Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Portugees) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels
Swipe to change

Insolventie/faillissement

Portugal
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Tegen wie kan een insolventieprocedure worden ingesteld?

Inleidende opmerking

De rechtsgrondslag van de informatie in dit document is hoofdzakelijk te vinden in het wetboek inzake insolventie en herstel van ondernemingen (Código da Insolvência e da Recuperação de Empresas), goedgekeurd bij Wetsbesluit nr. 53/2004 van 18 maart 2004 en laatstelijk herzien bij Wetsbesluit nr. 84/2019 van 28 juni 2019, hierna aangeduid met de Portugese afkorting “CIRE”.

CIRE kan in het Portugees worden geraadpleegd, in beginsel in de meest actuele versie, op de website van het openbaar ministerie te Lissabon (Procuradoria-Geral Distrital de Lisboa): http://www.pgdlisboa.pt/leis/lei_mostra_articulado.php?nid=85&tabela=leis

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie dat deze vragenlijst in detail wordt beantwoord, de specifieke aard van de vragen, en het uit artikel 86 van Verordening (EU) 2015/848 voortvloeiende vereiste dat de contactpunten van het Europees justitieel netwerk voor burgerlijke en handelszaken informatie over het nationale recht verstrekken ter ondersteuning van beroepsbeoefenaren die in andere lidstaten grensoverschrijdende insolventiezaken behandelen, heb ik in veel van de onderstaande antwoorden ervoor gekozen de voor iedere situatie geldende wettelijke bepalingen te citeren. Ik heb dit gedaan om eventuele onnauwkeurigheden in de gevraagde technische informatie te voorkomen en omdat mijns inziens vervanging van de inhoud van deze bepalingen door een andere uitleg tot een langere tekst zou leiden. In andere gevallen leek het mij voldoende om te verwijzen naar de wettelijke bepalingen, zonder deze te citeren, en om de situatie te schetsen waarop zij van toepassing zijn.

De antwoorden in dit document bevatten informatie over de in artikel 1, lid 1, van CIRE bedoelde insolventieprocedure.

Naast de insolventieprocedure zelf voorziet CIRE ook in twee bijzondere procedures: de in artikel 1, lid 2, van CIRE bedoelde bijzondere reorganisatieprocedure of “revitaliseringsprocedure” (processo especial de revitalização) en de in artikel 1, lid 3, van CIRE bedoelde bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst (processo especial para acordo de pagamento). Informatie over deze twee bijzondere procedures is te vinden in het antwoord op vraag 2.

De informatie die wordt bekendgemaakt in insolventieprocedures (artikel 24 van Verordening (EU) 2015/848), in de bijzondere revitaliseringsprocedure en in de procedure voor een betalingsovereenkomst, kan worden geraadpleegd op Citius, de door het ministerie van Justitie beschikbaar gestelde website voor rechtbanken:

https://www.citius.mj.pt/portal/consultas/ConsultasCire.aspx

SOORTEN PROCEDURES

Artikel 1 van CIRE voorziet in drie verschillende soorten procedures die met betrekking tot verschillende categorieën schuldeisers kunnen worden ingesteld:

  1. insolventieprocedures, die van toepassing kunnen zijn op ondernemingen en natuurlijke personen;
  2. de bijzondere revitaliseringsprocedure, die alleen van toepassing is op ondernemingen (artikel 17-A tot en met 17-J van CIRE);
  3. de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst, die van toepassing kan zijn op andere schuldenaren dan een onderneming (artikelen 222-A tot en met 222-J van CIRE).

Artikel 1 van CIRE luidt als volgt:

“Artikel 1

Doel

1 – Een insolventieprocedure is een universele tenuitvoerleggingsprocedure die tot doel heeft de schuldeisers te voldoen op de wijze zoals uiteengezet in een insolventieplan dat is gebaseerd op herstel van de onderneming via de insolvente boedel of, indien dit niet mogelijk is, door de activa van de schuldenaar te liquideren en de opbrengst onder de schuldeisers te verdelen.

2 – Wanneer een onderneming in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, kan zij de rechtbank verzoeken een bijzondere revitaliseringsprocedure in te leiden, overeenkomstig de artikelen 17-A tot en met 17-J.

3 – Wanneer een ander soort schuldenaar in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, kan deze schuldenaar de rechtbank verzoeken de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst van de artikelen 222-A tot en met 222-J in te leiden.”

Wat betreft insolventieprocedures bepaalt artikel 2 van CIRE met name dat:

er een insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen:

  • natuurlijke en rechtspersonen;
  • onbeheerde nalatenschappen;
  • verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid en bijzondere commissies;
  • burgerlijke vennootschappen;
  • handelsvennootschappen en vennootschappen met handelsvorm tot aan de datum van definitieve inschrijving van de overeenkomst waarbij zij worden opgericht;
  • coöperatieve verenigingen vóór inschrijving van hun oprichting;
  • eenmansbedrijven met beperkte aansprakelijkheid;
  • andere autonome vermogens;

er geen insolventieprocedure kan worden ingesteld tegen:

  • publiekrechtelijke rechtspersonen en overheidsbedrijven;
  • verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, financiële vennootschappen, beleggingsmaatschappijen die diensten verlenen met betrekking tot het aanhouden van gelden of effecten van derden en instellingen voor collectieve belegging, aangezien insolventieprocedures onverenigbaar zijn met de bijzondere regelingen voor deze entiteiten.

2 Wat zijn de voorwaarden om een insolventieprocedure te openen?

INSOLVENTIEPROCEDURE

Voorwaarden voor het inleiden van een insolventieprocedure als bedoeld in artikel 1, lid 1, van CIRE

Een insolventieprocedure kan worden gebaseerd op herstel van de onderneming of liquidatie van activa en betaling van schuldeisers.

De artikelen 235 tot en met 266 van CIRE bevatten in het kader van de insolventieprocedure ook bijzondere bepalingen voor de insolventie van natuurlijke personen, onder wie niet-zakenmensen en eigenaren van kleine ondernemingen, en voor de insolventie van beide echtgenoten.

Inleiding van de procedure

Er kan een insolventieprocedure worden ingeleid wanneer is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van CIRE:

“Artikel 3

Insolventie

1 – Een schuldenaar wordt als insolvent beschouwd wanneer hij niet aan zijn opeisbare verplichtingen kan voldoen.

2 – Rechtspersonen en autonome vermogens voor wier schulden geen natuurlijke persoon persoonlijk en onbeperkt aansprakelijk is, noch direct, noch indirect, worden ook als insolvent beschouwd wanneer de passiva duidelijk groter zijn dan de activa, zoals gewaardeerd overeenkomstig de toepasselijke boekhoudnormen.

3 – De bepalingen van het vorige lid zijn niet van toepassing wanneer de activa groter zijn dan de passiva, zoals gewaardeerd overeenkomstig de volgende regels:

a) bij de activa en passiva wordt rekening gehouden met de identificeerbare vermogensbestanddelen, ook wanneer deze niet in de balans zijn opgenomen, waarbij waardering plaatsvindt tegen reële waarde;

b) wanneer de schuldenaar eigenaar is van een onderneming, wordt de waardering gebaseerd op het uitgangspunt van continuïteit of liquidatie, afhankelijk van wat waarschijnlijker is, maar in elk geval niet op commerciële overdracht;

c) schulden die slechts hoeven te worden betaald via uitkeerbare middelen of via activa die resteren nadat de rechten van andere schuldeisers van de schuldenaar zijn bevredigd of beschermd, maken geen deel uit van de passiva.

4 – Een dreigende insolventie wordt met een feitelijke insolventie gelijkgesteld wanneer een schuldenaar insolventie aanvraagt.”

Actieve en passieve legitimatie

Bovendien is in de hieronder aangehaalde artikelen 18, 19 en 20 van CIRE bepaald wie insolventie mag aanvragen en wie insolventie moet aanvragen en onder welke omstandigheden:

“Artikel 18

Verplichting om insolventie aan te vragen

1 – Een schuldenaar moet insolventie aanvragen binnen dertig dagen na de datum waarop hij van de insolventie heeft kennisgenomen, zoals beschreven in artikel 3, lid 1, of op de datum waarop hij daarvan op de hoogte had moeten zijn.

2 – Natuurlijke personen die op de datum van insolventie geen eigenaar van een onderneming zijn, zijn vrijgesteld van de verplichting om insolventie aan te vragen.

3 – Wanneer een schuldenaar eigenaar van een onderneming is, moet kennis van de insolventiesituatie worden verondersteld wanneer ten minste drie maanden zijn verstreken sinds de algemene niet-nakoming van een van de soorten verplichtingen die zijn opgenomen in artikel 20, lid 1, punt g).”

“Artikel 19

Wie kan insolventie aanvragen?

Wanneer een schuldenaar geen handelingsbekwame natuurlijke persoon is, is de betrokken rechtspersoon verantwoordelijk voor het aanvragen van insolventie of, wanneer dit niet het geval is, een van de bestuurders.”

“Artikel 20

Andere personen en entiteiten die insolventie kunnen aanvragen

1 – De insolventverklaring van een schuldenaar kan worden aangevraagd door de persoon die wettelijk aansprakelijk is voor de schulden, door elke schuldeiser, ook indien voorwaardelijk en ongeacht de aard van de vordering, en door het openbaar ministerie, als vertegenwoordiger van de entiteiten met wier belangen het wettelijk is belast, wanneer een van de volgende situaties zich voordoet:

a) algemene opschorting van betaling van opeisbare verplichtingen;

b) niet-nakoming van een of meer verplichtingen waaruit, gezien het betrokken bedrag of de omstandigheden van de niet-nakoming, blijkt dat de schuldenaar niet in staat is om tijdig aan de meeste van zijn verplichtingen te voldoen;

c) vlucht van de eigenaar van de onderneming of de bestuurders van de schuldenaar of verlating van het hoofdkantoor van de onderneming of de plaats waar de hoofdactiviteiten worden uitgeoefend, in verband met het gebrek aan kredietwaardigheid van de schuldenaar en zonder dat een plaatsvervanger van goede reputatie is aangewezen;

d) verspreiding, achterlating, overhaaste of schadelijke liquidatie van activa en fictieve kredietopname;

e) ontoereikendheid van de activa die ter voldoening van de vorderingen in beslag kunnen worden genomen in een tenuitvoerleggingsprocedure tegen de schuldenaar;

f) niet-nakoming van verplichtingen van een insolventieplan of een betalingsplan, zoals bepaald in artikel 218, lid 1, punt a), en lid 2;

g) algemene niet-voldoening in de voorafgaande zes maanden van een van de volgende soorten schulden:

i) belastingen,

ii) socialezekerheidsbijdragen en -heffingen,

iii) schulden die voortvloeien uit een arbeidscontract of uit schending of beëindiging van een dergelijk contract;

iv) betalingen voor alle soorten leaseovereenkomsten, waaronder financiële leases, koop op afbetaling en door een hypotheek gedekte leningen met betrekking tot de plaats waar de schuldenaar zijn werkzaamheden verricht of zijn hoofdkantoor of woonplaats heeft;

h) indien de schuldenaar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde entiteiten is en volgens de laatste goedgekeurde balans zijn passiva groter zijn dan zijn activa, of wanneer hij een achterstand van meer dan negen maanden heeft bij de goedkeuring en indiening van de jaarrekening, indien hij daartoe wettelijk verplicht is.

2 – De bepalingen van het vorige lid doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van vertegenwoordiging van overheidsinstanties overeenkomstig artikel 13.”

Vorm en inhoud van het verzoek

De gronden die bij het indienen van een insolventieverzoek moeten worden aangevoerd en onderbouwd, zijn uiteengezet in de artikelen 23 tot en met 25 van CIRE:

“Artikel 23

Vorm en inhoud van de aanvraag

1 – De insolventieaanvraag en het verzoek om insolventverklaring worden schriftelijk ingediend, met vermelding van de aan de gevraagde verklaring ten grondslag liggende feiten, en vervolgens wordt het betrokken verzoek geformuleerd.

2 – De aanvrager moet in de aanvraag:

a) indien hij de daadwerkelijke schuldenaar is, vermelden of hij reeds insolvent is, dan wel of de insolventie slechts te verwachten is en, in geval van een natuurlijke persoon, of hij verzoekt om kwijtschelding van de resterende schulden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van titel XII;

b) aangeven welke bestuurders van de schuldenaar wettelijk zijn benoemd en die functie daadwerkelijk bekleden en wie de vijf grootste schuldeisers zijn, de aanvrager zelf niet meegerekend;

c) indien de schuldenaar is gehuwd, aangeven wie de echtgenoot is en vermelden welk huwelijksvermogensstelsel van toepassing is;

d) een verklaring bijvoegen van de burgerlijke stand, het handelsregister of een ander openbaar register waarin de schuldenaar moet worden ingeschreven.

3 – Wanneer de aanvrager de in het vorige lid gevraagde informatie en bijlagen niet kan verstrekken, wordt de schuldenaar verzocht deze informatie en bijlagen zelf te verstrekken.”

“Artikel 24

Door de schuldenaar te verstrekken documenten

1 – Wanneer de schuldenaar de aanvrager is, moeten de volgende documenten bij de aanvraag worden gevoegd:

a) een alfabetische lijst van alle schuldeisers met vermelding van hun adres, de verschuldigde bedragen, de vervaldata en de aard van de vorderingen, zekerheden waarop zij aanspraak maken, en eventuele bijzondere relaties, overeenkomstig de bepalingen van artikel 49;

b) een lijst met een omschrijving van alle acties en dwangmaatregelen tegen de schuldenaar;

c) een document met vermelding van de activiteit of activiteiten die de schuldenaar de voorafgaande drie jaar heeft uitgeoefend, de bedrijven waarvan hij eigenaar is en de oorzaken die naar de mening van de schuldenaar hebben geleid tot de situatie waarin hij zich bevindt;

d) een document ter identificatie van de erflater, in geval van een onbeheerde nalatenschap, de partners, vennoten of bekende leden van de rechtspersoon, indien van toepassing, en, in andere situaties waarin bij de insolventie geen natuurlijke persoon is betrokken, de personen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de insolventievorderingen;

e) een lijst van activa die de schuldenaar aanhoudt in het kader van overeenkomsten voor verhuur, huur of financiële lease en verkoop onder eigendomsvoorbehoud, en al zijn andere activa en rechten met vermelding van hun aard, de plaats waar zij zich bevinden, de registratiegegevens, indien van toepassing, de aanschaffingswaarde en een raming van hun actuele waarde;

f) wanneer de schuldenaar een georganiseerde boekhouding voert, de jaarrekeningen over de laatste drie boekjaren, alsmede de bestuursverslagen, toezichtsrapporten en accountantsverslagen, adviezen van het toezichthoudende orgaan en documenten inzake wettelijke controle, indien deze verplicht zijn of bestaan, en informatie over de belangrijkste wijzigingen in de eigendomsrechten na de verslagdatum van de meest recente jaarrekening en over bedrijfsactiviteiten die gezien hun aard, voorwerp of omvang niet tot de dagelijkse activiteiten van de schuldenaar behoren;

g) wanneer een onderneming aan consolidatie van rekeningen is onderworpen, de geconsolideerde bestuursverslagen, geconsolideerde jaarrekeningen en andere financiële verslagleggingsdocumenten over de laatste drie boekjaren, alsmede de desbetreffende toezichtsrapporten en accountantsverslagen, adviezen van het toezichthoudende orgaan, documenten inzake wettelijke controle en een verslag over intragroepactiviteiten gedurende dezelfde periode;

h) verslagen en bijzondere rekeningen en na het einde van het laatste boekjaar gerapporteerde kwartaal- en halfjaarinformatie, op individuele en geconsolideerde basis, die de onderneming moet verstrekken overeenkomstig de voorschriften van de Portugese commissie voor de effectenmarkt (Comissão do Mercado de Valores Mobiliários);

i) een lijst van personeelsleden in dienst van de schuldenaar.

2 – Voorts moet de schuldenaar:

a) een document overleggen ter bevestiging van de bevoegdheden van de bestuurders die de schuldenaar vertegenwoordigen en een afschrift verstrekken van het document met de beslissing van het betrokken bestuursorgaan om het verzoek in te dienen, indien van toepassing;

b) de niet-indiening of niet-naleving van een van de in lid 1 bedoelde documenten verantwoorden.

3 – Onverminderd de mogelijkheid van latere indiening, overeenkomstig de bepalingen van artikel 223 e.v., kan het aldus door de schuldenaar ingediende verzoek vergezeld gaan van een insolventieplan.”

“Artikel 25

Verzoek van een daartoe gerechtigde andere persoon of entiteit

1 – Wanneer het verzoek niet door de schuldenaar zelf wordt ingediend, moet de persoon of entiteit die om de insolventverklaring verzoekt, in de aanvraag de oorsprong, de aard en het bedrag van zijn vordering of zijn aansprakelijkheid voor de vorderingen op de insolvente boedel verantwoorden, afhankelijk van wat van toepassing is, en alle in zijn bezit zijnde informatie over de activa en passiva van de schuldenaar verstrekken.

2 – De aanvrager moet tevens alle hem ter beschikking staande bewijsmiddelen verstrekken en moet voorts getuigen voorstellen overeenkomstig de in artikel 511 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vastgestelde beperkingen.”

Aanvangsdatum van de procedure en termijnen

De aanvangsdatum van de procedure en de termijnen voor het instellen van oppositie en/of het geven van beslissingen, en de beslissing tot insolventverklaring, zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de artikelen 4, 27 tot en met 30, 35 en 36 van CIRE:

“Artikel 4

Datum van insolventverklaring en aanvang van de procedure

1 – Wanneer nauwkeurigheid een belangrijke factor is, moeten verwijzingen in dit wetboek naar de datum van de insolventverklaring worden geïnterpreteerd als het tijdstip waarop de betrokken beslissing is gegeven.

2 – Alle termijnen in dit wetboek die de aanvang van de insolventieprocedure als definitief eindpunt hebben, gelden ook voor de periode vanaf deze datum tot aan de insolventverklaring.

3 – In geval van insolventverklaring in een procedure die overeenkomstig artikel 8, lid 2, had moeten worden geschorst omdat een eerder tegen dezelfde schuldenaar ingeleide procedure aanhangig is, wordt voor de in het vorige lid bedoelde termijnen de begindatum van deze procedure gehanteerd. Dit geldt ook indien een eerdere procedure wordt geschorst wegens toepassing van artikel 264, lid 3, punt b).”

“Artikel 27

Voorlopige beoordeling

1 – Op de datum van de verdeling of, indien dit niet haalbaar is, uiterlijk op de derde werkdag daarna, zal de rechter:

a) het verzoek om insolventverklaring voorlopig afwijzen wanneer dit kennelijk ongegrond is, of wanneer zich duidelijk onvermijdelijke uitzonderingen hebben voorgedaan die tot vertraging leiden, waarvan de rechter ambtshalve op de hoogte moet zijn;

b) de aanvrager maximaal vijf dagen geven om de herstelbare gebreken in de aanvraag te herstellen — bij gebreke waarvan de aanvraag wordt afgewezen — met name indien deze niet aan de wettelijke vereisten voldoet of niet van de benodigde documenten vergezeld gaat, wanneer het ontbreken daarvan niet naar behoren is gemotiveerd.

2 – In geval van verzoeken om insolventie worden voorlopige afwijzingsbeslissingen die niet geheel of gedeeltelijk op het ontbreken van de in artikel 24, lid 2, punt a), bedoelde documenten zijn gebaseerd, binnen de in artikel 38, lid 8, vastgestelde termijn op de website van Citius gepubliceerd met de in artikel 37, lid 8, bedoelde informatie.”

“Artikel 28

Onmiddellijke vaststelling van een situatie van insolventie

Wanneer een schuldenaar insolventie aanvraagt, wordt hij geacht te hebben ingestemd met zijn insolventie, die uiterlijk op de derde werkdag na de verspreiding van de oorspronkelijke aanvraag moet worden uitgesproken of, in geval van herstelbare gebreken, nadat deze gebreken zijn hersteld.”

“Artikel 29

Dagvaarding van de schuldenaar

1 – Onverminderd artikel 31, lid 3, zal de rechter, indien het verzoek niet door de schuldenaar is ingediend en er geen reden voor een voorlopige afwijzing is, de schuldenaar persoonlijk dagvaarden binnen de in het vorige artikel vastgestelde termijn.

2 – In geval van een dagvaarding wordt de schuldenaar in kennis gesteld van de sancties als bedoeld in lid 5 van het volgende artikel en wordt hij erop gewezen dat de in artikel 24, lid 1, bedoelde documenten gereed moeten zijn om onmiddellijk naar de insolventiefunctionaris te worden gezonden indien de insolventie wordt uitgesproken.”

“Artikel 30

Oppositie door de schuldenaar

1 – Een schuldenaar kan binnen tien dagen oppositie instellen, in welk geval de bepalingen van artikel 25, lid 2, van toepassing zijn.

2 – Onverminderd de bepalingen van het volgende lid moet een schuldenaar bij het instellen van oppositie, op straffe van niet-ontvankelijkheid van de oppositie, een lijst verstrekken van zijn vijf grootste schuldeisers, de aanvrager niet meegerekend, met vermelding van hun woonplaats.

3 – De oppositie door de schuldenaar tegen het verzoek om insolventverklaring kan worden gebaseerd op de afwezigheid van een feit waarop het verzoek is gebaseerd of op het niet-bestaan van een situatie van insolventie.

