorderingen.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Alle kosten die voortvloeien uit wettelijk vastgestelde procedures, met inbegrip van die welke betrekking hebben op kennisgeving, uitnodigingen en mededeling van processtukken door de bewindvoerder of de vereffenaar, komen voor rekening van de boedel van de schuldenaar (artikel 39 van Wet 85/2014). Indien de financiële middelen van de schuldenaar ontoereikend zijn, wordt een beroep gedaan op het liquidatiefonds (fondul de lichidare).

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De bewindvoerder of de vereffenaar kan vorderingen instellen tot nietigverklaring van frauduleuze handelingen en transacties die door de schuldenaar ten nadele van de rechten van de schuldeisers zijn verricht in de twee jaar voorafgaand aan de inleiding van de procedure.

De volgende handelingen of transacties van de schuldenaar kunnen nietig worden verklaard met het oog op restitutie van de overgedragen activa of de waarde van andere verstrekte voordelen:

a) overdrachtshandelingen zonder tegenprestatie die zijn verricht in de twee jaar voorafgaand aan de inleiding van de procedure; sponsoring voor humanitaire doeleinden is hiervan uitgezonderd;

b) transacties waarbij de prestatie door de schuldenaar duidelijk van grotere waarde of betekenis is dan de tegenprestatie, verricht in de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de procedure;

c) handelingen die zijn verricht in de twee jaar voorafgaand aan de inleiding van de procedure met de bedoeling van alle betrokken partijen om te voorkomen dat schuldeisers zich verhalen op de activa, of om de rechten van de schuldeisers op enigerlei andere wijze te schaden;

d) overdrachten van eigendom aan een schuldeiser ter gehele of gedeeltelijke voldoening van een eerdere schuld, verricht in de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de procedure, indien het bedrag dat de schuldeiser zou kunnen verwerven in geval van liquidatie van de schuldenaar lager is dan de waarde van de eigendomsoverdracht;

e) de vestiging van een voorkeursrecht met betrekking tot een niet-zekergestelde schuldvordering in de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de procedure;

f) vooruitbetaling van schulden die zijn gemaakt in de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de procedure, indien de vervaldatum een datum na de inleiding van de procedure had moeten zijn;

g) overdrachten of het aangaan van verbintenissen door de schuldenaar in de twee jaar voorafgaand aan de inleiding van de procedure, met de bedoeling om de staat van insolventie te verhelen of te vertragen of om fraude te plegen ten nadele van een schuldeiser.

Ook de volgende handelingen of transacties kunnen nietig worden verklaard, en de voordelen kunnen worden teruggevorderd, indien zij in de twee jaar voorafgaand aan de inleiding van de procedure zijn verricht met de personen die een juridische relatie met de schuldenaar hebben:

a) die welke zijn verricht met een commanditaire vennoot (asociat comanditat) of met een vennoot die ten minste 20 % van het kapitaal van de vennootschap of van de stemrechten in de algemene vergadering van vennoten bezit, indien de schuldenaar die commanditaire vennootschap (societate în comandită) is, dan wel een landbouwbedrijf (societate agricolă), een vennootschap onder firma (societate în nume colectiv) of een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (societate cu răspundere limitată);

b) die welke zijn verricht met een lid of directeur, indien de schuldenaar een economisch samenwerkingsverband is;

c) die welke zijn verricht met een aandeelhouder die ten minste 20 % van de aandelen in de schuldenaar of van de stemrechten in de algemene vergadering van aandeelhouders bezit, wanneer de schuldenaar een naamloze vennootschap (societate pe acţiuni) is;

d) die welke zijn verricht met een directeur, een manager of een lid van een toezichthoudend orgaan van de schuldenaar, wanneer de schuldenaar een coöperatie, een naamloze vennootschap of een landbouwbedrijf is;

e) die welke zijn verricht met een natuurlijke of rechtspersoon die de zeggenschap over de schuldenaar of diens bedrijf uitoefent;

f) die welke zijn verricht met een mede-eigenaar of met een partij die de gedeelde eigendom van een gemeenschappelijk actief bezit;

g) die welke zijn verricht met de echtgenoot of bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad van de natuurlijke personen die zijn vermeld in de punten a) tot en met f).

Een vordering tot nietigverklaring van frauduleuze handelingen van de schuldenaar ten nadele van schuldeisers kan door de bewindvoerder of de vereffenaar worden ingediend binnen één jaar na het verstrijken van de termijn voor het opstellen van het eerste verslag door de bewindvoerder of de vereffenaar, en uiterlijk 16 maanden na de inleiding van de procedure. Indien de vordering wordt toegelaten, worden de betrokken partijen in hun eerdere positie hersteld en worden de op de datum van overdracht bestaande verplichtingen weer geregistreerd.

De commissie van schuldeisers of een schuldeiser die meer dan 50 % van de waarde van de schuldvorderingen in de insolvente boedel bezit, kan een dergelijke vordering bij de rechter-commissaris indienen als de bewindvoerder of de vereffenaar dit niet doet.

Er kan geen vordering tot nietigverklaring worden ingediend tegen een constitutieve handeling (act de constituire) op basis van het vermogensrecht of tegen een eigendomsoverdracht op basis van het vermogensrecht indien de handeling door een schuldenaar wordt verricht in het kader van zijn dagelijkse bedrijfsvoering. Een verzoek om nietigverklaring van een constitutieve handeling of een eigendomsoverdracht wordt van rechtswege ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers.

Met betrekking tot de bovenvermelde handelingen en transacties geldt een weerlegbaar vermoeden van fraude ten nadele van de schuldeisers.

Nadat de insolventieprocedure is ingeleid, zijn alle door de schuldenaar na de inleiding van de procedure verrichte handelingen, transacties en betalingen van rechtswege nietig, met uitzondering van stappen die nodig zijn om de lopende zaken af te handelen, stappen waarvoor de rechter-commissaris toestemming heeft gegeven en stappen die door de bewindvoerder zijn goedgekeurd.

Laatste update: 17/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Slovenië

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Insolventieprocedures en de preventieve herstructureringsprocedure vallen onder de De link wordt in een nieuw venster geopend.wet inzake financiële verrichtingen, insolventieprocedures en verplichte ontbinding (ZFPPIPP).

I. INSOLVENTIEPROCEDURES

1. Procedures voor financiële herstructurering – reorganisatie

Er kan een gerechtelijke saneringsprocedure worden ingesteld

– tegen een rechtspersoon die is georganiseerd als een handelsmaatschappij of een coöperatie, tenzij in de wet, gezien de betrokken werkzaamheden, andere bepalingen voor de desbetreffende handelsmaatschappij of coöperatie zijn vastgelegd, en

– tegen een ondernemer en

– tegen een andere rechtspersoon, mits dit in de wet is vastgesteld.

De gerechtelijke saneringsprocedure omvat ook bijzondere regels op het gebied van gerechtelijke sanering voor grote, middelgrote en kleine ondernemingen. Deze procedure biedt een brede waaier van maatregelen voor financiële herstructurering van de verplichtingen van de schuldenaren (bijvoorbeeld gegarandeerde vorderingen van de schuldeisers).

Een vereenvoudigde gerechtelijke saneringsprocedure kan alleen worden ingesteld tegen een handelsmaatschappij die volgens regelgeving inzake handelsmaatschappijen als micro‑onderneming is aangemerkt, of tegen een ondernemer die voldoet aan de criteria voor micro‑ en kleine ondernemingen.

2. Faillissementsprocedures

Tegen alle rechtspersonen kan een faillissementsprocedure worden ingesteld, tenzij wettelijk anders is bepaald voor een specifieke juridische vorm, een specifiek type rechtspersoon of een specifieke rechtspersoon. Tegen een sociale werkplaats kan alleen een faillissementsprocedure worden ingesteld als de Sloveense regering hiertoe vooraf toestemming heeft verleend.

Een procedure voor persoonlijk faillissement kan worden ingesteld tegen goederen:

– van een ondernemer,

– van een particulier (een arts, notaris, advocaat, landbouwer of andere natuurlijke persoon die geen ondernemer is en bepaalde beroepswerkzaamheden verricht) of

– van een consument.

Faillissement van een nalatenschap wordt ingesteld tegen goederen van een erflater (een overleden natuurlijke persoon) met een te grote schuldenlast.

II. PRE-INSOLVENTIEPROCEDURE

Preventieve herstructureringsprocedure

Een preventieve herstructureringsprocedure kan alleen worden ingesteld tegen een handelsmaatschappij die volgens regelgeving inzake handelsmaatschappijen als grote, middelgrote of kleine onderneming is aangemerkt.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Insolventie

De materiële voorwaarde voor inleiding van de insolventieprocedure is een situatie van insolventie. Er is sprake van insolventie als:

– de schuldenaar gedurende een lange periode niet over liquide middelen beschikt en daardoor niet in staat is aan alle verplichtingen te voldoen die zich in deze periode voordoen, of

– de schuldenaar op lange termijn insolvent zal worden omdat de waarde van zijn goederen lager is dan het totaal aan schulden (overmatige schuldenlast), of omdat de verliezen van de schuldenaar (die een kapitaalvennootschap is) die in het lopende jaar zijn geleden en aan de overgedragen verliezen zijn toegevoegd, de helft van het maatschappelijk kapitaal bedragen en deze verliezen niet kunnen worden gedekt door de overgedragen winst of de reserves.

Voorafgaande procedure en hoofdprocedure inzake insolventie

De insolventieprocedure bestaat uit een voorafgaande procedure en een hoofdprocedure inzake insolventie. De voorafgaande procedure inzake insolventie wordt ingeleid door de indiening van een verzoek om inleiding van de procedure (verzoek tot inleiding van een insolventieprocedure). Tijdens de voorafgaande procedure worden de voorwaarden voor inleiding van de procedure vastgesteld door het gerecht. De hoofdprocedure wordt ingeleid door de beslissing tot inleiding van de insolventieprocedure door het gerecht (inleiding van de insolventieprocedure).

Partijen bij de voorafgaande procedure en de hoofdprocedure inzake insolventie

Bij de voorafgaande procedure kunnen de procedurehandelingen worden verricht door de betrokken indiener, door de schuldenaar tegen wie het verzoek tot inleiding van de procedure is ingediend, als hij daarvan niet de indiener is, en door de schuldeiser die op plausibele wijze zijn vordering kan aantonen jegens de schuldenaar tegen wie het verzoek tot inleiding van de procedure is ingediend, mits de schuldeiser verklaart deel te nemen aan de voorafgaande procedure.

Tijdens de hoofdprocedure inzake insolventie kunnen de procedurehandelingen worden verricht door iedere schuldeiser die in deze procedure een vordering jegens de insolvente schuldenaar doet gelden, en door de insolvente schuldenaar (tegen wie een gerechtelijke saneringsprocedure of een vereenvoudige gerechtelijke saneringsprocedure loopt en die persoonlijk failliet is verklaard).

Inleiding en bekendmaking van de procedure

Op de dag waarop het gerecht beslist tot inleiding van de procedure, wordt deze beslissing gepubliceerd op de website voor bekendmaking van gerechtelijke handelingen en documenten en andere informatie over insolventieprocedures. Het gerecht stelt de schuldeisers in kennis van de inleiding van de procedure middels een kennisgeving die dezelfde dag en tegelijk met de bekendmaking van de inleidingsbeslissing moet worden gepubliceerd. In deze kennisgeving wordt belangrijke informatie over de desbetreffende procedure bekendgemaakt. De inleiding van de procedure heeft rechtsgevolgen vanaf de dag van verklaring van de inleiding van de faillissementsprocedure.

Indiener van een verzoek tot inleiding van de procedure

Een verzoek tot inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure kan alleen worden ingediend door een insolvente schuldenaar of een aandeelhouder die persoonlijk verantwoordelijk is voor de schuldenaar. Een verzoek tot inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure tegen een grote, middelgrote of kleine onderneming kan ook worden ingediend door schuldeisers die gezamenlijk ten minste 20 % van alle financiële vorderingen vertegenwoordigen. Deze schuldenaars kunnen bijvoorbeeld banken zijn, die goed geïnformeerde investeerders zijn en over de noodzakelijke informatie, infrastructuur en personele middelen beschikken om voor de insolvente schuldenaar een plan voor financiële herstructurering op te stellen.

De gerechtelijke saneringsprocedure heeft tot doel de insolvente schuldenaar gepaste maatregelen voor financiële herstructurering te laten treffen waarmee deze op korte en lange termijn weer solvent kan worden. Dwangmaatregelen tegen de goederen van de schuldenaar zijn in deze fase niet toegestaan teneinde de schuldenaar in staat te stellen zijn werkzaamheden normaal te verrichten (en over de daartoe benodigde liquide middelen te beschikken), ondanks de onzekerheid die tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure heerst. Als tegenwicht voor dit "voordeel" en om te voorkomen dat de schuldenaar hiervan misbruik maakt, zijn zijn werkzaamheden gedurende de procedure aan beperkingen onderworpen en mag hij enkel lopende zaken afhandelen.

Een verzoek tot inleiding van een vereenvoudigde gerechtelijke saneringsprocedure kan alleen worden ingediend door een insolvente schuldenaar. In deze procedure is de herstructurering alleen gericht op niet-gegarandeerde, normale vorderingen. Een vereenvoudigde gerechtelijke sanering heeft geen gevolgen voor preferente vorderingen en garanties, noch voor vorderingen op grond van belastingen en bijdragen.

Een verzoek tot inleiding van een faillissementsprocedure kan worden ingediend door een schuldenaar, een aandeelhouder die verantwoordelijk is voor de schuldenaar, een schuldeiser of het openbaar fonds voor garantie, alimentatie en invaliditeit van de Republiek Slovenië. De schuldeiser moet aantonen dat zijn vordering op de schuldenaar tegen wie hij verzoekt om inleiding van de procedure, reëel is en staven dat de schuldenaar meer dan twee maanden achterstand heeft op de betaling van deze schuldvordering. Het openbaar fonds voor garantie, alimentatie en invaliditeit van de Republiek Slovenië moet aantonen dat de vorderingen van de werknemers op de schuldenaar tegen wie het verzoekt om inleiding van de procedure, reëel zijn en eveneens staven dat de schuldenaar meer dan twee maanden achterstand heeft op de betaling van deze schuldvorderingen.

Een preventieve herstructureringsprocedure wordt ingesteld om een schuldenaar die in het komende jaar waarschijnlijk insolvent zal worden, in staat te stellen volgens een overeenkomst voor financiële herstructurering gepaste maatregelen te treffen voor herstructurering van zijn financiële verplichtingen en andere noodzakelijke maatregelen voor financiële herstructurering waarmee de oorzaken worden weggenomen waardoor hij insolvent zou kunnen worden. Schuldenaars hebben het recht een verzoek in te dienen tot inleiding van een preventieve herstructureringsprocedure. Een verzoek tot inleiding van een preventieve herstructureringsprocedure moet worden goedgekeurd door schuldeisers die ten minste 30 % van alle financiële vorderingen bij de schuldenaar vertegenwoordigen. De schuldenaar moet bij zijn verzoek een door een notaris gewaarmerkte verklaring voegen waaruit blijkt dat deze schuldeisers instemmen met de inleiding van de procedure.

Websites voor de bekendmaking van insolventieprocedures

Op de website voor bekendmaking van insolventieprocedures moet voor elke procedure het volgende worden gepubliceerd:

  • gegevens over de procedure voor gerechtelijke sanering, faillissement, gedwongen liquidatie, vereenvoudigde gerechtelijke sanering, preventieve herstructurering en faillissement van een nalatenschap,
  • gerechtelijke beslissingen die tijdens de procedures zijn genomen (behalve in wettelijk vastgelegde uitzonderingsgevallen),
  • kennisgevingen tot inleiding van de procedure, kennisgevingen tot vaststelling van de hoorzittingsdatum en andere kennisgevingen of stemoproepen die het gerecht op grond van de wet afgeeft,
  • processen-verbaal van de hoorzittingen en de vergaderingen van het comité van schuldeisers,
  • verslagen van curatoren, en in een gerechtelijke saneringsprocedure, de verslagen van de insolvente schuldenaar,
  • de gecontroleerde lijsten van vorderingen,
  • verzoeken van de partijen bij de procedures en andere gerechtelijke handelingen die op grond van de ZFPPIPP moeten worden bekendgemaakt,
  • voor faillissementsprocedures, alle kennisgevingen van openbare veilingen en alle oproepen tot het indienen van voorstellen in verband met de tegeldemaking van de insolvente boedel.

De website voor de bekendmaking van insolventieprocedures wordt beheerd door het Nationaal agentschap voor openbare registers en diensten. Met betrekking tot de bekendmaking geldt het onweerlegbare wettelijke vermoeden dat de partij bij de insolventieprocedure of een andere persoon binnen een termijn van 8 dagen na de bekendmaking van de juridische handeling kennis heeft genomen van de inhoud van de gerechtelijke beslissing, het verzoek van de andere partij bij deze procedure of elke andere juridische handeling. Om die reden is de website De link wordt in een nieuw venster geopend.openbaar en gratis toegankelijk.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Gerechtelijke saneringsprocedure

Na de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure behoudt de schuldenaar zijn goederen. De goederen die hij niet nodig heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden, mogen worden verkocht als de verkoop van deze goederen als maatregel is opgenomen in het plan voor financiële herstructurering. Na de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure kan de schuldenaar enkel een lening of krediet aangaan als het gerecht hiermee instemt, en voor een bedrag dat niet hoger is dan de totale noodzakelijke liquide middelen ter financiering van de dagelijkse bedrijfsvoering en ter dekking van de kosten van de gerechtelijke saneringsprocedure.

Vorderingen die ontstaan in verband met de financiering van de normale werkzaamheden van de schuldenaar in het kader van de gerechtelijke saneringsprocedure en de preventieve herstructureringsprocedure, worden in het geval van een eventuele latere faillissementsprocedure terugbetaald uit de algemene te verdelen boedel, vóór de terugbetaling van preferente vorderingen (dat wil zeggen ook de procedurekosten).

Faillissementsprocedures

De insolvente boedel van een schuldenaar die een rechtspersoon is, omvat de goederen van de gefailleerde bij de inleiding van deze procedure, alle goederen voortkomend uit de tegeldemaking en het beheer van de insolvente boedel en uit beroepen tot nietigverklaring tegen de gefailleerde, goederen voortkomend uit de voortzetting van de werkzaamheden, als de gefailleerde zijn werkzaamheden voortzet na de inleiding van de faillissementsprocedure overeenkomstig de ZFPPIPP. De insolvente boedel omvat tevens de goederen voortkomend uit de tenuitvoerlegging van verzoeken jegens de aandeelhouder die persoonlijk verantwoordelijk is voor de gefailleerde, met uitzondering van de zaken die deze nodig heeft om in zijn essentiële levensbehoeften te voorzien.

De failliete boedel van een schuldenaar die persoonlijk failliet is verklaard, omvat ook alle goederen die de insolvente schuldenaar in de loop van de proefperiode verkrijgt tot de ontheffing van de verplichtingen of tot de sluiting van de faillissementsprocedure. Bij een persoonlijk faillissement zijn de volgende onderdelen uitgesloten van de insolvente boedel:

– voorwerpen [persoonlijke bezittingen (kleding, schoenen), huishoudelijke objecten en apparaten (meubels, koelkast, kooktoestel, wasmachine) die onmisbaar zijn voor de schuldenaar en de leden van zijn huishouden, voorwerpen die absoluut noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn beroep, beloningen en prijzen, trouwringen, persoonlijke brieven, manuscripten en andere persoonlijke documenten van de schuldenaar, alsmede foto's van de gezinsleden en dergelijke], en

– bepaalde vorderingen (vorderingen op grond van wettelijke alimentatie, vorderingen op grond van een schadeloosstelling vanwege lichamelijk letsel overeenkomstig de regelgeving inzake invaliditeitsverzekering, sociale uitkeringen en dergelijke).

Voorts zijn inkomsten van de schuldenaar waarmee hem een sociaal minimum wordt gewaarborgd, uitgesloten van de insolvente boedel in geval van persoonlijk faillissement (zo resteert de schuldenaar een bedrag van ten minste 76 % van het minimumsalaris, en als de schuldenaar een gezinslid of een andere persoon ten laste heeft die hij op grond van de wet moet onderhouden, ook het in de wet vastgestelde bedrag voor die persoon ten laste).

Een schuldenaar die persoonlijk failliet is, ontvangt hetzelfde sociale minimuminkomen dat hij zou hebben ontvangen in geval van individuele tenuitvoerlegging.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Taken en bevoegdheden van het gerecht

De regionale rechtbank is bevoegd om uitspraak te doen in insolventieprocedures. Insolventieprocedures worden behandeld door één rechter. De regionale rechtbank van Ljubljana is bevoegd om uitspraak te doen over beroepen die worden ingesteld in alle insolventieprocedures.

De aanstelling van curatoren en hun bevoegdheden

De curator is het orgaan dat in de insolventieprocedure zijn wettelijke bevoegdheden en taken uitoefent ter bescherming en behartiging van de belangen van schuldeisers. Hij wordt aangesteld in gerechtelijke saneringsprocedures en faillissementsprocedures. Het gerecht stelt de curator aan in zijn beslissing tot inleiding van de insolventieprocedure. In het kader van een gerechtelijke saneringsprocedure tegen een grote, middelgrote of kleine onderneming wordt de curator de dag na ontvangst van het verzoek tot inleiding van de procedure aangesteld middels een speciale beslissing.

In een gerechtelijke saneringsprocedure houdt de curator toezicht op de werkzaamheden van de schuldenaar. Hiertoe moet de insolvente schuldenaar hem alle informatie verstrekken die noodzakelijk is voor controle, en hem toegang geven tot zijn boekhouding en boekhoudkundige documenten. In een gerechtelijke saneringsprocedure is de rechtsbevoegdheid van de schuldenaar beperkt. Na de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure mag de schuldenaar enkel lopende zaken beheren die verband houden met zijn werkzaamheden, en voldoen aan de verplichtingen die hieruit voortvloeien. Na de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure mag de schuldenaar enkel over zijn goederen beschikken voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van reguliere werkzaamheden. Hij mag geen leningen of kredieten aangaan, zich niet garant of borg stellen en geen activiteiten ondernemen of andere werkzaamheden verrichten die zouden kunnen leiden tot ongelijke behandeling van schuldeisers of die de tenuitvoerlegging van de financiële herstructurering in de weg staan. Na de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure kan de schuldenaar naast het beheer van lopende zaken de goederen verkopen die hij niet nodig heeft voor zijn werkzaamheden, als het gerecht hiermee instemt en als de verkoop van deze onroerende goederen als herstructureringsmaatregel is vastgelegd in het plan voor financiële herstructurering, en voorts kan hij leningen en kredieten aangaan voor een bedrag dat niet hoger is dan de totale noodzakelijke liquide middelen ter financiering van de dagelijkse bedrijfsvoering en ter dekking van de kosten van de gerechtelijke saneringsprocedure. Het gerecht beslist over toestemming op grond van het oordeel van de curator en het comité van schuldeisers.

Met de inleiding van een faillissementsprocedure komen de bevoegdheden van de vertegenwoordigers, gevolmachtigden en andere gemachtigden van de schuldenaar te vervallen, evenals de bevoegdheden van het management inzake het beheer van de zaken van de schuldenaar. Deze bevoegdheden worden overgedragen aan een curator, die de werkzaamheden van de insolvente schuldenaar tijdens de faillissementsprocedure beheert voor zover dat voor de procedure noodzakelijk is, en die de schuldenaar vertegenwoordigt:

  • bij procedurehandelingen en andere handelingen die verband houden met de controle van vorderingen en het recht op uitkoop van de garantie uit de boedel,
  • bij procedurehandelingen en andere handelingen die verband houden met beroepen tot nietigverklaring tegen de insolvente schuldenaar,
  • bij juridische transacties en andere handelingen die noodzakelijk zijn voor de tegeldemaking van de insolvente boedel,
  • bij de uitoefening van de herroepingsrechten en andere rechten die de insolvente schuldenaar verkrijgt als rechtsgevolg van de inleiding van de faillissementsprocedure, en
  • bij andere juridische transacties die de insolvente schuldenaar uit hoofde van de wet ten uitvoer kan leggen.

Na de inleiding van de procedure voor persoonlijk faillissement wordt de rechtsbevoegdheid van de gefailleerde als volgt beperkt:

1. hij kan geen overeenkomsten afsluiten en geen juridische transacties of andere handelingen verrichten die tot doel hebben over zijn goederen in de failliete boedel te beschikken,

2. zonder instemming van het gerecht kan hij de volgende handelingen niet verrichten:

  • een krediet of lening aangaan of garantie verlenen,
  • een nieuwe lopende rekening of andere rekening openen,
  • afzien van een nalatenschap of andere vermogensrechten.

Elke juridische transactie of andere rechtshandeling van de gefailleerde waarbij deze regels worden geschonden, heeft geen rechtsgevolgen, behalve in het uitzonderlijke geval waarin de andere contractpartij bij juridische transacties of andere rechtshandelingen die betrekking hebben op de beschikking over de goederen van de insolvente boedel, niet wist en niet kon weten dat er een procedure voor persoonlijk faillissement tegen de schuldenaar liep. In het algemeen en zonder dat het tegendeel kan worden bewezen, wordt ervan uitgegaan dat de andere contractpartij wist dat er een procedure voor persoonlijk faillissement tegen de schuldenaar was ingeleid, als de overeenkomst of een andere juridische transactie is gesloten meer dan acht dagen na de bekendmaking van de inleiding van de procedure voor persoonlijk faillissement op de website voor publicatie van insolventieprocedures.

De curator is niet betrokken bij de preventieve herstructureringsprocedure. De rechtsbevoegdheid van de schuldenaar is in deze procedure niet beperkt. De curator is ook niet betrokken bij de vereenvoudigde gerechtelijke saneringsprocedure.

Toestemming voor uitoefening van de functie van curator

De functie van curator kan worden uitgeoefend door iedere persoon die beschikt over geldige toestemming van de minister van Justitie voor de uitoefening van de functie van curator in insolventieprocedures en procedures voor gerechtelijke liquidatie.

De minister van Justitie geeft toestemming voor de uitoefening van de functie van curator indien de betrokken personen aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • zij zijn onderdaan van de Republiek Slovenië of een lidstaat van de Europese Unie, een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of een lidstaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en zij hebben een actieve kennis van het Sloveens,
  • zij hebben de bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan en verkeren in goede gezondheid,
  • zij hebben ten minste een opleiding in het hoger onderwijs in de eerste graad genoten of een vergelijkbare opleiding in het buitenland die is bekrachtigd, erkend of beoordeeld overeenkomstig de wet inzake de beoordeling en erkenning van opleidingen, of zij hebben toestemming voor de uitoefening van de functie van auditor of erkend auditor,
  • zij hebben ten minste drie jaar beroepservaring in de uitoefening van het beroep waarvoor zij zijn opgeleid,
  • zij beschikken over een aansprakelijksheidsverzekering voor een minimaal verzekerd bedrag van 500 000 EUR per jaar,
  • zij hebben het beroepsexamen afgelegd voor de uitoefening van de functie van curator,
  • zij zijn het publieke vertrouwen waardig dat hoort bij de uitoefening van deze functie,
  • zij hebben de minister van Justitie een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat zij hun taken en bevoegdheden als curator op gewetensvolle en verantwoordelijke wijze zullen uitoefenen en zich zullen inspannen om de procedures zo snel mogelijk af te ronden en om schuldeisers in elke insolventieprocedure waarin zij zijn aangesteld, zo goed mogelijk terug te betalen.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Verrekening van vorderingen bij de inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure

Als er bij de inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure een vordering van een individuele schuldeiser tegen de insolvente schuldenaar bestaat en daartegenover een vordering van de insolvente schuldenaar op deze schuldeiser staat, worden de vorderingen bij de inleiding van de procedure geacht te zijn verrekend. Deze regel geldt ook voor niet-geldelijke vorderingen en vorderingen die bij de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure niet zijn vervallen. De inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure heeft geen gevolgen voor gegarandeerde en preferente vorderingen, noch voor voorrangsrechten. In het kader van een gerechtelijke saneringsprocedure tegens een grote, middelgrote of kleine onderneming kan er een financiële herstructurering plaatsvinden voor gegarandeerde vorderingen.

Verrekening van vorderingen op het moment van inleiding van de faillissementsprocedure

Als er bij de inleiding van een faillissementsprocedure een vordering van een individuele schuldeiser tegen de gefailleerde bestaat en daartegenover een vordering van de gefailleerde op deze schuldeiser staat, worden de vorderingen bij de inleiding van de procedure geacht te zijn verrekend. Deze regel geldt ook voor niet-geldelijke vorderingen en vorderingen die bij de inleiding van de faillissementsprocedure niet zijn vervallen. De schuldeiser geeft zijn vorderingen op de gefailleerde niet aan tijdens de faillissementsprocedure, maar moet de curator binnen een termijn van drie maanden na bekendmaking van de kennisgeving van de inleiding van de procedure in kennis stellen van de verrekening. Als de schuldeiser de curator niet op de hoogte brengt van de verrekening, is hij verantwoordelijk voor de kosten die de gefailleerde heeft moeten maken en voor andere geleden schade ten gevolge van deze nalatigheid. Als de vordering van de schuldeiser op de gefailleerde verband houdt met een voorwaarde, vindt de verrekening plaats als de schuldeiser dit eist, en als het gerecht instemt met de tenuitvoerlegging van de verrekening.

De vordering op de gefailleerde die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure is ontstaan en die na de inleiding van de faillissementsprocedure is verworven door de nieuwe schuldeiser ten gevolge van overdracht van een vorige schuldeiser, kan niet worden verrekend met de vordering van de gefailleerde op de nieuwe schuldeiser die daartegenover staat en die vóór de faillissementsprocedure is ontstaan.

De vordering van de schuldeiser op de gefailleerde die vóór het begin van de inleiding van de faillissementsprocedure is ontstaan, kan niet worden verrekend met de vordering van de gefailleerde op deze schuldeiser die na de inleiding van de faillissementsprocedure is ontstaan.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Op het moment van inleiding van een faillissementsprocedure zijn opdrachten tot uitvoering van juridische transacties of andere rechtshandelingen namens de schuldenaar die de schuldenaar vóór de inleiding van de faillissementsprocedure is aangegaan, niet meer geldig. Na de inleiding van een faillissementsprocedure mogen dienstverleners die zijn belast met het verrichten van betalingen, geen enkele betaling verrichten uit de financiële activa van een insolvente schuldenaar op basis van een beslissing inzake tenuitvoerlegging of een beslissing tot gedwongen invordering. Op het moment van inleiding van een faillissementsprocedure zijn aanbiedingen die de gefailleerde vóór de inleiding van de procedure heeft gedaan, niet meer geldig, tenzij de ontvanger het aanbod vóór de inleiding van de faillissementsprocedure heeft aanvaard.

Op het moment van inleiding van een faillissementsprocedure kan de curator huur- en leaseovereenkomsten opzeggen die de gefailleerde vóór de inleiding van de faillissementsprocedure is aangegaan, met een opzegtermijn van een maand, ongeacht de algemene juridische bepalingen of contractueel vastgelegde regels. Als de gefailleerde een recht tot opzegging uitoefent, gaat de opzegtermijn in op de laatste dag van de maand waarin de andere contractpartij de verklaring tot opzegging van de gefailleerde heeft ontvangen, en vervalt deze op de laatste dag van de daaropvolgende maand. De andere contractpartij heeft het recht om de gefailleerde te verzoeken om vergoeding van de schade die is ontstaan als gevolg van het feit dat het recht tot opzegging niet overeenkomstig de algemene regels is uitgeoefend. De vordering tot herstel van de schade moet in de faillissementsprocedure worden aangemeld en wordt betaald uit de te verdelen boedel, overeenkomstig de bepalingen van deze wet betreffende de betaling van de vorderingen van schuldeisers.

De inleiding van een faillissementsprocedure heeft geen gevolgen voor een verrekeningsovereenkomst, noch voor een gekwalificeerde financiële overeenkomst waarop de regels van toepassing zijn die in een verrekeningsovereenkomst zijn vastgelegd. Als na de verrekening van de rechten en wederzijdse verplichtingen overeenkomstig de regels in de verrekeningsovereenkomst een duidelijke financiële vordering van de andere contractpartij op de gefailleerde ontstaat, moet de andere contractpartij deze vordering aanmelden in de faillissementsprocedure en zich laten terugbetalen uit de te verdelen boedel, overeenkomstig de regels van de ZFPPIPP voor de betaling van de vorderingen van schuldeisers.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Verbod op tenuitvoerleggings- of conservatoire maatregelen

Na de inleiding van een insolventieprocedure tegen een insolvente schuldenaar zijn beslissingen tot tenuitvoerlegging of tot conservatoire maatregelen wettelijk verboden, behalve in wettelijk vastgelegde gevallen.

Na de inleiding van de preventieve herstructureringsprocedure tegen een schuldenaar mogen er geen bevelen tot tenuitvoerlegging of garanties voor de inning van een onder de preventieve herstructurering vallende vordering worden gegeven.

Schorsing van reeds ingestelde tenuitvoerleggings- of conservatoire procedures

Een tenuitvoerleggingsprocedure of conservatoire procedure die vóór de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure is ingesteld tegen de insolvente schuldenaar, wordt geschorst als gevolg van de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure en kan pas worden hervat op grond van een beslissing van het gerecht dat de gerechtelijke saneringsprocedure behandelt. Deze beslissing vormt namelijk de wettelijke grondslag voor voortzetting van de tenuitvoerleggingsprocedure of de conservatoire procedure.

De inleiding van een faillissementsprocedure heeft de volgende juridische gevolgen voor tenuitvoerleggingsprocedures of conservatoire procedures die vóór de inleiding van de procedure zijn ingesteld tegen de insolvente schuldenaar:

  • als de schuldeiser in een tenuitvoerleggingsprocedure of conservatoire procedure met een pandrecht op een onroerend of roerend goed vóór de inleiding van de faillissementsprocedure nog geen uitkooprecht heeft verkregen, wordt de tenuitvoerleggings- of conservatoire procedure beëindigd als gevolg van de inleiding van de faillissementsprocedure,
  • als de schuldeiser in een tenuitvoerleggingsprocedure of conservatoire procedure met een pandrecht op een onroerend of roerend goed vóór de inleiding van de faillissementsprocedure een uitkooprecht heeft verkregen, en de verkoop van het goed waarvoor het uitkooprecht geldt, niet vóór de inleiding van de faillissementsprocedure heeft plaatsgevonden, wordt de tenuitvoerleggings- of conservatoire procedure geschorst als gevolg van de inleiding van de faillissementsprocedure,
  • als de schuldeiser in een tenuitvoerleggingsprocedure die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure is ingesteld, een uitkooprecht heeft verkregen, en de verkoop van het goed waarvoor het uitkooprecht geldt, vóór de inleiding van de faillissementsprocedure heeft plaatsgevonden, heeft de inleiding van de faillissementsprocedure geen gevolgen voor het verloop van deze tenuitvoerleggingsprocedure,
  • de conservatoire procedure met het oog op een tijdelijke of voorafgaande maatregel wordt beëindigd als gevolg van de inleiding van de faillissementsprocedure en alle stappen die in het kader van deze procedure zijn ondernomen, worden nietig.

De tenuitvoerleggingsprocedure of conservatoire procedure die vóór de inleiding van de preventieve herstructureringsprocedure tegen de schuldenaar is ingesteld voor de invordering of de garantie van een onder de preventieve herstructurering vallende financiële vordering, wordt geschorst als gevolg van de inleiding van de preventieve herstructureringsprocedure. Het met de tenuitvoerlegging belaste gerecht spreekt zich op verzoek van de schuldenaar uit over schorsing van de tenuitvoerleggingsprocedure of de conservatoire procedure.

Het beginsel van concentratie van de faillissementsprocedure

Een schuldeiser kan een verzoek tot tenuitvoerlegging betreffende een verplichting die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure tegen de gefailleerde is ontstaan, alleen indienen in het kader van de faillissementsprocedure die tegen deze schuldenaar is ingesteld, en overeenkomstig de regels voor deze procedure [regels voor aanmelding en controle van vorderingen, aanhangigmaking bij gerechten (indiening van beroep) voor betwiste vorderingen en dergelijke].

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Als de schuldeiser een burgerrechtelijke procedure tot vaststelling van een vordering heeft aangespannen vóór de inleiding van de faillissementsprocedure, wordt de burgerrechtelijke procedure overeenkomstig de bepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering geschorst als gevolg van de inleiding van de faillissementsprocedure. De schuldeiser die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure een burgerrechtelijke procedure betreffende een vordering heeft aangespannen, moet zijn vordering ook aanmelden in het kader van de faillissementsprocedure.

Met de bekendmaking van de beslissing betreffende de controle van de vorderingen komt de grond voor schorsing, gelet op de juridische gevolgen van de faillissementsprocedure, te vervallen. Als de vordering van de schuldeiser wordt toegelaten, vervalt het juridische belang in de burgerrechtelijke procedure en wordt deze procedure beëindigd. De schuldeiser krijgt een proportioneel deel betaald dat gelijk is aan dat van de andere schuldeisers wier normale, niet-gegarandeerde vorderingen zijn toegelaten in de faillissementsprocedure.

Als de vordering van de schuldeiser in de faillissementsprocedure wordt betwist door de curator, moet de schuldeiser binnen een maand na bekendmaking van de beslissing tot controle van de vorderingen verzoeken om voortzetting van de geschorste burgerrechtelijke procedure. In dat geval verzoekt de schuldeiser in de burgerrechtelijke procedure enkel om vaststelling van het bestaan van de vordering. Als de vordering van de schuldeiser in de faillissementsprocedure door een andere schuldeiser wordt betwist, moet de schuldeiser het beroep binnen een maand na bekendmaking van de beslissing tot controle van de vorderingen uitbreiden naar de schuldeiser die de vordering heeft betwist (nieuwe verweerder). Als het bestaan van de vordering tijdens de burgerrechtelijke procedure wordt vastgesteld, krijgt de schuldeiser in het kader van de faillissementsprocedure een proportioneel deel betaald dat gelijk is aan dat van de andere schuldeisers wier normale, niet-gegarandeerde vorderingen zijn toegelaten in de faillissementsprocedure.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Tijdens de hoofdprocedure inzake insolventie worden de procedurehandelingen verricht door iedere schuldeiser die in deze procedure een vordering jegens de insolvente schuldenaar doet gelden. In het algemeen heeft iedere schuldeiser (als partij) in insolventieprocedures het recht om beroep in te stellen tegen elke beslissing van het gerecht, tenzij voor specifieke beslissingen wettelijk is bepaald dat er slechts door bepaalde partijen beroep mag worden ingesteld. Het beroep moet binnen een termijn van 15 dagen worden ingesteld. Voor personen die overeenkomstig de ZFPPIPP in kennis moeten worden gesteld van de beslissing, gaat deze termijn in op de dag van kennisgeving van de beslissing. Voor andere personen gaat deze in op de dag van bekendmaking van de beslissing.

In het kader van een insolventieprocedure kunnen schuldeisers ook overgaan tot procedurehandelingen via het comité van schuldeisers, dat namens alle partijen bij de procedure wettelijk voorgeschreven procedurehandelingen mag verrichten. Het comité van schuldeisers wordt opgericht in het kader van gerechtelijke saneringsprocedures. In het kader van een faillissementsprocedure wordt het alleen opgericht op verzoek van de schuldeisers.

Gerechtelijke saneringsprocedure

Comité van schuldeisers

In een gerechtelijke saneringsprocedure stelt het gerecht ter bescherming van de belangen van de schuldeisers een comité van schuldeisers in, dat voor de uitoefening van zijn rechten en bevoegdheden de boekhouding mag onderzoeken (en zo de activiteiten en de financiële situatie van de schuldenaar mag controleren) en verzoeken en adviezen mag voorleggen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de schuldeisers tijdens de procedure. In een gerechtelijke saneringsprocedure, die de financiële herstructurering van een insolvente schuldenaar tot doel heeft, kan het comité van schuldeisers in bepaalde wettelijk vastgelegde omstandigheden beslissen het maatschappelijk kapitaal te verhogen door een nieuwe inbreng in contanten of in natura die het voorwerp is van vorderingen op de insolvente schuldenaar.

Voor een efficiëntere financiële herstructurering van middelgrote en grote ondernemingen is de wet eind 2013 gewijzigd en zijn er specifieke regels ingevoerd voor de gerechtelijke sanering van dergelijke ondernemingen, waarmee met name de juridische situatie van de schuldeisers verder is versterkt. Sinds de laatste wijzigingen in 2016 zijn de regels van deze procedure tevens van toepassing op kleine ondernemingen. Om zijn taken in een gerechtelijke saneringsprocedure (correct) te kunnen uitvoeren, moet de curator over adequate ervaring en een groot aantal kwalificaties beschikken. Zo stelt het gerecht curatoren niet in een automatische volgorde aan, maar kan het deze zelf kiezen. Als schuldeisers op grond van de nieuwe wettelijke bepaling zelf om de inleiding van een gerechtelijke saneringsprocedure tegen de insolvente schuldenaar verzoeken, stelt het gerecht de door de eisers voorgestelde persoon aan als curator. Volgens de nieuwe regelgeving kan het comité van schuldeisers een gemachtigde voor de schuldeisers aanstellen. Zo kan het comité van schuldeisers zorgen voor een efficiëntere (operationele) follow-up van de activiteiten van de desbetreffende onderneming en de managementprocedures in het kader van maatregelen voor financiële herstructurering die onder zijn bevoegdheid vallen (zoals maatregelen voor reorganisatie van de onderneming waarmee de exploitatiekosten kunnen worden geoptimaliseerd of verbetering van de efficiency van de bedrijfsactiviteiten). De bevoegdheden van het comité van schuldeisers zijn nog versterkt omdat het de mogelijkheid heeft om het plan voor financiële herstructurering te wijzigen.

Beroepsmogelijkheden van een individuele schuldeiser in een gerechtelijke saneringsprocedure

Een schuldeisers of curator kan beroep instellen tegen de gerechtelijke saneringsprocedure:

  • als de schuldenaar niet insolvent is en tijdig aan al zijn verplichtingen kan voldoen,
  • als de insolvente schuldenaar in een grotere mate of binnen een kortere termijn dan vermeld in het in het verzoek om gerechtelijke sanering opgenomen voorstel kan voldoen aan zijn verplichtingen,
  • wanneer het niet waarschijnlijk is dat de schuldenaar na de tenuitvoerlegging van het plan voor financiële herstructurering op korte en lange termijn weer solvent wordt,
  • als het niet waarschijnlijk is dat de door de schuldenaar voorgestelde gerechtelijke sanering voor schuldeisers tot gunstigere betalingsvoorwaarden zal leiden dan een faillissementsprocedure tegen de schuldenaar, of
  • als het gedrag van de insolvente schuldenaar in strijd is met de regels op grond waarvan zijn werkzaamheden tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure zijn beperkt of als hij een achterstand van meer dan 15 dagen heeft bij de betaling van de salarissen van werknemers ten bedrage van het minimumsalaris of bij de betaling van belastingen en bijdragen die de werkgever tegelijk met de werknemerssalarissen moet betalen.

Iedere schuldeiser voor wiens vordering de toegestane gerechtelijke sanering gevolgen heeft, kan het gerecht verzoeken de sanering nietig te verklaren als de insolvente schuldenaar in staat is alle onder deze sanering vallende vorderingen van de schuldeisers terug te betalen. Een beroep tot nietigverklaring moet binnen een termijn van zes maanden na het aflopen van de betalingstermijn voor de vorderingen die in de beslissing tot toelating van de gerechtelijke sanering is vastgelegd, worden ingesteld. Iedere schuldeiser voor wiens vordering de toegestane gerechtelijke sanering gevolgen heeft, kan het gerecht verzoeken deze sanering nietig te verklaren als de beslissing op frauduleuze wijze tot stand is gekomen. Een beroep tot nietigverklaring moet binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de beslissing tot toelating van de gerechtelijke sanering worden ingesteld.

Faillissementsprocedure

Comité van schuldeisers

In een faillissementsprocedure heeft het comité van schuldeisers ook het recht om alle documenten waarover de curator in het kader van de procedure beschikt, en alle documenten die hij in verband met de procedure moet beheren, te inspecteren. In een faillissementsprocedure spreekt het comité van schuldeisers zich uit over het volgende:

  • de afronding van dringende zaken van de gefailleerde,
  • het al dan niet voortzetten van de werkzaamheden van de gefailleerde,
  • het voorstel voor een plan van de curator over het verloop van de faillissementsprocedure,
  • de beslissing tot verkoop van de goederen,
  • goedkeuring als de startprijs voor de verkoop lager is dan de helft van de geraamde liquidatiewaarde van de goederen,
  • de voorlopige raming van de kosten voor de faillissementsprocedure door de curator en een wijziging van deze raming,
  • de sluiting van de faillissementsprocedure.

In het kader van een vereenvoudigde gerechtelijke saneringsprocedure en een preventieve herstructureringsprocedure wordt geen comité van schuldeisers opgericht.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

In een faillissementsprocedure is de curator de wettelijke vertegenwoordiger van de gefailleerde en is hij in die hoedanigheid bevoegd voor het beheer en de tegeldemaking van de insolvente boedel.

De curator beheert de insolvente boedel, met name door de goederen van de gefailleerde te verhuren en de financiële activa te beleggen. Hij kan tevens een gerechtelijke transactie sluiten. Hiervoor is het advies van het comité van schuldeisers en de toestemming van de rechter nodig. Na de inleiding van de faillissementsprocedure kunnen de goederen van de gefailleerde alleen voor verhuur of leasing worden aangeboden als de verkoop ervan hierdoor geen vertraging oploopt. De huur- of lease-overeenkomst mag alleen worden afgesloten in de vorm van een contract voor bepaalde tijd en voor een huurtermijn van maximaal een jaar. Indien het gerecht hiermee instemt, kan de curator voor de verhuurde goederen een recht van voorkoop instellen voor de huurder.

De curator is ook voor de belegging van de financiële activa van de gefailleerde gebonden aan wettelijke regels. Deze activa mogen enkel worden belegd in schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de Republiek Slovenië of een andere lidstaat van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank, de Bank van Slovenië of een centrale bank van een andere lidstaat van de Europese Unie, in schuldbewijzen (m.u.v. achtergestelde schuldpapieren) die zijn uitgegeven door een bank in de Republiek Slovenië of een kredietinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie. De curator kan alleen contanten storten bij een bank in de Republiek Slovenië of een kredietinstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie.

In het kader van de tegeldemaking van de goederen verkoopt de curator de goederen van de gefailleerde, int hij zijn vorderingen en verricht hij elke andere rechtshandeling ter uitoefening van de vermogensrechten van de schuldenaar. Een verkoopovereenkomst voor goederen van de gefailleerde kan enkel worden afgesloten in het kader van een openbare veiling of een bindende aanbestedingsprocedure. Bij wijze van uitzondering kan de overeenkomst ook worden afgesloten via rechtstreekse onderhandelingen met de koper. De verkoop begint met de (eerste) gerechtelijke beslissing tot verkoop. Het gerecht spreekt zich op voorstel van de curator en op basis van het advies van het comité van aandeelhouders uit over de verkoop. Wanneer de verkoop betrekking heeft op goederen waarvoor de preferente schuldeiser een recht van voorrang (pandrecht) heeft, moet ook de desbetreffende schuldeiser zich hierover uitspreken. In de beslissing waarin het gerecht zich voor het eerst uitspreekt over de verkoop van een goed bepaalt het gerecht het volgende:

1. de wijze van de verkoop,

2. de inzetprijs voor de openbare veiling of de startprijs voor de bindende aanbesteding, en

3. de hoogte van de garantie.

Wanneer de openbare veiling of de procedure voor de oproep tot aanbiedingen voor de verkoop van vermogensbestanddelen die op grond van de eerste beslissing tot verkoop zijn georganiseerd, op niets uitloopt, kan het gerecht in zijn aanvullende beslissing tot verkoop het volgende doen:

1. ofwel:

– wederom beslissen dat de verkoop plaatsvindt in het kader van een openbare veiling of een bindende aanbestedingsprocedure, en

– een inzetprijs of startprijs vaststellen die lager is dan die in de eerste beslissing;

2. ofwel beslissen over te gaan tot een niet‑bindende aanbesteding met rechtstreekse onderhandelingen.

De startprijs wordt in het kader van de bindende aanbestedingsprocedure door het gerecht vastgesteld op basis van de geraamde waarde van de goederen. De startprijs in de eerste beslissing tot verkoop mag niet lager zijn dan de helft van de geraamde liquidatiewaarde. In een aanvullende beslissing stelt het gerecht de start- of referentieprijs vast, die lager is dan de helft van de geraamde waarde van de activa op basis van hun liquidatiewaarde. Hiervoor is de instemming vereist van het comité van schuldeisers of een afzonderlijke schuldeiser.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

In een faillissementsprocedure moeten schuldeisers hun vorderingen op de gefailleerde aanmelden die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure zijn ontstaan, met uitzondering van vorderingen waarvoor opgave niet wettelijk verplicht is. De schuldeiser die als hoofdelijke medeschuldenaar, garant of pandhouder aansprakelijk is voor de verplichting van de gefailleerde, moet in het kader van de faillissementsprocedure ook zijn eventuele regresrecht aanmelden dat vóór de inleiding van de faillissementsprocedure nog niet was ontstaan; hij moet dat doen onder de opschortende voorwaarde dat hij volgend op de betaling van de betrokken vordering na de inleiding van de faillissementsprocedure een regresrecht op de gefailleerde verkrijgt. Wanneer naast de gefailleerde andere hoofdelijke medeschuldenaren of garanten aansprakelijk zijn voor de betaling van de vordering van de schuldeiser, kan deze schuldeiser het totale vorderingsbedrag in de faillissementsprocedure aanmelden en doen gelden tot aan de volledige betaling, onder een ontbindende voorwaarde waaraan is voldaan als de vordering door een andere hoofdelijke medeschuldenaar of garant wordt betaald. Wanneer de schuldeiser de termijn voor aanmelding niet naleeft, komt zijn vordering op de gefailleerde te vervallen en wijst het gerecht de laattijdige aanmelding af.

In de faillissementsprocedure hoeft geen aanmelding te worden gedaan van de prioritaire vordering betreffende de betaling van salarissen en vergoedingen aan werknemers wier werkzaamheden ten gevolge van de inleiding van de faillissementsprocedure overbodig zijn geworden, voor de periode vanaf het begin van de faillissementsprocedure tot aan het verstrijken van de opzeg- en ontslagtermijn voor werknemers wier arbeidsovereenkomsten zijn opgezegd door de curator omdat hun werk door de inleiding van de faillissementsprocedure of gedurende deze procedure overbodig is geworden. Dit geldt ook voor bepaalde vorderingen met betrekking tot de aangifte en betaling van belastingen; deze hoeven niet te worden aangemeld.

Wanneer de vordering wordt gegarandeerd door een uitkooprecht op goederen, moet de schuldeiser dat recht in het kader van de faillissementsprocedure ook binnen de termijn voor aanmelding van deze gegarandeerde vordering aanmelden. Wanneer er, overeenkomstig de situatie op het moment van inleiding van de faillissementsprocedure, een eigendomsrecht ten gunste van de gefailleerde is geregistreerd op het onroerend goed en dit eigendomsrecht is vastgelegd door een geregistreerde hypotheek of een maximale hypotheek waarvan de registratie vóór de inleiding van de faillissementsprocedure in werking is getreden, worden deze hypotheek of maximale hypotheek en de vordering geacht tijdig te zijn aangemeld in de faillissementsprocedure.

In een faillissementsprocedure moeten schuldeisers hun preferentiële rechten die vóór de inleiding van de procedure zijn ontstaan, binnen een termijn van drie maanden na de verklaring van inleiding van de faillissementsprocedure aanmelden. Wanneer de termijn voor aanmelding van het voorrangsrecht door de schuldeiser wordt overschreden, komt dit recht niet te vervallen. Wanneer een curator de activa verkoopt waarop niet-aangemelde preferentiële rechten zijn gevestigd, verliest de preferentiële schuldeiser zijn recht maar kan hij verzoeken om de betaling van het geldbedrag dat is voortgevloeid uit de verkoop van deze activa, na aftrek van de verkoopkosten. De preferentiële schuldeiser kan evenmin verzoeken om betaling van de geleden schade. Als de schuldeiser zijn voorrangsrecht en zijn recht op betaling van een geldbedrag niet vóór de bekendmaking van het plan voor eerste globale verdeling aanmeldt, verliest hij deze rechten ook.

Verplichtingen van de gefailleerde die na de inleiding van de faillissementsprocedure zijn ontstaan, worden (op enkele uitzonderingen na) beschouwd als procedurekosten. Deze kosten worden als volgt verdeeld:

– exploitatiekosten (salarissen en andere vergoedingen voor personen die werkzaamheden verrichten in het kader van de faillissementsprocedure, met inbegrip van belastingen en bijdragen die de werkgever tegelijk met deze betalingen moet berekenen en afdragen; kosten voor de curator; kosten voor elektriciteit, water, verwarming, telefoon en andere kosten die verband houden met het gebruik van bedrijfsruimte voor de faillissementsprocedure; verzekeringspremies voor goederen die deel uitmaken van de insolvente boedel; kosten voor bekendmaking; gerechtskosten van de gefailleerde in verband met betwisting van de vorderingen; kosten voor boekhoudkundige, administratieve en andere diensten ten behoeve van de faillissementsprocedure enz.),

– incidentele kosten (betaling van vorderingen die tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure zijn ontstaan; tenuitvoerlegging van een verplichting op grond van een bilaterale overeenkomst die door beide partijen niet is nageleefd; tenuitvoerlegging van een verplichting op grond van de verrichting van spoedeisende juridische handelingen en in geval van voortzetting van de werkzaamheden; kosten voor taxatie van de goederen en andere stappen voor de verkoop enz.).

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Met de aanmelding van de vordering verkrijgt de schuldeiser het recht om procedurehandelingen te verrichten in het kader van de hoofdprocedure inzake insolventie. De vordering moet binnen de voorgeschreven termijn worden aangemeld. Vorderingen die vóór de inleiding van de insolventieprocedure zijn ontstaan, moeten worden aangemeld.

In een gerechtelijke saneringsprocedure worden vorderingen in het bijzonder aangemeld en gecontroleerd om te bepalen in hoeverre de schuldeiser in dit kader zijn stem mag uitbrengen. Vorderingen moeten binnen 30 dagen na de kennisgeving van de inleiding van de procedure worden aangemeld op de website van het Nationaal agentschap voor openbare registers en diensten (AJPES). Als een schuldeiser zijn vordering verzuimt aan te melden of te laat aanmeldt, betekent dit niet dat de schuldeiser zijn vordering verliest, maar wel dat hij zijn stemrecht verliest.

In een faillissementsprocedure worden vorderingen aangemeld en gecontroleerd om te bepalen op welke wijze de boedel zal worden verdeeld. In deze procedure moeten schuldeisers hun vorderingen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de inleiding van de procedure aanmelden op de website van het AJPES.

Bij een persoonlijk faillissement verliest de schuldeiser de vordering niet als deze na de uiterste termijn wordt aangemeld, maar wordt deze door de curator toegevoegd aan de aanvullende lijst van vorderingen.

