Geringe vorderingen

Malta
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Het bestaan van een specifieke procedure voor geringe vorderingen

De specifieke procedure voor geringe vorderingen is geregeld in hoofdstuk 380 van de Wetten van Malta (Wet betreffende de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen) evenals in de daarvan afgeleide wetten 380.01, 380.02 en 380.03.

1.1 Toepassingsgebied van de procedure, grensbedrag

Deze gerechtelijke instantie [Small Claims Tribunal, Tribunal għal Talbiet Żgħar] is enkel bevoegd voor de behandeling van en het geven van beslissingen over geldvorderingen met een waarde van ten hoogste 5 000 euro.

1.2 Toepassing van de procedure

De procedure begint wanneer de verzoeker het noodzakelijke formulier invult, zijn vordering indient bij de griffie van de rechtbank, de kosten betaalt en de rechtbank verzoekt de vordering aan verweerder te betekenen. De verweerder heeft na betekening van de kennisgeving van de vordering achttien dagen de tijd om zijn antwoord in te dienen. Een tegenvordering is toegestaan. Indien de verweerder van mening is dat iemand anders moet betalen voor de vordering van de verzoeker, moet hij die persoon noemen. De griffie van de rechtbank stelt vervolgens de partijen in kennis van de datum en het tijdstip van behandeling. De arbiter regelt de procedure in de gerechtelijke instantie op een door hem passend geachte wijze overeenkomstig de regels van billijkheid. De arbiter zorgt ervoor dat de zaak, voor zover mogelijk, snel wordt behandeld, dat op de dag van de behandeling uitspraak wordt gedaan en dat de behandeling niet langer dan één zitting duurt. Hij verzamelt informatie op een volgens hem geschikte wijze en is niet gebonden aan de regels inzake beste bewijzen of de regels inzake bewijzen uit de tweede hand, indien hij van mening is dat hij over voldoende betrouwbaar bewijsmateriaal beschikt om tot een conclusie te komen in de aan hem voorgelegde zaak. Hij onthoudt zich, voor zover mogelijk, van de benoeming van deskundigen als getuigen. Hij heeft dezelfde bevoegdheid als een magistraat van een vrederechtbank (Court of Magistrates, Qorti tal-Maġistrati) in zijn civielrechtelijke bevoegdheid en heeft met name de bevoegdheid om getuigen op te roepen en hen de eed af te nemen.

1.3 Formulieren

De partij die de vordering instelt, moet het formulier voor het instellen van een vordering invullen, dat is opgenomen in de eerste bijlage bij afgeleide wet 380.01 (regels inzake de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen). De verweerder moet voor zijn antwoord eveneens een formulier invullen, en ook dit formulier is opgenomen in de eerste bijlage bij afgeleide wet 380.01 (regels inzake de gerechtelijke instantie voor geringe vorderingen).

1.4 Rechtsbijstand

De partijen kunnen zich door wie dan ook laten bijstaan; dit hoeft niet per se een advocaat of procureur te zijn.

1.5 Regels betreffende het bewijs

De partijen kunnen bewijsmateriaal indienen in mondelinge vorm of in de vorm van documenten, of in beide vormen. Een getuige kan – uiterlijk drie dagen voor de datum waarop hij getuigenis moet afleggen – worden opgeroepen om op een specifieke datum en een specifiek tijdstip voor de gerechtelijke instantie te verschijnen om een getuigenverklaring af te leggen of documenten te overleggen. Indien een getuige naar behoren is opgeroepen en niet ter zitting verschijnt, kan de gerechtelijke instantie gelasten om de getuige onder arrest naar een op een andere datum te houden zitting te brengen.

1.6 Schriftelijke procedure

De vordering en het antwoord worden schriftelijk ingediend. Bewijsmateriaal kan bestaan uit documenten. Het is echter verplicht om op het door de gerechtelijke instantie vastgestelde tijdstip voor de rechtbank te verschijnen.

1.7 Inhoud van het vonnis

De arbiter noemt in zijn beslissing de belangrijkste gegevens waarop hij de beslissing baseert. Hij maakt daarbij ook gewag van zijn beslissing omtrent de kosten.

1.8 Vergoeding van de kosten

In elke beslissing bepaalt de arbiter de kosten die door elke partij moeten worden gedragen. Tenzij speciale omstandigheden een andersluidend besluit rechtvaardigen, moet de verliezende partij de kosten betalen van de partij in wier voordeel de uitspraak is gedaan. De kosten moeten worden beperkt tot de daadwerkelijke uitgaven die rechtstreeks in verband met de zaak zijn gedaan door de partij in wier voordeel de betaling van de kosten is uitgevallen. In geval van een lichtzinnige of vexatoire vordering kan de rechtbank de verzoeker gelasten aan de verweerder een boete te betalen van ten minste 250 euro en ten hoogste 1 250 euro, die is verschuldigd als civielrechtelijke schuld.

1.9 Mogelijkheid van hoger beroep

Een hoger beroep tegen een beslissing van de gerechtelijke instantie moet binnen twintig dagen vanaf de datum van de door de arbiter gegeven beslissing worden ingesteld bij de griffie van de rechtbank door middel van een verzoekschrift aan het hof van beroep in zijn lagere bevoegdheid.

Laatste update: 15/12/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.