De gevolgen van COVID‑19 voor burgerlijke en insolventiezaken

Bulgarije
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Gevolgen van Covid-19 voor civiele procedures

1.1 Termijnen in civiele procedures

Specifieke wetgeving:

Wet inzake de maatregelen en acties tijdens de noodtoestand uitgeroepen per besluit van de nationale vergadering van 13 maart 2020 en inzake de bestrijding van de gevolgen – hierna aangeduid als de “Wet inzake de Noodtoestand”. – hierna aangeduid als de “Wet inzake de Noodtoestand”.

Op grond van de maatregelen en acties kunnen de volgende twee perioden worden onderscheiden: de periode van de noodtoestand (13 maart-13 mei 2020) en de periode van twee maanden volgend op de opheffing van de noodtoestand (vanaf 14 mei 2020):

A/ Maatregelen en acties tijdens de periode van de noodtoestand: 13 maart - 13 mei 2020

(Aanvankelijk werd de noodtoestand vastgesteld voor de periode 13 maart tot en met 13 april 2020. Deze periode is verlengd tot en met 13 mei 2020).

Procedurele termijnen:

- Opschorting van termijnen:

Alle procedurele termijnen in civielrechtelijke, arbitrage- en tenuitvoerleggingsprocedures worden opgeschort, met uitzondering van de volgende civiele en handelszaken:

  1. zaken aangaande de uitoefening van ouderlijk gezag, doch enkel met betrekking tot voorlopige maatregelen;
  2. zaken uit hoofde van de Wet bescherming tegen huiselijk geweld, doch enkel ten aanzien van een bevel tot onmiddellijke bescherming of wijziging daarvan, evenals in zaken waarin het verzoek om bescherming is afgewezen;
  3. toestemming voor de opname van geld van rekeningen van kinderen;
  4. kortgedingen;
  5. zaken betreffende de bewaring van bewijs;
  6. verzoeken uit hoofde van de Wet elektronische communicatie en in verband met uitschrijving uit het handelsregister op basis van een gerechtelijke uitspraak in het kader van de Wet op het handelsregister en het Register van rechtspersonen zonder winstoogmerk;
  7. zaken als bedoeld in artikel 62, lid 3, van de Wet op de kredietinstellingen, met betrekking tot de ondertekening van een verklaring ter waarborging van het bankgeheim.

De vervaltermijnen waarbij bij het verstrijken daarvan rechten van particuliere entiteiten tenietgaan of worden verworven, worden opgeschort.

B/ Maatregelen en acties tijdens de periode van twee maanden volgend op de opheffing van de noodtoestand (vanaf 14 mei 2020):

- Opschorting van termijnen:

Binnen twee maanden na opheffing van de noodtoestand worden alle aangekondigde openbare verkopen en inbeslagnemingen van bezittingen die door (gerechts)deurwaarders aan personen zijn aangezegd, kosteloos opgeschort en opnieuw ingepland. Op verzoek van de persoon in kwestie, gedaan vóór het verstrijken van de in de eerste zin genoemde termijn, worden de openbare verkopen respectievelijk de inbeslagnemingen van bezittingen kosteloos opnieuw ingepland.

- Verlenging van termijnen

Wettelijk vastgelegde termijnen (met uitzondering van de bovengenoemde gevallen) die tijdens de noodtoestand verstrijken en die betrekking hebben op de uitoefening van rechten en plichten van particuliere personen en entiteiten worden, gerekend vanaf het einde van de noodtoestand, met één maand verlengd.

- Specifieke gevallen:

Tijdens de noodtoestand en gedurende hooguit de twee daaropvolgende maanden zijn bankrekeningen van personen en medische instellingen, salarissen en pensioenen, medische apparaten en uitrusting vrijgesteld van conservatoire beslaglegging en maatregelen tot bewaring van recht. Er wordt geen inventaris opgesteld van roerende zaken en onroerende zaken die eigendom zijn van particulieren, met uitzondering van onderhoudsverplichtingen, schade veroorzaakt door een onrechtmatige daad, alimentatievorderingen en loonvorderingen. Gedurende een periode van twee maanden na opheffing van de noodtoestand wordt geen beslag gelegd op bankrekeningen van gemeenten.

Tot twee maanden na opheffing van de noodtoestand worden geen rente en boeten geheven in gevallen van een betalingsachterstand ten aanzien van verplichtingen van particuliere entiteiten, schuldenaren met door financiële instellingen in het kader van artikel 3 van de Wet op de kredietinstellingen verstrekte kredietovereenkomsten en andere financieringsvormen, met uitzondering van de dochterondernemingen van de banken, ook indien de vorderingen door banken, financiële instellingen of derden zijn verworven. De verbintenis kan niet vervroegd of onmiddellijk opeisbaar worden verklaard en de overeenkomst kan niet worden beëindigd wegens in gebreke blijven.

1.2 Rechterlijke organisatie en rechterlijke macht

Rechtszittingen

Totdat de noodtoestand is opgeheven, kunnen rechtszittingen op afstand worden gehouden, waarbij de rechtstreekse en virtuele deelname van de procespartijen en betrokkenen moet worden gewaarborgd. Van de bijeenkomsten worden notulen opgemaakt; deze worden onverwijld gepubliceerd en bewaard gedurende de termijn voor amendering en aanvulling ervan. De rechtbank deelt de procespartijen mee wanneer de zitting op afstand zal worden gehouden.

De Hoge Raad van Justitie heeft opdracht gegeven voor het treffen van de benodigde voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus in gerechtsgebouwen, voor het per post en op elektronische wijze bij de rechtbank indienen van stukken, alsook voor overleg per telefoon of langs elektronische weg. De oproeping voor hoorzittingen geschiedt telefonisch of elektronisch.