De schuldeiser tegen wie beroep is ingesteld ter betwisting van rechtshandelingen van de gefailleerde, moet in de faillissementsprocedure binnen een maand na de betekening van dat beroep, zijn vordering aanmelden als 'eventuele' vordering die zou ontstaan als het verzoek wordt ingewilligd. Een vordering voor herstel van de geleden schade ten gevolge van de opzegging van een huurovereenkomst of een niet-nagekomen bilaterale overeenkomst door de curator moet binnen een maand na ontvangst van de verklaring van de gefailleerde betreffende de uitoefening van het recht tot opzegging of herroeping worden ingediend door de schuldeiser.

Inhoud van de vordering

Een aanmelding van een vordering in de insolventieprocedure moet het volgende bevatten:

1. het verzoek om toelating van de vordering in de procedure,

2. de beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat het verzoek gegrond is en bewijsstukken waarmee deze feiten worden gestaafd, met inbegrip van bijgevoegde stukken.

De aanmelding van een vordering in een faillissementsprocedure moet ook informatie bevatten over de rekening waarop het betrokken bedrag moet worden betaald, en als de schuldeiser een burgerrechtelijke of andere procedure heeft aangespannen om zijn vordering vóór de inleiding van de faillissementsprocedure te doen gelden, moet ook informatie worden vermeld over het gerecht of andere bevoegde instanties waarbij de procedure aanhangig is gemaakt, evenals het referentienummer van de procedure.

Het verzoek om toelating van de vordering moet het volgende bevatten:

1. het bedrag van de hoofdvordering,

2. wanneer de schuldeiser in de insolventieprocedure, naast de hoofdvordering, rente vordert: het gekapitaliseerde bedrag van de eventuele rente zoals berekend voor de periode van de vervaldatum tot aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure; in geval van preferente vorderingen berekent de curator het gekapitaliseerde rentebedrag,

3. wanneer de schuldeiser in de insolventieprocedure, naast de hoofdvordering, ook de kosten terugvordert voor het invorderen van de vordering in een gerechtelijke of andere procedure vóór de inleiding van de insolventieprocedure: het bedrag van deze kosten,

4. wanneer de schuldeiser zijn vordering opeist als preferente vordering: het verzoek om deze vordering bij de verdeling met voorrang te betalen,

5. wanneer de schuldeiser zijn vordering opeist als 'eventuele' vordering: een beschrijving van de omstandigheden waaruit blijkt dat is voldaan aan de opschortende of ontbindende voorwaarde waaraan de desbetreffende vordering is gekoppeld.

In een insolventieprocedure kan de schuldeiser meerdere vorderingen in één verzoek opnemen.

Procedure voor controle van de vorderingen

De controleprocedure verloopt in drie fasen:

1. Verklaring van de curator inzake de aangemelde vorderingen

De curator spreekt zich uit over de toelating of betwisting van de vorderingen door een basislijst van gecontroleerde vorderingen op te stellen. Op deze lijst noteert hij voor elke vordering of deze wordt toegelaten of betwist. Het gerecht publiceert deze lijst op zijn website voor bekendmaking van documenten inzake insolventieprocedures. Schuldeisers kunnen eventuele fouten bij het al dan niet toelaten van vorderingen op de basislijst binnen 15 dagen na bekendmaking aan de orde stellen door bezwaar te maken tegen de basislijst. Als het bezwaar van de schuldeiser gegrond is, wordt de basislijst door de curator gecorrigeerd.

2. Verklaring van de schuldeisers inzake de door andere schuldeisers aangemelde vorderingen

Iedere schuldeiser die zijn vordering tijdig in de procedure heeft aangemeld, kan vorderingen van andere schuldeisers aanvechten door een bezwaar ter betwisting van vorderingen in te dienen. In een gerechtelijke saneringsprocedure moet de schuldeiser zijn bezwaar tegen de vordering binnen 15 dagen na de bekendmaking van de lijst van gecontroleerde vorderingen indienen. Als het gaat om een faillissementsprocedure, geldt een termijn van een maand. In procedures voor persoonlijk faillissement en gerechtelijke sanering kan een dergelijk bezwaar ook worden ingediend door de insolvente schuldenaar, in zijn hoedanigheid van partij bij de procedure. De aanmeldingen van de schuldeisers en van de schuldenaar betreffende betwiste vorderingen worden door de curator opgenomen op de aangevulde lijst van gecontroleerde vorderingen. Eventuele fouten die zijn ontstaan omdat geen rekening is gehouden met het ingediende bezwaar, moeten aan de orde worden gesteld door het indienen van bezwaar tegen de aangevulde lijst.

3. Gerechtelijke beslissing tot controle van de vorderingen

Het gerecht beslist tot controle van de vorderingen via een beslissing tot controle van de vorderingen. Op grond van deze beslissing stelt de curator de definitieve lijst van gecontroleerde vorderingen op, die door het gerecht tezamen met de beslissing tot controle van de vorderingen wordt bekendgemaakt.

In de beslissing inzake de controle van de vorderingen doet het gerecht uitspraak over de bezwaren, over de erkende en de bestreden vorderingen en over de vorderingen die kunnen worden bewezen, en beslist het welke schuldeiser in het kader van een andere procedure een verzoek moet indienen (bijvoorbeeld een burgerrechtelijke procedure) om een vordering te laten vaststellen. De termijn voor het aantekenen van beroep bedraagt een maand.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De insolvente boedel bestaat uit de goederen van de gefailleerde die in de faillissementsprocedure te gelde worden gemaakt om de procedurekosten te dekken en de vorderingen terug te betalen. In de wet wordt een onderscheid gemaakt tussen de algemene insolvente boedel en de bijzondere insolvente boedel. De bijzondere insolvente boedel bestaat uit de goederen waarvoor een uitkooprecht geldt of de financiële activa die voortkomen uit de tegeldemaking van deze goederen. Voor ieder bijzonder goed waarvoor een uitkooprecht geldt, moet een bijzondere insolvente boedel worden samengesteld. Dit goed moet ook los van de goederen in de algemene insolvente boedel en los van de goederen die andere bijzondere boedels vormen, worden beheerd.

Het deel van de insolvente boedel dat te gelde is gemaakt, vormt een te verdelen boedel en is bestemd voor betaling van de schuldeisers. De algemene te verdelen boedel bestaat uit de financiële activa voortkomend uit de tegeldemaking van de algemene insolvente boedel, met aftrek van de kosten voor de faillissementsprocedure. De bijzondere te verdelen boedel bestaat uit de financiële activa voortkomend uit de tegeldemaking van de bijzondere insolvente boedel, met aftrek van de kosten voor deze tegeldemaking.

Wat betreft het voorrangsrecht in de faillissementsprocedure worden vorderingen die vóór de inleiding van de procedure zijn ontstaan, als volgt ingedeeld:

  • gegarandeerde vorderingen waarvan de betaling wordt zeker gesteld door een uitkooprecht, dat het recht van voorrang omvat voor een vordering op een bijzonder goed, en
  • niet-gegarandeerde vorderingen, waarbij preferente vorderingen in de faillissementsprocedure in eerste instantie worden betaald, gevolgd door normale vorderingen, vervolgens achtergestelde vorderingen en in laatste instantie rechten van vennootschappen.

Gegarandeerde vorderingen zijn vorderingen waarvan de betaling is zeker gesteld door een uitkooprecht. Een uitkooprecht is elk recht dat een recht op voorrang van een vordering op een bijzonder goed omvat. Het meest voorkomende uitkooprecht is het pandrecht. In een faillissementsprocedure worden gegarandeerde vorderingen bij voorrang betaald uit de opbrengst van de verkoop van de goederen waarvoor een uitkooprecht geldt.

Niet-gegarandeerde vorderingen zijn vorderingen waarvan de betaling niet is zeker gesteld door een uitkooprecht. Voor de voldoening ervan met goederen waarvoor een uitkooprecht geldt, zijn deze vorderingen ondergeschikt aan de betaling van gegarandeerde vorderingen. Bij de voldoening op de resterende goederen worden deze in de volgende volgorde betaald: (1) preferente vorderingen, (2) normale vorderingen en (3) eventuele achtergestelde vorderingen.

  • Preferente vorderingen zijn (niet-gegarandeerde) vorderingen waarvoor wettelijk is vastgelegd dat zij vóór (niet-gegarandeerde) normale vorderingen worden terugbetaald (bijvoorbeeld salarissen en salarisvergoedingen van de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure, de vergoeding voor werknemers, niet-betaalde bijdragen enz.). Als de faillissementsprocedure wordt ingeleid omdat de gerechtelijke saneringsprocedure is mislukt, hebben vorderingen die in de loop de gerechtelijke saneringsprocedure zijn ontstaan, absolute voorrang en worden deze vóór de preferente vorderingen terugbetaald.
  • Normale vorderingen zijn niet-gegarandeerde vorderingen die preferent noch achtergesteld zijn.
  • Achtergestelde vorderingen zijn niet-gegarandeerde vorderingen die op basis van de juridische relatie tussen de schuldenaar en de schuldeiser pas worden terugbetaald nadat de andere niet-gegarandeerde vorderingen zijn voldaan, wanneer de schuldenaar insolvent wordt. In het kader van de gerechtelijke sanering kunnen achtergestelde vorderingen worden omgezet in aandelen. Als de achtergestelde vorderingen niet zijn overgedragen in de vorm van een inbreng in natura, heeft de toestemming voor de gerechtelijke sanering tot gevolg dat deze vorderingen komen te vervallen.

Rechten van vennootschappen (aandelen) hebben niet de (juridische) kenmerken van persoonlijke rechten en bieden aandeelhouders of vennoten het recht op een evenredig deel van de resterende insolvente boedel.

Vóór de terugbetaling van de schuldeisers, wordt het bedrag ter dekking van de kosten voor de faillissementsprocedure in mindering gebracht op de insolvente boedel (te verdelen boedel). Schuldeisers worden in de volgende volgorde terugbetaald: allereerst worden afzonderlijke schuldeisers wier vorderingen worden gegarandeerd door een uitkooprecht (bijvoorbeeld een hypotheek) terugbetaald uit de activa die de garantie vormen (specifieke te verdelen boedel). Vervolgens schuldeisers wier vorderingen voortvloeien uit overeenkomsten of andere rechtshandelingen die in de periode tussen de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure en de inleiding van de faillissementsprocedure door de gefailleerde zijn aangegaan, conform de wet inzake beperking van de werkzaamheden tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure; daarna bevoorrechte schuldeisers (werknemers) en tot slot overige schuldeisers met normale, niet-gegarandeerde vorderingen en schuldeisers met achtergestelde vorderingen. Wat eventueel resteert uit de tegeldemaking van de goederen, wordt verdeeld onder de aandeelhouders.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Gerechtelijke saneringsprocedure

De gerechtelijke sanering waarover de schuldeisers hebben gestemd, moet ook door het gerecht worden bevestigd. Wanneer het gerecht instemt met de gerechtelijke sanering:

1. geeft het toestemming voor de gerechtelijke sanering,

2. stelt het de inhoud van de toegestane sanering vast en geeft het het volgende aan:

– welk percentage aan de schuldeisers wordt betaald,

– de termijnen voor de betaling van de vorderingen, en

– de rentevoet die van toepassing is op de vorderingen in de periode vanaf de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure tot aan de uiterste betalingstermijn van deze vorderingen,

3. beslist het welke vorderingen worden gecontroleerd in de gerechtelijke saneringsprocedure, en

4. draagt het de schuldenaar op de in de gerechtelijke saneringsprocedure gecontroleerde vorderingen van de schuldeisers te betalen, in de proporties, binnen de termijnen en tegen de rentevoet die in de gerechtelijke saneringsprocedure zijn vastgelegd.

In de procedure wordt de regel van absolute prioriteit (Absolute Priority Rule) toegepast. Bij een financiële herstructurering van de onderneming van de schuldenaar geldt in de gerechtelijke saneringsprocedure het volgende:

  • aandeelhouders van de schuldenaar mogen enkel het aandeel van het maatschappelijk kapitaal van de schuldenaar behouden dat overeenkomt met de waarde van de resterende goederen die zij zouden hebben ontvangen als er een faillissementsprocedure was ingesteld tegen de schuldenaar,
  • de betalingsvoorwaarden voor vorderingen van schuldeisers moeten gunstiger zijn dan wanneer er een faillissementsprocedure zou zijn ingesteld tegen de schuldenaar, waarbij rekening wordt gehouden met de volgorde en de andere regels voor betaling van preferente, normale en achtergestelde vorderingen en gegarandeerde vorderingen in de faillissementsprocedure,
  • de werkzaamheden van de onderneming van de schuldenaar of van het rendabele deel van deze onderneming worden voortgezet.

De schuldenaar gaat over tot financiële herstructurering door de schuldeisers de mogelijkheid te bieden in stemmen met een verlaging van hun normale vorderingen of een uitstel van betaling van deze vorderingen. Hij moet al zijn schuldeisers hetzelfde aandeel in de betaling van hun normale vorderingen bieden, alsook dezelfde betalingstermijnen en dezelfde rentetarieven in de periode vanaf de inleiding van de gerechtelijke sanering tot aan de uiterste betalingstermijn. Wanneer de schuldenaar een kapitaalvennootschap is, kan schuldeisers de volgende keuze worden geboden:

  • aanvaarding van een verlaging en uitstel van betaling van hun normale vorderingen
  • overdracht van deze vorderingen aan de schuldenaar in de vorm van inbreng in natura middels een verhoging van het maatschappelijk kapitaal van de schuldenaar (schuldconversie).

De gerechtelijke sanering heeft geen gevolgen voor preferente vorderingen en voorrangsrechten. Achtergestelde vorderingen komen te vervallen. In het kader van de gerechtelijke sanering kan herstructurering van gegarandeerde vorderingen alleen op vrijwillige basis plaatsvinden. In een gerechtelijke saneringsprocedure tegen een grote, middelgrote of kleine onderneming kunnen gegarandeerde vorderingen echter ook het voorwerp vormen van een gedwongen herstructurering voor wat betreft uitstel van betaling of verlaging van de rentevoet, in die zin dat een besluit van een meerderheid van 75 % van de schuldeisers ook van toepassing is op schuldeisers met voorrang die niet voor de gerechtelijke sanering hebben gestemd. In deze procedure kan de financiële herstructurering ook de vorm aannemen van een afsplitsing van het rendabele deel van de onderneming van de schuldenaar ten gunste van een andere onderneming (spin-off). De omzetting van de uitkooprechten in een enkel gezamenlijk uitkooprecht is ook toegestaan (maar hiervoor is een meerderheid van 85 % vereist).

Faillissementsprocedure tegen een rechtspersoon

De faillissementsprocedure heeft tot doel de tegeldemaking van de insolvente boedel en de betaling van de schuldeisers. In principe kan de verkoopovereenkomst betreffende de goederen van de gefailleerde worden gesloten in het kader van een openbare veiling of een bindende aanbesteding. Openbare veilingen kunnen de vorm aannemen van een veiling met verhoging van de inzetprijs of een veiling met verlaging van de inzetprijs. In een faillissementsprocedure kunnen de werkzaamheden van de onderneming worden voortgezet door de onderneming in haar geheel of haar levensvatbare delen, in het kader van een openbare veiling te verkopen (sale of a business as a "concern").

Vóór de terugbetaling van de schuldeisers, wordt het bedrag ter dekking van de kosten voor de faillissementsprocedure in mindering gebracht op de insolvente boedel. Schuldeisers worden in de volgende volgorde terugbetaald: allereerst worden afzonderlijke schuldeisers wier vorderingen worden gegarandeerd door een uitkooprecht (bijvoorbeeld een hypotheek) terugbetaald uit de activa die de garantie vormen. Vervolgens schuldeisers wier vorderingen voortvloeien uit overeenkomsten of andere wettelijke handelingen die in de periode tussen de inleiding van de gerechtelijke saneringsprocedure en de inleiding van de faillissementsprocedure door de gefailleerde zijn verricht, overeenkomstig de wet inzake beperking van de werkzaamheden tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure, daarna bevoorrechte schuldeisers (werknemers) en tot slot overige schuldeisers met normale, niet-gegarandeerde vorderingen en schuldeisers met achtergestelde vorderingen. Wat eventueel resteert uit de tegeldemaking van de goederen, wordt verdeeld onder de aandeelhouders.

Persoonlijk faillissement

Net als de faillissementsprocedure tegen een rechtspersoon wordt de procedure voor persoonlijk faillissement ingesteld met het oog op de proportionele en gelijktijdige betaling van de vorderingen van alle schuldeisers. Schuldeisers worden verhoudingsgewijs en tegelijkertijd terugbetaald uit de opbrengst van de goederen van de schuldenaar. De insolvente boedel omvat alle goederen waarover de persoon met een te grote schuldenlast bij de inleiding van de faillissementsprocedure beschikte, behalve wanneer de goederen overeenkomstig de bepalingen van de wet inzake tenuitvoerlegging en conservatoire maatregelen zijn uitgesloten van de tenuitvoerlegging. Aangezien een natuurlijke persoon, anders dan een rechtspersoon, na afloop van een faillissementsprocedure blijft bestaan, komen vorderingen die niet in de faillissementsprocedure zijn betaald, ook niet te vervallen. Het verschil met vorderingen van schuldeisers in faillissementsprocedures tegen rechtspersonen is dat de invordering van vorderingen in procedures voor persoonlijk faillissement niet wordt beëindigd bij de sluiting van de faillissementsprocedure. De beslissing tot sluiting van de procedure voor persoonlijk faillissement, die de lijst van vorderingen bevat die wel zijn toegelaten maar niet zijn betaald in de faillissementsprocedure, vormt een executoriale titel voor de inning van deze vorderingen.

De gefailleerde heeft dan ook de mogelijkheid om vóór de goedkeuring van de beslissing tot sluiting van de procedure voor persoonlijk faillissement een verzoek in te dienen tot kwijtschelding van de schulden die vóór de inleiding van de faillissementsprocedure zijn ontstaan en die in deze procedure niet zullen worden betaald. Zo kan hij zijn betalingsverplichtingen terugdringen. Als de gefailleerde een verzoek tot kwijtschelding indient en de kwijtscheldingsprocedure na een afloop van een periode voor verificatie uitmondt in kwijtschelding, wordt het deel van zijn schulden dat op grond van de beslissing tot sluiting van de faillissementsprocedure had kunnen worden teruggevorderd, kwijtgescholden. De rechten van schuldeisers om de resterende vorderingen in het kader van een gerechtelijke procedure te doen gelden, komen dan te vervallen.

Ook wanneer het verzoek om kwijtschelding wordt ingewilligd, heeft dit geen gevolgen voor de volgende verplichtingen van de schuldenaar:

1. preferente loonverplichtingen,

2. vorderingen op de gefailleerde op grond van wettelijke alimentatie, vergoeding van schade die voortvloeit uit een vermindering van de dagelijkse activiteiten of een vermindering of een verlies van arbeidscapaciteit, alsook vergoeding van schade die voortvloeit uit een verlies aan alimentatie als gevolg van het overlijden van de onderhoudsplichtige,

3. dwangsommen of terugvorderingen van activa die zijn opgelegd in het kader van strafrechtelijke procedures,

4. vorderingen die verband houden met een voorwaardelijke straf waarbij de terugbetaling van de opbrengsten van het misdrijf of het herstel van de door het misdrijf veroorzaakte schade wordt opgelegd,

5. vorderingen die verband houden met boetes of de terugvordering van activa en die zijn ontstaan als gevolg van overtredingen die zijn vastgesteld in een desbetreffende procedure,

6. vorderingen die verband houden met de verbeurdverklaring van criminele vermogensbestanddelen,

7. vorderingen die verband houden met het herstel van schade die opzettelijk of door ernstige nalatigheid is veroorzaakt.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Een gerechtelijke saneringsprocedure wordt beëindigd wanneer het gerecht zijn definitieve uitspraak heeft gedaan waarin de gerechtelijke sanering wordt bevestigd.

Iedere schuldeiser wiens vordering in de gerechtelijke sanering wordt bevestigd, kan het gerecht verzoeken deze procedure nietig te verklaren voor zover de gefailleerde de normale vorderingen van de schuldeisers op wie de gerechtelijke sanering betrekking heeft, grotendeels of geheel betaalt. Een beroep tot nietigverklaring moet worden ingesteld binnen zes maanden na het aflopen van de betalingstermijn voor de vorderingen die in de gerechtelijke sanering is vastgelegd.

Iedere schuldeiser voor wiens vordering een toegestane gerechtelijke sanering gevolgen heeft, kan het gerecht verzoeken deze sanering nietig te verklaren als de beslissing op frauduleuze wijze tot stand is gekomen.

Een beroep tot nietigverklaring moet worden ingesteld binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de beslissing waarbij de gerechtelijke sanering wordt bevestigd.

Dit beroep valt onder de bevoegdheid van het gerecht dat de gerechtelijke sanering heeft bevestigd.

In de beslissing waarmee het gerecht de bevestigde gerechtelijke sanering nietig verklaart, wordt de schuldenaar gelast het deel van de onbetaalde vorderingen waarop de bevestigde gerechtelijke sanering betrekking heeft, te voldoen, en wel binnen een door het gerecht bepaalde termijn van maximaal een jaar na de datum waarop het bevel onherroepelijk is geworden.

Sluiting van de faillissementsprocedure tegen een rechtspersoon

Een faillissementsprocedure tegen een rechtspersoon wordt beëindigd met een beslissing tot sluiting van de faillissementsprocedure. Het gerecht neemt deze beslissing op basis van het eindverslag dat de curator na afronding van alle wettelijk vastgelegde handelingen en op basis van het advies van het comité van schuldeisers heeft opgesteld. Dit verslag moet binnen één maand na de voltooiing van de definitieve verdeling worden voorgelegd.

Wanneer er na de beslissing tot sluiting van de faillissementsprocedure goederen worden gevonden die aan de gefailleerde toebehoren, kan de faillissementsprocedure tegen de schuldenaar voor deze goederen worden heropend op verzoek van de schuldeiser die in het kader van het faillissement procedurehandelingen mag verrichten en wiens recht niet vóór de afsluiting van deze procedure was komen te vervallen, dan wel op verzoek van een aandeelhouder van de gefailleerde.

Sluiting van persoonlijk faillissement

Een procedure voor persoonlijk faillissement wordt beëindigd met een beslissing tot sluiting van de procedure.

Wanneer de schulden van een persoonlijk failliet verklaarde schuldenaar zijn kwijtgescholden, kan iedere schuldeiser voor wiens vorderingen een definitieve beslissing tot kwijtschelding gevolgen heeft, het gerecht verzoeken de krachtens deze beslissing toegestane kwijtschelding nietig te verklaren als deze kwijtschelding is verkregen omdat er gegevens over de goederen zijn achtergehouden of verkeerd zijn voorgesteld, of omdat er sprake is van een andere vorm van fraude. Het beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van de beslissing tot kwijtschelding van schulden (artikel 411 van de ZFPPIPP). Als schuldeisers goederen van de schuldenaar aantreffen die hij vóór de kwijtschelding had verworven (of had verborgen) en de beslissing tot kwijtschelding reeds definitief is geworden, kunnen zij de kwijtschelding ook laten nietig verklaren door te verzoeken om inleiding van een faillissementsprocedure met betrekking tot deze goederen. In dat geval geldt voor de indiening van een verzoek om nietigverklaring van de kwijtschelding geen termijn van drie jaar.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Iedere schuldeiser moet zelf de kosten dragen voor deelname aan een insolventieprocedure.

In een gerechtelijke saneringsprocedure die op verzoek van de schuldenaar wordt ingeleid, komen procedure- en andere kosten voor rekening van de schuldenaar.

In een gerechtelijke saneringsprocedure tegen een grote, middelgrote of kleine onderneming die op verzoek van de schuldeisers wordt ingeleid, worden de aanvankelijke procedurekosten voorgeschoten door de indieners van het verzoek. In deze procedure komen ook de honoraria van de curator voor rekening van de indieners. De schuldenaar tegen wie een procedure is ingeleid, draagt de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de volgende betalingen:

– in het kader van overeenkomsten met juridische en financiële adviseurs voor de juridische en financiële diensten die noodzakelijk zijn voor het opstellen van verslagen inzake de financiële situatie en de werkzaamheden van de schuldenaar, het plan voor financiële herstructurering, of andere documenten die naderhand bij het voorstel voor gerechtelijke sanering moeten worden gevoegd,

– in het kader van de overeenkomst met de auditor voor de controle van het verslag inzake de financiële situatie en de werkzaamheden van de schuldenaar, en

- in het kader van de overeenkomst met de erkende controleur van het plan voor financiële herstructurering.

In een faillissementsprocedure worden de procedurekosten die tijdens de procedure worden gemaakt, vóór de betaling van de vorderingen en vóór de verdeling van de boedel betaald uit de failliete boedel. Als de schuldeiser een verzoek om faillietverklaring indient, moet hij de initiële kosten van de procedure voorschieten. Hij kan echter aanspraak maken op de terugbetaling van het voorschot overeenkomstig de regels inzake betaling van de kosten voor faillissementsprocedures.

In een preventieve herstructureringsprocedure moet de schuldenaar de schuldeisers die partij zijn bij een dergelijke procedure, hun aandeel in de procedurekosten terugbetalen. Doorgaans komen deze kosten voor rekening van de schuldenaar. De schuldenaar en de schuldeisers leggen de terugbetaling van deze kosten vast in de overeenkomst inzake preventieve herstructurering.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Voorwaarden voor nietigverklaring

Schuldeisers en de curator hebben het recht om de rechtshandelingen van de schuldenaar te betwisten. Beroep of bezwaar wordt ingesteld tegen de persoon in wiens belang de betwiste handeling is verricht.

Nietigverklaring kan betrekking hebben op alle rechtshandelingen (met inbegrip van nalatigheid) die leiden tot disproportionele of verminderde terugbetaling van de schuldeisers in het faillissement of waarmee de schuldenaar zijn situatie heeft kunnen verbeteren (door bepaalde schuldeisers te begunstigen; het zogenaamde objectieve element voor nietigverklaring). De verzoeker dient hierbij te bewijzen dat de andere partij in wier belang de betwiste handeling werd verricht, op de hoogte was of had moeten zijn van de slechte economische/financiële situatie van de schuldenaar (het subjectieve element voor nietigverklaring). In de wet zijn wettelijke vermoedens vastgesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat aan deze voorwaarde is voldaan en de wet voorziet ook in gevallen waarin rechtshandelingen niet kunnen worden betwist. De wet bevat ook regels inzake de inhoud van het verzoek tot nietigverklaring en inzake de wijze waarop dat moet worden ingediend.

Verdachte periode

In een faillissementsprocedure kan beroep worden aangetekend tegen rechtshandelingen die zijn verricht in de periode tussen het laatste jaar vóór de inleiding van de procedure en het begin van de procedure; in het geval van schenkingsakten (of soortgelijke handelingen) geldt dit voor handelingen die zijn verricht gedurende de periode tussen het begin van de laatste 36 maanden vóór de inleiding van de faillissementsprocedure en het begin van de procedure. Het verzoek tot nietigverklaring moet worden ingediend binnen een termijn van 12 maanden na de inwerkingtreding van de beslissing tot inleiding van de faillissementsprocedure.

Niet voor beroep vatbare handelingen

Het is niet mogelijk om beroep aan te tekenen tegen rechtshandelingen die tijdens de gerechtelijke saneringsprocedure door de gefailleerde zijn verricht met inachtneming van de wettelijke regels inzake de werkzaamheden van de schuldenaar in deze procedure, rechtshandelingen die door de gefailleerde zijn verricht voor de betaling van de vorderingen in de proporties, binnen de termijnen en tegen de rentevoet die in de beslissing tot toestemming voor de gerechtelijke sanering zijn vastgelegd, alsook betalingen betreffende wisselbrieven en cheques als de betaling was verschuldigd aan een andere partij, zodat de schuldenaar zijn verhaalrecht tegen de andere betrokkenen niet verliest.

Er kan geen beroep worden ingesteld tegen rechtshandelingen die door de schuldenaar zijn verricht met het oog op de betaling van vorderingen of om aan andere verplichtingen te voldoen overeenkomstig de toegestane overeenkomst voor preventieve herstructurering.

Specifieke kenmerken van het persoonlijke faillissement

De periode waarin beroep kan worden aangetekend tegen rechtshandelingen die door de gefailleerde zijn verricht ten gunste van een aandeelhouder met wie hij nauw verbonden is, bedraagt bij persoonlijk faillissement vijf jaar. Deze regel geldt voor overeenkomsten die zijn gesloten met natuurlijke personen die nauw met elkaar zijn verbonden en met rechtspersonen die zijn verbonden met de gefailleerde of die nauw zijn verbonden met aandeelhouders die natuurlijke personen zijn. Het gaat daarbij om rechtspersonen waarin de gefailleerde of de nauw met de gefailleerde verbonden personen, afzonderlijk of gezamenlijk, ten minste 25 % van het geplaatste kapitaal of 25 % van de stemrechten in handen hebben, of waarin deze personen het recht hebben om personen te benoemen of af te zetten die bevoegd zijn tot vertegenwoordiging van de betrokken rechtspersoon, of wanneer deze personen bevoegd zijn tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon of mogen optreden ten gunste van de vennootschappen waaraan zij zijn verbonden.

Laatste update: 23/05/2018

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Slowakije

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

In Slowakije kan een schuldenaar aan alle verschillende soorten insolventieprocedures worden onderworpen.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Voorwaarden voor het inleiden van de afzonderlijke soorten insolventieprocedures:

Voorwaarden voor een faillietverklaring of uitstel van betaling:

  • De procedure voor faillissement en uitstel van betaling (de “faillissementsprocedure”) bestaat uit twee fasen. De eerste fase wordt in gang gezet door het indienen van een faillissementsaanvraag en loopt tot de faillietverklaring wordt opgesteld. De tweede fase begint met het opstellen van de faillietverklaring en duurt totdat de faillissementsprocedure wordt afgesloten.
  • De voorwaarden voor de eerste fase zijn dat er sprake is van een persoon die in aanmerking komt voor het indienen van een aanvraag voor het starten van een faillissementsprocedure (indien de procedure door een aanvraag in gang wordt gezet) – op basis waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de schuldenaar insolvent is – en dat er aan de rechtbank een voorschot is betaald.
  • De voorwaarden voor de tweede fase (het opstellen van een faillietverklaring) zijn dat er sprake is van meerdere schuldeisers, dat de schuldenaar buitensporige schulden of liquiditeitsproblemen heeft, en dat er voldoende activa zijn om de kosten van de faillissementsprocedure te dekken.
  • De persoon die een faillissementsaanvraag kan indienen: de procedure kan met of zonder aanvraag van start gaan. De faillissementsaanvraag kan worden ingediend door de schuldenaar, een schuldeiser, een curator of een andere bij wet bepaalde persoon. Indien een reorganisatie geen vruchten heeft afgeworpen, wordt de faillissementsprocedure doorgaans zonder aanvraag in gang gezet. In dat geval beslist de rechtbank de faillissementsprocedure in te leiden en het faillissement uit spreken (beide beslissingen worden samen in één uitspraak gegeven).
  • De aanvraag moet aan de algemene formaliteiten voldoen, alsook aan bepaalde specifieke formaliteiten die afhangen van de vraag door wie de aanvraag wordt ingediend. Als dat een schuldeiser is, moet de aanvraag bewijs bevatten dat de schuldenaar liquiditeitsproblemen heeft. Indien de aanvraag door de schuldenaar wordt ingediend (onder aanname van liquiditeitsproblemen of buitensporige schulden) moet deze een lijst bevatten met de activa, passiva, verbonden partijen en de meest recente jaarrekening van de schuldenaar, indien beschikbaar.
  • Alvorens de aanvraag in te dienen, moet de aanvrager het voorschot overmaken naar de bankrekening van de rechtbank.
  • Insolventie betekent dat de schuldenaar buitensporige schulden of liquiditeitsproblemen heeft. Een schuldenaar heeft buitensporige schulden als hij verplicht is een boekhouding te voeren overeenkomstig de toepasselijke wetgeving (wet nr. 431/2002 inzake de boekhouding), meer dan één schuldeiser heeft, en de waarde van zijn passiva de waarde van zijn activa overtreft. Een rechtspersoon heeft liquiditeitsproblemen als hij ten aanzien van twee of meer financiële passiva een betalingsachterstand van meer dan dertig dagen heeft bij ten minste twee schuldeisers. Een natuurlijke persoon heeft liquiditeitsproblemen als hij 180 dagen, nadat één of meer betalingen moesten worden verricht, niet in staat is om aan die financiële verplichting(en) te voldoen.
  • Voldoende activa – als wordt betwijfeld of er voldoende activa zijn om de kosten van de faillissementsprocedure te dekken, wijst de rechtbank een tijdelijke insolventieprofessional of een tijdelijke curator aan (“functionaris” of “insolventiefunctionaris)” om de zaak te onderzoeken.

Voorwaarden voor het in gang zetten van een reorganisatie:

Net als bij faillissementsprocedures valt een reorganisatie in twee fasen uiteen. In de eerste fase (wanneer de reorganisatie in gang wordt gezet) onderzoekt de rechtbank of aan de voorwaarden voor een reorganisatie wordt voldaan. Dit begint zodra een in aanmerking komende persoon (de schuldenaar of de schuldeiser) bij de insolventiefunctionaris samen met een advies een aanvraag indient voor reorganisatie van de schuldenaar. De tweede fase begint, wanneer toestemming wordt verleend voor de reorganisatie en de schuldenaar, onder toezicht van de insolventiefunctionaris en de rechtbank en in samenwerking met de schuldeisers, een reorganisatieplan opstelt, bespreekt en goedgekeurd krijgt, dat vervolgens door de rechtbank bevestigd wordt.

  • De schuldenaar kan een reorganisatieaanvraag indienen als de schuldenaar de insolventiefunctionaris om advies heeft gevraagd en de laatste de reorganisatie van de schuldenaar aanbeveelt in een advies dat ten hoogste dertig dagen oud mag zijn.
  • De schuldeiser kan een reorganisatieaanvraag indienen als de schuldeiser de insolventiefunctionaris om advies heeft gevraagd en de laatste, in een advies dat ten hoogste dertig dagen oud mag zijn, de reorganisatie van de schuldenaar aanbeveelt en als de schuldenaar heeft ingestemd met de indiening van de aanvraag.

Voorwaarden voor het in gang zetten van kwijtschelding van schulden:

Voorwaarden voor het in gang zetten van kwijtschelding van schulden: de schuldenaar is een natuurlijke persoon (een ondernemer of een afnemer), de faillissementsprocedure is afgesloten, de schuldenaar heeft een aanvraag ingediend en de schuldenaar heeft tijdens de faillissementsprocedure aan zijn of haar verplichtingen voldaan. De schuldenaar heeft evenwel geen recht op schuldverlichting, indien de faillissementsprocedure is afgesloten omdat de activa van de schuldenaar ontoereikend waren voor vorderingen op de boedel. Andere voorwaarden zijn dat de schuldenaar liquiditeitsproblemen moet hebben en zich insolvent moet hebben verklaard, dat er sinds de meest recente schuldkwijtschelding een periode van tien jaar moet zijn verstreken, dat er sprake moet zijn van beslaglegging (d.w.z. verwerving van zeggenschap over goederen) of een soortgelijke procedure tegen de schuldenaar, en dat de schuldenaar geen gevangenisstraf uitzit.

  • De aanvraag kan samen met de faillissementsaanvraag worden ingediend dan wel tijdens de faillissementsprocedure, totdat die wordt afgesloten. De aanvraag wordt door de schuldenaar ingediend, maar deze moet door het Centrum voor rechtsbijstand (Centrum právnej pomoci) worden vertegenwoordigd. Ook mag de aanvraag alleen elektronisch worden ingediend.
  • De schulden van de schuldenaar worden kwijtgescholden, wanneer de rechtbank een faillietverklaring opstelt (schuldkwijtschelding via een faillissement) of tot een betalingsregeling besluit (schuldkwijtschelding via een betalingsregeling). Voor een schuldkwijtschelding zijn geen andere rechterlijke uitspraken nodig.
  • Nakoming van verplichtingen: de rechtbank geeft toestemming voor schuldkwijtschelding, indien zij constateert dat de schuldenaar tijdens de faillissementsprocedure de in de toepasselijke wetgeving vastgelegde verplichtingen is nagekomen; is dat niet het geval, dan wijst zij de aanvraag af. Te goeder trouw: aangenomen wordt dat de schuldenaar te goeder trouw is. De schuldeisers kunnen dit in een “klassieke” civiele procedure aanvechten, maar niet tijdens een procedure voor schuldkwijtschelding.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Onder de faillissementsprocedure vallen:

  1. activa die eigendom waren van de schuldenaar op het moment waarop de faillietverklaring werd opgesteld;
  2. activa die de schuldenaar tijdens de faillissementsprocedure heeft verworven;
  3. activa die de passiva van de schuldenaar dekken;
  4. andere wettelijk bepaalde activa.

De activa die onder de faillissementsprocedure vallen, vormen de failliete boedel. Deze wordt verdeeld in de algemene boedel en de afzonderlijke boedels van de bevoorrechte schuldeisers.

Buiten de faillissementsprocedure vallen: activa die niet worden getroffen door de juridische tenuitvoerlegging of de beslagleggingsprocedure, douanegaranties tot maximaal het bedrag van de douaneschuld, een fiscale zekerheid, en activa die op grond van specifieke wetgeving van de faillissementsprocedure zijn uitgesloten. Het inkomen van de schuldenaar valt onder de faillissementsprocedure, voor zover dat wordt getroffen door de tenuitvoerlegging of de beslagleggingsprocedure. Het deel van het nettosalaris dat anders in mindering kon worden gebracht met het oog op de afwikkeling van preferente vorderingen, valt slechts onder de faillissementsprocedure, voor zover een vordering op de boedel wordt voldaan.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

De rol van de partijen in de diverse typen procedure:

• Algemene verplichtingen van de schuldenaar:

o     De schuldenaar is verplicht om insolventie te voorkomen. Indien insolventie ophanden is, is de schuldenaar verplicht om zonder nodeloze vertraging gepaste en evenredige maatregelen te treffen ter afwending daarvan. Het indienen van een reorganisatieaanvraag ontslaat de schuldenaar niet van de verplichting om tevens een faillissement aan te vragen (de faillissementsprocedure wordt gestaakt als de reorganisatie wordt goedgekeurd).

De rol van de partijen bij een faillissement:

• Insolventiefunctionaris:

o     Tijdens de faillissementsprocedure beheert de insolventiefunctionaris hoofdzakelijk de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, maakt deze te gelde en gebruikt de opbrengsten daarvan om de schuldeisers van de schuldenaar te betalen.

o     Wanneer de faillietverklaring is opgesteld, gaat het recht van de schuldenaar om de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, te vervreemden en het recht om in kwesties met betrekking tot deze activa namens de schuldenaar op te treden over op de insolventiefunctionaris, die nu namens en voor rekening van de schuldenaar optreedt.

De rol van de partijen bij een reorganisatie:

• Insolventiefunctionaris:

o     De belangrijkste taak van de insolventiefunctionaris is het opstellen van het reorganisatieplan in samenwerking met de schuldenaar en de schuldeisers.

o     De insolventiefunctionaris onderzoekt de aangemelde vorderingen en erkent of betwist deze.

o          De insolventiefunctionaris oefent toezicht uit op de schuldenaar. Eén van de manieren waarop dit gestalte krijgt, is door goedkeuring van de rechtshandelingen van de schuldenaar die zijn gespecificeerd in de rechtelijke uitspraak waarmee toestemming voor de reorganisatie werd verleend.

• Schuldenaar:

• De schuldenaar voert de taken uit die in het reorganisatieplan zijn vastgelegd.

• De schuldenaar heeft tevens het recht om bij de insolventiefunctionaris een suggestie in te dienen voor het betwisten van een aangemelde vordering.

• De schuldenaar treedt in eigen naam en voor eigen rekening op.

De rollen van de partijen bij schuldkwijtschelding (beide varianten):

• Schuldenaar:

o     Na toestemming voor de kwijtschelding van schulden begint een proefperiode van drie jaar waarin de schuldenaar verplicht is om de insolventiefunctionaris aan het eind van elk jaar het door de rechtbank bepaalde geldbedrag te overhandigen, dat maximaal 70 procent van het netto-inkomen van de schuldenaar in het afgelopen proefjaar bedraagt. Na aftrek van zijn of haar honorarium verdeelt de insolventiefunctionaris het geld verhoudingsgewijs onder de schuldeisers van de schuldenaar, overeenkomstig de definitieve verdeelsleutel.

o     De schuldenaar is tijdens deze proefperiode verplicht redelijke inspanningen te leveren voor het vinden van werk als bron van inkomsten of daartoe zelfstandige arbeid te verrichten, en om alle informatie te verschaffen die door de insolventiefunctionaris wordt verlangd, met inbegrip van informatie over inkomsten, uitgaven en eventuele verandering van woonplaats, baan of plaats van tewerkstelling.

o     De rechtshandelingen van de schuldenaar zijn tijdens de proefperiode onderhevig aan schriftelijke toestemming van de insolventiefunctionaris, binnen de reikwijdte die is bepaald in de rechtelijke uitspraak waarmee toestemming werd gegeven voor schuldkwijtschelding.

o     De door het Centrum voor rechtsbijstand vertegenwoordigde schuldenaar dient een aanvraag in die de CV van de schuldenaar, een lijst met verbonden partijen, vroegere en huidige activa, en een lijst met schuldeisers bevat. De schuldenaar verklaart zich insolvent en documenteert het bestaan van de beslagleggingsprocedure.

o     Tijdens deze procedure moet de schuldenaar aanvaarden dat het recht om diens activa te vervreemden overgaat op de insolventiefunctionaris.

• Insolventiefunctionaris:

o     De insolventiefunctionaris stelt een lijst op van activa in de failliete boedel en vervreemdt deze (d.w.z. de activa die onder de faillissementsprocedure vallen).

o     De insolventiefunctionaris beëindigt bepaalde contracten.

o     De insolventiefunctionaris maakt de activa in de boedel te gelde, voldoet de kosten van de faillissementsprocedure, stelt met betrekking tot de opbrengsten een verdeelsleutel voor en past deze vervolgens toe.

o     Indien bij de faillissementsprocedure gebruik wordt gemaakt van een betalingsregeling stelt de insolventiefunctionaris deze regeling op en dient haar ter goedkeuring in bij de rechtbank.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Faillissement: Een vordering die vóór de faillietverklaring bij de schuldenaar opeisbaar was, kan niet worden verrekend met een vordering die na de faillietverklaring door de schuldenaar opeisbaar is; dit geldt ook voor voorwaardelijke vorderingen die in de faillissementsprocedure worden aangemeld. Vorderingen die niet op de in de wetgeving beschreven wijze zijn aangemeld, aangemelde vorderingen die door cessie of overdracht zijn verkregen, nadat het faillissement is uitgesproken, alsook vorderingen die zijn verkregen op basis van rechtshandelingen die openstaan voor beroep, kunnen met geen enkele vordering van de schuldenaar worden verrekend. Vorderingen mogen niet worden verrekend met een vordering die voortvloeit uit de aansprakelijkheid voor het niet indienen van een faillissementsaanvraag namens de schuldenaar. Dit sluit de verrekening van andere vorderingen niet uit.

Reorganisatie: De civielrechtelijke regelgeving is onverminderd van kracht.

Schuldkwijtschelding via faillissement: Een vordering die ontstaat na de faillietverklaring, kan niet worden verrekend met een tegenvordering van de schuldenaar die vóór de faillietverklaring is ontstaan. Een vordering die is ontstaan vóór de faillietverklaring, kan niet worden verrekend met een tegenvordering van de schuldenaar die na de faillietverklaring ontstaat. Dit sluit de verrekening van andere vorderingen niet uit.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling: De civielrechtelijke regelgeving is onverminderd van kracht.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

Faillissement: Indien de schuldenaar vóór de faillietverklaring een wederkerige overeenkomst had gesloten en die is nagekomen, terwijl de tegenpartij de overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring niet of slechts ten dele is nagekomen, kan de insolventiefunctionaris uitvoering van de overeenkomst verlangen of zich daaruit terugtrekken. Indien de tegenpartij de overeenkomst gedeeltelijk is nagekomen, kan de insolventiefunctionaris zich alleen onttrekken aan de contractuele verplichtingen die door de tegenpartij nog niet zijn nagekomen.

Indien de schuldenaar vóór de faillietverklaring een wederkerige overeenkomst had gesloten en de tegenpartij die is nagekomen, terwijl de schuldenaar de overeenkomst ten tijde van de faillietverklaring niet of slechts ten dele is nagekomen, kan de tegenpartij zich onttrekken aan de contractuele verplichtingen die door de schuldenaar nog niet zijn nagekomen; de vorderingen van de tegenpartij die ontspruiten aan de terugtrekking uit de overeenkomst, kunnen echter alleen in de faillissementsprocedure worden meegenomen, indien zij als voorwaardelijke vordering worden aangemeld.

Indien de schuldenaar vóór de faillietverklaring een wederkerige overeenkomst had gesloten en de schuldenaar noch de tegenpartij die ten tijde van de faillietverklaring is nagekomen of slechts ten dele is nagekomen, kunnen de insolventiefunctionaris en de tegenpartij zich onttrekken aan de contractuele verplichtingen die nog niet zijn nagekomen; de vorderingen van de tegenpartij die ontspruiten aan de terugtrekking uit de overeenkomst, kunnen echter alleen in de faillissementsprocedure worden meegenomen, indien zij als voorwaardelijke vordering worden aangemeld.

Indien de schuldenaar vóór de faillietverklaring een overeenkomst had gesloten die betrekking heeft op een verbintenis tot een continue of herhaaldelijke handeling, of een verbintenis tot onthouding van een bepaalde activiteit of tot toelating van een bepaalde activiteit, mag de insolventiefunctionaris de overeenkomst met een opzegtermijn van twee maanden beëindigen, tenzij in de wet of in de overeenkomst een kortere opzegtermijn is voorzien; de insolventiefunctionaris mag de overeenkomst ook beëindigen, indien die voor een bepaalde periode was afgesloten. De insolventiefunctionaris mag een huurovereenkomst alleen beëindigen overeenkomstig de voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek (Občiansky zákonník). Deze bepaling geldt niet voor overeenkomsten die op grond van de arbeidswet (Zákonník práce) zijn gesloten.

Indien de tegenpartij verplicht is om van tevoren een met de schuldenaar gesloten overeenkomst uit te voeren, alvorens het faillissement werd uitgesproken, kan de tegenpartij weigeren de overeenkomst uit te voeren, totdat wederzijdse uitvoering is voorzien of is gegarandeerd.

Bij een overeenkomst met de schuldenaar die vóór de faillietverklaring is gesloten, vormen de vorderingen van de tegenpartij inzake de naleving door de tegenpartij jegens de insolventiefunctionaris na de faillietverklaring een vordering op de boedel. Bij een overeenkomst met de schuldenaar die vóór de faillietverklaring is gesloten, kunnen eventuele andere, na de faillietverklaring ontstane vorderingen van de tegenpartij alleen in de faillissementsprocedure worden meegenomen, indien zij als voorwaardelijke vordering worden aangemeld, tenzij in de wet anders is bepaald.

Als de schuldenaar een zaak voorafgaand aan de faillietverklaring heeft verkocht met eigendomsvoorbehoud en deze aan de koper heeft overgedragen, kan de koper de zaak teruggeven of aandringen op uitvoering van de overeenkomst.

Als de schuldenaar een zaak voorafgaand aan de faillietverklaring heeft gekocht en in ontvangst genomen met eigendomsvoorbehoud zonder het eigendom van de zaak te hebben verworven, kan de verkoper niet eisen dat de zaak wordt teruggegeven als de insolventiefunctionaris zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst onverwijld vervult, nadat de verkoper hierom heeft gevraagd. De insolventiefunctionaris kan de verplichtingen uit hoofde van een dergelijke overeenkomst inzake de aankoop van een zaak met eigendomsvoorbehoud nakomen, indien die zaak in bezit van de schuldenaar is en de insolventiefunctionaris, met inachtneming van professionele toewijding, vaststelt dat nakoming van de verplichtingen gunstiger voor de boedel is. Als de zaak niet in bezit van de schuldenaar is, kunnen eventuele vorderingen alleen in de faillissementsprocedure worden meegenomen, indien zij worden aangemeld.

Deze bepalingen gelden mutatis mutandis voor een overeenkomst die betrekking heeft op de huur van een zaak tegen een overeengekomen huurprijs voor een bepaalde periode, met als doel eigendomsverwerving van de gehuurde zaak.

Reorganisatie: De tegenpartij kan een overeenkomst met de schuldenaar niet beëindigen of zich daaruit terugtrekken wegens vertraagde nakoming door de schuldenaar van hetgeen waarop de tegenpartij vóór het begin van de reorganisatieprocedure aanspraak kon maken, en een eventuele beëindiging van of terugtrekking uit de overeenkomst op die grond heeft geen rechtskracht. Contractuele afspraken die de tegenpartij toestaan om een overeenkomst met de schuldenaar wegens een reorganisatie of een faillissementsprocedure te beëindigen of zich daaruit terugtrekken, hebben geen rechtskracht.

Schuldkwijtschelding via faillissement: Nadat het faillissement is uitgesproken, is het mogelijk om een overeenkomst te beëindigen die betrekking heeft op een verbintenis tot een continue of herhaaldelijke handeling, of een verbintenis tot onthouding van een bepaalde activiteit of tot toelating van een bepaalde activiteit, mits deze overeenkomst vóór de faillietverklaring is afgesloten. Indien de overeenkomst betrekking heeft op activa die onder de faillissementsprocedure vallen, kan de insolventiefunctionaris de overeenkomst beëindigen; in andere gevallen kan de schuldenaar dit doen. De beëindiging wordt van kracht, zodra kennisgeving aan de tegenpartij is geschied. Een overeenkomst kan ook worden beëindigd, indien deze voor een bepaalde periode was afgesloten. Een huurovereenkomst voor een appartement met betrekking tot een derde partij die de huurder is, kan alleen worden beëindigd volgens de voorwaarden van het Burgerlijk Wetboek en speciale wetgeving.

De schuldenaar, de insolventiefunctionaris of de tegenpartij kan zich uit een andere overeenkomst terugtrekken, indien die vóór de faillietverklaring is afgesloten en nog in haar geheel moet worden uitgevoerd. Deze terugtrekking strekt zich alleen uit tot de verplichtingen die de partijen nog jegens elkaar moeten nakomen.

Net als in faillissementsprocedures zijn de bepalingen inzake de verkoop van een zaak met eigendomsvoorbehoud en inzake overeenkomsten die betrekking hebben op de huur van een zaak tegen een overeengekomen huurprijs voor een bepaalde periode, met als doel eigendomsverwerving van de gehuurde zaak, van toepassing.

De bovenstaande bepalingen gelden niet voor contracten en overeenkomsten die op grond van de arbeidswet zijn gesloten.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling: Er bestaan geen specifieke bepalingen over de contractuele betrekkingen van de schuldenaar; de “klassieke” regelgeving van het burgerlijk en handelsrecht zijn van toepassing.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Gevolgen van de faillietverklaring:

  • Tijdens de faillissementsprocedure kan de tenuitvoerlegging of de beslagleggingsprocedure niet worden geopend ten aanzien van activa die onder de faillissementsprocedure vallen; een reeds lopende tenuitvoerlegging of beslagleggingsprocedure wordt gestaakt, wanneer er een faillissement wordt uitgesproken.
  • De tenuitvoerlegging van een zekerheidsrecht kan niet worden begonnen of voortgezet met betrekking tot activa die eigendom zijn van de schuldenaar, voor de met een zekerheidsrecht zekergestelde verplichting van de schuldenaar. Dit geldt niet voor:
    • de tenuitvoerlegging van een zekerheidsrecht met betrekking tot geld of vorderingen van een rekening bij een bank of een filiaal van een buitenlandse bank;
    • staatsobligaties;
    • verhandelbare effecten.
  • Indien vóór de faillissementsverklaring een veilingobject op grond van speciale wetgeving is toegekend, dat object onder de faillissementsprocedure valt, en de bieder de veilingmeester de op de veiling bepaalde prijs heeft betaald, gaan de eigendoms- en andere rechten op het veilingobject over op de bieder. De opbrengsten van de veiling worden opgenomen in de desbetreffende boedel en de veilingkosten vormen een vordering op die boedel; indien de veiling op verzoek van een schuldeiser met een zekergestelde vordering is gehouden, worden de opbrengsten tot maximaal het bedrag van de zekergestelde vordering aan de schuldeiser uitbetaald, alsof er geen faillissement is uitgesproken.

Gevolgen van de reorganisatie:

•      De tenuitvoerlegging of beslagleggingsprocedure kan niet worden geopend ten aanzien van activa die eigendom zijn van de schuldenaar, voor een vordering die tijdens de reorganisatieprocedure wordt aangemeld; een reeds lopende tenuitvoerlegging of beslagleggingsprocedure wordt opgeschort, wanneer er een faillissement wordt uitgesproken, en wordt later in de procedure gestaakt. Indien tijdens deze procedure al activa te gelde zijn gemaakt maar de opbrengsten nog niet aan de rechthebbende zijn uitbetaald, worden de opbrengsten minus de proceskosten aan de schuldenaar teruggegeven.

  • Het is niet mogelijk om de tenuitvoerlegging van een zekerheidsrecht te beginnen of voort te zetten ten aanzien van activa die eigendom zijn van de schuldenaar, voor een zekergestelde vordering die tijdens de reorganisatieprocedure wordt aangemeld.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Faillissement:

  • Op het moment van faillietverklaring worden alle juridische en andere procedures opgeschort en termijnen onderbroken.
    • De procedure kan worden voortgezet op voorstel van de insolventiefunctionaris, die in plaats van de schuldenaar procespartij wordt door een aanvraag tot voortzetting van de procedure in te dienen.
    • De onderstaande procedures worden niet opgeschort:
      • procedures voor het afwikkelen van crises op de financiële markten in de zin van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014;
      • fiscale procedures;
      • douaneprocedures;
      • onteigeningsprocedures;
      • alimentatieprocedures;
      • strafrechtelijke procedures (maar vonnissen over schadevergoeding zijn niet mogelijk);
      • ook in de bovenstaande procedures verstrijkt de termijn voor de insolventiefunctionaris voor het aantekenen van beroep niet eerder dan dertig dagen na de eerste vergadering van schuldeisers.

Reorganisatie:

  • Bij toestemming voor een reorganisatie worden alle rechtszaken en arbitrages met betrekking tot de in het reorganisatieproces aangemelde vorderingen opgeschort.
  • Vorderingen kunnen alleen worden ingediend door deze aan te melden (het betwisten en erkennen van vorderingen).

