Op civielrechtelijk vlak blijven lopende procedures en procedures die voor het eind van de overgangsperiode zijn ingeleid, onder het EU-recht vallen. Zoals overeengekomen met het VK, wordt alle informatie op dat gebied in verband met het Verenigd Koninkrijk tot eind 2024 op het e-justitieportaal bijgehouden.

Insolventie/faillissement

Schotland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

In artikel 1 van de Bankruptcy (Scotland) Act 2016 (“de Wet van 2016”) is bepaald dat de boedel van een schuldenaar failliet kan worden verklaard. Dat betekent dat een insolventieprocedure kan worden ingeleid tegen diverse entiteiten die in de Wet van 2016 als debtor (schuldenaar) zijn gedefinieerd. Onder die definitie vallen levende schuldenaren, overleden schuldenaren of hun executant of iemand die als executant van een overleden schuldenaar kan worden aangesteld, trusts, (ontbonden) partnerschappen, (ontbonden) commanditaire vennootschappen in de zin van de Limited Partnerships Act 1907, rechtspersonen en entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid.

Insolventieprocedures tegen ondernemingen (al dan niet met rechtspersoonlijkheid) zijn krachtens de Insolvency Act 1986 (“de Wet van 1986”) ook mogelijk.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

Een insolventieprocedure tegen een natuurlijke persoon kan bij de Sheriff Court worden geopend op aanvraag van of namens de schuldenaar (waaronder via de minimal asset process – zie onder) of op verzoek van een schuldeiser. Een schuldenaar kan ook een trust deed aangaan: een vrijwillige insolventieprocedure tussen een natuurlijke persoon en de schuldeisers.

Tegen een levende schuldenaar kan onder de volgende omstandigheden op diens eigen aanvraag een insolventieprocedure worden geopend:

  • Het totaal aan schulden (inclusief rente) op de datum van de aanvraag is ten minste 3 000 GBP.
  • In de vijf jaar tot de datum van indiening van de aanvraag is de schuldenaar niet insolvent verklaard.
  • De schuldenaar heeft zich laten adviseren door een financieel adviseur.
  • De schuldenaar is een aantal verplichtingen aangegaan (waaronder de verplichting om de trustee na de uitspraak een bedrag te betalen dat is bepaald met het common financial tool (methode om te bepalen wat het beschikbare inkomen van de schuldenaar is om schuldeisers terug te betalen)).
  • De schuldenaar is apparently insolvent (kennelijk insolvent) of heeft binnen de voorgeschreven periode een verklaring voor de insolventie van zijn of haar boedel ontvangen of is een trust deed aangegaan die geen protected trust deed is in de zin dat schuldeisers bezwaar kunnen maken of er niet mee kunnen instemmen.

En in het kader van de aanvraag volstaat het voor de aanmerking van de schuldenaar als apparently insolvent niet dat deze een trust deed is aangegaan of een bepaalde kennisgeving aan de schuldeisers heeft gedaan.

Verder kan een insolventieprocedure tegen een levende schuldenaar worden ingesteld op diens eigen aanvraag maar volgens de Minimal Asset Process, waarbij bepaalde criteria van toepassing zijn. Die criteria zijn:

  • Met het common financial tool is vastgesteld dat van de schuldenaar geen bijdrage aan de insolventieprocedure wordt verlangd of dat de schuldenaar in een periode van ten minste een halfjaar eindigend op de dag van indiening van de aanvraag geen prescribed payment (wettelijke uitkering) heeft ontvangen.
  • De schuldenaar heeft op de dag van de aanvraag schulden die inclusief rente in totaal ten minste 1 500 GBP en ten hoogste 17 000 GBP bedragen.
  • De schuldenaar heeft op de dag van de aanvraag bezittingen die in totaal niet meer waard zijn dan 2 000 GBP.
  • Geen van de bezittingen van de schuldenaar is meer waard dan 1 000 GBP.
  • De schuldenaar bezit geen grond.
  • De boedel van de schuldenaar is officieel failliet verklaard.
  • In de tien jaar tot de dag waarop de schuldenaar de aanvraag heeft ingediend, is de schuldenaar niet insolvent verklaard naar aanleiding van een verzoek dat de schuldenaar heeft gedaan in het kader van de minimal asset process.
  • In de vijf jaar tot de dag waarop de schuldenaar de aanvraag heeft ingediend, is de schuldenaar niet insolvent verklaard naar aanleiding van een andere aanvraag die de schuldenaar heeft gedaan dan in het kader van de minimal asset process, of naar aanleiding van een verzoek om insolventie van de schuldenaar.

Daarnaast kan tegen een levende schuldenaar een insolventieprocedure worden geopend op verzoek van een of meer qualified creditors (gekwalificeerde schuldeisers – zie onder) als de schuldenaar apparently insolvent (kennelijk insolvent) is en de gekwalificeerde schuldeisers uiterlijk twaalf weken voor indiening van het verzoek aan de schuldenaar een Debt Advice and Information Package (“DAIP”) hebben verstrekt. Onder DAIP wordt verstaan het DAIP beschreven in artikel 10, lid 5, van de Debt Arrangement and Attachment (Scotland) Act 2002 (“de Wet van 2002”).

Een gekwalificeerde schuldeiser (zoals hiervoor genoemd) is een schuldeiser die op de datum van het verzoek (c.q. de datum van de aanvraag door de schuldenaar) schuldeiser is op grond van al dan niet gewaarborgde illiquide of liquide schulden die geen voorwaardelijke of toekomstige schulden of uit hoofde van beslissingen tot confiscatie verschuldigde bedragen zijn en die (gezamenlijk) minstens 3 000 GBP bedragen. Gekwalificeerde schuldeisers zijn schuldeisers die op voornoemde datum voor ten minste 3 000 GBP aan vorderingen op de schuldenaar hebben als hiervoor bedoeld.