4 – Het is de verantwoordelijkheid van de schuldenaar om te bewijzen dat hij niet insolvent is, op basis van een wettelijk vereiste boekhouding, indien van toepassing, die naar behoren is georganiseerd en correct wordt gepresenteerd, onverminderd de bepalingen van artikel 3, lid 3.

5 – Indien niet overeenkomstig artikel 12 wordt afgezien van het horen van de schuldenaar en de schuldenaar geen oppositie instelt, worden de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten als naar behoren erkend beschouwd en wordt de insolventie uitgesproken op de werkdag na het einde van de in lid 1 vermelde termijn, indien deze feiten beantwoorden aan een van de situaties als bedoeld in de punten van artikel 20, lid 1.”

“Artikel 35

Mondelinge behandeling en terechtzitting

1 – Wanneer een schuldenaar oppositie heeft ingesteld, of wanneer niet van de zitting is afgezien, worden onmiddellijk een mondelinge behandeling en een terechtzitting gepland voor een van de vijf daaropvolgende dagen en worden de aanvrager, de schuldenaar en alle wettelijk benoemde bestuurders of de in de oorspronkelijke aanvraag vermelde bestuurders ervan in kennis gesteld dat zij persoonlijk aanwezig moeten zijn of zich door een advocaat moeten laten vertegenwoordigen.

2 – Indien de schuldenaar of de aangewezen vertegenwoordiger niet aanwezig is, worden de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten als erkend beschouwd indien van het horen van de schuldenaar niet is afgezien overeenkomstig artikel 12.

3 – Indien de in het vorige lid beschreven situatie zich niet voordoet, wordt de afwezigheid van de aanvrager of een vertegenwoordiger gelijkgesteld met intrekking van het verzoek.

4 – De rechter zal, naargelang het geval, onmiddellijk een beslissing geven waarbij de insolventie wordt uitgesproken, indien de in de oorspronkelijke aanvraag gestelde feiten onder artikel 20, lid 1, vallen, of een beslissing geven die als intrekking van het verzoek geldt.

5 – Wanneer beide partijen aanwezig zijn, of alleen de aanvrager of diens vertegenwoordiger, maar van het horen van de schuldenaar is afgezien, geeft de rechter opdracht het onderwerp van het geschil te bepalen en de bewijsaspecten op te sommen.

6 – Vervolgens worden de ingediende vorderingen vastgesteld, onmiddellijk gevolgd door de bewijsvoering.

7 – Nadat de bewijsvoering is beëindigd, worden de pleidooien gehouden en geeft de rechter vervolgens een beslissing.

8 – Indien de beslissing niet onmiddellijk kan worden gegeven, gebeurt dit binnen vijf dagen.”

“Artikel 36

Beslissing tot insolventverklaring

1 – In de beslissing tot insolventverklaring zal de rechter:

a) de datum en het tijdstip van de desbetreffende uitspraak vermelden, en bij ontbreken van een dergelijke vermelding wordt de uitspraak geacht om 12.00 uur te zijn gedaan;

b) de insolvente schuldenaar identificeren, met vermelding van zijn hoofdkantoor of woonplaats;

c) de woonplaats van de bestuurders van de schuldenaar die wettelijk zijn benoemd en deze functie daadwerkelijk bekleden, en de woonplaats van de schuldenaar vermelden en vaststellen wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is;

d) de insolventiefunctionaris benoemen, met vermelding van zijn werkadres;

e) wanneer aan de vereisten van artikel 224, lid 2, wordt voldaan, bepalen dat de insolvente boedel wordt beheerd door de schuldenaar;

f) bepalen dat de schuldenaar de in artikel 24, lid 1, genoemde documenten die nog in het dossier ontbreken, onverwijld aan de insolventiefunctionaris toezendt;

g) de inbeslagneming verlangen, voor onmiddellijke overdracht aan de insolventiefunctionaris, van de boekhoudbescheiden en alle activa van de schuldenaar, ook wanneer deze in beslag zijn genomen of in pand zijn gegeven of wanneer daarop op enigerlei wijze beslag is gelegd en onverminderd de bepalingen van artikel 150, lid 1;

h) opdracht geven om zaken die erop wijzen dat er een strafbaar feit is gepleegd, aan de officier van justitie over te dragen;

i) wanneer hij beschikt over informatie die de inleiding van een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie rechtvaardigt, een dergelijke procedure — al dan niet van beperkte aard — inleiden, onverminderd de bepalingen van artikel 187;

j) een termijn van maximaal dertig dagen vaststellen voor het indienen van vorderingen;

l) de schuldeisers erop wijzen dat zij de insolventiefunctionaris onverwijld in kennis moeten stellen van eventuele zakelijke zekerheden waarop zij aanspraak maken;

m) de schuldenaren van de insolvente partij erop wijzen dat de betalingen die zij moeten verrichten, niet aan de insolvente partij maar aan de insolventiefunctionaris moeten worden gedaan;

n) voor de in artikel 156 bedoelde vergadering van schuldeisers, de verslagbeoordelingsvergadering, een datum en tijdstip binnen de daaropvolgende 45 tot 60 dagen vaststellen, of onder vermelding van geldige redenen verklaren van deze vergadering af te zien.

2 – De bepalingen van het laatste deel van lid 1, punt n), zijn niet van toepassing wanneer naar verwachting een insolventieplan zal worden ingediend of wanneer wordt besloten dat het beheer over de insolvente boedel door de schuldenaar wordt gevoerd.

3 – Wanneer voor de verslagbeoordelingsvergadering geen datum overeenkomstig lid 1, punt n), wordt vastgesteld en een belanghebbende partij binnen de voor het indienen van vorderingen gestelde termijn de rechtbank verzoekt een dergelijke vergadering bijeen te roepen, zal de rechter voor de vergadering een datum en tijdstip binnen 45 tot 60 dagen na de beslissing tot insolventverklaring vaststellen.

4 – Wanneer voor de verslagbeoordelingsvergadering geen datum overeenkomstig lid 1, punt n), wordt vastgesteld, wordt voor de berekening van de in dit wetboek bepaalde termijnen voor die vergadering uitgegaan van de 45e dag na de datum van de beslissing tot insolventverklaring.

5 – Een rechter die heeft beslist om af te zien van de verslagbeoordelingsvergadering, moet ten tijde van de beslissing het tijdschema voor de procedure daarop afstemmen en daarbij rekening houden met de specifieke zaak in kwestie.”

Kennisgeving en publicatie van de beslissing

De voorschriften voor kennisgeving en publicatie van de beslissing tot insolventverklaring zijn vastgesteld in de artikelen 37 en 38 van CIRE:

“Artikel 37

Kennisgeving van de beslissing en de dagvaarding

1 – De bestuurders van de schuldenaar wier woonplaats is bepaald, worden persoonlijk van de beslissing in kennis gesteld in overeenstemming met en op de wijze als bepaald in het procesrecht inzake dagvaardingen. Er worden tevens afschriften van de oorspronkelijke aanvraag aan hen toegezonden.

2 – Onverminderd eventuele kennisgevingen die nodig zijn op grond van de arbeidswetgeving, met name met betrekking tot het Salarisgarantiefonds (Fundo de Garantia Salarial), worden ook de officier van justitie, het Instituut voor Sociale Zekerheid (Instituto de Segurança Social), de aanvrager van de insolventverklaring en de schuldenaar van de beslissing in kennis gesteld, onder de voorwaarden die voor de dagvaarding gelden, indien de beslissing tijdens de procedure nog niet persoonlijk aan de schuldenaar is meegedeeld en, indien de schuldenaar eigenaar is van een onderneming, aan de werknemerscommissie.

3 – De vijf grootste bekende schuldeisers, de aanvrager niet meegerekend, worden overeenkomstig de bepalingen van lid 1 of per aangetekende brief in kennis gesteld, afhankelijk van de vraag of zij hun gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in Portugal hebben.

4 – Bekende schuldeisers die hun gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in een andere lidstaat hebben dan die waarin de procedure is ingeleid, waaronder de belastingautoriteiten en de socialezekerheidsinstellingen van die lidstaten, worden onmiddellijk in kennis gesteld per aangetekende brief, overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.

5 – Wanneer er vorderingen zijn ingediend namens de staat, overheidsinstellingen die geen overheidsbedrijven zijn of socialezekerheidsinstellingen, worden deze entiteiten per aangetekende brief in kennis gesteld.

6 – De bepalingen van de vorige leden vormen geen beletsel voor kennisgeving en dagvaarding met elektronische middelen, overeenkomstig een ministeriële uitvoeringsbeschikking van het ministerie van Justitie.

7 – Andere schuldeisers en andere belanghebbende partijen worden, met een extra termijn van vijf dagen, in kennis gesteld door middel van een openbare kennisgeving op het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar, in de vestigingen van de schuldenaar en in de rechtbank zelf, en in een kennisgeving op de website van Citius.

8 – In de in het vorige lid bedoelde openbare kennisgevingen moeten het zaaknummer, de extra termijn en de mogelijkheid van beroep of bezwaar worden vermeld en de gegevens als bedoeld in artikel 36, punten a) tot en met e) en i) tot en met n), worden opgenomen, waarbij wordt opgemerkt dat de termijn voor beroep, bezwaar en het indienen van vorderingen pas aan het einde van de extra termijn begint te lopen en dat deze extra termijn wordt berekend met ingang van de datum van publicatie van de in het vorige lid bedoelde kennisgeving.”

“Artikel 38

Publicatie en inschrijving

[…]

2 – De insolventverklaring en de benoeming van een insolventiefunctionaris worden automatisch ingeschreven op basis van het desbetreffende certificaat, dat daartoe wordt verzonden door het secretariaat:

a) van de burgerlijke stand, wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is;

b) van het handelsregister, wanneer met de insolvente schuldenaar verband houdende feiten aan een dergelijke inschrijving zijn onderworpen;

c) van de entiteit die verantwoordelijk is voor een andere vorm van inschrijving waaraan de schuldenaar kan zijn onderworpen.

3 – Onverminderd de bepalingen van artikel 43, lid 5, van de Kadasterwet (Código de Registo Predial) wordt de insolventverklaring tevens in het kadaster ingeschreven met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, op basis van een gerechtelijk certificaat van de definitieve beslissing tot insolventverklaring, indien de registratiedienst geen toegang tot de benodigde informatie heeft via elektronische middelen, en op grond van een verklaring van de insolventiefunctionaris die de activa heeft geïdentificeerd.

4 – Wanneer de in het vorige lid bedoelde inschrijving voorlopig is, vindt deze inschrijving plaats op basis van de informatie op de elektronische pagina van de rechtbank, overeenkomstig lid 6, punt b), en op grond van de verklaring van de insolventiefunctionaris die de activa heeft geïdentificeerd.

5 – Indien er een registratie wordt bijgehouden van de verwerving of erkenning van eigendomsrechten of louter bezit ten behoeve van een andere persoon dan de insolvente partij met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, moet de insolventiefunctionaris een certificaat van deze registratie bij het dossier voegen.

6 – Het secretariaat:

a) registreert de insolventverklaring en de benoeming van de insolventiefunctionaris automatisch in het geautomatiseerde register van tenuitvoerleggingen dat is ingesteld door het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) registreert de opname van deze informatie en de voor de vorderingen toegekende termijn op de elektronische pagina van de rechtbank;

c) stelt de centrale bank van Portugal (Banco de Portugal) in kennis van de insolventverklaring, zodat deze de vereiste registratie in haar centrale kredietrisicodatabank kan doorvoeren.

7 – Bij inschrijving van de benoeming van de insolventiefunctionaris wordt ook diens werkadres vermeld.

8 – Alle publicaties en inschrijvingen van de beslissing geschieden binnen vijf dagen.

9 – Er moet een verzoek om publicatie en openbare inschrijving van de beslissing tot inleiding van een buitenlandse insolventieprocedure en, indien van toepassing, van de beslissing tot benoeming van de insolventiefunctionaris als bedoeld in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 worden ingediend bij de Portugese rechtbank in het gebied waar het bedrijf van de schuldenaar is gevestigd of anders bij de handelsrechtbank van Lissabon (Juízo de Comércio de Lisboa). De rechtbank kan een beëdigde vertaling verlangen die is opgesteld door een persoon die daartoe overeenkomstig de wet van een lidstaat van de Europese Unie bevoegd is.

10 – Onverminderd de bepalingen van het vorige lid wordt, indien het recht van de staat van de insolventieprocedure voorziet in inschrijvingsregelingen die in het Portugese recht onbekend zijn, de inschrijving bepaald op basis van de regeling die daarmee de grootste gelijkenis vertoont.

11 – Onverminderd de bepalingen van artikel 9 wordt, indien de schuldenaar eigenaar is van een in Portugal gevestigd bedrijf, de publicatie als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 automatisch bepaald door de bevoegde registratieafdelingen.”

Voorzorgsmaatregelen

Artikel 31 van CIRE voorziet in de mogelijkheid om voorzorgsmaatregelen te gelasten:

“Artikel 31

Voorzorgsmaatregelen

1 – Indien er gegronde vrees voor wanbeheer bestaat, zal de rechter ambtshalve of op verzoek van de aanvrager de voorzorgsmaatregelen gelasten die hij noodzakelijk of passend acht om een verdere aantasting van de boedel van de schuldenaar te voorkomen, totdat de beslissing wordt gegeven.

2 – Voorzorgsmaatregelen kunnen bestaan uit het benoemen van een voorlopige bewindvoerder met de exclusieve bevoegdheid om de boedel van de schuldenaar te beheren, of om de schuldenaar daarbij te helpen.

3 – De voorzorgsmaatregelen kunnen voorafgaand aan de kennisgeving aan de schuldenaar worden uitgevoerd, indien deze vroegtijdige actie noodzakelijk wordt geacht om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan het nut van de maatregelen. De kennisgeving mag echter in geen geval meer dan tien dagen na de van toepassing zijnde termijn worden verzonden.”

BIJZONDERE REVITALISERINGSPROCEDURE

Voorwaarden voor het inleiden van de bijzondere revitaliseringsprocedure als bedoeld in artikel 1, lid 2, van CIRE

De tweede hierboven genoemde procedure, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, van CIRE, is de bijzondere revitaliseringsprocedure (PER – Processo Especial de Revitalização), waarom kan worden verzocht door een onderneming die in economische moeilijkheden of in een situatie van dreigende insolventie verkeert.

Doel en formaliteiten van een bijzondere revitaliseringsprocedure

Het doel van de bijzondere revitaliseringsprocedure, het verzoek tot inleiding ervan, de formaliteiten die eraan zijn verbonden en het begrip moeilijke economische situatie zijn vastgelegd in respectievelijk de artikelen 17-A, 17-B en 17-C van CIRE.

“Artikel 17-A

Aard en doel van de bijzondere revitaliseringsprocedure

1 – De bijzondere revitaliseringsprocedure is bedoeld om een onderneming die in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden, maar die nog steeds kan worden hersteld, de mogelijkheid te bieden met haar schuldeisers te onderhandelen om een overeenkomst met hen te kunnen sluiten die tot revitalisering van de onderneming leidt.

2 – De in het vorige lid bedoelde procedure kan worden gebruikt door elke onderneming die met een schriftelijke en ondertekende verklaring aantoont aan de voorwaarden voor revitalisering te voldoen en een nadere verklaring overlegt die ten hoogste dertig dagen daarvoor door een accountant of een wettelijke auditor is ondertekend, wanneer beoordeling van rekeningen bij wet is voorgeschreven, en waaruit blijkt dat de onderneming volgens de criteria van artikel 3 niet in een actuele situatie van insolventie verkeert.

3 – De bijzondere revitaliseringsprocedure heeft een spoedeisend karakter en alle regels van dit wetboek die niet onverenigbaar zijn met het karakter ervan zijn van toepassing.”

“Artikel 17-B

Begrip moeilijke economische situatie

Voor de toepassing van dit wetboek verkeert een onderneming in een moeilijke economische situatie wanneer zij ernstige problemen heeft om tijdig aan haar verplichtingen te voldoen door een gebrek aan liquiditeit of wanneer zij geen krediet kan krijgen.”

“Artikel 17-C

Verzoek en formaliteiten

1 – De bijzondere revitaliseringsprocedure begint op verzoek van de onderneming en een schuldeiser of schuldeisers met gerelateerde niet-achtergestelde vorderingen van ten minste 10 % overeenkomstig lid 3, punt b), die geen bijzondere relatie met de onderneming hebben, via een schriftelijke verklaring om onderhandelingen te openen die tot revitalisering van de onderneming leiden door middel van een goedgekeurd herstelplan.

2 – De in het vorige lid bedoelde verklaring wordt door alle aangevers ondertekend en gedateerd.

3 – De onderneming stelt de voor het uitspreken van haar insolventie bevoegde rechtbank in kennis door middel van een verzoekschrift waarin haar verzoek als bedoeld in lid 1 is opgenomen, dat vergezeld gaat van de volgende documenten:

a) de hierboven bedoelde schriftelijke verklaring;

b) een afschrift van de in artikel 24, lid 1, genoemde documenten, die gedurende de hele procedure op de griffie beschikbaar blijven voor inzage door schuldeisers;

c) een voorgesteld herstelplan dat ten minste vergezeld gaat van een beschrijving van de financiële positie en de vermogens- en kredietpositie van de onderneming.

4 – Nadat het in het vorige lid bedoelde verzoek is ontvangen, zal de rechter via een officiële beschikking onmiddellijk een voorlopige bewindvoerder benoemen, waarbij de bepalingen van de artikelen 32 tot en met 34 mutatis mutandis van toepassing zijn.

5 – De onderneming wordt onmiddellijk van de in het vorige lid bedoelde officiële beschikking in kennis gesteld, waarbij de bepalingen van de artikelen 37 en 38 mutatis mutandis van toepassing zijn.

6 – Op gemotiveerd verzoek van de onderneming en de schuldeiser of schuldeisers die aan de bepalingen van lid 1 voldoen en vorderingen hebben die ten minste 5 % van de gemelde vorderingen uitmaken, of na een gemotiveerd verzoek van de onderneming, kan de rechter het in lid 1 genoemde minimum van 10 % verlagen, waarbij hij bij de beoordeling van het verzoek rekening houdt met het totale bedrag van de gemelde vorderingen en de samenstelling van alle schuldeisers.

7 – Ambtshalve of op verzoek van de voorlopige bewindvoerder worden bijzondere revitaliseringsprocedures bij de dossiers gevoegd die zijn ingesteld door commerciële bedrijven waarmee de onderneming op grond van het wetboek van handelsvennootschappen een zeggenschapsrelatie heeft of een groep vormt. Een dergelijk verzoek kan ook worden ingediend door een van de ondernemingen in die omstandigheden die een bijzondere revitaliseringsprocedure hebben ingeleid.

8 – Om de in het vorige lid bedoelde bijvoeging kan slechts tot de aanvang van de in artikel 17-D, lid 5, vermelde termijn voor onderhandelingen worden verzocht in de procedure waarbij alle andere documenten moeten worden gevoegd, met overeenkomstige toepassing van de bepalingen van artikel 86, lid 4.”

Voorts voorzien de artikelen 17-D tot en met 7-I van CIRE, die betrekking hebben op de bijzondere revitaliseringsprocedure, in:

  • de daaropvolgende procedurele fasen (bv. uitnodiging aan alle schuldeisers die de verklaring waarmee de procedure is ingeleid niet hebben ondertekend om aan onderhandelingen met het oog op revitalisering deel te nemen);
  • de gevolgen (bv. de procedure belemmert de inleiding van andere acties tot invordering van schulden tegen de schuldenaar);
  • de afsluiting van de onderhandelingen met goedkeuring van het herstelplan dat tot revitalisering leidt of zonder goedkeuring van het plan;
  • de tussen de schuldenaar en de schuldeisers overeengekomen zekerheden;
  • de goedkeuring van buitengerechtelijke overeenkomsten tot herstel van de schuldenaar.

BIJZONDERE PROCEDURE VOOR EEN BETALINGSOVEREENKOMST

Voorwaarden voor het inleiden van een bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, lid 3, van CIRE

De derde in artikel 1, lid 3, van CIRE vermelde procedure is de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst als bedoeld in de artikelen 222-A tot en met 222-J van CIRE.

De bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst heeft een spoedeisend karakter en kan worden gebruikt met betrekking tot elke schuldenaar die geen onderneming is en die in een moeilijke economische situatie verkeert of insolvent dreigt te worden.

Overeenkomstig artikel 222-B van CIRE verkeert een schuldenaar in een moeilijke economische situatie wanneer hij ernstige problemen heeft om tijdig aan zijn verplichtingen te voldoen door een gebrek aan liquiditeit of de onmogelijkheid om krediet te krijgen.

Deze bijzondere procedure begint:

  • met een schriftelijke verklaring van de schuldenaar en een of meer schuldeisers waarin zij aangeven onderhandelingen te willen openen die tot het opstellen van een betalingsovereenkomst leiden,

of

  • met de overlegging van een buitengerechtelijke overeenkomst die is ondertekend door de schuldenaar en door schuldeisers die ten minste de meerderheid van de stemmen vertegenwoordigen.

De bovengenoemde verklaring of overeenkomst wordt, vergezeld van een lijst van schuldeisers en een lijst van alle lopende acties tot invordering van schulden, ingediend bij de rechtbank. Nadat de verklaring of overeenkomst is ontvangen, benoemt de rechtbank de voorlopige bewindvoerder.