Schuldkwijtschelding via faillissement:

  • Gerechtelijke procedures met betrekking tot vorderingen die uitsluitend in een faillissementsprocedure kunnen worden voldaan, worden gestaakt; de verjaringstermijn bedraagt echter ten minste zestig dagen gerekend vanaf de faillissementsverklaring.
  • Indien het faillissement later wordt gestaakt, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor een faillissementsprocedure, wordt de stopzetting van de procedure buiten beschouwing gelaten.
  • Indien een andere schuldeiser een buiten de schuldkwijtschelding vallende vordering heeft betwist, krijgt deze schuldeiser het recht op tussenkomst.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling:

  • Dit blijft zonder gevolgen voor juridische en andere procedures.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Faillissement:

  • Schuldeisers:
    • Schuldeisers oefenen op autonome wijze hun wil uit met betrekking tot het voeren van de faillissementsprocedure, hetzij zelfstandig dan wel via schuldeisende organen. Zodoende kunnen zij de faillissementsprocedure beïnvloeden en toezicht houden op het beheer en de tegeldemaking van de activa. Zij kunnen de insolventiefunctionaris aanwijzingen geven over de te volgen werkwijze; verder kunnen zij onder andere vorderingen betwisten.
    • Tijdens een faillissementsprocedure houdt de rechtbank toezicht op de werkzaamheden van de insolventiefunctionaris.

Reorganisatie:

  • Schuldeisers:
    • Het is de taak van de schuldeisers om, via schuldeisende organen, bij te dragen aan het opstellen en goedkeuren van het reorganisatieplan.
    • Een schuldeiser die bij de insolventiefunctionaris een vordering aanmeldt, heeft het recht om bij de insolventiefunctionaris een suggestie in te dienen voor het betwisten van een (andere) aangemelde vordering.

Schuldkwijtschelding via faillissement:

  • Schuldeisers:
    • Schuldeisers moeten hun vorderingen aanmelden.
    • Bevoorrechte schuldeisers kunnen overwegen om hun vorderingen aan te melden; ze kunnen echter ook hun zekerheidsrechten laten gelden.
    • Een schuldeiser kan de vorderingen van andere schuldeisers betwisten.
    • Een schuldeiser kan optreden als vertegenwoordiger van de schuldeisers.
  • Een schuldeiser kan later (nadat de procedure is beëindigd) een vordering tot vernietiging van de schuldkwijtschelding tegen de schuldenaar instellen op grond van kwade trouw.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling:

  • Schuldeisers:
    • De betalingsregeling heeft alleen betrekking op concurrente schuldeisers; bevoorrechte schuldeisers worden niet getroffen door schuldkwijtschelding met een betalingsregeling.
    • De schuldeisers moeten de door de rechtbank geboden bescherming tegen schuldeisers aanvaarden.
    • Een schuldeiser die door de betalingsregeling wordt getroffen, kan bezwaar maken tegen de betalingsregeling, zodra de insolventiefunctionaris bekend heeft gemaakt dat de betalingsregeling zal worden opgesteld, en tegen het voorgestelde percentage om tegemoet te komen aan concurrente schuldeisers.
    • Een schuldeiser kan later (nadat de procedure is beëindigd) een vordering tot vernietiging van de schuldkwijtschelding tegen de schuldenaar instellen op grond van kwade trouw.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Faillissement

  • Wanneer de faillietverklaring wordt gepubliceerd, gaat het recht van de schuldenaar om de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, te vervreemden en het recht om in kwesties met betrekking tot deze activa namens de schuldenaar op te treden over op de insolventiefunctionaris, die nu namens en voor rekening van de schuldenaar optreedt.
  • Indien rechtshandelingen van de schuldenaar tijdens de faillissementsprocedure nadelig zijn voor de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, zijn die tegenover de schuldeisers onwerkzaam; dit laat hun geldigheid onverlet.
  • In de faillissementsprocedure zijn degenen die onder de faillissementsprocedure vallende schulden hebben uitstaan, verplicht deze aan de insolventiefunctionaris te voldoen; deze verplichting blijft ook gelden, indien zij de schulden aan een andere partij voldoen, tenzij de insolventiefunctionaris deze betalingen ontvangt.
  • Tijdens de faillissementsprocedure mag de schuldenaar een schenking of erfenis alleen met instemming van de insolventiefunctionaris weigeren; zonder die instemming is de weigering van de schenking of erfenis tegenover de schuldeisers onwerkzaam.
  • Indien een faillietverklaring wordt opgesteld voor een rechtspersoon in liquidatie, wordt de liquidatie onderbroken, totdat de faillissementsprocedure is afgelast.
  • De bevoegde instantie (comité van schuldeisers, bevoorrechte schuldeiser, of in bijzondere gevallen de rechtbank) geeft de insolventiefunctionaris aanwijzingen en aanbevelingen inzake het beheer van de activa, de exploitatie van (een deel van) de onderneming van de schuldenaar en het te gelde maken van de activa. Hiertoe behoort tevens de verhuur van activa of een aanzienlijk deel daarvan (er gelden beperkingen als de onderneming in bedrijf is).
  • De bevoegde instantie geeft ook aanwijzingen met betrekking tot:
    • het sluiten van een overeenkomst over de tijdelijke verstrekking van middelen in verband met de exploitatie van de onderneming van de schuldenaar;
    • het voortzetten van de exploitatie van de onderneming als de schuldenaar een bepaald type financiële instelling is;
    • het vestigen van een pandrecht op de activa van de schuldenaar;
    • het sluiten van een overeenkomst in verband de exploitatie van de onderneming van de schuldenaar, waarbij de insolventiefunctionaris zich ertoe verbindt de activiteiten te blijven voortzetten na een bepaalde periode of een bepaald omzetpercentage;
    • De insolventiefunctionaris moet om aanwijzingen verzoeken, alvorens in dezen tot de eerste rechtshandeling over te gaan, en moet de aanwijzingen afwachten. Indien de bevoegde instantie niet reageert, informeert de functionaris bij de rechtbank naar de te volgen werkwijze en is hij gehouden aan de rechterlijke uitspraak. Het verzoek van de functionaris moet alle relevante informatie bevatten.
    • In andere kwesties kan de bevoegde instantie de insolventiefunctionaris adviseren over de te volgen werkwijze. Indien de insolventiefunctionaris weigert om dit advies op te volgen, kan de instantie de rechtbank vragen om te beslissen over de verdere gang van zaken. Dit vonnis is bindend voor de functionaris.
    • Als de bevoegde instantie de insolventiefunctionaris een handelswijze gelast die in strijd is met de belangen van de andere schuldeisers of in strijd is met de regels voor het te gelde maken van activa, weigert de insolventiefunctionaris om aan de instructie gehoor te geven en vraagt de instantie om deze te wijzigen. Doet die instantie dat niet, dan informeert de functionaris bij de rechtbank naar de te volgen werkwijze en is hij gehouden aan de rechterlijke uitspraak.
    • Met professionele toewijding beheert de insolventiefunctionaris de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, zodat deze afdoende zijn beschermd tegen verlies, schade, vernieling of andere waardevermindering en de gemaakte onkosten voor het beheer van de activa tot een noodzakelijk niveau beperkt blijven, nadat hij of zij het nut en de doelmatigheid van deze onkosten heeft beoordeeld.
    • Bij het beheren van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, mag de insolventiefunctionaris geen enkele schuldeiser bevoordelen noch de persoonlijke belangen of belangen van anderen laten prevaleren boven het gemeenschappelijk belang van alle schuldeisers.
    • Activa die eigendom zijn van de schuldenaar en onder de faillissementsprocedure vallen, kunnen door de insolventiefunctionaris worden verhuurd. De functionaris is verplicht om in te stemmen met een huurovereenkomst waarin de huur ten minste op het niveau ligt waarop de betreffende zaak doorgaans op de tijd en plaats in kwestie wordt verhuurd, en moet ervoor zorgen dat de huurovereenkomst de schuldenaar geen andere dan wettelijke verplichtingen oplegt, dat de verplichtingen van de huurder uit hoofde van de huurovereenkomst afdoende zijn gewaarborgd en dat de huurovereenkomst met één maand opzegtermijn beëindigd kan worden. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan kan de functionaris alleen een huurovereenkomst sluiten met instemming van de bevoegde instantie. De huurinkomsten worden beschouwd als opbrengsten uit de tegeldemaking van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen.
    • Nadat het faillissement is uitgesproken, kan de insolventiefunctionaris sommige activiteiten die te maken hebben met de zakelijke werkzaamheden van de schuldenaar voortzetten, indien daardoor de waarde van de onder de faillissementsprocedure vallende activa vermeerdert of een waardedaling ervan wordt voorkomen. Als de kosten van die activiteiten de inkomsten ervan overtreffen, staakt de functionaris deze activiteiten onverwijld.
  • Tegeldemaking van de activa
  • De tegeldemaking van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, heeft tot doel om in zo kort mogelijke tijd en tegen zo laag mogelijk kosten zo groot mogelijke opbrengsten te verkrijgen. Bij de tegeldemaking van deze activa kiest de functionaris met professionele toewijding de methode die het best beantwoordt aan het doel van de tegeldemaking en aan de daarvoor wettelijk vastgelegde regels.
  • De insolventiefunctionaris, die is benoemd toen het faillissement werd uitgesproken, maakt onverwijld de activa te gelde die rechtstreeks gevaar lopen op bederf, vernieling of andere wezenlijke waardevermindering; hiervoor zijn geen aanwijzingen van de bevoegde instantie of een rechterlijke uitspraak vereist. De functionaris kan na de eerste vergadering van schuldeisers beginnen met de tegeldemaking van de andere activa.
  • De insolventiefunctionaris houdt een transparante administratie bij van de tegeldemaking van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, waarbij voor de algemene boedel en elke individuele boedel een afzonderlijke administratie wordt gevoerd. Na de tegeldemaking van een bepaald activum brengt de functionaris de opbrengsten onder bij het gedeelte van de lijst waarop de tegeldemaking betrekking heeft. Als de functionaris diverse onderdelen gezamenlijk te gelde maakt en de opbrengsten niet afzonderlijk kunnen worden vastgesteld, verdeelt de functionaris de totale opbrengsten tussen de betreffende onderdelen overeenkomstig de relatieve waarden aan de hand van de op de lijst vermelde waarden.
  • De insolventiefunctionaris stort de opbrengsten van de tegeldemaking van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen bij een bank of een filiaal van een buitenlandse bank; de door de bank of het filiaal van een buitenlandse bank uitgekeerde rente over het saldo op de rekening wordt beschouwd als opbrengsten uit de tegeldemaking van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen.
  • Ten behoeve van de tegeldemaking van de activa kan de insolventiefunctionaris:
    • a) een openbare aanbesteding uitschrijven;
    • b) de verkoop van de activa aan een veilingmeester toevertrouwen;
    • c) de verkoop van de activa aan een effectenhandelaar toevertrouwen;
    • d) een veiling, openbare aanbesteding of andere door mededinging gekenmerkte procedure gericht op de verkoop van de activa organiseren;
    • e) de activa op een andere gepaste wijze verkopen.
    • Bij de tegeldemaking van een onderneming maakt de insolventiefunctionaris voor de overdracht van alle zaken, rechten en activa van de onderneming aan de koper gebruik van een overeenkomst. Van de passiva van de onderneming gaan alleen die passiva op de koper over die na de faillietverklaring ontstaan in verband met de exploitatie van de onderneming van de schuldenaar, samen met niet-monetaire passiva uit de in de overeenkomst vermelde arbeidscontracten (het nemo plus-beginsel geldt niet).
    • Indien de insolventiefunctionaris de onder de faillissementsprocedure vallende activa op andere wijze dan door verkoop van de onderneming, van een deel van de onderneming of van een aanzienlijk deel van de activa van de onderneming te gelde maakt, kan de insolventiefunctionaris het onroerend goed dat onder de faillissementsprocedure valt alleen door middel van een veiling te gelde maken; de functionaris kondigt de veiling aan in het Handelsbulletin (Obchodný vestník).
    • Bij de tegeldemaking van de activa is de insolventiefunctionaris niet gebonden aan het instemmingsrecht inzake de overdracht van aandelen, het recht om de overdracht van aandelen te verlangen, het recht om de verwerving van aandelen te verlangen of eventuele contractuele voorkooprechten. Bij de tegeldemaking van activa waarvoor een wettelijk voorkooprecht geldt of een voorkooprecht als zakelijk recht is ingesteld, biedt de insolventiefunctionaris de zaak waarop het voorkooprecht betrekking heeft schriftelijk aan degene die daar op grond van het voorkooprecht aanspraak op kan maken; de insolventiefunctionaris is niet aan dit voorkooprecht‑ gebonden, indien de rechthebbende partij binnen een periode van zestig dagen na ontvangst van het schriftelijke aanbod geen gebruik van dat recht heeft gemaakt.
    • Bij de tegeldemaking van de activa vervallen alle zekerheidsrechten, met uitzondering van het pandrecht dat door de insolventiefunctionaris na de faillietverklaring is ingesteld naar aanleiding van een aanwijzing door de bevoegde instantie, en van een zekerheidsrecht op de activa van een derde partij dat hoger in rang is dan het zekerheidsrecht waarmee de passiva van de schuldenaar zijn zekergesteld.
    • Bij de overdracht van een zaak tegen een inbreng verwerft de koper ook het eigendom, indien de schuldenaar niet de eigenaar van de zaak was, tenzij de koper wist of had moeten weten dat de schuldenaar, of een derde partij met wier activa de passiva van de schuldenaar zijn gedekt, niet de eigenaar van de zaak was. De insolventiefunctionaris is jegens de oorspronkelijke eigenaar van de zaak aansprakelijk voor eventuele daardoor geleden schade, tenzij de functionaris kan aantonen dat zij of hij met professionele toewijding heeft gehandeld.

Schuldkwijtschelding via faillissement

  • Wanneer de faillietverklaring wordt gepubliceerd, gaat het recht van de schuldenaar om de activa die onder de insolventieprocedure vallen, te vervreemden en het recht om namens de schuldenaar op te treden in kwesties met betrekking tot deze activa over op de insolventiefunctionaris, die nu namens en voor rekening van de schuldenaar optreedt.
  • Indien rechtshandelingen van de schuldenaar tijdens de faillissementsprocedure nadelig zijn voor de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, zijn die tegenover de schuldeisers onwerkzaam; dit laat hun geldigheid onverlet.
  • Het is de schuldenaar, en met diens toestemming iemand met wie de schuldenaar een nauwe band heeft, toegestaan om een zaak die onder de faillissementsprocedure valt, als voorheen te gebruiken, maar zij zijn verplicht om die te behoeden voor verlies, schade of vernietiging, en moeten afzien van al hetgeen grotere waardevermindering dan normale slijtage veroorzaakt. Een ieder die een zaak gebruikt die deel uitmaakt van de failliete boedel, is verplicht de insolventiefunctionaris toe te staan die zaak op ieder moment te inspecteren. Als iemand anders dan de schuldenaar of een nauw verbonden persoon deze zaak gebruikt, mag die partij de zaak alleen met toestemming van de functionaris blijven gebruiken. Alle inkomsten uit zodanig gebruik van die zaak door een derde partij maken deel uit van de failliete boedel.
  • De insolventiefunctionaris maakt het onder de faillissementsprocedure vallende waardevolle onroerend goed via een veiling te gelde en maakt het onder de faillissementsprocedure vallende minder waardevolle onroerend goed als roerend goed te gelde.
  • Het laagste bod bij de tegeldemaking van onroerend goed via een veiling betreft het bedrag dat door een zich aangemelde bevoorrechte schuldeiser is vastgesteld en wiens zekerheidsrecht op de geveilde zaak van de hoogste rang is, of door een vertegenwoordiger van de schuldeisers, indien er op de geveilde zaak geen zekerheidsrecht rust.
  • Tegeldemaking van de woning van de schuldenaar
  • De insolventiefunctionaris kan de woning van de schuldenaar alleen via een veiling te gelde maken.
  • De woning van de schuldenaar kan niet te gelde worden gemaakt, indien de opbrengsten, na aftrek van de vrijgestelde waarde van de woning (10 000 EUR), niet toereikend zijn om de kosten van de tegeldemaking plus ten minste een deel van de vorderingen van de geregistreerde schuldeisers te dekken. De insolventiefunctionaris taxeert de waarde van de woning van de schuldenaar; indien één van de schuldeisers een taxatierapport indient en een voorschot op de notariële leges betaalt voor het controleren van de voortgang van de veiling, wordt het besluit echter op het taxatierapport gebaseerd. Als de zaak vervolgens niet te gelde wordt gemaakt, moet deze schuldeiser de kosten voor de tegeldemaking betalen.
  • Als de woning van de schuldenaar te gelde is gemaakt, maakt de insolventiefunctionaris een bedrag dat overeenkomt met de vrijgestelde waarde van de woning, (buiten de verdeelsleutel om) over naar een bankrekening die de insolventiefunctionaris namens en voor rekening van de schuldenaar speciaal hiervoor heeft geopend, en stelt de schuldenaar hiervan zonder nodeloze vertraging op de hoogte. Uitsluitend de functionaris is bevoegd om gelden op de speciale rekening van de schuldenaar te storten of daarnaar over te maken.
  • Gelden op de speciale rekening van de schuldenaar vallen voor een periode van 36 maanden na opening van die rekening niet onder de faillissementsprocedure, de beslagleggingsprocedure of soortgelijke procedures.
  • Gedurende deze 36 maanden mag de schuldenaar niet over deze speciale rekening beschikken, maar hij of zij heeft wel het recht om van de bank of het filiaal van een buitenlandse bank de opname van contanten te verlangen, met een maximaal maandbedrag dat door de Slowaakse overheid in regelgeving wordt gespecificeerd (250 EUR).
  • Als de woning van de schuldenaar te gelde is gemaakt en die tot de gemeenschap van goederen met de echtgeno(o)t(e) behoorde, opent de insolventiefunctionaris tevens een speciale debiteurenrekening voor de voormalige mede-eigenaar van de goederengemeenschap.
  • Tegeldemaking van roerende goederen
  • De insolventiefunctionaris maakt roerende goederen die onder de faillissementsprocedure vallen, te gelde in de vorm van één of meer pools van activa in een aanbesteding. Hiertoe maakt de functionaris in het Handelsbulletin de pool van activa voor de aanbesteding bekend, alsook de biedingstermijn, die ten minste tien kalenderdagen moet bedragen, gerekend vanaf de bekendmaking van de aanbesteding in het Handelsbulletin. Alleen biedingen waarbij gegadigden het gehele voorschot op de geboden koopprijs op de rekening van de functionaris hebben gestort, worden in aanmerking genomen. De hoogst geboden koopprijs bepaalt de verkoop. Als meerdere gegadigden hetzelfde bod uitbrengen, beslist de functionaris door loting. De koper moet op eigen kosten zorg dragen voor het ophalen van de zaken in kwestie.
  • Indien roerende goederen die onder de faillissementsprocedure vallen zelfs na een derde aanbesteding niet te gelde zijn gemaakt, vallen zij niet langer onder de faillissementsprocedure. Als schuldeisers met een aangemelde vordering belangstelling voor deze pool van roerende goederen hebben, draagt de insolventiefunctionaris de pool over aan de schuldeiser met een aangemelde vordering die binnen tien dagen na afloop van de derde aanbesteding het hoogste bod uitbrengt. Als meerdere schuldeisers met een aangemelde vordering hetzelfde bod uitbrengen, beslist de functionaris door loting. De schuldeiser moet op eigen kosten zorg dragen voor het ophalen van de zaken in kwestie.
  • Naar aanleiding van een schriftelijke aanwijzing van de vertegenwoordiger van de schuldeisers of de betreffende bevoorrechte schuldeiser kan de insolventiefunctionaris de roerende goederen op alternatieve wijze te gelde maken. Indien het meerdere bevoorrechte schuldeisers betreft, kan de schriftelijke aanwijzing alleen worden afgegeven door de schuldeiser wiens zekerheidsrecht de hoogste rang heeft.
  • Tegeldemaking van kortlopende vorderingen en andere activa
  • Als de kortlopende vorderingen van de schuldenaar deel uitmaken van de failliete boedel, tracht de insolventiefunctionaris deze te innen, maar wendt zich voor de betaling ervan niet tot een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit. Indien de functionaris daarin zes maanden na de faillissementsverklaring nog niet in is geslaagd, worden de kortlopende vorderingen te gelde gemaakt door ze als roerende goederen te cederen. De functionaris is niet gebonden aan regelingen die de cessie van een kortlopende vordering verbieden of beperken. Deze beperkingen zijn niet langer van toepassing bij cessie van de kortlopende vordering.
  • Als een kortlopende vordering deel uitmaakt van de failliete boedel, wordt de verjaringstermijn geschorst en pas hervat, zodra de kortlopende vordering buiten de faillissementsprocedure valt. Een rechtbank of andere autoriteit schort alle procedures waarin sprake is van een kortlopende vordering, op tot het moment waarop de kortlopende vordering niet langer onder de faillissementsprocedure valt.
  • De insolventiefunctionaris maakt andere activa op vergelijkbare wijze te gelde als roerende goederen en kortlopende vorderingen.
  • Recht op terugkoop van activa uit de failliete boedel
  • Met instemming van de schuldenaar kan een (hieronder gespecificeerde) rechthebbende op elk moment activa uit de failliete boedel terugkopen tegen de prijs die in het deskundigenadvies is vastgesteld. In dit geval zijn de bepalingen inzake de voorschriften betreffende tegeldemaking niet van toepassing.
  • Met instemming van de schuldenaar kan een rechthebbende activa uit de failliete boedel terugkopen tegen de op een veiling of in een aanbesteding gerealiseerde prijs, of tegen de door een schuldeiser geboden prijs, mits de rechthebbende dit bedrag binnen tien dagen na afloop van de veiling of aanbesteding of na het uitbrengen van een bod door de schuldeiser overmaakt aan de insolventiefunctionaris.
  • Indien familieleden in de rechte lijn, broers of zussen of de echtgeno(o)t(e) van de schuldenaar met diens instemming het recht op terugkoop van de woning van de schuldenaar uit de failliete boedel uitoefenen, wordt de vrijgestelde waarde van de woning van de schuldenaar met de koopprijs verrekend.
  • Wat betreft het recht op terugkoop van activa uit de failliete boedel wordt onder een “rechthebbende” een familielid in de rechte lijn, een broer of zus, of de echtgeno(o)t(e) van de schuldenaar verstaan dan wel de gemeente waarin het onroerend goed van de schuldenaar is gelegen.
  • Indien het recht op terugkoop van activa uit de failliete boedel van een rechthebbende wordt geschonden, kan de rechthebbende eisen dat de overnemende partij de zaak aan hem of haar te koop aanbiedt. Dit recht vervalt, indien het niet binnen drie maanden na de tegeldemaking van de zaak wordt uitgeoefend.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Faillissement

  • Een schuldeiser kan alle vorderingen tegen de schuldenaar aanmelden, met inbegrip van vorderingen die nog niet opeisbaar zijn.
  • Ook kunnen zekergestelde vorderingen (met een zekerheidsrecht op de activa van de schuldenaar) worden aangemeld.
  • Een zekergestelde vordering van een schuldeiser jegens iemand anders dan de schuldenaar kan worden aangemeld, indien het zekerheidsrecht betrekking heeft op de activa van de schuldenaar (er is in dergelijke gevallen sprake van bepaalde beperkingen aan de voldoening van vorderingen); indien een dergelijke vordering niet wordt aangemeld, wordt deze beschouwd als zwakkere vordering op de boedel.
  • Ook kunnen toekomstige vorderingen en voorwaardelijke vorderingen worden aangemeld.
  • Vorderingen die niet door middel van een verzoekschrift worden aangemeld, worden “vorderingen op de boedel” genoemd.
  • Deze worden onderverdeeld in vorderingen op de algemene boedel en vorderingen op een afzonderlijke boedel (zekergesteld met een zekerheidsrecht).
  • Dit betreft onder meer:
    • de kosten van de tegeldemaking van de boedel, de verdeelsleutel, de leges van de insolventiefunctionaris, en de leges en onkosten van de interim-functionaris;
    • het recht op restitutie van het voorschot op de kosten van de faillissementsprocedure;
    • de vergoeding van de noodzakelijke onkosten van de insolventiefunctionaris voor het voeren van de faillissementsprocedure;
    • kinderalimentatie die na de faillietverklaring opeisbaar is geworden, en ten aanzien van de kalendermaand waarin het faillissement werd uitgesproken;
    • kosten in verband met het beheer van de boedel en vorderingen die ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering van de onderneming tijdens de faillissementsprocedure, met inbegrip van vorderingen voortvloeiende uit overeenkomsten die door de insolventiefunctionaris zijn gesloten;
    • de leges voor de curator en de verantwoordelijke vertegenwoordiger en de vergoeding van hun noodzakelijke kosten na de faillissementsverklaring;
    • het salaris en andere rechten van een werknemer uit hoofde van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst voor nevenwerkzaamheden (“arbeidsrechten”) die na de faillissementsverklaring zijn ontstaan en betrekking hebben op de kalendermaand waarin het faillissement werd uitgesproken, vastgesteld op een bedrag dat door de insolventiefunctionaris wordt bepaald of onderling wordt overeengekomen door de insolventiefunctionaris en de werknemer aan wie de functionaris beheertaken ten aanzien van de boedel heeft gegeven;
    • de arbeidsrechten van een werknemer die na de faillissementsverklaring zijn ontstaan en betrekking hebben op de kalendermaand waarin het faillissement werd uitgesproken, vastgesteld op een bedrag dat door de insolventiefunctionaris wordt bepaald of onderling wordt overeengekomen door de insolventiefunctionaris en de werknemer aan wie de functionaris taken met betrekking tot de bedrijfsvoering van de onderneming tijdens de faillissementsprocedure heeft gegeven;
    • vorderingen met betrekking tot belastingen, heffingen, douanerechten, en premies voor ziektekostenverzekeringen, sociale zekerheid, pensioen en aanvullend pensioen die na de faillietverklaring zijn ontstaan, voor zover die verband houden met de bedrijfsvoering van de onderneming tijdens de faillissementsprocedure;
    • arbeidsrechten die na de faillietverklaring zijn ontstaan en betrekking hebben op de kalendermaand waarin het faillissement werd uitgesproken, ten belope van maximaal viermaal het maandelijkse bestaansminimum voor elke kalendermaand na de faillietverklaring waarin het dienstverband is blijven bestaan, inclusief de kalendermaand waarin het faillissement werd uitgesproken en de kalendermaand waarin het dienstverband werd beëindigd.
    • vorderingen met betrekking tot belastingen, heffingen, douanerechten, en premies voor ziektekostenverzekering, sociale zekerheid, pensioen en aanvullend pensioen die na de faillietverklaring zijn ontstaan, voor zover die verband houden met het beheer en de tegeldemaking van de activa;
    • aanvragen voor terugbetalingen uit het garantiefonds, indien die betrekking hebben op een aan een werknemer betaalde uitkering uit hoofde van diens arbeidsrechten, die een vordering op de boedel vormen.
  • De insolventiefunctionaris voldoet op doorlopende basis vorderingen op de algemene boedel; indien vorderingen op de algemene boedel van dezelfde rang niet geheel kunnen worden voldaan, worden zij op evenredige wijze voldaan.
  • Vorderingen op een afzonderlijke boedel hebben betrekking op een afzonderlijke boedel.
  • De insolventiefunctionaris voldoet op doorlopende basis vorderingen op de afzonderlijke boedels; indien vorderingen op de afzonderlijke boedel van dezelfde rang niet geheel kunnen worden voldaan, worden zij op evenredige wijze voldaan.
  • Vorderingen op de boedel worden bij de insolventiefunctionaris aangemeld. De insolventiefunctionaris informeert op verzoek de schuldeiser of de functionaris de rechtsgrondslag en het bedrag van de vordering van de schuldeiser op de boedel aanvaart, en vermeldt ook de rang.
  • Als de insolventiefunctionaris een vordering op de boedel afwijst, wordt de schuldeiser verzocht een vordering tegen de insolventiefunctionaris in te stellen en de rechtbank te vragen om de rechtsgrondslag of het bedrag van de vordering op de boedel vast te stellen. Als de schuldeiser de vordering niet op tijd instelt, wordt de vordering op de boedel, in zoverre deze niet door de insolventiefunctionaris is erkend, bij de faillissementsprocedure buiten beschouwing gelaten.
  • De insolventiefunctionaris is jegens de schuldeisers en anderen aansprakelijk voor eventuele schade die zij lijden door onredelijke of ondoelmatige uitgaven van de functionaris voor het beheer of de tegeldemaking van de activa of voor de bedrijfsvoering van de onderneming, tenzij de insolventiefunctionaris kan aantonen dat hij of zij met professionele toewijding heeft gehandeld.
    • De insolventiefunctionaris houdt een transparante administratie bij van vorderingen op de boedel en is verplicht bij de rechtbank een uitdraai van deze administratie in te dienen.

Schuldkwijtschelding via faillissement

  • Bij schuldkwijtschelding worden drie groepen vorderingen erkend:
    • Vorderingen die alleen in een faillissementsprocedure kunnen worden voldaan of met behulp van een betalingsregeling. Dit zijn hoofdzakelijk vorderingen die van vóór de faillissementsverklaring dateren of voordat bescherming tegen schuldeisers werd geboden, alsook nevenvorderingen en vorderingen die betrekking hebben op de beëindiging of terugtrekking uit een overeenkomst die vóór het faillissement is gesloten.
    • Vorderingen die niet worden voldaan, d.w.z. die bij schuldkwijtschelding niet bij de schuldenaar kunnen worden geïnd. Hierbij gaat het om accessoire vorderingen (een bepaald onderdeel van een vordering), vorderingen die voortvloeien uit een wissel of promesse, contractuele boeten, andere financiële boeten, vorderingen van verbonden partijen en de kosten van de deelnemers aan de schuldkwijtschelding.
    • Vorderingen die tegen de schuldkwijtschelding zijn gevrijwaard (de schuldeiser mag kiezen of hij de vorderingen aanmeldt):
      • vorderingen die niet zijn aangemeld in een op schuldkwijtschelding gerichte faillissementsprocedure, omdat de insolventiefunctionaris de schuldeiser niet schriftelijk had geïnformeerd dat de faillietverklaring op schuldkwijtschelding was gericht;
      • vorderingen jegens het Centrum voor rechtsbijstand;
      • zekergestelde vorderingen in zoverre die gedekt worden door hetgeen waarop het zekerheidsrecht betrekking heeft;
      • een aansprakelijkheidsvordering wegens moedwillig toegebracht persoonlijk letsel, inclusief bijkomende bedragen;
      • een vordering voortvloeiend uit kinderalimentatie, inclusief bijkomende bedragen;
      • door de schuldenaar verschuldigde arbeidsrechten;
      • een financiële boete op grond van het strafrecht;
      • een niet-geldelijke vordering.
      • Indien een zekergestelde vordering in een op schuldkwijtschelding gerichte faillissementsprocedure niet wordt aangemeld, kan de bevoorrechte schuldeiser alleen trachten nakoming van vorderingen te verkrijgen uit het hetgeen waarop het zekerheidsrecht betrekking heeft.
      • Bij een op schuldkwijtschelding gerichte faillissementsprocedure kunnen geen vorderingen op de boedel worden ingesteld. Na de tegeldemaking van de boedel en het beslechten van alle geschillen die van invloed kunnen zijn op de verdeelsleutel voor de opbrengsten, ontwerpt de insolventiefunctionaris onverwijld en uiterlijk zestig dagen na de faillietverklaring een verdeelsleutel voor de opbrengsten. De insolventiefunctionaris maakt het voornemen tot samenstelling van deze verdeelsleutel bekend in het Handelsbulletin.
      • De insolventiefunctionaris brengt op de opbrengsten allereerst de kosten van de faillissementsprocedure in mindering, gevolgd door de vrijgestelde waarde van de eventuele woning van de schuldenaar; daarna voldoet hij of zij de aangemelde vorderingen met het oog op het levensonderhoud van de kinderen van de schuldenaar en vervolgens verdeelt hij of zij het saldo evenredig over alle geregistreerde schuldeisers overeenkomstig de rang van hun erkende vordering. De kosten van de voldoening zijn voor rekening van de schuldeiser.
      • De kosten van de faillissementsprocedure bestaan uit:
  • de leges van de insolventiefunctionaris, en de kosten van de tegeldemaking van de activa en het opstellen van de verdeelsleutel;
  • de noodzakelijke onkosten van de insolventiefunctionaris voor het voeren van de faillissementsprocedure;
  • de kosten die verband houden met het beheer van de onder de faillissementsprocedure vallende activa;
  • een voorschot op de kosten van een deskundigenadvies;
  • de kosten van onderzoek dat op verzoek van een schuldeiser door de insolventiefunctionaris is verricht, tot een bedrag dat door de vertegenwoordiger van de schuldeisers of in een vergadering van schuldeisers is goedgekeurd.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Aanmelding van vorderingen in de faillissementsprocedure

  • Vorderingen die geen vorderingen op de boedel vormen, worden door middel van een verzoekschrift aangemeld in de faillissementsprocedure.
  • Bij de insolventiefunctionaris wordt een kopie van het verzoekschrift ingediend. Deze kopie moet binnen de standaardtermijn voor het aanmelden van vorderingen, namelijk 45 dagen na de faillietverklaring, aan hem of haar worden verzonden; tevens stuurt de schuldeiser een kopie van het verzoekschrift naar de rechtbank.
  • Als de schuldeiser het verzoekschrift op een later moment naar de insolventiefunctionaris stuurt, wordt dit meegenomen, maar heeft de schuldeiser geen stemrecht of andere aan de aangemelde vordering verbonden rechten. Dit laat het recht op evenredige voldoening van de vordering van de schuldeiser onverlet; de schuldeiser kan echter alleen worden betaald uit de opbrengsten die zijn toegewezen aan de verdeelsleutel voor de opbrengsten uit de algemene boedel, in gevallen waarin het voornemen tot opstelling van de verdeelsleutel in het Handelsbulletin werd bekendgemaakt, nadat de insolventiefunctionaris het verzoekschrift had ontvangen. De insolventiefunctionaris maakt de registratie van deze vordering op de lijst met vorderingen bekend in het Handelsbulletin, samen met de naam van de schuldeiser en het geldbedrag.
  • Bij zekergestelde vorderingen moet tijdig en naar behoren aanspraak worden gemaakt op het zekerheidsrecht, door middel van een verzoekschrift dat binnen de standaardtermijn voor het aanmelden van vorderingen, namelijk 45 dagen na de faillietverklaring, aan de insolventiefunctionaris wordt verzonden; anders komt deze te vervallen. Ook voor een toekomstige vordering of een vordering waarvoor aan een bepaalde voorwaarde moet zijn voldaan, (een “voorwaardelijke vordering”) kan een verzoekschrift worden gebruikt; de schuldeiser kan de aan de voorwaardelijke vordering verbonden rechten echter pas uitoefenen, nadat de schuldeiser ten overstaan van de insolventiefunctionaris heeft bewezen dat de voorwaardelijke vordering is ontstaan.
  • Het toezenden van een verzoekschrift aan de insolventiefunctionaris heeft voor de verjaringstermijn en het verval van het recht dezelfde rechtsgevolgen als het uitoefenen van het recht in de rechtbank.
  • Bij een faillissementsprocedure meldt een schuldeiser met een vordering die bij iemand anders dan de schuldenaar opeisbaar is, deze vordering ook aan als die met een zekerheidsrecht op de activa van de schuldenaar is zekergesteld.
  • Indien een dergelijke schuldeiser deze zekergestelde vordering niet binnen de standaardtermijn aanmeldt, wordt het zekerheidsrecht van deze schuldeiser in de faillissementsprocedure buiten beschouwing gelaten; de schuldeiser heeft echter ten opzichte van de betreffende boedel het recht op inlevering van hetgeen dientengevolge voor waardevermeerdering van de betreffende boedel heeft gezorgd en kan dit recht op de betreffende boedel uitoefenen in de vorm van een vordering op de boedel, maar deze vordering wordt alleen voldaan, nadat alle andere vorderingen op deze boedel zijn voldaan.

Gegevens voor een verzoekschrift in een faillissementsprocedure

  • Het verzoekschrift moet met behulp van het desbetreffende formulier worden ingediend en alle belangrijke gegevens bevatten. Zo niet, dan wordt het verzoekschrift niet in behandeling genomen. De belangrijkste gegevens zijn:

a) de voornaam, de achternaam en de woonplaats van de schuldeiser, of de naam en de statutaire zetel van de schuldeiser;

b) de voornaam, de achternaam en de woonplaats van de schuldenaar, of de naam en de statutaire zetel van de schuldenaar;

c) de rechtsgrondslag waarop de vordering berust;

d) de rang op grond waarvan de vordering uit de algemene boedel moet worden voldaan;

e) het totaal bedrag van de vordering;

f) de handtekening van de schuldeiser.

  • Per zekergestelde vordering moet een afzonderlijk verzoekschrift worden ingediend, waarin het zekergestelde bedrag, het soort, de rang en de rechtsgrondslag van het zekerheidsrecht, en de zaak die ermee bezwaard is, worden vermeld.
  • In een verzoekschrift tot een voorwaardelijke vordering moeten ook de omstandigheden omschreven staan waaruit de vordering kan voortvloeien, of de voorwaarden waarvan de vordering afhankelijk is.
  • In het verzoekschrift wordt het totale bedrag van de vordering verdeeld in de hoofdsom en de bijsommen. Die laatste categorie wordt onderverdeeld naar de rechtsgrondslag waarop zij berusten.
  • Vorderingen worden in euro’s gesteld. Als dat niet het geval is, dan berekent de insolventiefunctionaris het bedrag van de vordering door dat om te rekenen aan de hand van de door de Europese Centrale Bank of de Nationale Bank van Slowakije (Národná banka Slovenska) vastgestelde en bekendgemaakte referentiewisselkoers van de dag waarop het faillissement werd uitgesproken. Als de vordering is gesteld in een valuta waarvan de referentiewisselkoers noch door de Europese Centrale Bank noch door de Nationale Bank van Slowakije wordt vastgesteld of bekendgemaakt, bepaalt de insolventiefunctionaris met professionele toewijding het bedrag van de vordering.
  • Ter staving van de in het verzoekschrift genoemde feiten, worden documenten aan het verzoekschrift gehecht. Een schuldeiser die een boekhoudkundige entiteit vormt, moet in het verzoekschrift verklaren of en in hoeverre hij de vordering in zijn jaarrekening heeft opgenomen, of de redenen aangeven waarom hij dat niet heeft gedaan.
  • Een verzoekschrift tot een niet-geldelijke vordering moet een deskundigenadvies bevatten waarin de waarde van de niet-geldelijke vordering is bepaald; zo niet, dan wordt het verzoekschrift niet in behandeling genomen.
  • Een schuldeiser die in Slowakije niet over een verblijfsadres, een statutaire zetel of een organisatorische eenheid van de onderneming van de schuldeiser bezit, is verplicht een vertegenwoordiger met een verblijfsadres of statutaire zetel in Slowakije te benoemen voor het betekenen van documenten en moet de insolventiefunctionaris schriftelijk informeren over de benoeming van een dergelijke vertegenwoordiger; anders worden documenten alleen via bekendmaking in het Handelsbulletin aan de schuldeiser betekend.

Foutieve verzoekschriften in een faillissementsprocedure

  • Nadat de standaardtermijn voor het aanmelden van vorderingen is verstreken, dient de insolventiefunctionaris bij de rechtbank onverwijld en met opgaaf van redenen een lijst met stukken in, waarvan hij of zij meent dat die niet als verzoekschrift moeten worden beschouwd, waarna de rechtbank onverwijld besluit of deze stukken als verzoekschriften moeten worden beschouwd. De rechtbank doet haar oordeel toekomen aan de insolventiefunctionaris, die de betrokken partijen informeert.
  • Een verzoekschrift tot aanmelding van een vordering in een faillissementsprocedure kan gerectificeerd noch gewijzigd worden.
  • Lijst met vorderingen in faillissementsprocedures
  • De insolventiefunctionaris neemt de aangemelde vorderingen op in de lijst met vorderingen. Indien een schuldeiser daarom verzoekt, bevestigt de functionaris onmiddellijk of de vordering van de schuldeiser op de lijst met vorderingen is opgenomen.
  • Bij een faillissementsprocedure vormt de lijst met vorderingen de basis voor de uitoefening van de aan een aangemelde vordering verbonden rechten.

Vorderingen in faillissementsprocedures betwisten en erkennen

  • In de Slowaakse wetgeving is geen sprake van het “ontvankelijk verklaren” of “niet ontvankelijk verklaren” van vorderingen, maar van het “betwisten” of “erkennen” van vorderingen.
  • De insolventiefunctionaris vergelijkt elke aangemelde vordering met de boekhouding en andere documentatie van de schuldenaar en met de lijst van passiva, daarbij rekening houdend met verklaringen van de schuldenaar en van andere partijen. De functionaris voert ook zelf onderzoek uit en als wordt geconstateerd dat rond een bepaalde vordering vraagtekens bestaan, is de functionaris verplicht om de omstreden onderdelen van de vordering te betwisten.
  • De insolventiefunctionaris of de schuldeiser die de vordering heeft aangemeld, kan een vordering betwisten (de schuldeiser door het daarvoor bestemde formulier naar de functionaris te sturen) op grond van de rechtsgrondslag, de uitvoerbaarheid, het bedrag, de rang, of de zekerstelling ervan met een zekerheidsrecht dan wel de rang van het zekerheidsrecht. Als de vordering wordt ingediend door een orgaan, instelling of agentschap van de Europese Unie, kunnen de rechtsgrondslag en het door dat orgaan, die instelling of dat agentschap van de Europese Unie vermelde bedrag niet worden betwist.
  • Een vordering kan worden betwist:
    • binnen dertig dagen na het verstrijken van de standaardtermijn voor het aanmelden van vorderingen;
    • binnen dertig dagen na opname van de vordering op de lijst met vorderingen in het Handelsbulletin, indien de vordering op een later moment is aangemeld.
    • Als er sprake is van een groot aantal verzoekschriften of een andere zwaarwegende reden, kan de rechtbank meermaals – hetzij zonder aanvraag of in reactie op een aanvraag van de insolventiefunctionaris – de termijn voor het betwisten van vorderingen door de insolventiefunctionaris verlengen, telkens met maximaal dertig dagen.
    • Iedereen die een vordering betwist, moet dat altijd motiveren. Indien een bepaald bedrag wordt betwist, moet die persoon het betwiste bedrag vermelden. Indien de rang wordt betwist, moet de rang worden aangegeven die deze persoon accepteert. Indien het zekerheidsrecht wordt betwist, moet de mate waarin worden aangegeven; anders heeft de betwisting geen gevolgen. Als een betwiste vordering ten minste gedeeltelijk door de rechtbank is bevestigd, is degene die de vordering heeft betwist, jegens de schuldeiser in kwestie aansprakelijk voor de schade die door het betwisten van de vordering is ontstaan, tenzij hij of zij kan aantonen de vordering met professionele toewijding te hebben betwist.
    • De insolventiefunctionaris registreert de betwisting van de vordering onverwijld op de lijst met vorderingen en stelt de schuldeiser wiens vordering wordt betwist, daarvan schriftelijk op de hoogte.
    • De betwisting van een vordering van de schuldeiser is geldig indien:
      • deze met het daartoe bestemde formulier is aangemeld, en
      • een bedrag van 350 EUR is overgemaakt naar de bankrekening van de insolventiefunctionaris, waarbij als betalingskenmerk (“variabilní symbol”) het nummer van de vordering op de lijst met vorderingen wordt vermeld; hiertoe maakt de insolventiefunctionaris in het Handelsbulletin het rekeningnummer bekend waarop de stortingen kunnen worden verricht; alleen binnen de termijn voor het betwisten van vorderingen kunnen er stortingen worden gedaan en voor elke betwisting van een vordering die via een afzonderlijk verzoekschrift is aangemeld, moet er een afzonderlijke storting worden gedaan; de storting maakt onderdeel uit van de algemene boedel; indien er sprake is van geheel of gedeeltelijk gegronde redenen voor het betwisten van de vordering, heeft de schuldeiser die de vordering betwist, recht op restitutie van de storting, die als vordering op de boedel kan worden ingezet.
      • De schuldenaar heeft het recht om tegen een aangemelde vordering bezwaar te maken en wel binnen de termijn waarbinnen schuldeisers vorderingen kunnen betwisten. Het bezwaar wordt opgenomen op de lijst met vorderingen, maar is niet van invloed op de toekenning van de vordering.
      • Een schuldeiser kan een procedure instellen om de rechtbank over een betwiste vordering te laten oordelen. Deze procedure moet worden ingesteld tegen alle personen die de vordering hebben betwist. De procedure moet binnen dertig dagen nadat de schuldeiser door de insolventiefunctionaris schriftelijk op de hoogte is gesteld van de betwisting van de vordering, bij de rechtbank tegen deze personen worden ingesteld, anders vervalt het recht daarop. Deze procedure kan worden aangespannen bij de rechtbank die een beslissing geeft in de faillissementsprocedure. Het recht op een uitspraak over een betwiste vordering wordt ook tijdig uitgeoefend, indien de procedure binnen deze termijn wordt aangespannen bij een rechtbank die niet bevoegd is. Voor de procedure zelf gelden de algemene bepalingen van het procesrecht.
      • Als de schuldeiser van wiens vordering de rang is betwist, geen procedure aanspant, geldt de laagste geaccepteerde rang.
      • Als een vordering van een schuldeiser wordt betwist, maar een andere instantie dan de rechtbank bevoegd was om zich over de vordering uit te spreken, is de rechtbank die bevoegd was om de rechtmatigheid van deze beslissing te toetsen, tevens bevoegd voor de procedure om over deze vordering te beslissen; dit geldt ook, indien een andere instantie dan de rechtbank een dergelijk besluit niet heeft genomen.
      • In het proces kan de schuldeiser vragen om vaststelling van de rechtsgrondslag, de uitvoerbaarheid, de rang en het bedrag van de vordering, of om zekerstelling ervan met een zekerheidsrecht dan wel om de rang van het zekerheidsrecht. In het proces kan de schuldeiser ten hoogste vragen om hetgeen hij of zij in het verzoekschrift heeft aangegeven.
      • Een gerechtelijke uitspraak over een betwiste vordering geldt voor alle partijen bij de faillissementsprocedure.
      • Na het verstrijken van de termijn voor het betwisten van een vordering wordt de vordering beschouwd als te zijn erkend in die mate waarin zij niet is betwist.
      • Een vordering die alleen door de insolventiefunctionaris wordt betwist en een vordering die door een schuldeiser wordt betwist, kunnen door de insolventiefunctionaris met toestemming van deze schuldeiser worden toegelaten, indien de rechtbank nog over de vaststelling ervan moet beslissen. Het toelaten van een betwiste vordering betekent dat zij binnen de toegestane mate als erkend wordt beschouwd.
      • Een vordering die in een eindbeschikking van een rechtbank of door een andere overheidsinstantie is vastgesteld, wordt in de toegestane mate als erkend beschouwd.
      • Op verzoek van de schuldeiser wiens vordering wordt betwist, dient de insolventiefunctionaris bij de rechtbank onverwijld het verzoekschrift in met betrekking tot de vordering die daadwerkelijk door een andere schuldeiser wordt betwist, samen met de stukken die zijn ingediend door de eiser (de betwiste schuldeiser) en de schuldeiser die de vordering betwist, en met een verklaring van de insolventiefunctionaris waaruit blijkt of en in hoeverre de vordering in de boekhouding is opgenomen, of en in hoeverre die door de schuldenaar wordt betwist, en of en in hoeverre de insolventiefunctionaris deze al dan niet aanvaardt en om welke redenen. Op basis van deze stukken beslist de rechtbank onverwijld of en in hoeverre zij de schuldeiser stemrecht en andere aan de betwiste vordering verbonden rechten toekent. De rechtbank betekent haar vonnis aan de insolventiefunctionaris en aan de schuldeiser over wiens aan de betwiste vordering verbonden rechten zij zich heeft uitgesproken; het vonnis wordt niet in het Handelsbulletin bekendgemaakt. De schuldeiser over wiens aan de betwiste vordering verbonden rechten de rechtbank heeft gevonnist, kan tegen de uitspraak in beroep gaan.

Vorderingen in reorganisatieprocedures aanmelden

  • Binnen dertig dagen nadat toestemming voor een reorganisatie is verleend, wordt bij de insolventiefunctionaris een verzoekschrift ingediend. Verzoekschriften die na het verstrijken van deze termijn worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Gegevens voor een verzoekschrift in een reorganisatieprocedure

  • De bepalingen inzake de gegevens voor een verzoekschrift in een faillissementsprocedure worden mutatis mutandis toegepast. Bij een zekergestelde vordering moet in het verzoekschrift tijdig en naar behoren aanspraak worden gemaakt op het zekerheidsrecht; anders wordt de vordering als concurrente vordering beschouwd.
  • Een vordering kan alleen worden gecorrigeerd of gewijzigd door het oorspronkelijke verzoekschrift te vervangen door een nieuw verzoekschrift dat aan de functionaris wordt afgeven. Dit kan alleen binnen de termijn die geldt voor het aanmelden van vorderingen.
  • Op verzoek bevestigt de insolventiefunctionaris dat de vordering van de schuldeiser op de lijst met vorderingen is opgenomen.
  • Bij twijfel kan de insolventiefunctionaris op elk moment tijdens de reorganisatieprocedure bij de rechtbank een verzoek indienen om uitspraak te doen over de vraag of het verzoekschrift in beschouwing moet worden genomen.

Lijst met vorderingen in reorganisatieprocedures

  • De insolventiefunctionaris neemt de aangemelde vorderingen en de in de verzoekschriften opgenomen informatie op in de lijst met vorderingen, zodat de lijst binnen tien dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanmelden van vorderingen is opgesteld.
  • Tegelijk met het opstellen van de lijst met vorderingen verzoekt de insolventiefunctionaris de schuldenaar om opmerkingen te maken over de binnen de door de insolventiefunctionaris vastgestelde termijn geregistreerde vorderingen. Deze termijn moet minimaal vijf en maximaal tien werkdagen bedragen.
  • Binnen drie dagen na het verstrijken van de termijn voor het betwisten van vorderingen stuurt de insolventiefunctionaris een kopij van de lijst met vorderingen naar de rechtbank, samen met een vermelding van de betwiste vorderingen; de gegevens die zijn opgenomen op de lijst met vorderingen die aan de rechtbank is gestuurd, zijn bepalend voor de beoordeling in hoeverre de aangemelde vorderingen worden betwist.
  • Als er tijdens de reorganisatie sprake is van een wijziging in de gegevens die zijn opgenomen op de lijst met vorderingen, voert de insolventiefunctionaris deze wijziging onverwijld door in de lijst met vorderingen. Tevens stelt hij de rechtbank onverwijld op de hoogte van de wijziging in de lijst met vorderingen.
  • De lijst met vorderingen maakt deel uit van het dossier van de insolventiefunctionaris.

Vorderingen in reorganisatieprocedures betwisten en erkennen

  • De insolventiefunctionaris vergelijkt met professionele toewijding elke aangemelde vordering met de boekhouding en andere documentatie van de schuldenaar en met de lijst met passiva van de schuldenaar, daarbij rekening houdend met verklaringen van de schuldenaar en van andere partijen. De functionaris verricht tevens zelf onderzoek en als er over een vordering twijfels rijzen met betrekking tot de rechtsgrondslag, de uitvoerbaarheid, het bedrag, de rang, of de zekerstelling ervan met een zekerheidsrecht dan wel de rang van het zekerheidsrecht, is de insolventiefunctionaris verplicht de omstreden onderdelen van de vordering te betwisten.
  • De insolventiefunctionaris kan een vordering alleen binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanmelden van vorderingen betwisten. De functionaris betwist een vordering door de betwisting, de redenen daarvoor en de mate daarvan te registeren op de lijst met vorderingen; als de functionaris het bedrag van een vordering betwist, wordt het erkende bedrag van de vordering ook op de lijst met vorderingen geregistreerd. Na het verstrijken van de termijn voor het betwisten van vorderingen worden vorderingen beschouwd als te zijn erkend in die mate waarin zij niet worden betwist. Wat de uitoefening van aan een aangemelde vordering verbonden rechten betreft, wordt een aangemelde vordering als ook erkend beschouwd als alleen het bedrag wordt betwist.
  • De schuldenaar of een schuldeiser die bij de insolventiefunctionaris een vordering heeft ingediend, heeft het recht om bij de insolventiefunctionaris een suggestie in te dienen voor het betwisten van een aangemelde vordering. De insolventiefunctionaris is verplicht om elke suggestie met professionele toewijding te beoordelen en om iedereen die een suggestie heeft ingediend schriftelijk te informeren over de wijze waarop die is afgehandeld. De insolventiefunctionaris registreert de suggestie inzake de betwisting en de afhandeling van de vordering op de lijst met vorderingen.
  • Binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn voor het betwisten van vorderingen kan een schuldeiser met een betwiste vordering een vordering tegen de schuldenaar instellen en de rechtbank vragen om vaststelling van de rechtsgrondslag, de uitvoerbaarheid, het bedrag, de zekerstelling met een zekerheidsrecht of de rang van het zekerheidsrecht van de betwiste vordering; in het proces kan de schuldeiser ten hoogste vragen om hetgeen hij of zij in het verzoekschrift heeft aangegeven. Deze procedure wordt ingesteld bij de rechtbank die een beslissing geeft in de reorganisatieprocedure.
  • Als een schuldeiser met een betwiste vordering niet binnen de wettelijke termijn een procedure instelt voor het vaststellen van de betwiste vordering of de aanvraag voor het vaststellen van de vordering intrekt, wordt de door de schuldeiser aangemelde vordering in de reorganisatieprocedure buiten beschouwing gelaten naar de mate waarin zij is betwist. Als de rechtbank het reorganisatieplan bevestigt, kan de vordering in de mate waarin zij is betwist, niet ten uitvoer worden gelegd tegen de schuldenaar.
  • Het vonnis van de rechtbank waarin een betwiste vordering wordt vastgesteld, is op iedereen van toepassing. Nadat het vonnis van de rechtbank over de vaststelling van een vordering in kracht van gewijsde is gegaan, wordt de vordering in de door de rechtbank vastgestelde mate als erkend beschouwd; buiten die afbakening kan de vordering niet tegen de schuldenaar ten uitvoer worden gelegd.
  • De schuldenaar kan een betwiste vordering accepteren in een schrijven aan de schuldeiser, totdat de termijn voor het instellen van een procedure voor het vaststellen van een vordering is verstreken of totdat de rechtbank een definitieve beslissing over de vaststelling van de vordering heeft gegeven; bij gevolg wordt de betwiste vordering binnen de toegestane mate als erkend beschouwd. Indien de insolventiefunctionaris een vordering op verzoek van een schuldenaar heeft betwist, kan de schuldenaar de betwiste vordering alleen met instemming van de schuldeiser accepteren.
  • Tijdens de reorganisatie wordt de erkenning van een vordering geregistreerd op de lijst met vorderingen. Zodra een vordering als erkend wordt beschouwd of de schuldenaar de vordering heeft geaccepteerd, is de insolventiefunctionaris verplicht om de erkenning van een vordering onverwijld te registreren op de lijst met vorderingen.
  • Als de rechtbank tijdens de procedure tot vaststelling van een betwiste vordering de schuldenaar failliet verklaart, staakt de rechtbank in haar vonnis de procedure voor het vaststellen van de betwiste vordering.