Het is belangrijk te begrijpen wat er wordt bedoeld met apparently insolvent want dat is een van de criteria waaraan moet worden voldaan voordat de schuldenaar zelf insolventie kan aanvragen of voordat een schuldeiser om insolventie van de schuldenaar kan verzoeken. Volgens Schots recht zijn schuldenaren apparently insolvent als:

  • hun boedel insolvent wordt verklaard of als hun faillissement wordt uitgesproken in Engeland of Wales of Noord-Ierland; of
  • zij hun schuldeisers schriftelijk hebben laten weten dat zij hun schulden in het kader van hun normale bedrijfsuitoefening niet meer betalen, terwijl hun vermogen niet is bevroren, niet wordt vastgehouden en niet is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order); of
  • tegen hen een hoofdgeding aanhangig is in een andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk;
  • zij een trust deed aangaan;
  • zij verzuimen binnen de gestelde termijn een schuld te betalen na daartoe middels betekening of kennisgeving rechtsgeldig te zijn aangemaand (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • er wordt besloten enig deel van hun boedel toe te wijzen als betaling of zekerheid (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • een bij besluit of schuldbewijs gevormde schuld (zoals bepaald in artikel 10 van de Wet van 2002) door hen wordt afgelost volgens een betalingsregeling als bedoeld in deel 1 van die wet en die regeling wordt ingetrokken (tenzij zij ten tijde van het voorval in staat en bereid zijn tot betaling zodra de schulden vervallen of tenzij zij op dat moment hun schulden zouden hebben kunnen betalen zodra de schulden vervielen, ware het niet dat hun vermogen is bevroren of is onderworpen aan een beslissing tot confiscatie of beslaglegging (charging order));
  • een schuldeiser ten aanzien van een liquide schuld (of gezamenlijke liquide schulden) van ten minste 1 500 GBP de schuldenaar middels persoonlijke terhandstelling door een gerechtelijk ambtenaar een aanmaning in de voorgeschreven vorm heeft betekend waarin van de schuldenaar wordt geëist hetzij de schuld(en) te betalen hetzij te zorgen voor zekerstelling van de betaling ervan, en de schuldenaar niet binnen drie weken na de datum van betekening van de aanmaning heeft voldaan aan de eis of de schuldeiser per aangetekende post heeft laten weten te ontkennen dat er een schuld is of dat het door de schuldeiser gevorderde bedrag aan schuld onmiddellijk opeisbaar is.

Een insolventieprocedure tegen een levende schuldenaar kan ook worden ingesteld door een tijdelijke curator of een vereffenaar in een lidstaat die in het hoofdgeding is aangewezen.

De trustee die optreedt op grond van een trust deed, kan alleen dan een insolventieprocedure openen tegen een levende schuldenaar als de schuldenaar niet heeft voldaan aan een verplichting van de trust deed waarvan nakoming redelijk zou zijn geweest, of aan een aanwijzing of eis die de trustee redelijkerwijs heeft gegeven respectievelijk gesteld met het oog op de trust deed, of als de trustee in zijn of haar verzoek aanvoert dat het in het belang van de schuldeisers is de schuldenaar insolvent te verklaren.

Verder kan een insolventieprocedure worden ingesteld tegen een overleden schuldenaar op verzoek van een of meer gekwalificeerde schuldeisers, een tijdelijke curator, een in het hoofdgeding aangestelde vereffenaar van een lidstaat of een trustee die optreedt op grond van een trust deed. Tegen een overleden schuldenaar kan een insolventieprocedure ook worden ingesteld op aanvraag van de executant of iemand die als executant van een overleden schuldenaar kan worden aangesteld.

Voorwaarde bij het aangaan van een trust deed is dat de aflossingsperiode ten minste 48 maanden bestrijkt, tenzij een andere regeling wordt afgesproken. Verder is de schuldenaar uit hoofde van de trust deed verplicht om gedurende de looptijd maandelijks een vast bedrag te betalen. Een vrijwillige trust deed is echter niet bindend voor een schuldeiser die niet instemt met de voorwaarden ervan, in welk geval bescherming wordt geboden als de vorderingen minimaal 5 000 GBP bedragen.

Bij de insolventie van rechtspersonen in Schotland kan het gaan om liquidatie (vrijwillig of bij gerechtelijk besluit), reorganisatie (vrijwillige bedrijfsovereenkomst: Company Voluntary Arrangement (“CVA”) of administration-procedure), of beheer (receivership). De administration-procedure kan ook worden gebruikt als liquidatieprocedure; niet strikt als reorganisatieprocedure.

Alle schuldeisers (particulier of publiek) kunnen de rechter verzoeken een onderneming te liquideren (gedwongen liquidatie) of onder beheer te plaatsen (administration-procedure), terwijl de onderneming zelf kan besluiten tot liquidatie (vrijwillige liquidatie, waarbij de vraag of de onderneming solvent of insolvent is, wordt beoordeeld op basis van haar vermogen om binnen een jaar alle schulden te betalen). De onderneming kan ook de rechter verzoeken om haar liquidatie. Daarnaast kan de minister de rechter verzoeken een onderneming te liquideren, als dat in het algemeen belang is. Dergelijke ondernemingen zijn niet per se insolvent.

Een onderneming kan worden gedwongen in liquidatie te gaan als zij niet kan voldoen aan haar betalingsverplichtingen (insolventie), blijkens een niet-betaalde wettelijke aanmaning of een rechterlijk bevel tot betaling waaraan niet is voldaan. Verder kan de rechter verzoeken een onderneming te ontbinden op grond van redelijkheid en billijkheid. De rechtbank kan op ieder moment na indiening van een verzoek om gedwongen liquidatie (om het even door welke partij) een provisional liquidator (voorlopige vereffenaar) aanstellen. Daartoe wordt doorgaans besloten om de activa van de onderneming te beschermen voorafgaand aan de zitting over de liquidatie. De bevoegdheden van de voorlopige vereffenaar worden beschreven in de gerechtelijke aanstelling.

Een onderneming kan aan een administration-procedure worden onderworpen als zij insolvent is of waarschijnlijk insolvent wordt. De jurisprudentie leert dat met “waarschijnlijk” (likely) in deze context een kans van meer dan 50 % wordt bedoeld (more likely than not). Door de onderneming of haar bestuurders kan een administrator (beheerder) of een floating charge holder (houder van vlottende vordering) worden benoemd (zulke benoemingen vinden zonder tussenkomst van de rechter plaats).

Er kan een CVA worden voorgesteld door de onderneming. De onderneming hoeft daarvoor niet insolvent te zijn. Een CVA kan ook worden voorgesteld door de lasthebber in een liquidatie- of administration-procedure (als een daarvan al is gestart).

Zodra de procedure begint (naar aanleiding van het besluit van de onderneming tot liquidatie; de rechterlijke beschikking tot het openen van een administration- of liquidatieprocedure of de aanmelding van een beheerder bij de rechtbank (voor andere benoemingen dan bij rechterlijke beslissing)), kan de lasthebber optreden.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Met ingang van de datum van insolventie komen alle bezittingen van een schuldenaar onder het beheer van de trustee als onderdeel van de insolvente boedel. De trustee verkrijgt en de schuldenaar verliest het beheer van de boedel. Verder verkrijgt de trustee het recht op de boedel van de schuldenaar na de datum van het faillissement maar voor de datum van de kwijting. De volledige boedel van de schuldenaar omvat niet diens eventuele belang als huurder uit hoofde van een assured tenancy (verzekerde huur) in de zin van deel II van de Housing (Scotland) Act 1988, of een protected tenancy (beschermde huur) in de zin van de Rent (Scotland) Act 1984, ten aanzien waarvan het krachtens een of meer bepalingen van deel VIII van die wet onrechtmatig is een toeslag te verlangen als voorwaarde voor toewijzing van de beschermde huur, of een Scottish secure tenancy in de zin van de Housing (Scotland) Act 2001.