Na in kennis te zijn gesteld van de officiële beschikking tot benoeming van de voorlopige bewindvoerder moet de schuldenaar onverwijld een aangetekende brief sturen naar alle schuldeisers die de oorspronkelijke verklaring of overeenkomst niet hebben ondertekend, waarin zij worden verzocht deel te nemen. Wanneer de schuldenaar een buitengerechtelijke betalingsovereenkomst heeft ingediend, stelt de griffie de schuldeisers in kennis die niet aan een dergelijke overeenkomst hebben deelgenomen en op de lijst van door de schuldenaar gemelde vorderingen voorkomen.

Nadat de officiële beschikking tot benoeming van de voorlopige bewindvoerder op de website van Citius is gepubliceerd, heeft elke schuldeiser twintig dagen om bij de bewindvoerder vorderingen in te dienen.

Vervolgens stelt de voorlopige bewindvoerder een lijst van vorderingen op en dient hij deze bij de griffie van de rechtbank in. De lijst wordt tevens op de website van Citius gepubliceerd. De lijst kan binnen vijf werkdagen worden betwist.

De gevolgen voor andere procedures zijn als volgt:

  • Na de inleiding van de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst en de daaropvolgende benoeming van de voorlopige bewindvoerder kunnen geen andere acties tot invordering van schulden meer tegen de schuldenaar worden ingesteld.
  • Opschorting van de levering van essentiële openbare diensten is verboden.
  • Insolventieprocedures waarbij eerder de insolventie van de schuldenaar is aangevraagd, worden opgeschort op voorwaarde dat in deze procedures geen beslissing tot insolventverklaring is genomen (onmiddellijk na goedkeuring van de betalingsovereenkomst geannuleerd).
  • Lopende invorderingsacties worden opgeschort (onmiddellijk na goedkeuring van de betalingsovereenkomst geannuleerd, behalve wanneer deze overeenkomst voorziet in voortzetting ervan).
  • Verjaringstermijnen of uiterste termijnen die door de schuldenaar kunnen worden betwist, worden geschorst.

Nadat de procedure is ingeleid, is het de schuldenaar verboden acties van bijzonder belang te ondernemen zonder voorafgaande toestemming van de bewindvoerder.

De onderhandelingen tussen de schuldenaar en de schuldeisers zijn onderworpen aan de voorwaarden die door alle betrokkenen zijn overeengekomen of, indien geen overeenstemming is bereikt, aan de regels die door de voorlopige bewindvoerder zijn vastgesteld.

Wanneer de onderhandelingen worden afgesloten met de unanieme goedkeuring van de betalingsovereenkomst, waarbij alle schuldeisers zijn betrokken, moet deze overeenkomst door iedereen worden ondertekend, en onmiddellijk bij het dossier worden gevoegd, ter goedkeuring of afwijzing door de rechter.

Indien de onderhandelingen worden afgesloten met goedkeuring van de betalingsovereenkomst maar zonder de betrokkenheid van alle schuldeisers, wordt de overeenkomst ter goedkeuring of afwijzing door de rechter naar de rechtbank gezonden en op de website van Citius gepubliceerd. Belanghebbende partijen hebben vervolgens tien dagen te rekenen vanaf de datum van publicatie om te verzoeken het plan niet goed te keuren.

Een betalingsovereenkomst wordt als goedgekeurd beschouwd wanneer deze:

  • wordt aangenomen door schuldeisers wier vorderingen ten minste een derde van alle in de vorderingenlijst opgenomen vorderingen met betrekking tot stemrechten vertegenwoordigen en de instemming van meer dan twee derde van alle uitgebrachte stemmen verwerft, en meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen betrekking heeft op niet-achtergestelde vorderingen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend,

of

  • de instemming verwerft van schuldeisers wier vorderingen meer dan de helft van alle vorderingen met betrekking tot stemrechten vertegenwoordigen, en meer dan de helft van deze stemmen betrekking heeft op niet-achtergestelde vorderingen, waarbij onthoudingen niet worden meegerekend.

Indien de schuldenaar of de meerderheid van de schuldeisers concludeert dat het niet mogelijk is om overeenstemming te bereiken, of indien de termijn van twee maanden voor het afsluiten van de onderhandelingen wordt overschreden, wordt het onderhandelingsproces beëindigd. Indien geen overeenstemming wordt bereikt en de schuldenaar nog steeds niet in een situatie van insolventie verkeert, leidt de sluiting van de procedure tot opheffing van alle gevolgen ervan voor de schuldenaar. Anders leidt de sluiting van de procedure tot de insolventie van de schuldenaar.

De zekerheden die gedurende de bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst met de schuldenaar zijn overeengekomen om de schuldenaar de financiële middelen te verschaffen om zijn activiteiten voort te zetten, worden ook gehandhaafd wanneer bij sluiting van de procedure de insolventie van de schuldenaar wordt uitgesproken, binnen een termijn van twee jaar. Bovendien genieten schuldeisers die tijdens de procedure de activiteiten van de schuldenaar hebben gefinancierd met het oog op naleving van de betalingsovereenkomst, een algemeen voorrecht op goederen vóór het aan werknemers toegekende algemene voorrecht op goederen.

3 Welke goederen behoren tot de insolvente boedel? Hoe worden de goederen behandeld die zijn verworven door of toevallen aan de schuldenaar na de opening van de insolventieprocedure?

Artikel 46 van CIRE bepaalt welke activa onder de insolvente boedel vallen:

“Artikel 46

Begrip insolvente boedel

1 – De insolvente boedel is bedoeld om vorderingen van de schuldeisers op de boedel te voldoen nadat hun eigen schulden zijn betaald en omvat, tenzij anders bepaald, alle goederen van de schuldenaar op de datum van de insolventverklaring, alsmede de activa en rechten die de schuldenaar tijdens de procedure verwerft.

2 – Activa die van beslag zijn vrijgesteld, worden alleen in de insolvente boedel opgenomen wanneer de schuldenaar deze vrijwillig overdraagt en de onbeslagbaarheid ervan niet absoluut is.”

In dit verband bepaalt artikel 736 van het Portugese Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat naast goederen die bij bijzondere bepaling van beslag zijn vrijgesteld, de volgende goederen absoluut onbeslagbaar zijn: onvervreemdbare goederen en rechten, activa die eigendom zijn van de staat en van andere publiekrechtelijke rechtspersonen, voorwerpen waarvan inbeslagneming in strijd zou zijn met de goede zeden of die economische rechtvaardiging zouden vereisen vanwege hun beperkte commerciële waarde, voorwerpen die in het bijzonder bestemd zijn voor openbare aanbidding, graven, en instrumenten en voorwerpen die onmisbaar zijn voor gehandicapten en behandeling van patiënten.

4 Wat zijn de bevoegdheden van respectievelijk de schuldenaar en de insolventiefunctionaris?

Deze bevoegdheden zijn geregeld in de artikelen 223 en 224 van CIRE:

Beheer door de schuldenaar

“Artikel 223

Beperking tot ondernemingen

De hier opgenomen bepalingen zijn alleen van toepassing op gevallen waarin de insolvente boedel een onderneming omvat.”

“Artikel 224

Voorwaarden voor beheer door de schuldenaar

1 – In de beslissing tot insolventverklaring kan de rechter bepalen dat de insolvente boedel wordt beheerd door de schuldenaar.

2 – Voor de in het vorige lid bedoelde bepaling gelden de volgende voorwaarden:

a) de schuldenaar heeft om het beheer verzocht;

b) de schuldenaar heeft binnen dertig dagen na de beslissing tot insolventverklaring een insolventieplan ingediend, of heeft toegezegd een dergelijk plan in te dienen, dat voorziet in een voortzetting van de bedrijfsactiviteiten door de onderneming;

c) er is geen reden om vertragingen in de behandeling van de zaak of andere nadelen voor schuldeisers te vrezen;

d) de insolventieaanvrager verleent toestemming, wanneer hij niet de schuldenaar is.

3 – Het beheer wordt ook aan de schuldenaar toevertrouwd indien de schuldenaar daarom heeft verzocht en de schuldeisers op de verslagbeoordelingsvergadering of op de daaraan voorafgaande vergadering daartoe besluiten, ongeacht of de in lid 2, punten c) en d) genoemde voorwaarden zijn vervuld, en de in lid 2, punt b), vermelde termijn wordt berekend met ingang van de datum van het besluit van de schuldeisers.”

Benoeming en status van de insolventiefunctionaris

De bevoegdheden van de insolventiefunctionaris en de vereiste kwalificaties zijn vastgesteld in de artikelen 52, 53 en 55 van CIRE:

“Artikel 52

Benoeming door de rechter en status

1 – De rechter is bevoegd om de insolventiefunctionaris te benoemen.

2 – De bepalingen van artikel 32, lid 1, zijn van toepassing op de benoeming van de insolventiefunctionaris, maar de rechter kan rekening houden met informatie die is verstrekt door de schuldenaar of de schuldeiserscommissie, indien aanwezig, of door de schuldeisers. Dit geldt ook indien de insolvente boedel een onderneming met een of meer actieve vestigingen omvat of wanneer de insolventieprocedure zeer complex is en er bij de eerste aanwijzing de voorkeur aan wordt gegeven dat de voorlopige bewindvoerder in functie is op de datum van insolventverklaring.

3 – Het recruteringsproces voor de officiële lijsten en de status van insolventiefunctionaris worden geregeld in een specifieke wet, onverminderd de bepalingen van dit wetboek.

4 – Indien de insolventieprocedure zeer complex is, of wanneer de insolventiefunctionaris over specifieke kennis moet beschikken, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende partij meer dan een insolventiefunctionaris benoemen. Wanneer een dergelijk verzoek wordt gedaan, is het de verantwoordelijkheid van de aanvrager om een naar behoren gemotiveerd voorstel voor de te benoemen insolventiefunctionaris in te dienen, en om de aldus voorgedragen functionaris te bezoldigen, indien een dergelijke insolventiefunctionaris wordt benoemd en de insolvente boedel niet toereikend is voor deze bezoldiging.

5 – Indien tussen de overeenkomstig lid 1 door de rechter benoemde insolventiefunctionaris en de op verzoek van een belanghebbende partij benoemde insolventiefunctionarissen een geschil ontstaat, is in geval van een impasse de mening van de door de rechter benoemde insolventiefunctionaris doorslaggevend.

6 – Wanneer de schuldenaar een handelsvennootschap is die overeenkomstig het Portugese wetboek van handelsvennootschappen een zeggenschapsrelatie heeft of een groep vormt met andere ondernemingen waarvoor een insolventieprocedure is aangevraagd, kan de rechter ambtshalve of op verzoek van de schuldenaar of schuldeisers één enkele insolventiefunctionaris voor alle ondernemingen benoemen. In een dergelijk geval moet de rechter in het algemeen ook een tweede insolventiefunctionaris benoemen wiens taak beperkt is tot het beoordelen van vorderingen die door schuldenaren uit dezelfde groep zijn ingediend, en wel onmiddellijk nadat het bestaan van dergelijke vorderingen door de eerste insolventiefunctionaris is bevestigd.

“Artikel 53

Keuze van een andere insolventiefunctionaris door schuldeisers

1 – Op voorwaarde dat voorafgaande aan de stemming de bevestiging van de aanneming van het voorstel bij de dossiers wordt gevoegd, kunnen de schuldeisers op de vergadering van schuldeisers na de benoeming van een insolventiefunctionaris een andere persoon voor de functie kiezen, ongeacht of deze persoon in de officiële lijst is vermeld, en over zijn bezoldiging beslissen via goedkeuring door een meerderheid van de stemmers en de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden niet meegerekend.

2 – Een persoon die niet in de officiële lijst is vermeld, kan alleen worden gekozen wanneer dit wordt gerechtvaardigd door de omvang van de onderneming van de insolvente boedel, de specifieke aard van de activiteiten van de onderneming of de complexiteit van de zaak.

3 – De rechter kan alleen weigeren de door de schuldeisers gekozen persoon tot insolventiefunctionaris te benoemen als vervanger van de huidige functionaris, wanneer hij van oordeel is dat de betrokken persoon niet beschikt over de goede reputatie of de deskundigheid om de functie uit te oefenen, dat de door de schuldeisers goedgekeurde bezoldiging buitensporig is of, wanneer de betrokkene niet in de officiële lijst is vermeld, dat geen van de situaties van het vorige lid zich voordoet.”

“Artikel 55

Taken en uitoefening van taken

1 – Naast andere aldus toegekende taken is het de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris om in samenwerking met en onder toezicht van de schuldeiserscommissie, indien aanwezig:

a) de schulden van de insolvente partij te betalen met de middelen die in de insolvente boedel beschikbaar zijn, met name uit de opbrengst van de verkoop — voor de uitvoering waarvan de insolventiefunctionaris verantwoordelijk is — van de activa van de boedel;

b) in de tussentijd erop toe te zien dat de rechten van de insolvente partij behouden blijven en worden uitgeoefend en dat de bedrijfsactiviteiten worden voortgezet, in voorkomend geval, waarbij voor zover mogelijk moet worden voorkomen dat de economische situatie van de onderneming verslechtert.

2 – Onverminderd de gevallen waarin wettelijke vertegenwoordiging verplicht is of voorafgaande instemming van de schuldeiserscommissie nodig is, oefent de insolventiefunctionaris de aan de functie verbonden taken persoonlijk uit. De insolventiefunctionaris kan specifieke handelingen schriftelijk aan een andere insolventiefunctionaris delegeren, waarbij de officiële lijsten tijdig worden bijgewerkt.

3 – De insolventiefunctionaris kan bij de uitoefening van zijn taken onder zijn eigen verantwoordelijkheid worden bijgestaan door gespecialiseerd of ander hulppersoneel, al dan niet bezoldigd, onder wie de schuldenaar zelf, waarvoor de voorafgaande instemming van de schuldeiserscommissie of, wanneer een dergelijke commissie niet is ingesteld, van de rechter nodig is.

4 – De insolventiefunctionaris kan voor bepaalde of onbepaalde tijd de werknemers in dienst nemen die nodig zijn voor de liquidatie van de insolvente boedel of de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten. Nieuwe contracten lopen echter af bij de definitieve sluiting van de vestiging waar de werknemers dergelijke diensten verlenen of, tenzij anders overeengekomen, op het moment van overdracht.

5 – De insolventiefunctionaris is tevens verantwoordelijk voor het tijdig aan de schuldeiserscommissie en de rechtbank verstrekken van alle nodige informatie over het beheer en de liquidatie van de insolvente boedel.

6 – Op verzoek van de insolventiefunctionaris en wanneer de insolventiefunctionaris geen rechtstreekse toegang tot de vereiste informatie heeft, kan de rechter overheidsinstanties en kredietinstellingen gelasten om, op basis van de gegevens waarover zij beschikken, de informatie te verstrekken die hij noodzakelijk of zinvol acht voor de procedure, meer specifiek met betrekking tot activa die deel uitmaken van de insolvente boedel.

7 – De bezoldiging van de in het laatste deel van lid 2 bedoelde insolventiefunctionaris is de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris die de werkzaamheden heeft gedelegeerd, en deze laatste is verantwoordelijk voor handelingen van de gedelegeerde functionaris op grond van de in hetzelfde lid bedoelde delegatie van bevoegdheden.

8 – De insolventiefunctionaris is, behoudens instemming van de schuldeiserscommissie, bevoegd om afstand te doen, transacties aan te gaan en om bekentenissen af te leggen in rechtszaken waarbij de insolvente partij of de insolvente boedel partij is.”

Rechterlijk toezicht

De rechter zie toe op de werkzaamheden van de insolventiefunctionaris overeenkomstig artikel 58 van CIRE:

“Artikel 58

Toezicht door de rechter

De insolventiefunctionaris werkt onder toezicht van de rechter, die te allen tijde informatie over welk onderwerp dan ook of de indiening van een verslag over de uitgevoerde werkzaamheden en de status van het beheer en de liquidatie kan verlangen.”

Overeenkomstig artikel 68 van CIRE is ook de schuldeiserscommissie bevoegd toe te zien op de werkzaamheden van de insolventiefunctionaris.

Bezoldiging van de insolventiefunctionaris

De bezoldiging van de insolventiefunctionaris wordt bepaald overeenkomstig artikel 60 van CIRE:

“Artikel 60

Bezoldiging

1 – De door de rechter benoemde insolventiefunctionaris heeft recht op de in zijn arbeidsvoorwaarden vastgestelde bezoldiging en op vergoeding van kosten die hij redelijkerwijs nuttig of noodzakelijk acht.

2 – Wanneer de insolventiefunctionaris door de vergadering van schuldeisers wordt gekozen, is zijn bezoldiging zoals bepaald in de betrokken beslissing.

3 – Een insolventiefunctionaris die nog niet heeft ingestemd met de door de vergadering van schuldeisers vastgestelde bezoldiging voor het opstellen van het insolventieplan, het beheren van de onderneming na de verslagbeoordelingsvergadering of het toezien op het goedgekeurde insolventieplan, kan ontslag nemen uit zijn functie, mits hij dit doet op de vergadering waarin het besluit wordt genomen.”

5 Onder welke voorwaarden kan een verrekening worden tegengeworpen?

Vorderingen op de insolvente boedel kunnen worden verrekend met schulden aan de boedel, indien wordt voldaan aan de vereisten van artikel 99 van CIRE:

“Artikel 99

Verrekening

1 – Onverminderd de overige bepalingen van dit wetboek kunnen insolventieschuldeisers na de insolventverklaring hun vorderingen verrekenen met schulden aan de boedel, mits ten minste aan een van de volgende vereisten wordt voldaan:

a) de juridische voorwaarden voor de verrekening zijn vervuld vóór de datum van insolventverklaring;

b) de vordering op de insolvente boedel voldeed aan de vereisten van artikel 847 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vóór de tegenvordering van de boedel.

2 – Voor de doeleinden van de punten a) en b) is het volgende niet van toepassing:

a) het verlies van het termijnvoordeel als bedoeld in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) de uit de bepalingen van artikel 91, lid 1, en artikel 96 voortvloeiende vervroegde vervaldatum en omzetting in contanten.

3 – Verrekeningen worden niet beïnvloed door het feit dat de verplichtingen in verschillende valuta’s of rekeneenheden luiden, indien hun onderlinge omzetting vrij is op de plaats van betaling van de tegenvordering en de omzetting plaatsvindt tegen de wisselkoers op de datum waarop de verrekening gevolgen heeft.

4 – Verrekeningen zijn niet toegestaan:

a) indien de schuld aan de boedel is ontstaan na de datum van insolventverklaring, meer in het bijzonder als gevolg van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel;

b) indien de insolventieschuldeiser de vordering van een andere persoon heeft verworven na de datum van insolventverklaring;

c) met schulden van de insolvente partij waarvoor de boedel niet aansprakelijk is;

d) tussen schulden aan de boedel en achtergestelde vorderingen op de boedel.”

Naast de algemene regel van artikel 99 van CIRE bestaan er andere wettelijke bepalingen die voorzien in de mogelijkheid van verrekening: de artikelen 102, lid 3, punt e), 154, lid 1, 242, lid 3, en 286 van CIRE.

6 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is?

De gevolgen van insolventie voor lopende contracten waarbij de schuldenaar partij is, hangen af van de aard van het contract en zijn met name beschreven in de artikelen 102 tot en met 119 van CIRE:

“Artikel 102

Algemeen beginsel voor lopende zaken

1 – Onverminderd de bepalingen van de volgende artikelen zal bij bilaterale contracten waarbij op de datum van insolventverklaring nog geen volledige naleving heeft plaatsgevonden, noch door de insolvente partij, noch door de andere partij, de naleving worden opgeschort totdat de insolventiefunctionaris besluit het contract uit te voeren of naleving te weigeren.

2 – De andere partij kan echter de insolventiefunctionaris een redelijke termijn stellen om een dergelijke optie uit te oefenen, waarna naleving wordt geacht te zijn geweigerd.

3 – Nadat de insolventiefunctionaris naleving heeft geweigerd, en onverminderd de scheiding van zaken, indien van toepassing:

a) heeft geen van de partijen recht op restitutie van de reeds geleverde prestatie;

b) heeft de insolvente boedel het recht de waarde te verlangen van de tegenprestatie die met de reeds door de schuldenaar gedane betaling overeenkomt, wanneer deze nog niet door de andere partij is verricht;

c) heeft de andere partij als insolventievordering recht op de waarde van de betaling, door de schuldenaar, van het niet nageleefde deel minus de waarde van de nog niet verrichte tegenprestatie;

d) geldt met betrekking tot het recht op vergoeding van als gevolg van de niet-naleving aan de andere partij toegebrachte schade, dat dit recht:

i) slechts bestaat tot de waarde van verplichtingen die zijn opgelegd overeenkomstig punt b),

ii) in mindering wordt gebracht op het bedrag waarop de andere partij recht heeft, via toepassing van punt c),

iii) een insolventievordering vormt;

e) kan elk van de partijen overgaan tot verrekening van de in de punten c) en d) bedoelde verplichtingen met die bedoeld in punt b), tot maximaal de respectieve bedragen.

4 – De keuze voor uitvoering levert misbruik op indien tijdige naleving van contractuele verplichtingen door de insolvente boedel duidelijk onwaarschijnlijk is.”