Handelsregister

De diensten van het handelsregister, het register van rechtspersonen zonder winstoogmerk en andere registers zijn online toegankelijk.

Notariële procedures

Notariële procedures blijven uitsluitend beperkt tot noodgevallen. Bij notariële procedures, die tot spoedeisende kwesties moeten worden beperkt, moeten de hygiënevoorschriften worden opgevolgd. De Kamer van notarissen zorgt ervoor dat er ten minste één dienstdoend notaris op 50.000 inwoners van het betreffende werkgebied beschikbaar is.

1.3 Justitiële samenwerking in de EU

Het ministerie van Justitie en de rechtbanken verzorgen nog altijd internationale rechtsbijstand, maar deze kan vertraging oplopen.

2 Insolventiegerelateerde maatregelen die zijn genomen of gepland in de lidstaten na de uitbraak van de pandemie

2.1 Concrete insolventiemaatregelen en daarmee samenhangende maatregelen die van invloed zijn op contracten

2.1.1 Opschorting in geval van insolventie

2.1.1.1 Opschorting van de verplichting om faillissement aan te vragen (schuldenaars)

De Bulgaarse nationale wetgeving bevat de verplichting dat een schuldenaar (of zijn management) binnen 30 dagen na het zich voordoen van de insolventie/overmatige schuldenlast faillissement moet aanvragen (artikel 626, lid 1, van de Handelswet).

De noodtoestand is op 13 mei 2020 voor het gehele grondgebied van de Republiek Bulgarije opgeheven. De termijnen voor de uitvoering van alle specifieke maatregelen die in het kader van de Wet inzake de Noodtoestand zijn genomen, waren verstreken. De specifieke maatregelen zijn dan ook niet langer van toepassing.

2.1.1.2 Bescherming van schuldenaars tegen faillissementsaanvragen van schuldeisers

-

2.1.2 Opschorting van de tenuitvoerlegging van vorderingen en opschorting van contractbeëindiging

2.1.2.1 Algemene / specifieke moratoria voor de tenuitvoerlegging van vorderingen / tenuitvoerlegging van bepaalde soorten vorderingen

De noodtoestand is op 13 mei 2020 voor het gehele grondgebied van de Republiek Bulgarije opgeheven. De termijnen voor de uitvoering van alle specifieke maatregelen die in het kader van de Wet inzake de Noodtoestand zijn genomen, waren verstreken. De specifieke maatregelen zijn dan ook niet langer van toepassing.

2.1.2.2 Opschorting van contractbeëindiging (algemene / specifieke contracten)

-

2.2 Civiel recht, inclusief voor insolventierechtbanken geldende opschortingen en opschortingen van procedures

De noodtoestand is op 13 mei 2020 voor het gehele grondgebied van de Republiek Bulgarije opgeheven. De termijnen voor de uitvoering van alle specifieke maatregelen die in het kader van de Wet inzake de Noodtoestand zijn genomen, waren verstreken. De specifieke maatregelen zijn dan ook niet langer van toepassing.

2.3 Overige insolventiemaatregelen (die welke betrekking hebben op terugvorderingsacties, reorganisatieplannen, informele overeenkomsten en eventueel andere)

-

2.4 Gerelateerde maatregelen anders dan insolventiemaatregelen (uitstel van betaling, bankleningen, sociale zekerheid, ziektekostenverzekering, bedrijfssubsidies)

In geval van niet-nakoming van betalingsverplichtingen op grond van bankleningen en andere vormen van financiering (factoring, forfaiting enz.) die worden verstrekt door banken of financiële instellingen, alsook betalingsverplichtingen ingevolge leasecontracten, zullen er geen rente en boetes worden opgelegd totdat de noodtoestand is opgeheven. Bovendien kan er niet eerder nakoming van een verplichting/betaling worden geëist en kan het contract niet worden ontbonden om reden van wanbetaling (artikel 6 van de Wet inzake de Noodtoestand zoals gewijzigd en aangevuld op 6 april 2020).

De bovengenoemde maatregel is bij wijzigingen van de Wet inzake de Noodtoestand als volgt aangepast:

De eerste twee maanden na het opheffen van de noodtoestand zullen er, in gevallen van betalingsachterstand betreffende verplichtingen van particuliere entiteiten, schuldenaars die een kredietovereenkomst hebben afgesloten, en andere vormen van financiering die beschikbaar zijn gesteld door financiële instellingen, met uitzondering van dochterondernemingen van banken, ook wanneer het vorderingen zijn overgenomen door banken, financiële instellingen of derde partijen, geen rente en boetes in rekening worden gebracht, en kunnen de vorderingen niet tussentijds opeisbaar worden verklaard en kunnen overeenkomsten niet worden beëindigd wegens in gebreke blijven.

Volgens een nieuwe bepaling in de Wet inzake de Noodtoestand, die op 17 februari 2021 in werking is getreden, mogen binnen twee maanden na de opheffing van de epidemische noodtoestand geen conservatoire maatregelen worden genomen en geen tenuitvoerleggingsmaatregelen worden uitgevoerd ten aanzien van middelen die op grond van een besluit van de ministerraad aan werknemers zijn uitgekeerd als compensatie om de gevolgen van COVID-19 te boven te komen. Bevelen tot beslag op vorderingen van werknemers als bedoeld in de eerste zin, met inbegrip van die welke zijn ontvangen op hun bank- of andere betaalrekeningen, mogen niet ten uitvoer worden gelegd (artikel 5, lid 5, van de Wet inzake de Noodtoestand, zoals gewijzigd en aangevuld op 17 februari 2021).

Laatste update: 26/10/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.