Vorderingen in schuldkwijtscheldingsprocedures aanmelden

Schuldkwijtschelding via faillissement

  • De schuldenaar is verplicht om bij de aanvraag voor schuldkwijtschelding via faillissement een lijst met schuldeisers te voegen, aan de hand waarvan de insolventiefunctionaris alle vermelde schuldeisers schriftelijk op de hoogte stelt van de faillietverklaring.
  • Tot 45 dagen na de faillietverklaring kan een schuldeiser een vordering aanmelden, of daarna tot op het moment dat de insolventiefunctionaris bekendmaakt dat hij of zij binnenkort een verdeelsleutel zal opstellen.
  • Als een schuldeiser na de termijn van 45 dagen een verzoekschrift aan de insolventiefunctionaris stuurt, wordt dit meegenomen, maar heeft de schuldeiser geen stemrecht.
  • De bepalingen inzake een faillissement gelden mutatis mutandis voor het verzoekschrift (het formulier, de inhoud van het verzoekschrift, de muntsoort en bijlagen); ook de bepalingen voor foutieve verzoekschriften en de lijst met vorderingen zijn mutatis mutandis van toepassing.
  • Een aangemelde vordering kan alleen door een andere geregistreerde schuldeiser worden betwist. De bepalingen inzake het betwisten en aanmelden van vorderingen bij een faillissement zijn mutatis mutandis van toepassing. Voor het erkennen van een betwiste vordering volstaat evenwel de aanvaarding door de schuldeiser die de vordering heeft betwist; de instemming van de insolventiefunctionaris is niet nodig.
  • Bij schuldkwijtschelding via faillissement wordt voor alle vorderingen op de schuldenaar (en niet alleen voor aangemelde vorderingen) kwijting verleend.
  • Dit kan evenwel ongedaan worden gemaakt door een procedure tegen de schuldkwijtschelding in te stellen op grond van kwade trouw van de schuldenaar, indien in de wetgeving het niet opnemen van een schuldeiser (een natuurlijke persoon) op de lijst met schuldeisers, ook na een verzoek daartoe van de zijde van de insolventiefunctionaris, uitdrukkelijk als voorbeeld van kwade trouw wordt genoemd.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling

  • De schuldenaar is verplicht om bij de aanvraag voor schuldkwijtschelding een lijst met zijn of haar verplichtingen te voegen.
  • Bij dit soort procedures melden schuldeisers geen vorderingen aan; in plaats daarvan onderzoekt de insolventiefunctionaris de situatie waarin de schuldenaar verkeert.
  • De schulden van de schuldenaar worden kwijtgescholden, zodra er een betalingsregeling is getroffen; dit kan evenwel ongedaan worden gemaakt door een procedure tegen de schuldkwijtschelding in te stellen op grond van kwade trouw van de schuldenaar, indien in de wetgeving het niet opnemen van een schuldeiser (een natuurlijke persoon) op de lijst met schuldeisers, ook na een verzoek daartoe van de zijde van de insolventiefunctionaris, uitdrukkelijk als voorbeeld van kwade trouw wordt genoemd.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Verdeling van de opbrengsten bij een faillissement

  • Bij een faillissementsprocedure varieert de verdeling van de opbrengsten naargelang het soort schuldeiser (bevoorrechte schuldeisers, concurrente schuldeisers, schuldeisers met achtergestelde vorderingen, contractuele boeten en vorderingen van schuldeisers die aan de schuldenaar verbonden zijn):
    • Een zekergestelde vordering van een bevoorrechte schuldeiser wordt (in de mate waarin zij is erkend) voldaan uit de opbrengsten die voortvloeien uit de tegeldemaking van de activa die de afzonderlijke boedel van de bevoorrechte schuldeiser vormen, na aftrek van vorderingen op de boedel die zijn toegewezen aan de genoteerde activa die de afzonderlijke boedel vormen. Als een zekergestelde vordering van een bevoorrechte schuldeiser niet geheel kan worden voldaan, wordt het resterende deel in de vorm van een concurrente vordering voldaan.
    • Concurrente vorderingen worden (in de mate waarin zij zijn erkend) voldaan uit de opbrengsten die voortvloeien uit de tegeldemaking van de activa die de algemene boedel vormen, na aftrek van vorderingen op de boedel die zijn toegewezen aan het genoteerde activum dat de algemene boedel vormt. Indien concurrente vorderingen niet geheel kunnen worden voldaan, worden zij op evenredige wijze voldaan op basis van hun relatieve rang.
    • Achtergestelde vorderingen worden (in de mate waarin zij zijn erkend) voldaan uit de opbrengsten die voortvloeien uit de tegeldemaking van de activa die de algemene boedel vormen en in de algemene boedel overblijven, nadat de andere concurrente vorderingen geheel zijn voldaan. Indien achtergestelde vorderingen niet geheel kunnen worden voldaan, worden zij op evenredige wijze voldaan op basis van hun relatieve rang. Contractuele boeten en vorderingen van schuldeisers die aan de schuldenaar verbonden zijn, worden op dezelfde wijze voldaan.
    • De verdeling van de opbrengsten bij faillissementsprocedures geschiedt op basis van de verdeelsleutel. Voordat de insolventiefunctionaris de verdeelsleutel ontwerpt, stelt hij of zij een lijst samen met vorderingen op de boedel die moeten worden voldaan uit de opbrengsten die zijn toegewezen aan de desbetreffende boedel (een afzonderlijke boedel in het geval van zekergestelde activa dan wel de algemene boedel). De insolventiefunctionaris publiceert deze lijst en maakt het plan voor het ontwerpen van de verdeelsleutel bekend in het Handelsbulletin. De bij wet aangeduide personen, in hoofdzaak schuldeisende organen en de schuldeisers, mogen binnen een bepaalde termijn de lijst inspecteren en daar bezwaren tegen inbrengen. Zulke bewaren kunnen betrekking hebben op de rang van een vordering, het niet cederen van een vordering, de uitsluiting van een vordering of de omvang van een vordering. Nadat de termijn is verstreken, stelt de insolventiefunctionaris de verdeelsleutel op en dient hij deze ter goedkeuring in bij het comité van schuldeisers (als het comité niet actief is, wordt de verdeelsleutel ingediend bij de rechtbank). Zodra de verdeelsleutel is goedgekeurd, gaat de insolventiefunctionaris over tot uitbetaling van het onbetwiste gedeelte van de opbrengsten aan de schuldeiser in kwestie en houdt het betwiste gedeelte aan totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan.
    • In het algemeen wordt de verdeelsleutel (voor een afzonderlijke dan wel algemene boedel) onmiddellijk na de tegeldemaking van het desbetreffende deel van de activa opgesteld. Indien de aard van de zaak dat toelaat, stelt de insolventiefunctionaris ook een voorlopige verdeelsleutel op, maar bij verreweg de meeste faillissementen is er sprake van slechts één (definitieve) verdeelsleutel.
    • Ook voorwaardelijke en betwiste vorderingen vallen onder de verdeelsleutel. Betwiste vorderingen worden alleen voldaan, indien de rechtbank besluit tot vaststelling daarvan. Voorwaardelijke vorderingen worden alleen voldaan, zodra die ontstaan.
    • Na de volledige tegeldemaking van de genoteerde activa en de beslechting van alle verwante geschillen, stelt de insolventiefunctionaris een definitieve verdeelsleutel op betreffende de opbrengsten voor concurrente schuldeisers. Onder deze definitieve verdeelsleutel vallen ook alle voorgaande verdeelsleutels.

Bij reorganisaties en schuldkwijtschelding via een betalingsregeling worden de opbrengsten niet verdeeld.

Bij schuldkwijtschelding via faillissement:

  • Na de tegeldemaking van de boedel en het beslechten van alle geschillen die van invloed kunnen zijn op de verdeelsleutel voor de opbrengsten, ontwerpt de insolventiefunctionaris onverwijld en uiterlijk zestig dagen na de faillietverklaring een verdeelsleutel voor de opbrengsten. De insolventiefunctionaris maakt het voornemen tot samenstelling van deze verdeelsleutel bekend in het Handelsbulletin.
  • De insolventiefunctionaris brengt op de opbrengsten allereerst de kosten van de faillissementsprocedure in mindering, gevolgd door de vrijgestelde waarde van de eventuele woning van de schuldenaar; daarna voldoet hij of zij op basis van evenredigheid de aangemelde vorderingen met het oog op het levensonderhoud van de kinderen van de schuldenaar en vervolgens verdeelt hij of zij het saldo evenredig over alle geregistreerde schuldeisers overeenkomstig de rang van hun erkende vordering. De kosten van de voldoening zijn voor rekening van de schuldeiser.
  • Betalingen waarvoor de insolventiefunctionaris de bankrekening of het adres van de schuldeiser niet heeft kunnen achterhalen, vallen drie maanden nadat de verdeelsleutel is opgesteld, toe aan de staat. De insolventiefunctionaris maakt deze betalingen over naar de bankrekening van de rechtbank die het faillissement heeft uitgesproken.
  • De insolventiefunctionaris is jegens schuldeisers aansprakelijk voor eventuele schade die zij lijden, indien de verdeelsleutel voor de opbrengsten in strijd met de in de wetgeving vervatte regels is toegepast, tenzij de insolventiefunctionaris kan aantonen dat hij of zij met professionele toewijding heeft gehandeld.
    • De kosten van de faillissementsprocedure worden voldaan uit de opbrengsten die aan de concurrente schuldeisers zijn toegewezen, en wel in de onderstaande rangorde:
    • de leges van de insolventiefunctionaris, en de kosten van de tegeldemaking van de activa en het opstellen van de verdeelsleutel;
    • de noodzakelijke onkosten van de insolventiefunctionaris voor het voeren van de faillissementsprocedure;
    • de kosten die verband houden met het beheer van de onder de faillissementsprocedure vallende activa;
    • een voorschot op de kosten van een deskundigenadvies;
    • de kosten van onderzoek dat op verzoek van een schuldeiser door de insolventiefunctionaris is verricht, tot een bedrag dat door de vertegenwoordiger van de schuldeisers of in een vergadering van schuldeisers is goedgekeurd.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Faillissement

  • De rechtbank besluit, met of zonder aanvraag, tot beëindiging van de faillissementsprocedure, als zij constateert dat de schuldenaar over onvoldoende activa beschikt om zelfs maar de vorderingen op de boedel te voldoen; in haar vonnis doet de rechtbank ook uitspraak over de leges en onkosten van de insolventiefunctionaris, die uit de activa van de schuldenaar worden betaald, het voorschot op de leges en onkosten van de interim-functionaris, en het voorschot op de kosten van de faillissementsprocedure.
  • Tevens besluit de rechtbank, met of zonder aanvraag, tot beëindiging van de faillissementsprocedure, als zij constateert dat niet aan de voorwaarden voor een faillissement is voldaan; zij spreekt zich uit over de leges en onkosten van de insolventiefunctionaris, indien de faillissementsprocedure vanwege ontoereikende activa wordt beëindigd.
  • Naar aanleiding van een aanvraag door de insolventiefunctionaris besluit de rechtbank tot beëindiging van de faillissementsprocedure nadat de definitieve verdeelsleutel voor de opbrengsten is toegepast.
  • De rechtbank maakt haar uitspraak tot beëindiging van de faillissementsprocedure onmiddellijk bekend in het Handelsbulletin en betekent die eveneens aan de schuldenaar en de insolventiefunctionaris. De insolventiefunctionaris en een schuldeiser met erkende vorderingen die niet volledig of zelfs niet gedeeltelijk zijn voldaan, hebben het recht om tegen het vonnis in beroep te gaan.
  • De rechtbank maakt haar onherroepelijke uitspraak tot beëindiging van de faillissementsprocedure bekend in het Handelsbulletin. Met de publicatie van deze mededeling komt een einde aan diverse gevolgen en aan het (eventueel ingestelde) comité van schuldeisers. Dit heeft geen invloed op de geldigheid en de gevolgen van tijdens de faillissementsprocedure verrichte handelingen.
  • Op de dag waarop de faillissementsprocedure wordt beëindigd, sluit de insolventiefunctionaris de rekeningen en stelt hij overeenkomstig de bijzondere rechtsvoorschriften een afzonderlijke reeks jaarrekeningen op. De insolventiefunctionaris levert bij de schuldenaar of de curator alle benodigde documenten en de resterende activa in en treft de nodige voorzieningen met betrekking tot het afsluiten van de faillissementsprocedure. Zodra de insolventiefunctionaris deze taken heeft verricht, wordt hij of zij door de rechtbank uit de functie ontheven.
  • Een faillissementsprocedure kan ook worden beëindigd door een uitspraak waarin het hof van beroep de uitspraak van het gerecht van eerste aanleg vernietigt of het gedeelte over de faillissementsverklaring wijzigt. De rechtbank betekent deze uitspraak aan de schuldenaar en aan de insolventiefunctionaris Daarnaast maakt zij de uitspraak onmiddellijk bekend in het Handelsbulletin, waarmee de gevolgen van de faillissementsprocedure komen te vervallen, de vervallen zekerheidsrechten worden hersteld, en de insolventiefunctionaris en het (eventueel ingestelde) comité van schuldeisers uit hun functie worden ontheven.
  • In de in het voorgaande punt genoemde uitspraak beslist de rechtbank over de leges van de insolventiefunctionaris, die volgens de uitspraak moeten worden betaald door degene die de faillissementsaanvraag heeft ingediend.
  • Als de schuldenaar een natuurlijke persoon is en tijdens de faillissementsprocedure overlijdt, wordt zijn of haar plaats ingenomen door de erfgenamen naar rato van de activa die onder de faillissementsprocedure vallen, dan wel door de staat, indien er geen erfgenamen zijn of wanneer zij de erfenis verwerpen.
  • Nadat de faillissementsprocedure is beëindigd, kan aan de hand van een uittreksel van de lijst met vorderingen een aanvraag worden ingediend voor tenuitvoerlegging of beslaglegging met betrekking tot een erkende vordering waartegen de schuldenaar binnen de door de insolventiefunctionaris gestelde termijn niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt. Nadat de faillissementsprocedure is beëindigd, deponeert de insolventiefunctionaris de lijst met vorderingen bij de rechtbank.

Reorganisatie

  • De rechtbank besluit over een aanvraag die door de initiator van het plan is ingediend. Deze wenst bevestiging van het plan dat in de daartoe bestemde vergadering is goedgekeurd. De initiator moet deze aanvraag binnen tien dagen na de vergadering waarin zij is goedgekeurd, indienen. De aanvraag moet de notulen van die vergadering en het goedgekeurde plan bevatten.
  • Een aanvraag tot bevestiging van het plan kan ook worden ingediend, als het plan niet in de daartoe bestemde vergadering is goedgekeurd of niet op instemming van de schuldenaar kon rekenen.
  • Als de initiator van het plan niet binnen de wettelijke termijn een aanvraag voor het bevestigen van het plan indient, verzoekt de insolventiefunctionaris de rechtbank onmiddellijk om het faillissement uit te spreken.
  • Indien het één van de groepen ontbrak aan de meerderheid van stemmen die nodig is voor goedkeuring van het plan, kan de initiator van het plan in de aanvraag voor de bevestiging van het plan de rechtbank verzoeken om in plaats van de goedkeuring van het plan door de groep een rechtelijke uitspraak te doen, op voorwaarde dat:
  • het plan niet inhoudt dat de partijen die waren ingedeeld bij de groep die tegen de goedkeuring hebben gestemd, duidelijk slechter af zijn dan wanneer het plan niet zou zijn goedgekeurd; de rechtbank baseert haar besluit op hun waarschijnlijke voldoening in een faillissementsprocedure op de dag waarop de reorganisatieprocedure van start gaat en gaat, tenzij anders bepaalt, af op de in het plan gepresenteerde gegevens;
  • de meerderheid van de overeenkomstig het plan ingestelde groepen over de meerderheid van stemmen beschikte die nodig is voor goedkeuring van het plan; en
  • de aanwezige schuldeisers met een absolute meerderheid van stemmen voor goedkeuring van het plan hebben gestemd, waarbij de stemmen overeenkomstig de bedragen van hun erkende vorderingen worden geteld.
  • In het vonnis waarin zij het plan bevestigt of verwerpt, spreekt de rechtbank zich uit over het alternatief voor instemming.
    • Als er geen aanleiding is om het plan te verwerpen, besluit de rechtbank binnen 15 dagen na ontvangst van de aanvraag tot bevestiging van het plan; het door de rechtbank bevestigde plan vormt een bijlage bij die uitspraak. In haar uitspraak over de bevestiging van het plan besluit de rechtbank tevens over beëindiging van de reorganisatieprocedure.
    • De rechtbank maakt haar uitspraak onverwijld in het Handelsbulletin bekend. Het door de rechtbank bevestigde plan wordt niet bekendgemaakt; dit geldt niet voor de bepalingen inzake een nieuwe lening.
    • Het door de rechtbank bevestigde plan is onderdeel van het dossier. De partijen bij het plan en hun vertegenwoordigers hebben het recht om het dossier en het door de rechtbank bevestigde plan te onderzoeken, daar uittreksels, afschriften en fotokopieën van te maken of de rechtbank te vragen om tegen vergoeding fotokopieën te maken.
    • De rechtbank besluit het plan af te wijzen indien:
      • er sprake was van een grove schending van de wetgeving met betrekking tot de details van het plan, de procedure voor de opstelling van het plan, de stemming over het plan of andere bepalingen in verband met het plan, voor zover dat negatieve gevolgen had voor één of meer partijen bij het plan;
      • de goedkeuring van het plan is geschied door frauduleuze handeling of door één of meer partijen bij het plan bijzondere voorrechten te verlenen;
      • het plan niet in een daartoe bestemde vergadering is goedgekeurd; dit is niet van toepassing als de uitspraak van de rechtbank de instemming van de vergadering vervangt;
      • volgens het plan geen aandelen of andere deelnemingen in de schuldenaar of de verwervende entiteit mogen worden uitgegeven in ruil voor nieuwe contante beleggingen of door de vorderingen van schuldeisers in de groep voor concurrente vorderingen in te wisselen, met uitzondering van schuldeisers in de groep met concurrente vorderingen van werknemers, en dit tegen een bedrag dat ten minste gelijk is aan de winstuitkering van de afgelopen twee jaar;
      • het plan onbillijk is voor groepen schuldeisers, voor zover het plan er ook in voorziet dat rechten of verplichtingen uit het plan op zodanige wijze kunnen ontstaan, veranderen of vervallen dat schuldeisers in de groep met concurrente vorderingen later worden voldaan dan bevoorrechte schuldeisers, zonder dat daar goede gronden voor zijn;
      • het plan in belangrijke mate indruist tegen het gemeenschappelijk belang van de schuldeisers;
      • één of meer concurrente vorderingen voor minder dan vijftig procent worden voldaan; dit is niet van toepassing als de schuldeiser in kwestie schriftelijk instemt met een geringere mate van voldoening;
      • volgens het belangrijkste onderdeel van het plan betalingen voor de afwikkeling van concurrente vorderingen over een periode langer dan vijf jaar moeten worden verricht; dit is niet van toepassing als de schuldeiser in kwestie schriftelijk instemt met een langere betalingsperiode voor de afwikkeling van diens vorderingen.
    • De rechtbank maakt haar uitspraak waarin zij het plan verwerpt, onverwijld bekend in het Handelsbulletin. De initiator van het plan kan binnen 15 dagen nadat de uitspraak in het Handelsbulletin is gepubliceerd, daartegen in beroep gaan. Het hof van beroep doet binnen dertig dagen nadat het beroep is ingesteld, uitspraak.
    • Zodra de uitspraak waarin het plan wordt verworpen definitief is, stelt de rechtbank één vonnis op waarin de reorganisatieprocedure wordt gestaakt, de faillissementsprocedure wordt geopend en het faillissement over de activa van de schuldenaar wordt uitgesproken. In haar vonnis stelt de rechtbank tevens een willekeurig gekozen insolventiefunctionaris aan. De rechtbank maakt deze uitspraak onverwijld in het Handelsbulletin bekend, waarna de gevolgen van de opening van de reorganisatieprocedure nietig worden verklaard en de functie van het comité van schuldeisers en het ambt van de insolventiefunctionaris worden beëindigd. De rechtbank betekent de uitspraak aan de schuldenaar en aan de in de uitspraak aangestelde insolventiefunctionaris.

Schuldkwijtschelding via faillissement

Een procedure wordt in drie gevallen beëindigd:

  • als de insolventiefunctionaris constateert dat de kosten van de faillissementsprocedure niet door de failliete boedel kunnen worden gedekt (de schulden van de schuldenaar blijven kwijtgescholden);
  • als zich voor de faillissementsprocedure geen enkele schuldeiser aanmeldt (de schulden van de schuldenaar blijven kwijtgescholden);
  • als de insolventiefunctionaris de verdeelsleutel voor de opbrengsten toepast (wat betekent dat de insolventiefunctionaris na de tegeldemaking van de activa het geld onder de schuldeisers verdeelt); de schulden van de schuldenaar blijven kwijtgescholden;
  • als niet is voldaan aan de voorwaarden voor een faillissementsprocedure, doet de rechtbank ook de schuldkwijtschelding teniet.

In beide gevallen maakt de insolventiefunctionaris publiekelijk bekend dat de faillissementsprocedure is beëindigd. Bij beëindiging van de faillissementsprocedure:

  • wordt de insolventiefunctionaris uit zijn functie ontheven;
  • wordt de vertegenwoordiger van de schuldeisers uit zijn functie ontheven;
  • vervalt de machtiging van de insolventiefunctionaris tot het beheren van de activa van de schuldenaar en tot handelen inzake kwesties betreffende deze activa;
  • vervalt de verplichting van de schuldenaar tot het voldoen van vorderingen in de faillissementsprocedure aan de insolventiefunctionaris;
  • vervalt de ontoelaatbaarheid van het verrekenen van vorderingen;
  • vervallen de beperkingen inzake het beëindigen van en terugtreden uit overeenkomsten;
  • wordt de procedure voor het vaststellen van een betwiste vordering beëindigd.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling – beëindiging

  • de procedure wordt beëindigd als de rechtbank, nadat een aanvraag voor het opzetten van een betalingsregeling is ingediend, constateert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het bieden van bescherming tegen schuldeisers;
  • de procedure wordt beëindigd als de rechtbank in haar uitspraak over het bieden van bescherming tegen schuldeisers de schuldenaar heeft gelast tot het betalen van een voorschot voor de insolventiefunctionaris en de schuldenaar dit niet binnen zeven dagen na het verzoek van de insolventiefunctionaris heeft gedaan;
  • de procedure wordt beëindigd als de insolventiefunctionaris publiekelijk bekendmaakt dat de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, een betalingsregeling niet toelaten;
  • de procedure wordt beëindigd als de rechtbank beslist dat de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, een betalingsregeling niet toelaten;
  • de procedure wordt beëindigd als de rechtbank een betalingsregeling treft (alleen in dit geval worden de schulden van de schuldenaar kwijtgescholden).

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Faillissement

  • Nadat de faillissementsprocedure is beëindigd, kan aan de hand van een uittreksel van de lijst met vorderingen een aanvraag worden ingediend voor tenuitvoerlegging of beslaglegging met betrekking tot een erkende vordering waartegen de schuldenaar binnen de door de insolventiefunctionaris gestelde termijn niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt. Nadat de faillissementsprocedure is beëindigd, deponeert de insolventiefunctionaris de lijst met vorderingen bij de rechtbank.

Reorganisatie

  • Een aanvraag om het plan tegenover een schuldeiser onwerkzaam te verklaren, kan op de volgende gronden worden ingediend:
    • Het moet gaan om een schuldeiser die tegen de goedkeuring van het plan heeft gestemd en in de notulen van de desbetreffende vergadering een gegronde tegenwerping heeft laten opnemen;
    • of om een partij bij het plan die een verstrekker van staatssteun kan zijn.
    • In het kader van het plan moeten vorderingen die aan dezelfde groep zijn toegewezen als de erkende vordering van de schuldeiser, op een verschillend niveau of op andere wijze worden voldaan, wat betekent dat schuldeisers met deze vorderingen voorrang genieten boven de schuldeiser; of
    • worden de eigendomsrechten van aandeelhouders die aan dezelfde groep zijn toegewezen als het eigendomsrecht van de schuldeiser als aandeelhouder, volgens het plan op een verschillend niveau of op andere wijze voldaan, wat betekent dat aandeelhouders met deze eigendomsrechten voorrang genieten boven de schuldeiser; of
    • de initiator van het plan heeft de erkende vordering van de schuldeiser niet toegewezen aan de door de schuldeiser gevraagde groep, waardoor de schuldeiser slechter af is dan wanneer het plan niet zou zijn goedgekeurd; de rechtbank baseert haar besluit op hun waarschijnlijke voldoening aan de schuldeiser in een faillissementsprocedure; of
    • de initiator van het plan heeft de erkende vordering van de schuldeiser niet in de door de schuldeiser gevraagde mate toegewezen aan de groep met zekergestelde vorderingen, waardoor de schuldeiser slechter af is dan wanneer het plan niet zou zijn goedgekeurd; de rechtbank baseert haar besluit op hun waarschijnlijke voldoening aan de schuldeiser in een faillissementsprocedure; of
    • de uitvoering van het bevestigde plan leidt tot de verstrekking van onwettige staatssteun.
    • Daarnaast kunnen (door elke schuldeiser) de volgende redenen voor onwerkzaamheid worden aangevoerd:
      • Als de schuldenaar of de verwervende entiteit niet binnen dertig dagen na kennisgeving tijdig en naar behoren een vordering voldoet of een andere verplichting uit hoofde van het plan nakomt jegens een partij bij het plan, is het plan niet langer werkzaam tegenover de vordering van die partij.
      • Na beëindiging van de reorganisatie mag de schuldenaar of de verwervende entiteit niet overgaan tot het verdelen van winst of andere aandelenfondsen onder zijn leden alvorens de vorderingen van schuldeisers in de groep met concurrente vorderingen zijn voldaan tot op het niveau van de in het plan erkende vorderingen (bij een faillissementsprocedure kan de verdeling van winst of andere aandelenfondsen worden aangevochten). De aanvraag tot onwerkzaamheid wordt door een concurrente schuldeiser ingediend.
      • Als de schuldenaar of de verwervende entiteit winst boekt die in de jaarrekening wordt vermeld, en deze winst niet nodig heeft om de onderneming of een aanzienlijk deel daarvan draaiende te houden, zoals voorzien in het plan, heeft een concurrente schuldeiser het recht om in de rechtbank die het plan heeft bevestigd te verzoeken om voldoening van de oorspronkelijke vordering van de schuldeiser uit deze winst, ten belope van het verschil tussen het bedrag dat nodig is om de vordering te voldoen, en de uit hoofde van het plan aan deze schuldeiser gedane betaling; de rechtbank kan de schuldeiser echter niet meer winst toekennen dan diens aandeel in vergelijking met de andere schuldeisers in dezelfde groep.
  • Als het plan tegenover een schuldeiser onwerkzaam is, zijn de schuldenaar en de verwervende entiteit hoofdelijk en gezamenlijk verplicht tot afwikkeling van de oorspronkelijke vordering van de schuldeiser in de mate waarin die vordering is aangemeld en erkend, samen met de rente die wordt berekend over het erkende deel van de vordering vanaf het begin van de reorganisatie. De schuldenaar en de verwervende entiteit zijn verplicht om de vordering van de schuldeiser binnen de oorspronkelijke betalingstermijn af te wikkelen.
  • Als het plan onwerkzaam is tegenover een aandeelhouder van de schuldenaar, zijn de schuldenaar en de verwervende entiteit hoofdelijk en gezamenlijk verplicht de aandeelhouder een bedrag te betalen dat overeenkomt met het aandeel van de aandeelhouder in de opbrengsten van de liquidatie ten tijde van de bevestiging van het plan door de rechtbank. Tenzij de aandeelhouder het tegendeel kan bewijzen, wordt de waarde van de opbrengsten van de liquidatie geacht gelijk te zijn aan nul.
  • Als het plan onwerkzaam is tegenover de schuldenaar of de verwervende entiteit, kan de tenuitvoerlegging of de beslagleggingsprocedure voor de oorspronkelijke vordering van de schuldeiser worden uitgevoerd.

Schuldkwijtschelding via faillissement

Te goeder trouw: aangenomen wordt dat de schuldenaar bij het indienen van de aanvraag te goeder trouw is. De schuldeisers kunnen dit in een “klassieke” civiele procedure aanvechten. Zij kunnen dit niet tijdens een procedure voor schuldkwijtschelding zelf aanvechten, maar pas nadat deze is beëindigd.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling

Te goeder trouw: aangenomen wordt dat de schuldenaar bij het indienen van de aanvraag te goeder trouw is. De schuldeisers kunnen dit in een “klassieke” civiele procedure aanvechten. Zij kunnen dit niet tijdens een procedure voor schuldkwijtschelding zelf aanvechten, maar pas nadat deze is beëindigd.

Er is geen sprake van goede trouw van de schuldenaar indien:

  • de schuldenaar, zelfs wanneer deze door de insolventiefunctionaris daartoe werd verzocht, een deel van zijn of haar activa niet op de lijst met activa heeft vermeld, hoewel de schuldenaar gezien de omstandigheden van dergelijke activa op de hoogte was of had moeten zijn; activa met een verwaarloosbare waarde worden buiten beschouwing gelaten;
  • de schuldenaar, zelfs wanneer deze door de insolventiefunctionaris daartoe werd verzocht, een schuldeiser (natuurlijke persoon) ongenoemd heeft gelaten en de schuldeiser als gevolg daarvan geen vordering heeft aangemeld, hoewel de schuldenaar gezien de omstandigheden op de hoogte was of had moeten zijn van deze persoon; kleine schuldeisers worden buiten beschouwing gelaten;
  • de schuldenaar, in de aanvraag of een bijlage daarbij dan wel na een informatieverzoek van de insolventiefunctionaris, belangrijke informatie heeft verstrekt die onjuist was of bepaalde belangrijke informatie niet heeft verstrekt, hoewel de schuldenaar gezien de omstandigheden wist of had moeten weten dat het belangrijke informatie betrof;
  • de schuldenaar, zonder goede gronden, onvoldoende heeft samengewerkt met de insolventiefunctionaris terwijl die samenwerking redelijkerwijs van de schuldenaar verlangd had mogen worden;
  • uit het gedrag van de schuldenaar vóór indiening van de aanvraag kan worden opgemaakt dat de schuldenaar zich moedwillig in liquiditeitsproblemen heeft begeven teneinde een aanvraag te kunnen indienen;
  • de schuldenaar ten tijde van de aanvraag niet in liquiditeitsproblemen verkeerde en zich hiervan gezien de omstandigheden bewust was of had moeten zijn;
  • uit het gedrag van de schuldenaar vóór indiening van de aanvraag kan worden opgemaakt dat de schuldenaar door het aangaan van verplichtingen erop rekende zich met behulp van een faillissement of een betalingsregeling van zijn of haar schulden te kunnen ontdoen;
  • uit het gedrag van de schuldenaar vóór indiening van de aanvraag kan worden opgemaakt dat de schuldenaar zijn of haar schuldeiser schade wilde berokkenen of één van de schuldeisers wilde bevoordelen;
  • de schuldenaar, zonder goede gronden, de door de rechtbank vastgestelde betalingsregeling niet tijdig en naar behoren uitvoert;
  • de schuldenaar, zonder goede gronden, de kinderalimentatie die na de relevante datum opeisbaar is geworden, niet tijdig en naar behoren betaalt; deze reden kan alleen worden aangevoerd door het kind of diens voogd;
  • de schuldenaar, zonder goede gronden, niet tijdig en naar behoren heeft voldaan aan de verplichting tot restitutie van het voorschot op de vaste leges van de insolventiefunctionaris aan het Centrum voor rechtsbijstand; deze reden kan alleen worden aangevoerd door het Centrum voor rechtsbijstand;
  • de schuldenaar streefde naar schuldkwijtschelding ondanks het feit dat de voornaamste belangen van de schuldenaar ten tijde van de indiening van de aanvraag niet in Slowakije waren geconcentreerd.
  • De rechtbank ziet strenger toe op de elementen met consequenties voor de goede trouw van de schuldenaar in gevallen waarin de schuldenaar over aanzienlijke activa en bedrijfservaring beschikt of beschikte, als leidinggevende werkt of heeft gewerkt, of zitting heeft of had in bestuursorganen van een rechtspersoon, of andere ter zake doende ervaring heeft.
  • De rechtbank ziet soepeler toe op de elementen met consequenties voor de goede trouw van de schuldenaar in gevallen waarin de schuldenaar slechts basisonderwijs heeft genoten, de pensioengerechtigde leeftijd (bijna) heeft bereikt, ernstige gezondheidsproblemen heeft, tijdelijk of permanent dakloos is, of andere tegenslag heeft doorgemaakt waardoor normaal maatschappelijk functioneren voor de schuldenaar moeilijk is.
  • De rechtbank beraadt zich alleen over de goede trouw van de schuldenaar in een procedure over een aanvraag tot vernietiging van de schuldkwijtschelding op grond van kwade trouw. De rechtbank beraadt zich niet over de goede trouw van de schuldenaar in een faillissementsprocedure of in een procedure voor het opzetten van een betalingsregeling.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Faillissement

  • In beginsel vormen de organisatorische kosten van een vergadering van schuldeisers een vordering op de boedel. In de volgende gevallen wordt van dit beginsel afgeweken:
    • Als een vergadering van schuldeisers op initiatief van een schuldeiser is gehouden, is de schuldeiser die om de vergadering heeft verzocht, verplicht de organisatorische kosten van de vergadering te betalen, tenzij de vergadering van schuldeisers anders beslist.
    • Het tijdig en naar behoren betalen van een voorschot op de onkosten is een voorwaarde voor het indienen van een aanvraag tot bevestiging van een betwiste vordering, indien die vordering alleen door een schuldeiser wordt betwist. Als de indiener de betaling van het voorschot niet documenteert, staakt de rechtbank de procedure.
    • Voor de uitoefening van zijn functie heeft een lid van het comité van schuldeisers recht op vergoeding van de onkosten die dit lid daartoe onomstotelijk heeft gemaakt; deze onkosten vormen een vordering op de algemene boedel, voor een bedrag dat door het comité van schuldeisers is goedgekeurd.
    • Indien activa die onder de faillissementsprocedure vallen, al te gelde zijn gemaakt door de tenuitvoerlegging of de beslagleggingsprocedure, maar de opbrengsten nog niet aan de rechthebbende zijn uitbetaald, worden de opbrengsten onderdeel van de betreffende boedel en vormen de procedurekosten een vordering op deze boedel.
    • De kosten van een deskundigenadvies dat op verzoek van het comité van schuldeisers is opgesteld, vormen een vordering op de algemene boedel. De kosten van een deskundigenadvies dat op verzoek van een bevoorrechte schuldeiser is opgesteld, vormen een vordering op de afzonderlijke boedel van deze schuldeiser (hetgeen waarop het zekerheidsrecht betrekking heeft).
    • Afhankelijk van de rechterlijke uitspraak vormen de kosten van de procedure voor het uitsluiten van activa van de lijst een vordering op de boedel in kwestie.
    • Door partijen bij de faillissementsprocedure en daarmee verband houdende procedures gemaakte kosten worden in een faillissementsprocedure niet voldaan (in speciale regelgeving kan daarvan echter worden afgeweken, bv. ten aanzien van het bedrag voor het vaststellen van een betwiste vordering en voor deskundigenadviezen).

Reorganisatie

  • In beginsel voldoet de schuldenaar de kosten. Het volgende komt voor rekening van de schuldenaar:
    • het reorganisatieadvies;
    • de leges (vaste leges en een vergoeding voor het uitoefenen van zijn of haar functie) en onkosten van de insolventiefunctionaris;
    • de organisatorische kosten van een vergadering van schuldeisers;
    • de onkosten die een lid van het comité van schuldeisers onomstotelijk heeft gemaakt voor het uitoefenen van deze functie. De schuldenaar betaalt deze onkosten ten belope van het bedrag dat door het comité van schuldeisers is goedgekeurd.

Schuldkwijtschelding via faillissement

  • Omdat bij schuldkwijtschelding via faillissement wordt aangenomen dat de schuldenaar over zeer bescheiden activa beschikt, worden de kosten tot een minimum beperkt en komen voor rekening van de schuldeisers. Indien de schuldeisers weet hebben van bepaalde activa, moeten zij al het noodzakelijke doen om deze op eigen kosten naar de failliete boedel over te brengen.
    • De kosten die de procespartijen hebben gemaakt in verband met hun betrokkenheid bij de faillissementsprocedure of de procedure voor het opzetten van een betalingsregeling, kunnen niet van de schuldenaar worden teruggevorderd, zodra de schuldkwijtschelding is verwezenlijkt.
      • Bij het onderzoek naar de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, maakt de insolventiefunctionaris gebruik van een lijst met activa, een lijst met schuldeisers en de informatie die door de schuldenaar, de schuldeisers en anderen is verstrekt. De insolventiefunctionaris voert dit onderzoek naar de activa en passiva met professionele toewijding uit, evenals ander onderzoek dat weinig tijd en middelen vergt.
      • Op verzoek van een schuldeiser voert de insolventiefunctionaris ander onderzoek uit, indien de schuldeiser een voorschot op de kosten van dat onderzoek betaalt. De insolventiefunctionaris voert dergelijk onderzoek uit op kosten van de schuldeiser. In een faillissementsprocedure heeft de schuldeiser recht op vergoeding van deze onkosten, als kosten van de faillissementsprocedure, ten belope van een bedrag dat door de vertegenwoordiger van de schuldeisers is goedgekeurd of door een vergadering van schuldeisers, indien er geen vertegenwoordiger van de schuldeisers is benoemd.
      • Omdat een bevoorrechte schuldeiser kan kiezen al dan geen procespartij te zijn, bestaan er speciale regels voor de kosten van bevoorrechte schuldeisers.
        • De bezwaarde activa vallen alleen onder de failliete boedel als de preferente schuldeiser zich registreert.
        • Als uitsluitend een latere bevoorrechte schuldeiser zich registreert, vallen de bezwaarde activa alleen onder de faillissementsprocedure, als kan worden aangenomen dat de bevoorrechte schuldeiser met een later zekerheidsrecht zal worden voldaan. Om te kunnen beoordelen of de bezwaarde activa onder de faillissementsprocedure vallen, wordt de waarde daarvan getaxeerd op basis van een deskundigenadvies dat op aanwijzing van de insolventiefunctionaris wordt opgesteld, op verzoek en op kosten van deze latere bevoorrechte schuldeiser. Als de latere bevoorrechte schuldeiser binnen de door de insolventiefunctionaris vastgestelde termijn geen voorschot betaalt op de kosten van het deskundigenadvies, wordt aangenomen dat de bezwaarde activa niet onder de faillissementsprocedure vallen.
      • De insolventiefunctionaris kan (maar is daartoe niet verplicht) een vergadering van schuldeisers bijeenroepen, indien hij of zij dat nodig acht. De insolventiefunctionaris roept een dergelijke vergadering bijeen op verzoek van een geregistreerde schuldeiser die een voorschot op de organisatorische kosten van de vergadering betaalt en vaste leges aan de insolventiefunctionaris betaalt voor het organiseren van de vergadering.

Schuldkwijtschelding via een betalingsregeling

  • De kosten van deze procedure zijn hoofdzakelijk voor rekening van de schuldenaar.
  • Het systeem is zo opgezet dat de procedure pas begint (afgezien van de fase die betrekking heeft op de formele aanvraag), nadat een voorschot is betaald op de leges van de insolventiefunctionaris en de noodzakelijke proceskosten.
  • De kosten die de procespartijen hebben gemaakt in verband met hun betrokkenheid bij de faillissementsprocedure of de procedure voor het opzetten van een betalingsregeling, kunnen niet van de schuldenaar worden teruggevorderd, zodra de schuldkwijtschelding is verwezenlijkt.
  • Als een schuldeiser niet instemt met de voorgestelde betalingsregeling, kan deze schuldeiser bij de insolventiefunctionaris een bezwaar indienen. Nadat de insolventiefunctionaris opmerkingen over het bezwaar heeft gemaakt, spreekt de rechtbank zich over het bezwaar uit.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

  • De faillissementswet (Zákon č. 7/2005 Z.z. o konkurze a reštrukturalizácii) spreekt zich uit over voor de schuldeiser nadelige rechtshandelingen en kan die onder bepaalde voorwaarden onwerkzaam maken. De onwerkzaamheid heeft alleen consequenties, als de rechtshandelingen van de schuldenaar worden betwist. De insolventiefunctionaris en de schuldeisers hebben het recht die handelingen te betwisten, maar schuldeisers hebben dat recht alleen in gevallen waarin de insolventiefunctionaris niet binnen een redelijke termijn reageert op het verzoek van een schuldeiser om een rechtshandeling te betwisten. Het recht om een rechtshandeling te betwisten vervalt, indien dat recht niet binnen een jaar na de faillissementsverklaring jegens de schuldenaar of in een rechtbank wordt uitgeoefend; alleen als de schuldenaar dit recht schriftelijk erkent, wordt het recht om een rechtshandeling te betwisten jegens de schuldenaar geacht te zijn uitgeoefend. Volgens de wet kunnen ook rechtshandelingen waarvan de rechten uitvoerbaar zijn of die reeds zijn voldaan, worden betwist.
  • Indien het faillissement tijdens een lopende reorganisatieprocedure is uitgesproken, is het begin van de reorganisatieprocedure bepalend voor het antwoord op de vraag in welke periode een rechtshandeling plaatsvond die uit hoofde van de faillissementswet kan worden betwist.
  • Rechtshandelingen moeten door de schuldenaar worden verricht en wel zonder vergoeding en zonder bevoor- of benadeling van de voldoening van een aangemelde vordering van de schuldeisers van de schuldenaar. Het moet gaan om rechtshandelingen met betrekking tot de activa van de schuldenaar.
  • De faillissementswet bevat andere uitvoerige regels inzake de bewijslast omtrent het voornemen om een schuldeiser te benadelen. In sommige gevallen hoeft dit voornemen in het geheel niet te worden bewezen, terwijl het andere gevallen gaat om een weerlegbaar vermoeden. De wet beschrijft tevens de rechtsgevolgen van vernietiging door de rechter, bestaande uit de teruggave van activa door de partij ten aanzien waarvan het recht is uitgeoefend.
  • Bij een reorganisatie zijn voor een schuldeiser nadelige rechtshandelingen belangrijk voor het toetsen van het belang van de schuldeisers: bij een vergelijking tussen het resultaat van het reorganisatieplan en een eventueel faillissement, moet de insolventiefunctionaris ook rekening houden met vernietigbare rechtshandelingen.
  • Afgezien daarvan worden rechtshandelingen bij een reorganisatie niet betwist.
  • In sommige gevallen heeft de faillissementswet evenwel betrekking op vermoedens betreffende de overgang van een reorganisatie- naar een faillissementsprocedure. Indien daar sprake van is, zijn bepaalde rechtshandelingen vernietigbaar.
    • De insolventiefunctionaris mag rechtshandelingen van de schuldenaar alleen goedkeuren, indien deze de waarde van de activa van de schuldenaar verhogen of nodig zijn voor het behalen van de reorganisatiedoelen. Als de schuldenaar zonder de daarvoor vereiste instemming van de insolventiefunctionaris een rechtshandeling verricht, doet dat geen afbreuk aan de geldigheid van de rechtshandeling, maar de rechtshandeling kan in de faillissementsprocedure worden betwist, indien binnen twee jaar na het begin van de reorganisatieprocedure ten aanzien van de activa van de schuldenaar het faillissement werd uitgesproken.
    • Na beëindiging van de reorganisatie mag de schuldenaar of de verwervende entiteit niet overgaan tot het verdelen van winst of andere aandelenfondsen onder zijn leden, voordat de vorderingen van schuldeisers in de groep met concurrente vorderingen zijn voldaan tot op het niveau van de in het plan erkende vorderingen; bij een faillissementsprocedure kan de verdeling van winst of andere aandelenfondsen worden aangevochten en vormt deze tevens een reden voor onverbindendheid van het plan.
    • Nietig zijn verder alle rechtshandelingen van de schuldenaar of de insolventiefunctionaris tijdens de reorganisatieprocedure die een partij bij het plan een voordeel toekennen waarin het plan niet voorziet.
  • Een schuldkwijtschelding laat het recht van de schuldeisers onverlet om langs civielrechtelijke weg nakoming te verkrijgen van hetgeen door een vernietigbare rechtshandeling van de activa van de schuldenaar is uitgesloten. Daarnaast wordt in een eventuele vervolgprocedure over de goede trouw rekening gehouden met het gedrag van de schuldenaar, waaruit kan worden opgemaakt dat de schuldenaar zich moedwillig in liquiditeitsproblemen had begeven of dat de schuldenaar één of meerdere schuldeisers wilde benadelen of bevoordelen.
Laatste update: 22/08/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Finland

Insolventieprocedures in Finland

Insolventie betekent dat een schuldenaar langer dan tijdelijk niet in staat is zijn schulden te betalen wanneer deze opeisbaar zijn. Een insolventieprocedure is een executieprocedure die gelijktijdig op alle schulden van de schuldenaar van toepassing is.

Finland kent drie verschillende soorten insolventieprocedures: faillissement, herstructurering van een onderneming en schuldsanering bij een natuurlijke persoon. De regels inzake faillissement zijn vastgelegd in de faillissementswet (Konkurssilaki 120/2004), die op 1 september 2004 in werking is getreden. De wet inzake de herstructurering van ondernemingen (Laki yrityksen saneerauksesta 47/1993) en de wet inzake de schuldsanering bij natuurlijke personen (Laki yksityishenkilön velkajärjestelystä 57/1993) zijn op 8 februari 1993 in werking getreden.

Faillissement is een liquidatieprocedure waarbij het doel is om de activa van een schuldenaar te gelde te maken en de opbrengst daarvan te verdelen onder de schuldeisers. Herstructurering van een onderneming en schuldsanering bij natuurlijke personen zijn reorganisatiemaatregelen die zijn bedoeld om de financiële gezondheid te herstellen en de schuldenaar de mogelijkheid te geven zijn financiële moeilijkheden te boven te komen.

Een schuldenaar kan ook buiten de officiële insolventieprocedures om met zijn schuldeisers tot een akkoord komen of andere regelingen treffen voor het betalen van zijn schulden. Voor regelingen die op vrijwillige basis tot stand komen, bestaan echter geen wettelijke voorschriften, reden waarom die hier verder niet worden besproken.

Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van bovengenoemde insolventieprocedures.

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Faillissement

Het toepassingsgebied van faillissement is algemeen, wat betekent dat zowel natuurlijke personen als rechtspersonen failliet kunnen worden verklaard. Een rechtspersoon kan ook failliet worden verklaard als hij uit het betreffende register is geschrapt of is ontbonden. Ook de nalatenschap van een overleden persoon of de boedel van een rechtspersoon kan failliet worden verklaard.

Herstructurering

Iedere onderneming die een commerciële activiteit verricht en iedere andere vennootschap, particuliere ondernemer of zelfstandige kan voorwerp zijn van een herstructureringsprocedure.

Bepaalde ondernemingen, zoals kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen, zijn echter van herstructureringsprocedures uitgesloten, aangezien zij onder een bijzondere wet en afzonderlijk toezicht vallen.

Schuldsanering

Alleen een natuurlijke persoon kan om sanering van zijn schulden verzoeken. Onder bepaalde voorwaarden kan een natuurlijke persoon die een particuliere onderneming leidt of die een activiteit verricht in het kader van een vennootschap onder firma, of die optreedt als commanditair vennoot in een commanditaire vennootschap, echter ook gebruikmaken van de schuldsaneringsregeling.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Voor het inleiden van elk van de drie insolventieprocedures geldt als algemene voorwaarde dat de schuldenaar insolvent is. Insolventie betekent dat een schuldenaar, anders dan tijdelijk, niet in staat is zijn schulden te betalen wanneer die opeisbaar zijn.

Een herstructureringsprocedure kan ook worden geopend wanneer een schuldenaar insolvent dreigt te raken.

Faillissement

Een faillissement kan zowel door de schuldenaar als door een schuldeiser worden aangevraagd. De algemene voorwaarde die wordt gesteld aan een faillietverklaring is dat de schuldenaar insolvent is. In de faillissementswet is bepaald op basis van welke criteria kan worden vastgesteld of iemand insolvent is; Een schuldenaar wordt geacht insolvent te zijn wanneer hij aan deze criteria voldoet, tenzij anders wordt bewezen.

Van vermoedelijke insolventie is sprake wanneer:

  1. de schuldenaar zelf verklaart dat hij insolvent is en er geen bijzondere redenen zijn om zijn verklaring te verwerpen;
  2. de schuldenaar is opgehouden te betalen;
  3. bij tenuitvoerleggingsprocedures die zijn uitgevoerd in de zes maanden voorafgaand aan de indiening van de faillissementsaanvraag is gebleken dat de schuldenaar zijn schulden niet volledig kan afbetalen; of
  4. de schuldenaar, die gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de faillissementsaanvraag wettelijk verplicht was of is om voor zijn onderneming een boekhouding te voeren, een onbetwiste en opeisbare vordering niet betaalt binnen een week na ontvangst van een betalingsherinnering van een schuldeiser.

Een faillissementsaanvraag kan door een schuldeiser worden ingediend wanneer de vordering berust op een vonnis, op een andere executoriale titel of op een door de schuldenaar ondertekende toezegging, of wanneer de vordering onbetwistbaar is. Het gevorderde bedrag hoeft niet per se achterstallig te zijn. Voor faillissementsaanvragen die berusten op geringe schuldvorderingen, en voor de gevallen waarin de schuldeiser een zekerheidsrecht heeft, gelden beperkingen.

Een faillissement vangt aan wanneer de rechtbank de schuldenaar failliet verklaart. Daarbij benoemt de rechter tegelijk een curator. Na de inleiding van de faillissementsprocedure verliest de schuldenaar het volledige beheer en de beschikking over de activa die tot de boedel behoren.

De curator is verplicht de schuldeisers in kennis te stellen van de inleiding van de faillissementsprocedure. Buitenlandse schuldeisers zoals bedoeld in Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad betreffende insolventieprocedures moeten in kennis worden gesteld zoals vereist door de verordening.

De inleiding van de faillissementsprocedure wordt ook geregistreerd in bijvoorbeeld het register voor faillissementen en herstructureringen, het handelsregister, het kadaster en hypotheekregister, het scheepsregister voor schepen in aanbouw en afgebouwde schepen, het luchtvaartuigregister, het register van verpande handelszaken, het motorvoertuigenregister en het aandelenregister.

Tegen een beslissing van de districtsrechtbank (käräjäoikeus) op een faillissementsaanvraag kan hoger beroep worden ingesteld bij een rechtbank van tweede aanleg.

Herstructurering

De inleiding van een herstructureringsprocedure kan zowel door de schuldenaar als door een schuldeiser worden aangevraagd. Voor een door een schuldeiser geïnitieerde herstructureringsprocedure is geen toestemming van de schuldenaar vereist. De meeste aanvragen worden door de schuldenaar zelf ingediend.

Een procedure om een onderneming te herstructureren kan worden ingeleid wanneer de schuldenaar insolvent is en er geen wettelijke belemmering bestaat voor de inleiding van de procedure. Een belemmering is bijvoorbeeld de situatie waarin de insolventie niet door middel van een herstructureringsplan kan worden opgelost of het vermogen van de schuldenaar onvoldoende is om de kosten van de herstructureringsprocedure te dekken. Een herstructureringsprocedure kan ook worden ingeleid wanneer een schuldenaar insolvent dreigt te raken. In dergelijke gevallen kan de schuldeiser alleen een verzoek tot inleiding van een herstructureringsprocedure indienen wanneer de schuldvordering een aanzienlijk financieel belang vertegenwoordigt. Voorts kan een herstructureringsprocedure worden ingeleid wanneer de schuldenaar en ten minste twee schuldeisers hiertoe gezamenlijk een aanvraag indienen of wanneer de schuldeisers verklaren dat zij de aanvraag van de schuldenaar steunen. In dat geval moeten de schuldvorderingen van deze schuldeisers gezamenlijk ten minste een vijfde deel van de bekende schulden van de schuldenaar vertegenwoordigen.

De rechtsgevolgen van de inleiding van een herstructureringsprocedure treden automatisch in vanaf de datum van de uitspraak tot inleiding van de procedure. Na indiening van de aanvraag kan de rechter, op verzoek van de aanvrager of de schuldenaar, een verbod tot betaling van schulden en de bijbehorende zekerheidsrechten uitvaardigen, evenals een verbod tot inning van vorderingen, een verbod tot beslaglegging, of een verbod tot uitvoering van andere executiemaatregelen die voorafgaand aan de inleiding van de procedure effect sorteren.

De curator is verplicht de schuldeisers in kennis te stellen van de inleiding van de faillissementsprocedure. Ook bepaalde overheidsinstanties moeten in kennis worden gesteld van de inleiding van de herstructureringsprocedure, en hiervan moet een aantekening worden gemaakt in bijvoorbeeld het register van faillissementen en herstructureringsprocedures, het handelsregister, het kadaster en hypotheekregister.

Tegen een beslissing van de districtsrechtbank tot inleiding of afwijzing van een herstructureringsprocedure kan hoger beroep worden ingesteld bij een rechtbank van tweede aanleg.

Schuldsanering

Schuldsanering kan alleen door de schuldenaar worden aangevraagd. Om een schuldsaneringsprocedure te kunnen initiëren, moet de schuldenaar insolvent zijn en redelijkerwijs niet in staat zijn om zijn solvabiliteit dusdanig te verbeteren dat hij zijn schulden kan betalen. De belangrijkste oorzaak van de insolventie moet worden gevormd door een aanzienlijke vermindering van het vermogen van de schuldenaar om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen als gevolg van een wijziging in zijn situatie die hem niet direct te verwijten is, zoals ziekte. Schuldsanering kan ook worden toegekend wanneer er een andere gegronde reden is, gezien het totale schuldbedrag en andere verplichtingen van de schuldenaar en diens solvabiliteit. Bij de beoordeling van de solvabiliteit van de schuldenaar wordt onder meer rekening gehouden met zijn activa, zijn inkomsten en zijn potentiële inkomsten.

Voor een schuldsaneringsprocedure mogen geen wettelijke belemmeringen bestaan (bijvoorbeeld een schuld die is ontstaan als gevolg van een criminele activiteit of door ondoordacht handelen). Indien daar een gegronde reden voor bestaat, kan de schuldsanering ondanks een algemene belemmering toch worden toegewezen. In dergelijke gevallen moet in het bijzonder worden gekeken naar de maatregelen die de schuldenaar neemt om zijn schulden af te betalen, hoe lang de schulden al opeisbaar zijn, de situatie van de schuldenaar en de gevolgen van schuldsanering voor zowel de schuldenaar als zijn schuldeisers.

Schuldsanering kan niet worden verleend indien de schuldenaar niet over middelen beschikt om een reden die geacht wordt tijdelijk te zijn, of indien de schuldenaar om een dergelijke reden niet meer dan een klein deel van zijn schulden kan terugbetalen.