“Artikel 103

Ondeelbare diensten

1 – Wanneer de andere partij op grond van het contract een dienst moet verrichten die naar zijn aard niet fungibel is, of die deelbaar is bij levering in verschillende delen die niet gemakkelijk vervangbaar zijn omdat er sprake is van een functioneel verband, en de insolventiefunctionaris naleving weigert:

a) wordt het in lid 3, punt b), van het vorige artikel bedoelde recht vervangen door het recht om van de andere partij restitutie van de reeds geleverde prestatie te verlangen, om rekening te houden met de respectieve verrijking op de datum van insolventverklaring;

b) is het in lid 3, punt c), van het vorige artikel bedoelde recht gericht op het verschil, indien dit voordelig is voor de andere partij, tussen de waarden van alle contractuele diensten;

c) heeft de andere partij als insolventieschuldeiser recht op vergoeding van de kosten of restitutie van de waarde van het deel van de dienst dat voorafgaand aan de insolventverklaring is geleverd, afhankelijk van de vraag of de dienst fungibel is.

2 – De andere partij heeft echter het recht haar dienst te voltooien en als insolventievordering het verschuldigde deel van de tegenprestatie te verlangen, in welk geval de bepalingen van lid 1 en het vorige artikel niet langer van toepassing zijn.

3 – Indien de insolventiefunctionaris naleving niet weigert, vormt het recht van de andere partij op een tegenprestatie slechts een vordering op de boedel in het deel dat hoger is dan de waarde van hetgeen door toepassing van de bepalingen van lid 1, punt c), zou zijn berekend indien de insolventiefunctionaris naleving zou hebben geweigerd.

4 – Wanneer de verrichting van een dienst van het in lid 1 bedoelde type is en door het contract aan de insolvente partij is opgelegd, en de insolventiefunctionaris naleving weigert:

a) is het in lid 3, punt b), van het vorige artikel bedoelde recht niet langer van toepassing of wordt dit vervangen door het recht op restitutie van de waarde van het deel van de betaling dat vóór de insolventverklaring reeds is voldaan, afhankelijk van de vraag of de dienst fungibel is;

b) zijn de bepalingen van lid 1, punt b), van toepassing wanneer de andere partij ook recht heeft op vergoeding van de reeds geleverde prestatie en op een insolventievordering.

5 – Wanneer de verrichting van een dienst van het in lid 1 bedoelde type is en door het contract aan de insolvente partij is opgelegd, en de insolventiefunctionaris naleving niet weigert, vormt het recht van de andere partij op de verschuldigde tegenprestatie in zijn geheel een vordering op de boedel.

6 – Indien de niet-fungibele dienst bestaat uit zelfstandige delen en een of enkele delen reeds zijn betaald, zijn de bepalingen van de vorige leden alleen van toepassing op de resterende delen en wordt de tegenprestatie op passende wijze daaronder verdeeld.”

“Artikel 104

Verkoop met eigendomsvoorbehoud en soortgelijke transacties

1 – In een aan- en verkoopcontract met eigendomsvoorbehoud waarbij de verkoper de insolvente partij is, kan de andere partij naleving van het contract verlangen indien het goed reeds is geleverd op de datum van insolventverklaring.

2 – In geval van insolventie van de leasegever zijn de bepalingen van het vorige lid van toepassing op financiële leaseovereenkomsten en op leaseovereenkomsten met een beding dat het geleasede goed eigendom van de leasenemer wordt nadat alle overeengekomen betalingen zijn gedaan.

3 – Wanneer de koper of de leasenemer de insolvente partij is, en het goed in het bezit is van deze koper of leasenemer, mag de door de insolventiefunctionaris overeenkomstig artikel 102, lid 2, gestelde termijn pas aflopen nadat vijf dagen sinds de datum van de verslagbeoordelingsvergadering zijn verstreken, behalve wanneer het actief in kwestie gedurende deze periode aanzienlijk in waarde zou kunnen verminderen en de andere partij de insolventiefunctionaris daarvoor uitdrukkelijk waarschuwt.

4 – Het beding van eigendomsvoorbehoud in contracten voor de verkoop van een specifiek goed waarbij de koper de insolvente partij is, kan door de boedel slechts worden betwist wanneer het schriftelijk is vastgelegd, tot het moment van levering van het goed.

5 – De gevolgen van weigering van naleving door de insolventiefunctionaris, indien toegestaan, zijn uiteengezet in artikel 102, lid 3. Het in het betrokken punt c) bedoelde recht heeft betrekking op de betaling, als insolventievordering, van het verschil, indien positief, tussen de som van de geplande betalingen of huurtermijnen tot aan het einde van het contract, geactualiseerd tot de datum van insolventverklaring door toepassing van de bepalingen van artikel 91, lid 2, en de waarde van het goed op de datum van weigering, indien de andere partij de verkoper of de verhuurder is, of van het verschil, indien positief, tussen deze laatste waarde en die som, indien de andere partij de koper of de huurder is.”

“Artikel 105

Verkoop zonder levering

1 – Wanneer de verkoper zijn leveringsverplichting nog niet is nagekomen, maar het goed reeds is overgedragen, geldt onverminderd de bepalingen van artikel 107 dat:

a) in geval van insolventie van de verkoper de insolventiefunctionaris naleving van het contract niet mag weigeren;

b) in geval van insolventie van de koper weigering van naleving door de insolventiefunctionaris de gevolgen heeft als bedoeld in artikel 104, lid 5, dat mutaties mutandis van toepassing is.

2 – De bepalingen van het vorige lid zijn ook mutatis mutandis van toepassing op contracten waarbij andere zakelijke gebruiksrechten worden overgedragen.”

“Artikel 106

Voorlopige overeenkomst

1 – In geval van insolventie van de toekomstige verkoper mag de insolventiefunctionaris de nakoming van het voorlopige contract met zakelijke werking niet weigeren indien het goed reeds aan de toekomstige koper is overgedragen.

2 – In geval van weigering van naleving van het voorlopige aan- en verkoopcontract door de insolventiefunctionaris zijn de bepalingen van artikel 104, lid 5, mutatis mutandis van toepassing, ongeacht of de insolventie betrekking heeft op de toekomstige koper of de toekomstige verkoper.”

“Artikel 107

Transacties met een specifieke leveringsdatum

1 – Indien de levering van goederen, of de verlening van financiële diensten met een marktprijs, moet worden uitgevoerd op een specifieke datum of binnen een bepaalde termijn, en de datum of de termijn na de insolventverklaring valt, kan geen van de partijen uitvoering verlangen. De koper of de verkoper, naargelang het geval, heeft pas op de tweede dag na de datum waarop de insolventie is uitgesproken, met betrekking tot contracten met dezelfde datum of termijn voor nakoming, recht op betaling van het verschil tussen de gecorrigeerde prijs en de marktprijs van de goederen of de financiële dienst, dat, aangezien het van de insolvente partij kan worden gevorderd, een vordering op de insolvente boedel vormt.

2 – In beide gevallen zal de verkoper de reeds betaalde bedragen terugbetalen, en kan hij een dergelijke verplichting compenseren met de vordering op grond van het vorige lid, tot maximaal de respectieve bedragen. Wanneer de verkoper de insolvente partij is, vormt het recht op terugbetaling voor de andere partij een vordering op de insolvente boedel.

3 – Voor de toepassing van het vorige lid worden als financiële diensten beschouwd:

a) de levering van effecten, behalve wanneer het gaat om aandelen die ten minste 10 % van het kapitaal van de onderneming vertegenwoordigen en de in het contract bedoelde afwikkeling niet louter financieel van aard is;

b) de levering van edele metalen;

c) betalingen in contanten die direct of indirect worden bepaald door de wisselkoers van een vreemde valuta, door de wettelijke rentevoet, door een rekeneenheid of door de prijs van andere goederen of diensten;

d) opties of andere rechten op de verkoop of levering van de in de punten a) en b) bedoelde goederen of de in punt c) bedoelde betalingen.

4 – Wanneer verschillende transacties betreffende financiële diensten zijn geïntegreerd in een raamcontract dat in geval van niet-naleving slechts als één geheel kan worden beëindigd, wordt voor de toepassing van dit artikel en artikel 102 de reeks transacties als een bilateraal contract beschouwd.

5 – Op transacties met een specifieke leveringsdatum die niet onder lid 1 vallen, zijn mutatis mutandis de bepalingen van artikel 104, lid 5, van toepassing.”

“Artikel 108

Leasing waarbij de huurder de insolvente partij is

1 – De insolventverklaring leidt niet tot opschorting van een leasecontract waarbij de insolvente partij de huurder is, maar de insolventiefunctionaris kan een dergelijk contract te allen tijde opzeggen met een termijn van zestig dagen, indien een kortere termijn op grond van de wet of het contract niet volstaat.

2 – Er geldt een uitzondering op het vorige lid wanneer de huur betrekking heeft op de woonplaats van de insolvente partij, in welk geval de insolventiefunctionaris slechts mag verklaren dat het recht op betaling van de huur die is opgelopen nadat zestig dagen sinds deze verklaring zijn verstreken, in de insolventieprocedure niet afdwingbaar is. In dit geval heeft de verhuurder het recht om in de insolventieprocedure een vordering tot vergoeding van schade in te dienen in geval van uitzetting wegens het niet betalen van een of meer van de bovengenoemde huurtermijnen, tot het bedrag van de termijnen voor één kwartaal.

3 – De opzegging van een contract door de insolventiefunctionaris als bedoeld in lid 1 vereist de betaling, als insolventievordering, van de verschuldigde bedragen voor de periode tussen de ingangsdatum en het einde van de in het contract bepaalde termijn, of de datum waarop opzegging door de insolvente partij anders mogelijk zou zijn geweest, minus de kosten van het verrichten van de dienst door de verhuurder gedurende deze periode, alsmede de inkomsten uit een alternatief gebruik van het gehuurde, mits deze zijn toe te schrijven aan de voortijdige beëindiging van het contract, met een actualisering van alle bedragen overeenkomstig artikel 91, lid 2, tot de ingangsdatum van de opzegging.

4 – De verhuurder mag geen opzegging van het contract verlangen nadat de huurder insolvent is verklaard op een van de volgende gronden:

a) niet-betaling van de huurtermijnen over de periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring;

b) verslechtering van de financiële situatie van de huurder.

5 – Wanneer het aldus gehuurde op de datum van insolventverklaring van de huurder nog niet aan de huurder is overgedragen, kan zowel de insolventiefunctionaris als de verhuurder het contract opzeggen en kunnen beide daarvoor een verschillende, redelijke termijn stellen, waarna het recht tot opzegging vervalt.”

“Artikel 109

Leasing waarbij de verhuurder de insolvente partij is

1 – De insolventverklaring leidt niet tot opschorting van de uitvoering van een huurcontract waarbij de insolvente partij de verhuurder is, en opzegging van het contract door een van de partijen is slechts mogelijk aan het einde van de lopende termijn, onverminderd gevallen van verplichte verlenging.

2 – Indien het goed op de datum van insolventverklaring echter niet aan de huurder is overgedragen, zijn de bepalingen van artikel 108, lid 5, mutatis mutandis van toepassing.

3 – De verkoop van het aldus gehuurde in de insolventieprocedure ontneemt de verhuurder niet de door het burgerlijke recht in dergelijke omstandigheden erkende rechten.”

“Artikel 110

Vertegenwoordigings- en beheerscontracten

1 – Vertegenwoordigingscontracten, waaronder opdrachtovereenkomsten, die in de insolvente boedel vallen, lopen af bij insolventverklaring van de opdrachtgever, ook al is de vertegenwoordiging tevens in het belang van de vertegenwoordiger of de derde partij. De vertegenwoordiger heeft geen recht op vergoeding van geleden schade.

2 – Een vertegenwoordigingscontract wordt echter geacht te worden voortgezet:

a) indien de vertegenwoordiger handelingen moet uitvoeren om voorzienbare schade aan de insolvente boedel te voorkomen, totdat de insolventiefunctionaris passende maatregelen neemt;

b) voor de periode gedurende welke de vertegenwoordiger werkzaamheden heeft verricht en buiten zijn schuld niet op de hoogte was van de insolventverklaring van de opdrachtgever.

3 – In geval van lid 2, punt a), vormen de bezoldiging en de vergoeding van kosten voor de vertegenwoordiger een schuld voor de insolvente boedel en in geval van lid 2, punt b), een insolventieschuld.

4 – De bepalingen van het vorige lid zijn mutatis mutandis van toepassing op alle andere contracten waarin de insolvente partij het beheer van activazaken aan een derde partij heeft opgedragen, met een minimum aan autonomie, met name portfolio- en assetmanagementcontracten.”

“Artikel 111

Contract voor dienstverlening op lange termijn

1 – Contracten die voorzien in de verlening van een dienst op lange termijn in het belang van de insolvente partij en die niet aflopen door de gevolgen van de bepalingen van artikel 110, worden bij de insolventverklaring niet opgeschort en kunnen door elk van de partijen worden opgezegd overeenkomstig artikel 108, lid 1, dat mutatis mutandis van toepassing is.

2 – In geval van voortijdige opzegging van het contract hoeft slechts een schadevergoeding te worden betaald wanneer de opzegging geschiedt door de insolventiefunctionaris, en in een dergelijk geval wordt de vergoeding mutatis mutandis berekend overeenkomstig artikel 108, lid 3, en vormt deze voor de andere partij een insolventievordering.”

“Artikel 112

Volmachthouders

1 – Behalve in de in artikel 110, lid 2, punt a), bedoelde gevallen eindigen volmachten met betrekking tot de activa van de insolvente boedel bij insolventverklaring van de vertegenwoordigde partij, ook al zijn zij tevens verleend in het belang van de als volmachthouder optredende persoon of een derde persoon.

2 – Op handelingen van de als volmachthouder optredende persoon nadat de volmacht is geëindigd, zijn de bepalingen van artikel 81, leden 6 en 7, mutatis mutandis van toepassing.

3 – Een als volmachthouder optredende persoon die buiten zijn schuld niet op de hoogte is van de insolventverklaring van de vertegenwoordigde partij, is jegens derde partijen niet verantwoordelijk voor de ongeldigheid van de handeling vanwege de intrekking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid.”

“Artikel 113

Insolventie van werknemers

1 – De insolventverklaring van werknemers leidt niet tot opschorting van het arbeidscontract.

2 – Er kan een vergoeding voor schade als gevolg van een mogelijke schending van contractuele verplichtingen worden gevorderd van de insolvente partij.”

“Artikel 114

Verrichten van diensten door de schuldenaar

1 – De bepalingen van artikel 113 zijn van toepassing op contracten op grond waarvan de insolvente partij als natuurlijke persoon een dienst moet verrichten, tenzij deze dienst deel uitmaakt van de activiteiten van de onderneming die eigendom is van deze natuurlijke persoon en niet fungibel van aard is.

2 – Onverminderd het in het vorige lid bepaalde, zijn de bepalingen van artikel 111 mutatis mutandis van toepassing op contracten die betrekking hebben op het verrichten op lange termijn van een dienst door de schuldenaar. De verplichting tot schadeloosstelling bestaat echter alleen indien de opzegging door de andere partij geschiedt.”

“Artikel 115

Cessie en inpandgeving van toekomstige vorderingen

1 – Wanneer de schuldenaar een natuurlijke persoon is en voorafgaande aan de insolventverklaring toekomstige vorderingen uit een arbeidscontract of een dienstverleningscontract, of rechten op andere toekomstige betalingen zoals werkloosheidsuitkeringen en ouderdomspensioenen, heeft gecedeerd of in pand gegeven, is de geldigheid van de handeling beperkt tot de inkomsten over de periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring, de rest van de op die datum lopende maand en de daaropvolgende 24 maanden.

2 – De geldigheid van de cessie of inpandgeving door de schuldenaar voorafgaande aan de insolventverklaring die betrekking heeft op huurbetalingen op grond van een huurcontract dat de insolventiefunctionaris niet mag opzeggen of beëindigen overeenkomstig respectievelijk artikel 104, lid 2, en artikel 109, lid 1, is, ongeacht of de schuldenaar een natuurlijke persoon is, beperkt tot betalingen over de periode voorafgaande aan de insolventverklaring, de rest van de op die datum lopende maand en de daaropvolgende maand.

3 – Een schuldenaar met de in de vorige leden bedoelde vorderingen kan deze verrekenen met schulden van de boedel, onverminderd de bepalingen van artikel 99, lid 1, punt b), en artikel 99, lid 4, punten b) tot en met d).”

“Artikel 116

Lopende rekeningen

Voor de insolventverklaring is vereist dat door de insolvente partij ondertekende rekeningcourantovereenkomsten worden beëindigd en dat de desbetreffende rekeningen worden gesloten.”

“Artikel 117

Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid

1 – Vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid worden ontbonden door de insolventie van de medecontractant.

2 – De medecontractant moet zijn nog niet afgewikkelde aandeel in de verliezen waarin hij moet deelnemen, aan de insolvente boedel van de vennoot overdragen, waarbij hij echter het recht behoudt om de betalingen die hij heeft gedaan en die niet in zijn deelname in de verliezen mogen worden opgenomen, als krediet in het kader van de insolventie te vorderen.”

“Artikel 118

Groep van samenwerkende ondernemingen en Europese economische samenwerkingsverbanden

1 – Onverminderd de overige bepalingen van een contract worden een groep van samenwerkende ondernemingen en Europese economische samenwerkingsverbanden niet ontbonden als gevolg van de insolventie van een of meer leden van een groep of samenwerkingsverband.

2 – Het aldus insolvent verklaarde lid kan zich terugtrekken uit de groep van samenwerkende ondernemingen.

3 – Contractbepalingen op grond waarvan het insolvent verklaarde lid de aan de overige leden of een groep of samenwerkingsverband toegebrachte schade moet vergoeden, zijn nietig.”

“Artikel 119

Verplichte bepalingen

1 – Overeenkomsten tussen de partijen die de toepassing van de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk uitsluiten of beperken, zijn nietig.

2 – Met name zijn bepalingen nietig die aan de situatie van insolventie van een van de partijen de waarde van een ontbindende voorwaarde met betrekking tot een transactie toekennen of die in een dergelijk geval aan de andere partij het recht op schadevergoeding, opzegging of terugtreding overeenkomstig andere dan de in dit hoofdstuk beschreven voorwaarden verlenen.

3 – De bepalingen van de vorige leden beletten niet dat de situatie van insolventie een geldige reden vormt voor opzegging of terugtreding vanwege de aard en inhoud van de contractuele betalingen.”

7 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen door schuldeisers (met uitzondering van lopende rechtsvorderingen)?

Gevolgen voor de procedure

De insolventverklaring vormt geen belemmering voor het treffen van dwangmaatregelen door insolventieschuldeisers (artikel 88, lid 1, van CIRE).

Gevolgen voor vorderingen

De gevolgen van insolventie voor vorderingen in verband met de insolvente boedel zijn uiteengezet in de artikelen 90 tot en met 101 van CIRE:

“Artikel 90

Indiening van vorderingen in verband met insolventie

Insolventieschuldeisers kunnen hun rechten overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek slechts uitoefenen gedurende de insolventieprocedure.”

“Artikel 91

Onmiddellijk opeisbare schulden

1 – De insolventverklaring heeft tot gevolg dat alle verplichtingen van de insolvente partij die niet aan een opschortende voorwaarde zijn onderworpen, onmiddellijk opeisbaar worden.

2 – Alle op de datum van insolventverklaring nog niet opeisbare verplichtingen waarvoor geen vergoedingsrente is verschuldigd, of waarvoor de verschuldigde rente lager is dan de wettelijke rente, worden geacht te zijn verminderd tot een bedrag dat, indien de berekende rente aan dit bedrag zou worden toegevoegd tegen respectievelijk het wettelijke percentage of tegen een percentage dat gelijk is aan het verschil tussen het wettelijke percentage en het overeengekomen percentage, voor de periode waarmee de vervaldatum is vervroegd, zou overeenkomen met de waarde van de verplichting in kwestie.

3 – In geval van een deelbare verplichting zijn de bepalingen van het vorige lid van toepassing op elk van de nog niet opeisbare betalingen.

4 – Bij de berekening van de periode waarmee de vervaldatum is vervroegd, wordt ervan uitgegaan dat betaling zou geschieden op de datum waarop de verplichtingen opeisbaar zijn geworden, of waarop dit waarschijnlijk zou gebeuren, wanneer die datum niet is bepaald.

5 – De vermindering van het in de vorige leden bedoelde bedrag van de schuld is ook van toepassing in geval van verlies van het voordeel van de termijn doordat de insolventie nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, zoals uiteengezet in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

6 – Subrogatie in de rechten van de schuldeiser voortvloeiende uit de nakoming door de insolvente partij van een verplichting van een derde partij geschiedt in verhouding tot het betaalde bedrag met betrekking tot het totaal van de schulden van deze derde partij, geactualiseerd overeenkomstig lid 2.

7 – De bepalingen van het vorige lid zijn van toepassing op het recht van regres met betrekking tot andere medeschuldenaren.”

“Artikel 92

Herschikkingsregelingen

De onmiddellijke opeisbaarheid overeenkomstig artikel 91, lid 1, van schulden die onder een regeling voor de herschikking van belastingen en socialezekerheidsbijdragen vallen, heeft de gevolgen die de respectieve wetten aan de niet-naleving van deze regeling toekennen. De opeisbare bedragen worden berekend overeenkomstig de bepalingen van deze wetten.”

“Artikel 93

Onderhoudsuitkeringen

Het recht om onderhoudsuitkeringen van de insolvente partij te vorderen voor de periode na de insolventverklaring kan alleen tegen de boedel worden uitgeoefend indien geen van de in artikel 2009 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen een dergelijke uitkering kan verstrekken. In dat geval bepaalt de rechter het desbetreffende bedrag.”

