Europees betalingsbevel

België
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Bestaan van een betalingsbevelprocedure

In België bestaat de "summiere rechtspleging om betaling te bevelen". Deze vereenvoudigde procedure, die is vastgesteld in de artikelen 1338 tot en met 1344 van het Gerechtelijk Wetboek, heeft tot doel om in bepaalde gevallen de betaling van relatief kleine bedragen te bekomen.

De wetgeving inzake de summiere rechtspleging om betaling te bevelen, is te vinden op de website van de Federale Overheidsdienst Justitie

  • Klik op "Belgische wetgeving"
  • Klik nogmaals op "Belgische wetgeving"
  • Kies "Gerechtelijk Wetboek" onder de rubriek "Juridische aard"
  • Geef "664" op in de rubriek "Woord(en)"
  • Klik op "Opzoeking" en dan op "Lijst"
  • Klik op "Detail"
  • Zoek naar "Hoofdstuk XV"

1.1 Toepassingsgebied van de procedure

1.1.1 Welke zaken komen in aanmerking voor deze procedure (bijvoorbeeld alleen geldelijke vorderingen, alleen contractuele vorderingen, etc.)?

Alleen pecuniaire vorderingen komen in aanmerking.

1.1.2 Bestaat er een maximumbedrag voor de waarde van de vordering?

In artikel 1338 van het Gerechtelijk Wetboek is bepaald dat alleen vorderingen strekkende tot betaling van een vaststaande schuld die een geldsom tot voorwerp hebben waarvan het bedrag 1 860 EUR niet te boven gaat, in aanmerking komen voor deze procedure.

1.1.3 Is het gebruik van deze procedure facultatief of verplicht?

Het gebruik van de procedure van "summiere rechtspleging om betaling te bevelen" is louter vrijwillig.

1.1.4 Kan de procedure gebruikt worden als de schuldenaar in een andere lidstaat of buiten de EU woont?

Neen. In artikel 1344 van het Gerechtelijk Wetboek is bepaald dat de regels met betrekking tot de summiere rechtspleging om betaling te bevelen slechts van toepassing zijn indien de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats in België heeft.

1.2 Bevoegde rechtbank

Deze procedure kan worden ingeleid voor de vrederechter, mits de betrokken vordering onder zijn bevoegdheid valt (de bevoegdheid van de vrederechter: zie de "Bevoegdheid van de rechtbanken - België"). De desbetreffende bepalingen kunnen ook van toepassing zijn op elke vordering die onder de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel of van de politierechtbank valt, voor de in artikel 1338 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde geschillen.

1.3 Vormvoorwaarden

1.3.1 Is het gebruik van een standaardformulier verplicht? (Zo ja, waar kan dit formulier worden verkregen?)

Er bestaat geen standaardformulier om de procedure in te leiden. In de wet zijn wel een aantal voorwaarden vastgesteld met betrekking tot de vermeldingen op de aanmaning tot betaling en op het verzoekschrift waarmee de vordering voor de rechter wordt gebracht.

De schuldeiser moet, vooraleer hij zich met een verzoekschrift tot de rechter wendt, een aanmaning tot betaling tot de schuldenaar richten. Deze verplichting wordt opgelegd door artikel 1339 van het Gerechtelijk Wetboek. Deze aanmaning kan de vorm aannemen van een deurwaardersexploot dat aan de schuldenaar wordt betekend dan wel van een bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs. In artikel 1339 is ook vastgesteld welke vermeldingen de aanmaning, op straffe van nietigheid, moet bevatten. Deze vermeldingen zijn:

  • de weergave van de artikelen van het hoofdstuk "summiere rechtspleging om betaling te bevelen" van het Gerechtelijk Wetboek;
  • de aanmaning om te betalen binnen vijftien dagen na de verzending van de brief of na de betekening;
  • het gevorderde bedrag;
  • de rechter voor wie, bij niet-betaling door de schuldenaar, de vordering aanhangig zal worden gemaakt.

Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn van vijftien dagen die in de aanmaning wordt vermeld, wordt de vordering bij een verzoekschrift in tweevoud aan de rechter gezonden. In artikel 1340 van het Gerechtelijk Wetboek is bepaald wat dit verzoekschrift moet bevatten:

  • de vermelding van de dag, de maand en het jaar;
  • de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker, alsmede in voorkomend geval de naam, de voornaam, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;
  • het onderwerp van de vordering en een nauwkeurige opgave van het geëiste bedrag met een specificatie van de bestanddelen van de schuldvordering alsmede van de gronden waarop deze berust;
  • de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis moet nemen;
  • de handtekening van de advocaat van de partij.

Indien de verzoeker het passend acht, kan hij ook de redenen opgeven waarom hij zich tegen het verlenen van uitstel van betaling verzet.

Bij het verzoekschrift worden gevoegd:

  • de fotokopie van het geschrift waarop de vordering gegrond is;
  • ofwel het exploot, ofwel het afschrift van de aangetekende brief waarbij het ontvangstbewijs wordt gevoegd, ofwel het origineel van die brief waarbij het bewijs wordt gevoegd dat de geadresseerde de brief geweigerd of niet bij de post afgehaald heeft en een verklaring waaruit blijkt dat de schuldenaar is ingeschreven op het adres dat in het bevolkingsregister is vermeld.

1.3.2 Moet ik worden vertegenwoordigd door een advocaat?

Eén van de noodzakelijke elementen in uw verzoekschrift is de handtekening van een advocaat. Daarnaast is in artikel 1342 van het Gerechtelijk Wetboek bepaald dat een afschrift van de beschikking van de rechter bij gewone brief aan de advocaat van de verzoeker wordt gezonden. Dit zijn de enige wettelijke bepalingen die de verzoeker verplichten zich door een advocaat te laten bijstaan.

1.3.3 Hoe gedetailleerd moet mijn beschrijving van de grondslag van de schuldvordering zijn?

Het verzoekschrift moet voldoende gedetailleerd zijn. In artikel 1340, lid 1, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek is immers bepaald dat het verzoekschrift het onderwerp van de vordering moet vermelden alsook een nauwkeurige opgave van het geëiste bedrag met een specificatie van de bestanddelen van de schuldvordering alsmede van de gronden waarop deze berust.

1.3.4 Moet ik beschikken over geschreven bewijs omtrent de schuldvordering? Zo ja, welke documenten mag ik daarvoor gebruiken?

Ja. De vordering moet volgens artikel 1338 worden gestaafd door een geschrift dat van de schuldenaar uitgaat. Dit geschrift hoeft echter niet noodzakelijk een erkenning van de schuld te zijn.

1.4 Afwijzing van het verzoek

Binnen de vijftien dagen na de indiening van het verzoekschrift willigt de rechter het verzoek in of wijst hij het af bij een in raadkamer te geven beschikking. De rechter kan een uitstel van betaling verlenen of het verzoek ook gedeeltelijk inwilligen (zie artikel 1342 van het Gerechtelijk Wetboek). De rechter beschikt immers over informatie omtrent de verschillende bestanddelen van de schuld en kan bepaalde bestanddelen verwerpen. Zo kan hij rekening houden met de betalingen die ondertussen eventueel hebben plaatsgevonden. Hij kan de vordering volledig afwijzen indien niet is voldaan aan de gestelde voorwaarden (zie de artikelen 1338 tot en met 1344 van het Gerechtelijk Wetboek).

Wanneer de rechter het verzoekschrift geheel of gedeeltelijk inwilligt, heeft zijn beschikking de gevolgen van een verstekvonnis.

De schuldeiser moet de beschikking van de rechter doen betekenen aan de schuldenaar.