Bezittingen die niet onder het beheer van een trustee vallen, zijn bezittingen aangehouden buiten een woonhuis ten aanzien waarvan beslaglegging krachtens artikel 11, lid 1, van de Wet van 2002, niet mogelijk is, of bezittingen aangehouden in een woonhuis dat in de zin van deel 3 van de Wet van 2002 geen niet-essentieel bezit is (non-essential asset). Bezittingen die de schuldenaar voor iemand anders in bewaring heeft, zijn eveneens uitgesloten. Als de schuldenaar in het kader van de minimal asset process redelijkerwijs een voertuig nodig heeft, mag een voertuig waarvan de schuldenaar de eigenaar is en dat niet meer dan 3 000 GBP waard is, niet als bezit worden beschouwd.

Dat de boedel van een schuldenaar wordt beheerd door een trustee, heeft geen gevolgen voor het pandrecht (right of hypothec) van een verhuurder.

De bepalingen over beheer door een trustee (vesting) doen immers geen afbreuk aan het recht van een schuldeiser met een zekerheid, dat voorrang heeft op de rechten van de trustee.

In het kader van een trust deed vindt overdracht van het beheer van de bezittingen van de schuldenaar plaats ten behoeve van de schuldeisers en de aflossing van schulden, zij het dat de schuldenaar alleen bezittingen kan overdragen waarvoor dat vrijwillig mogelijk is. Indien een trust deed beschermd wordt, bevat de Wet van 2016 bepalingen over het bereiken van een overeenkomst voor erfelijk bezit van de schuldenaar.

Bij insolventie van een rechtspersoon wordt alle vermogen van de onderneming waar ook ter wereld onderworpen aan de insolventieprocedure. De wet hanteert een zeer ruime definitie van “vermogen”.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

De trustee die optreedt in het kader van de insolventie van een natuurlijk persoon of een trust deed (of een lasthebber) moet zijn gekwalificeerd als insolventiefunctionaris. Het begrip “insolventiefunctionaris” in de zin van de Wet van 1986 heeft in Schotland dezelfde betekenis als in Engeland en Wales. Behoudens de Accountant in Bankruptcy (overheidsorgaan belast met taken op het gebied van insolventie) is eenieder die in Schotland optreedt als trustee maar geen gekwalificeerde insolventiefunctionaris is, in overtreding.

Een insolventiefunctionaris moet een natuurlijke persoon zijn. Bevoegdheden voor insolventiefunctionarissen kunnen alleen worden afgegeven door een beroepsorganisatie die daartoe is gemachtigd door het ministerie. Om een bevoegdheid te krijgen, moet de kandidaat examens afleggen en een bepaald aantal uren relevante praktijkervaring opdoen.

Bij insolventie van een natuurlijke persoon is er altijd een trustee, die de volgende algemene taken vervult:

  • de boedel van de schuldenaar invorderen, beheren en te gelde maken, ongeacht of de boedel zich in Schotland of elders bevindt;
  • de boedel verdelen onder de schuldeisers overeenkomstig hun respectieve aanspraken;
  • de oorzaken en omstandigheden van de insolventie van de schuldenaar vaststellen;
  • de staat van de verplichtingen en bezittingen van de schuldenaar vaststellen;
  • tijdens de ambtstermijn schriftelijke notulen van de bijeenkomsten maken om de faillissementsprocedure nauwkeurig vast te leggen;
  • regelmatig verslagen maken van hun bezitnemingen van de boedel van de schuldenaar, welke verslagen op ieder redelijk moment kunnen worden ingezien door de (eventuele) commissarissen, de schuldeisers en de schuldenaar; en
  • ongeacht of de trustee wel of niet nog optreedt in de insolventieprocedure, de Accountant in Bankruptcy de informatie verstrekken die nodig wordt geacht om de bij de Wet van 2016 opgedragen functies te kunnen vervullen.

Verder moeten trustees bij het uitvoeren van hun taken de adviezen van de (eventuele) commissarissen in acht nemen.

Als de trustee redelijke gronden heeft om te vermoeden dat de schuldenaar in een insolventieprocedure een overtreding heeft begaan ten aanzien van zijn of haar bezittingen, omgang met die bezittingen of gedrag ten aanzien van zijn of haar financiële of zakelijke aangelegenheden, of dat iemand anders dan de schuldenaar een overtreding heeft begaan in zijn of haar omgang met de schuldenaar, de voorlopige trustee of de trustee met betrekking tot de bezittingen, zakelijke of financiële aangelegenheden van de schuldenaar, moet de trustee de kwestie melden bij de Accountant in Bankruptcy. Ook als de trustee goede redenen heeft om aan te nemen dat de schuldenaar gedrag vertoont dat voor een Sheriff aanleiding is om een aanvraag van een bankruptcy restrictions order (rechterlijk bevel tot verlenging van de opgelegde beperkingen) te aanvaarden, moet de trustee de kwestie melden bij de Accountant in Bankruptcy. De meldingen moeten strikt vertrouwelijk zijn.

Als de Accountant in Bankruptcy de trustee is, kan hij of zij zich tot de Sheriff wenden voor aanwijzingen met betrekking tot een bepaalde kwestie die zich voordoet in het kader van de insolventieprocedure.

Een schuldenaar, schuldeiser of andere belanghebbende die ontevreden is over een handeling, nalatigheid of beslissing van de trustee, kan zich tot de Sheriff Court wenden, waarop de Sheriff een handeling of beslissing van de trustee kan bevestigen, vernietigen of wijzigen, of de trustee aanwijzingen geven, of naar eigen inzicht een beschikking geven.

De beloning van een insolventiefunctionaris die optreedt als lasthebber bij de insolventie van een rechtspersoonlijkheid, wordt vastgesteld door de schuldeisers. De insolventiefunctionaris die meent dat de door de schuldeisers vastgestelde beloning onvoldoende is, kan zich tot de rechter wenden. Schuldeisers kunnen zich tot de rechter wenden als zij het tarief te hoog vinden.