“Artikel 94

Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde

Vorderingen onder een ontbindende voorwaarde worden in een insolventieprocedure als ongekwalificeerd behandeld tot het moment waarop aan de voorwaarde wordt voldaan, onverminderd de verplichting om reeds gedane betalingen terug te betalen wanneer de voorwaarde is geverifieerd.”

“Artikel 95

Hoofdelijke aansprakelijkheid en borgen

1 – Schuldeisers kunnen al hun krediet van elk van de verschillende insolvente boedels van hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren en borgen vorderen, hoewel de totale som van de van al deze schuldenaren ontvangen bedragen niet hoger mag zijn dan het bedrag van het krediet.

2 – Rechten tegen de insolvente schuldenaar die voortvloeien uit de mogelijke toekomstige betaling van de schuld door een hoofdelijk aansprakelijke medeschuldenaar of door een borg, mogen in de insolventieprocedure slechts als vordering onder een opschortende voorwaarde worden uitgeoefend indien de schuldeiser van de bovengenoemde schuld deze niet vordert.”

“Artikel 96

Conversie van vorderingen

1 – Voor de deelname van de respectieve eigenaar aan de procedure:

a) worden niet-geldelijke vorderingen voldaan op basis van de geschatte waarde in euro’s op de datum van insolventverklaring;

b) worden geldelijke vorderingen waarvan het bedrag niet wordt bepaald, voldaan op basis van de geschatte waarde in euro’s op de datum van insolventverklaring;

c) worden vorderingen in vreemde valuta of indices voldaan op basis van de waarde in euro’s tegen de wisselkoers die op de datum van de insolventverklaring geldt op de plaats van de desbetreffende betaling.

2 – De in lid 1, punten a) en c), bedoelde vorderingen worden na erkenning ervan geacht permanent in euro’s te zijn geconverteerd.”

“Artikel 97

Opheffing van voorrechten en zakelijke zekerheden

1 – Bij de insolventverklaring vindt opheffing plaats van:

a) algemene voorrechten die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen en die meer dan twaalf maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure zijn toegekend;

b) bijzondere voorrechten die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen en die meer dan twaalf maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure zijn verleend;

c) wettelijke hypotheken waarvan om inschrijving is verzocht in de twee maanden voor de aanvangsdatum van de insolventieprocedure, en die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen van de staat, lokale overheden en socialezekerheidsinstellingen;

d) indien zij niet onafhankelijk van inschrijving zijn, zakelijke zekerheden op onroerende en roerende goederen die moeten worden ingeschreven en deel uitmaken van de insolvente boedel, en die ondergeschikt zijn aan insolventievorderingen en reeds zijn gevestigd maar nog niet zijn ingeschreven, en waarvoor geen inschrijvingsverzoek hoeft te worden ingediend;

e) zakelijke zekerheden op activa die deel uitmaken van de insolvente boedel en die ondergeschikt zijn aan vorderingen die als achtergestelde vorderingen worden behandeld.

2 – Nadat de insolventie is uitgesproken, mogen geen wettelijke hypotheken ter dekking van vorderingen op de insolvente boedel meer worden ingeschreven, ook niet na beëindiging van de procedure, behalve indien het verzoek daartoe vóór de insolventverklaring of, wanneer het gaat om hypotheken als bedoeld in lid 1, punt c), twee maanden voor die datum is ingediend.”

“Artikel 98

Toekenning van een voorrecht aan een verzoekende schuldeiser

1 – Op verzoek van de persoon die insolvent is verklaard, wordt aan niet-achtergestelde vorderingen van schuldeisers het algemene voorrecht — laatste plaats in de rangorde — toegekend op alle roerende goederen die deel uitmaken van de insolvente boedel, met betrekking tot een kwart van het desbetreffende bedrag, overeenkomend met een maximum van 500 CU.

2 – Indien de door een schuldeiser ingestelde procedure wordt beïnvloed door de insolventverklaring van de schuldenaar in een later ingeleide procedure, wordt het in het vorige lid bedoelde voorrecht toegekend aan de aanvrager van de eerdere procedure; in het in artikel 264, lid 3, punt b), bedoelde geval is het algemene voorrecht op de roerende goederen van de verzoekende echtgenoot en op de helft van de gemeenschappelijke goederen de verantwoordelijkheid van de aanvrager in de eerst ingestelde procedure, ongeacht de opschorting van de gevolgen ervan.”

“Artikel 99

Verrekening

1 – Onverminderd de overige bepalingen van dit wetboek kunnen insolventieschuldeisers na de insolventverklaring hun vorderingen verrekenen met schulden aan de boedel, mits ten minste aan een van de volgende vereisten wordt voldaan:

a) de juridische voorwaarden voor de verrekening zijn vervuld vóór de datum van insolventverklaring;

b) de vordering op de insolvente boedel voldeed aan de vereisten van artikel 847 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vóór de tegenvordering van de boedel.

2 – Voor de doeleinden van de punten a) en b) is het volgende niet van toepassing:

a) het verlies van het termijnvoordeel als bedoeld in artikel 780, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

b) de uit de bepalingen van artikel 91, lid 1, en artikel 96 voortvloeiende vervroegde vervaldatum en omzetting in contanten.

3 – Verrekeningen worden niet beïnvloed door het feit dat de verplichtingen in verschillende valuta’s of rekeneenheden luiden, indien hun onderlinge omzetting vrij is op de plaats van betaling van de tegenvordering en de omzetting plaatsvindt tegen de wisselkoers op de datum waarop de verrekening gevolgen heeft.

4 – Verrekeningen zijn niet toegestaan:

a) indien de schuld aan de boedel is ontstaan na de datum van insolventverklaring, meer in het bijzonder als gevolg van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel;

b) indien de insolventieschuldeiser de vordering van een andere persoon heeft verworven na de datum van insolventverklaring;

c) met schulden van de insolvente partij waarvoor de boedel niet aansprakelijk is;

d) tussen schulden aan de boedel en achtergestelde vorderingen op de boedel.”

“Artikel 100

Schorsing van beperkende en verjaringstermijnen

De beslissing tot insolventverklaring leidt tot schorsing tijdens de procedure van alle beperkende en verjaringstermijnen die door de schuldenaar kunnen worden betwist.”

“Artikel 101

Liquidatiesystemen

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing onverminderd de bepalingen van de artikelen 283 e.v. van de Effectenwet.”

8 Wat zijn de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting van lopende rechtsvorderingen op het tijdstip van de inleiding van de insolventieprocedure?

De gevolgen van insolventieprocedures voor aanhangige acties zijn opgenomen in de artikelen 85 tot en met 89 van CIRE:

“Artikel 85

Gevolgen voor aanhangige acties

1 – Nadat de insolventie is uitgesproken, worden alle tegen de schuldenaar en tegen derde partijen ingestelde acties waarin kwesties met betrekking tot de activa van de insolvente boedel worden onderzocht, maar waarvan de uitkomst de waarde van de boedel kan beïnvloeden, en alle door de schuldenaar ingestelde acties die uitsluitend op goederen betrekking hebben, bij de insolventieprocedure gevoegd, mits om deze bijvoeging wordt verzocht door de insolventiefunctionaris, wanneer dit wenselijk is voor de procedure.

2 – De rechter verzoekt de rechtbank of de bevoegde autoriteit om toezending van alle zaken waarin inbeslagneming of retentie van goederen met betrekking tot de insolvente boedel heeft plaatsgevonden, teneinde deze bij de insolventiedossiers te voegen.

3 – De insolventiefunctionaris vervangt de insolvente partij in alle in de vorige leden bedoelde zaken, ongeacht de bijvoeging bij de insolventieprocedure of de instemming van de andere partij.”

“Artikel 86

Bijvoeging van insolventieprocedures

1 – Op verzoek van de insolventiefunctionaris worden zaken bij de insolventiedossiers gevoegd waarin de insolventie is uitgesproken van personen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de insolvente partij of, in geval van een gehuwde natuurlijke persoon, de echtgenoot, indien het vermogensstelsel niet scheiding van goederen is.

2 – Wanneer de schuldenaar een handelsvennootschap is, zijn dezelfde gevolgen van toepassing op zaken waarin de insolventie is uitgesproken van ondernemingen waarover, overeenkomstig het wetboek van handelsvennootschappen, deze vennootschap de zeggenschap uitoefent of die met deze vennootschap een groep vormen.

3 – De in lid 2 bedoelde bijvoeging kan ambtshalve worden bepaald door de rechter in de zaak waarbij documenten worden gevoegd of kan worden aangevraagd door alle schuldenaren die insolvent zijn verklaard in de bij te voegen zaken.

4 – Wanneer er vanwege de betrokken kwestie procedures lopen bij rechtbanken met andere bevoegdheden, kan alleen tot bijvoeging worden besloten indien de insolventiefunctionaris daarom verzoekt in procedures die zijn ingesteld bij een rechtbank met een specifieke bevoegdheid of indien de insolventie wordt uitgesproken door de rechter die bij dezelfde zaak is betrokken.”

“Artikel 87

Arbitrageovereenkomsten

1 – De werking van arbitrageovereenkomsten met betrekking tot geschillen waarbij de insolvente partij is betrokken en waarbij de uitkomst van deze geschillen de waarde van de boedel kan beïnvloeden, wordt geschorst, onverminderd de bepalingen van de toepasselijke internationale verdragen.

2 – Aanhangige zaken op de datum van insolventverklaring worden voortgezet, onverminderd, indien van toepassing, de bepalingen van artikel 85, lid 3, en artikel 128, lid 5.”

“Artikel 88

Tenuitvoerleggingsprocedures

1 – Insolventverklaring leidt tot schorsing van door insolventieschuldeisers ingestelde tenuitvoerleggingsprocedures en maatregelen die de activa van de insolvente boedel beïnvloeden en de inleiding of voortzetting van door de insolventieschuldeisers ingestelde tenuitvoerleggingsprocedures belemmeren. Indien het bij een actie echter om een procedure tegen andere partijen gaat, wordt de tenuitvoerlegging tegen die partijen voortgezet.

2 – Wanneer sprake is van tenuitvoerlegging tegen andere partijen en bijvoeging bij de procedure overeenkomstig artikel 85, lid 2, niet nodig is, wordt alleen een transcriptie van de zaken met betrekking tot de insolvente partij ter bijvoeging verzonden.

3 – Tenuitvoerleggingsprocedures die overeenkomstig lid 1 zijn geschorst, worden opgeheven met betrekking tot de insolvente partij zodra de insolventieprocedures worden gesloten overeenkomstig artikel 230, lid 1, punten a) en d), behalve voor het uitoefenen van het wettelijke recht op vernietiging.

4 – Het is de verantwoordelijkheid van de insolventiefunctionaris om de tenuitvoerleggingsagenten in tenuitvoerleggingsprocedures die door de insolventverklaring worden beïnvloed en waarvan de betrokken insolventiefunctionaris op de hoogte is, schriftelijk en bij voorkeur elektronisch in kennis te stellen of, wanneer de tenuitvoerleggingsprocedure door een griffier wordt ingeleid, om de rechtbank in kennis te stellen wanneer de in het vorige lid beschreven feiten zich voordoen.”

“Artikel 89

Acties met betrekking tot schulden van de insolvente boedel

1 – Gedurende de drie maanden na de datum van de insolventverklaring zijn geen tenuitvoerleggingen in verband met betaling van schulden van de insolvente boedel toegestaan.

2 – Acties, waaronder tenuitvoerleggingsprocedures, met betrekking tot de schulden van de insolvente boedel worden voortgezet wanneer zij bij de insolventieprocedure worden gevoegd, met uitzondering van tenuitvoerleggingen betreffende belastingschulden.”

9 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de deelname van de schuldeisers aan de insolventieprocedure?

De insolventieorganen bestaan uit de insolventiefunctionaris, de schuldeiserscommissie en de vergadering van schuldeisers. Aan de schuldeiserscommissie en de vergadering van schuldeisers wordt door schuldeisers deelgenomen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 66 tot en met 80 van CIRE:

“Artikel 66

Benoeming van de schuldeiserscommissie door de rechter

1 – Voorafgaande aan de vergadering van schuldeisers, meer in het bijzonder bij de beslissing tot insolventverklaring, benoemt de rechter een schuldeiserscommissie die uit drie of vijf leden en twee plaatsvervangende leden bestaat. Het voorzitterschap wordt bij voorkeur uitgeoefend door de grootste schuldeiser van de onderneming en de andere leden worden zodanig gekozen dat de verschillende categorieën schuldeisers naar behoren zijn vertegenwoordigd, met uitzondering van achtergestelde schuldeisers.

2 – De rechter kan beslissen om van de in het vorige lid bedoelde benoeming af te zien, wanneer hij dit gerechtvaardigd acht vanwege de geringe omvang van de insolvente boedel, de eenvoud van de liquidatie of het beperkte aantal insolventieschuldeisers.

3 – Voor de toepassing van lid 1 vertegenwoordigt een van de commissieleden de werknemers die vorderingen op de onderneming hebben, en dit lid wordt gekozen overeenkomstig de aanwijzing door de werknemers zelf of door de werknemerscommissie, indien aanwezig.

4 – De leden van de schuldeiserscommissie kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn. Wanneer een rechtspersoon wordt gekozen, benoemt deze rechtspersoon zijn vertegenwoordiger via een volmacht of een document dat is ondertekend door een persoon wiens handtekening de onderneming bindt.

5 – De staat en socialezekerheidsinstellingen kunnen alleen tot voorzitter van de schuldeiserscommissie worden benoemd wanneer de dossiers een officiële beschikking bevatten van de bewindspersoon die toezicht houdt op de entiteiten in kwestie, waarin de uitoefening van de functie wordt goedgekeurd en de vertegenwoordiger wordt aangewezen.”

“Artikel 67

Ingrijpen van de vergadering van schuldeisers

1 – De vergadering van schuldeisers kan van het instellen van een schuldeiserscommissie afzien, door de rechter benoemde leden en plaatsvervangende leden van de commissie vervangen, twee extra leden kiezen en, indien de rechter de commissie niet heeft samengesteld, zelf een commissie instellen die uit drie, vijf of zeven leden en twee plaatsvervangende leden bestaat, de voorzitter benoemen en te allen tijde de respectieve samenstelling wijzigen, ongeacht het bestaan van een dringende reden.

2 – De door de vergadering gekozen leden van de schuldeiserscommissie hoeven geen schuldeiser te zijn, en bij hun keuze is de vergadering evenmin als bij de benoeming van de voorzitter gebonden aan de criteria van artikel 66, lid 1, maar hoeft zij alleen aan het criterium van artikel 66, lid 3, te voldoen.

3 – Besluiten van de in lid 1 bedoelde vergadering van schuldeisers worden genomen door de in artikel 53, lid 1, vereiste meerderheid, behalve wanneer het gaat om het ontslag van een lid om dringende redenen.”

“Artikel 68

Taken en bevoegdheden van de schuldeiserscommissie

1 – Naast andere taken die in het bijzonder aan haar zijn toegewezen, is de commissie verantwoordelijk voor het toezicht op en de samenwerking met de insolventiefunctionaris.

2 – Bij de uitvoering van haar taken mag de commissie vrijelijk posten uit de boekhouding van de schuldenaar onderzoeken en de insolventiefunctionaris verzoeken de informatie te verstrekken die zij nodig acht.”

“Artikel 69

Besluiten van de schuldeiserscommissie

1 – De schuldeiserscommissie komt bijeen op verzoek van de voorzitter of van twee andere leden.

2 – De commissie kan alleen beraadslagen wanneer een meerderheid van haar leden aanwezig is. Besluiten worden genomen bij meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen, en bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

3 – Bij de beraadslagingen is een schriftelijke stemming toegestaan wanneer alle leden daarmee vooraf hebben ingestemd.

4 – De besluiten van de schuldeiserscommissie worden door de voorzitter aan de rechter meegedeeld.

5 – Tegen besluiten van de schuldeiserscommissie kan geen beroep worden ingesteld bij de rechtbank.”

“Artikel 70

Verantwoordelijkheid van de leden van de commissie

De leden van de commissie zijn tegenover de insolventieschuldeisers aansprakelijk voor schade ten gevolge van verwijtbare niet-nakoming van hun verplichtingen, en de bepalingen van artikel 59, lid 4, zijn van toepassing.”

“Artikel 71

Vergoeding van kosten

De leden van de schuldeiserscommissie worden niet bezoldigd en hebben slechts recht op een vergoeding van kosten die strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken.”

“Artikel 72

Deelname aan de vergadering van schuldeisers

1 – Alle insolventieschuldeisers hebben het recht deel te nemen aan de vergadering van schuldeisers, evenals houders van de in artikel 95, lid 2, bedoelde rechten, die overeenkomstig die bepaling in de procedure niet mogen worden uitgeoefend.

2 – De bepalingen van de leden 1 en 4 van het volgende artikel zijn mutatis mutandis van toepassing op het recht om deel te nemen aan de vergadering van achtergestelde schuldeisers.

3 – Schuldeisers kunnen zich laten vertegenwoordigen door een vertegenwoordiger met bijzondere bevoegdheden.

4 – Wanneer zulks nodig is voor een vlot verloop van de procedure, kan de rechter de deelname aan de vergadering beperken tot schuldeisers die ten minste een specifiek bedrag aan vorderingen hebben, dat niet op meer dan 10 000 EUR mag worden vastgesteld. Schuldeisers voor wie dit gevolgen heeft, kunnen zich laten vertegenwoordigen door een andere schuldeiser met een vordering die ten minste gelijk is aan het vastgestelde drempelbedrag, of zich verenigen om het vereiste bedrag te bereiken en via een gemeenschappelijke vertegenwoordiger deel te nemen.

5 – De insolventiefunctionaris, de leden van de schuldeiserscommissie, en de schuldenaar en de bestuurders van de schuldenaar hebben het recht en de plicht om deel te nemen.

6 – Deelname aan de vergadering staat ook open voor maximaal drie vertegenwoordigers van de werknemerscommissie of, indien een dergelijke commissie niet is ingesteld, maximaal drie vertegenwoordigers van de werknemers die door hen zijn aangewezen. Het openbaar ministerie kan eveneens deelnemen.”

“Artikel 73

Stemrechten

1 – Vorderingen geven recht op één stem per euro of fractie daarvan, indien de vorderingen reeds zijn erkend bij een definitieve beslissing in de beslagprocedure waarbij de vorderingen zijn geverifieerd en gerangschikt of in een latere verificatiemaatregel, of wanneer aan de twee volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de schuldeiser heeft reeds een vordering in de procedure ingediend of, indien de in de beslissing gestelde termijn voor het indienen van vorderingen niet is verstreken, de vorderingen worden op de vergadering zelf ingediend, uitsluitend met het doel om aan deze vergadering deel te nemen;

b) de vorderingen kunnen op de vergadering niet door de insolventiefunctionaris of door een stemgerechtigde schuldeiser worden betwist.

2 – Het aantal aan een vordering onder opschortende voorwaarde verbonden stemmen wordt altijd bepaald door de rechter, rekening houdend met de waarschijnlijkheid dat aan die voorwaarde wordt voldaan.

3 – Aan achtergestelde vorderingen is geen stemrecht verbonden, tenzij een besluit van de vergadering van schuldeisers betrekking heeft op goedkeuring van een insolventieplan.

4 – Op verzoek van een belanghebbende partij kan de rechter stemmen aan betwiste vorderingen toekennen, het desbetreffende bedrag vaststellen, alle relevante kwesties wegen, waaronder de waarschijnlijkheid van het bedrag en de aard van de achtergestelde vordering en, wanneer het gaat om vorderingen onder opschortende voorwaarde, de waarschijnlijkheid dat aan die voorwaarde wordt voldaan.

5 – Tegen de in het vorige lid bedoelde beslissing van de rechter kan geen beroep worden ingesteld.

6 – Besluiten van de vergadering worden in geen geval als ongeldig aangemerkt als gevolg van latere bevestiging dat schuldeisers feitelijk recht zouden hebben op een ander aantal stemmen dan het aantal dat is toegekend.

7 – Onverminderd andere in de vorige leden bedoelde aangelegenheden geven vorderingen met zakelijke zekerheden waarvoor de schuldenaar niet persoonlijk aansprakelijk is, recht op één stem per euro van het bedrag in kwestie of de als zekerheid verstrekte waarde, indien deze lager is.”

“Artikel 74

Voorzitterschap

De vergadering van schuldeisers wordt voorgezeten door de rechter.”

“Artikel 75

Bijeenroepen van de vergadering van schuldeisers

1 – De vergadering van schuldeisers wordt bijeengeroepen door de rechter, op eigen initiatief van de rechter of op verzoek van de insolventiefunctionaris, door de schuldeiserscommissie, of door een schuldeiser of groep schuldeisers wier vorderingen naar schatting van de rechter ten minste een vijfde van de totale niet-achtergestelde vorderingen uitmaken.

2 – De datum, tijd, plaats en agenda van de vergadering van schuldeisers worden onmiddellijk meegedeeld aan de belanghebbende partijen, ten minste tien dagen van tevoren via een kennisgeving op de website van Citius en in kennisgevingen op de deur van het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar en de vestigingen van de schuldenaar.