De rechtsgevolgen van de inleiding van de schuldsaneringsprocedure treden automatisch in vanaf de datum van de beslissing tot inleiding van de procedure. Na indiening van de aanvraag kan de rechter, op verzoek van de schuldenaar, een tijdelijk verbod tot betaling van schulden en de bijbehorende zekerheidsrechten uitvaardigen, evenals een verbod tot inning van vorderingen, een verbod tot beslaglegging of een verbod tot uitvoering van andere executiemaatregelen die voorafgaand aan de inleiding van de procedure effect sorteren.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Faillissement

De failliete boedel bestaat uit alle activa die de schuldenaar bij aanvang van het faillissement bezit en de activa die hij vóór de beëindiging van de faillissementsprocedure verwerft. De opbrengsten van de vervreemding van de activa die tot de failliete boedel behoren, en activa die op grond van de wet inzake de terugvordering van activa voor failliete boedels en de activa (Laki takaisinsaannista konkurssipesään 758/1991) of op een andere rechtsgrondslag voor de boedel kunnen worden teruggevorderd, zijn eveneens activa die deel uitmaken van de failliete boedel.

Activa die niet vatbaar zijn voor beslag maken over het algemeen geen deel uit van de failliete boedel. Ook de activa die een natuurlijke persoon verwerft of het inkomen dat hij verdient na de inleiding van de faillissementsprocedure behoren niet tot de failliete boedel.

Herstructurering

In het kader van een herstructureringsprocedure wordt er voor de schuldenaar een herstructureringsplan opgesteld. Het plan moet onder meer een overzicht van de financiële situatie (activa, passiva en andere verplichtingen) van de schuldenaar bevatten. Het herstructureringsplan moet zijn gebaseerd op de totale waarde van de activa van de schuldenaar ten tijde van de procedure. Ook is terugvordering mogelijk: een transactie die kan worden teruggedraaid ten bate van de failliete boedel kan in het kader van een herstructureringsprocedure worden vernietigd op dezelfde gronden als bij een faillissementsaanvraag.

Hoewel het in uitzonderlijke gevallen mogelijk is om het herstructureringsplan na goedkeuring te wijzigen, kan het bedrag dat aan iedere schuldeiser wordt uitbetaald echter niet via een wijziging in het herstructureringsplan worden verhoogd. Wanneer na goedkeuring van het herstructureringsplan activa aan de schuldenaar worden overgedragen, zijn de schuldeisers evenwel gerechtigd om aanvullende betalingen van de schuldenaar te vorderen. De schuldenaar kan worden gelast om aanvullende, in het herstructureringsplan gespecificeerde betalingen te verrichten wanneer zijn financiële situatie wordt geacht beter te zijn dan toen het plan werd opgesteld. Indien gegrond kan er een verzoek tot aanvullende betalingen worden ingediend. Een dergelijk verzoek moet worden ingediend binnen een jaar nadat het eindverslag aan de rechtbank is overgelegd.

Schuldsanering

In de schuldsaneringsprocedure wordt een betalingsplan opgesteld voor de schuldenaar, dat is afgestemd op zijn vermogen om te betalen. Bij de beoordeling van de capaciteit van de schuldenaar om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen, moet onder meer rekening worden gehouden met de opbrengst van de liquidatie van de activa van de schuldenaar, zijn inkomsten en zijn potentiële inkomsten, de kosten voor levensonderhoud en eventuele onderhoudsverplichtingen. Bij een schuldsanering worden alle inkomsten van de schuldenaar boven het bedrag van de kosten voor levensonderhoud en onderhoudsverplichtingen gebruikt voor het afbetalen van de schuld, evenals alle overige activa van de schuldenaar die niet onder zijn basisbehoeften vallen. Activa die als basisbehoeften van de schuldenaar worden beschouwd, zijn onder meer de eigen woning, de inboedel, de persoonlijke bezittingen en het werkgereedschap van de schuldenaar voor zover hij deze redelijkerwijs nodig heeft. Activa die als basisbehoeften van de schuldenaar worden beschouwd mogen alleen te gelde worden gemaakt in de wettelijk vastgestelde gevallen.

Bovendien kan de schuldenaar op grond van het betalingsplan verplicht zijn om aanvullende betalingen te verrichten wanneer hij gedurende de looptijd van het betalingsplan extra inkomsten ontvangt of activa verwerft. De schuldenaar is verplicht om een deel van giften of andere eenmalige betalingen die hij gedurende de looptijd van het betalingsschema ontvangt over te maken aan de schuldeisers. Indien de inkomsten van de schuldenaar hoger zijn dan het in het betalingsplan vastgestelde inkomen, is de schuldenaar verplicht een deel van die aanvullende inkomsten aan de schuldeisers te betalen.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Faillissement

Een faillissement wordt uitgesproken door de rechter, die ook een curator benoemt. Een persoon kan tot curator worden benoemd wanneer hij instemt met de benoeming, bekwaam is, over de voor de functie vereiste competenties en ervaring beschikt en ook in alle andere opzichten geschikt is. De curator mag geen enkele relatie met de schuldenaar of de schuldeisers hebben die afbreuk zou kunnen doen aan zijn onafhankelijkheid van de schuldenaar, zijn onpartijdigheid jegens de schuldeisers of zijn bekwaamheid om zijn taken op passende wijze te kunnen verrichten. Een rechtspersoon kan niet tot curator worden benoemd.

De curator speelt een centrale rol bij het beheer van de failliete boedel. Tot de taken van de curator behoren het vertegenwoordigen van de boedel, het voeren van het gewone beheer over de boedel, het maken van de boedelbeschrijving en het opstellen van een verslag over de schuldenaar, het controleren van schuldvorderingen en het opstellen van de voorlopige en definitieve lijst van de aan schuldeisers uit te keren bedragen (de uitdelingslijst). De curator houdt eveneens toezicht op het beheer en de verkoop van goederen die tot de boedel behoren en op de verdeling van de opbrengst.

Na de inleiding van de faillissementsprocedure verliest de schuldenaar het volledige beheer en de beschikking over de activa die tot de boedel behoren. De schuldenaar moet verplicht medewerking verlenen, zodat de faillissementsprocedure uiteindelijk kan worden afgesloten. De schuldenaar dient de curator alle nodige informatie te verstrekken die deze nodig heeft om de boedelbeschrijving op te stellen en te bevestigen. De schuldenaar heeft het recht om op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkeling van de boedel, om deel te nemen aan de schuldeisersvergaderingen en om zijn mening te geven over zaken waarover beslissingen moeten worden genomen.

Herstructurering

Bij de inleiding van de herstructureringsprocedure van een onderneming benoemt de rechter een bewindvoerder. De bewindvoerder moet een volwassen persoon zijn die bekend staat als betrouwbaar, niet in staat van faillissement verkeert en voldoet aan alle wettelijke vereisten. Ook moet de persoon beschikken over de bekwaamheid, de competenties en de ervaring die voor de functie zijn vereist. De bewindvoerder mag geen enkele relatie met de schuldenaar of de schuldeisers hebben die afbreuk zou kunnen doen aan zijn onafhankelijkheid van de schuldenaar, zijn onpartijdigheid jegens de schuldeisers of zijn bekwaamheid om zijn taken op passende wijze te kunnen verrichten. Een rechtspersoon kan niet tot bewindvoerder worden benoemd.

De bewindvoerder is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de herstructureringsprocedure en de bescherming van de belangen van de schuldeisers. De bewindvoerder stelt een overzicht van de activa en verplichtingen van de schuldenaar op en doet een voorstel voor het herstructureringsplan. Ook sommige andere partijen, zoals de schuldenaar, hebben het recht om een eigen voorstel voor een herstructureringsplan in te dienen. Ook houdt hij toezicht op de activiteiten van de schuldenaar.

De rechter kan een schuldeiserscommissie benoemen die alle schuldeisers vertegenwoordigt en die de bewindvoerder als adviesorgaan bijstaat bij de uitoefening van zijn taken. Wanneer dat wegens het geringe aantal schuldeisers of om een andere reden niet noodzakelijk wordt geacht, wordt er geen schuldeiserscommissie benoemd.

De schuldenaar blijft handelingsbevoegd met betrekking tot zijn activa en activiteiten, tenzij de wet anders bepaalt. Na de inleiding van de procedure mag de schuldenaar zonder toestemming van de bewindvoerder echter geen nieuwe schulden aangaan, tenzij deze verband houden met de gewone activiteiten van de schuldenaar en het bedrag en de voorwaarden niet ongebruikelijk zijn. De handelingsbevoegdheid van de schuldenaar kan op verzoek van de bewindvoerder of een schuldeiser ook op andere wijze worden beperkt, met name wanneer het risico bestaat dat de schuldenaar handelt op een wijze die schadelijk is voor de belangen van de schuldeisers. De schuldenaar moet verplicht samenwerken met de rechter, de bewindvoerder en de schuldeiserscommissie en hun alle benodigde informatie verstrekken.

In de regel kan de schuldenaar wel vorderingen blijven instellen in geschorste of toekomstige gerechtelijke procedures, tenzij de bewindvoerder het recht van de schuldenaar tot het instellen van een rechtsvordering uitoefent.

Schuldsanering

In een schuldsaneringsprocedure kan de rechter een bewindvoerder benoemen indien dat nodig wordt geacht om opheldering te krijgen over de financiële situatie van de schuldenaar, de liquidatie van de activa of de uitvoering van de schuldsanering. De bewindvoerder moet een volwassen persoon zijn die bekend staat als eerlijk, die bereid is om te worden benoemd, die niet in staat van faillissement verkeert en die voldoet aan alle wettelijke vereisten. Ook moet de persoon beschikken over de bekwaamheid, de competenties en de ervaring die voor de functie zijn vereist. De bewindvoerder mag geen enkele relatie met de schuldenaar of de schuldeisers hebben die afbreuk zou kunnen doen aan zijn onafhankelijkheid van de schuldenaar, zijn onpartijdigheid jegens de schuldeisers of zijn bekwaamheid om zijn taken op passende wijze te kunnen verrichten. Een rechtspersoon kan niet tot bewindvoerder worden benoemd.

Als er een bewindvoerder wordt benoemd, moet deze een voorstel voor een betalingsplan opstellen en alle andere door de rechtbank opgelegde taken uitvoeren. Bij het opstellen van het voorstel voor een betalingsplan dient de bewindvoerder met de schuldenaar en de schuldeisers te overleggen en hun alle nodige informatie over de schuldsanering te verstrekken. Ook moet hij hun de mogelijkheid bieden om een verklaring met betrekking tot het verzoek en het voorstel voor het betalingsplan te overleggen. De bewindvoerder kan ook worden belast met de liquidatie van de activa van de schuldenaar en met de uitkering van de opbrengst daarvan aan de schuldeisers. Indien er geen bewindvoerder wordt benoemd, is de schuldenaar zelf verantwoordelijk voor het opstellen van het voorstel van het betalingsplan. Het staat aan de rechter om een beslissing te nemen over de inleiding van een schuldsaneringsprocedure. De rechter is ook verantwoordelijk voor de bekrachtiging van het betalingsplan.

De schuldenaar behoudt de titel en het eigendomsrecht van alle goederen. Alle activa die niet als basisbehoeften worden beschouwd, worden echter gebruikt voor het betalen van de schulden. De schuldenaar dient de rechtbank, de schuldeisers en in voorkomend geval de bewindvoerder alle nodige informatie te verstrekken die relevant is voor de sanering van zijn schuld. Ook is de schuldenaar verplicht om mee te werken aan de schuldsanering.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Faillissement

Behoudens bepaalde uitzonderingen is de schuldeiser gerechtigd een vordering in het faillissement te verrekenen met het bedrag dat hij aan de schuldenaar is verschuldigd bij de inleiding van de faillissementsprocedure, ook als de schuld aan de schuldenaar of de vordering nog niet opeisbaar is. Het recht op verrekening geldt niet voor vorderingen die de schuldeiser geen recht op betaling uit de failliete boedel geven, noch voor vorderingen die ondergeschikt zijn aan andere vorderingen. De schuldeiser is verplicht alle informatie te verstrekken over vorderingen die verrekend kunnen worden.

Herstructurering

Ondanks het verbod op de inning van vorderingen is een schuldeiser gerechtigd om een door hem bij de inleiding van de procedure aan de schuldenaar verschuldigd bedrag te verrekenen, onder dezelfde voorwaarden als bij een faillissementsprocedure. De kennisgeving van de verrekening moet ook worden betekend aan de bewindvoerder.

Een kredietinstelling heeft geen recht op verrekening met geldbedragen die de schuldenaar op een rekening bij die instelling heeft wanneer het verbod op inning van kracht wordt of daarna. Het recht op verrekening geldt evenmin met betrekking tot geldbedragen die de kredietinstelling op dat moment onder zich heeft om te worden overgemaakt naar de rekening van de schuldenaar wanneer die rekening kan worden gebruikt voor betalingsverrichtingen.

Schuldsanering

Nadat de schuldsaneringsprocedure eenmaal is ingeleid, mogen er geen maatregelen tegen de schuldenaar worden genomen voor het innen van een schuld waarvan de betaling is opgeschort of voor het veiligstellen van de betaling van de schuld. Onder een opschorting valt ook de verrekening tussen de opeisbare vorderingen van de schuldenaar en zijn schulden aan de schuldeiser. Een dergelijke opschorting geldt echter niet voor de verrekening van belastingen.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

In de regel blijven overeenkomsten waarbij geen sprake is van opeisbare vorderingen die onder een insolventieprocedure vallen in alle drie de insolventieprocedures geldig en ongewijzigd.

Faillissement

Wanneer de schuldenaar bij de aanvang van het faillissement een overeenkomst waarbij hij partij is niet heeft uitgevoerd, moet de andere contractpartij verzoeken om een verklaring waarin wordt vermeld of de overeenkomst al dan niet zal worden nagekomen uit de failliete boedel. Wanneer uit hoofde van de failliete boedel wordt verklaard dat de overeenkomst zal worden nagekomen en er voldoende zekerheid wordt geboden voor de uitvoering ervan, kan de overeenkomst niet worden ontbonden. Wanneer het een persoonlijke verbintenis betreft of wanneer er een andere bijzondere reden is op grond waarvan de andere contractpartij niet is gehouden om de overeenkomst met de failliete boedel in stand te houden, kan de andere contractpartij de overeenkomst echter wel ontbinden.

Wanneer een werkgever failliet wordt verklaard, kan de arbeidsovereenkomst door elk van de partijen worden beëindigd, ongeacht de looptijd daarvan. De opzeggingstermijn is 14 dagen, ongeacht wat die normaliter zou zijn geweest. De over de faillissementsperiode verschuldigde beloning wordt betaald uit de failliete boedel.

De failliete boedel is ook aansprakelijk voor de huur uit hoofde van een commerciële huurovereenkomst voor de periode dat de bedrijfsruimten worden gebruikt, ook als er geen aansprakelijkheid is aanvaard voor de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Als uit hoofde van de failliete boedel niet binnen een door de verhuurder vastgestelde termijn van niet minder dan een maand wordt aangekondigd dat er aansprakelijkheid wordt aanvaard voor de uit overeenkomst voortvloeiende verplichtingen na aanvang van het faillissement, heeft de verhuurder het recht om de overeenkomst te beëindigen.

Als volgens een overeenkomst inzake de toewijzing van roerende goederen een voorwaarde voor het behouden van een titel of terugneming komt te vervallen wanneer de koopprijs is betaald, kan uit hoofde van de failliete boedel in de overeenkomst worden getreden door de verkoper daarvan in kennis te stellen en de uitstaande koopprijs te betalen, plus eventuele achterstandsrente, in overeenstemming met de oorspronkelijke voorwaarden. De kennisgeving moet worden gedaan en de prijs moet worden betaald binnen een redelijke termijn nadat de verkoper heeft verzocht om betaling of teruggave van het goed.

Een individuele transactie kan worden vernietigd op basis van een terugvordering zoals bedoeld in de wet inzake de terugvordering van activa voor de failliete boedel.

Herstructurering

De inleiding van een herstructureringsprocedure heeft geen gevolgen voor de andere bestaande verbintenissen van de schuldenaar, tenzij de wet anders bepaalt.

Een huur- of leaseovereenkomst waarbij de schuldenaar de huurder is, kan door de schuldenaar worden ontbonden, waarbij de overeenkomst twee maanden na de kennisgeving van de opzegging wordt beëindigd, niettegenstaande eventuele contractvoorwaarden inzake de looptijd van de overeenkomst of de kennisgeving van opzegging.

Een persoon die zich heeft verbonden aan de verrichting van een contractuele prestatie jegens de schuldenaar, maar deze bij de inleiding van de procedure nog niet heeft afgerond, heeft recht op een vergoeding voor deze prestatie wanneer die onder de gebruikelijke activiteiten van de schuldenaar valt. Wanneer de kwestie betrekking heeft op een ander soort overeenkomst die vóór de inleiding van de procedure is gesloten en de schuldenaar, bij de inleiding van de procedure, nog niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting op grond van die overeenkomst, zal de bewindvoerder, op verzoek van de andere partij, vaststellen of de schuldenaar zich al dan niet aan de overeenkomst zal houden. Is het antwoord negatief of komt er binnen een redelijke termijn geen antwoord, dan is de wederpartij gerechtigd de overeenkomst te ontbinden.

Een overeenkomst op grond waarvan de schuldenaar een betaling verricht die is gebaseerd op of verband houdt met een schuld die wordt geherstructureerd is nietig, tenzij de betalingsverplichting is gebaseerd op het goedgekeurde herstructureringsplan.

Een werkgever die is onderworpen aan een herstructureringsprocedure mag onder bepaalde voorwaarden een arbeidsovereenkomst beëindigen, ongeacht de duur daarvan, met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden.

Een transactie die kan worden vernietigd wanneer een faillissementsaanvraag zou zijn ingediend in plaats van een herstructureringsaanvraag, kan op verzoek van een schuldeiser in het kader van de herstructureringsprocedure worden vernietigd op dezelfde gronden als die welke zijn vastgesteld in de wet inzake de terugvordering van activa voor de failliete boedel.

Schuldsanering

De schuldenaar is gerechtigd om een huurovereenkomst of andere overeenkomst waarbij hij de huurder is, of een consumentenovereenkomst of huurkoopovereenkomst, te beëindigen met een opzeggingstermijn van twee maanden.

De schuldenaar moet afstand doen van op basis van deelbetalingen of een deelbetalings- of huurkoopregeling verkregen activa die niet tot zijn basisbehoeften worden gerekend.

Een overeenkomst op grond waarvan de schuldenaar een betaling moet verrichten die is gebaseerd op of verband houdt met de schuldsanering is nietig, tenzij de betalingsverplichting is gebaseerd op het goedgekeurde betalingsplan of op een wettelijke bepaling.

Een persoon die zich vóór de inleiding van de procedure heeft verbonden aan de verrichting van een contractuele prestatie jegens de schuldenaar, maar deze bij de inleiding van de procedure nog niet heeft afgerond, heeft recht op een vergoeding voor deze prestatie wanneer die kan worden geacht onder de gebruikelijke activiteiten van de schuldenaar te vallen.

Een transactie die kan worden vernietigd wanneer in plaats van een schuldsaneringsaanvraag een faillissementsaanvraag zou zijn ingediend, kan op verzoek van een schuldeiser in het kader van de schuldsaneringsprocedure worden vernietigd op dezelfde gronden als die welke zijn vastgesteld in de wet inzake de terugvordering van activa voor de failliete boedel.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Faillissement

Na aanvang van het faillissement mogen er geen rechtsvorderingen worden ingesteld tegen de failliete boedel voor het verkrijgen van een grond voor executie in verband met een vordering in het faillissement, en er kunnen geen executoriale maatregelen worden uitgevoerd met betrekking tot goederen die tot de failliete boedel behoren voor het innen van een vordering in het faillissement. Een schuldeiser met een zekerheidsrecht kan echter wel een rechtsvordering instellen voor het innen van een vordering op basis van dat zekerheidsrecht.

Herstructurering

Na de inleiding van een herstructureringsprocedure geldt voor de schuldenaar in de regel een verbod op betaling en voor de schuldeiser een verbod op inning. Dat wil zeggen dat er geen enkele maatregel tegen de schuldenaar mag worden genomen voor het innen van een schuld die wordt geherstructureerd of voor het zeker stellen van de betaling. In bepaalde gevallen kan een schuldeiser met een zekerheidsrecht de rechter toestemming vragen om dit zekerheidsrecht in te zetten voor het verkrijgen van een betaling. Dat is bijvoorbeeld mogelijk wanneer het gezien de herstructureringsregelingen duidelijk is dat de goederen die als zekerheid dienen niet in het bezit van de schuldenaar hoeven te blijven.

Over het algemeen worden er na de inleiding van de procedure geen conservatoire maatregelen op basis van officiële beslissingen jegens de schuldenaar genomen.

Schuldsanering

Net als in een herstructureringsprocedure geldt in een schuldsaneringsprocedure dat de inning van de schuldvordering is opgeschort. Wanneer een schuld onder een betalingsopschorting valt, mogen er geen maatregelen tegen de schuldenaar worden genomen voor het innen van de vordering of het zeker stellen van de betaling. Bovendien zijn boetes voor te late betaling niet van toepassing op de schuldenaar. In bepaalde gevallen kan een schuldeiser met een zekerheidsrecht echter toestemming vragen aan de rechter om dit zekerheidsrecht in te zetten voor het verkrijgen van een betaling. Dat is bijvoorbeeld mogelijk wanneer de activa die als zekerheid dienen niet worden beschouwd als basisbehoeften van de schuldenaar of wanneer de schuldenaar de betreffende activa niet nodig heeft voor het voortzetten van zijn onderneming.

De schuldeiser mag een rechtsvordering of een andere procedure instellen om zijn recht op dwangmiddelen te behouden of een grond voor tenuitvoerlegging te krijgen. Onverminderd de verbodsbepalingen in verband met de inleiding van een schuldsaneringsprocedure, geldt in de regel dat de schuldeiser tevens kan verzoeken om de gelasting van conservatoire maatregelen en de tenuitvoerlegging van dat bevel.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Faillissement

Vanaf de inleiding van de faillissementsprocedure verliest de schuldenaar het volledige beheer en de beschikking over de goederen die tot de failliete boedel behoren ten gunste van de curator. Als gevolg hiervan kan de failliete boedel partij zijn bij kwesties die betrekking hebben op goederen die tot die boedel behoren: uit hoofde van de boedel kan een geschorste gerechtelijke procedure tussen de schuldenaar en een derde partij betreffende tot de boedel behorende goederen worden voortgezet. Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid, kan de procedure door de schuldenaar worden voortgezet.

Ook kan uit hoofde van de failliete boedel voortzetting worden gegeven aan een geschorste gerechtelijke procedure die betrekking heeft op een tegen de schuldenaar ingestelde vordering in het faillissement. Weigert de curator de procedure over te nemen en wil ook de schuldenaar de procedure niet voortzetten, dan kan de eiser verzoeken om een uitspraak in de zaak.

Herstructurering

De schuldenaar behoudt zijn recht op het instellen van een vordering in een geschorste gerechtelijke procedure of in andere gerechtelijke procedures waarbij hij partij is, tenzij de bewindvoerder besluit het recht van de schuldenaar tot het instellen van een rechtsvordering uit te oefenen. Deze bepaling geldt ook voor gerechtelijke procedures of andere procedures die na de inleiding van de herstructureringsprocedure zijn geschorst.

De bewindvoerder is bevoegd om namens de schuldenaar een vordering in te stellen en een gerechtelijke procedure of een andere soortgelijke procedure aanhangig te maken en om het vorderingsrecht van de schuldenaar in deze procedures uit te oefenen. Bovendien kan de bewindvoerder betekende stukken namens de schuldenaar in ontvangst nemen.

Schuldsanering

De inleiding van een schuldsaneringsprocedure heeft geen invloed op lopende gerechtelijke procedures, noch op het vorderingsrecht van de schuldenaar in die procedures.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Faillissement

De schuldeiser kan een aanvraag tot faillietverklaring indienen.

In faillissementsprocedures oefenen schuldeisers het hoogste gezag uit. Het gezag over de failliete boedel wordt uitgeoefend door de schuldeisers voor zover de wet niet anders bepaalt of het gezag niet door de curator wordt uitgeoefend. Bovendien kunnen de schuldeisers hun zeggenschap over het lopende beheer van de boedel behouden of die zeggenschap delegeren aan de curator. Het gezag van de schuldeisers vangt aan bij de inleiding van de faillissementsprocedure en eindigt bij de beëindiging van het faillissement.

Het recht om het gezag van de schuldeisers uit te oefenen komt toe aan de schuldeisers die een vordering op de schuldenaar in het faillissement hebben en die vordering ook hebben ingediend. Na de sluitingsdatum voor het indienen van vorderingen behoort dat recht alleen toe aan schuldeisers die hun vordering hebben ingediend of wier vordering anderszins kan worden opgenomen in de uitdelingslijst, alsmede aan schuldeisers die worden beschermd door een zekerheid en hun vordering hebben verantwoord.

De schuldeisersvergadering is het belangrijkste besluitvormingsorgaan, maar er kunnen ook andere besluitvormingsprocedures worden toegepast. De schuldeisers kunnen tevens een schuldeiserscommissie instellen, die optreedt als verbindings- en onderhandelingsorgaan tussen de curator en de schuldeisers. Het stemgewicht van de schuldeisers wordt bepaald op basis van hun lopende vorderingen in het faillissement. De schuldeisersvergadering neemt besluiten op grond van een meerderheid van de stemmen (naar gewicht) van de schuldeisers die aan de stemming deelnemen. In alternatieve besluitvormingsprocedures wordt de stemverhouding berekend op basis van het stemgewicht van de schuldeisers die hun standpunt kenbaar maken.

Herstructurering

Een schuldeiser kan een verzoek tot herstructurering indienen.

Er kan een schuldeiserscommissie worden benoemd die optreedt als algemeen vertegenwoordiger van de schuldeisers. Deze commissie vertegenwoordigt alle groepen schuldeisers en dient de bewindvoerder bij te staan bij de uitoefening van zijn taken en namens de schuldeisers toezicht te houden op de activiteiten van de bewindvoerder. De commissie neemt besluiten bij gewone meerderheid.

Bij het opstellen van het voorstel voor het herstructureringsplan onderhandelt de bewindvoerder met de schuldeiserscommissie en indien nodig met individuele schuldeisers. Schuldeisers of groepen schuldeisers met schuldvorderingen die de wettelijk vastgestelde limiet overschrijden, hebben het recht een voorstel voor een herstructureringsplan in te dienen. Zodra het voorstel is vastgesteld, wordt het ter goedkeuring toegezonden aan de schuldeisers. Wanneer daarvoor geen belemmeringen bestaan, kan het plan worden aangenomen met goedkeuring van alle schuldeisers, goedkeuring van de meerderheid van elke groep schuldeisers of, in bepaalde gevallen, zelfs zonder de goedkeuring van de meerderheid van alle groepen schuldeisers.

Schuldsanering

Een aanvraag tot schuldsanering bij een natuurlijke persoon kan niet worden ingediend door een schuldeiser. Wel moet de schuldenaar in de regel eerst nagaan of hij met zijn schuldeisers tot een akkoord kan komen voordat hij een schuldsaneringsaanvraag indient. Uit de bestaande praktijk op het gebied van kredieten en de inning van vorderingen blijkt dat schuldeisers over het algemeen bereid zijn om mee te werken aan een akkoord.

De schuldeisers krijgen de mogelijkheid om hun standpunt over het verzoek tot schuldsanering en het voorstel voor het betalingsplan in te dienen. De schuldeisers moeten op verzoek schriftelijk nadere details over hun vordering verstrekken. Een goedgekeurd betalingsplan kan op verzoek van de schuldeiser worden gewijzigd of op bepaalde gronden worden ingetrokken.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Faillissement

Goederen in de failliete boedel moeten met de vereiste zorgvuldigheid worden beheerd, in overeenstemming met goede administratieve praktijken.

Een van de taken van de curator is om de goederen die tot de boedel behoren te verkopen. De curator maakt de goederen die tot de failliete boedel behoren te gelde op de voor die boedel meest voordelige wijze, zodat de verkoopopbrengsten zo hoog mogelijk zijn. Een zekerheidsrecht dat tot de failliete boedel behoort kan alleen worden verkocht wanneer de houder van dat zekerheidsrecht daarmee instemt of de rechter daarvoor toestemming verleent.

De goederen die tot de boedel behoren mogen niet worden verkocht aan de curator, zijn assistenten of een aan de curator gelieerd persoon of assistenten van die persoon.

Herstructurering en schuldsanering

De rechten van een bewindvoerder zijn beperkt tot het recht op toegang tot de informatie die nodig is om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. De schuldenaar behoudt de titel en het eigendomsrecht van zijn goederen en de bewindvoerder is geen geval bevoegd de goederen van de schuldenaar te gebruiken of te verkopen.

Voor een aantal transacties heeft de schuldenaar echter toestemming van de curator nodig.

Schuldsanering

In het kader van een schuldsaneringsprocedure kan de bewindvoerder opdracht krijgen om de goederen te gelde te maken, daartoe de nodige maatregelen en regelingen te treffen en de opbrengst over te maken aan de personen voor wie deze bestemd is.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Faillissement

Een vordering in het faillissement is een schuld van de schuldenaar die berust op een rechtsgrond die voor de aanvang van het faillissement is ontstaan. Verder worden ook vorderingen waarop een zekerheidsrecht is gevestigd en vorderingen waarvan de grondslag of het bedrag voorwaardelijk is, wordt betwist of anderszins onvoldoende duidelijk is, beschouwd als vorderingen in het faillissement. In geval van een doorlopende schuldverbintenis wordt het deel van de schuld dat dateert van vóór het faillissement gezien als een vordering in het faillissement.

In Finland kunnen uit hoofde van een failliete boedel onafhankelijk overeenkomsten worden gesloten, met eigen rechten en verplichtingen in verband met de failliete boedel. Vorderingen die zijn ontstaan na het faillissement worden beschouwd als administratiekosten, dat wil zeggen schulden van de failliete boedel die volledig worden betaald met de goederen die tot de boedel behoren. De failliete boedel is aansprakelijk voor schulden die voortvloeien uit de faillissementsprocedure of die zijn gebaseerd op een uit hoofde van de failliete boedel aangegane overeenkomst of verbintenis, evenals voor schulden waarvoor de failliete boedel wettelijk aansprakelijk is. Die schulden omvatten de vergoeding van de curator, de beloning van werknemers en huurkosten in het kader van commerciële huurovereenkomsten.

Herstructurering

De herstructureringsschuld is de totale schuld van de schuldenaar vóór het indienen van de aanvraag, met inbegrip van schulden waarvoor zekerheid is gesteld, schulden waarvan de grondslag of het bedrag voorwaardelijk is of wordt betwist en schulden die anderszins onvoldoende duidelijk zijn. Deze schulden worden terugbetaald zoals bepaald in het betalingsplan van een goedgekeurd herstructureringsplan.

Schulden die zijn aangegaan nadat de aanvraag is ingediend, worden voldaan op de vervaldatum. Hetzelfde geldt voor de kosten, lasten en andere exploitatiekosten op basis van een doorlopende verbintenis of een vaste overeenkomst inzake gebruik of bezit, mits deze betrekking hebben op de periode na de indiening van het verzoek.

Schuldsanering

De schuldsanering heeft betrekking op alle schulden van de schuldenaar die vóór aanvang van de schuldsaneringsprocedure bestonden. Daaronder vallen ook zekerheidsstellingen, voorwaardelijke of betwiste schulden of schulden waarvan het bedrag of de grondslag onbepaald is, evenals de aangegroeide rente over dergelijke schulden gedurende de periode tussen de inleiding van de schuldsaneringsprocedure en de goedkeuring van het betalingsplan, alsmede de gemaakte innings- en executiekosten met betrekking tot die schulden wanneer de schuldenaar gelast is om deze te betalen.

Schulden die niet onder de schuldsanering vallen, worden voldaan op de vervaldatum.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

Faillissement

Om recht op uitbetaling te verkrijgen, moet de schuldeiser een vordering met betrekking tot het faillissement schriftelijk indienen (aangiftebrief) en deze uiterlijk op de aangiftedatum aan de curator bezorgen. In de aangiftebrief moeten onder meer het bedrag van de vordering, de verschuldigde rente en de grondslag voor de vordering en voor de rente worden vermeld. De ingediende vordering kan ook na de aangiftedatum nog worden gewijzigd of aangevuld. Wanneer de schuldeiser een aanvullende onkostenvergoeding overmaakt naar de failliete boedel, kan een vordering tevens met terugwerkende kracht worden ingediend, mits er een geldige reden is waarom de vordering niet op de aangiftedatum is ingediend. De curator kan niet-ingediende vorderingen in het faillissement opnemen in de ontwerpuitdelingslijst wanneer de grondslag en het bedrag van de vordering niet worden betwist.

De curator moet de rechtmatigheid van de ingediende vorderingen en hun eventuele rangorde toetsen. In de ontwerpuitdelingslijst wordt vermeld welke vorderingen recht op uitbetaling geven. Een vordering op de ontwerpuitdelingslijst kan worden betwist door de curator, een schuldeiser of de schuldenaar, die ter ondersteuning daarvan gedetailleerde informatie en gronden moet verstrekken. Wanneer de vordering van een schuldeiser wordt betwist, geeft de curator de schuldeiser de mogelijkheid om te worden gehoord over het geschil en bewijs voor zijn vordering te verstrekken. Een vordering die niet tijdig wordt betwist, wordt geacht te zijn aanvaard.

Hierna moet de curator een uitdelingslijst opstellen, rekening houdend met de geschillen en aangiften, en deze ter goedkeuring voorleggen aan de rechtbank. De rechter beslecht geschillen en andere meningsverschillen ofwel onmiddellijk, ofwel in een civiele procedure, en bekrachtigt tot slot de uitdelingslijst.

Herstructurering

De schuldenaar moet bij zijn verzoek tot inleiding van de herstructureringsprocedure een overzicht van zijn schuldeisers, zijn schulden en de bijbehorende zekerheidsrechten voegen. Wanneer de rechter de inleiding van een herstructureringsprocedure gelast, stelt hij een uiterste datum vast waarop de schuldeisers hun vorderingen schriftelijk bij de bewindvoerder moeten indienen als die afwijken van de door de schuldenaar opgegeven vorderingen.

Zodra het voorstel voor het herstructureringsplan bij de rechtbank is ingediend, moet de rechter de partijen de mogelijkheid geven om hun bezwaren tegen de in het voorstel opgenomen vorderingen schriftelijk kenbaar te maken aan de bewindvoerder. Ook moeten zij in de gelegenheid worden gesteld om binnen een vastgestelde termijn een schriftelijke verklaring met betrekking tot het voorstel in te dienen, of om de betrokken partijen op te roepen om voor de rechtbank te verschijnen. Zowel de bewindvoerder als de schuldenaar kan bezwaren indienen namens de schuldenaar. Na bestudering van de bezwaren zal een beslissing worden gegeven, indien mogelijk tegelijk met de behandeling van het voorstel of anders in een afzonderlijke gerechtelijke procedure. Nadat de rechter zich heeft uitgesproken over de herstructurering van een onduidelijke schuld, krijgt degene die het voorstel heeft opgesteld de mogelijkheid om dit voorstel te wijzigen, te herzien of aan te vullen. Hierna stemmen alle schuldeisers over het voorstel voor het herstructureringsplan.

Schulden die gedurende de herstructureringsprocedure zijn aangegaan, maar niet door de schuldenaar of schuldeiser zijn ingediend en die voorafgaand aan de goedkeuring van het herstructureringsplan niet op andere wijze ter kennis zijn gekomen van de bewindvoerder, vervallen in de regel bij de goedkeuring van het herstructureringsplan.

Schuldsanering

Bij de aanvraag van schuldsanering moet de schuldenaar een overzicht van zijn schulden en schuldeisers indienen. Wanneer de rechter de inleiding van de schuldsaneringsprocedure gelast, moet hij alle schuldeisers een afschrift van de uitspraak, het verzoek en het voorstel voor het betalingsplan van de schuldenaar doen toekomen. De rechter moet een uiterste termijn vaststellen waarbinnen schuldeisers hun schriftelijke kennisgeving van het bedrag van nog lopende schulden moeten indienen, indien dat afwijkt van het door de schuldenaar opgegeven bedrag. Ook moet de rechter een uiterste termijn vaststellen voor de indiening van de schriftelijke verklaring van de schuldeisers betreffende het verzoek en het voorstel voor het betalingsplan van de schuldenaar en mogelijke bezwaren tegen de schulden die in het voorstel zijn opgenomen.

De bezwaren zullen in het kader van de schuldsaneringsprocedure worden behandeld, en de rechtbank zal daar indien mogelijk tegelijkertijd met het betalingsplan een besluit over nemen wanneer dat geen aanzienlijke vertraging voor de schuldsanering oplevert. Is dat niet mogelijk, dan spreekt de rechter zich in het kader van een afzonderlijke rechtsvordering of in een andere procedure uit over de kwestie. Nadat de sanering van de schuld van de schuldenaar is toegewezen, kan vervolgens het betalingsplan worden goedgekeurd.

Het betalingsplan kan op verzoek van de schuldenaar of een schuldeiser worden gewijzigd wanneer na goedkeuring van het plan blijkt dat er een nog lopende schuld is die ten tijde van de goedkeuring van het betalingsplan nog niet bekend was.

Wanneer na het einde van het betalingsplan een nog lopende schuld bekend wordt en het mogelijk zou zijn geweest om het betalingsplan te wijzigen naar aanleiding van die schuld, moet de schuldenaar de schuldeiser het bedrag van de schuld terugbetalen tot het bedrag dat hij ook had moeten betalen wanneer de schuld in het betalingsplan zou zijn opgenomen.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

In principe geldt in alle drie de insolventieprocedures dat de vorderingen van gelijke rang zijn. Dat wil zeggen dat elke schuldeiser een gelijk recht op betaling uit de beschikbare middelen heeft, naar evenredigheid van zijn vordering. Uitzonderingen op deze regel betreffen de bepalingen inzake voorrang en vorderingen met een lagere prioriteit.

Faillissement

Betalingen aan schuldeiser worden in het kader van een faillissement verricht conform de goedgekeurde uitdelingslijst. De wet inzake de rangorde van schuldvorderingen (Laki velkojien maksunsaantijärjestyksestä 1578/1992) bevat bepalingen betreffende de rangorde van de vorderingen in het faillissement ingeval de schuldenaar onvoldoende activa heeft om alle schulden te betalen.

Vorderingen waarop een zekerheidsrecht of een retentierecht rust zijn preferente vorderingen. Datzelfde geldt voor vorderingen die zijn aangegaan in verband met de herstructurering van een onderneming, onderhoudsverplichtingen jegens kinderen en hypothecaire leningen van ondernemingen. In afzonderlijke bepalingen is vastgesteld welke vorderingen ondergeschikt zijn aan andere, evenals hun onderlinge rangorde. Hieronder vallen bijvoorbeeld de rente en boetes wegens te late betaling van een niet-preferente vordering die zijn aangegroeid na de inleiding van de faillissementsprocedure, evenals andere publiekrechtelijke lasten dan bekeuringen en boetes.

Herstructurering

Schuldeisers die buiten de herstructureringsprocedure een gelijk recht op betaling van hun vordering hebben, hebben bij de schuldregelingen in het kader van het herstructureringsplan een gelijke status. In het herstructureringsplan kan echter worden bepaald dat schuldeisers met geringe vorderingen volledig zullen worden betaald.

Met betrekking tot gewaarborgde vorderingen kunnen slechts beperkt maatregelen voor de herstructurering van de schuld worden toegepast, aangezien het bedrag van dergelijke vorderingen niet kan worden verlaagd. De schuldherstructurering laat het bestaan en de inhoud van het zekerheidsrecht van een schuldeiser onverlet.

Rente en andere kredietkosten die in de loop van de procedure zijn aangegroeid voor de schulden die worden geherstructureerd, anders dan de vorderingen waarvoor zekerheid is gesteld, worden in het kader van de schuldherstructurering aangemerkt als schulden met een lage prioriteit.

Schuldsanering

De beschikbare middelen van de schuldenaar en de opbrengst van de liquidatie van de goederen moeten over de gewone schulden worden verdeeld naar evenredigheid van het schuldbedrag. Alle schuldsaneringsmaatregelen kunnen op gewone schulden worden toegepast, maar de betalingsverplichting met betrekking tot vorderingen waarvoor zekerheid is gesteld kan niet worden opgeheven.

De schuldherstructurering laat het bestaan en de inhoud van het zekerheidsrecht van een schuldeiser onverlet.

Bij de schuldherstructurering moet gebruik worden gemaakt van de methode die voor de schuldeiser het minst nadelig is en evengoed toereikend is om de financiële situatie van de schuldenaar te herstellen. De vorderingen die ondergeschikt zouden zijn wanneer de schuldenaar failliet zou zijn verklaard en de rente die is aangegroeid vanaf het begin van de schuldsanering tot de bevestiging van het betalingsplan, zijn de laatste passiva die uit de beschikbare middelen en de liquidatieopbrengst van de schuldenaar worden betaald.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Faillissement

De curator stelt de uitdelingslijst op zoals beschreven bij vraag 12 hierboven. De faillissementsprocedure bij de rechtbank eindigt in de regel met de vaststelling van de uitdelingslijst.

De algehele faillissementsprocedure eindigt wanneer de schuldeisers de definitieve vereffening van de rekeningen hebben goedgekeurd. De curator stelt een definitieve vereffening van de rekeningen op nadat verslag is uitgebracht over de vereffening van de failliete boedel en over de liquidatie van de aan de boedel toebehorende activa. De definitieve vereffening van de rekeningen kan ook worden vastgesteld als een deel van de boedel niet in de boekhouding is opgenomen omdat het onderpand of andere activa met een geringe waarde niet zijn verkocht of omdat er onduidelijkheid bestaat over een vordering in het faillissement of over een zeer gering deel van de vorderingen.

Een akkoordbevinding ter afsluiting van de faillissementsprocedure kan in een faillissement tot stand komen wanneer deze door de schuldenaar en de meerderheid van de schuldeisers wordt gesteund. Met de bevestiging van een akkoordbevinding eindigt de aanstelling van de curator en het gezag van de schuldeisers in het faillissement.

De rechter kan beslissen tot opheffing van het faillissement wanneer de activa van de failliete boedel ontoereikend zijn om de kosten van de faillissementsprocedure te dekken of wanneer het om een andere reden niet passend wordt geacht om het faillissement voort te zetten. Wanneer het faillissement wordt voortgezet onder curatele van de overheid, kan de rechtbank echter in geen geval de opheffing van het faillissement gelasten. Een van de redenen voor de voortzetting van het faillissement onder curatele van de overheid is bijvoorbeeld een bestaande noodzaak om de schuldenaar te controleren. De curatele van de overheid eindigt bij de definitieve vereffening van de rekeningen.

Het faillissement kan ook om een andere geldige reden worden opgeheven, binnen een termijn van acht dagen na de faillietverklaring. De rechtsgevolgen van het faillissement zullen dan ophouden te bestaan.

Ook na het faillissement blijft de aansprakelijkheid voor schulden bestaan. De schuldenaar wordt niet vrijgesteld van zijn aansprakelijkheid voor schulden in het faillissement die in het kader van de faillissementsprocedure niet volledig zijn betaald.

Herstructurering

De gerechtelijke herstructureringsprocedure eindigt met de goedkeuring van het herstructureringsplan. Door de goedkeuring van het plan krijgt de schuldenaar zijn handelingsvrijheid terug en eindigen de rechtsgevolgen die zijn verbonden aan de inleiding van de procedure, zoals het verbod op betaling en inning van vorderingen. Na goedkeuring van het herstructureringsplan worden de voorwaarden voor de geherstructureerde schulden beheerst door het herstructureringsplan en zal elke onbekende herstructureringsschuld in de regel komen te vervallen.

Op verzoek van de toezichthouder of een schuldeiser kan de rechter de beëindiging van het herstructureringsplan gelasten wanneer de schuldenaar het plan op ernstige wijze heeft geschonden. Het herstructureringsplan wordt ook beëindigd als de schuldenaar vóór de voltooiing van het plan failliet wordt verklaard. De rechter kan tevens bevelen dat een schuldregeling in het herstructureringsplan voor een bepaalde schuldeiser wordt beëindigd, bijvoorbeeld wanneer de schuldenaar zijn verplichtingen uit hoofde van het plan jegens die schuldeiser feitelijk niet is nagekomen. Na beëindiging van het plan zal de schuldeiser dezelfde rechten hebben als vóór de goedkeuring van het herstructureringsplan.

Bij de beëindiging van het herstructureringsplan moet de toezichthouder, of bij gebreke daarvan de schuldenaar, een eindverslag indienen over de uitvoering van het plan.

Schuldsanering

De gerechtelijke schuldsaneringsprocedure eindigt na de bekrachtiging van het betalingsplan door de rechter. Na bekrachtiging van het betalingsplan worden de voorwaarden van aanpasbare schulden beheerst door dat betalingsplan. De in het betalingsplan vastgestelde betalingsverplichtingen zijn bindend voor de schuldenaar tot is voldaan aan alle gespecificeerde verplichtingen. Ongeacht het einde van het betalingsplan blijven de daarin vastgestelde verplichtingen van de schuldenaar van kracht zolang deze nog niet zijn vervuld. Zolang de schuldenaar nog niet heeft voldaan aan alle in het betalingsplan vastgestelde verplichtingen, wordt hij niet vrijgesteld van de verplichting om de resterende vorderingen te voldoen.

Het betalingsplan wordt ook beëindigd als de schuldenaar vóór de voltooiing van het plan failliet wordt verklaard. Wanneer de schuldenaar zijn wettelijke verplichtingen niet is nagekomen, kan de rechter op verzoek van de schuldenaar of een schuldeiser de beëindiging van het betalingsplan gelasten. Na beëindiging van het plan zal de schuldeiser dezelfde rechten hebben als vóór de goedkeuring van het schuldsaneringsplan.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Faillissement

De beëindiging van de insolventie ontslaat de schuldenaar niet van zijn aansprakelijkheid voor schulden. Met andere woorden: de schuldenaar blijft aansprakelijk voor de vorderingen in het faillissement die in het kader van de faillissementsprocedure niet volledig zijn voldaan.

Herstructurering

De schuldeisers hebben het recht op betaling van de vorderingen die nader zijn omschreven in het herstructureringsplan, en de herstructurering eindigt pas nadat aan alle verplichtingen uit het plan is voldaan. Na de uitvoering van het plan hebben schuldeisers geen recht meer op betalingen.

Ook een herstructureringsplan kan op last van de rechter worden beëindigd, zoals beschreven onder vraag 14. Dat betekent dat het plan niet meer van kracht is en dat de schuldeisers evenveel recht op terugbetaling van herstructureringsschulden hebben als ze zouden hebben gehad wanneer het herstructureringsplan niet was goedgekeurd. De beëindiging van het herstructureringsplan heeft geen gevolgen voor de geldigheid van transacties die op basis van het plan reeds zijn aangegaan.

Schuldsanering

De voorwaarden van aanpasbare schulden zijn vastgelegd in het betalingsplan. Voor het betalingsplan moet een termijn worden vastgesteld. De schuldenaar is volledig bevrijd van eventuele uitstaande verplichtingen die niet zijn opgenomen in het betalingsplan.

Ongeacht of het betalingsplan nog wordt uitgevoerd of niet, blijven de daarin vastgestelde verplichtingen van de schuldenaar van kracht zolang deze nog niet zijn voldaan. Na uitvoering van het betalingsplan hebben de schuldeisers geen recht meer op betalingen.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Faillissement

De kosten van de faillissementsprocedure bestaan uit de gerechtskosten voor de procedure, het salaris van de curator en alle andere kosten die voortvloeien uit het toezicht op en het beheer van de boedel.

De kosten van de faillissementsprocedure worden gedekt door de middelen uit de failliete boedel. Wanneer die middelen ontoereikend zijn om de kosten te dekken, kan een schuldeiser de betalingsverplichting van de kosten op zich nemen om opheffing van het faillissement te voorkomen.

Indien gegrond kan de rechter ook beslissen dat het faillissement wordt voortgezet onder curatele van de overheid, bijvoorbeeld vanwege het gebrek aan voldoende middelen in de failliete boedel. In dat geval eindigen de aanstelling van de curator en het gezag van de schuldeisers in het faillissement. De kosten van de faillissementsprocedure die voortvloeien uit de curatele door de overheid worden betaald uit publieke middelen voor zover de middelen uit de failliete boedel ontoereikend zijn voor de betaling van de betreffende kosten.

Herstructurering

De kosten van de procedure, zoals het salaris van de curator, worden betaald uit de activa van de schuldenaar. Ook kan een andere partij de betalingsverplichting op zich nemen, aangezien een van de belemmeringen voor de inleiding van een herstructureringsprocedure erin bestaat dat de activa van de schuldenaar niet voldoende zijn om de kosten van de procedure te dekken. Het komt echter zelden voor dat een derde aansprakelijkheid voor de kosten aanvaardt.

De vergoeding van de kosten van de schuldeiserscommissie komt voor rekening van de schuldeisers, tenzij in het herstructureringsplan anders wordt bepaald.

Een persoon die gebruik wil maken van zijn recht om een voorstel voor een herstructureringsplan in te dienen, moet dat voor eigen rekening doen.

Schuldsanering

De kosten van de procedure bestaan uit een redelijke vergoeding voor de bewindvoerder en de door hem gemaakte kosten. Over het algemeen moet de schuldenaar het salaris en de onkosten van de bewindvoerder betalen tot een bedrag dat niet hoger is dan de beschikbare middelen van de schuldenaar gedurende een periode van vier maanden na de bevestiging van het betalingsplan (of het gewijzigde betalingsplan). Het niet door de schuldenaar betaalde deel van het salaris en de onkosten wordt betaald uit overheidsmiddelen. Indien het verzoek tot schuldsanering wordt afgewezen, worden het salaris en de onkosten volledig uit overheidsmiddelen betaald.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De bepalingen betreffende terugvordering gelden voor alle drie de insolventieprocedures.

De overdracht van activa vóór de inleiding van een insolventieprocedure overeenkomstig de in de wet vastgestelde voorwaarden kan worden vernietigd door het instellen van een rechtsvordering tot teruggave, een rechtsvordering betreffende een titel of een rechtsvordering tot nietigverklaring. De bepalingen van de wet inzake de terugvordering van activa voor de failliete boedel zijn in alle drie de insolventieprocedures van toepassing. De terugvordering moet gegrond zijn.

De voorwaarden voor het bestaan van een grond voor terugvordering, en dus voor de vernietiging van de transactie, zijn de volgende:

  • De transactie is gebruikt om een schuldeiser onterecht te bevoordelen ten koste van andere schuldeisers, om goederen buiten het bereik van de schuldeisers te brengen of om het totale schuldbedrag te verhogen ten nadele van de schuldeisers;
  • De schuldenaar was insolvent op het moment van de transactie, of de transactie heeft bijgedragen aan de insolventie van de schuldenaar; indien de transactie een donatie betreft, geldt als aanvullende voorwaarde dat de schuldenaar een te zware schuldenlast had of als gevolg van de transactie een te zware schuldenlast heeft gekregen;
  • De andere partij bij de transactie was op de hoogte of had op de hoogte moeten zijn van het feit dat de schuldenaar insolvent was/een te zware schuldenlast had, of van de gevolgen van de transactie voor de financiële situatie van de schuldenaar, evenals van andere factoren die maken dat de transactie ongepast was.

Wanneer de andere partij bij de transactie een naast familielid van de schuldenaar was, wordt de betrokken persoon geacht op de hoogte te zijn geweest van bovengenoemde factoren, tenzij deze persoon kan aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld. Wanneer een transactie meer dan vijf jaar voor de inleiding van de insolventieprocedure is gesloten, kan deze alleen worden vernietigd indien een naast familielid partij was bij die transactie.

De betalingen van schulden die langer dan drie maanden voorafgaand aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn verricht, kunnen worden teruggedraaid wanneer de betaling is verricht met ongebruikelijke betaalmiddelen, wanneer de betaling voortijdig is verricht of wanneer het betaalde bedrag als aanzienlijk wordt aangemerkt in verhouding tot de middelen van de boedel. Betalingen die gezien de omstandigheden als gebruikelijk worden aangemerkt, kunnen echter niet worden teruggedraaid. Betalingen die worden geïnd door middel van beslaglegging kunnen eveneens worden teruggedraaid, op voorwaarde dat de beslaglegging meer dan drie maanden vóór de uiterste datum is uitgevoerd. Voor naaste familieleden van de schuldenaar worden langere termijnen gehanteerd. Ook als de schuldeiser te goeder trouw heeft gehandeld, kan de betaling worden teruggedraaid.

Ook voor het terugdraaien of vernietigen van onder meer giften, de verdeling van goederen, verrekeningen en zekerheidsrechten bestaan afzonderlijke bepalingen.

Laatste update: 15/02/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Zweden

INLEIDING

In Zweden is de EU-verordening inzake insolventieprocedures van toepassing op faillissementen (konkurs), de herstructurering van ondernemingen (företagsrekonstruktion) en schuldsaneringsregelingen (skuldsanering). Op deze pagina wordt overeenkomstig artikel 86, lid 1, van de herziene verordening inzake insolventieprocedures een korte beschrijving gegeven van een aantal aspecten van de Zweedse wetgeving met betrekking tot deze procedures. De beschrijving is dus niet allesomvattend.

FAILLISSEMENT

Algemene informatie

Faillissement is een algemene vorm van gedwongen executie waarbij alle schuldeisers van de schuldenaar, collectief en gedwongen, alle goederen van de schuldenaar overnemen voor de voldoening van hun vorderingen. Tijdens een faillissement vormen de goederen van de schuldenaar een boedel die wordt beheerd ten gunste van de schuldeisers door een of meerdere curatoren. De taak van de curator is het beheren van de goederen. De arrondissementsrechtbank (tingsrätt) behandelt het verzoek tot faillietverklaring, spreekt het faillissement uit en begeleidt het faillissement in het kader van een faillissementsprocedure. De arrondissementsrechtbank spreekt zich tijdens de procedure over een aantal kwesties uit, bijvoorbeeld over de verdeling van de boedel of de noodzaak om een verificatieprocedure in te stellen. De rechtbank houdt ook zitting voor onder meer het afnemen van de eed bij de schuldenaar over de juistheid van de boedelbeschrijving. De curator staat onder toezicht van de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie (Kronofogdemyndigheten).

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Algemene informatie

Een handelaar die betalingsproblemen heeft, kan op grond van een uitspraak van de rechter gebruik maken van een bijzondere procedure voor het herstructureren van zijn onderneming (de "herstructurering van een onderneming"). Tijdens de herstructurering van een onderneming moet een door de rechter benoemde bewindvoerder (rekonstruktör) enerzijds vaststellen of de onderneming van de schuldenaar geheel of gedeeltelijk kan worden voortgezet en zo ja, op welke wijze, en anderzijds of de voorwaarden aanwezig zijn om een financieel akkoord tussen de schuldenaar en de schuldeisers te bereiken. De bewindvoerder moet bij de uitvoering van zijn taak in het belang van de schuldeisers handelen. Een beslissing tot herstructurering van een onderneming leidt niet tot een formele beperking van de handelingsbekwaamheid van de schuldenaar.