In artikel 1343, §2, van het Gerechtelijk Wetboek is bepaald dat de akte van betekening van deze beschikking op straffe van nietigheid het volgende moet bevatten:

  • een afschrift van het verzoekschrift;
  • de vermelding van de termijn waarbinnen door de schuldenaar verzet kan worden aangetekend;
  • de vermelding van de rechter voor wie dit verzet moet worden gedaan, alsmede de hiertoe in acht te nemen vormen.

Tevens op straffe van nietigheid wordt de schuldenaar bij de akte van betekening verwittigd dat hij, als hij binnen de gestelde termijn geen verhaal instelt, door alle wettelijke middelen kan worden genoodzaakt de geëiste geldsommen te betalen.

Als de schuldenaar geen verzet of hoger beroep instelt binnen de daarvoor vastgestelde termijnen, wordt de beschikking definitief.

1.5 Hoger beroep

Hoger beroep door de schuldeiser

De mogelijkheden voor de schuldeiser zijn uiteengezet in artikel 1343, §4, van het Gerechtelijk Wetboek. De schuldeiser kan geen echt hoger beroep aantekenen tegen een afwijzing of een gedeeltelijke inwilliging van zijn verzoek. Hij kan echter wel de vordering opnieuw instellen langs de gewone weg (dus niet via de summiere rechtspleging). Indien er een gedeeltelijke inwilliging van zijn vordering is en de schuldeiser toch de vordering opnieuw wil instellen langs de gewone weg, mag hij de beschikking echter nog niet hebben betekend aan de schuldenaar.

Verzet of hoger beroep door de schuldenaar

De schuldenaar kan de beschikking op twee manieren aanvechten: ofwel stelt hij hoger beroep in tegen de beschikking, ofwel tekent hij verzet aan (de beschikking van de rechter heeft immers de gevolgen van een verstekvonnis, voor zover hij het verzoekschrift van de schuldeiser geheel of gedeeltelijk inwilligt: zie artikel 1343, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek). In beide gevallen bedraagt de termijn voor het instellen van het rechtsmiddel een maand, te rekenen vanaf de betekening van het vonnis (zie de artikelen 1048 en 1051 van het Gerechtelijk Wetboek). Deze termijnen worden verlengd als een van de partijen geen woon- of verblijfplaats of geen gekozen woonplaats in België heeft.

De gemeenrechtelijke regels van verzet en hoger beroep worden dan toegepast, met een uitzondering die is vastgesteld in artikel 1343, § 3, tweede alinea, van het Gerechtelijk Wetboek: in afwijking van artikel 1047 (dat een gerechtsdeurwaardersexploot vereist) kan het verzet worden gedaan bij een verzoekschrift dat bij de griffie van het gerecht in zoveel exemplaren als er betrokken partijen en advocaten zijn wordt ingediend, en door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis wordt gebracht aan de schuldeiser en aan zijn advocaat.

Het verzoekschrift (verzet) vermeldt op straffe van nietigheid:

  • de dag, de maand en het jaar;
  • de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van hem die verzet doet;
  • de naam, de voornaam en de woonplaats van de schuldeisers en de naam van zijn advocaat;
  • de bestreden beschikking;
  • de middelen van de verzetdoende partij.

De partijen worden dan door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de terechtzitting die de rechter heeft vastgesteld.

1.6 Aanvechten van de vordering

Het Belgische recht voorziet niet uitdrukkelijk in een verklaring van verweer tegen de vordering.

De schuldenaar kan informatie doen toekomen bij de vrederechter, wat de aard van het verstekvonnis echter niet wijzigt.

1.7 Gevolgen van de aanvechting van de vordering

Zoals hierboven is vermeld, is er geen verklaring van verweer mogelijk. Of de schuldenaar zich verweert of niet, de summiere rechtspleging wordt gewoon voortgezet.

1.8 Wat als de schuldenaar de schuldvordering niet tijdig aanvecht?

Zie het antwoord op vraag 1.7.

1.8.1 Wat moet men doen om een uitvoerbare beslissing te verkrijgen?

1.8.2 Is deze beslissing definitief of is er nog een beroepsmogelijkheid?

Laatste update: 24/10/2019

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.