3 – De vijf grootste schuldeisers en de schuldenaar, de bestuurders van de schuldenaar en de werknemerscommissie worden eveneens in kennis gesteld van de datum, tijd en plaats van de vergadering, via per aangetekende post verzonden aankondigingen, met dezelfde kennisgevingstermijn.

4 – De in de vorige leden bedoelde kennisgevingen en aankondigingen bevatten tevens:

a) de aanduiding van de zaak;

b) de naam en het hoofdkantoor of de woonplaats van de schuldenaar, indien bekend;

c) een kennisgeving aan schuldeisers die hun vorderingen nog niet hebben ingediend om dit alsnog te doen, indien de in de beslissing gestelde termijn voor het indienen van vorderingen nog niet is verstreken, met de mededeling dat vorderingen tot eenvoudige deelname aan de vergadering op de vergadering zelf kunnen worden ingediend, indien de bovenvermelde termijn op de datum van de vergadering nog niet is verstreken;

d) de eventuele beperkingen aan de deelname zoals uiteengezet in artikel 72, lid 4, met informatie over de mogelijkheid van aaneensluiting of vertegenwoordiging.”

“Artikel 76

Schorsing van de vergadering

De rechter kan beslissen de vergadering te schorsen en bepalen dat deze binnen de daaropvolgende 15 werkdagen wordt hervat.”

“Artikel 77

Meerderheid

Behoudens in de gevallen waarin dit wetboek een grotere meerderheid vereist, of andere voorwaarden stelt, worden besluiten van de vergadering van schuldeisers genomen met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen worden bij de stemming niet meegerekend, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde schuldeisers en het percentage van de vorderingen.”

“Artikel 78

Klacht bij de rechter en beroep

1 – De insolventiefunctionaris en schuldeisers met stemrecht kunnen bij de rechter mondeling of schriftelijk een klacht indienen wanneer zij van mening zijn dat besluiten van de vergadering in strijd zijn met het gemeenschappelijke belang van de schuldeisers, mits de klacht op de vergadering zelf wordt ingediend.

2 – Tegen een beslissing tot toewijzing van een klacht kan beroep worden ingesteld door elke schuldeiser die een stem aan de winnende kant heeft uitgebracht; tegen een beslissing tot afwijzing van een klacht kan alleen door de klager beroep worden ingesteld.”

“Artikel 79

Informatie

De insolventiefunctionaris zal, op verzoek van de vergadering, informatie aan de vergadering verstrekken over alle aangelegenheden die tot zijn takenpakket behoren.”

“Artikel 80

Bevoegdheden van de vergadering van schuldeisers

Alle besluiten van de vergadering van schuldeisers kunnen door de vergadering worden herroepen en een positieve beslissing van de vergadering staat slechts handelingen toe waarvoor volgens dit wetboek goedkeuring van de schuldeiserscommissie is vereist.”

10 Op welke wijze kan de insolventiefunctionaris de goederen van de boedel gebruiken of te gelde maken?

De insolventiefunctionaris kan activa van de insolvente boedel gebruiken of vervreemden overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 149, 150, 157 en 158 van CIRE:

“Artikel 149

Inbeslagneming van activa

1 – Nadat de beslissing tot insolventverklaring is gegeven, worden de boekhoudbescheiden en alle activa van de insolvente boedel in beslag genomen, ook indien zij:

a) zijn onderworpen aan een bevel tot conservatoir beslag of in pand zijn gegeven, of wanneer daarop, in welke procedure dan ook, op enigerlei wijze beslag is gelegd, met uitzondering van die welke in beslag zijn genomen naar aanleiding van een delict, hetzij een strafbaar feit, hetzij een administratieve overtreding;

b) aan schuldeisers zijn toegekend overeenkomstig artikel 831 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

2 – Indien de activa reeds zijn verkocht, wordt de opbrengst van de verkoop in beslag genomen indien deze nog niet aan de schuldeisers is betaald of onder hen is verdeeld.”

“Artikel 150

Overdracht van in beslag genomen activa

1 – De bevoegdheid tot inbeslagneming van activa vloeit voort uit de insolventverklaring, en de insolventiefunctionaris moet, onverminderd de bepalingen van artikel 756, leden 1 en 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ervoor zorgen dat de activa onmiddellijk aan hem worden overgedragen, zodat zij onder zijn beheer blijven. Op deze bewaring zijn de algemene regels van toepassing, met name die welke gelden voor de wettelijke bewaring van in pand gegeven activa.

2 – De inbeslagneming wordt uitgevoerd door de insolventiefunctionaris, die wordt bijgestaan door de schuldeiserscommissie of door een vertegenwoordiger van deze commissie, indien aanwezig, en waar nodig in het bijzijn van de schuldeiser die de insolventie heeft aangevraagd en van de insolvente partij.

3 – Wanneer het voor de insolventiefunctionaris ondoenlijk is om persoonlijk activa in beslag te nemen, wanneer de goederen zich in een ander gebied dan dat van de insolvente boedel bevinden, wordt de inbeslagneming verricht door een curator en worden de activa toevertrouwd aan een speciale bewaarder, in opdracht van de insolventiefunctionaris.

4 – De inbeslagneming wordt verricht door beslaglegging op activa of door rechtstreekse overdracht aan de hand van een gespecificeerde lijst, overeenkomstig de volgende regels:

a) indien de activa reeds zijn toevertrouwd aan een gerechtelijke bewaarder, blijven zij in bewaring, al kunnen zij beschikbaar worden gesteld in opdracht van de insolventiefunctionaris;

b) indien zich problemen voordoen bij het beschermen van de activa of indien er twijfels bestaan over de vraag welke activa in bewaring worden gehouden, kan de insolventiefunctionaris de griffier verzoeken naar de plaats van bewaring van de activa te gaan en worden de activa, nadat de problemen zijn opgelost of de twijfels zijn weggenomen, aan de griffier overgedragen;

c) wanneer de inbeslagneming wordt betwist of op verzet stuit, kan de insolventiefunctionaris de hulp van de sterke arm inroepen en kan de deur of kluis worden opengebroken, waarvan proces-verbaal wordt opgemaakt;

d) de beslaglegging omvat de beschrijving, waardering en inbewaringneming van de activa;

e) zowel bij de beslaglegging op activa als bij de overdracht van activa aan de hand van een gespecificeerde lijst zal de insolventiefunctionaris of zijn assistent een document opstellen waarin de activa worden beschreven en genummerd, zoals in een inventarislijst, met waar nodig vermelding van de toegekende waarde en of de activa zijn overgedragen aan de insolventiefunctionaris of aan de speciale bewaarder, en waarin alle voor de procedure relevante kwesties worden genoemd;

f) het document wordt ondertekend door de persoon die getuige is van de procedure en door de eigenaar of houder van de in beslag genomen activa of, wanneer de eigenaar of houder het document niet kan of niet wil ondertekenen, door twee beschikbare getuigen.

5 – Bij uitzetting van een insolvente partij uit zijn gewone verblijfplaats zijn de bepalingen van artikel 862 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing.

6 – Door de insolventiefunctionaris contant ontvangen betalingen moeten, behalve het bedrag dat strikt noodzakelijk is om de lopende administratiekosten te dekken, onmiddellijk bij een door de insolventiefunctionaris gekozen kredietinstelling worden gestort.”

“Artikel 157

Vervroegde sluiting

De insolventiefunctionaris kan de vestigingen van de schuldenaar, of slechts een of enkele ervan, vóór de verslagbeoordelingsvergadering sluiten:

a) na een positief advies van de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld;

b) voor zover de schuldenaar zich niet daartegen verzet, wanneer er geen schuldeiserscommissie is ingesteld, of indien de rechter, ondanks verzet van de schuldenaar, daarvoor toestemming geeft omdat uitstel van deze maatregel tot de datum van de bovenvermelde vergadering tot een aanzienlijke vermindering van de insolvente boedel zou leiden.”

“Artikel 158

Begin van de verkoop van activa

1 – Wanneer de beslissing tot insolventverklaring onherroepelijk is geworden en de verslagbeoordelingsvergadering heeft plaatsgevonden, zal de insolventiefunctionaris onmiddellijk alle in beslag genomen activa voor de insolvente boedel verkopen, ongeacht de verplichtingen, mits de door de schuldeisers in de vergadering genomen besluiten zich niet tegen een dergelijke verkoop verzetten.

2 – De insolventiefunctionaris zal echter overgaan tot vervroegde verkoop van activa van de insolvente boedel die niet in stand kunnen worden gehouden omdat zij aan bederf onderhevig zijn of in waarde kunnen verminderen.

3 – Indien tot de vervroegde verkoop van activa als bedoeld in het vorige lid wordt besloten, zal de insolventiefunctionaris dit ten minste twee dagen voor de verkoop aan de schuldenaar, de schuldeiserscommissie — wanneer een dergelijke commissie is ingesteld — en aan de rechter meedelen, en het besluit op de website van Citius publiceren.

4 – De rechter kan, op eigen initiatief of op verzoek van de schuldenaar, de schuldeiserscommissie of een van de schuldeisers van de insolvente boedel, de in lid 2 bedoelde vervroegde verkoop van activa stopzetten. Deze beslissing wordt onmiddellijk meegedeeld aan de insolventiefunctionaris, de schuldenaar, de schuldeiserscommissie en aan de schuldeiser die het verzoek heeft ingediend. Beroep is niet toegestaan.

5 – In het in het vorige lid bedoelde verzoek moet de belanghebbende partij onderbouwde argumenten aanvoeren voor het niet verkopen van de activa en, indien mogelijk, een haalbaar alternatief aandragen voor de door de insolventiefunctionaris geplande transactie.”

11 Welke vorderingen moeten worden verhaald op de insolvente boedel van de schuldenaar en hoe moeten vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure worden behandeld?

De categorieën vorderingen op de insolvente boedel en de behandeling van vorderingen die na de inleiding van de insolventieprocedure worden ingediend, waaronder de schulden van de insolvente boedel, zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de artikelen 47 tot en met 51 van CIRE:

“Artikel 47

Begrip insolventieschuldeisers en categorieën vorderingen op de insolvente boedel

1 – Nadat de insolventie is uitgesproken, worden alle van vóór de insolventverklaring daterende vorderingen op goederen van de insolvente partij en vorderingen waarvoor activa van de insolvente boedel als zekerheid zijn gesteld, beschouwd als vorderingen van insolventieschuldeisers, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats.

2 – De in het vorige lid bedoelde vorderingen en vergelijkbare vorderingen, alsmede de daarmee overeenkomende schulden, worden in dit wetboek aangeduid als respectievelijk insolventievorderingen en insolventieschulden.

3 – Vorderingen die aantoonbaar in de loop van de procedure zijn verworven, zijn gelijkwaardig aan insolventievorderingen op de datum van insolventverklaring.

4 – Voor de toepassing van dit wetboek wordt onder insolventievorderingen verstaan:

a) “gewaarborgde” en “bevoorrechte” vorderingen, die respectievelijk zijn gewaarborgd door zakelijke zekerheden, waaronder bijzondere voorrechten, en door algemene voorrechten op activa die deel uitmaken van de insolvente boedel, tot het bedrag dat overeenkomt met de waarde van de gewaarborgde activa of de algemene voorrechten, rekening houdend met eventuele bezwaringen;

b) “achtergestelde” vorderingen als vermeld in het volgende artikel, behalve wanneer zij worden gewaarborgd door algemene of bijzondere voorrechten, en wettelijke hypotheken, die niet vervallen door de gevolgen van de insolventverklaring;

c) alle andere vorderingen zijn “gewoon”.”

“Artikel 48

Achtergestelde vorderingen

De volgende vorderingen worden als achtergesteld beschouwd en na de andere insolventievorderingen gerangschikt:

a) vorderingen van personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben, mits de bijzondere relatie reeds bestond toen de vordering werd verworven, en vorderingen van personen aan wie dergelijke vorderingen in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn gecedeerd;

b) rente op niet-achtergestelde vorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan, met uitzondering van vorderingen die zijn gewaarborgd door een zakelijke zekerheid en door algemene voorrechten, tot de waarde van de respectieve activa;

c) vorderingen waarvoor de partijen achterstelling zijn overeengekomen;

d) vorderingen die betrekking hebben op door de schuldenaar gedane betalingen om niet;

e) vorderingen van derde partijen op de insolvente boedel als gevolg van vernietiging ten behoeve van de insolvente boedel wegens kwade trouw;

f) rente op achtergestelde vorderingen die na de insolventverklaring zijn ontstaan;

g) vorderingen met betrekking tot aandeelhoudersleningen.”

“Artikel 49

Personen die een bijzondere relatie met de schuldenaar hebben

1 – De volgende personen worden geacht een bijzondere relatie te hebben met een schuldenaar die een natuurlijke persoon is:

a) de echtgenoot en personen die van de schuldenaar zijn gescheiden in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure;

b) familieleden in opgaande en neergaande lijn en broers en zussen van de schuldenaar of van een van de in het vorige punt bedoelde personen;

c) de echtgenoten van de familieleden in opgaande en neergaande lijn en broers en zussen van de schuldenaar;

d) personen die gedurende een periode binnen de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure met de schuldenaar gewoonlijk hebben samengewoond in een gemeenschappelijke huishouding.

2 – De volgende personen worden geacht een bijzondere relatie te hebben met een schuldenaar die een rechtspersoon is:

a) partners, vennoten en leden die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden, en de personen die deze status hebben gehad in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure;

b) entiteiten die, indien van toepassing, in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure met de onderneming een zeggenschapsrelatie hebben gehad of een groep hebben gevormd overeenkomstig artikel 21 van de Effectenwet;

c) de wettelijke en feitelijke bestuurders van de schuldenaar en degenen die op enig moment in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure wettelijk of feitelijk bestuurder zijn geweest;

d) entiteiten die met een van die welke in de vorige punten zijn genoemd, in een van de in lid 1 bedoelde vormen zijn verbonden.

3 – In gevallen waarin de insolventie op slechts één autonoom vermogen betrekking heeft, zijn de personen die worden geacht een bijzondere relatie te hebben, de respectieve eigenaren en bestuurders, en degenen die in een van de in de vorige punten bedoelde vormen met deze personen zijn verbonden en wanneer het om een onbeheerde nalatenschap gaat, de personen die op de datum van inleiding van de insolventieprocedure of in de twee voorafgaande jaren in een van de in lid 1 bedoelde vormen met de erflater waren verbonden.”

“Artikel 50

Vorderingen onder opschortende voorwaarde

1 – Voor de toepassing van dit wetboek worden onder vorderingen onder opschortende voorwaarde en vorderingen onder ontbindende voorwaarde respectievelijk verstaan vorderingen waarvan het ontstaan of voortbestaan afhankelijk is van het optreden van een toekomstige en onzekere gebeurtenis en vorderingen die afdwingbaar zijn op grond van de wet, een rechterlijke beslissing of de juridische praktijk.

2 – Vorderingen onder opschortende voorwaarde zijn:

a) vorderingen die voortvloeien uit de weigering van de uitvoering of de vervroegde beëindiging door de insolventiefunctionaris van bilaterale contracten die van kracht zijn op de datum van insolventverklaring, of uit de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel, terwijl een dergelijke weigering, beëindiging of vernietiging niet heeft plaatsgevonden;

b) vorderingen die niet tegen de insolvente partij mogen worden uitgeoefend zonder voorafgaand beslag op de goederen van een andere partij, terwijl een dergelijk beslag niet heeft plaatsgevonden;

c) vorderingen met betrekking tot de insolvente boedel waarvoor de insolvente partij niet persoonlijk aansprakelijk is, terwijl de schuld niet opeisbaar is.”

“Artikel 51

Schulden van de insolvente boedel

1 – Tenzij in de wet uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de volgende posten, naast andere schulden die in dit wetboek als zodanig zijn geclassificeerd, schulden van de insolvente boedel:
a) de kosten van de insolventieprocedure;
b) de bezoldiging en de kosten van de insolventiefunctionaris en van de leden van de schuldeiserscommissie;
c) schulden die voortvloeien uit handelingen met betrekking tot het beheer, de liquidatie en de verdeling van de insolvente boedel;
d) schulden die voortvloeien uit handelingen van de insolventiefunctionaris in de uitoefening van zijn functie;
e) elke schuld die voortvloeit uit een bilateraal contract waarvan de naleving door de insolventiefunctionaris niet mag worden geweigerd, tenzij het contract betrekking heeft op een periode voorafgaande aan de insolventverklaring;
f) elke schuld die voortvloeit uit een bilateraal contract waarvan de naleving door de insolventiefunctionaris niet mag worden geweigerd, tenzij de tegenprestatie door de andere partij reeds is verricht vóór de insolventverklaring of het contract betrekking heeft op een aan de insolventverklaring voorafgaande periode;
g) elke schuld die voortvloeit uit een contract dat betrekking heeft op een langlopende betaling in verband met een tegenprestatie die door de andere partij reeds is verricht en waarvan naleving door de voorlopige bewindvoerder is gevorderd;
h) schulden die zijn ontstaan door handelingen van de voorlopige bewindvoerder in de uitoefening van zijn functie;
i) schulden die hun oorsprong vinden in ongerechtvaardigde verrijking van de insolvente boedel;
j) de verplichting om onderhoudsbijdragen te betalen over een periode voorafgaande aan de datum van insolventverklaring, overeenkomstig de bepalingen van artikel 93.
2 – Vorderingen met betrekking tot schulden van de insolvente boedel en de houders van deze vorderingen worden in dit wetboek respectievelijk boedelvorderingen en boedelschuldeisers genoemd.

12 Wat zijn de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen?

De regels voor indiening, verificatie en toelating van vorderingen zijn opgenomen in de artikelen 128 tot en met 140 van CIRE:

“Artikel 128

Indiening van vorderingen

1 – Insolventieschuldeisers, waaronder het openbaar ministerie bij de verdediging van de belangen van de entiteiten die het vertegenwoordigt, moeten binnen de in de beslissing tot insolventverklaring gestelde termijn de verificatie van vorderingen indienen door middel van een verzoek dat vergezeld gaat van alle beschikbare bewijsstukken en waarin de volgende gegevens zijn vermeld:

a) de oorsprong, vervaldatum, hoofdsom en rente;

b) de ondergeschikte voorwaarden, zowel opschortend als ontbindend;

c) de aard van de vorderingen, hetzij gewoon, hetzij achtergesteld, bevoorrecht of gewaarborgd, en in dit laatste geval de activa of rechten waarop de zekerheid betrekking heeft en de relevante inschrijvingsinformatie, indien van toepassing;

d) eventuele persoonlijke borgstellingen, met identificatie van de borgen;

e) de toepasselijke achterstandsrente.

2 – Het verzoek wordt gericht aan de insolventiefunctionaris en verzonden via elektronische datatransmissie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 17, lid 2, van de desbetreffende ministeriële uitvoeringsbeschikking.

3 – Wanneer de insolventieschuldeisers niet worden gesponsord, wordt het verzoek tot indiening van vorderingen gericht aan het werkadres van de insolventiefunctionaris of verzonden per e-mail of aangetekende post. De insolventiefunctionaris tekent voor ontvangst of zendt de schuldeiser binnen drie dagen na ontvangst een ontvangstbevestiging toe, op dezelfde wijze als bij verzending van de vordering.

4 – Voor de indiening van de in lid 1 bedoelde vorderingen kan worden gebruikgemaakt van het daarvoor bestemde formulier op de website die in een ministeriële uitvoeringsbeschikking van de voor justitie verantwoordelijke bewindspersoon wordt aangegeven of van het modelformulier voor het indienen van vorderingen als bedoeld in de artikelen 54 en 55 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015, in gevallen waarin deze verordening van toepassing is.

5 – Het doel van de verificatie is om alle insolventievorderingen te controleren, ongeacht hun aard en basis, en ook schuldeisers wier vorderingen bij definitieve beslissing zijn erkend, moeten deze vorderingen in de insolventieprocedure indienen om betaling te verkrijgen.”

“Artikel 129

Lijst van erkende en niet-erkende vorderingen

1 – Binnen 15 dagen na het einde van de termijn voor het indienen van vorderingen dient de insolventiefunctionaris bij de griffie een lijst in van alle erkende schuldeisers en een lijst van niet-erkende schuldeisers, beide in alfabetische volgorde, die niet alleen betrekking hebben op schuldeisers die vorderingen hebben ingediend, maar ook op schuldeisers wier rechten in de boekhoudbescheiden van de schuldenaar zijn vastgelegd of waarvan de insolventiefunctionaris op andere wijze heeft kennisgenomen.

2 – De lijst van erkende schuldeisers omvat de identificatie van elk van hen, de aard van de vordering, de hoofdsom en rente op de datum van verstrijken van de termijn voor het indienen van vorderingen, persoonlijke en zakelijke zekerheden, voorrechten, de toepasselijke achterstandsrente, eventuele opschortende of ontbindende voorwaarden en de waarde van de activa van de insolvente boedel waarop zakelijke zekerheden rusten waarvoor de schuldenaar niet persoonlijk aansprakelijk is.

3 – Op de lijst van niet-erkende schuldeisers wordt de reden voor de niet-erkenning vermeld.

4 – Alle niet-erkende schuldeisers en schuldeisers wier vorderingen zijn erkend zonder dat zij een vordering hebben ingediend, of op een andere wijze dan bij de aldus ingediende desbetreffende vordering, moeten door de insolventiefunctionaris in kennis worden gesteld per aangetekende brief of via een van de in artikel 128, leden 2 en 3, bedoelde middelen, en wanneer het gaat om bekende schuldeisers met gewone verblijfplaats, woonplaats of hoofdkantoor in een andere lidstaat dan die waar de procedure is ingeleid, waaronder de belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstellingen in die lidstaten, wordt tevens een kennisgeving verzonden overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.