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Een schuld die vóór de insolventie is ontstaan, kan worden verrekend met een vordering op de schuldeiser die vóór de insolventie is ontstaan. Een schuld die na de insolventie ontstaat, kan worden verrekend met een vordering die na de insolventie ontstaat.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

In insolventiezaken tegen een natuurlijke persoon vertegenwoordigt de trustee zowel de schuldeisers als de schuldenaar, maar vertegenwoordigt de trustee de schuldenaar niet ten aanzien van diens verplichtingen. Dat betekent dat de trustee met het aanvaarden van het mandaat en het in bezit nemen van de boedel geen verplichtingen aangaat jegens de schuldeisers uit hoofde van voortdurende verbintenissen of overeenkomsten die doorlopen na aanvang van de insolventie. Indien daartoe gemachtigd door de schuldeisers, kan de trustee echter wel een overeenkomst sluiten. In dat geval verbindt de trustee ofwel de schuldeisers (of degenen die de machtiging hebben verleend) rechtstreeks ofwel zichzelf met redres tegen de schuldeisers. Een trustee die een overeenkomst sluit zonder daartoe te zijn gemachtigd door de schuldeisers, is zelf aansprakelijk voor de verplichtingen.

De trustee kan een overeenkomst aangaan als dat voor het beheer van de boedel van de schuldenaar gewenst wordt geacht, behalve als vaststelling ervan wordt belet door de expliciete of impliciete voorwaarden van de overeenkomst.

Volgens sommige overeenkomsten is de trustee niet gehouden tot het leveren van enige prestatie en kan hij gewoon aanspraak maken op de voordelen ervan, zoals het innen van betalingen. Volgens andere overeenkomsten kan de trustee voldoen aan de verplichtingen en prestaties leveren omdat de boedel daarbij is gebaat.

Als de trustee geen overeenkomst sluit, kan de andere partij als concurrente schuldeiser een vordering instellen in de insolventieprocedure, maar niet, indien er geen bijzondere bepalingen zijn opgenomen in de overeenkomst, als de andere partij de overeenkomst heeft beëindigd of ermee heeft ingestemd na de insolventie.

De bevoegdheden van de trustee bij insolventie van een natuurlijke persoon staan beschreven in artikel 110 van de Wet van 2016. De trustee moet binnen vier weken na ontvangst van een schriftelijk verzoek van een partij bij een door de schuldenaar gesloten overeenkomst, die overeenkomst aanvaarden of afwijzen. De termijn van vier weken kan worden verlengd middels een verzoek aan de Sheriff Court als de Accountant in Bankruptcy de trustee is, of anders middels een verzoek aan de Accountant in Bankruptcy. Tegen deze beslissingen kan beroep of bezwaar worden aangetekend. Alvorens te beslissen of te oordelen, kan de Accountant in Bankruptcy een zaak ook naar de Sheriff verwijzen voor aanwijzingen. Als de trustee niet binnen de termijn van vier weken (c.q. een langere termijn) schriftelijk antwoordt op een verzoek van een partij bij een overeenkomst, wordt de trustee geacht de overeenkomst te hebben afgewezen.

De levering van bepaalde als essentieel beschouwde diensten (nuts-, communicatie- en IT-bedrijven) kan tijdens de insolventieprocedure worden voortgezet zonder dat eventuele bij aanvang van de insolventie achterstallige betalingen moeten worden voldaan.

In insolventieprocedures van rechtspersonen is de lasthebber niet verplicht uitvoering te geven aan overeenkomsten die de schuldplichtige onderneming is aangegaan. Een vereffenaar kan een onrendabele overeenkomst afwijzen door het belang van de insolvente partij bij of diens verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst te beëindigen (de tegenpartij kan een vordering instellen wegens verlies/schade als gevolg van de insolventie). Afgezien van essentiële leveringen kunnen leveranciers bij insolventie hun overeenkomst beëindigen (als dat krachtens hun overeenkomst mogelijk is). Niet-betaalde goederen en diensten zouden aanleiding geven voor een vordering in het kader van de insolventie.

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Op grond van artikel 109, lid 5, van de Wet van 2016 kan de trustee bij insolventie van een natuurlijke persoon rechtszaken in verband met de boedel van de schuldenaar inleiden of voortzetten of zich verweren in zulke procedures.

In het algemeen stelt iemand die op de insolventiedatum een vordering op een schuldenaar heeft, die vordering in het kader van de insolventieprocedure in. Anderzijds is de gang naar de rechter wellicht de meest aangewezen weg in het geval van een betwiste schuld.

In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Na instelling zijn juridische stappen tegen de onderneming alleen mogelijk met toestemming van de lasthebber of de rechter.

In het geval van een CVA kunnen schuldeisers die aan de overeenkomst zijn gebonden, geen juridische stappen zetten om de schuld te innen (aangezien de overeenkomst op hen van toepassing is). Na goedkeuring kan een rechtsprocedure worden ingeleid door een schuldeiser die niet wordt betaald.

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

Een schuldenaar kan geen rechtsvordering instellen of voortzetten waartoe de trustee bereid is. Van de vordering moet kennis worden gegeven aan de trustee, zodat deze kan reageren voor de rechter of zich kan verweren. De vordering kan echter ongeacht de positie van de trustee worden voortgezet.

Procedures die gevolgen hebben voor de burgerlijke staat, zoals een echtscheiding, kan de schuldenaar voortzetten, ook al is er een insolventieprocedure tegen hem of haar ingesteld. Vorderingen wegens pijn en lijden (solatium) zijn persoonlijk van aard en kunnen om die reden niet worden ingesteld door een trustee. Trustees kunnen echter wel vorderingen instellen wegens vermogensverlies als gevolg van een kortere verwachte levensduur (patrimonial loss) of zich partij stellen in een zaak waarin solatium wordt gevorderd, terwijl een schuldenaar de opbrengst van een vordering mogelijk moet verantwoorden aan de trustee.

Volgens Schots recht kunnen schuldenaren kennisgeven van hun voornemen insolventie aan te vragen of een trust deed aan te gaan door surseance aan te vragen. Een van de kenmerken van de surseance is dat de schuldenaar zes weken wordt gevrijwaard van betalingsverplichtingen. Dat betekent dat een rechtszaak in die periode weliswaar kan worden voortgezet voordat de insolventieprocedure wordt ingeleid, maar dat naleving van eventuele uitspraken niet kan worden afgedwongen.

In liquidatie- en administration-procedures wordt surseance ingesteld. Zaken die op de insolventiedatum aanhangig zijn, kunnen alleen met toestemming van de lasthebber of de rechter worden voortgezet.

Schuldeisers in een zaak die aanhangig is op het moment van goedkeuring van een CVA, kunnen die zaak niet voortzetten, omdat zij gebonden zijn aan die CVA (ook al hebben zij er zelf niet voor gestemd).

