

Na een wijziging van Wet nr. 99/1963 (Wetboek van burgerlijke rechtsvordering), zoals gewijzigd, die sinds september 2017 van kracht is, wordt het gebruik van videoconferentieapparatuur in civiele procedures rechtstreeks door deze wet geregeld. In artikel 102 bis van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is uitdrukkelijk bepaald dat een rechtbank, op verzoek van een partij of wanneer dit nuttig wordt geacht, taken mag uitvoeren met behulp van videoconferentieapparatuur. Er kan met name gebruik worden gemaakt van videoconferenties om de aanwezigheid van een partij of een tolk bij een zitting mogelijk te maken of om een getuige, deskundige of partij te ondervragen.
Deze kwestie wordt verder geregeld in artikel 10 bis van de instructie nr. 505/2001 van het ministerie van Justitie ter vaststelling van het huishoudelijk en administratief reglement van de arrondissementsrechtbanken, de regionale gerechten en de hogere gerechten.
In de wet wordt uitdrukkelijk voorzien in het ondervragen van getuigen, deskundigen en partijen. De betrokken categorieën personen worden echter niet a priori beperkt; het is mogelijk andere personen, zoals tolken, via een videoconferentie aan een zitting te laten deelnemen. Beperkingen zijn mogelijk om redenen van doelmatigheid of op verzoek van een partij.
De tekst van de wet bevat geen algemene beperkingen. Een beperking kan echter het gevolg zijn van de specifieke omstandigheden van een zaak (bv. technische haalbaarheid).
Als de voorzittende (alleensprekende) rechter taken uitvoert met behulp van een videoconferentie, moet in de oproeping ook de plaats en het tijdstip van de videoconferentie worden vermeld. Het is daarom niet uitgesloten lokalen te gebruiken die geschikt zijn voor dergelijke taken, zoals de ruimte waar een deskundige of getuige zich bevindt (bv. een ziekenhuis of laboratorium).
Het is echter belangrijk dat de rechtbankfunctionarissen die door de voorzittende (alleensprekende) rechter met de uitvoering van deze taken zijn belast, de identiteit van de bij de taak betrokken persoon controleren. Het is de bedoeling dat een persoon gewoonlijk in de rechtbank, de gevangenis of een gezondheidszorginstelling wordt ondervraagd.
In de Wet is bepaald dat er altijd een audiovisuele opname moet worden gemaakt wanneer een taak via een videoconferentie wordt uitgevoerd. Als er naast de opname ook een verslag wordt opgesteld, hoeft degene op wie de taak betrekking heeft, het verslag niet te ondertekenen.
Indien de getuige de taal van de procedure niet spreekt, heeft hij of zij recht op een tolk conform artikel 37, lid 4, van Constitutionele wet nr. 2/1993 (Handvest van fundamentele rechten en vrijheden). Volgens artikel 18, lid 2, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de rechtbank, wanneer de noodzaak hiertoe zich tijdens de procedure voordoet, een tolk aanstellen voor iedere partij van wie het Tsjechisch niet de moedertaal is.
Volgens artikel 18, leden 1 en 2, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de rechtbank de partijen gelijke mogelijkheden bieden om hun rechten uit te oefenen en, wanneer de noodzaak hiertoe zich tijdens de procedure voordoet, een tolk aanstellen voor iedere partij van wie het Tsjechisch niet de moedertaal is.
De aanwezigheid van een tolk kan met behulp van videoconferentieapparatuur worden geregeld. De tolk hoeft dus fysiek niet op dezelfde plaats aanwezig te zijn als de ondervraagde persoon.