SCHULDSANERING

Algemene informatie

De schuldsaneringsregeling houdt in dat een schuldenaar geheel of gedeeltelijk wordt ontslagen van de verplichting tot het betalen van de schulden die onder de schuldsaneringsprocedure vallen. Sinds november 2016 gelden er in Zweden twee schuldsaneringsregelingen: de schuldsanering zoals vastgesteld in de wet inzake schuldsanering (skuldsaneringslagen), en de schuldsanering voor ondernemingen (F‑skuldsanering) zoals vastgesteld in de wet inzake schuldsanering voor ondernemingen (lagen om skuldsanering för företagare). Hieronder worden deze twee schuldsaneringsregelingen nader uiteengezet.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

FAILLISSEMENT

Een faillissementsprocedure kan ten aanzien van zowel rechtspersonen als natuurlijke personen worden geopend (waaronder natuurlijke personen die geen economische activiteit verrichten).

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Een procedure voor de herstructurering van een onderneming kan ten aanzien van zowel rechtspersonen als natuurlijke personen worden geopend, mits de betrokken persoon een handelaar is. Bepaalde rechtspersonen vallen buiten het toepassingsgebied van de wet, zoals banken (bankaktiebolag), kredietinstellingen, verzekerings- en investeringsmaatschappijen.

SCHULDSANERING

De schuldsaneringsregeling kan worden toegewezen voor natuurlijke personen (waaronder natuurlijke personen die een zelfstandige economische activiteit verrichten).

De schuldsaneringsdossiers worden in eerste instantie beoordeeld door de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Een schuldsaneringsregeling voor ondernemingen kan worden toegekend aan een natuurlijke persoon die

1. ondernemer is en betrokken is bij een economische activiteit, wanneer zijn schulden hoofdzakelijk verband houden met die activiteit;

2. ondernemer is en betrokken is bij een economische activiteit, wanneer de schulden die verband houden met die activiteit, op gewone wijze betaald kunnen worden, of wanneer het onvermogen om de schulden te betalen slechts van tijdelijke aard is, of;

3. een familielid van een ondernemer is, wanneer de schulden van dat familielid hoofdzakelijk verband houden met de economische activiteit van de ondernemer.

Onder familielid wordt verstaan de echtgenoot, samenwonende partner, ouder, broer of zus van de ondernemer of de kinderen van de echtgenoot of de samenwonende partner.

De schuldsaneringsdossiers met betrekking tot ondernemingen worden in eerste instantie beoordeeld door de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

FAILLISSEMENT

Een faillissementsprocedure kan alleen worden geopend als er sprake is van een insolvente schuldenaar. Insolventie betekent dat de schuldenaar niet meer in staat is om zijn schulden op gewone wijze te voldoen en dit onvermogen niet van tijdelijke aard is. De insolventverklaring van de schuldenaar kan alleen wegens bijzondere redenen worden verworpen. Tegelijkertijd bestaan er een aantal vermoedens met betrekking tot het bewijs van insolventie. Zo moet de schuldenaar bijvoorbeeld als insolvent beschouwd worden, tenzij het tegendeel is bewezen, wanneer in geval van een tenuitvoerlegging op grond van hoofdstuk 4 van de wet inzake gedwongen tenuitvoerlegging (utsökningsbalken) blijkt dat de schuldenaar in de zes maanden voorafgaand aan het verzoek tot opening van een faillissementsprocedure, niet over voldoende activa beschikte om een voor beslag vatbare schuldvordering volledig te voldoen. Hetzelfde geldt wanneer de schuldenaar heeft verklaard zijn betalingsverplichtingen niet te kunnen nakomen.

Het verzoek tot opening van een faillissementsprocedure kan zowel door de schuldenaar als door een schuldeiser worden ingediend.

Wanneer er voldoende gronden zijn om het verzoek tot opening van de faillissementsprocedure toe te wijzen en er reden is aan te nemen dat de schuldenaar goederen verbergt, kan de rechtbank een bevel tot conservatoir beslag op de goederen van de schuldenaar uitvaardigen in afwachting van de bestudering van het verzoek. Er kan tevens een reisverbod worden uitgevaardigd.

De arrondissementsrechtbank moet het vonnis van faillietverklaring onverwijld publiceren. Het vonnis van faillietverklaring heeft onmiddellijke werking, zodat de schuldenaar vanaf de openbaarmaking van het vonnis niet meer over zijn goederen kan beschikken. Er bestaat echter een zekere bescherming met betrekking tot het gerechtvaardigde vertrouwen van derden. Zie ook de informatie onder "Welke bevoegdheden hebben respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Tegen een beslissing van de rechtbank tot opening van de faillissementsprocedure of tot afwijzing van het verzoek tot opening van de faillissementsprocedure kan beroep worden ingesteld.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Een verzoek tot herstructurering van een onderneming kan worden ingediend door de schuldenaar of door een schuldeiser. Een beslissing tot herstructurering van een onderneming wordt alleen gegeven wanneer het vermoeden bestaat dat de schuldenaar zijn opeisbare schulden niet kan betalen of daar op korte termijn niet meer toe in staat zal zijn. Een beslissing tot herstructurering van een onderneming kan niet worden gegeven als er onvoldoende grond is om aan te nemen dat het doel van de herstructurering kan worden bereikt. Een verzoek van een schuldeiser wordt alleen met instemming van de schuldenaar toegewezen.

Een verzoek dat is ingediend door de schuldenaar moet onverwijld door de rechter worden onderzocht, tenzij hij zijn verzoek indient nadat een schuldeiser een verzoek had ingediend en de rechter had besloten dat er een zitting moest worden gehouden voor het onderzoek van de zaak. Indien het verzoek afkomstig is van een schuldeiser, dient de rechter een zittingsdatum vast te stellen. De zitting moet binnen twee weken na ontvangst van het verzoek door de rechtbank worden gehouden. De zitting kan wegens bijzondere redenen ook op een later tijdstip worden gehouden, maar dient uiterlijk binnen zes weken plaats te vinden.

De rechter benoemt bij toewijzing van het verzoek gelijk een bewindvoerder. Indien nodig kunnen er meerdere bewindvoerders worden benoemd. De bewindvoerder moet binnen een week na de datum van de uitspraak alle bekende schuldeisers op de hoogte stellen van de beslissing. De beslissing tot herstructurering moet onmiddellijk ten uitvoer worden gelegd, tenzij de rechter anders heeft besloten.

SCHULDSANERING

Een verzoek tot schuldsanering moet door de schuldenaar worden ingediend. De beslissing tot opening van de schuldsaneringsprocedure moet zo spoedig mogelijk worden genomen, tenzij het verzoek als niet-ontvankelijk of ongegrond wordt verworpen. Het verzoek kan bijvoorbeeld worden verworpen wanneer uit het verzoek zelf of uit andere beschikbare informatie blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor schuldsanering.

De schuldsanering wordt toegewezen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. de schuldenaar is een natuurlijke persoon van wie het centrum van zijn voornaamste belangen in Zweden liggen;

2. de schuldenaar is niet meer in staat om zijn schulden op gewone wijze te betalen en er kan, rekening houdend met alle omstandigheden in de zaak, worden aangenomen dat dit onvermogen in de nabije toekomst zal voortduren (de schuldenaar moet als "insolvent" zijn gekwalificeerd (kvalificerat insolvent); en

3. de schuldsanering is redelijk gelet op de persoonlijke en financiële situatie van de schuldenaar.

De volgende beperkingen zijn van toepassing:

1. Een schuldenaar op wie een verbod tot uitoefening van een economische activiteit van toepassing is, kan geen gebruik maken van een schuldsaneringsregeling.

2. Wanneer de schuldenaar een handelaar is, kan de schuldsanering alleen worden toegekend wanneer de financiële situatie van de onderneming op eenvoudige wijze kan worden onderzocht.

3. Wanneer de schuldenaar al gebruik maakt van een schuldsaneringsregeling, kan een nieuwe schuldsaneringsregeling alleen wegens bijzondere redenen worden toegewezen.

Indien er een voorlopige beslissing wordt genomen, dan moet deze onmiddellijk in de Zweedse staatscourant (Post‑ och Inrikes Tidningar) worden gepubliceerd. Tevens moet uiterlijk binnen een week na de publicatie een kennisgeving naar de bekende schuldeisers worden gestuurd. In de publicatie en de kennisgeving wordt de schuldeisers onder meer verzocht om binnen een maand na de datum van publicatie schriftelijk hun vorderingen op de schuldenaar in te dienen en details over deze vorderingen te verstrekken, alsmede andere informatie die van belang is voor het dossier en aan te geven op welke rekening de betalingen tijdens de schuldsaneringsregeling moeten worden verricht.

Tegen de voorlopige beslissing kan beroep worden ingesteld binnen een termijn van drie weken na de datum van de beslissing.

Na de voorlopige beslissing kan geen beslag worden gelegd op vorderingen die voor de datum van beslissing zijn ontstaan totdat er definitief uitspraak is gedaan over de schuldsanering. Deze regel geldt echter niet voor vorderingen die buiten de schuldsaneringsregeling vallen. De regel is ook niet van toepassing wanneer de rechter, in hoger beroep, op vordering van een schuldeiser toestemming geeft voor de beslaglegging.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Een verzoek tot schuldsanering voor ondernemingen moet worden ingediend door de schuldenaar. De beslissing tot opening van de schuldsaneringsprocedure moet zo spoedig mogelijk worden genomen, tenzij het verzoek als niet-ontvankelijk of ongegrond wordt verworpen. Het verzoek kan bijvoorbeeld worden verworpen wanneer uit het verzoek zelf of uit andere beschikbare informatie blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor schuldsanering voor ondernemingen.

De schuldsanering voor ondernemingen wordt toegewezen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. de voornaamste belangen van de schuldenaar liggen in Zweden;

2. de schuldenaar is niet meer in staat om zijn schulden op gewone wijze te betalen en er kan, rekening houdend met alle omstandigheden in de zaak, worden aangenomen dat dit onvermogen in de nabije toekomst zal voortduren (de schuldenaar moet als "insolvent" zijn gekwalificeerd (kvalificerat insolvent);

3. de schuldsanering is redelijk gelet op de persoonlijke en financiële situatie van de schuldenaar.

De volgende beperkingen zijn van toepassing:

1. Een schuldenaar op wie een verbod tot uitoefening van een economische activiteit van toepassing is, kan geen gebruik maken van de schuldsanering voor ondernemingen.

2. Schuldsanering voor ondernemingen wordt niet toegekend wanneer de ondernemer de economische activiteit op onverantwoorde wijze verricht of heeft verricht.

3. Schuldsanering voor ondernemingen wordt niet toegekend wanneer de schuldenaar een marge heeft voor betaling van de kwartaalbijdrage van minder dan een zevende deel van het geïndexeerde basisbedrag zoals vastgesteld in hoofdstuk 2, artikelen 6 en 7, van de socialezekerheidswet ((socialförsäkringsbalken) dit bedroeg in 2016 ongeveer 6 300 SEK).

4. Wanneer de schuldenaar al gebruik maakt van een schuldsaneringsregeling, kan een nieuwe schuldsaneringsregeling alleen wegens bijzondere redenen worden toegewezen.

Indien een voorlopige beslissing wordt genomen, dan moet deze onmiddellijk in de Zweedse staatscourant (Post‑ och Inrikes Tidningar) worden gepubliceerd. Tevens moet uiterlijk binnen een week na de publicatie een kennisgeving naar de bekende schuldeisers worden gestuurd. In de publicatie en de kennisgeving wordt de schuldeisers onder meer verzocht om binnen een maand na de datum van publicatie schriftelijk hun vorderingen op de schuldenaar in te dienen en details over deze vorderingen te verstrekken, alsmede andere informatie die van belang is voor het dossier en aan te geven op welke rekening de betalingen tijdens de schuldsaneringsregeling voor ondernemingen moeten worden verricht.

Tegen de voorlopige beslissing kan beroep worden ingesteld binnen een termijn van drie weken na de datum van de beslissing.

Na de voorlopige beslissing kan geen beslag worden gelegd op vorderingen die voor de datum van beslissing zijn ontstaan totdat er definitief uitspraak is gedaan over de schuldsanering voor ondernemingen. Deze regel geldt echter niet voor vorderingen die buiten de schuldsaneringsregeling voor ondernemingen vallen. De regel is ook niet van toepassing wanneer de rechter, in hoger beroep, op vordering van een schuldeiser toestemming geeft voor de beslaglegging.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

FAILLISSEMENT

Tenzij in bijzondere afwijkingsregels anders is bepaald betreffende rechtshandelingen die de schuldenaar of een derde onmiddellijk na de faillietverklaring verricht, bestaat de failliete boedel uit alle goederen die de schuldenaar heeft op de datum van openbaarmaking van het vonnis en die hij gedurende de faillissementsprocedure verwerft en die vatbaar zijn voor beslag. Goederen die in de boedel terug kunnen vloeien door terugvordering van schuldvorderingen maken ook deel uit van de failliete boedel. Voor natuurlijke personen gelden bijzondere regels met betrekking tot het salaris en andere goederen die de schuldenaar nodig heeft voor zijn levensonderhoud. De schuldenaar mag een aantal van deze goederen behouden.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

De bewindvoerder moet binnen een week na de datum van de beslissing tot herstructurering alle bekende schuldeisers op de hoogte stellen van de beslissing. De kennisgeving dient vergezeld te gaan van een voorlopige inventaris van de activa en passiva van de schuldenaar. Hieruit volgt dat de procedure betrekking heeft op alle activa. Er dient echter op gewezen te worden dat een herstructurering van een onderneming kan eindigen door een gerechtelijk akkoord, hoewel dat niet verplicht is.

Vorderingen die betrekking hebben op overeenkomsten die de schuldenaar gedurende de herstructureringsprocedure met toestemming van de bewindvoerder heeft gesloten, hebben een algemene preferente status. Dit betekent dat bijvoorbeeld financieringsovereenkomsten die gedurende de herstructureringsprocedure met toestemming van de bewindvoerder zijn gesloten voorrang krijgen.

SCHULDSANERING

De beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering bevat een betalingsplan. Het betalingsplan heeft een looptijd van vijf jaar, tenzij er om gewichtige redenen een kortere termijn wordt vastgesteld. Het betalingsplan begint te lopen vanaf de datum waarop de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering is gegeven. Aangezien de schuldenaar al vanaf de datum van de voorlopige beslissing begint met het verrichten van betalingen, wordt de termijn waarbinnen de voorlopige beslissing van kracht was over het algemeen van de looptijd van het betalingsplan afgetrokken.

Het bedrag dat de schuldenaar moet betalen, wordt zodanig vastgesteld dat de schuldsanering van toepassing is op alle goederen en inkomsten van de schuldenaar na aftrek van het bedrag dat de schuldenaar nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien. Ook kan een deel worden gereserveerd voor de betaling van vorderingen die niet onder de schuldsaneringsregeling vallen.

Wanneer de financiële situatie van de schuldenaar na de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering aanzienlijk is verbeterd en die verbetering het gevolg is van onvoorziene omstandigheden, kunnen de schuldeisers en de schuldenaar verzoeken de beslissing opnieuw te beoordelen.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

De beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering bevat een betalingsplan. Het betalingsplan heeft een looptijd van drie jaar. Het betalingsplan begint te lopen vanaf de datum waarop beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering is gegeven. Aangezien de schuldenaar al vanaf de datum van de voorlopige beslissing begint met het verrichten van betalingen, wordt de termijn waarbinnen de voorlopige beslissing van kracht was over het algemeen van de looptijd van het betalingsplan afgetrokken.

Het bedrag dat de schuldenaar moet betalen, wordt zodanig vastgesteld dat de schuldsanering van toepassing is op alle goederen en inkomsten van de schuldenaar na aftrek van het bedrag dat de schuldenaar nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud en dat van zijn gezin te voorzien. Ook kan een deel worden gereserveerd voor de betaling van vorderingen die niet onder de schuldsaneringsregeling vallen.

Wanneer de financiële situatie van de schuldenaar na de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering aanzienlijk is verbeterd, kunnen de schuldeisers en de schuldenaar verzoeken de beslissing opnieuw te beoordelen.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

FAILLISSEMENT

De schuldenaar verliest nadat het faillissement is uitgesproken het beheer en de beschikking over de goederen die tot de boedel behoren. De schuldenaar mag geen verbintenissen meer aangaan waar in het kader van het faillissement een beroep op kan worden gedaan. Er bestaan uitzonderingen op deze regel. De curator vertegenwoordigt de failliete boedel gedurende de hele faillissementsprocedure. Hij wordt benoemd door de arrondissementsrechtbank. De curator dient de kennis en ervaring te hebben die in het bijzonder voor de uitoefening van zijn taak is vereist en ook in andere opzichten geschikt te zijn voor de taak. Personen in dienst bij de rechtbank mogen niet optreden als curator. Personen met een mogelijk belangenconflict kunnen evenmin tot curator worden benoemd.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Een bewindvoerder dient de specifieke kennis en ervaring te hebben die voor de uitoefening van zijn taak is vereist, het vertrouwen van de schuldeisers te hebben en ook in andere opzichten geschikt te zijn voor de taak.

De bewindvoerder moet de financiële situatie van de schuldenaar onderzoeken en, in samenspraak met hem, een plan opstellen waarin staat op welke wijze de doelstellingen van de herstructurering van een onderneming gerealiseerd moeten worden (herstructureringsplan). Het plan dient aan de rechtbank en de schuldeisers te worden voorgelegd. De bewindvoerder kan de hulp inschakelen van deskundigen.

De schuldenaar is verplicht alle informatie over zijn financiële situatie die relevant is voor de herstructurering van zijn onderneming aan de bewindvoerder te verstrekken. De schuldenaar moet de instructies van de bewindvoerder met betrekking tot de manier waarop de onderneming moet worden geleid, opvolgen. De schuldenaar kan bepaalde rechtshandelingen alleen met toestemming van de bewindvoerder verrichten. Hij mag bijvoorbeeld geen schulden betalen die vóór de beslissing zijn ontstaan, nieuwe verbintenissen aangaan of goederen die van essentieel belang zijn voor de onderneming van de schuldenaar vervreemden of in onderpand geven. Wanneer de schuldenaar zich niet aan deze voorwaarden houdt, heeft dat echter geen gevolgen voor de geldigheid van de rechtshandeling.

SCHULDSANERING

Er wordt geen bewindvoerder benoemd. De schuldenaar behoudt gedurende de schuldsaneringsprocedure het recht om over zijn goederen te beschikken.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Er wordt geen bewindvoerder benoemd. De schuldenaar behoudt gedurende de schuldsaneringsprocedure het recht om over zijn goederen te beschikken.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

FAILLISSEMENT

Een vordering van een schuldeiser op de schuldenaar die in het kader van het faillissement kan worden opgeëist, kan worden verrekend met een vordering die de schuldenaar op de schuldeiser had ten tijde van de openbaarmaking van de faillietverklaring. Dit is echter niet mogelijk wanneer verrekening buiten het faillissement was uitgesloten vanwege de aard van de betrokken vorderingen. Er gelden bijzondere regels voor voorwaardelijke vorderingen. Ook zijn er afwijkende bepalingen van toepassing met betrekking tot recent verworven vorderingen (die grotendeels overeenkomen met de bepalingen betreffende betalingen die terugvloeien in de boedel).

In bijzondere regels die gelden voor de financiële markt is bepaald dat verrekeningsovereenkomsten en vergelijkbare akkoorden met betrekking tot, onder andere, financiële instrumenten kunnen worden tegengeworpen aan de boedel en aan de schuldeisers.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Een persoon die een vordering op de schuldenaar had toen het verzoek tot herstructurering van de onderneming werd ingediend, kan deze vordering verrekenen met een vordering die de schuldenaar op hem had, zelfs als de vordering nog niet opeisbaar is. Dit is echter niet mogelijk wanneer verrekening is uitgesloten wegens de aard van een van de betrokken vorderingen of op grond van andere bepalingen in de wet inzake de herstructurering van ondernemingen. Ook zijn er afwijkende bepalingen van toepassing met betrekking tot recent verworven vorderingen (die grotendeels overeenkomen met de bepalingen betreffende betalingen die terugvloeien in de boedel).

In bijzondere regels die gelden voor de financiële markt is bepaald dat verrekeningsovereenkomsten en vergelijkbare akkoorden met betrekking tot, onder andere, financiële instrumenten kunnen worden tegengeworpen aan schuldenaren en aan de schuldeisers met vorderingen die onder een gerechtelijk akkoord vallen.

SCHULDSANERING

Er bestaan geen bijzondere regels met betrekking tot verrekening.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Er bestaan geen bijzondere regels met betrekking tot verrekening.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

FAILLISSEMENT

De faillissementswet bevat geen algemene regels met betrekking tot de vraag of de boedel is gebonden door overeenkomsten die de schuldenaar heeft gesloten. De boedel wordt in principe beschouwd als een onafhankelijke rechtspersoon die niet gebonden is aan verplichtingen die mogelijk uit een dergelijke overeenkomst voortvloeien. De boedel kan de overeenkomst in plaats van de schuldenaar uitvoeren wanneer dat gunstig is voor de vereffening. Hiervoor is over het algemeen toestemming van de medecontractant nodig.

In andere wetgevingsinstrumenten, zoals de wet inzake de verkoop van roerende zaken en de wet inzake de handel in financiële instrumenten zijn bijzondere bepalingen vastgesteld. Zo kan op grond van de wet inzake de verkoop van roerende zaken de boedel partij worden bij een overeenkomst als een van de partijen failliet is verklaard. De wederpartij mag vorderen dat zij binnen een redelijke termijn wordt geïnformeerd over het voornemen van de boedel om de overeenkomst al dan niet uit te voeren.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

De medecontractant van de schuldenaar die vóór de beslissing tot herstructurering het recht had om een overeenkomst te ontbinden op grond van vertraging of gevreesde vertraging in de betaling of een andere prestatie, kan nadat de beslissing is gegeven, de overeenkomst niet op grond van die vertraging ontbinden wanneer de schuldenaar, met toestemming van de bewindvoerder en binnen een redelijke termijn, verzoekt de overeenkomst uit te voeren. De schuldenaar dient de medecontractant binnen een redelijke termijn te informeren of hij de overeenkomst al dan niet wenst uit te voeren. In geval van uitvoering van de overeenkomst zijn er bijzondere regels van toepassing op de wijze van uitvoering. In de wet inzake de verkoop van roerende zaken zijn bijzondere bepalingen vastgesteld voor onder meer arbeidsovereenkomsten en financiële instrumenten.

SCHULDSANERING

Er bestaan geen bijzondere regels met betrekking tot de gevolgen van schuldsanering op een lopende overeenkomst.

Zie ook de informatie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van beëindiging van de insolventieprocedure?"

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Er bestaan geen bijzondere regels met betrekking tot de gevolgen van schuldsanering voor ondernemingen op een lopende overeenkomst.

Zie ook de informatie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van beëindiging van de insolventieprocedure?"

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

FAILLISSEMENT

In de regel kan vanaf de openbaarmaking van het faillissement geen beslag worden gelegd op de goederen die tot de boedel behoren voor het voldoen van de vorderingen op de schuldenaar. Deze regel geldt automatisch na opening van de faillissementsprocedure. Voor vorderingen waaraan een bepaald voorrecht is verbonden, gelden aparte regels. Elke beslaglegging in strijd met dit verbod is nietig. Ongeacht het faillissement mag voor de voldoening van een bepaalde vordering wel beslag worden gelegd op een goed waarop een pandrecht rust.

Indien beslag is gelegd bij de schuldenaar vóór de openbaarmaking van het faillissement, kan de tenuitvoerlegging onafhankelijk van het faillissement volgens de algemene regel worden voortgezet. Er bestaan uitzonderingen op deze regel.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Gedurende de herstructureringsprocedure mag geen beslag worden gelegd of een andere executiemaatregel ingevolge de wet inzake gedwongen tenuitvoerlegging tegen de schuldenaar worden genomen. In bepaalde gevallen blijft tenuitvoerlegging echter wel mogelijk, onder andere met betrekking tot schulden waarop de schuldeiser een pand- of retentierecht heeft. De bijstand als bedoeld in de wet (1978:599) inzake de verkoop op afbetaling tussen handelaren is niet van toepassing. Tijdens de herstructureringsprocedure mogen er geen beslissing worden gegeven tot oplegging van conservatoir beslag of vestiging van een zekerheidsrecht.

SCHULDSANERING

Na de voorlopige beslissing kan het beslag op vorderingen die vóór die beslissing zijn ontstaan niet worden uitgevoerd totdat de beslissing inzake de schuldsanering definitief is geworden. Deze regel is echter niet van toepassing op vorderingen die buiten de schuldsaneringsregeling vallen. De regel is evenmin van toepassing wanneer de rechter, in hoger beroep, op vordering van een schuldeiser beslist dat een beslaglegging kan worden uitgevoerd.

Het verzoek tot schuldsanering vervalt wanneer de schuldenaar failliet wordt verklaard.

De schuldsaneringsprocedure wordt opgeschort wanneer over een gerechtelijk akkoord wordt onderhandeld nadat de schuldenaar een verzoek tot schuldsanering heeft ingediend. Komt er een akkoord tot stand, dan vervalt het verzoek tot schuldsanering.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Na de voorlopige beslissing kan het beslag op vorderingen die vóór die beslissing zijn ontstaan niet worden uitgevoerd totdat de beslissing inzake de schuldsanering definitief is geworden. Deze regel is echter niet van toepassing op vorderingen die buiten de schuldsaneringsregeling vallen. De regel is evenmin van toepassing wanneer de rechter, in hoger beroep, op vordering van een schuldeiser beslist dat een beslaglegging kan worden uitgevoerd.

Het verzoek tot schuldsanering voor ondernemingen vervalt wanneer de schuldenaar failliet wordt verklaard.

De schuldsaneringsprocedure wordt opgeschort wanneer over een gerechtelijk akkoord wordt onderhandeld nadat de schuldenaar een verzoek tot schuldsanering voor ondernemingen heeft ingediend. Komt er een akkoord tot stand komt, dan vervalt het verzoek tot schuldsanering voor ondernemingen.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

FAILLISSEMENT

In het geval van een lopend geding tussen de schuldenaar en een derde met betrekking tot een goed dat tot de failliete boedel behoort, kan de boedel als rechtspersoon de plaats van de schuldenaar innemen. Wanneer de boedel de plaats van de schuldenaar niet inneemt, wordt het goed geacht niet tot de boedel te behoren. Is er een rechtsvordering tegen de schuldenaar ingesteld in verband met een vordering die in het kader van het faillissement kan worden opgeëist, dan kan de boedel zich aan de zijde van de schuldenaar in het geding voegen. Voor deze procedure gelden aanvullende bepalingen.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Het verbod op tenuitvoerlegging dat gedurende de herstructurering van een onderneming in beginsel van kracht is, vormt geen belemmering voor de voortzetting of beëindiging van een lopend geding tussen de schuldenaar en een derde.

SCHULDSANERING

Zie de informatie onder "Welke gevolgen heeft een insolventieprocedure voor procedures die zijn ingeleid door individuele schuldeisers?"

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Zie de informatie onder "Welke gevolgen heeft een insolventieprocedure voor procedures die zijn ingeleid door individuele schuldeisers?"

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

FAILLISSEMENT

De schuldeisers spelen geen formele rol in de faillissementsprocedure. De curator moet over belangrijke kwesties met de meest betrokken schuldeisers overleggen wanneer niets zich daartegen verzet. De schuldeisers hebben recht op informatie van de curator en zij mogen bijvoorbeeld aanwezig zijn bij de eedaflegging. Een schuldeiser kan verzoeken een toezichthouder te benoemen die namens hem toezicht houdt op het beheer van de boedel.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Wanneer de rechter beslist toestemming te geven voor de herstructurering van een onderneming, dient hij een datum voor de schuldeisersvergadering vast te stellen die bij de rechtbank zal plaatsvinden. De vergadering moet binnen drie weken na de beslissing tot herstructurering worden gehouden; alleen wanneer dat strikt noodzakelijk is, wordt een langere termijn aangehouden.

De schuldeisers kunnen zich tijdens de schuldeisersvergadering uitspreken over het vervolg van de herstructurering. De rechter kan op verzoek van een schuldeiser tijdens de vergadering een commissie van schuldeisers benoemen uit de deelnemers aan de schuldeisersvergadering. De commissie bestaat uit maximaal drie personen. In bepaalde gevallen kunnen ook werknemers in de commissie tot vertegenwoordiger worden benoemd. Wanneer daartoe bijzondere redenen bestaan kan de rechter ook andere personen aanwijzen om zitting te nemen in de commissie. De bewindvoerder moet over belangrijke kwesties overleg voeren met de commissie van schuldeisers, wanneer niets zich daartegen verzet.

SCHULDSANERING

Zie de informatie onder "Welke regels gelden voor de indiening, verificatie en erkenning van schuldvorderingen?"

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

FAILLISSEMENT

Tijdens een faillissement worden de goederen die tot boedel behoren beheerd ten gunste van de schuldeisers (zie hierboven). De boedel wordt beheerd door een of meer curatoren. De goederen moeten over het algemeen zo spoedig mogelijk worden verkocht. Wanneer de schuldenaar een onderneming had, kan de curator deze onder bepaalde voorwaarden namens de boedel voortzetten.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Tijdens een herstructurering behoudt de debiteur de beheers- en beschikkingsbevoegdheid over zijn goederen.

SCHULDSANERING

Er wordt geen bewindvoerder benoemd.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Er wordt geen bewindvoerder benoemd.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

FAILLISSEMENT

In Zweden kunnen faillissementen worden onderverdeeld in twee categorieën: faillissementen met een verificatieprocedure en faillissementen zonder verificatieprocedure. In de regel is de procedure zonder verificatie van de vorderingen van kracht. De reden hiervoor is dat niet-preferente schuldeisers bij de uitdeling over het algemeen niets ontvangen. De arrondissementsrechtbank kan, op verzoek van de curator, besluiten tot toepassing van de verificatieprocedure. De verificatieprocedure wordt uitgevoerd wanneer wordt aangenomen dat gewone schuldvorderingen kunnen worden voldaan. Nadat is besloten tot uitvoering van de verificatieprocedure, moeten vorderingen die in het faillissement kunnen worden ingediend, worden geverifieerd alvorens deze aan de schuldeisers kunnen worden uitgekeerd. Ook preferente vorderingen moeten worden geverifieerd. Vorderingen waarop een pandrecht of retentierecht rust, hoeven echter niet te worden geverifieerd voordat deze aan de schuldeiser kunnen worden uitgekeerd.

Doordat de schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn goederen verliest, kan hij geen verbintenissen meer aangaan die tijdens de faillissementsprocedure kunnen worden ingeroepen. Verbintenissen die de schuldenaar aangaat of die ontstaan na opening van de faillissementsprocedure, kunnen over het algemeen niet worden geverifieerd. In de jurisprudentie is vast komen te staan dat de schuldenaar in bepaalde gevallen zijn beschikkingsrecht over bepaalde goederen terugkrijgt wanneer de curator daar uitdrukkelijk afstand van heeft gedaan.

De boedel die door de curator wordt vertegenwoordigd, kan rechten en verplichtingen verwerven, bijvoorbeeld door een verbintenis aan te gaan. De vorderingen op de boedel worden "boedelschulden" genoemd. De boedelschulden hebben in beginsel voorrang op de vorderingen in het faillissement. Het salaris van de curator en andere soortgelijke schulden (ook wel faillissementskosten genoemd) moeten echter uit de boedel worden betaald voordat kan worden overgegaan tot de betaling van de andere vorderingen op de boedel. Wanneer de faillissementskosten niet uit de boedel kunnen worden voldaan, worden deze doorgaans door de overheid betaald. Uitkering aan de schuldeisers in het faillissement vindt pas plaats nadat de faillissementskosten en de boedelschulden zijn voldaan.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Er bestaan geen algemene regels betreffende de indiening van vorderingen in het kader van de herstructurering van een onderneming. De rechter kan in een herstructureringszaak, op verzoek van de schuldenaar, echter besluiten dat er moet worden onderhandeld over een gerechtelijk akkoord. De schuldeisers kunnen in het kader van die onderhandeling hun vorderingen indienen (zie hierna). Alleen schuldeisers met een vordering die is ontstaan vóór indiening van het herstructureringsverzoek, mogen deelnemen aan de onderhandelingen. Echter niet alle schuldeisers zijn bij de onderhandelingen aanwezig. Schuldeisers met een vordering die door middel van verrekening kan worden voldaan of schuldeisers met een preferente vordering bijvoorbeeld, nemen hieraan niet deel. De bewindvoerder stelt een overzicht van de activa en passiva op. Een schuldeiser die wil deelnemen aan de onderhandelingen over het akkoord met betrekking tot een vordering die niet in het overzicht is opgenomen en ook niet later aan het licht is gekomen, moet zijn vordering uiterlijk een week voor de schuldeisersvergadering schriftelijk indienen bij de bewindvoerder.

Vorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst die de schuldenaar gedurende de herstructurering heeft gesloten met toestemming van de bewindvoerder, hebben voorrang.

SCHULDSANERING

Een schuldsanering omvat in principe alle geldvorderingen op de schuldenaar die zijn ontstaan vóór de datum van openbaarmaking van de voorlopige beslissing. Schuldeisers moeten derhalve alle vorderingen indienen die vóór de voorlopige beslissing zijn ontstaan en onder de schuldsaneringsregeling vallen. Verzuimt een schuldeiser dit te doen, dan bestaat het risico dat de schuldenaar wordt vrijgesteld van de verplichting om de betreffende schuld te betalen (zie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure").

Van schuldsanering zijn uitgesloten:

1. onderhoudsverplichtingen, tenzij het Zweedse verzekeringsfonds (Försäkringskassan) of een buitenlandse overheidsinstantie in de plaats is getreden van de rechten van de onderhoudsgerechtigde;

2. vorderingen waarop de schuldeiser een pandrecht of een ander voorrangsrecht heeft conform de artikelen 6 en 7 van de wet (1970:979) inzake preferente vorderingen, of een retentierecht, voor zover de zekerheid voldoende is om de betaling van de vordering te dekken;

3. de vorderingen waarop de schuldeiser vóór de openbaarmaking van de voorlopige beslissing een voorrangsrecht heeft verkregen op grond van artikel 8 van de wet inzake preferente vorderingen, met betrekking tot goederen die voorwerp waren van gedwongen tenuitvoerlegging;

4. vorderingen die niet opeisbaar zijn en die afhankelijk zijn van een tegenprestatie van de schuldeiser; of

5. betwiste vorderingen.

Voorwaardelijke vorderingen, vorderingen waarvan het bedrag nog niet definitief is vastgesteld of die nog niet opeisbaar zijn, kunnen middels een beslissing buiten de schuldsanering worden gelaten. Een vordering die als ongegrond kan worden beschouwd, mag niet in de schuldsanering worden opgenomen.

Vorderingen die zijn ontstaan na de voorlopige beslissing vallen buiten de schuldsanering.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Een schuldsanering voor ondernemingen omvat in principe alle geldvorderingen op de schuldenaar die zijn ontstaan vóór de datum van openbaarmaking van de voorlopige beslissing. Schuldeisers moeten derhalve alle vorderingen indienen die vóór de voorlopige beslissing zijn ontstaan en onder de schuldsaneringsregeling vallen. Verzuimt een schuldeiser dit te doen, dan bestaat het risico dat de schuldenaar wordt vrijgesteld van de verplichting om de betreffende schuld te betalen (zie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure").

Van schuldsanering voor ondernemingen zijn uitgesloten:

1. onderhoudsverplichtingen, tenzij het Zweedse verzekeringsfonds (Försäkringskassan) of een buitenlandse overheidsinstantie in de plaats is getreden van de rechten van de onderhoudsgerechtigde;

2. preferente vorderingen conform artikel 5 van de wet (1970:979) inzake preferente vorderingen, voor zover de zekerheid voldoende is om de betaling van de vordering te dekken;

3. vorderingen waarop de schuldeiser een pandrecht of een ander voorrangsrecht heeft conform de artikelen 6 en 7 van de wet (1970:979) inzake preferente vorderingen, of een retentierecht, voor zover de zekerheid voldoende is om de betaling van de vordering te dekken;

4. de vorderingen waarop de schuldeiser vóór de openbaarmaking van de voorlopige beslissing een voorrangsrecht heeft verkregen op grond van artikel 8 van de wet inzake preferente vorderingen, met betrekking tot goederen die voorwerp waren van een gedwongen executie;

5. vorderingen die nog niet opeisbaar zijn en die afhankelijk zijn van een tegenprestatie van de schuldeiser; of

6. betwiste vorderingen.

Voorwaardelijke vorderingen, vorderingen waarvan het bedrag nog niet definitief is vastgesteld of die nog niet opeisbaar zijn, kunnen middels een beslissing buiten de schuldsanering worden gelaten. Een vordering die als ongegrond kan worden beschouwd, mag niet in de schuldsanering worden opgenomen.

Vorderingen die zijn ontstaan na de voorlopige beslissing vallen buiten de schuldsanering.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

FAILLISSEMENT

In beginsel mogen alleen vorderingen die zijn ontstaan vóór de openbaarmaking van het vonnis van faillietverklaring worden ingediend. Ook vorderingen waaraan voorwaarden zijn verbonden of die niet opeisbaar zijn, mogen worden ingediend.

Er bestaan bij gebreke van een verificatieprocedure geen regels betreffende de wijze waarop vorderingen moeten worden ingediend. De curator moet er in dat geval op eigen initiatief op toezien dat preferente vorderingen op de juiste wijze worden betaald. Er bestaat geen enkele belemmering voor een schuldeiser om zijn vordering op informele wijze in te dienen, in principe tot de uiterste datum waarop het voorstel voor de verdeling van de boedel kan worden betwist.

Wanneer kan worden aangenomen dat er voldoende vermogen is om de gewone schuldeisers te betalen, dient er verplicht een verificatieprocedure te worden uitgevoerd (zie voor uitleg over de verificatieprocedure hierboven). Wanneer de rechter oordeelt dat een verificatieprocedure is vereist, stelt hij een proceduretermijn van vier tot tien weken vast. De beslissing tot uitvoering van een verificatieprocedure wordt gepubliceerd. De schuldeisers moeten hun vorderingen binnen de gestelde termijn schriftelijk indienen. Schuldeisers met een pand- of retentierecht hoeven hun vorderingen niet ter verificatie in te dienen om uit de boedel te worden betaald. Wanneer de verificatieprocedure al is uitgevoerd, kan een schuldeiser die na afloop van de termijn een vordering wil indienen of een voorrangsrecht wil verkrijgen dit doen in het kader van de zogenaamde "procedure van verlate indiening". Een verlate indiening kan worden gedaan tot uiterlijk de dag waarop de curator zijn voorstel voor de verdeling van de boedel opstelt, dat wil zeggen voordat het voorstel bij de rechtbank wordt ingediend en gepubliceerd. Wanneer een schuldeiser zijn vorderingen niet ter verificatie indient, verliest hij de mogelijkheid te worden betaald uit de activa die onder het uitdelingsbesluit vallen. In principe kan een schuldeiser alleen nog betaling van zijn vordering krijgen als er nieuwe activa beschikbaar komen (verlate uitdeling).

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Zoals hierboven uiteengezet bestaat er geen algemene verplichting voor schuldeisers om vorderingen in te dienen in geval van een herstructurering voor ondernemingen, maar zij moeten dit mogelijk wel doen tijdens de onderhandelingen over een akkoord. De bewindvoerder moet een herstructureringsplan opstellen. In dit plan is vastgesteld op welke manier de financiële problemen van de onderneming van de schuldenaar kunnen worden opgelost en op welke manier de bedrijfsresultaten kunnen worden verbeterd. Het plan kan echter aan de bijzondere omstandigheden van het betreffende geval worden aangepast.

Het kan in bepaalde omstandigheden passend zijn om tijdens de herstructurering van een onderneming een gerechtelijk akkoord te sluiten. Het verzoek tot onderhandeling over een akkoord wordt ingediend door de schuldenaar.

Een verzoek tot onderhandeling over een akkoord bevat een ontwerpakkoord met vermelding van het bedrag dat de schuldenaar voorstelt te betalen, de data waarop de betalingen zullen worden verricht, of er met betrekking tot het akkoord een zekerheid is gesteld en zo ja, waar die zekerheid uit bestaat. Het verzoek moet vergezeld gaan van een overzicht van de activa en passiva.

Indien het verzoek tot onderhandeling over een akkoord wordt toegewezen, moet de rechtbank de betreffende beslissing onmiddellijk bekend maken. De rechter moet tegelijkertijd een datum vaststellen voor de schuldeisersvergadering die bij de rechtbank plaatsvindt, de vergadering bijeenroepen en de beslissing publiceren.

De schuldenaar, de bewindvoerder en de schuldeisers kunnen zich verzetten tegen een vordering die in het akkoord moet worden opgenomen. Er bestaan bijzondere regels omtrent de mogelijkheid tot deelname aan de onderhandelingen over het akkoord met betrekking tot vorderingen die niet in de inventaris van de boedel zijn opgenomen.

Alleen schuldeisers met vorderingen die zijn ontstaan voor het verzoek tot herstructurering van de onderneming nemen deel aan de onderhandelingen over het akkoord. Schuldeisers die betaling van hun vordering middels verrekening kunnen verkrijgen of die een preferente vordering hebben, nemen niet deel aan de onderhandelingen. Schuldeisers die in het geval van een faillissement pas de andere schuldeisers zouden worden betaald, nemen evenmin deel aan de onderhandelingen, tenzij de deelnemende schuldeisers daar toestemming voor geven.

Een schuldenaar moet op verzoek van een schuldeiser een eed afleggen tegenover de schuldeisersvergadering met betrekking tot de inventaris.

Tijdens de schuldeisersvergadering stemmen de schuldeisers over het ontwerpakkoord. Een ontwerpakkoord dat voorziet in de betaling van ten minste vijftig procent van het totaalbedrag van de schuldvorderingen wordt geacht door de schuldeisers te zijn aangenomen wanneer drie vijfde van de stemmers vóór het akkoord heeft gestemd en hun vorderingen ten minste drie vijfde deel van het totaalbedrag van de schuldvorderingen van de stemgerechtigde schuldeisers vertegenwoordigen. Wanneer het percentage in het akkoord lager is dan vijftig procent dan wordt het ontwerpakkoord geacht te zijn aangenomen wanneer drie kwart van de stemmers vóór het akkoord heeft gestemd en hun vorderingen drie kwart van het totaalbedrag van de schuldvorderingen van de stemgerechtigde schuldeisers vertegenwoordigen.

SCHULDSANERING

Wanneer er een voorlopige beslissing wordt genomen, dan moet deze onverwijld in de Zweedse staatscourant worden gepubliceerd (Post‑ och Inrikes Tidningar). Tevens moet uiterlijk binnen een week na de publicatie een kennisgeving naar de bekende schuldeisers worden gestuurd. In de publicatie en de kennisgeving wordt de schuldeisers onder meer verzocht om, over het algemeen binnen een maand na de datum van de publicatie, de volgende handelingen te verrichten: hun schuldvorderingen indienen, details over deze vorderingen geven en andere informatie verstrekken die van belang is bij de bestudering van het dossier, en aangeven op welke rekening de betalingen tijdens de schuldsaneringsprocedure moeten worden verricht.

Wanneer er na de voorlopige beslissing voldoende gegevens zijn verzameld, wordt een schuldsaneringsvoorstel opgesteld. Dit voorstel moet naar alle bekende schuldeisers worden gestuurd van wie de vorderingen in het voorstel zijn opgenomen, met het verzoek om binnen een bepaalde termijn hun opmerkingen kenbaar te maken. Verzuimt een schuldeiser zijn opmerkingen kenbaar te maken, dan kan het schuldsaneringsvoorstel niettemin worden aangenomen.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Een voorlopige beslissing moet onverwijld in de Zweedse staatscourant worden gepubliceerd (Post‑ och Inrikes Tidningar). Tevens moet uiterlijk binnen een week na de publicatie een kennisgeving naar de bekende schuldeisers worden gestuurd. In de publicatie en de kennisgeving wordt de schuldeisers onder meer verzocht om over het algemeen binnen een maand na de datum van de publicatie de volgende handelingen te verrichten: hun schuldvorderingen indienen, details over deze vorderingen geven en andere informatie verstrekken die van belang is bij de bestudering van het dossier, en aangeven op welke rekening de betalingen tijdens de schuldsaneringsprocedure moeten worden verricht.

Wanneer er na de voorlopige beslissing voldoende gegevens zijn verzameld, wordt een schuldsaneringsvoorstel opgesteld. Dit voorstel moet naar alle bekende schuldeisers worden gestuurd van wie de vorderingen in het voorstel zijn opgenomen, met het verzoek om binnen een bepaalde termijn hun opmerkingen kenbaar te maken. Verzuimt een schuldeiser zijn opmerkingen kenbaar te maken, dan kan het schuldsaneringsvoorstel niettemin worden aangenomen.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

FAILLISSEMENT

Indien de baten van de boedel niet voldoende zijn om de faillissementskosten en de boedelschulden te betalen, wordt het faillissement opgeheven (zie de opmerkingen hierboven over de faillissementskosten en de boedelschulden). Wanneer het faillissement wordt opgeheven, vindt er in principe geen uitkering aan de schuldeisers plaats.

Wordt het faillissement niet opgeheven, dan worden de baten van de boedel na betaling van de faillissementskosten en de boedelschulden, onder de schuldeisers verdeeld. De verdeling vindt over het algemeen plaats conform de bepalingen van de wet inzake preferente vorderingen.

In de wet inzake preferente vorderingen is bepaald welk recht op betaling de schuldeisers ten opzichte van elkaar hebben in geval van een faillissement. Hieronder volgt algemene informatie over de wet inzake preferente vorderingen.

Er bestaan met betrekking tot vorderingen bijzondere en algemene voorrechten. Een bijzonder voorrecht heeft betrekking op een bepaald goed (bijvoorbeeld een pandrecht, een retentierecht of een hypotheek). Een algemeen voorrecht heeft betrekking op alle goederen die tot de failliete boedel behoren (bijvoorbeeld de kosten van de schuldeiser om de schuldenaar failliet te laten verklaren en het salaris van de bewindvoerder wanneer het faillissement vooraf is gegaan door een herstructurering van de onderneming). Een bijzonder voorrecht heeft voorrang op een algemeen voorrecht. Vorderingen waaraan geen voorrecht is verbonden, hebben onderling dezelfde rang. In een overeenkomst kan echter zijn vastgesteld dat een bepaalde schuldeiser pas wordt betaald nadat de andere schuldeisers zijn betaald (achtergestelde vordering (efterställd fordran)).

Het voorrangsrecht dat aan een vordering is verbonden blijft bestaan, ook als de vordering wordt overgedragen of voorwerp is van beslag, of op een andere wijze naar een andere houder overgaat.

Wanneer aan een vordering een bijzonder voorrecht is verbonden voor een bepaald goed, en die vordering niet volledig met de opbrengst van dat goed kan worden voldaan, wordt het restant behandeld als een niet-bevoorrechte vordering.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

In het geval van een herstructurering van een onderneming vindt geen uitdeling plaats als er geen akkoord is bereikt.

In een gerechtelijk akkoord kan een verlaging van de schulden zijn bepaald evenals de precieze termijnen waarbinnen deze moeten worden betaald. In het akkoord wordt aan alle schuldeiser dezelfde rechten toegekend en de betaling van ten minste vijfentwintig procent van het bedrag van de schuldvorderingen, tenzij alle bekende schuldeisers die partij zijn bij het akkoord een lager percentage hebben goedgekeurd of er bijzondere redenen zijn om een lager percentage af te spreken. De voorgeschreven minimale uitdeling dient te worden voldaan binnen een jaar na sluiting van het akkoord, tenzij alle betrokken schuldeisers hebben ingestemd met een langere termijn. In het akkoord kan tevens worden bepaald dat aan de schuldenaar alleen uitstel van betaling of een andere bijzondere vorm van uitstel wordt gegeven.

SCHULDSANERING

Alle vorderingen die onder de schuldsanering vallen, hebben dezelfde rang. Een vordering kan echter met instemming van de schuldeiser een lagere rang krijgen, of met voorrang op andere vorderingen worden betaald, indien de uitdeling slechts een klein bedrag betreft en het redelijk is de vordering als eerste te voldoen rekening houdend met de omvang van de vorderingen en andere omstandigheden.

In de beslissing betreffende de schuldsanering is vastgesteld welke bepalingen op de vorderingen van toepassing zijn.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Alle vorderingen die onder de schuldsanering voor ondernemingen vallen, hebben dezelfde rang. Een vordering kan echter met instemming van de schuldeiser een lagere rang krijgen, of met voorrang op andere vorderingen worden betaald, indien de uitdeling slechts een klein bedrag betreft en het redelijk is de vordering als eerste te voldoen rekening houdend met de omvang van de vorderingen en andere omstandigheden.

In de beslissing betreffende de schuldsanering voor ondernemingen is bepaald welke voorwaarden van toepassing zijn op de vorderingen.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

FAILLISSEMENT

Wanneer de schuldenaar een akkoord sluit met de schuldeisers over de betaling van zijn schulden of op een andere wijze een regeling treft (vrijwillige schikking), beëindigt de rechter het faillissement. Een faillissement waarbij een verificatieprocedure is uitgevoerd kan eveneens eindigen met de goedkeuring van een akkoord. In overige gevallen wordt het faillissement opgeheven (wanneer er niet voldoende baten zijn om de faillissementskosten en de boedelschulden te dekken) of eindigt het faillissement door verdeling van de boedel onder de schuldeisers.

Een faillissement stelt een natuurlijke persoon niet vrij van de verplichting tot betaling van zijn schulden (zie de informatie over schuldsanering, waarbij andere regels gelden). Dit betekent dat schulden die niet zijn betaald ná het faillissement blijven bestaan (tenzij deze schulden deel uitmaken van een vrijwillige schikking of een akkoord).

Een rechtspersoon wordt na een faillissement ontbonden (de regels hieromtrent zijn vastgesteld in het vennootschapsrecht). Hieruit volgt dat schuldeisers na het faillissement, in principe, geen betaling van eventuele restschulden van de rechtspersoon kunnen vorderen.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Een gerechtelijk akkoord is bindend voor alle schuldeisers, zowel bekende als onbekende, die het recht hadden deel te nemen aan de onderhandelingen over het akkoord. Schuldeisers die in het geval van een faillissement slechts betaald zouden worden na betaling van andere schuldeisers, verliezen hun recht door de schuldenaar te worden betaald wanneer alle schuldeisers met recht op deelname aan de akkoord onderhandelingen niet volledig zijn betaald in het kader van dat akkoord. Een schuldeiser met een preferente vordering op bepaalde goederen is gebonden aan het akkoord voor wat betreft het deel van het bedrag dat niet kan worden geïnd uit de opbrengst van de betreffende goederen.

SCHULDSANERING

De schuldenaar wordt als gevolg van de schuldsaneringsbeslissing vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van de schulden die onder de schuldsaneringsregeling vallen tot aan het bedrag van de verlaging. De schuldenaar wordt als gevolg van de beslissing tot schuldsanering eveneens vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van onbekende schulden, tenzij het schulden zijn die niet in de schuldsaneringsregeling kunnen worden opgenomen.

Schuldsanering heeft tot gevolg dat rente of boetes wegens te late betaling van vorderingen die onder de schuldsaneringsregeling vallen, vanaf de dag volgend op de openbaarmaking van de voorlopige beslissing komen te vervallen.

De schuldsanering heeft geen gevolgen voor het recht dat een schuldeiser heeft jegens een borg of een ander persoon die naast de schuldenaar aansprakelijk is voor de schuld.

De beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering bevat een betalingsplan. Het betalingsplan heeft een looptijd van vijf jaar, tenzij er om gewichtige redenen een kortere termijn wordt vastgesteld. Het betalingsplan begint te lopen vanaf de datum waarop de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering is gegeven. Bij het vaststellen van de vervaltermijn van het betalingsplan, wordt de termijn vanaf de voorlopige beslissing afgetrokken van de looptijd van het betalingsplan, tenzij er aanleiding is om een kortere termijn af te trekken, gelet op de houding van de schuldenaar na de beslissing tot opening van de procedure.

Een beslissing tot schuldsanering kan in bepaalde omstandigheden worden gewijzigd of ingetrokken. Een beslissing kan, op verzoek van een schuldeiser met een vordering die onder de schuldsaneringsregeling valt, worden ingetrokken of, in de gevallen genoemd onder de punten 6 en 7 hieronder, worden gewijzigd, indien:

1. de schuldenaar zich schuldig heeft gemaakt aan fraude jegens de schuldeisers;

2. de schuldenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk verhinderen van een faillissement of beslag;

3. de schuldenaar heimelijk een van de schuldeisers heeft begunstigd met als doel de beslissing inzake de schuldsanering te beïnvloeden;

4. de schuldenaar opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt in zijn verzoek tot schuldsanering of op andere momenten tijdens de behandeling van de zaak, ten nadele van de schuldeiser;

5. de schuldenaar onjuiste informatie heeft verstrekt aan een overheidsinstantie over belastingen of heffingen met betrekking tot de schuldsanering, of zijn plicht heeft verzuimd tot het verstrekken van informatie, als gevolg waarvan een foutieve beslissing of geen beslissing is genomen.

6. de schuldenaar in ernstige mate van het betalingsplan afwijkt; of

7. de financiële situatie van de schuldenaar na de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering aanzienlijk is verbeterd om redenen die ten tijde van de beslissing niet te voorzien waren.

In de gevallen bedoeld onder punt 7 dient het verzoek binnen vijf jaar te worden ingediend, te rekenen vanaf de datum van de voorlopige beslissing of, indien het betalingsplan een langere looptijd heeft, uiterlijk op de vervaldatum van het plan. In geval van wijziging van een schuldsaneringsbeslissing, kan de looptijd van het betalingsplan tot ten hoogste zeven jaar worden verlengd.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

De schuldenaar wordt als gevolg van de beslissing tot schuldsanering voor ondernemingen vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van de schulden die onder de schuldsaneringsregeling vallen tot aan het bedrag van de verlaging. De schuldenaar wordt als gevolg van de beslissing tot schuldsanering eveneens vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van onbekende schulden, tenzij het schulden zijn die niet in de schuldsaneringsregeling kunnen worden opgenomen.

Schuldsanering heeft tot gevolg dat rente of boetes wegens te late betaling van vorderingen die onder de schuldsaneringsregeling vallen, vanaf de dag volgend op de openbaarmaking van de voorlopige beslissing komen te vervallen.

Schuldsanering heeft geen gevolgen voor het recht dat een schuldeiser heeft jegens een borg of een ander persoon die naast de schuldenaar aansprakelijk is voor de schuld.

De beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering voor ondernemingen bevat een betalingsplan met een looptijd van drie jaar. Het betalingsplan begint te lopen vanaf de datum waarop de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering is gegeven.