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

Schuldeisers kunnen op diverse manieren deelnemen aan insolventieprocedures, waaronder via vergaderingen van schuldeisers. Binnen twee maanden na de insolventieverklaring moet de trustee beslissen of er wel of niet een wettelijke vergadering van schuldeisers plaatsvindt. Als er een vergadering wordt gehouden, kunnen de aanwezige schuldeisers stemmen om de trustee te vervangen. Als de trustee besluit geen vergadering bijeen te roepen, kunnen de schuldeisers daarom verzoeken; in dat geval is de trustee verplicht een vergadering te beleggen, indien het verzoek wordt gedaan door schuldeisers die gezamenlijk ten minste een kwart van de waarde van de totale schuld vertegenwoordigen. Andere vergaderingen kunnen op ieder moment worden belegd door schuldeisers. Een vergadering moet plaatsvinden indien bijeengeroepen door een tiende van het totale aantal schuldeisers of door schuldeisers die gezamenlijk ten minste een derde van de waarde van de totale uitstaande schuld vertegenwoordigen. Een vergadering van schuldeisers kan een trustee aanwijzingen verstrekken maar de trustee en andere schuldeisers kunnen daartegen beroep instellen bij de Sheriff Court. Tijdens iedere vergadering van schuldeisers kunnen commissarissen worden gekozen. Commissarissen kunnen worden gekozen om het beheer van het faillissement te ondersteunen met algemeen advies en toezicht, waaronder een controle van de boeken van de trustee. Commissarissen zijn schuldeisers of gemachtigde vertegenwoordigers van schuldeisers. Als er geen commissarissen worden gekozen, wordt deze taak vervuld door de Accountant in Bankruptcy.

Trustees moeten aan het eind van het eerste jaar en vervolgens periodiek tot het eind van de insolventieprocedure rekeningen opstellen. De rekeningen moeten worden gecontroleerd door de Accountant in Bankruptcy of gekozen commissarissen. De schuldeisers ontvangen een vaststelling van de uitgaven en beloning van de trustee. De schuldeisers kunnen inzage in de rekeningen vragen en bezwaar maken tegen de vaststelling.

Een gewone trust deed is alleen bindend voor schuldeisers als zij ermee hebben ingestemd, en krijgt dan beschermde status (protected trust deed).

In insolventieprocedures van rechtspersonen nemen schuldeisers deel aan de procedure via vergaderingen van schuldeisers en andere besluitvormingsprocessen. Ook kunnen zij een commissie instellen en haar leden kiezen. Lasthebbers moeten schuldeisers informeren over de voortgang van de zaak (afhankelijk van de procedure, ieder halfjaar of jaar).

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

Bij insolventie van een natuurlijke persoon beheert de trustee de insolventie namens de schuldeisers en is bevoegd tot het vaststellen en invorderen van de boedel van de schuldenaar die onder het beheer van de trustee valt. In artikel 109 van de Wet van 2016 is bepaald dat trustees, met het oog op het invorderen van de boedel van de schuldenaar (met inachtneming van artikel 113 ten aanzien van de gezinswoning van de schuldenaar), zo snel mogelijk na hun aanstelling bezit moeten nemen van de volledige boedel van de schuldenaar die onder hun beheer valt, evenals alle documenten in bezit of onder beheer van de schuldenaar in verband met diens bezittingen of zakelijke of financiële aangelegenheden. Verder is het de taak van trustees de boedel te inventariseren en te taxeren en een kopie van de inventarisatie en taxatie toe te sturen aan de Accountant in Bankruptcy. De trustee heeft recht op inzage in alle documenten in verband met de bezittingen of de zakelijke of financiële aangelegenheden van de schuldenaar die door of namens de schuldenaar naar een derde zijn gezonden en zich in handen van die derde bevinden, en op het maken van kopieën van die documenten. Als een trustee die het recht op inzage in documenten uitoefent of probeert uit te oefenen, daarin wordt gehinderd, kan de Sheriff op verzoek van de trustee de betrokken persoon sommeren op te houden de trustee aldus te hinderen. Daarnaast kan de trustee overhandiging van een eigendomsbewijs of ander document van de schuldenaar verlangen, ook al is dat bewijs of document bezwaard met een pandrecht, maar onverminderd eventuele voorrang van de pandhouder.

Na invordering van de bezittingen moet de trustee de boedel beheren en te gelde maken. Op grond van artikel 109 van de Wet van 2016 moeten trustees zo snel mogelijk na hun aanstelling met de Accountant in Bankruptcy overleggen over de uitvoering van hun taken en, behoudens bepaalde uitzonderingen, zich houden aan de algemene of specifieke aanwijzingen die hun worden gegeven, al naargelang het geval: op verzoek van de commissarissen; door de Sheriff; of door de Accountant in Bankruptcy, in verband met de uitoefening van die taken.

De trustee kan een of meer van de volgende handelingen verrichten:

  • een zakelijke activiteit van de schuldenaar voortzetten of beëindigen;
  • rechtszaken in verband met de boedel van de schuldenaar inleiden of voortzetten of zich verweren in zulke procedures;
  • een zekerheid vestigen op enig onderdeel van de boedel;
  • indien de boedel van de schuldenaar rechten, opties of andere aanspraken omvat, betalingen verrichten of verplichtingen aangaan om ten behoeve van de schuldeisers eigendommen te verkrijgen die het voorwerp zijn van die rechten, opties of aanspraken;
  • geld lenen voor zover de trustee dat moet doen om de boedel van de schuldenaar veilig te stellen; en
  • verzekeringen afsluiten of aanhouden ten aanzien van het bedrijf of de bezittingen van de schuldenaar.

Verkoop van de boedel van de schuldenaar door de trustee kan plaatsvinden middels openbare verkoop of particuliere onderhandeling.

De volgende regels gelden voor de verkoop van een deel van de erfelijke boedel van de schuldenaar waarop een of meer schuldeisers een zekerheid hebben, als de rechten van de gedekte schuldeiser(s) voorrang hebben op die van de trustee:

  • De trustee kan dat deel alleen verkopen als elk van die schuldeisers ermee instemt, tenzij de opbrengst voldoende is om elk zekergesteld bedrag te voldoen.
  • Schuldeisers mogen geen actie ondernemen om hun zekerheid op dat deel uit te winnen na van de trustee diens voornemen tot verkoop ervan te hebben vernomen, en de trustee mag de procedure voor de verkoop van dat deel niet starten na van een schuldeiser diens voornemen tot opening van de procedure voor de verkoop ervan te hebben vernomen.
  • Als de trustee of een schuldeiser de ander als hiervoor beschreven kennis heeft gegeven maar te lang heeft gewacht met de verkoop, kan dat deel na toestemming door de Sheriff worden uitgewonnen door de schuldeiser respectievelijk worden verkocht door de trustee.