5 – De in het vorige lid bedoelde mededeling kan per e-mail worden verzonden wanneer de vordering per e-mail is ingediend en wordt geacht op de datum van verzending te zijn verstuurd. De insolventiefunctionaris zal het desbetreffende bewijs van ontvangst bij het zaakdossier voegen.”

“Artikel 130

Betwisting van de lijst van erkende schuldeisers

1 – Binnen tien dagen na het einde van de in artikel 129, lid 1, bedoelde termijn kan elke belanghebbende partij de lijst van erkende schuldeisers betwisten door een verzoek aan de rechter te richten waarin de redenen voor de onterechte opname of uitsluiting van vorderingen of voor de onjuistheid van het bedrag van de kwalificatie van de erkende vorderingen worden vermeld.

2 – Met betrekking tot schuldeisers die per aangetekende brief in kennis worden gesteld, wordt de termijn van tien dagen berekend met ingang van de derde werkdag na de datum van verzending van de brief.

3 – Indien er geen betwistingen zijn, wordt de beslissing tot verificatie en rangschikking van vorderingen onmiddellijk genomen, waarbij, tenzij er sprake is van kennelijke fouten, de door de insolventiefunctionaris opgestelde lijst van erkende schuldeisers wordt goedgekeurd en de vorderingen op basis van deze lijst worden gerangschikt.”

“Artikel 131

Reactie op de betwisting

1 – De insolventiefunctionaris kan op elk van de betwistingen reageren, evenals elke belanghebbende partij die een tegengesteld standpunt inneemt, onder wie de schuldenaar.

2 – Indien de betwisting echter is gebaseerd op de onterechte opname van een specifieke vordering in de lijst van erkende schuldeisers, op het ontbreken van de voorwaarden waaraan deze is onderworpen of op het feit dat een extreem hoog bedrag is toegekend of de vordering hoger is gekwalificeerd dan juist is, kan alleen de betrokken schuldeiser reageren.

3 – De reactie wordt meegedeeld binnen tien dagen na het einde van de in artikel 130 bedoelde termijn of de voor betwisting vatbare kennisgeving die aan de schuldeiser is verzonden, naargelang het geval, op straffe van een positieve uitspraak op de betwisting.”

“Artikel 132

Indiening van betwistingen en reacties

De lijsten van door de insolventiefunctionaris erkende en niet-erkende vorderingen, betwistingen en reacties worden als één enkele bijlage ingediend.”

“Artikel 133

Beoordeling van vorderingen en boekhouding van de insolvente partij

Gedurende de termijn voor betwistingen en reacties en omwille van een beoordeling van de vorderingen door belanghebbende partijen en door de schuldeiserscommissie moet de insolventiefunctionaris de vorderingen, de desbetreffende vorderingsbescheiden en de boekhoudbescheiden van de insolvente partij ter inzage leggen op een geschikte locatie, die aan het einde van de lijsten van erkende en niet-erkende schuldeisers wordt vermeld.”

“Artikel 134

Bewijsmiddelen, kopieën en ontheffing van kennisgeving

1 – De bepalingen van artikel 25, lid 2, zijn van toepassing op betwistingen en reacties.

2 – De aanvrager hoeft ter raadpleging door belanghebbende partijen slechts twee kopieën van de ingediende documenten te verstrekken, waarvan het ene exemplaar voor het archief van de rechtbank is bestemd en het andere in het bezit van de griffie blijft. Bij indiening op een digitaal medium kunnen deze documenten door de griffie worden opgevraagd.

3 – Wanneer de betwisting betrekking heeft op erkende vorderingen en niet wordt ingediend door de betrokken schuldeiser, wordt bij wijze van uitzondering een extra kopie bijgevoegd of opgevraagd ter overhandiging aan de schuldeiser.

4 – Betwistingen worden alleen aan de betrokken schuldeisers meegedeeld wanneer zij niet de betwisters zijn.

5 – Gedurende de termijn voor betwistingen en reacties blijft het dossier in het bezit van de griffie ter raadpleging en beoordeling door belanghebbende partijen.”

“Artikel 135

Oordeel van de schuldeiserscommissie

Binnen tien dagen na het einde van de termijn waarbinnen op betwistingen moet worden gereageerd, zal de schuldeiserscommissie haar oordeel over de betwistingen bij het zaakdossier voegen.”

“Artikel 136

Afwikkeling van de procedure

1 – Nadat het oordeel van de schuldeiserscommissie is bijgevoegd of de in het vorige artikel vermelde termijn is verstreken zonder dat een dergelijke bijvoeging heeft plaatsgevonden, zal de rechter een aan een uitspraak gelijkstaande verklaring afgeven dat de niet-betwiste vorderingen op de desbetreffende lijst zijn geverifieerd, behalve in geval van kennelijke fouten. De rechter kan de datum en het tijdstip voor een eventuele verzoeningspoging vaststellen, binnen de tien daaropvolgende dagen, waarbij alle indieners van betwistingen en reacties, de schuldeiserscommissie en de insolventiefunctionaris in kennis worden gesteld, zodat zij persoonlijk aanwezig kunnen zijn of zich kunnen laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde met de benodigde bijzondere bevoegdheden.

2 – Tijdens de verzoeningspoging worden vorderingen die de goedkeuring van alle aanwezigen onder de desbetreffende exacte voorwaarden verdienen, als erkend beschouwd.

3 – Nadat de verzoeningspoging is beëindigd, wordt de procedure onmiddellijk door de rechter gesloten, zodat een officiële beschikking kan worden afgegeven overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 595 en 596 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

4 – (ingetrokken).

5 – Alle andere vorderingen die in het licht van de bewijsstukken in het zaakdossier kunnen worden erkend, worden eveneens als erkend beschouwd.

6 – Met betrekking tot erkende vorderingen heeft de definitieve officiële beschikking (despacho saneador) de vorm en waarde van een uitspraak, waarin wordt verklaard dat deze vorderingen overeenkomstig de wettelijke bepalingen zijn geverifieerd en gerangschikt.

7 – Indien ter verificatie van sommige vorderingen bewijsmateriaal moet worden overgelegd, worden alle vorderingen gerangschikt bij de definitieve uitspraak, tenzij de rechter oordeelt dat de onderzochte betwistingen gezien het betrokken bedrag of hun aard geen beletsel voor een onmiddellijke uitspraak vormen, waarbij de bepalingen van artikel 180, lid 1, volledig in acht worden genomen.

8 – Wanneer de rechter een verzoeningspoging niet passend acht, zal hij de in lid 3 bedoelde officiële beschikking onmiddellijk afgeven.”

“Artikel 137

Onderzoeksmaatregelen

Wanneer voorafgaand aan de mondelinge behandeling en de terechtzitting onderzoeksmaatregelen nodig zijn, zal de rechter de noodzakelijke stappen gelasten om deze maatregelen te kunnen voltooien binnen twintig dagen na het bevel tot het nemen van de maatregelen, waardoor alle belanghebbende partijen over het bewijs beschikken dat door elk van hen is verstrekt.”

“Artikel 138

Vaststellen van een datum voor de terechtzitting

Nadat het bewijs is overgelegd of de in brieven vermelde termijn is verstreken, wordt binnen de tien daaropvolgende dagen de datum voor de mondelinge behandeling en de terechtzitting vastgesteld.”

“Artikel 139

Terechtzitting

Tijdens de terechtzitting worden de voor een gewone zitting vastgestelde voorwaarden in acht genomen, waarbij de volgende bijzonderheden gelden:

a) indien nodig wordt op een door de rechtbank vastgesteld tijdstip de insolventiefunctionaris of de schuldeiserscommissie gehoord;

b) het bewijs wordt overgelegd in de volgorde waarin de betwistingen zijn ingediend;

c) tijdens de mondelinge behandeling komen eerst de advocaten van de betwisters en vervolgens die van de verweerders aan het woord, en er is geen repliek.”

“Artikel 140

Uitspraak

1 – Nadat de terechtzitting is beëindigd, doet de rechter binnen de tien daaropvolgende dagen uitspraak over de verificatie en de rangschikking van de vorderingen.

2 – De rangschikking is algemeen voor de activa van de insolvente boedel en bijzonder voor activa waaraan zakelijke zekerheidsrechten en voorrechten zijn verbonden.

3 – Bij de rangschikking van vorderingen wordt geen voorkeur toegekend op basis van een gerechtelijke hypotheek of een hypotheek die voortvloeit uit een pandrecht. Door de aanvrager of de schuldeiser betaalde kosten vormen echter wel schulden van de insolvente boedel.”

13 Wat zijn de regels betreffende de verdeling van de opbrengst? Hoe worden de vorderingen en de rechten van schuldeisers gerangschikt?

De regels voor de betaling van schuldeisers voorzien in verschillen in behandeling, al naar gelang de vorderingen gewaarborgd, bevoorrecht, gewoon of achtergesteld zijn. Deze regels zijn vastgelegd in de artikelen 172 tot en met 184 van CIRE. De bepalingen voorzien tevens in de mogelijkheid dat de betaling van een schuld van een derde partij aan subrogatie is onderworpen en bevatten de regelingen die van toepassing zijn in geval van hoofdelijke aansprakelijkheid van schuldenaren.

“Artikel 172

Betaling van de schulden van de insolvente boedel

1 – Alvorens insolventievorderingen te betalen, zal de insolventiefunctionaris de voor de betaling van de schulden van de boedel benodigde activa en rechten, waaronder die welke voorzienbaar zijn tot aan de sluiting van de procedure, op de boedel in mindering brengen.

2 – De schulden van de insolvente boedel worden naar evenredigheid toegerekend aan de inkomsten van de boedel en, wat het overschot betreft, aan de opbrengst van elk actief, roerend of onroerend; het toegerekende bedrag zal echter niet hoger zijn dan 10 % van de opbrengst van de activa waarop zakelijke zekerheden rusten, tenzij dat essentieel is voor de volledige betaling van de schulden van de insolvente boedel of voor zover de volledige betaling van gewaarborgde vorderingen niet in gevaar komt.

3 – De betaling van de schulden van de insolvente boedel vindt plaats op de respectieve vervaldata, ongeacht de status van de procedure.

4 – Wanneer acties worden ingesteld om het recht op teruggave of scheiding van reeds verkochte activa te verifiëren en indien protest is aangetekend, blijft een bedrag gelijk aan de opbrengst van de verkoop, wanneer deze kan worden bepaald, in depot en wordt dit bedrag niet opgenomen in de betalingen aan schuldeisers van de insolvente boedel, terwijl de gevolgen van het protest van kracht blijven. Wanneer de opbrengst niet kan worden bepaald, blijft een bedrag gelijk aan de voorzieningen van de inventaris in depot. De bepalingen van artikel 180, leden 2 en 3, zijn mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 173

Begin van de betaling van insolventievorderingen

Er worden alleen insolventievorderingen betaald die bij definitieve beslissing zijn geverifieerd.”

“Artikel 174

Betaling aan zekergestelde schuldeisers

1 – Nadat de met zakelijke zekerheden bezwaarde activa zijn verkocht en de daaraan verbonden kosten in mindering zijn gebracht, worden, onverminderd de bepalingen van artikel 172, leden 1 en 2, zekergestelde schuldeisers onmiddellijk betaald, met inachtneming van het aan hen toegekende voorrecht. Met betrekking tot schuldeisers die niet volledig worden betaald en tegenover wie de schuldenaar met zijn algemene vermogen aansprakelijk is, worden de respectieve saldi opgenomen onder de gewone vorderingen, ter vervanging van de geraamde saldi indien deze niet overeenstemmen.

2 – Vóór de verkoop van de activa wordt bij de verdeling onder gewone schuldeisers rekening gehouden met het geraamde saldo dat als gewone vordering is erkend. De te verdelen bedragen moeten echter in depot blijven totdat het werkelijke saldo wordt bevestigd. De gedeponeerde gelden mogen worden opgenomen wanneer de bedragen zijn bevestigd.

3 – Betaling van een niet-opeisbare schuld van een derde partij:

a) vindt niet plaats in de hypothese als bedoeld in het eerste deel van artikel 164, lid 5, of indien de betrokken schuldeiser afstand doet van de zekerheid;

b) kan niet hoger zijn dan het bedrag van de schuld, geactualiseerd tot de datum van betaling door toepassing van artikel 91, lid 2;

c) leidt tot subrogatie in de rechten van de schuldeiser, in de verhouding van het betaalde bedrag tot het bedrag van de schuld, op dezelfde wijze geactualiseerd.”

“Artikel 175

Betaling van bevoorrechte schuldeisers

1 – Bevoorrechte vorderingen worden betaald uit activa waarop geen zakelijke zekerheden rusten, met inachtneming van het voorrecht dat eraan is verbonden en in verhouding tot de vorderingen met hetzelfde voorrecht.

2 – De bepalingen van het tweede deel van artikel 174, leden 1 en 2, zijn mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 176

Betaling van gewone schuldeisers

Indien de boedel ontoereikend is voor volledige betaling, worden gewone schuldeisers betaald in verhouding tot hun vorderingen.”

“Artikel 177

Betaling van achtergestelde schuldeisers

1 – Achtergestelde vorderingen worden pas betaald nadat de gewone vorderingen volledig zijn voldaan, en indien de boedel ontoereikend is voor volledige betaling, vindt betaling plaats in de volgorde waarin deze vorderingen zijn vermeld in artikel 48 en in verhouding tot de bedragen die in hetzelfde punt zijn opgenomen.

2 – Wanneer er een akkoord is bereikt over de achterstelling van vorderingen, kunnen de partijen een voorrecht toekennen aan een andere vordering dan die welke uit de bepalingen van artikel 48 voortvloeit.”

“Artikel 178

Gedeeltelijke verdeling

1 – Wanneer bedragen worden gedeponeerd met het oog op een uitkering van ten minste 5 % van de waarde van bevoorrechte, gewone of achtergestelde vorderingen, dient de insolventiefunctionaris een plan en een verdelingstabel in die naar zijn mening moeten worden uitgevoerd en die bij de hoofdzaak moeten worden gevoegd, met het oordeel van de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld.

2 – De rechter beslist over de betalingen die hij gerechtvaardigd acht.”

“Artikel 179

Betaling in geval van hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren

1 – Wanneer er naast de insolvente partij nog een andere hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar is die in dezelfde situatie verkeert, moet de schuldeiser om betaling te ontvangen een verklaring overleggen met een bevestiging van de ontvangen bedragen met betrekking tot insolventieprocedures waarbij de overige schuldenaren zijn betrokken; de insolventiefunctionaris meldt tevens betaling in andere procedures.

2 – Een hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar die de schuld slechts ten dele betaalt, mag in de insolventieprocedures van de medeschuldenaren pas worden betaald nadat de schuldeiser volledig is betaald.”

“Artikel 180

Voorzorgsmaatregelen

1 – Wanneer beroep wordt ingesteld tegen de beslissing tot verificatie en rangschikking van de vorderingen, of protest via een aanhangige actie, worden de vorderingen van de indieners van het protest of de vorderingen waarop het beroep betrekking heeft, geacht voorwaardelijk te zijn geverifieerd, in dit laatste geval voor het maximumbedrag dat uit de kennis ervan zou kunnen voortvloeien, om bij de verdelingen te worden behandeld. De aldus toegewezen bedragen moeten echter in depot blijven.

2 – Na de definitieve beslissing over het beroep of de actie of bij de verdeling onder de schuldeisers, naargelang het geval, mogen de gedeponeerde bedragen worden opgenomen, voor zover dit nodig is. Bij gedeeltelijke opnamen wordt de verdeling gebaseerd op het resterende bedrag.

3 – Degenen van wie vanwege hun beroep of protest geen bedragen kunnen worden opgenomen en die dit beroep of protest verliezen, vergoeden de daardoor benadeelde schuldeisers door over het achterstallige bedrag achterstandsrente tegen het wettelijk vastgestelde tarief te betalen vanaf de datum van de verdeling waarin dit bedrag was opgenomen.

4 – Wanneer een protest wordt ingediend nadat een verdeling heeft plaatsgevonden, wordt bij latere verdelingen aan de schuldeisers in kwestie een extra bedrag toegewezen dat nodig is om de gelijkheid met gelijkwaardige schuldeisers te herstellen, onverminderd het feit dat dit bedrag in depot blijft indien er nog geen definitieve beslissing over de actie is genomen.”

“Artikel 181

Vorderingen onder opschortende voorwaarde

1 – Vorderingen onder opschortende voorwaarde worden bij gedeeltelijke verdelingen tegen de nominale waarde voldaan. De daaraan toegewezen bedragen moeten echter in depot blijven zolang de voorwaarde nog niet is vervuld.

2 – Indien echter niet aan de voorwaarde wordt voldaan:

a) worden bij de definitieve verdeling vorderingen buiten beschouwing gelaten die geen waarde hebben omdat het duidelijk onwaarschijnlijk is dat de voorwaarde wordt geverifieerd, in welk geval de overeenkomstig het vorige lid gedeponeerde bedragen onder de andere schuldeisers worden verdeeld;

b) zal de insolventiefunctionaris, wanneer de situatie van het vorige punt zich niet voordoet, bij de definitieve verdeling een bedrag gelijk aan de nominale waarde van de vordering bij een kredietinstelling deponeren om naar de schuldeiser over te maken zodra aan de opschortende voorwaarde is voldaan, of om onder de andere schuldeisers te verdelen nadat duidelijk is geworden dat vervulling van deze voorwaarde onmogelijk is.”

“Artikel 182

Definitieve verdeling

1 – Wanneer de liquidatie van de insolvente boedel is gesloten, vinden de uitkering en de definitieve verdeling door de griffie van de rechtbank plaats, zodra de zaak is doorverwezen voor berekening van de kosten en naar de griffie zelf. De sluiting van de liquidatie wordt niet beïnvloed door activiteiten van de schuldenaar die inkomsten opleveren die aan de boedel zouden worden toegevoegd.

2 – Na de liquidatie resterende gelden die zelfs de kosten van de verdeling niet dekken, worden toegewezen aan het voor financieel en vastgoedbeheer verantwoordelijke orgaan van het ministerie van Justitie.

3 – De insolventiefunctionaris kan tijdens de zaak een voorstel tot uitkering en definitieve verdeling indienen, vergezeld van de desbetreffende bewijsstukken, en deze informatie wordt door de griffie beoordeeld.”

“Artikel 183

Betalingen

1 – Alle betalingen worden, zonder dat een verzoek nodig is, bij voorkeur per bankoverschrijving overgemaakt naar het IBAN van de betrokken ontvanger, en het overgeschreven bedrag wordt opgenomen van de insolventierekening.

2 – Wanneer het niet mogelijk is een vordering overeenkomstig het vorige lid te betalen, moet de insolventiefunctionaris een op de insolventierekening getrokken cheque gebruiken.

3 – Indien een cheque niet binnen één jaar na de datum van kennisgeving aan de schuldeiser ter betaling wordt aangeboden, vervalt de desbetreffende vordering aan het Instituut voor Financieel en Uitrustingsbeheer van het ministerie van Justitie (Instituto de Gestão Financeira e Equipamentos da Justiça, I. P.).

4 – Het gebruik van een van de in de leden 1 en 2 bedoelde betaalmiddelen ontslaat de insolventiefunctionaris niet van de verplichting om aan de wettelijke of contractuele vereisten voor het gebruik van de insolventierekening te voldoen. Artikel 167, lid 2, is mutatis mutandis van toepassing.”

“Artikel 184

Restant

1 – Indien de opbrengst van de liquidatie toereikend is om de insolventievorderingen volledig te voldoen, wordt het saldo door de insolventiefunctionaris overgemaakt naar de schuldenaar.

2 – Indien de schuldenaar geen natuurlijke persoon is, zal de insolventiefunctionaris aan de deelnemende personen het deel van het saldo overmaken dat hun zou toekomen indien de liquidatie buiten de insolventieprocedure om was uitgevoerd, of voldoet de insolventiefunctionaris aan de andersluidende bepalingen van de wet- en regelgeving.”

14 Wat zijn de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure (met name door een akkoord)?

De voorwaarden voor en de gevolgen van sluiting van de insolventieprocedure zijn vastgelegd in de artikelen 231 tot en met 234 van CIRE. In deze bepalingen worden de situaties geregeld waarin een insolventieplan is goedgekeurd indien de inhoud van dit plan niet in strijd is met sluiting, de insolventie is geëindigd, de liquidatie en de definitieve verdeling hebben plaatsgevonden, en de insolvente boedel niet toereikend is.

“Artikel 231

Sluiting op verzoek van de schuldenaar

1 – Een verzoek van de schuldenaar om de procedure te sluiten omdat de insolventie is geëindigd, wordt ter kennis van de schuldeisers gebracht, zodat zij, indien zij dat wensen, de sluiting binnen acht dagen kunnen betwisten. De bepalingen van artikel 41, leden 3 en 4, zijn van toepassing.

2 – Een verzoek van de schuldenaar dat niet op het einde van de insolventie is gebaseerd, gaat vergezeld van documenten waarin de instemming wordt bevestigd van alle schuldeisers die vorderingen hebben aangemeld, wanneer het verzoek wordt ingediend na de daarvoor toegekende termijn, of anders van alle bekende schuldeisers.