Een beslissing tot schuldsanering voor ondernemingen kan in bepaalde omstandigheden worden gewijzigd of ingetrokken. Een beslissing kan, op verzoek van een schuldeiser met een vordering die onder de schuldsaneringsregeling valt, worden ingetrokken of, in de gevallen genoemd onder de punten 6 en 7 hieronder, worden gewijzigd, indien:

1. de schuldenaar zich schuldig heeft gemaakt aan fraude jegens de schuldeisers;

2. de schuldenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk verhinderen van een faillissement of beslag;

3. de schuldenaar heimelijk een van de schuldeisers heeft begunstigd met als doel de beslissing inzake de schuldsanering te beïnvloeden;

4. de schuldenaar opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt in zijn verzoek tot schuldsanering of op andere momenten tijdens de behandeling van de zaak, ten nadele van de schuldeiser;

5. de schuldenaar onjuiste informatie heeft verstrekt aan een overheidsinstantie over belastingen of heffingen met betrekking tot de schuldsanering voor ondernemingen, of zijn plicht tot het verstrekken van informatie heeft verzuimd, als gevolg waarvan een foutieve beslissing of geen beslissing is genomen.

6. de schuldenaar in ernstige mate van het betalingsplan afwijkt; of

7. de financiële situatie van de schuldenaar na de beslissing tot goedkeuring van de schuldsanering voor ondernemingen aanzienlijk is verbeterd om redenen die ten tijde van de beslissing niet te voorzien waren.

In de gevallen bedoeld onder punt 7 dient het verzoek binnen drie jaar te worden ingediend, te rekenen vanaf de datum van de voorlopige beslissing of, indien het betalingsplan een langere looptijd heeft, uiterlijk op de vervaldatum van het plan. In geval van wijziging van een schuldsaneringsbeslissing, kan de looptijd van het betalingsplan tot ten hoogste vijf jaar worden verlengd.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

FAILLISSEMENT

Zoals hierboven reeds is vermeld wordt een natuurlijke persoon in geval van een faillissement niet vrijgesteld van de betalingsverplichting met betrekking tot zijn schulden; rechtspersonen worden na een faillissement ontbonden.

Indien er na een faillissement nog baten resteren, bestaat de mogelijkheid van een "verlate uitdeling".

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Zie hierboven voor informatie over de gevolgen van een gerechtelijk akkoord. Indien er geen gerechtelijk akkoord tot stand is gekomen en de schuldenaar evenmin tot een vrijwillig akkoord of een andere regeling met de schuldeisers is gekomen, blijven de vorderingen na beëindiging van de herstructureringsprocedure opeisbaar.

SCHULDSANERING

Zodra de schuldenaar het betalingsplan heeft uitgevoerd, kan een schuldeiser in bepaalde omstandigheden de schuldsaneringsregeling opnieuw laten onderzoeken. Zie voor meer informatie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure?"

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Zodra de schuldenaar het betalingsplan heeft uitgevoerd, kan een schuldeiser in bepaalde omstandigheden de schuldsaneringsregeling voor ondernemingen opnieuw laten onderzoeken. Zie voor meer informatie onder "Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure?"

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

FAILLISSEMENT

Het salaris van de curator en soortgelijke schulden (faillissementskosten), evenals andere door de boedel aangegane schulden (boedelschulden) moeten voor de uitdeling aan de schuldeisers uit de boedel worden betaald. De faillissementskosten hebben voorrang op de vorderingen in de boedel. Wanneer de faillissementskosten niet uit de boedel kunnen worden voldaan, worden deze doorgaans door de overheid betaald.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

De bewindvoerder (evenals de eventuele commissaris bij het akkoord) heeft recht op een vergoeding voor zijn verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten. Het salaris mag niet hoger zijn dan het bedrag dat wordt beschouwd als een redelijke vergoeding voor de uitoefening van de taak. De rechter onderzoekt op verzoek van de bewindvoerder of de schuldenaar het recht van de bewindvoerder op vergoeding. Ook een schuldeiser met vorderingen die onder het akkoord vallen, kan een dergelijk verzoek indienen zo lang het akkoord nog niet is uitgevoerd. De gerechtskosten, alsmede het salaris van de bewindvoerder en de commissaris zijn voor rekening van de schuldenaar.

SCHULDSANERING

De schuldenaar maakt de betalingen in het kader van een schuldsaneringsregeling over aan de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie (Kronofogdemyndigheten), die als tussenpersoon optreedt voor de schuldeisers. De Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie brengt een jaarlijkse vergoeding in rekening bij de schuldenaar voor de administratieve verwerking van de betalingen.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

De schuldenaar maakt de betalingen in het kader van een schuldsaneringsregeling voor ondernemingen over aan de Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie (Kronofogdemyndigheten), die als tussenpersoon optreedt voor de schuldeisers. De Zweedse gerechtsdeurwaardersinstantie brengt een jaarlijkse vergoeding in rekening bij de schuldenaar voor de administratieve verwerking van de betalingen.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

FAILLISSEMENT

De regels betreffende terugvordering zijn opgenomen in de faillissementswet. Voor het berekenen van de termijnen zoals vastgesteld in de regels betreffende terugvordering geldt als uitgangspunt de datum van indiening van de faillissementsaanvraag.

Een rechtshandeling wordt vernietigd wanneer als gevolg daarvan een schuldeiser op ongepaste wijze is begunstigd ten opzichte van de andere schuldeisers, of goederen aan het vermogen van de schuldenaar zijn onttrokken of de schulden van de schuldenaar zijn gestegen, of wanneer de schuldenaar insolvent was of als gevolg van die handeling alleen of in samenhang met andere factoren insolvent is geworden, en de wederpartij wist of behoorde te weten dat de schuldenaar insolvent was en wat de omstandigheden waren die maakten dat de rechtshandeling ongepast was. Naasten van de schuldenaar worden geacht bekend te zijn met de in de vorige zin genoemde omstandigheden, tenzij wordt aangetoond dat zij daarvan niet op de hoogte waren of konden zijn. Een rechtshandeling die meer dan vijf jaar vóór de referentietermijn is verricht, kan alleen worden vernietigd indien de wederpartij een naaste van de schuldenaar is.

De betaling van een schuld binnen drie maanden vóór de referentietermijn met ongebruikelijke betaalmiddelen, de betaling vóór de vervaldatum, of de betaling van een zodanig grote geldsom dat daardoor de financiële situatie van de schuldenaar aanzienlijk is verslechterd, wordt vernietigd, tenzij de betaling in de gegeven omstandigheden als normaal kan worden beschouwd. Een betaling die tussen de drie maanden en twee jaar vóór de referentietermijn is verricht ten gunste van een familielid van de schuldenaar wordt vernietigd, tenzij wordt aangetoond dat de schuldenaar niet insolvent was of niet als gevolg van die transactie insolvent is geworden.

Er bestaan bijzondere regels voor onder meer giften, huwelijkse voorwaarden en loon. Bepaalde betalingen aan de staat vallen niet onder de regels betreffende terugvordering, zoals bijvoorbeeld reeds betaalde belastingen.

De curator kan terugvordering eisen met name door het instellen van een rechtsvordering bij een gewone rechtbank of door vorderingen te betwisten die tijdens de faillissementsprocedure worden geverifieerd. Indien de curator geen terugvordering eist en er geen minnelijke schikking tot stand komt, kan een schuldeiser terugvordering eisen door het instellen van een rechtsvordering bij een gewone rechtbank.

In het geval van terugvordering vloeien de goederen die door de schuldenaar waren onttrokken terug in de boedel.

HERSTRUCTURERING VAN EEN ONDERNEMING

Na de openbaarmaking van de beslissing tot herstructurering, zijn de bepalingen inzake terugvordering van de faillissementswet van toepassing indien er een gerechtelijk akkoord is gesloten (zie de informatie met betrekking tot het faillissement).

In het geval waarin terugvordering van een preferente vordering of een middels beslag verkregen betaling wordt gevorderd, kan de rechter besluiten de tenuitvoerleggingsprocedure tot nader order op te schorten.

Een rechtsvordering wegens terugvordering kan worden ingesteld door de bewindvoerder of door een schuldeiser met een vordering die onder een gerechtelijk akkoord zou moeten vallen. De rechtsvordering moet worden ingesteld voordat de vergadering van schuldeisers wordt gehouden en hierover kan geen definitief beslissing worden genomen hangende het besluit inzake het gerechtelijk akkoord. Iedere schuldeiser die een rechtsvordering wil indienen moet de bewindvoerder daarvan op de hoogte stellen, op straffe van niet-ontvankelijkheid.

Wanneer de herstructurering van een onderneming eindigt zonder dat er een gerechtelijk akkoord tot stand is gekomen en de schuldenaar niet failliet is verklaard naar aanleiding van een verzoek dat binnen drie maanden na het einde van de herstructurering is ingediend, wordt het verzoek tot terugvordering verworpen.

De opbrengst van de terugvordering komt, na aftrek van de kosten van de eisende partij, toe aan de schuldeisers die partij zijn bij het akkoord. Een verweerder die als gevolg van de rechtsvordering van de eiser een vordering op de schuldenaar krijgt, kan op grond van die vordering deelnemen aan de onderhandelingen over het akkoord en het recht krijgen om de geldsom die bij de uitdeling aan hem toekomt af te trekken van het bedrag dat hij anders zou moeten betalen.

Indien een schuldeiser bij het akkoord of de schuldenaar beroep instelt tegen het vonnis inzake de terugvordering, kan de rechter bevelen dat de geldsom die toekomt aan de schuldeisers, conform de regels in de bovenstaande alinea, onder bijzonder beheer komt te vallen. Er kan alleen beslag worden gelegd op goederen die onder het bijzonder beheer vallen nadat het akkoord is komen te vervallen.

SCHULDSANERING

Er bestaan geen bijzondere regels betreffende terugvordering.

SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN CONFORM DE WET INZAKE SCHULDSANERING VOOR ONDERNEMINGEN

Er bestaan geen bijzondere regels betreffende terugvordering.

Laatste update: 19/02/2018

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Engeland en Wales

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

  • Een insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen natuurlijke personen, bedrijven en diverse vormen van vennootschap, en partnerschappen.
  • Er kan een procedure worden ingesteld tegen een natuurlijke persoon die een schuld heeft en die hetzij in Engeland & Wales woont, daar in de laatste drie jaar heeft gewoond of een bedrijf heeft uitgeoefend, hetzij in Engeland & Wales aanwezig is op de dag van indiening van een faillissementsverzoek. Er is geen minimumleeftijd. Als er niet al een rechterlijke uitspraak over de schuld is, moet het schuldniveau voldoen aan een minimumwaarde voor schuldeisers die een bedrijf willen liquideren (750 GBP) of die een natuurlijk persoon failliet willen laten verklaren.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

  • Onder insolventie van rechtspersonen vallen winding up (liquidatie, vrijwillig of gerechtelijk), administration (kan leiden tot redding/reorganisatie of liquidatie), administrative receivership (beheer) of een voluntary arrangement (vrijwillige overeenkomst).
  • Onder insolventie van natuurlijke personen vallen bankruptcy (faillissement aangevraagd door een schuldeiser of door een natuurlijke persoon), debt relief orders: DRO (beslissing tot schuldverlichting) en voluntary arrangement (vrijwillige overeenkomst).
  • Concurrente schuldeisers, waaronder openbare schuldeisers, kunnen de rechter verzoeken een onderneming te liquideren (gedwongen liquidatie) of onder beheer te plaatsen (administration-procedure).
  • De schuldplichtige onderneming kan zelf besluiten tot liquidatie (vrijwillige liquidatie). Zij kan ook de rechter verzoeken om liquidatie.
  • Na indiening van een liquidatieverzoek bij de rechtbank kan de rechter een provisional liquidator (voorlopige vereffenaar) aanstellen. Daartoe wordt doorgaans besloten om de activa van de onderneming te beschermen voorafgaand aan de zitting over de liquidatie. De bevoegdheden van de voorlopige vereffenaar worden beschreven in de gerechtelijke aanstelling.
  • Door de onderneming of haar bestuurders kan een administrator (beheerder) of een floating charge holder (houder van vlottende vordering) worden benoemd. Dat soort benoemingen komt tot stand zonder tussenkomst van de rechter.
  • Een onderneming kan aan een administration-procedure worden onderworpen als zij insolvent is of waarschijnlijk insolvent wordt.
  • Een onderneming kan worden gedwongen in liquidatie te gaan als zij niet kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen, blijkens een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan. Verder kan de rechter worden verzocht een onderneming te ontbinden omdat dat redelijk en billijk is.
  • Door houders van vlottende vorderingen kan een administrative receiver (beheerder) worden aangewezen om te zorgen voor betaling van hun geldvorderingen.
  • Na aanstelling moet de lasthebber alle schuldeisers in kennis stellen van de insolventie. In het geval van insolventie van een rechtspersoon moet worden kennisgegeven aan de bewaarder van het vennootschapsregister, die de gegevens van de onderneming bijwerkt. Die gegevens zijn gratis online in te zien.
  • Een company voluntary arrangement (vrijwillige bedrijfsovereenkomst) kan worden voorgesteld door een onderneming of, indien er al een liquidatie- of administration-procedure loopt, door de lasthebber. Een vrijwillige overeenkomst voor natuurlijke personen kan worden voorgesteld door een natuurlijke persoon en is zowel voor als na aanvang van de faillissementsprocedure toegestaan.
  • Alle vrijwillige overeenkomsten worden bij stemming tot stand gebracht door de schuldeisers, waarbij ten minste 75 % van de uitgebrachte stemmen voor de regeling moet zijn. Er is geen minimumschuldniveau van toepassing en er is geen insolventietoets. Het voorstel aan schuldeisers moet worden gedaan via een gemachtigde, die na goedkeuring van het voorstel de rol van toezichthouder vervult. De gemachtigde kan optreden wanneer het voorstel aan hem of haar wordt voorgelegd door de schuldenaar.
  • Faillietverklaringen worden gewoonlijk uitgesproken op verzoek van een schuldeiser of de schuldenaar zelf. In het kader van de faillietverklaring wordt een trustee (curator) benoemd, die onmiddellijk kan optreden.
  • Als het verzoek afkomstig is van een schuldeiser, wordt het ingediend bij de rechter en geldt een minimumschuldniveau van 5 000 GBP, zij het dat het mogelijk is dat twee of meer schuldeisers een gezamenlijk verzoek indienen, in welk geval de uitstaande vorderingen van elk bij elkaar worden opgeteld. De schuld moet ongedekt zijn. Uit het verzoek moet duidelijk zijn dat de schuldenaar de schuld niet kan betalen, hetgeen moet worden aangetoond met een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan
  • Een aanvraag afkomstig van de schuldenaar wordt ingediend bij een door de overheid aangewezen adjudicator (arbiter). Er is geen minimumschuldniveau van toepassing, maar voorwaarde is wel dat de schuldenaar niet in staat is de schulden te betalen. Er is geen rechterlijke tussenkomst bij de aanvraag en er mag niet al een andere faillissementsverzoek lopen. De arbiter beoordeelt het verzoek en doet uitspraak als aan de voorwaarden is voldaan. In het kader van de faillietverklaring wordt een trustee benoemd, die onmiddellijk kan optreden.
  • Als een schuldeiser een faillissementsverzoek heeft ingediend, kan de rechter voorafgaand aan de zitting een interim receiver (voorlopige curator) benoemen ter bescherming van die activa van de schuldenaar die risico zouden kunnen lopen. De rechter geeft meestal specifieke instructies bij de opdracht aan de voorlopige curator, maar kan ook een meer algemene bevoegdheid verstrekken om onmiddellijk bezit te nemen van het vermogen van de schuldenaar.
  • Natuurlijke personen kunnen via een gemachtigde tussenpersoon verzoeken om schuldverlichting als zij hun schulden niet kunnen betalen, ten hoogste 20 000 GBP zijn verschuldigd aan hun schuldeisers, activa ter waarde van ten hoogste 1 000 GBP bezitten (een redelijke auto buiten beschouwing gelaten) en minder dan 50 GBP per maand aan inkomen overhouden. De faillissementscurator bepaalt of een beslissing tot schuldverlichting moet worden gegeven en als dat zo is wordt (gewoonlijk voor één jaar) surseance verleend, in welke periode schuldeisers niets mogen ondernemen om hun vorderingen op te eisen of te innen. Op een enkele uitzondering na volgt na afloop van de surseance kwijting van de schulden.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

  • Bij insolventie van een rechtspersoon wordt alle vermogen van de onderneming waar ook ter wereld onderworpen aan de insolventieprocedure. De wet hanteert een zeer ruime definitie van “vermogen”.
  • In een administration-procedure hebben financiële middelen die worden verkregen om de procedure te financieren, voorrang als kostenpost.
  • Bij vrijwillige overeenkomsten staat in het voorstel hoe de activa zullen worden behandeld en kunnen de schuldeisers zich daarover beraden voordat zij het voorstel in stemming brengen.
  • Bij faillissement van een natuurlijke persoon worden alle bezittingen van de gefailleerde wereldwijd beheerd door de trustee, op een enkele uitzondering na. Bezittingen die de gefailleerde nodig heeft om te voorzien in basisbehoeften of om activiteiten in loondienst of zakelijke activiteiten voort te zetten, maken geen deel uit van de failliete boedel. Een mogelijk voorbeeld daarvan is een motorvoertuig. Als de trustee de waarde van dergelijke bezittingen hoger raamt dan de kosten van een redelijke vervanging, kan de trustee die bezittingen verkopen en zorgen voor die vervanging. Alle bezittingen die de gefailleerde in bewaring heeft voor iemand anders, maken evenmin deel uit van de failliete boedel.
  • Het inkomen van de gefailleerde maakt geen deel uit van de boedel maar de trustee kan met de gefailleerde overeenkomen dat een deel van wat er na aftrek van de kosten van redelijke basisbehoeften eventueel overblijft, in de failliete boedel wordt gestort ten gunste van de schuldeisers. De trustee kan de rechter verzoeken om een daartoe strekkend bevel als met de gefailleerde geen overeenstemming kan worden bereikt.
  • Alle bezittingen die de gefailleerde in eigendom verkrijgt voordat hem of haar kwijting is verleend, kunnen door de trustee worden gevorderd voor de failliete boedel.
  • Een gefailleerde die de trustee niet in kennis stelt van bezittingen in de failliete boedel of een lening of andere vorm van krediet verkrijgt voor meer dan 500 GBP zonder de kredietverstrekker op de hoogte te stellen van de faillissementsprocedure, is schuldig aan een strafbaar feit.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

  • Lasthebbers moeten licensed insolvency practitioners (bevoegde curatoren) of official receivers (faillissementscuratoren) zijn (zie onder). Een bevoegdheid kan alleen worden afgegeven door een beroepsorganisatie die daartoe is gemachtigd door de overheid. Wie zonder bevoegdheid handelt als insolventiefunctionaris, is schuldig aan een strafbaar feit en kan worden veroordeeld tot een boete of een gevangenisstraf.
  • Om een bevoegdheid te krijgen, moet de kandidaat examens afleggen en een bepaald aantal uren praktijkervaring opdoen op het gebied van insolventie.
  • Een insolventiefunctionaris moet een natuurlijke persoon zijn.
  • De beloning van een insolventiefunctionaris die optreedt als lasthebber, wordt in overleg met de schuldeisers vastgesteld. De insolventiefunctionaris kan zich tot de rechter wenden als hij of zij met de schuldeisers geen overeenstemming bereikt over een in zijn of haar ogen redelijk tarief. Ook schuldeisers kunnen zich tot de rechter wenden als zij het tarief te hoog vinden.
  • Activa in een liquidatie- of administration-procedure worden beheerd door de lasthebber.
  • Alle insolventiezaken vallen onder het algemene toezicht van de rechter; de betrokken partijen, waaronder de lasthebber, kunnen zich tot de rechter wenden als zij menen dat hun belangen ten onrechte zijn geschaad.
  • Bij een vrijwillige overeenkomst staat het schuldenaren vrij te beschikken over hun bezittingen, mits zij als gevolg daarvan niet hun overeenkomst met de schuldeisers schenden.
  • Bezittingen van een failliete natuurlijke persoon worden beheerd door de trustee en staan niet ter beschikking van de gefailleerde. Dat geldt niet voor bezittingen die zijn uitgesloten van de failliete boedel of bezittingen waarvan de gefailleerde eigenaar wordt na aanvang van de procedure, tenzij de gefailleerde de eigendom ervan verkrijgt voordat kwijting is verleend en zij door de trustee worden gevorderd. Afgezien van de mogelijkheid voor de trustee om verworven bezittingen te vorderen, heeft kwijting van de gefailleerde geen invloed op het beheer van de boedel door de trustee.
  • Een faillissementscurator is een door de minister benoemde lasthebber. De functionaris kan als lasthebber optreden in een gedwongen liquidatie of in een faillissement. De bezoldiging van faillissementscuratoren wordt niet bepaald door schuldeisers maar is wettelijk vastgesteld.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

  • Verrekening is mogelijk in liquidatie-, administration- en faillissementsprocedures.
  • De rekening voor de schuldvergelijking vermeldt de onderlinge schulden en vorderingen per de datum van de insolventie.
  • Het nettobedrag is een boekschuld of een boekvordering.
  • Het is partijen niet toegestaan de toepassing van verrekening uit te besteden.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

  • Een vereffenaar of trustee kan een onrendabele overeenkomst afwijzen door het belang van de insolvente partij bij of diens verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst te beëindigen (de tegenpartij kan een vordering instellen wegens verlies/schade als gevolg van de insolventie). Als de overeenkomst niet eindigt bij insolventie, kan de rechter kwijtschelding van de contractuele verplichtingen gelasten.
  • De levering van bepaalde als essentieel beschouwde diensten, zoals die van nuts-, communicatie- en IT-bedrijven, kan tijdens de insolventieprocedure worden voortgezet zonder dat eventuele bij aanvang van de insolventie achterstallige betalingen moeten worden voldaan.
  • Leveranciers van andere dan die essentiële leveringen kunnen bij insolventie hun overeenkomst beëindigen als dat krachtens hun overeenkomst mogelijk is. Niet-betaalde goederen en diensten zouden aanleiding geven voor een vordering in het kader van de insolventie.
  • Een vrijwillige overeenkomst heeft weliswaar geen directe gevolgen voor lopende overeenkomsten maar in het voorstel moet er wel rekening mee worden gehouden.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

  • In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Na instelling zijn juridische stappen tegen de onderneming alleen mogelijk met toestemming van de lasthebber of de rechter.
  • In het geval van een vrijwillige overeenkomst kunnen schuldeisers die aan de overeenkomst zijn gebonden, geen juridische stappen zetten om de schuld te innen omdat de overeenkomst op hen van toepassing is. Na goedkeuring kan een rechtsprocedure worden ingeleid door een schuldeiser die niet wordt betaald
  • Schuldeisers met een zekerheid zijn niet automatisch gebonden aan vrijwillige overeenkomsten.
  • Als door derden een faillissementsverzoek of door de schuldenaar zelf een faillissementsaanvraag is ingediend, kan de rechter een uitspraak in eventuele lopende rechtsprocedures tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar aanhouden of naar eigen inzicht voorwaarden verbinden aan de voortzetting daarvan. Zolang de gefailleerde geen kwijting is verleend, kunnen schuldeisers alleen met toestemming van de rechter een procedure tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar starten.
  • Schuldenaren die voornemens zijn hun schuldeisers een vrijwillige regeling voor te stellen, kunnen bij de rechter verzoeken om een voorlopige uitspraak. Als er al een faillissementsprocedure loopt, kan het verzoek worden gedaan door de trustee of de faillissementscurator. Op die manier kan de rechter een uitspraak in eventuele reeds bestaande procedures tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar aanhouden en voorkomen dat dergelijke procedures worden ingeleid. De voorlopige uitspraak voorkomt ook dat het faillissement van de schuldenaar wordt uitgesproken.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

  • In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Zaken die op de insolventiedatum aanhangig zijn, kunnen alleen met toestemming van de lasthebber of de rechter worden voortgezet.
  • Concurrente schuldeisers in een zaak die aanhangig is op het moment van goedkeuring van een vrijwillige overeenkomst, kunnen die zaak niet voortzetten, omdat zij gebonden zijn aan die overeenkomst, ook al hebben zij er zelf niet voor gestemd. Schuldeisers met een zekerheid zijn alleen gebonden aan een vrijwillige overeenkomst als zij daarvoor kiezen.

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

  • Schuldeisers nemen deel aan de insolventieprocedure via vergaderingen van schuldeisers en andere besluitvormingsprocessen. Ook kunnen zij een commissie instellen en haar leden kiezen. Lasthebbers anders dan faillissementscuratoren moeten schuldeisers informeren over de voortgang van de zaak (afhankelijk van de procedure, ieder halfjaar of jaar).
  • Besluiten kunnen worden genomen over de aanstelling of het ontslag van de lasthebber, de beloning van de lasthebber, de vorming van een commissie, een voorstel voor een vrijwillige overeenkomst of andere aangelegenheden waarbij de schuldeisers volgens de lasthebber moeten worden betrokken.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

  • In het voorstel voor een vrijwillige overeenkomst kan worden opgenomen dat de toezichthouder beschikt over de activa van de schuldenaar.
  • De bezittingen van een failliete natuurlijke persoon vallen onder het beheer van de trustee, zonder dat toewijzing, cessie of overdracht nodig is. Het is de taak van de trustee de bezittingen van de gefailleerde te inventariseren en te verkopen en de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers.
  • Activa in een liquidatie- of administration-procedure worden beheerd door de lasthebber.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

  • In een insolventieprocedure tegen een onderneming kunnen vorderingen worden ingesteld voor alle schulden, verplichtingen of aansprakelijkheden wegens onrechtmatige daad van de onderneming die dateren van vóór de insolventie, met inbegrip van voorwaardelijke schulden. In de toekomst opeisbare schulden kunnen eveneens worden gevorderd maar op basis van de contante waarde.
  • In een liquidatie- of administration-procedure zijn verplichtingen uit hoofde van bepaalde criminele activiteiten (zoals drugshandel) niet bewijsbaar.
  • Aansprakelijkheden die ontstaan na aanvang van de procedure, worden gezien als uitgaven. Deze uitgaven hebben een eigen betalingshiërarchie, maar moeten zonder uitzondering worden voldaan voordat er aan schuldeisers kan worden betaald.
  • Een voorstel voor een vrijwillige overeenkomst bevat een volledig overzicht van de verplichtingen van een schuldenaar of onderneming en een beschrijving van de wijze van betaling aan de schuldeisers. Schulden die de schuldenaar of onderneming maakt na goedkeuring van het voorstel, kunnen in de insolventieprocedure alleen worden gevorderd als dat specifiek is bepaald.
  • Schulden die opeisbaar zijn op de datum van de faillietverklaring of die in de toekomst opeisbaar worden als gevolg van een verplichting die is aangegaan vóór het faillissement, kunnen in een faillissementsprocedure worden gevorderd. Boeten, studieschulden, achterstanden van een schuld in een procedure bij een Family Proceedings Court en schulden in verband met beslissingen tot confiscatie, kunnen niet worden gevorderd in een faillissementsprocedure.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

  • Schuldeisers kunnen op ieder moment in een procedure een vordering instellen (middels het Proof of Debt-formulier). Instelling van een vordering is nodig om te kunnen stemmen in een besluitvormingsprocedure of om deel te hebben aan een verdeling.
  • In administration-, liquidatie- of faillissementsprocedures waarin een verdeling is voorzien, stelt de lasthebber alle schuldeisers die hun vordering nog moeten onderbouwen, schriftelijk in kennis van de voorgenomen verdeling, waarbij de lasthebber hen uitnodigt om vorderingen in te dienen, en een termijn stelt waarbinnen zij dat moeten doen om deel te kunnen hebben aan die verdeling. Een lasthebber kan vorderingen die na het verstrijken van die termijn zijn ingediend, in behandeling nemen, maar is daartoe niet verplicht.
  • Schuldeisers die hun vordering niet op tijd indienen, kunnen de verdeling niet verstoren.
  • Bij vrijwillige overeenkomsten is aan de vereiste overlegging van bewijs aan de lasthebber voldaan als schriftelijk is kennisgegeven van de vordering.

De link wordt in een nieuw venster geopend.https://www.gov.uk/government/publications/proof-of-debt-insolvency-form-425

De link wordt in een nieuw venster geopend.https://www.gov.uk/government/publications/proof-of-debt-insolvency-form-637

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

  • Voor verdeling geldt de volgende rangorde:
  1. houders van vaste vorderingen (uit activa met vaste kosten)
  2. kosten van de insolventieprocedure
  3. preferente vorderingen (zie onder)
  4. het voorgeschreven deel (alleen insolventie rechtspersonen)
  5. houders van vlottende vorderingen
  6. concurrente schuldeisers
  7. aandeelhouders (alleen insolventie rechtspersonen).
  • Sommige vorderingen uit hoofde van een arbeidsbetrekking worden met voorrang behandeld, waaronder schulden in het kader van pensioenregelingen.
  • Het voorgeschreven deel betreft een afgezonderd fonds gevuld met activa met een vlottende vorderingen en ter beschikking gesteld aan concurrente schuldeisers (maximum 600 000 GBP).
  • Wettelijke achterstelling van vorderingen is beperkt tot faillissementsprocedures waarin een schuld aan een persoon die op de datum van het faillissement de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde was, lager in rang is dan schulden aan andere schuldeisers, evenals de rente over die schulden.
  • Als een derde een schuld van de schuldenaar betaalt, heeft die derde een gesubrogeerde vordering in de insolventieprocedure.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

  • In het geval van een vrijwillige overeenkomst worden de voorstellen van de schuldenaar of de onderneming goedgekeurd als schuldeisers die ten minste 75 % van de waarde van de schulden vertegenwoordigen, voorstemmen. Nadat het voorstel door de schuldeisers is goedgekeurd, wordt het uitgevoerd onder toezicht van een insolventiefunctionaris. Daarvoor is geen toestemming van de rechter nodig, maar de toezichthouder moet wel verslag uitbrengen aan de rechter als er een voorlopige uitspraak is gedaan. Een partij kan de rechter verzoeken het besluit van de schuldeisers over aanvaarding van het voorstel te heroverwegen op grond van materiële onregelmatigheid. Alle concurrente schuldeisers zijn aan de overeenkomst gebonden.
  • Als de schuldenaar of de onderneming na goedkeuring van de vrijwillige overeenkomst de voorwaarden ervan niet nakomt, kan de toezichthouder bij de rechtbank een aanvraag indienen voor faillissement of liquidatie.
  • Goedkeuring door de rechter is niet nodig voor reorganisatieplannen, maar benadeelde partijen kunnen zich tot de rechter wenden als zij menen dat hun rechten onnodig zijn geschaad.
  • Er zijn gedetailleerde procedurele bepalingen over het afsluiten en beëindigen van alle insolventieprocedures.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

  • In alle procedures gelden gedetailleerde voorschriften voor het beëindigen van een zaak.
  • Schuldeisers kunnen na beëindiging van de procedure gelden vorderen die bij de uitdeling aan hen zijn toegekend maar niet door hen zijn ontvangen (zulke gelden worden aangehouden door de overheid).
  • In vrijwillige overeenkomsten wordt in het voorstel aan schuldeisers een bepaald bedrag aangeboden als terugbetaling per GBP aan schuld. Bij goedkeuring van het voorstel moeten de schuldeisers dat aanvaarden als volledige betaling en kunnen zij bijgevolg geen verhaal zoeken nadat de procedure is beëindigd.
  • In faillissementsprocedures gaan schulden teniet bij afsluiting van de procedure, met uitzondering van schulden die geen deel uitmaken van de procedure.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

Voor de betaling uit de opbrengsten van de verkoop van activa bestaat een duidelijke rangorde. De kosten en uitgaven moeten uit de opbrengsten worden voldaan voordat er gelden worden terugbetaald aan de schuldeisers.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

  • Als een insolvente onderneming een bepaalde schuldeiser voorrang heeft verleend in het kader van een formele insolventie (d.w.z. verlening van preferente status), of een transactie onder de waarde is aangegaan (d.w.z. verkoop tegen een lagere dan de werkelijke waarde), kan de lasthebber verhaal nemen op de ontvanger voor de middelen die verloren zijn gegaan voor de insolvente boedel.
  • Op verzoek van de lasthebber in een faillissements-, liquidatie- of administration-procedure kan een rechter elk van beide typen transacties herzien en gelasten dat de ontvanger zorgt voor herstel van de situatie waarin deze zich zou hebben bevonden als de transactie niet zou hebben plaatsgevonden.
  • Vorderingen voor herziening van preferente betalingen moeten betrekking hebben op transacties die plaatsvonden in het halfjaar voor aanstelling van de beheerder, aanvang van de liquidatie of indiening van het faillissementsverzoek of de faillissementsaanvraag, of twee jaar in het geval van een preferente betaling aan een vennoot.
  • Vorderingen voor herziening van transacties onder de werkelijke waarde moeten betrekking hebben op transacties in de twee jaar ervoor, of in faillissementsprocedures in de vijf jaar ervoor, mits de gefailleerde op dat moment insolvent was of als gevolg van de transactie insolvent werd.
  • Een lasthebber in een administration-, liquidatie- of faillissementsprocedure of een procedure voor een vrijwillige overeenkomst kan de rechter verzoeken om een beslissing tot herziening van een transactie waarmee de schuldeisers tekort is gedaan. Met toestemming van de rechter kan een dergelijk verzoek ook worden ingediend door een slachtoffer van de transactie.
  • Verder kan de lasthebber in administration- en liquidatieprocedures schadeloosstelling eisen van een bestuurder van de onderneming wegens betrokkenheid bij handel met kennis van insolventie die heeft geleid tot verdere verliezen voor schuldeisers, frauduleuze handel of machtsmisbruik (zaken wegens machtsmisbruik kunnen ook aanhangig worden gemaakt door een faillissementscurator of schuldeiser of contributory (bijdrageplichtige).
  • In zaken waarin een verzoek om liquidatie of faillissement is ingediend bij de rechtbank, is iedere regeling voor de beschikking over bezittingen die na het verzoek is getroffen, nietig, tenzij de rechter anders beveelt.
Laatste update: 23/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Noord-Ierland

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

  • Een insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen natuurlijke personen, partnerschappen en ondernemingen (met of zonder rechtspersoonlijkheid).
  • Er kan een procedure worden ingesteld tegen een natuurlijk persoon die een schuld heeft van ten minste 5 000 GBP en die hetzij in Noord-Ierland woont, daar in de laatste drie jaar heeft gewoond of een bedrijf heeft uitgeoefend, hetzij in Noord-Ierland aanwezig is op de dag van indiening van een faillissementsverzoek. Er is geen minimumleeftijd.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

  • Bij de insolventie van rechtspersonen in Noord-Ierland kan het gaan om liquidatie (vrijwillig of bij beschikking van het High Court) of om reorganisatie (company voluntary arrangement: CVA – vrijwillige bedrijfsovereenkomst; of administration-procedure). De administration-procedure kan worden gebruikt als opmaat voor de liquidatieprocedure.
  • Alle schuldeisers (particulier of publiek) kunnen de rechter verzoeken een onderneming te liquideren (gedwongen liquidatie) of onder beheer te plaatsen (administration-procedure).
  • De schuldplichtige onderneming kan zelf besluiten tot liquidatie (vrijwillige liquidatie, waarbij de vraag of de onderneming solvent of insolvent is, wordt beoordeeld op basis van haar vermogen om binnen een jaar alle schulden te betalen). Zij kan ook de rechter verzoeken om liquidatie.
  • Het Department for the Economy (ministerie van Economie) kan de rechter verzoeken een onderneming te liquideren als dat in het algemeen belang is. De onderneming is in dat geval niet per se insolvent.
  • De rechtbank kan na indiening van een verzoek om gedwongen liquidatie (om het even door welke partij) op ieder moment een provisional liquidator (voorlopige vereffenaar) aanstellen. Daartoe wordt doorgaans besloten om de activa van de onderneming te beschermen voorafgaand aan de zitting over de liquidatie. De bevoegdheden van de voorlopige vereffenaar worden beschreven in de gerechtelijke aanstelling.
  • Door de onderneming of haar bestuurders kan een administrator (beheerder) of een floating charge holder (houder van vlottende vordering) worden benoemd (zulke benoemingen vinden zonder tussenkomst van de rechter plaats).
  • Een onderneming kan aan een administration-procedure worden onderworpen als zij insolvent is of waarschijnlijk insolvent wordt. De jurisprudentie leert dat met “waarschijnlijk” (likely) in deze context een kans van meer dan 50 % wordt bedoeld (more likely than not).
  • Een onderneming kan ook als zij niet insolvent is een vrijwillige bedrijfsovereenkomst aangaan.
  • Een onderneming kan worden gedwongen in liquidatie te gaan als zij niet kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen (insolventie), blijkens een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan. Verder kan de rechter tot liquidatie van een onderneming beslissen omdat dat redelijk en billijk is.
  • Zodra de procedure begint (naar aanleiding van het besluit van de onderneming tot liquidatie; de rechterlijke beschikking tot het openen van een administration- of liquidatieprocedure of de aanmelding van een beheerder bij de rechtbank (voor andere benoemingen dan bij rechterlijke beslissing)), kan de lasthebber optreden.
  • Een vrijwillige bedrijfsovereenkomst (CVA) kan worden voorgesteld door de onderneming. De onderneming hoeft daarvoor niet insolvent te zijn. Een CVA kan ook worden voorgesteld door de lasthebber in een liquidatie- of administration-procedure (als een daarvan al is gestart).
  • Beschikbare procedures voor de insolventie van natuurlijke personen zijn individual voluntary arrangements: IVA (vrijwillige overeenkomst voor natuurlijk persoon), debt relief orders: DRO (beslissing tot schuldverlichting) en bankruptcy orders (faillietverklaringen) (op verzoek van een schuldeiser of op aanvraag van de natuurlijke persoon).
  • IVA’s worden voorgesteld door de schuldenaar en goedgekeurd als schuldeisers die ten minste 75 % van de waarde van de uitstaande schuld vertegenwoordigen, voorstemmen. Er is geen minimumschuldniveau van toepassing en er is geen insolventietoets. Het voorstel moet worden gedaan via een gemachtigde, die na goedkeuring van het voorstel door de schuldeisers de rol van toezichthouder vervult. De gemachtigde kan optreden wanneer het voorstel aan hem of haar wordt voorgelegd door de schuldenaar. Een IVA kan worden voorgesteld wanneer er een faillissementsprocedure loopt tegen de schuldenaar en faillissement kan worden afgewend als het voorstel door de schuldeisers wordt goedgekeurd. IVA’s die bij stemming door de schuldeisers worden goedgekeurd, zijn bindend voor alle schuldeisers.
  • DRO-aanvragen worden door de schuldenaar elektronisch ingediend bij de faillissementscurator via een gemachtigde tussenpersoon. Er is geen rechterlijke tussenkomst bij de instelling van de procedure. De schuldenaar heeft schulden van ten hoogste 20 000 GBP, bezit activa ter waarde van minder dan 1 000 GBP (een redelijk motorvoertuig buiten beschouwing gelaten) en houdt maandelijks hoogstens 50 GBP inkomen over. De schuldenaar mag niet zijn onderworpen aan een andere insolventieprocedure en mag geen transacties zijn aangegaan die in de laatste twee jaar nadelig zijn geweest voor schuldeisers. De faillissementscurator heeft als taak de aanvraag bij ontvangst te beoordelen en kan vanaf dat moment optreden.
  • Faillietverklaringen worden gewoonlijk uitgesproken op verzoek van een schuldeiser of op aanvraag van de schuldenaar zelf. De faillissementscurator wordt bij faillietverklaring curator (receiver) en beheerder (manager). Vervolgens kan een trustee worden aangesteld, die na aanstelling onmiddellijk kan optreden.
  • Als het verzoek afkomstig is van een schuldeiser, wordt het ingediend bij de rechter en geldt een minimumschuldniveau van 5 000 GBP, zij het dat het mogelijk is dat twee of meer schuldeisers een gezamenlijk verzoek indienen, in welk geval de uitstaande vorderingen van elk bij elkaar worden opgeteld. De schuld moet ongedekt zijn. Uit het verzoek moet duidelijk zijn dat de schuldenaar de schuld niet kan betalen, hetgeen moet worden aangetoond met een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan
  • Aanvragen door de schuldenaar worden eveneens bij de rechter ingediend. Er is geen minimumschuldniveau van toepassing, maar voorwaarde is wel dat de schuldenaar niet in staat is de schulden te betalen.
  • Als er een faillissementsverzoek is ingediend, kan de rechter voorafgaand aan de zitting een voorlopige curator (interim receiver) benoemen ter bescherming van die activa van de schuldenaar die risico zouden kunnen lopen. De rechter geeft meestal specifieke instructies bij de opdracht aan de voorlopige curator, maar kan ook een meer algemene bevoegdheid verstrekken om onmiddellijk bezit te nemen van het vermogen van de schuldenaar. Alleen de faillissementscurator kan worden aangewezen als voorlopige curator.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

  • Bij insolventie van een rechtspersoon wordt alle vermogen van de onderneming waar ook ter wereld onderworpen aan de insolventieprocedure. De wet hanteert een zeer ruime definitie van “vermogen”.
  • Bij IVA’s staat in het voorstel van de schuldenaar hoe de activa zullen worden behandeld en kunnen de schuldeisers zich daarover beraden voordat zij het voorstel in stemming brengen.
  • Bij DRO’s is de waarde van de activa ten hoogste 1 000 GBP (een redelijk voertuig buiten beschouwing gelaten) en die blijven toebehoren aan de schuldenaar.
  • Bij faillissement van een natuurlijke persoon worden alle bezittingen van de gefailleerde wereldwijd beheerd door de trustee, op een enkele uitzondering na. Bezittingen die de gefailleerde nodig heeft om te voorzien in basisbehoeften of om activiteiten in loondienst of zakelijke activiteiten voort te zetten, maken geen deel uit van de failliete boedel. Een mogelijk voorbeeld daarvan is een motorvoertuig. Als de trustee de waarde van dergelijke bezittingen hoger raamt dan de kosten van een redelijke vervanging, kan de trustee die bezittingen verkopen en zorgen voor die vervanging. Alle bezittingen die de gefailleerde in bewaring heeft voor iemand anders, maken evenmin deel uit van de failliete boedel.
  • Het inkomen van de gefailleerde maakt geen deel uit van de boedel maar de trustee kan met de gefailleerde overeenkomen dat een deel van wat er na aftrek van de kosten van redelijke basisbehoeften eventueel overblijft, in de failliete boedel wordt gestort ten gunste van de schuldeisers. De trustee kan de rechter verzoeken om een daartoe strekkend bevel als met de gefailleerde geen overeenstemming kan worden bereikt.
  • Alle bezittingen die de gefailleerde in eigendom verkrijgt voordat hem of haar kwijting is verleend, kunnen door de trustee worden gevorderd voor de failliete boedel.
  • Een gefailleerde die een lening of andere vorm van krediet verkrijgt voor meer dan 500 GBP zonder de kredietverstrekker op de hoogte te stellen van de faillissementsprocedure, is schuldig aan een strafbaar feit.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

  • Anders dan in het geval van de faillissementscurator moeten lasthebbers licensed insolvency practioners (bevoegde insolventiefunctionarissen) zijn. Een bevoegdheid kan alleen worden afgegeven door een beroepsorganisatie die daartoe is gemachtigd door het ministerie. Wie zonder bevoegdheid handelt als een insolventiefunctionaris, is schuldig aan een strafbaar feit en kan worden veroordeeld tot een boete of een gevangenisstraf.
  • Om een bevoegdheid te krijgen, moet de kandidaat examens afleggen en een bepaald aantal uren praktijkervaring opdoen op het gebied van insolventie.
  • Een insolventiefunctionaris moet een natuurlijke persoon zijn.
  • De beloning van een insolventiefunctionaris die optreedt als lasthebber, wordt vastgesteld door de schuldeisers. De insolventiefunctionaris die meent dat de door de schuldeisers vastgestelde beloning onvoldoende is, kan zich tot de rechter wenden. Schuldeisers kunnen zich tot de rechter wenden als zij het tarief te hoog vinden.
  • Alle insolventiezaken vallen onder het algemene toezicht van de rechter; de betrokken partijen (waaronder de lasthebber) kunnen de rechter verzoeken om aanwijzingen.
  • Bij een IVA staat het schuldenaren vrij te beschikken over hun bezittingen, mits zij als gevolg daarvan niet hun overeenkomst met de schuldeisers schenden.
  • Bij een DRO berust het beheer van bezittingen niet bij een lasthebber.
  • Bezittingen van een failliete natuurlijke persoon worden beheerd door de trustee en staan niet ter beschikking van de gefailleerde. Dat geldt niet voor bezittingen die zijn uitgesloten van de failliete boedel of bezittingen waarvan de gefailleerde eigenaar wordt na aanvang van de procedure, tenzij de gefailleerde de eigendom ervan verkrijgt voordat kwijting is verleend en zij door de trustee worden gevorderd. Afgezien van de mogelijkheid voor de trustee om verworven bezittingen te vorderen, heeft kwijting van de gefailleerde geen invloed op deze situatie.
  • Een faillissementscurator is een door het ministerie benoemde lasthebber. De lasthebber kan optreden in een gedwongen liquidatie of in een faillissement. De beloning van faillissementscuratoren wordt niet bepaald door schuldeisers; faillissementscuratoren ontvangen een percentage van de verkochte/verdeelde activa volgens een wettelijke formule.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

  • Krachtens Noord-Iers recht is verrekening mogelijk in liquidatie-, administration- en faillissementsprocedures.
  • De rekening voor de schuldvergelijking vermeldt de onderlinge schulden en vorderingen per de datum van de insolventie.
  • Het nettobedrag is een boekschuld of een boekvordering.
  • Het is partijen niet toegestaan de toepassing van verrekening uit te besteden.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

  • Een vereffenaar of trustee kan een onrendabele overeenkomst afwijzen door het belang van de insolvente partij bij of diens verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst te beëindigen (de tegenpartij kan een vordering instellen wegens verlies/schade als gevolg van de insolventie)
  • In insolventieprocedures van rechtspersonen is de lasthebber niet verplicht uitvoering te geven aan overeenkomsten die de insolvente partij is aangegaan.
  • De levering van bepaalde als essentieel beschouwde diensten, zoals die van nuts-, communicatie- IT-bedrijven, kan tijdens de insolventieprocedure van rechts- en natuurlijke personen worden voortgezet zonder dat eventuele bij aanvang van de insolventie achterstallige betalingen moeten worden voldaan.
  • Afgezien van essentiële leveringen (zie hierboven) kunnen leveranciers bij insolventie hun overeenkomst beëindigen (als dat krachtens hun overeenkomst mogelijk is). Niet-betaalde goederen en diensten zouden aanleiding geven voor een vordering in het kader van de insolventie.
  • Een IVA- of DRO-procedure heeft weliswaar geen directe gevolgen voor lopende overeenkomsten, maar in een IVA-voorstel moet er wel rekening mee worden gehouden, en zij kunnen erop wijzen dat de gefailleerde niet voldoet aan de criteria voor een DRO.
  • In faillissementszaken van natuurlijke personen kan de trustee onrendabele overeenkomsten afwijzen. Als de overeenkomst niet eindigt bij insolventie, kan de rechter kwijtschelding van de contractuele verplichtingen gelasten.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

  • In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Na instelling zijn juridische stappen tegen de onderneming alleen mogelijk met toestemming van de lasthebber of de rechter.
  • In het geval van een vrijwillige bedrijfsovereenkomst kunnen schuldeisers die aan de overeenkomst zijn gebonden, geen juridische stappen zetten om de schuld te innen (aangezien de overeenkomst op hen van toepassing is). Na goedkeuring kan een rechtsprocedure worden ingeleid door een schuldeiser die niet wordt betaald.
  • Als er een faillissementsverzoek is ingediend, kan de rechter een uitspraak in eventuele lopende rechtsprocedures tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar aanhouden of naar eigen inzicht voorwaarden verbinden aan de voortzetting daarvan. Zolang de gefailleerde geen kwijting is verleend, kunnen schuldeisers alleen met toestemming van de rechter een procedure tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar starten.
  • Schuldenaren die voornemens zijn hun schuldeisers een IVA voor te stellen, kunnen bij de rechter verzoeken om een voorlopige uitspraak. Als er al een faillissementsprocedure loopt, kan het verzoek worden gedaan door de trustee of de faillissementscurator. Op die manier kan de rechter een uitspraak in eventuele reeds bestaande procedures tegen de persoon of bezittingen van de schuldenaar aanhouden en voorkomen dat dergelijke procedures worden ingeleid. De voorlopige uitspraak voorkomt ook dat het faillissement van de schuldenaar wordt uitgesproken. Het IVA-voorstel moet vermelden hoe de lopende procedures moeten worden afgehandeld; na goedkeuring is het voorstel voor alle schuldeisers bindend.
  • Na verlening van schuldverlichting middels een DRO kunnen schuldeisers geen stappen ondernemen tegen de schuldenaar ten aanzien van hun vorderingen.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

  • In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Zaken die op de insolventiedatum aanhangig zijn, kunnen alleen met toestemming van de lasthebber of de rechter worden voortgezet.
  • Schuldeisers in een zaak die aanhangig is op het moment van goedkeuring van een CVA of IVA, kunnen die zaak niet voortzetten, omdat zij gebonden zijn aan die CVA of IVA (ook al hebben zij er zelf niet voor gestemd).
  • Schuldeisers nemen deel aan de insolventieprocedure via vergaderingen van schuldeisers en andere besluitvormingsprocessen. Ook kunnen zij een commissie instellen en haar leden kiezen. Lasthebbers anders dan faillissementscuratoren moeten schuldeisers periodiek op de hoogte brengen van de voortgang van de zaak (afhankelijk van de procedure, ieder halfjaar of jaar).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

  • Schuldeisers nemen deel aan de insolventieprocedure via vergaderingen van schuldeisers en andere besluitvormingsprocessen. Ook kunnen zij een commissie instellen en haar leden kiezen. Lasthebbers anders dan faillissementscuratoren moeten schuldeisers periodiek op de hoogte brengen van de voortgang van de zaak (afhankelijk van de procedure, ieder halfjaar of jaar). In faillissements- en liquidatieprocedures moeten zij een slotvergadering van schuldeisers houden om verslag uit te brengen over het beheer van de insolventieprocedure.
  • Besluiten kunnen worden genomen over de aanstelling of het ontslag van de lasthebber, de beloning van de lasthebber, de vorming van een commissie, een voorstel voor een vrijwillige overeenkomst of andere aangelegenheden waarbij de schuldeisers volgens de lasthebber moeten worden betrokken.

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

  • In het IVA-voorstel kan worden opgenomen dat de gemachtigde beschikt over de bezittingen van de schuldenaar.
  • In het geval van een DRO kunnen activa worden uitgesloten van de procedure maar kan de faillissementscurator navraag doen naar het gedrag en de bezittingen van de schuldenaar.
  • De bezittingen van een failliete natuurlijke persoon vallen onder het beheer van de trustee, zonder dat toewijzing, cessie of overdracht nodig is. Het is de taak van de trustee de bezittingen van de gefailleerde te inventariseren en te verkopen en de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

  • In een insolventieprocedure kunnen vorderingen worden ingesteld voor alle schulden/verplichtingen/aansprakelijkheden wegens onrechtmatige daad van een insolvente onderneming die dateren van vóór de insolventie. In de toekomst opeisbare schulden kunnen eveneens worden gevorderd maar op basis van de contante waarde.
  • In een liquidatie- of administration-procedure zijn verplichtingen uit hoofde van bepaalde criminele activiteiten (zoals drugshandel) niet bewijsbaar.
  • Aansprakelijkheden die ontstaan na aanvang van de procedure, worden gezien als uitgaven. Deze uitgaven hebben een eigen betalingshiërarchie, maar moeten zonder uitzondering worden voldaan voordat er aan schuldeisers kan worden betaald.
  • Een IVA-voorstel bevat een volledig overzicht van de verplichtingen van een schuldenaar en een beschrijving van de wijze van betaling aan de schuldeisers. Schulden die de schuldenaar maakt na goedkeuring van het voorstel, kunnen in de insolventieprocedure alleen worden gevorderd als dat specifiek is bepaald.
  • Bepaalde schulden vallen buiten de DRO-procedure en moeten worden betaald door de schuldenaar. Het gaat daarbij om boeten, onbetaald kijkgeld, studieleningen en gewaarborgde vorderingen. In een DRO zijn vorderingen van schuldeisers niet aan de orde omdat er geen boedelverdeling is.
  • Schulden die opeisbaar zijn op de datum van de faillietverklaring of die in de toekomst opeisbaar worden als gevolg van een verplichting die is aangegaan vóór het faillissement, kunnen in een faillissementsprocedure worden gevorderd. Boeten, studieschulden, achterstanden van een schuld in een procedure bij een Family Proceedings Court en schulden in verband met beslissingen tot confiscatie, kunnen niet worden gevorderd in een faillissementsprocedure.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

  • Schuldeisers kunnen op ieder moment in een procedure een vordering instellen (middels het Proof of Debt-formulier). Instelling van een vordering is nodig om te kunnen stemmen in een vergadering (of andere besluitvormingsprocedure) of deel te hebben aan een verdeling.
  • In administration-, liquidatie- of faillissementsprocedures waarin een verdeling is voorzien, stelt de lasthebber alle schuldeisers die hun vordering nog moeten onderbouwen, schriftelijk in kennis van de voorgenomen verdeling, waarbij de lasthebber hen uitnodigt om vorderingen in te dienen en een termijn stelt waarbinnen zij dat moeten doen om deel te kunnen hebben aan die verdeling. Een lasthebber kan vorderingen die na het verstrijken van die termijn zijn ingediend, in behandeling nemen, maar is daartoe niet verplicht.
  • Voor liquidatie door de rechtbank en faillissement is er een standaardformulier waarmee schulden moeten worden aangetoond. Voor geen enkele andere procedure is er een standaardformulier maar in de regelgeving voor andere procedures is bepaald wat er met het oog op verdeling moet worden overgelegd als bewijs.
  • Schuldeisers die hun vordering niet op tijd indienen, kunnen de verdeling niet verstoren.
  • Bij vrijwillige overeenkomsten is aan de vereiste overlegging van bewijs aan de lasthebber voldaan als schriftelijk is kennisgegeven van de vordering.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

  • Sommige vorderingen uit hoofde van een arbeidsbetrekking worden met voorrang behandeld en zijn opeisbaar na betaling van de gerechtskosten maar vóór uitdeling aan houders van vlottende vorderingen en concurrente schuldeisers.
  • Wettelijke achterstelling van vorderingen is beperkt tot faillissementsprocedures waarin een schuld aan een persoon die op de datum van het faillissement de echtgenoot of geregistreerde partner van de gefailleerde was, lager in rang is dan schulden aan andere schuldeisers, evenals de rente over die schulden.
  • Als een derde een schuld van de schuldenaar betaalt, heeft die derde een gesubrogeerde vordering in de insolventieprocedure.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

  • Schuldeisers bereiken overeenstemming over voorstellen van de schuldenaar (in een CVA – > 75 % goedkeuring, naar waarde) of van de lasthebber (administration, gewone meerderheid of goedkeuring door alle schuldeisers met een zekerheid en een meerderheid van preferente schuldeisers indien er geen uitdeling aan concurrente schuldeisers wordt verwacht).
  • Na goedkeuring van een CVA zijn alle concurrente schuldeisers gebonden aan de voorstellen in de overeenkomst.
  • Goedkeuring door de rechter is niet nodig voor reorganisatieplannen, maar benadeelde partijen kunnen zich tot de rechter wenden als zij menen dat hun rechten onnodig zijn geschaad.
  • Er zijn gedetailleerde procedurele bepalingen over het afsluiten en beëindigen van alle insolventieprocedures van rechtspersonen, zowel voor liquidatie als voor reorganisatie.
  • Nadat een IVA-voorstel door de schuldeisers is goedgekeurd, wordt het uitgevoerd onder toezicht van een insolventiefunctionaris. Daarvoor is geen toestemming van de rechter nodig, maar de toezichthouder moet aan de rechter wel verslag uitbrengen over de uitkomst van de vergadering die is gehouden om het voorstel goed te keuren. Een partij kan de rechter verzoeken het besluit van de schuldeisers over aanvaarding van het voorstel te heroverwegen op grond van materiële onregelmatigheid.
  • Als de schuldenaar na goedkeuring van de IVA de voorwaarden ervan niet nakomt, kan de toezichthouder een aanvraag indienen voor het faillissement van de schuldenaar.
  • In het geval van een DRO gaan schulden een jaar na de uitspraak teniet. Daarbij is geen sprake van rechterlijke tussenkomst.
  • In faillissementszaken moet de trustee een eindverslag toezenden aan de schuldeisers voordat deze decharge verlenen. Een trustee die niet de faillissementscurator is, moet een slotvergadering van schuldeisers bijeenroepen; tijdens die vergadering kunnen schuldeisers bezwaar kunnen maken tegen decharge. In dat geval moet de trustee om decharge verzoeken bij het ministerie; in andere gevallen wordt decharge verleend wanneer de trustee de bewaarder van het vennootschapsregister laat weten dat de slotvergadering heeft plaatsgevonden.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

  • Schuldeisers kunnen na beëindiging van de procedure gelden vorderen die bij de uitdeling aan hen zijn toegekend maar niet door hen zijn ontvangen (zulke gelden worden aangehouden door het ministerie).
  • In het recht van Noord-Ierland is bepaald dat de procedure wordt beëindigd wanneer de lasthebber wordt gedechargeerd.
  • In IVA’s wordt in het voorstel aan schuldeisers een bepaald bedrag aangeboden als terugbetaling per GBP aan schuld. Bij goedkeuring van het voorstel moeten de schuldeisers dat aanvaarden als volledige betaling en kunnen zij bijgevolg geen verhaal zoeken nadat de procedure is beëindigd.
  • In faillissements- en DRO-procedures gaan schulden teniet bij afsluiting van de procedure, behalve schulden die geen deel uitmaken van de procedure.