Tot de opdracht van de trustee om de boedel van de schuldenaar te gelde te maken, behoort ook de verkoop van vorderingen van de boedel, met of zonder verhaal op de boedel.

De trustee kan bederfelijke waren verkopen zonder eventuele verstrekte aanwijzingen na te leven, als de trustee oordeelt dat naleving nadelig zou zijn voor de verkoop.

Krachtens artikel 109 van de Wet van 2016 is het de trustee, een eventuele vennoot van de trustee of een commissaris niet toegestaan enig deel van de boedel van de schuldenaar te kopen.

De trustee is gebonden aan de vereisten van artikel 109, lid 7, van de Wet van 2016 en kan hetgeen bij artikel 109 van die wet is toegestaan alleen doen voor zover dat naar zijn of haar oordeel financieel voordelig voor de boedel van de schuldenaar en in het belang van de schuldeisers is.

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

Vorderingen van schuldeisers in een insolventieprocedure in Schotland zijn schulden die in het algemeen opeisbaar zijn op de insolventiedatum. Als de insolventie is aangevraagd door de schuldenaar, is de insolventiedatum die van de uitspraak. Als de insolventie is ontstaan op verzoek van een schuldeiser, is de insolventiedatum die van de eerste toestemming om de schuldenaar te dagen.

De uitgaven en beloning van de trustee, de onkosten van een schuldeiser die een verzoek om insolventie van de schuldenaar heeft ingediend of goedgekeurd, en rente op de schulden van de insolventiedatum tot betaling van de schuld, worden eveneens voldaan uit de boedel (mits er voldoende middelen bijeen zijn gebracht).

Verhaal van vorderingen die ontstaan na opening van de insolventieprocedure is niet mogelijk. Vorderingen op de schuldenaar die ontstaan nadat de insolventieprocedure is ingesteld, kunnen derhalve aanleiding zijn voor het openen van nog een insolventieprocedure. Het is dan ook mogelijk dat er meerdere insolventieprocedures tegen eenzelfde schuldenaar aanhangig zijn.

In een insolventieprocedure tegen een onderneming kunnen vorderingen worden ingesteld voor alle schulden en verplichtingen van de onderneming die dateren van vóór de insolventie. In de toekomst opeisbare schulden kunnen eveneens worden gevorderd, maar op basis van de contante waarde. In een liquidatie- of administration-procedure zijn verplichtingen uit hoofde van bepaalde criminele activiteiten (zoals drugshandel) niet bewijsbaar. Aansprakelijkheden die ontstaan na aanvang van de procedure, worden gezien als uitgaven. Deze uitgaven hebben een eigen betalingshiërarchie, maar moeten zonder uitzondering worden voldaan voordat er aan schuldeisers kan worden betaald.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

In artikel 122 van de Wet van 2016 is de instelling van vorderingen bij insolventie van een natuurlijke persoon geregeld. Schuldeisers die een toewijzing willen verkrijgen op grond van hun aanspraak op dividend uit de boedel van de schuldenaar (voor zover er middelen beschikbaar zijn), moeten uiterlijk op de relevant day een vordering instellen bij de trustee De relevant day is ofwel 120 dagen na de datum waarop de trustee de schuldeiser laat weten al dan niet voornemens te zijn een wettelijke vergadering bijeen te roepen ofwel, indien er geen kennisgeving van een dergelijk voornemen is, 120 dagen na de datum waarop de trustee de schuldeiser uitnodigt vorderingen in te stellen.

Als een schuldeiser een vordering te laat instelt bij de trustee (na de relevant day), kan de trustee, ongeacht de verslagperiode, de aanspraak van de schuldeiser toewijzen (voor zover er middelen beschikbaar zijn) aan een dividend uit de boedel van de schuldenaar, als de vordering uiterlijk acht weken voor het eind van de verslagperiode is ingesteld en instelling van de vordering voor de relevant day niet mogelijk was wegens buitengewone omstandigheden.

Om te kunnen vaststellen dat een vordering geldig is en het gevorderde bedrag juist is, kan de trustee de schuldeiser verzoeken om nader bewijs. De trustee kan ook iemand anders die daartoe in staat wordt geacht, verzoeken om relevant bewijs te leveren. Als de schuldeiser of de andere persoon weigert of niet op tijd reageert, kan de trustee de Sheriff Court verzoeken de schuldeiser of de andere persoon op te roepen voor een besloten hoorzitting.

Schuldeisers die een vordering willen instellen, moeten daarvoor gebruikmaken van het formulier beschreven in de Bankruptcy (Scotland) Regulations 2016.

Bij insolventie van een rechtspersoonlijkheid kunnen schuldeisers op ieder moment in de procedure een vordering instellen (middels het Proof of Debt-formulier). Instelling van een vordering is nodig om te kunnen stemmen in een vergadering (of andere besluitvormingsprocedure) of deel te hebben aan een verdeling. In administration- of liquidatieprocedures waarin een verdeling is voorzien, stelt de lasthebber alle schuldeisers die hun vordering nog moeten onderbouwen, schriftelijk in kennis van de voorgenomen verdeling, waarbij de lasthebber hen uitnodigt om vorderingen in te stellen, en een termijn stelt waarbinnen zij dat moeten doen om deel te kunnen hebben aan die verdeling. Een lasthebber kan vorderingen die na het verstrijken van die termijn zijn ingesteld, in behandeling nemen maar is daartoe niet verplicht. Voor liquidatie door de rechtbank is er een standaardformulier waarmee schulden moeten worden aangetoond. Voor geen enkele andere procedure is er een standaardformulier maar in de regelgeving voor andere procedures is bepaald wat er met het oog op verdeling moet worden overgelegd als bewijs. Schuldeisers die hun vordering niet op tijd indienen, kunnen de verdeling niet verstoren.

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

Voor de verdeling in het kader van insolventieprocedures tegen natuurlijke personen geldt de volgende rangorde:

  1. de uitgaven en beloning van de voorlopige trustee voor het beheer van de boedel van de schuldenaar;
  2. de uitgaven en beloning van de trustee voor het beheer van de boedel van de schuldenaar;
  3. als de schuldenaar een overleden schuldenaar is, de redelijke kosten van sterfbed en uitvaart en de redelijke uitgaven voor het beheer van de boedel van de overledene;
  4. de redelijke uitgaven van een schuldeiser die een verzoek om insolventie van de schuldenaar heeft ingediend of goedgekeurd;
  5. gewone preferente schulden (exclusief de eventuele opgebouwde rente tot de insolventiedatum);
  6. secundaire preferente schulden (exclusief de eventuele opgebouwde rente tot de insolventiedatum);
  7. gewone schulden;
  8. wettelijke rente over de gewone preferente schulden, de secundaire preferente schulden en de gewone schulden van de insolventiedatum tot de datum van betaling van de schulden; en
  9. eventuele uitgestelde schulden.