De rechtbank moet een persoon oproepen overeenkomstig artikel 51 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Voor zover deze wet of de bijzondere wetgeving inzake oproepingen geen aanvullende eisen stelt, moet de oproeping de volgende informatie bevatten: de naam van de zaak waarvoor de persoon wordt opgeroepen, het doel, de plaats en het aanvangstijdstip van de procedure, de reden voor de oproeping, de hoedanigheid waarin de persoon in de procedure wordt opgeroepen, de verplichtingen van de opgeroepen persoon en, in voorkomend geval, de verwachte duur van de procedure. Als er videoconferentieapparatuur wordt gebruikt bij een zitting, krijgt de opgeroepen persoon te horen waar en wanneer hij of zij zich moet melden.
De oproeping kan op papier of langs elektronische weg worden betekend en in spoedgevallen eveneens telefonisch of per fax worden meegedeeld.
Indien een getuige of deskundige via een videoconferentie moet worden ondervraagd en de te ondervragen persoon zich moet melden in een district dat onder de bevoegdheid van een andere rechtbank valt, is die rechtbank verantwoordelijk voor de oproeping. De verzoekende rechtbank vraagt de andere rechtbank deze taak uit te voeren. Volgens artikel 115, lid 2, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet de oproeping zodanig aan de partijen worden betekend dat zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden (in de regel ten minste tien dagen vóór de datum waarop de zitting plaatsvindt) indien deze niet wordt voorafgegaan door een voorbereidende zitting.
Het gebruik van videoconferenties brengt kosten voor gegevensoverdracht met zich mee. Deze kosten komen voor rekening van de verzoekende rechtbank die het initiatief neemt voor de videoconferentie.
Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is iedere natuurlijke persoon die geen partij in de procedure is, verplicht om voor de rechter te verschijnen wanneer hij of zij is opgeroepen en een getuigenverklaring af te leggen. De getuige mag alleen weigeren om te getuigen wanneer hij/zij zichzelf of zijn/haar verwanten door het afleggen van een verklaring zou blootstellen aan het risico van strafvervolging. Getuigen worden altijd voorafgaand aan de zitting op de hoogte gesteld van het belang van hun verklaring, van hun rechten en plichten en van de strafrechtelijke gevolgen van een valse getuigenverklaring.
Op grond van artikel 126, lid 2, van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is de rechtbank verplicht om aan het begin van het verhoor de identiteit van de getuige vast te stellen. Dit gebeurt meestal door de getuige te vragen zijn of haar identiteitskaart of paspoort te tonen.
Wanneer een verhoor met behulp van videoconferentieapparatuur wordt afgenomen, moet de rechtbankfunctionaris die door de voorzittende (alleensprekende) rechter met de uitvoering van deze taak is belast, de identiteit van de met behulp van videoconferentieapparatuur ondervraagde persoon controleren. Als de voorzittende (alleensprekende) rechter hiervoor toestemming geeft, mag de identiteit van de ondervraagde persoon ook worden gecontroleerd op de plaats waar deze zich bevindt en zulks door een functionaris van een rechtbank, een gevangenis of een detentie-inrichting, mits die taak aan deze functionaris is toevertrouwd.
Overeenkomstig artikel 104, lid 1, van Wet nr. 91/2012 inzake het internationaal privaatrecht is het op verzoek van een buitenlandse autoriteit eveneens mogelijk om getuigen, deskundigen en partijen onder ede te verhoren. De getuigen en partijen in de procedure leggen de volgende eed af: “Ik zweer om op alle vragen die het gerecht mij stelt een volledig en waarheidsgetrouw antwoord te geven en niets te verzwijgen.” De eed van deskundigen is als volgt: “Ik zweer om naar eer en geweten en met kennis van zaken een deskundigenrapport te verstrekken.” Als de eed achteraf wordt afgelegd, wordt de formulering dienovereenkomstig aangepast.
De concrete maatregelen worden tijdens de voorbereiding van de videoconferentie overeengekomen, zodat deze voldoen aan de behoeften van de verzoekende en de aangezochte rechtbank.
De concrete maatregelen worden tijdens de voorbereiding van de videoconferentie overeengekomen, zodat deze voldoen aan de behoeften van de verzoekende en de aangezochte rechtbank.
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.