3 – Alvorens op het verzoek te beslissen, zal de rechter in elk van deze gevallen overgaan tot het horen van de insolventiefunctionaris en de schuldeiserscommissie, indien een dergelijke commissie is ingesteld.”

“Artikel 232

Sluiting als gevolg van de ontoereikendheid van de insolvente boedel

1 – Wanneer wordt vastgesteld dat de insolvente boedel ontoereikend is om de kosten van de procedure en de resterende schulden van de insolvente boedel te voldoen, stelt de insolventiefunctionaris de rechter daarvan in kennis; de rechter kan ook automatisch in kennis worden gesteld.

2 – Zodra de schuldenaar, de vergadering van schuldeisers en de schuldeisers van de insolvente boedel zijn gehoord, verklaart de rechter de insolventieprocedure voor gesloten, tenzij een belanghebbende partij op gerechtelijk bevel een door de rechter bepaald bedrag deponeert dat redelijkerwijs nodig wordt geacht om de kosten van de procedure en de resterende schulden van de insolvente boedel te betalen.

3 – Nadat de zaak is doorverwezen voor berekening van de kosten en naar de griffie van de rechtbank, zal de griffie, nadat de kosten zijn betaald, de bedragen van de insolvente boedel onder de schuldeisers van de insolvente boedel verdelen naar verhouding van hun vorderingen.

4 – Zodra de ontoereikendheid van de boedel is bevestigd, kan de insolventiefunctionaris de liquidatie onmiddellijk onderbreken.

5 – Wanneer de insolventieprocedure is gesloten wegens ontoereikendheid van de boedel, wordt in de gevallen waarin een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie is ingeleid en nog niet is afgesloten, die procedure in beperkte vorm voortgezet.

6 – Wanneer aan een schuldenaar uitstel van betaling van de kosten is verleend overeenkomstig artikel 248, lid 1, zijn de bepalingen van de vorige leden niet van toepassing gedurende de periode waarvoor het uitstel geldt.

7 – De boedel wordt ontoereikend geacht wanneer de waarde van de activa minder dan 5 000 EUR bedraagt.”

“Artikel 233

Gevolgen van sluiting

1 – Zodra de procedure is gesloten en onverminderd de bepalingen van artikel 217, lid 5, geldt het volgende met betrekking tot de specifieke onmiddellijke gevolgen van de beslissing om het insolventieplan goed te keuren:

a) alle gevolgen van de insolventverklaring worden opgeheven en de schuldenaar krijgt het recht om over zijn activa te beschikken en het vrije beheer over zijn bedrijf terug, onverminderd de gevolgen van de kwalificatie van de insolventie als verwijtbaar en de bepalingen van het volgende artikel;

b) de taken van de schuldeiserscommissie en de insolventiefunctionaris worden beëindigd, met uitzondering van die welke betrekking hebben op de overlegging van rekeningen en, indien van toepassing, die waarin het insolventieplan voorziet;

c) de insolventieschuldeisers kunnen hun rechten jegens de schuldenaar uitoefenen zonder andere beperkingen dan die welke zijn vastgelegd in een insolventieplan en een betalingsplan en in artikel 242, lid 1, waarbij de executoriale titel bestaat uit de beslissing tot goedkeuring van het betalingsplan en de beslissing tot verificatie van de vorderingen of de uitspraak in een latere verificatieprocedure, samen met de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan, indien van toepassing;

d) de schuldeisers van de boedel kunnen van de schuldenaar rechten vorderen die niet zijn uitgewonnen.

2 – De sluiting van de insolventieprocedure vóór de definitieve verdeling leidt tot:

a) het ongeldig worden van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel, behalve indien in het insolventieplan aan de insolventiefunctionaris de bevoegdheid tot verdediging in acties tot betwisting van deze vernietiging wordt toegekend, alsook in gevallen waarin de vernietiging niet langer kan worden betwist vanwege de termijn van artikel 125, of wanneer de betwisting bij definitieve beslissing is afgewezen;

b) het beëindigen van aanhangige procedures inzake de verificatie van vorderingen en teruggave en scheiding van activa die reeds zijn geliquideerd, behalve indien reeds uitspraak is gedaan inzake de verificatie en rangschikking van vorderingen als bedoeld in artikel 140, of indien sluiting voortvloeit uit de goedkeuring van het insolventieplan, in welk geval tegen de uitspraak ingestelde beroepen worden voortgezet totdat deze zijn afgesloten, evenals acties waarvan de aanvragers of de schuldenaar dit wensen, binnen een periode van dertig dagen;

c) het beëindigen van procedures die aanhangig zijn tegen degenen die wettelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de insolvente partij en die zijn ingeleid door de insolventiefunctionaris, behalve indien de insolventiefunctionaris op grond van het insolventieplan bevoegd is om deze zaken voort te zetten.

3 – Indien de zaak wordt gesloten als gevolg van de ontoereikendheid van de boedel, komen de kosten van overeenkomstig lid 2, punt a), toegewezen acties tot betwisting van de vernietiging van handelingen ten behoeve van de insolvente boedel voor rekening van de boedel.

4 – Met uitzondering van procedures tot verificatie van vorderingen worden acties die afhankelijk zijn van de insolventieprocedure en die niet kunnen worden afgewezen, overeenkomstig lid 2, punt b), of die niet door de insolventiefunctionaris mogen worden ingeleid overeenkomstig het insolventieplan, losgekoppeld van de zaak en voorgelegd aan de bevoegde rechter. De schuldenaar is vervolgens exclusief gerechtigd om in de zaak op te treden, ongeacht de kwalificatie of de instemming van de tegenpartij.

5 – Binnen tien dagen na de sluiting zal de insolventiefunctionaris alle in zijn bezit zijnde documenten met betrekking tot de procedure ter archivering aan de rechtbank overhandigen, evenals alle boekhoudbescheiden van de schuldenaar die niet aan de schuldenaar hoeven te worden teruggegeven.

6 – Wanneer de insolventieprocedure wordt gesloten zonder dat een procedure tot onderzoek naar de verwijtbaarheid van de insolventie wordt ingeleid op grond van artikel 36, lid 1, punt i), moet de rechter het incidentele karakter van de insolventie uitdrukkelijk in de beslissing vermelden zoals bedoeld in artikel 230.

7 – Wanneer activa of rechten te gelde kunnen worden gemaakt, is sluiting van de insolventieprocedure overeenkomstig artikel 230, lid 1, punt e), slechts bepalend voor de aanvang van de periode van cessie van het besteedbare inkomen.”

“Artikel 234

Gevolgen voor handelsvennootschappen

1 – Wanneer sluiting van de procedure is gebaseerd op goedkeuring van een insolventieplan dat voorziet in de voortzetting van de handelsvennootschap, is voor de hervatting van de activiteiten geen besluit van de vennoten nodig.

2 – De vennoten kunnen besluiten de activiteiten opnieuw op te starten, indien de sluiting is gebaseerd op artikel 230, lid 1, punt c).

3 – Nadat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden en de sluiting van de procedure is ingeschreven, wordt de vennootschap geacht niet meer te bestaan.

4 – Wanneer sluiting plaatsvindt vanwege de ontoereikendheid van de insolvente boedel, valt de liquidatie van de vennootschap onder de wettelijke regeling voor administratieve procedures voor de ontbinding en liquidatie van commerciële entiteiten. De rechter moet het bevoegde register van de sluiting in kennis stellen en de bezittingen van de vennootschap melden.”

Gevolgen voor natuurlijke personen

Indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, kan hij op zijn verzoek kwijtschelding krijgen van insolventievorderingen die tijdens de insolventieprocedure of in de vijf jaar na de sluiting niet volledig zijn betaald, zoals bedoeld in de artikelen 235 tot en met 248 van CIRE.

Om als natuurlijke persoon kwijtschelding van schulden te krijgen, indien toegestaan, moet het besteedbare inkomen van de schuldenaar worden gecedeerd aan een trustee (fiduciário) die door de rechtbank is gekozen voor de vijf jaar volgende op de sluiting van de insolventieprocedure (cessieperiode). Aan het einde van elk jaar van de cessieperiode gebruikt de trustee de ontvangen bedragen om: a) de kosten van de insolventieprocedure te betalen; b) de door het voor financieel en vastgoedbeheer verantwoordelijke orgaan van het ministerie van Justitie betaalde bezoldigingen en onkostenvergoedingen van de insolventiefunctionaris en de trustee aan dat orgaan te vergoeden; c) zijn eigen bezoldiging en onkostenvergoeding te betalen; d) het restant onder de insolventieschuldeisers te verdelen overeenkomstig de bepalingen inzake betaling aan schuldeisers in insolventieprocedures.

Na afloop van de cessieperiode kan de rechtbank de schuldenaar kwijtschelding verlenen, in welk geval alle insolventievorderingen die op de datum van kwijtschelding nog resteren, waaronder die welke niet zijn ingediend of geverifieerd, worden kwijtgescholden. De kwijtschelding geldt echter niet voor: a) alimentatievorderingen; b) vergoedingen voor onrechtmatige handelingen van de schuldenaar die als zodanig zijn geclaimd; c) vorderingen voor boetes en andere geldstraffen voor strafbare feiten en administratieve overtredingen; d) belastingvorderingen.

15 Wat zijn de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is?

De rechten van schuldeisers na de sluiting van de insolventieprocedure zijn beschreven in het antwoord op de vorige vraag. In beginsel kunnen insolventieschuldeisers na de sluiting van de procedure hun rechten jegens de schuldenaar uitoefenen zonder andere beperkingen dan die welke zijn vermeld in eventuele insolventie- en betalingsplannen en in artikel 242, lid 1, van CIRE.

Voor de uitoefening van rechten is de executoriale titel de beslissing tot goedkeuring van het betalingsplan en de beslissing tot verificatie van de vordering of, indien van toepassing, de uitspraak in een latere verificatieprocedure, samen met de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan.

Artikel 242, lid 1, van CIRE bepaalt dat in geval van kwijtschelding van de schulden van een natuurlijke persoon geen tenuitvoerleggingen zijn toegestaan tegen activa van de schuldenaar die bestemd zijn om tijdens de cessieperiode insolventievorderingen te vereffenen.

De insolventieprocedure wordt op het in artikel 230 van CIRE vermelde tijdstip als gesloten beschouwd. Het tijdstip van sluiting is afhankelijk van de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor de sluiting:

“Artikel 230

Wanneer de procedure wordt gesloten

1 – Wanneer de procedure na de insolventverklaring wordt voortgezet, kan de rechter beslissen de procedure te sluiten:

a) nadat de definitieve verdeling heeft plaatsgevonden, onverminderd de bepalingen van artikel 239, lid 6;

b) nadat de beslissing tot goedkeuring van het insolventieplan definitief is geworden, mits het plan niet in strijd is met sluiting;

c) op verzoek van de schuldenaar, wanneer de schuldenaar niet in een situatie van insolventie verkeert of alle schuldeisers ermee instemmen;

d) wanneer de insolventiefunctionaris bevestigt dat de insolvente boedel ontoereikend is om de kosten van de procedure en andere schulden te voldoen;

e) wanneer de sluiting nog niet is uitgesproken, in de oorspronkelijke beschikking tot kwijtschelding van de schulden als bedoeld in artikel 237, punt b).

2 – De schuldeisers worden onder opgave van redenen in kennis gesteld van de beslissing tot sluiting van de procedure en de beslissing wordt gepubliceerd en ingeschreven als bedoeld in de artikelen 37 en 38.”

16 Voor wiens rekening zijn de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure?

De kosten en onkosten van de insolventieprocedure worden als schulden van de insolvente boedel beschouwd overeenkomstig bovengenoemd artikel 51 van CIRE.

Alvorens insolventievorderingen te voldoen, zal de insolventiefunctionaris de activa en rechten in mindering brengen die nodig zijn voor de betaling van de kosten van de procedure, waaronder die welke voorzienbaar zijn tot de sluiting van de procedure. De betaling van de kosten van de procedure wordt toegerekend overeenkomstig bovenvermeld artikel 172 van CIRE.

In geval van kwijtschelding van schulden van een natuurlijke persoon zal de trustee de ontvangen bedragen aan het einde van elk jaar van de cessieperiode eerst gebruiken om de kosten van de procedure te betalen, overeenkomstig artikel 241 van CIRE.

17 Wat zijn de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige rechtshandelingen?

De artikelen 120 tot en met 127 van CIRE voorzien in de mogelijkheid van vernietiging van handelingen die de collectieve belangen van de schuldeisers schaden, mits sprake is van de in deze artikelen bedoelde omstandigheden.

“Artikel 120

Algemene beginselen

1 – Handelingen die nadelig voor de insolvente boedel zijn en in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure zijn uitgevoerd, kunnen worden vernietigd ten behoeve van de boedel.

2 – Handelingen die de betaling aan insolventieschuldeisers beperken, belemmeren, hinderen, in gevaar brengen of vertragen, worden als nadelig voor de boedel beschouwd.

3 – De in het volgende artikel bedoelde soorten handelingen worden, ook wanneer zij buiten de daarin genoemde termijnen zijn verricht of nagelaten, geacht nadelig voor de boedel te zijn, tenzij bewijs van het tegendeel is toegelaten.

4 – Behalve in de in het volgende artikel bedoelde gevallen wordt bij vernietiging uitgegaan van kwade trouw van de derde partij, die wordt verondersteld met betrekking tot handelingen die zijn verricht of nagelaten in de twee jaar voorafgaande aan de inleiding van de insolventieprocedure waaraan een persoon met een bijzondere relatie met de insolvente partij heeft deelgenomen of waarbij een persoon met een bijzondere relatie met de insolvente partij voordeel heeft gehad, ook wanneer deze bijzondere relatie op die datum niet bestond.

5 – Onder kwade trouw wordt kennis, ten tijde van de handeling, van een van de volgende omstandigheden verstaan:

a) dat de schuldenaar in een situatie van insolventie verkeerde;

b) het schadelijke karakter van de handeling en dat de schuldenaar op dat moment in een situatie van dreigende insolventie verkeerde;

c) de inleiding van de insolventieprocedure.

6 – Rechtshandelingen in het kader van de onder deze wet vallende bijzondere revitaliseringsprocedure of bijzondere procedure voor een betalingsovereenkomst, in het kader van herstel- en reorganisatiemaatregelen of in verband met de aanneming van de afwikkelingsmaatregelen als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Algemene Regeling inzake kredietinstellingen en financiële vennootschappen (Regime Geral das Instituições de Crédito e Sociedades Financeiras), goedgekeurd bij Wetsbesluit nr. 298/92 van 31 december 1992, mogen niet worden vernietigd door de regels van dit hoofdstuk toe te passen. Dit geldt ook voor transacties in het kader van de buitengerechtelijke regeling voor reorganisatie van ondernemingen (Regime Extrajudicial de Recuperação de Empresas) en vergelijkbare procedures die bij bijzondere wetgeving zijn vastgesteld en die tot doel hebben de schuldenaar van voldoende financieringsmiddelen te voorzien om herstel mogelijk te maken.”

“Artikel 121

Onvoorwaardelijke vernietiging

1 – De volgende handelingen kunnen worden vernietigd ten behoeve van de insolvente boedel, zonder dat aan andere eisen hoeft te worden voldaan:

a) verdeling minder dan één jaar voor de datum van inleiding van de insolventieprocedure waarbij het aandeel van de insolvente partij voornamelijk bestaat uit gemakkelijk te verbergen activa, en de algemene activa en nominatieve waarden toevallen aan de medebelanghebbende partijen;

b) handelingen die de schuldenaar in de twee jaar voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure om niet heeft verricht, waaronder verwerping van een erfenis of legaat, met uitzondering van giften die onder normale omstandigheden zijn gedaan;

c) het stellen van zakelijke zekerheden door de schuldenaar voor reeds bestaande verplichtingen of andere verplichtingen die daarvoor in de plaats komen in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure;

d) borgtochten, onderborgtochten, zekerheden en kredietopdrachten die de insolvente partij in de in het vorige lid bedoelde periode heeft ondertekend en die niet in overeenstemming zijn met bedrijfsactiviteiten met een reëel belang voor de insolvente partij;

e) het stellen van zakelijke zekerheden door de schuldenaar tegelijk met het aangaan van de zekergestelde verplichtingen in de zestig dagen voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure;

f) betaling en andere handelingen ter beëindiging van verplichtingen met vervaldatum na de datum van inleiding van de insolventieprocedure in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure, of na deze datum maar voor de vervaldatum;

g) betaling en andere manieren van beëindiging van verplichtingen in de zes maanden voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure onder voorwaarden die niet gebruikelijk zijn in de juridische praktijk en die de schuldeiser niet mag verlangen;

h) handelingen onder bezwarende titel die de insolvente partij heeft verricht in het jaar voorafgaande aan de datum van inleiding van de insolventieprocedure, waarbij de door haar aangegane verplichtingen die van de tegenpartij duidelijk overschrijden;

i) terugbetaling van aandeelhoudersleningen, wanneer dit geschiedt in dezelfde periode als bedoeld in het vorige punt. 2 – De bepalingen van het vorige lid worden terzijde geschoven door wettelijke bepalingen die bij wijze van uitzondering altijd kwade trouw vereisen of door andere vereisten.”

“Artikel 122

Betalingssystemen

Handelingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een betalingssysteem als gedefinieerd in artikel 2, punt a), van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998, of dat daarmee vergelijkbaar is, kunnen niet worden vernietigd.”

“Artikel 123

Vorm van vernietiging en verval van rechten

1 – De vernietiging kan door de insolventiefunctionaris per aangetekende brief met ontvangstbevestiging worden uitgevoerd binnen zes maanden nadat de handeling aan het licht komt, maar nooit nadat twee jaar zijn verstreken sinds de datum van insolventverklaring.

2 – Bij wijze van uitzondering kan een transactie worden vernietigd zolang deze nog niet is afgesloten en daarvoor geldt geen termijn.”

“Artikel 124

Gevolgen voor rechtverkrijgenden

1 – Met betrekking tot de gevolgen van de vernietiging van de handeling voor latere rechtverkrijgenden wordt uitgegaan van hun kwade trouw, behalve in geval van universele rechtsopvolgers of indien de nieuwe overdracht om niet heeft plaatsgevonden.

2 – De bepalingen van het vorige lid zijn mutatis mutandis van toepassing op de vestiging van rechten op de ten behoeve van een derde partij overgedragen activa.”

“Artikel 125

Betwisting van een vernietiging

Het recht om een vernietiging te betwisten, vervalt drie maanden na inleiding van de desbetreffende actie tegen de insolvente boedel die afhankelijk is van de insolventieprocedure.”

“Artikel 126

Gevolgen van vernietiging

1 – Vernietiging heeft terugwerkende kracht en de situatie die zou hebben bestaan indien de handeling niet was verricht of nagelaten, moet worden hersteld.

2 – De door de insolventiefunctionaris ingestelde actie voor de toepassing van het vorige lid is afhankelijk van de insolventieprocedure.

3 – De sancties voor derde partijen die nalaten activa of kostbaarheden te verstrekken die binnen de in de beslissing vermelde termijn aan de boedel moeten worden teruggegeven, zijn die bedoeld in het procesrecht dat van toepassing is op de depositaris van in pand gegeven activa die deze niet tijdig overdraagt.

4 – Het door de derde partij verstrekte goed wordt alleen teruggegeven indien het kan worden geïdentificeerd en afgescheiden van de goederen van het resterende deel van de boedel.

5 – Indien de in het vorige lid beschreven situatie zich niet voordoet, vormt de verplichting om de tegenwaarde terug te geven een schuld van de insolvente boedel die in verhouding staat tot de verrijking op de datum van insolventverklaring, en een insolventieschuld met betrekking tot een eventueel resterend bedrag.

6 – De verplichting tot kosteloze teruggave, voor rekening van de koper, geldt slechts in verhouding tot zijn eigen verrijking, behalve in geval van daadwerkelijke of veronderstelde kwade trouw.”

“Artikel 127

Actio pauliana

1 – Insolventieschuldeisers mogen geen nieuwe actiones paulianae instellen tegen handelingen van de schuldenaar die door de insolventiefunctionaris zijn vernietigd.

2 – Op de datum van insolventverklaring lopende of daarna ingeleide actiones paulianae worden niet bij de insolventieprocedure gevoegd en worden, in geval van vernietiging van de handeling door de insolventiefunctionaris, alleen voortgezet indien de vernietiging vervolgens ongeldig wordt verklaard bij een definitieve beslissing, die bindend is ten aanzien van acties met betrekking tot kwesties die door de insolventiefunctionaris zijn beoordeeld, mits zij niet in strijd is met een eerdere uitspraak.

3 – Wanneer een actio pauliana wordt toegewezen, wordt het belang van de schuldeiser die de actie heeft ingesteld, beoordeeld in het kader van artikel 616 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ongeacht de wijzigingen in de desbetreffende vordering als gevolg van een eventueel insolventie- of betalingsplan.”

Let op: De inhoud van dit informatiebestand is niet bindend voor het contactpunt en de rechterlijke instanties en sluit raadpleging van de geldende wetgeving en wijzigingen daarin niet uit. Bij de bovengenoemde wettelijke bepalingen van CIRE wordt rekening gehouden met de versie van Wetsbesluit nr. 53/2004 van 18 maart 2004, tot en met de herziening bij Wetsbesluit nr. 84/2019 van 28 juni 2019.

Laatste update: 23/06/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.