Een eventueel overschot na volledige betaling van alle schulden valt toe aan de schuldenaar of diens rechtsopvolger(s) of cessionaris(sen).

Sommige vorderingen uit hoofde van een arbeidsbetrekking worden met voorrang behandeld en zijn opeisbaar na betaling van de gerechtskosten maar vóór uitdeling aan houders van vlottende vorderingen en concurrente schuldeisers.

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

Insolventieprocedures worden doorgaans als beëindigd beschouwd wanneer het beheer ten einde is en de trustee schuldeisers eventuele dividenden heeft betaald, de boekhouding heeft voltooid en als trustee is gedechargeerd. Volgens de jurisprudentie in Schotland houdt de insolventie echter niet op te bestaan met de kwijting van de schuldenaar en de trustee. Dat is omdat de procedure kan worden gereactiveerd door middel van een verzoek aan de rechtbank of, in bepaalde situaties, aan de Accountant in Bankruptcy.

Bij afsluiting van de insolventieprocedure wordt de schuldenaar op grond van artikel 145 van de Wet van 2016 in het Verenigd Koninkrijk kwijting verleend voor alle schulden en verplichtingen waarvoor hij of zij op de datum van insolventie aansprakelijk was. Bijgevolg kunnen de schuldeisers vanaf dat moment niet meer proberen betaling van die schulden af te dwingen. In de volgende situaties blijft de aansprakelijkheid van de schuldenaar echter bestaan: een boete opgelegd door een Justice of the Peace Court; een bevel van een District Court tot schadevergoeding in de zin van artikel 249 van de Criminal Procedure (Scotland) Act 1995 (“de Wet van 1995”); verbeuring van een bij de rechtbank in bewaring gegeven geldsom uit hoofde van artikel 24, lid 6, van de Wet van 1995; fraude of schending van vertrouwen, een verplichting tot betaling van alimentatie of een ander bedrag voor levensonderhoud uit hoofde van wetgeving of een rechtsregel, of een periodieke uitkering bij echtscheiding uit hoofde van een rechterlijke beschikking of een verplichting, anders dan alimentatie of een periodieke uitkering die zou kunnen worden opgenomen in het bedrag van de vordering van een schuldeiser, of kinderalimentatie in de zin van de Child Support Act 1991 (“de Wet van 1991”) die niet is betaald over een of meer perioden vóór de datum van het faillissement van de betalingsplichtige of de inhoudingsplichtige in de zin van artikel 31, lid 5, van de Wet van 1991.

Aan het eind van een trust deed vindt kwijting plaats voor alle schulden uit hoofde van de trust deed ten aanzien waarvan aan de verplichtingen is voldaan door de schuldenaar.

Bij artikel 18 van de Bankruptcy and Debt Advice (Scotland) Act 2014 is de mogelijkheid van een akkoord in verband met na 1 april 2015 ingediende verzoeken om insolventie in Schotland ingetrokken.

Er zijn gedetailleerde procedurele bepalingen over het afsluiten en beëindigen van alle insolventieprocedures van rechtspersonen, zowel voor liquidatie als voor reorganisatie.

Goedkeuring door de rechter is niet nodig voor reorganisatieplannen, maar benadeelde partijen kunnen zich tot de rechter wenden als zij menen dat hun rechten onnodig zijn geschaad.

Schuldeisers bereiken overeenstemming over voorstellen van de schuldenaar (in een CVA – > 75 % goedkeuring, naar waarde) of van de lasthebber (administration, gewone meerderheid of goedkeuring door alle schuldeisers met een zekerheid en een meerderheid van preferente schuldeisers indien er geen uitdeling aan concurrente schuldeisers wordt verwacht).

Na goedkeuring van een CVA zijn alle concurrente schuldeisers gebonden aan de voorstellen in de overeenkomst.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

Nadat de insolventieprocedure is afgesloten, kunnen de schuldeisers in beroep gaan tegen de decharge van de trustee en kunnen zij een aanvraag indienen om de procedure te heropenen en te reactiveren.

Verder houden de afsluiting van de insolventieprocedure en de kwijting van de schulden in algemene zin weliswaar in dat de schuldenaar in het Verenigd Koninkrijk kwijting wordt verleend voor alle schulden en verplichtingen waarvoor hij of zij op de insolventiedatum aansprakelijk was, zoals hiervoor besproken, maar zijn er uitzonderingen. Dat betekent dat schuldeisers mogelijk nog gerechtigd zijn om betaling van die specifieke uitgesloten schulden te eisen, ook al is de insolventieprocedure gesloten.

Tevens kunnen schuldeisers na beëindiging van de procedure gelden vorderen die bij de uitdeling aan hen zijn toegekend (maar niet door hen zijn ontvangen).

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten en uitgaven in het kader van een insolventieprocedure moeten worden betaald uit de met de boedel bijeengebrachte middelen. Als er echter onvoldoende middelen zijn om de kosten en uitgaven van de procedure te dekken, en de Accountant in Bankruptcy ook de trustee is, worden die kosten en uitgaven voldaan uit openbare middelen. Als de trustee een insolventiefunctionaris is en niet de Accountant in Bankruptcy, kan de trustee proberen de verzoekende schuldeiser een eventueel tekort te laten dekken indien er onvoldoende middelen zijn bijeengebracht om de kosten en uitgaven van de procedure te betalen. De kosten en uitgaven moeten (uit de opbrengsten) worden voldaan voordat er gelden worden terugbetaald aan de schuldeisers.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

Tegen vervreemding zonder tegenprestatie, oneerlijke voorrang en andere frauduleuze transacties kan beroep worden aangetekend op grond van common law, en overeenkomstig artikel 98, lid 11, en artikel 99, lid 8, van de Wet van 2016.

Bij vervreemding door een schuldenaar zonder tegenprestatie kan beroep worden aangetekend door iedere schuldeiser die een vordering heeft wegens een schuld die uiterlijk is ontstaan op de insolventiedatum of vóór sluiting van de trust deed of het overlijden van de schuldenaar. Beroep kan ook worden aangetekend door de trustee, de trustee die optreedt in het kader van de trust deed of de Judicial Factor (door de rechtbank aangesteld om de boedel bijeen te brengen en te verdelen), al naargelang het geval.