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

  • Voor de betaling uit de opbrengsten van de verkoop van activa bestaat volgens het recht van Noord-Ierland een duidelijke hiërarchie. De kosten en uitgaven moeten (uit de opbrengsten) worden voldaan voordat er gelden worden terugbetaald aan de schuldeisers.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

  • Als een insolvente onderneming een bepaalde schuldeiser voorrang heeft gegeven in het kader van een formele insolventie (d.w.z. verlening van preferente status), of een transactie onder de waarde is aangegaan (d.w.z. verkoop tegen een lagere dan de werkelijke waarde), kan de lasthebber verhaal nemen op de ontvanger.
  • Op verzoek van de lasthebber in een faillissements-, liquidatie- of administration-procedure kan een rechter elk van beide typen transacties herzien en gelasten dat de ontvanger zorgt voor herstel van de situatie waarin deze zich zou hebben bevonden als de transactie niet zou hebben plaatsgevonden.
  • Vorderingen voor herziening van preferente betalingen moeten betrekking hebben op transacties die plaatsvonden in het halfjaar voor aanstelling van de beheerder, aanvang van de liquidatie of indiening van het faillissementsverzoek, of twee jaar in het geval van een preferente betaling aan een vennoot.
  • Vorderingen voor herziening van transacties onder de werkelijke waarde moeten betrekking hebben op transacties in de twee jaar ervoor, of in faillissementsprocedures in de vijf jaar ervoor, mits de gefailleerde op dat moment insolvent was of als gevolg van de transactie insolvent werd.
  • Een lasthebber in een administration-, liquidatie- of faillissementsprocedure of een procedure voor een vrijwillige overeenkomst kan de rechter verzoeken om een beslissing tot herziening van een transactie waarmee de schuldeisers tekort is gedaan. Met toestemming van de rechter kan een dergelijk verzoek ook worden ingediend door een slachtoffer van de transactie.
  • Verder kan de lasthebber in administration- en liquidatieprocedures schadeloosstelling eisen van een bestuurder van de onderneming wegens betrokkenheid bij handel met kennis van insolventie die heeft geleid tot verdere verliezen voor schuldeisers, frauduleuze handel of machtsmisbruik.
  • In zaken waarin een verzoek om liquidatie of faillissement is ingediend bij de rechtbank, is iedere regeling voor de beschikking over bezittingen die na het verzoek is getroffen, nietig, tenzij de rechter anders beveelt.
Laatste update: 21/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.

Insolventie/faillissement - Schotland

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

In artikel 1 van de Bankruptcy (Scotland) Act 2016 (“de Wet van 2016”) is bepaald dat de boedel van een schuldenaar failliet kan worden verklaard. Dat betekent dat een insolventieprocedure kan worden ingeleid tegen diverse entiteiten die in de Wet van 2016 als debtor (schuldenaar) zijn gedefinieerd. Onder die definitie vallen levende schuldenaren, overleden schuldenaren of hun executant of iemand die als executant van een overleden schuldenaar kan worden aangesteld, trusts, (ontbonden) partnerschappen, (ontbonden) commanditaire vennootschappen in de zin van de Limited Partnerships Act 1907, rechtspersonen en entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid.

Insolventieprocedures tegen ondernemingen (al dan niet met rechtspersoonlijkheid) zijn krachtens de Insolvency Act 1986 (“de Wet van 1986”) ook mogelijk.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Een insolventieprocedure tegen een natuurlijke persoon kan bij de Sheriff Court worden geopend op aanvraag van of namens de schuldenaar (waaronder via de minimal asset process – zie onder) of op verzoek van een schuldeiser. Een schuldenaar kan ook een trust deed aangaan: een vrijwillige insolventieprocedure tussen een natuurlijke persoon en de schuldeisers.

Tegen een levende schuldenaar kan onder de volgende omstandigheden op diens eigen aanvraag een insolventieprocedure worden geopend:

  • Het totaal aan schulden (inclusief rente) op de datum van de aanvraag is ten minste 3 000 GBP.
  • In de vijf jaar tot de datum van indiening van de aanvraag is de schuldenaar niet insolvent verklaard.
  • De schuldenaar heeft zich laten adviseren door een financieel adviseur.
  • De schuldenaar is een aantal verplichtingen aangegaan (waaronder de verplichting om de trustee na de uitspraak een bedrag te betalen dat is bepaald met het common financial tool (methode om te bepalen wat het beschikbare inkomen van de schuldenaar is om schuldeisers terug te betalen)).
  • De schuldenaar is apparently insolvent (kennelijk insolvent) of heeft binnen de voorgeschreven periode een verklaring voor de insolventie van zijn of haar boedel ontvangen of is een trust deed aangegaan die geen protected trust deed is in de zin dat schuldeisers bezwaar kunnen maken of er niet mee kunnen instemmen.

En in het kader van de aanvraag volstaat het voor de aanmerking van de schuldenaar als apparently insolvent niet dat deze een trust deed is aangegaan of een bepaalde kennisgeving aan de schuldeisers heeft gedaan.

Verder kan een insolventieprocedure tegen een levende schuldenaar worden ingesteld op diens eigen aanvraag maar volgens de Minimal Asset Process, waarbij bepaalde criteria van toepassing zijn. Die criteria zijn:

  • Met het common financial tool is vastgesteld dat van de schuldenaar geen bijdrage aan de insolventieprocedure wordt verlangd of dat de schuldenaar in een periode van ten minste een halfjaar eindigend op de dag van indiening van de aanvraag geen prescribed payment (wettelijke uitkering) heeft ontvangen.
  • De schuldenaar heeft op de dag van de aanvraag schulden die inclusief rente in totaal ten minste 1 500 GBP en ten hoogste 17 000 GBP bedragen.
  • De schuldenaar heeft op de dag van de aanvraag bezittingen die in totaal niet meer waard zijn dan 2 000 GBP.
  • Geen van de bezittingen van de schuldenaar is meer waard dan 1 000 GBP.
  • De schuldenaar bezit geen grond.
  • De boedel van de schuldenaar is officieel failliet verklaard.
  • In de tien jaar tot de dag waarop de schuldenaar de aanvraag heeft ingediend, is de schuldenaar niet insolvent verklaard naar aanleiding van een verzoek dat de schuldenaar heeft gedaan in het kader van de minimal asset process.
  • In de vijf jaar tot de dag waarop de schuldenaar de aanvraag heeft ingediend, is de schuldenaar niet insolvent verklaard naar aanleiding van een andere aanvraag die de schuldenaar heeft gedaan dan in het kader van de minimal asset process, of naar aanleiding van een verzoek om insolventie van de schuldenaar.

Daarnaast kan tegen een levende schuldenaar een insolventieprocedure worden geopend op verzoek van een of meer qualified creditors (gekwalificeerde schuldeisers – zie onder) als de schuldenaar apparently insolvent (kennelijk insolvent) is en de gekwalificeerde schuldeisers uiterlijk twaalf weken voor indiening van het verzoek aan de schuldenaar een Debt Advice and Information Package (“DAIP”) hebben verstrekt. Onder DAIP wordt verstaan het DAIP beschreven in artikel 10, lid 5, van de Debt Arrangement and Attachment (Scotland) Act 2002 (“de Wet van 2002”).

Een gekwalificeerde schuldeiser (zoals hiervoor genoemd) is een schuldeiser die op de datum van het verzoek (c.q. de datum van de aanvraag door de schuldenaar) schuldeiser is op grond van al dan niet gewaarborgde illiquide of liquide schulden die geen voorwaardelijke of toekomstige schulden of uit hoofde van beslissingen tot confiscatie verschuldigde bedragen zijn en die (gezamenlijk) minstens 3 000 GBP bedragen. Gekwalificeerde schuldeisers zijn schuldeisers die op voornoemde datum voor ten minste 3 000 GBP aan vorderingen op de schuldenaar hebben als hiervoor bedoeld.

Het is belangrijk te begrijpen wat er wordt bedoeld met apparently insolvent want dat is een van de criteria waaraan moet worden voldaan voordat de schuldenaar zelf insolventie kan aanvragen of voordat een schuldeiser om insolventie van de schuldenaar kan verzoeken. Volgens Schots recht zijn schuldenaren apparently insolvent als:

  • hun boedel insolvent wordt verklaard of als hun faillissement wordt uitgesproken in Engeland of Wales of Noord-Ierland; of
  • zij hun schuldeisers schriftelijk hebben laten weten dat zij hun schulden in het kader van hun normale bedrijfsuitoefening niet meer betalen, terwijl hun vermogen niet is bevroren, niet wordt vastgehouden en niet is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order); of
  • tegen hen een hoofdgeding aanhangig is in een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk;
  • zij een trust deed aangaan;
  • zij verzuimen binnen de gestelde termijn een schuld te betalen na daartoe middels betekening of kennisgeving rechtsgeldig te zijn aangemaand (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • er wordt besloten enig deel van hun boedel toe te wijzen als betaling of zekerheid (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • een bij besluit of schuldbewijs gevormde schuld (zoals bepaald in artikel 10 van de Wet van 2002) door hen wordt afgelost volgens een betalingsregeling als bedoeld in deel 1 van die wet en die regeling wordt ingetrokken (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • een schuldeiser ten aanzien van een liquide schuld (of gezamenlijke liquide schulden) van ten minste 1 500 GBP de schuldenaar middels persoonlijke terhandstelling door een gerechtelijk ambtenaar een aanmaning in de voorgeschreven vorm heeft betekend waarin van de schuldenaar wordt geëist hetzij de schuld(en) te betalen hetzij te zorgen voor zekerstelling van de betaling ervan, en de schuldenaar niet binnen drie weken na de datum van betekening van de aanmaning heeft voldaan aan de eis of de schuldeiser per aangetekende post heeft laten weten te ontkennen dat er een schuld is of dat het door de schuldeiser gevorderde bedrag aan schuld onmiddellijk opeisbaar is.

Een insolventieprocedure tegen een levende schuldenaar kan ook worden ingesteld door een tijdelijke curator of een vereffenaar in een lidstaat die in het hoofdgeding is aangewezen.

De trustee die optreedt op grond van een trust deed, kan alleen dan een insolventieprocedure openen tegen een levende schuldenaar als de schuldenaar niet heeft voldaan aan een verplichting van de trust deed waarvan nakoming redelijk zou zijn geweest, of aan een aanwijzing of eis die de trustee redelijkerwijs heeft gegeven respectievelijk gesteld met het oog op de trust deed, of als de trustee in zijn of haar verzoek aanvoert dat het in het belang van de schuldeisers is de schuldenaar insolvent te verklaren.

Verder kan een insolventieprocedure worden ingesteld tegen een overleden schuldenaar op verzoek van een of meer gekwalificeerde schuldeisers, een tijdelijke curator, een in het hoofdgeding aangestelde vereffenaar van een lidstaat of een trustee die optreedt op grond van een trust deed. Tegen een overleden schuldenaar kan een insolventieprocedure ook worden ingesteld op aanvraag van de executant of iemand die als executant van een overleden schuldenaar kan worden aangesteld.

Voorwaarde bij het aangaan van een trust deed is dat de aflossingsperiode ten minste 48 maanden bestrijkt, tenzij een andere regeling wordt afgesproken. Verder is de schuldenaar uit hoofde van de trust deed verplicht om gedurende de looptijd maandelijks een vast bedrag te betalen. Een vrijwillige trust deed is echter niet bindend voor een schuldeiser die niet instemt met de voorwaarden ervan, in welk geval bescherming wordt geboden als de vorderingen minimaal 5 000 GBP bedragen.

Bij de insolventie van rechtspersonen in Schotland kan het gaan om liquidatie (vrijwillig of bij gerechtelijk besluit), reorganisatie (vrijwillige bedrijfsovereenkomst: Company Voluntary Arrangement (“CVA”) of administration-procedure), of beheer (receivership). De administration-procedure kan ook worden gebruikt als liquidatieprocedure; niet strikt als reorganisatieprocedure.

Alle schuldeisers (particulier of publiek) kunnen de rechter verzoeken een onderneming te liquideren (gedwongen liquidatie) of onder beheer te plaatsen (administration-procedure), terwijl de onderneming zelf kan besluiten tot liquidatie (vrijwillige liquidatie, waarbij de vraag of de onderneming solvent of insolvent is, wordt beoordeeld op basis van haar vermogen om binnen een jaar alle schulden te betalen). De onderneming kan ook de rechter verzoeken om haar liquidatie. Daarnaast kan de minister de rechter verzoeken een onderneming te liquideren, als dat in het algemeen belang is. Dergelijke ondernemingen zijn niet per se insolvent.

Een onderneming kan worden gedwongen in liquidatie te gaan als zij niet kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen (insolventie), blijkens een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan. Verder kan de rechter verzoeken een onderneming te ontbinden op grond van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank kan op ieder moment na indiening van een verzoek om gedwongen liquidatie (om het even door welke partij) een provisional liquidator (voorlopige vereffenaar) aanstellen. Daartoe wordt doorgaans besloten om de activa van de onderneming te beschermen voorafgaand aan de zitting over de liquidatie. De bevoegdheden van de voorlopige vereffenaar worden beschreven in de gerechtelijke aanstelling.

Een onderneming kan aan een administration-procedure worden onderworpen als zij insolvent is of waarschijnlijk insolvent wordt. De jurisprudentie leert dat met “waarschijnlijk” (likely) in deze context een kans van meer dan 50 % wordt bedoeld (more likely than not). Door de onderneming of haar bestuurders kan een administrator (beheerder) of een floating charge holder (houder van vlottende vordering) worden benoemd (zulke benoemingen vinden zonder tussenkomst van de rechter plaats).

Er kan een CVA worden voorgesteld door de onderneming. De onderneming hoeft daarvoor niet insolvent te zijn. Een CVA kan ook worden voorgesteld door de lasthebber in een liquidatie- of administration-procedure (als een daarvan al is gestart).

Zodra de procedure begint (naar aanleiding van het besluit van de onderneming tot liquidatie; de rechterlijke beschikking tot het openen van een administration- of liquidatieprocedure of de aanmelding van een beheerder bij de rechtbank (voor andere benoemingen dan bij rechterlijke beslissing)), kan de lasthebber optreden.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Met ingang van de datum van insolventie komen alle bezittingen van een schuldenaar onder het beheer van de trustee als onderdeel van de insolvente boedel. De trustee verkrijgt en de schuldenaar verliest het beheer van de boedel. Verder verkrijgt de trustee het recht op de boedel van de schuldenaar na de datum van het faillissement maar voor de datum van de kwijting. De volledige boedel van de schuldenaar omvat niet diens eventuele belang als huurder uit hoofde van een assured tenancy (verzekerde huur) in de zin van deel II van de Housing (Scotland) Act 1988, of een protected tenancy (beschermde huur) in de zin van de Rent (Scotland) Act 1984, ten aanzien waarvan het krachtens een of meer bepalingen van deel VIII van die wet onrechtmatig is een toeslag te verlangen als voorwaarde voor toewijzing van de beschermde huur, of een Scottish secure tenancy in de zin van de Housing (Scotland) Act 2001.

Bezittingen die niet onder het beheer van een trustee vallen, zijn bezittingen aangehouden buiten een woonhuis ten aanzien waarvan beslaglegging krachtens artikel 11, lid 1, van de Wet van 2002, niet mogelijk is, of bezittingen aangehouden in een woonhuis dat in de zin van deel 3 van de Wet van 2002 geen niet-essentieel bezit is (non-essential asset). Bezittingen die de schuldenaar voor iemand anders in bewaring heeft, zijn eveneens uitgesloten. Als de schuldenaar in het kader van de minimal asset process redelijkerwijs een voertuig nodig heeft, mag een voertuig waarvan de schuldenaar de eigenaar is en dat niet meer dan 3 000 GBP waard is, niet als bezit worden beschouwd.

Dat de boedel van een schuldenaar wordt beheerd door een trustee, heeft geen gevolgen voor het pandrecht (right of hypothec) van een verhuurder.

De bepalingen over beheer door een trustee (vesting) doen immers geen afbreuk aan het recht van een schuldeiser met een zekerheid, dat voorrang heeft op de rechten van de trustee.

In het kader van een trust deed vindt overdracht van het beheer van de bezittingen van de schuldenaar plaats ten behoeve van de schuldeisers en de aflossing van schulden, zij het dat de schuldenaar alleen bezittingen kan overdragen waarvoor dat vrijwillig mogelijk is. Indien een trust deed beschermd wordt, bevat de Wet van 2016 bepalingen over het bereiken van een overeenkomst voor erfelijk bezit van de schuldenaar.

Bij insolventie van een rechtspersoon wordt alle vermogen van de onderneming waar ook ter wereld onderworpen aan de insolventieprocedure. De wet hanteert een zeer ruime definitie van “vermogen”.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

De trustee die optreedt in het kader van de insolventie van een natuurlijk persoon of een trust deed (of een lasthebber) moet zijn gekwalificeerd als insolventiefunctionaris. Het begrip “insolventiefunctionaris” in de zin van de Wet van 1986 heeft in Schotland dezelfde betekenis als in Engeland en Wales. Behoudens de Accountant in Bankruptcy (overheidsorgaan belast met taken op het gebied van insolventie) is eenieder die in Schotland optreedt als trustee maar geen gekwalificeerde insolventiefunctionaris is, in overtreding.

Een insolventiefunctionaris moet een natuurlijke persoon zijn. Bevoegdheden voor insolventiefunctionarissen kunnen alleen worden afgegeven door een beroepsorganisatie die daartoe is gemachtigd door het ministerie. Om een bevoegdheid te krijgen, moet de kandidaat examens afleggen en een bepaald aantal uren relevante praktijkervaring opdoen.

Bij insolventie van een natuurlijke persoon is er altijd een trustee, die de volgende algemene taken vervult:

  • de boedel van de schuldenaar invorderen, beheren en te gelde maken, ongeacht of de boedel zich in Schotland of elders bevindt;
  • de boedel verdelen onder de schuldeisers overeenkomstig hun respectieve aanspraken;
  • de oorzaken en omstandigheden van de insolventie van de schuldenaar vaststellen;
  • de staat van de verplichtingen en bezittingen van de schuldenaar vaststellen;
  • tijdens de ambtstermijn schriftelijke notulen van de bijeenkomsten maken om de faillissementsprocedure nauwkeurig vast te leggen;
  • regelmatig verslagen maken van hun bezitnemingen van de boedel van de schuldenaar, welke verslagen op ieder redelijk moment kunnen worden ingezien door de (eventuele) commissarissen, de schuldeisers en de schuldenaar; en
  • ongeacht of de trustee wel of niet nog optreedt in de insolventieprocedure, de Accountant in Bankruptcy de informatie verstrekken die nodig wordt geacht om de bij de Wet van 2016 opgedragen functies te kunnen vervullen.

Verder moeten trustees bij het uitvoeren van hun taken de adviezen van de (eventuele) commissarissen in acht nemen.

Als de trustee redelijke gronden heeft om te vermoeden dat de schuldenaar in een insolventieprocedure een overtreding heeft begaan ten aanzien van zijn of haar bezittingen, omgang met die bezittingen of gedrag ten aanzien van zijn of haar financiële of zakelijke aangelegenheden, of dat iemand anders dan de schuldenaar een overtreding heeft begaan in zijn of haar omgang met de schuldenaar, de voorlopige trustee of de trustee met betrekking tot de bezittingen, zakelijke of financiële aangelegenheden van de schuldenaar, moet de trustee de kwestie melden bij de Accountant in Bankruptcy. Ook als de trustee goede redenen heeft om aan te nemen dat de schuldenaar gedrag vertoont dat voor een Sheriff aanleiding is om een aanvraag van een bankruptcy restrictions order (rechterlijk bevel tot verlenging van de opgelegde beperkingen) te aanvaarden, moet de trustee de kwestie melden bij de Accountant in Bankruptcy. De meldingen moeten strikt vertrouwelijk zijn.

Als de Accountant in Bankruptcy de trustee is, kan hij of zij zich tot de Sheriff wenden voor aanwijzingen met betrekking tot een bepaalde kwestie die zich voordoet in het kader van de insolventieprocedure.

Een schuldenaar, schuldeiser of andere belanghebbende die ontevreden is over een handeling, nalatigheid of beslissing van de trustee, kan zich tot de Sheriff Court wenden, waarop de Sheriff een handeling of beslissing van de trustee kan bevestigen, vernietigen of wijzigen, of de trustee aanwijzingen geven, of naar eigen inzicht een beschikking geven.

De beloning van een insolventiefunctionaris die optreedt als lasthebber bij de insolventie van een rechtspersoonlijkheid, wordt vastgesteld door de schuldeisers. De insolventiefunctionaris die meent dat de door de schuldeisers vastgestelde beloning onvoldoende is, kan zich tot de rechter wenden. Schuldeisers kunnen zich tot de rechter wenden als zij het tarief te hoog vinden.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Een schuld die vóór de insolventie is ontstaan, kan worden verrekend met een vordering op de schuldeiser die vóór de insolventie is ontstaan. Een schuld die na de insolventie ontstaat, kan worden verrekend met een vordering die na de insolventie ontstaat.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

In insolventiezaken tegen een natuurlijke persoon vertegenwoordigt de trustee zowel de schuldeisers als de schuldenaar, maar vertegenwoordigt de trustee de schuldenaar niet ten aanzien van diens verplichtingen. Dat betekent dat de trustee met het aanvaarden van het mandaat en het in bezit nemen van de boedel geen verplichtingen aangaat jegens de schuldeisers uit hoofde van voortdurende verbintenissen of overeenkomsten die doorlopen na aanvang van de insolventie. Indien daartoe gemachtigd door de schuldeisers, kan de trustee echter wel een overeenkomst sluiten. In dat geval verbindt de trustee ofwel de schuldeisers (of degenen die de machtiging hebben verleend) rechtstreeks ofwel zichzelf met redres tegen de schuldeisers. Een trustee die een overeenkomst sluit zonder daartoe te zijn gemachtigd door de schuldeisers, is zelf aansprakelijk voor de verplichtingen.

De trustee kan een overeenkomst aangaan als dat voor het beheer van de boedel van de schuldenaar gewenst wordt geacht, behalve als vaststelling ervan wordt belet door de expliciete of impliciete voorwaarden van de overeenkomst.

Volgens sommige overeenkomsten is de trustee niet gehouden tot het leveren van enige prestatie en kan hij gewoon aanspraak maken op de voordelen ervan, zoals het innen van betalingen. Volgens andere overeenkomsten kan de trustee voldoen aan de verplichtingen en prestaties leveren omdat de boedel daarbij is gebaat.

Als de trustee geen overeenkomst sluit, kan de andere partij als concurrente schuldeiser een vordering instellen in de insolventieprocedure, maar niet, indien er geen bijzondere bepalingen zijn opgenomen in de overeenkomst, als de andere partij de overeenkomst heeft beëindigd of ermee heeft ingestemd na de insolventie.

De bevoegdheden van de trustee bij insolventie van een natuurlijke persoon staan beschreven in artikel 110 van de Wet van 2016. De trustee moet binnen vier weken na ontvangst van een schriftelijk verzoek van een partij bij een door de schuldenaar gesloten overeenkomst, die overeenkomst aanvaarden of afwijzen. De termijn van vier weken kan worden verlengd middels een verzoek aan de Sheriff Court als de Accountant in Bankruptcy de trustee is, of anders middels een verzoek aan de Accountant in Bankruptcy. Tegen deze beslissingen kan beroep of bezwaar worden aangetekend. Alvorens te beslissen of te oordelen, kan de Accountant in Bankruptcy een zaak ook naar de Sheriff verwijzen voor aanwijzingen. Als de trustee niet binnen de termijn van vier weken (c.q. een langere termijn) schriftelijk antwoordt op een verzoek van een partij bij een overeenkomst, wordt de trustee geacht de overeenkomst te hebben afgewezen.

De levering van bepaalde als essentieel beschouwde diensten (nuts-, communicatie- en IT-bedrijven) kan tijdens de insolventieprocedure worden voortgezet zonder dat eventuele bij aanvang van de insolventie achterstallige betalingen moeten worden voldaan.

In insolventieprocedures van rechtspersonen is de lasthebber niet verplicht uitvoering te geven aan overeenkomsten die de schuldplichtige onderneming is aangegaan. Een vereffenaar kan een onrendabele overeenkomst afwijzen door het belang van de insolvente partij bij of diens verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst te beëindigen (de tegenpartij kan een vordering instellen wegens verlies/schade als gevolg van de insolventie). Afgezien van essentiële leveringen kunnen leveranciers bij insolventie hun overeenkomst beëindigen (als dat krachtens hun overeenkomst mogelijk is). Niet-betaalde goederen en diensten zouden aanleiding geven voor een vordering in het kader van de insolventie.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Op grond van artikel 109, lid 5, van de Wet van 2016 kan de trustee bij insolventie van een natuurlijke persoon rechtszaken in verband met de boedel van de schuldenaar inleiden of voortzetten of zich verweren in zulke procedures.

In het algemeen stelt iemand die op de insolventiedatum een vordering op een schuldenaar heeft, die vordering in het kader van de insolventieprocedure in. Anderzijds is de gang naar de rechter wellicht de meest aangewezen weg in het geval van een betwiste schuld.

In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Na instelling zijn juridische stappen tegen de onderneming alleen mogelijk met toestemming van de lasthebber of de rechter.

In het geval van een CVA kunnen schuldeisers die aan de overeenkomst zijn gebonden, geen juridische stappen zetten om de schuld te innen (aangezien de overeenkomst op hen van toepassing is). Na goedkeuring kan een rechtsprocedure worden ingeleid door een schuldeiser die niet wordt betaald.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Een schuldenaar kan geen rechtsvordering instellen of voortzetten waartoe de trustee bereid is. Van de vordering moet kennis worden gegeven aan de trustee, zodat deze kan reageren voor de rechter of zich kan verweren. De vordering kan echter ongeacht de positie van de trustee worden voortgezet.

Procedures die gevolgen hebben voor de burgerlijke staat, zoals een echtscheiding, kan de schuldenaar voortzetten, ook al is er een insolventieprocedure tegen hem of haar ingesteld. Vorderingen wegens pijn en lijden (solatium) zijn persoonlijk van aard en kunnen om die reden niet worden ingesteld door een trustee. Trustees kunnen echter wel vorderingen instellen wegens vermogensverlies als gevolg van een kortere verwachte levensduur (patrimonial loss) of zich partij stellen in een zaak waarin solatium wordt gevorderd, terwijl een schuldenaar de opbrengst van een vordering mogelijk moet verantwoorden aan de trustee.

Volgens Schots recht kunnen schuldenaren kennisgeven van hun voornemen insolventie aan te vragen of een trust deed aan te gaan door surseance aan te vragen. Een van de kenmerken van de surseance is dat de schuldenaar zes weken wordt gevrijwaard van betalingsverplichtingen. Dat betekent dat een rechtszaak in die periode weliswaar kan worden voortgezet voordat de insolventieprocedure wordt ingeleid, maar dat naleving van eventuele uitspraken niet kan worden afgedwongen.

In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Zaken die op de insolventiedatum aanhangig zijn, kunnen alleen met toestemming van de lasthebber of de rechter worden voortgezet.

Schuldeisers in een zaak die aanhangig is op het moment van goedkeuring van een CVA, kunnen die zaak niet voortzetten, omdat zij gebonden zijn aan die CVA (ook al hebben zij er zelf niet voor gestemd).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Schuldeisers kunnen op diverse manieren deelnemen aan insolventieprocedures, waaronder via vergaderingen van schuldeisers. Binnen twee maanden na de insolventieverklaring moet de trustee beslissen of er wel of niet een wettelijke vergadering van schuldeisers plaatsvindt. Als er een vergadering wordt gehouden, kunnen de aanwezige schuldeisers stemmen om de trustee te vervangen. Als de trustee besluit geen vergadering bijeen te roepen, kunnen de schuldeisers daarom verzoeken; in dat geval is de trustee verplicht een vergadering te beleggen, indien het verzoek wordt gedaan door schuldeisers die gezamenlijk ten minste een kwart van de waarde van de totale schuld vertegenwoordigen. Andere vergaderingen kunnen op ieder moment worden belegd door schuldeisers. Een vergadering moet plaatsvinden indien bijeengeroepen door een tiende van het totale aantal schuldeisers of door schuldeisers die gezamenlijk ten minste een derde van de waarde van de totale uitstaande schuld vertegenwoordigen. Een vergadering van schuldeisers kan een trustee aanwijzingen verstrekken maar de trustee en andere schuldeisers kunnen daartegen beroep instellen bij de Sheriff Court. Tijdens iedere vergadering van schuldeisers kunnen commissarissen worden gekozen. Commissarissen kunnen worden gekozen om het beheer van het faillissement te ondersteunen met algemeen advies en toezicht, waaronder een controle van de boeken van de trustee. Commissarissen zijn schuldeisers of gemachtigde vertegenwoordigers van schuldeisers. Als er geen commissarissen worden gekozen, wordt deze taak vervuld door de Accountant in Bankruptcy.

Trustees moeten aan het eind van het eerste jaar en vervolgens periodiek tot het eind van de insolventieprocedure rekeningen opstellen. De rekeningen moeten worden gecontroleerd door de Accountant in Bankruptcy of gekozen commissarissen. De schuldeisers ontvangen een vaststelling van de uitgaven en beloning van de trustee. De schuldeisers kunnen inzage in de rekeningen vragen en bezwaar maken tegen de vaststelling.

Een gewone trust deed is alleen bindend voor schuldeisers als zij ermee hebben ingestemd, en krijgt dan beschermde status (protected trust deed).

In insolventieprocedures van rechtspersonen nemen schuldeisers deel aan de procedure via vergaderingen van schuldeisers en andere besluitvormingsprocessen. Ook kunnen zij een commissie instellen en haar leden kiezen. Lasthebbers moeten schuldeisers informeren over de voortgang van de zaak (afhankelijk van de procedure, ieder halfjaar of jaar).

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Bij insolventie van een natuurlijke persoon beheert de trustee de insolventie namens de schuldeisers en is bevoegd tot het vaststellen en invorderen van de boedel van de schuldenaar die onder het beheer van de trustee valt. In artikel 109 van de Wet van 2016 is bepaald dat trustees, met het oog op het invorderen van de boedel van de schuldenaar (met inachtneming van artikel 113 ten aanzien van de gezinswoning van de schuldenaar), zo snel mogelijk na hun aanstelling bezit moeten nemen van de volledige boedel van de schuldenaar die onder hun beheer valt, evenals alle documenten in bezit of onder beheer van de schuldenaar in verband met diens bezittingen of zakelijke of financiële aangelegenheden. Verder is het de taak van trustees de boedel te inventariseren en te taxeren en een kopie van de inventarisatie en taxatie toe te sturen aan de Accountant in Bankruptcy. De trustee heeft recht op inzage in alle documenten in verband met de bezittingen of de zakelijke of financiële aangelegenheden van de schuldenaar die door of namens de schuldenaar naar een derde zijn gezonden en zich in handen van die derde bevinden, en op het maken van kopieën van die documenten. Als een trustee die het recht op inzage in documenten uitoefent of probeert uit te oefenen, daarin wordt gehinderd, kan de Sheriff op verzoek van de trustee de betrokken persoon sommeren op te houden de trustee aldus te hinderen. Daarnaast kan de trustee overhandiging van een eigendomsbewijs of ander document van de schuldenaar verlangen, ook al is dat bewijs of document bezwaard met een pandrecht, maar onverminderd eventuele voorrang van de pandhouder.

Na invordering van de bezittingen moet de trustee de boedel beheren en te gelde maken. Op grond van artikel 109 van de Wet van 2016 moeten trustees zo snel mogelijk na hun aanstelling met de Accountant in Bankruptcy overleggen over de uitvoering van hun taken en, behoudens bepaalde uitzonderingen, zich houden aan de algemene of specifieke aanwijzingen die hun worden gegeven, al naargelang het geval: op verzoek van de commissarissen; door de Sheriff; of door de Accountant in Bankruptcy, in verband met de uitoefening van die taken.

De trustee kan een of meer van de volgende handelingen verrichten:

  • een zakelijke activiteit van de schuldenaar voortzetten of beëindigen;
  • rechtszaken in verband met de boedel van de schuldenaar inleiden of voortzetten of zich verweren in zulke procedures;
  • een zekerheid vestigen op enig onderdeel van de boedel;
  • indien de boedel van de schuldenaar rechten, opties of andere aanspraken omvat, betalingen verrichten of verplichtingen aangaan om ten behoeve van de schuldeisers eigendommen te verkrijgen die het voorwerp zijn van die rechten, opties of aanspraken;
  • geld lenen voor zover de trustee dat moet doen om de boedel van de schuldenaar veilig te stellen; en
  • verzekeringen afsluiten of aanhouden ten aanzien van het bedrijf of de bezittingen van de schuldenaar.

Verkoop van de boedel van de schuldenaar door de trustee kan plaatsvinden middels openbare verkoop of particuliere onderhandeling.

De volgende regels gelden voor de verkoop van een deel van de erfelijke boedel van de schuldenaar waarop een of meer schuldeisers een zekerheid hebben, als de rechten van de gedekte schuldeiser(s) voorrang hebben op die van de trustee:

  • De trustee kan dat deel alleen verkopen als elk van die schuldeisers ermee instemt, tenzij de opbrengst voldoende is om elk zekergesteld bedrag te voldoen.
  • Schuldeisers mogen geen actie ondernemen om hun zekerheid op dat deel uit te winnen na van de trustee diens voornemen tot verkoop ervan te hebben vernomen, en de trustee mag de procedure voor de verkoop van dat deel niet starten na van een schuldeiser diens voornemen tot opening van de procedure voor de verkoop ervan te hebben vernomen.
  • Als de trustee of een schuldeiser de ander als hiervoor beschreven kennis heeft gegeven maar te lang heeft gewacht met de verkoop, kan dat deel na toestemming door de Sheriff worden uitgewonnen door de schuldeiser respectievelijk worden verkocht door de trustee.

Tot de opdracht van de trustee om de boedel van de schuldenaar te gelde te maken, behoort ook de verkoop van vorderingen van de boedel, met of zonder verhaal op de boedel.

De trustee kan bederfelijke waren verkopen zonder eventuele verstrekte aanwijzingen na te leven, als de trustee oordeelt dat naleving nadelig zou zijn voor de verkoop.

Krachtens artikel 109 van de Wet van 2016 is het de trustee, een eventuele vennoot van de trustee of een commissaris niet toegestaan enig deel van de boedel van de schuldenaar te kopen.

De trustee is gebonden aan de vereisten van artikel 109, lid 7, van de Wet van 2016 en kan hetgeen bij artikel 109 van die wet is toegestaan alleen doen voor zover dat naar zijn of haar oordeel financieel voordelig voor de boedel van de schuldenaar en in het belang van de schuldeisers is.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Vorderingen van schuldeisers in een insolventieprocedure in Schotland zijn schulden die in het algemeen opeisbaar zijn op de insolventiedatum. Als de insolventie is aangevraagd door de schuldenaar, is de insolventiedatum die van de uitspraak. Als de insolventie is ontstaan op verzoek van een schuldeiser, is de insolventiedatum die van de eerste toestemming om de schuldenaar te dagen.

De uitgaven en beloning van de trustee, de onkosten van een schuldeiser die een verzoek om insolventie van de schuldenaar heeft ingediend of goedgekeurd, en rente op de schulden van de insolventiedatum tot betaling van de schuld, worden eveneens voldaan uit de boedel (mits er voldoende middelen bijeen zijn gebracht).

Verhaal van vorderingen die ontstaan na opening van de insolventieprocedure is niet mogelijk. Vorderingen op de schuldenaar die ontstaan nadat de insolventieprocedure is ingesteld, kunnen derhalve aanleiding zijn voor het openen van nog een insolventieprocedure. Het is dan ook mogelijk dat er meerdere insolventieprocedures tegen eenzelfde schuldenaar aanhangig zijn.

In een insolventieprocedure tegen een onderneming kunnen vorderingen worden ingesteld voor alle schulden en verplichtingen van de onderneming die dateren van vóór de insolventie. In de toekomst opeisbare schulden kunnen eveneens worden gevorderd, maar op basis van de contante waarde. In een liquidatie- of administration-procedure zijn verplichtingen uit hoofde van bepaalde criminele activiteiten (zoals drugshandel) niet bewijsbaar. Aansprakelijkheden die ontstaan na aanvang van de procedure, worden gezien als uitgaven. Deze uitgaven hebben een eigen betalingshiërarchie, maar moeten zonder uitzondering worden voldaan voordat er aan schuldeisers kan worden betaald.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

In artikel 122 van de Wet van 2016 is de instelling van vorderingen bij insolventie van een natuurlijke persoon geregeld. Schuldeisers die een toewijzing willen verkrijgen op grond van hun aanspraak op dividend uit de boedel van de schuldenaar (voor zover er middelen beschikbaar zijn), moeten uiterlijk op de relevant day een vordering instellen bij de trustee De relevant day is ofwel 120 dagen na de datum waarop de trustee de schuldeiser laat weten al dan niet voornemens te zijn een wettelijke vergadering bijeen te roepen ofwel, indien er geen kennisgeving van een dergelijk voornemen is, 120 dagen na de datum waarop de trustee de schuldeiser uitnodigt vorderingen in te stellen.

Als een schuldeiser een vordering te laat instelt bij de trustee (na de relevant day), kan de trustee, ongeacht de verslagperiode, de aanspraak van de schuldeiser toewijzen (voor zover er middelen beschikbaar zijn) aan een dividend uit de boedel van de schuldenaar, als de vordering uiterlijk acht weken voor het eind van de verslagperiode is ingesteld en instelling van de vordering voor de relevant day niet mogelijk was wegens buitengewone omstandigheden.

Om te kunnen vaststellen dat een vordering geldig is en het gevorderde bedrag juist is, kan de trustee de schuldeiser verzoeken om nader bewijs. De trustee kan ook iemand anders die daartoe in staat wordt geacht, verzoeken om relevant bewijs te leveren. Als de schuldeiser of de andere persoon weigert of niet op tijd reageert, kan de trustee de Sheriff Court verzoeken de schuldeiser of de andere persoon op te roepen voor een besloten hoorzitting.

Schuldeisers die een vordering willen instellen, moeten daarvoor gebruikmaken van het formulier beschreven in de Bankruptcy (Scotland) Regulations 2016.

Bij insolventie van een rechtspersoonlijkheid kunnen schuldeisers op ieder moment in de procedure een vordering instellen (middels het Proof of Debt-formulier). Instelling van een vordering is nodig om te kunnen stemmen in een vergadering (of andere besluitvormingsprocedure) of deel te hebben aan een verdeling. In administration- of liquidatieprocedures waarin een verdeling is voorzien, stelt de lasthebber alle schuldeisers die hun vordering nog moeten onderbouwen, schriftelijk in kennis van de voorgenomen verdeling, waarbij de lasthebber hen uitnodigt om vorderingen in te stellen, en een termijn stelt waarbinnen zij dat moeten doen om deel te kunnen hebben aan die verdeling. Een lasthebber kan vorderingen die na het verstrijken van die termijn zijn ingesteld, in behandeling nemen maar is daartoe niet verplicht. Voor liquidatie door de rechtbank is er een standaardformulier waarmee schulden moeten worden aangetoond. Voor geen enkele andere procedure is er een standaardformulier maar in de regelgeving voor andere procedures is bepaald wat er met het oog op verdeling moet worden overgelegd als bewijs. Schuldeisers die hun vordering niet op tijd indienen, kunnen de verdeling niet verstoren.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Voor de verdeling in het kader van insolventieprocedures tegen natuurlijke personen geldt de volgende rangorde:

  1. de uitgaven en beloning van de voorlopige trustee voor het beheer van de boedel van de schuldenaar;
  2. de uitgaven en beloning van de trustee voor het beheer van de boedel van de schuldenaar;
  3. als de schuldenaar een overleden schuldenaar is, de redelijke kosten van sterfbed en uitvaart en de redelijke uitgaven voor het beheer van de boedel van de overledene;
  4. de redelijke uitgaven van een schuldeiser die een verzoek om insolventie van de schuldenaar heeft ingediend of goedgekeurd;
  5. gewone preferente schulden (exclusief de eventuele opgebouwde rente tot de insolventiedatum);
  6. secundaire preferente schulden (exclusief de eventuele opgebouwde rente tot de insolventiedatum);
  7. gewone schulden;
  8. wettelijke rente over de gewone preferente schulden, de secundaire preferente schulden en de gewone schulden van de insolventiedatum tot de datum van betaling van de schulden; en
  9. eventuele uitgestelde schulden.

Een eventueel overschot na volledige betaling van alle schulden valt toe aan de schuldenaar of diens rechtsopvolger(s) of cessionaris(sen).

Sommige vorderingen uit hoofde van een arbeidsbetrekking worden met voorrang behandeld en zijn opeisbaar na betaling van de gerechtskosten maar vóór uitdeling aan houders van vlottende vorderingen en concurrente schuldeisers.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Insolventieprocedures worden doorgaans als beëindigd beschouwd wanneer het beheer ten einde is en de trustee schuldeisers eventuele dividenden heeft betaald, de boekhouding heeft voltooid en als trustee is gedechargeerd. Volgens de jurisprudentie in Schotland houdt de insolventie echter niet op te bestaan met de kwijting van de schuldenaar en de trustee. Dat is omdat de procedure kan worden gereactiveerd door middel van een verzoek aan de rechtbank of, in bepaalde situaties, aan de Accountant in Bankruptcy.

Bij afsluiting van de insolventieprocedure wordt de schuldenaar op grond van artikel 145 van de Wet van 2016 in het Verenigd Koninkrijk kwijting verleend voor alle schulden en verplichtingen waarvoor hij of zij op de datum van insolventie aansprakelijk was. Bijgevolg kunnen de schuldeisers vanaf dat moment niet meer proberen betaling van die schulden af te dwingen. In de volgende situaties blijft de aansprakelijkheid van de schuldenaar echter bestaan: een boete opgelegd door een Justice of the Peace Court; een bevel van een District Court tot schadevergoeding in de zin van artikel 249 van de Criminal Procedure (Scotland) Act 1995 (“de Wet van 1995”); verbeuring van een bij de rechtbank in bewaring gegeven geldsom uit hoofde van artikel 24, lid 6, van de Wet van 1995; fraude of schending van vertrouwen, een verplichting tot betaling van alimentatie of een ander bedrag voor levensonderhoud uit hoofde van wetgeving of een rechtsregel, of een periodieke uitkering bij echtscheiding uit hoofde van een rechterlijke beschikking of een verplichting, anders dan alimentatie of een periodieke uitkering die zou kunnen worden opgenomen in het bedrag van de vordering van een schuldeiser, of kinderalimentatie in de zin van de Child Support Act 1991 (“de Wet van 1991”) die niet is betaald over een of meer perioden vóór de datum van het faillissement van de betalingsplichtige of de inhoudingsplichtige in de zin van artikel 31, lid 5, van de Wet van 1991.

Aan het eind van een trust deed vindt kwijting plaats voor alle schulden uit hoofde van de trust deed ten aanzien waarvan aan de verplichtingen is voldaan door de schuldenaar.

Bij artikel 18 van de Bankruptcy and Debt Advice (Scotland) Act 2014 is de mogelijkheid van een akkoord in verband met na 1 april 2015 ingediende verzoeken om insolventie in Schotland ingetrokken.

Er zijn gedetailleerde procedurele bepalingen over het afsluiten en beëindigen van alle insolventieprocedures van rechtspersonen, zowel voor liquidatie als voor reorganisatie.

Goedkeuring door de rechter is niet nodig voor reorganisatieplannen, maar benadeelde partijen kunnen zich tot de rechter wenden als zij menen dat hun rechten onnodig zijn geschaad.

Schuldeisers bereiken overeenstemming over voorstellen van de schuldenaar (in een CVA – > 75 % goedkeuring, naar waarde) of van de lasthebber (administration, gewone meerderheid of goedkeuring door alle schuldeisers met een zekerheid en een meerderheid van preferente schuldeisers indien er geen uitdeling aan concurrente schuldeisers wordt verwacht).

Na goedkeuring van een CVA zijn alle concurrente schuldeisers gebonden aan de voorstellen in de overeenkomst.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Nadat de insolventieprocedure is afgesloten, kunnen de schuldeisers in beroep gaan tegen de decharge van de trustee en kunnen zij een aanvraag indienen om de procedure te heropenen en te reactiveren.

Verder houden de afsluiting van de insolventieprocedure en de kwijting van de schulden in algemene zin weliswaar in dat de schuldenaar in het Verenigd Koninkrijk kwijting wordt verleend voor alle schulden en verplichtingen waarvoor hij of zij op de insolventiedatum aansprakelijk was, zoals hiervoor besproken, maar zijn er uitzonderingen. Dat betekent dat schuldeisers mogelijk nog gerechtigd zijn om betaling van die specifieke uitgesloten schulden te eisen, ook al is de insolventieprocedure gesloten.

Tevens kunnen schuldeisers na beëindiging van de procedure gelden vorderen die bij de uitdeling aan hen zijn toegekend (maar niet door hen zijn ontvangen).

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten en uitgaven in het kader van een insolventieprocedure moeten worden betaald uit de met de boedel bijeengebrachte middelen. Als er echter onvoldoende middelen zijn om de kosten en uitgaven van de procedure te dekken, en de Accountant in Bankruptcy ook de trustee is, worden die kosten en uitgaven voldaan uit openbare middelen. Als de trustee een insolventiefunctionaris is en niet de Accountant in Bankruptcy, kan de trustee proberen de verzoekende schuldeiser een eventueel tekort te laten dekken indien er onvoldoende middelen zijn bijeengebracht om de kosten en uitgaven van de procedure te betalen. De kosten en uitgaven moeten (uit de opbrengsten) worden voldaan voordat er gelden worden terugbetaald aan de schuldeisers.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Tegen vervreemding zonder tegenprestatie, oneerlijke voorrang en andere frauduleuze transacties kan beroep worden aangetekend op grond van common law, en overeenkomstig artikel 98, lid 11, en artikel 99, lid 8, van de Wet van 2016.

Bij vervreemding door een schuldenaar zonder tegenprestatie kan beroep worden aangetekend door iedere schuldeiser die een vordering heeft wegens een schuld die uiterlijk is ontstaan op de insolventiedatum of vóór sluiting van de trust deed of het overlijden van de schuldenaar. Beroep kan ook worden aangetekend door de trustee, de trustee die optreedt in het kader van de trust deed of de Judicial Factor (door de rechtbank aangesteld om de boedel bijeen te brengen en te verdelen), al naargelang het geval.

Beroep tegen vervreemding zonder tegenprestatie is van toepassing indien vanwege de vervreemding enig deel van de bezittingen van de schuldenaar is overgedragen of er is afgezien van een vordering of recht van de schuldenaar en zich een of meer van de volgende situaties hebben voorgedaan:

  • de boedel van de schuldenaar wordt insolvent verklaard (anders dan, voor een natuurlijke persoon, na diens overlijden); of
  • de schuldenaar is een trust deed aangegaan die een protected trust deed is geworden; of
  • de schuldenaar is overleden en binnen een jaar na het overlijden is de boedel insolvent verklaard; of
  • de schuldenaar is overleden en binnen een jaar na het overlijden is op grond van artikel 11A van de Judicial Factors (Scotland) Act 1889 een Judicial Factor aangesteld als beheerder van de boedel en de boedel was op de datum van overlijden volstrekt insolvent; en
  • de vervreemding vond plaats op een relevant day (zie het antwoord op vraag 12).

De dag van vervreemding is de dag waarop de vervreemding alleszins van kracht is geworden, en onder relevant day wordt verstaan, als de vervreemding bevoordeling inhoudt van:

  • iemand die vennoot van de schuldenaar is, een dag niet eerder dan vijf jaar voor de datum van insolventie, sluiting van de trust deed of overlijden van de schuldenaar, naargelang het geval; of
  • iemand anders, een dag niet eerder dan twee jaar vóór genoemde datum.

Bij aantekening van beroep moet de rechter een beschikking tot nietigverklaring (decree of reduction) geven of bevelen tot zodanige teruggave van bezittingen aan de boedel van de schuldenaar of andere vorm van verhaal als passend is, maar de rechter mag die beschikking of dat bevel niet geven als de partij die de vervreemding wil handhaven, vaststelt:

  • dat direct of op enig ander moment na de vervreemding de bezittingen van de schuldenaar een grotere waarde hadden dan zijn verplichtingen; of
  • dat er een passende tegenprestatie is geleverd voor de vervreemding; of
  • dat de vervreemding -
    • een geschenk was ter gelegenheid van een verjaardag, Kerstmis of andere gebruikelijke gebeurtenis; of
    • een geschenk uit charitatieve overwegingen was aan iemand die geen vennoot van de schuldenaar is,

en dat het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk was dat de schuldenaar dat geschenk heeft gegeven, onverminderd een eventueel recht dat te goeder trouw en anders dan om niet is verkregen van of via de overnemende partij in de vervreemding.

Tegen door een schuldenaar verleende oneerlijke voorrang kan wettelijk beroep worden ingesteld. Het beroep kan worden aangetekend door een schuldeiser die een vordering heeft wegens een schuld die uiterlijk is ontstaan op de insolventiedatum, bij sluiting van de protected trust deed of het overlijden van de schuldenaar. Het beroep kan ook worden aangetekend door de trustee, door de trustee die optreedt krachtens een protected trust deed of door een Judicial Factor. De transactie moet hebben geleid tot een begunstiging van een schuldeiser ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers, welke begunstiging niet eerder is ontstaan dan: een halfjaar voor de insolventie, de sluiting door de schuldenaar van een trust deed die een protected trust deed is geworden, of het overlijden van de schuldenaar als binnen een jaar na het overlijden de boedel insolvent is verklaard of een Judicial Factor is aangesteld. Tegen een transactie is echter geen beroep mogelijk als het gaat om een transactie die is verricht in het kader van de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening, een contante betaling voor een schuld die op het moment van betaling opeisbaar was geworden (tenzij de transactie is gebaseerd op voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige heimelijke afspraken), een transactie waarbij de partijen zich wederzijds hebben verplicht (ongeacht of de partijen hun respectieve verplichtingen wel of niet tegelijkertijd nakomen), tenzij de transactie is gebaseerd op voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige heimelijke afspraken, of – als er een gerechtelijk of buitengerechtelijk bevel tot betaling (decree for payment respectievelijk warrant for summary diligence) is en het bevel is voorafgegaan door bevriezing (arrestment on the dependence of the action) of gevolgd door executoriaal beslag (arrestment in execution) – de verlening van een mandaat door de schuldenaar aan de bezitter van de middelen waarop beslag is gelegd (arrestee), om die middelen geheel of gedeeltelijk over te dragen aan de schuldeiser die er beslag op heeft laten leggen (arrester) Bij aantekening van beroep moet de rechter, bij voldoende zekerheid, een beschikking tot nietigverklaring (decree of reduction) geven of bevelen tot zodanige teruggave van bezittingen aan de boedel van de schuldenaar of andere vorm van verhaal als passend is, mits daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan een eventueel recht dat te goeder trouw en anders dan om niet is verkregen van of via de begunstigde schuldeiser.

Bij insolventie van een rechtspersoon kan een lasthebber verhaal nemen op de ontvanger als de onderneming een bepaalde schuldeiser voorrang heeft verleend in het kader van een formele insolventie of een transactie onder de waarde is aangegaan. Op verzoek van de lasthebber in een liquidatie- of administration-procedure kan een rechter elk van beide typen transacties herzien en gelasten dat de ontvanger zorgt voor herstel van de situatie waarin deze zich zou hebben bevonden als de transactie niet zou hebben plaatsgevonden.

Vorderingen voor herziening van preferente betalingen moeten betrekking hebben op transacties die plaatsvonden in het halfjaar voor aanstelling van de beheerder of aanvang van de liquidatie, of twee jaar in het geval van een preferente betaling aan een vennoot.

Vorderingen voor herziening van transacties onder de werkelijke waarde moeten betrekking hebben op transacties in de twee jaar ervoor.

Een lasthebber in een administration- of liquidatieprocedure of een procedure voor een vrijwillige overeenkomst kan de rechter verzoeken om een beslissing tot herziening van een transactie waarmee de schuldeisers tekort is gedaan. Met toestemming van de rechter kan een dergelijk verzoek ook worden ingediend door een slachtoffer van de transactie.

Verder kan de lasthebber in administration- en liquidatieprocedures schadeloosstelling eisen van een bestuurder van de onderneming wegens betrokkenheid bij handel met kennis van insolventie die heeft geleid tot verdere verliezen voor schuldeisers, frauduleuze handel of machtsmisbruik.

In zaken waarin een verzoek om liquidatie is ingediend bij de rechtbank, is iedere regeling voor de beschikking over bezittingen die na het verzoek is getroffen, nietig, tenzij de rechter anders beveelt.

Laatste update: 14/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.