Beroep tegen vervreemding zonder tegenprestatie is van toepassing indien vanwege de vervreemding enig deel van de bezittingen van de schuldenaar is overgedragen of er is afgezien van een vordering of recht van de schuldenaar en zich een of meer van de volgende situaties hebben voorgedaan:

  • de boedel van de schuldenaar wordt insolvent verklaard (anders dan, voor een natuurlijke persoon, na diens overlijden); of
  • de schuldenaar is een trust deed aangegaan die een protected trust deed is geworden; of
  • de schuldenaar is overleden en binnen een jaar na het overlijden is de boedel insolvent verklaard; of
  • de schuldenaar is overleden en binnen een jaar na het overlijden is op grond van artikel 11A van de Judicial Factors (Scotland) Act 1889 een Judicial Factor aangesteld als beheerder van de boedel en de boedel was op de datum van overlijden volstrekt insolvent; en
  • de vervreemding vond plaats op een relevant day (zie het antwoord op vraag 12).

De dag van vervreemding is de dag waarop de vervreemding alleszins van kracht is geworden, en onder relevant day wordt verstaan, als de vervreemding bevoordeling inhoudt van:

  • iemand die vennoot van de schuldenaar is, een dag niet eerder dan vijf jaar voor de datum van insolventie, sluiting van de trust deed of overlijden van de schuldenaar, naargelang het geval; of
  • iemand anders, een dag niet eerder dan twee jaar vóór genoemde datum.

Bij aantekening van beroep moet de rechter een beschikking tot nietigverklaring (decree of reduction) geven of bevelen tot zodanige teruggave van bezittingen aan de boedel van de schuldenaar of andere vorm van verhaal als passend is, maar de rechter mag die beschikking of dat bevel niet geven als de partij die de vervreemding wil handhaven, vaststelt:

  • dat direct of op enig ander moment na de vervreemding de bezittingen van de schuldenaar een grotere waarde hadden dan zijn verplichtingen; of
  • dat er een passende tegenprestatie is geleverd voor de vervreemding; of
  • dat de vervreemding -
    • een geschenk was ter gelegenheid van een verjaardag, Kerstmis of andere gebruikelijke gebeurtenis; of
    • een geschenk uit charitatieve overwegingen was aan iemand die geen vennoot van de schuldenaar is,

en dat het, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk was dat de schuldenaar dat geschenk heeft gegeven, onverminderd een eventueel recht dat te goeder trouw en anders dan om niet is verkregen van of via de overnemende partij in de vervreemding.

Tegen door een schuldenaar verleende oneerlijke voorrang kan wettelijk beroep worden ingesteld. Het beroep kan worden aangetekend door een schuldeiser die een vordering heeft wegens een schuld die uiterlijk is ontstaan op de insolventiedatum, bij sluiting van de protected trust deed of het overlijden van de schuldenaar. Het beroep kan ook worden aangetekend door de trustee, door de trustee die optreedt krachtens een protected trust deed of door een Judicial Factor. De transactie moet hebben geleid tot een begunstiging van een schuldeiser ten nadele van de gezamenlijke schuldeisers, welke begunstiging niet eerder is ontstaan dan: een halfjaar voor de insolventie, de sluiting door de schuldenaar van een trust deed die een protected trust deed is geworden, of het overlijden van de schuldenaar als binnen een jaar na het overlijden de boedel insolvent is verklaard of een Judicial Factor is aangesteld. Tegen een transactie is echter geen beroep mogelijk als het gaat om een transactie die is verricht in het kader van de normale beroeps- of bedrijfsuitoefening, een contante betaling voor een schuld die op het moment van betaling opeisbaar was geworden (tenzij de transactie is gebaseerd op voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige heimelijke afspraken), een transactie waarbij de partijen zich wederzijds hebben verplicht (ongeacht of de partijen hun respectieve verplichtingen wel of niet tegelijkertijd nakomen), tenzij de transactie is gebaseerd op voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige heimelijke afspraken, of – als er een gerechtelijk of buitengerechtelijk bevel tot betaling (decree for payment respectievelijk warrant for summary diligence) is en het bevel is voorafgegaan door bevriezing (arrestment on the dependence of the action) of gevolgd door executoriaal beslag (arrestment in execution) – de verlening van een mandaat door de schuldenaar aan de bezitter van de middelen waarop beslag is gelegd (arrestee), om die middelen geheel of gedeeltelijk over te dragen aan de schuldeiser die er beslag op heeft laten leggen (arrester) Bij aantekening van beroep moet de rechter, bij voldoende zekerheid, een beschikking tot nietigverklaring (decree of reduction) geven of bevelen tot zodanige teruggave van bezittingen aan de boedel van de schuldenaar of andere vorm van verhaal als passend is, mits daarmee geen afbreuk wordt gedaan aan een eventueel recht dat te goeder trouw en anders dan om niet is verkregen van of via de begunstigde schuldeiser.

Bij insolventie van een rechtspersoon kan een lasthebber verhaal nemen op de ontvanger als de onderneming een bepaalde schuldeiser voorrang heeft verleend in het kader van een formele insolventie of een transactie onder de waarde is aangegaan. Op verzoek van de lasthebber in een liquidatie- of administration-procedure kan een rechter elk van beide typen transacties herzien en gelasten dat de ontvanger zorgt voor herstel van de situatie waarin deze zich zou hebben bevonden als de transactie niet zou hebben plaatsgevonden.

Vorderingen voor herziening van preferente betalingen moeten betrekking hebben op transacties die plaatsvonden in het halfjaar voor aanstelling van de beheerder of aanvang van de liquidatie, of twee jaar in het geval van een preferente betaling aan een vennoot.

Vorderingen voor herziening van transacties onder de werkelijke waarde moeten betrekking hebben op transacties in de twee jaar ervoor.

Een lasthebber in een administration- of liquidatieprocedure of een procedure voor een vrijwillige overeenkomst kan de rechter verzoeken om een beslissing tot herziening van een transactie waarmee de schuldeisers tekort is gedaan. Met toestemming van de rechter kan een dergelijk verzoek ook worden ingediend door een slachtoffer van de transactie.

Verder kan de lasthebber in administration- en liquidatieprocedures schadeloosstelling eisen van een bestuurder van de onderneming wegens betrokkenheid bij handel met kennis van insolventie die heeft geleid tot verdere verliezen voor schuldeisers, frauduleuze handel of machtsmisbruik.

In zaken waarin een verzoek om liquidatie is ingediend bij de rechtbank, is iedere regeling voor de beschikking over bezittingen die na het verzoek is getroffen, nietig, tenzij de rechter anders beveelt.

Laatste update: 14/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.