Informatie zoeken per regio
In de Oostenrijkse wet op de advocatuur (Rechtsanwaltsordnung) wordt bepaald dat de honoraria die betaald worden aan advocaten voor hun geleverde diensten in het algemeen vrij afgesproken kunnen worden tussen de cliënt en de advocaat.
De honoraria kunnen gebaseerd zijn op een uurtarief of een vast tarief. Een vast tarief varieert niet naargelang de hoeveelheid werk en bestede tijd. Als er geen uitdrukkelijk honorarium is afgesproken, wordt er van uit gegaan dat er een redelijke beloning afgesproken is op basis van de schaal der honoraria die toegelicht wordt in de wet op de advocatenhonoraria (Rechtsanwaltstarifgesetz) of de algemene vergoedingscriteria voor advocaten (Allgemeine Honorar-Kriterien für Rechtsanwälte).
In het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung — ZPO) en de wet op de advocatenhonoraria wordt bepaald dat in civiele procedures de rechtbank het aandeel van de kosten dient te bepalen dat de verliezende partij moet terugbetalen aan de winnende partij. Deze kosten zijn gebaseerd op de waarde van de vordering en de duur en aard van de geleverde dienst. De wet op de advocatenhonoraria is alleen van toepassing als dit afgesproken is tussen de advocaat en de cliënt.
In strafzaken is het de algemene regel dat elke persoon die een advocaat heeft ingehuurd om namens hem op te treden (een gedaagde, een partij die een civiel geding aanspant of een slachtoffer dat vraagt dat een civiele vordering wordt gekoppeld aan een strafproces) de resulterende kosten moet dragen. Dit is ook het geval wanneer de advocaat van de verdediging is aangewezen door de rechtbank, tenzij er voldaan wordt aan de voorwaarden voor rechtsbijstand. De kosten variëren regelmatig naargelang de aard en samenstelling van de betrokken rechtbank (bv. een districtsrechtbank, een regionale rechtbank met een alleensprekende rechter, een college van lekenrechters of een rechtbank met jury).
De beloning die gerechtsdeurwaarders (Gerichtsvollzieher) krijgen voor hun activiteiten wordt toegelicht in de wet op de vergoeding van executiekosten (Vollzugsgebührengesetz). De voornaamste kosten bestaan uit een executiekostenvergoeding (Vollzugsgebühr) die de verzoeker-crediteur moet betalen bij het indienen van het executieverzoek, plus een vaste vergoeding (Pauschalgebühr) die toegelicht wordt in de wet op de vergoeding van gerechtskosten (Gerichtsgebührengesetz — GGG).
De executievergoeding, die geheven wordt onder artikel 2 van de wet op de vergoeding van executiekosten, vormt een deel van de kosten van de executieprocedures. Bij de toewijzing van de kosten mag de rechtbank de schuldenaar verplichten deze kosten te vergoeden als de schuldeiser dat zo verzoekt.
De gerechtsdeurwaarder heeft ook recht op een beloning voor de inontvangstneming van betalingen. Die kan ingehouden worden op het geïnde bedrag (artikel 11 van de wet op de vergoeding van executiekosten).
De te betalen gerechtskosten voor het gebruik van gerechtelijke diensten bestaan ofwel uit een vaste vergoeding (Pauschalgebühr of Festgebühr) of een percentage van de berekeningsgrondslag (Hundertsatzgebühr of Tausendsatzgebühr). De hoogte hangt af van de aard van de zaak en de waarde van de vordering.
Voor civiele procedures in eerste aanleg moet er een vaste vergoeding betaald worden bij het indienen van het startdocument voor de procedure. De vergoeding moet maar één keer betaald worden, onafhankelijk van het feit of de aanvraag meer dan één vordering betreft of betrekking heeft op meer dan één persoon. Ze bestrijkt de hele procedure in eerste aanleg. Indien tijdens de procedure verdere ondersteuning wordt verlangd, kunnen er vanaf dat punt bijkomende vergoedingen van toepassing zijn. Deze worden opeisbaar op het moment van indienen van schriftelijke pleitnota’s.
Indien tijdens de procedure verdere ondersteuning wordt verlangd, is de vergoeding verschuldigd op het moment dat van deze voortzetting aantekening wordt gemaakt. Bij civiele procedures in tweede of derde aanleg is de vergoeding opeisbaar op het moment dat het beroep wordt ingesteld (artikel 2, lid 1 van de wet op de vergoeding van gerechtskosten). Bij wijze van uitzondering moet er bij niet-contentieuze procedures soms een vergoeding voor de beslissing (Entscheidungsgebühr) betaald worden in plaats van een op de vordering gebaseerde vergoeding.
Vaste kosten voor rechtzoekenden in strafrechtelijke procedures
Uit hoofde van item 13 van de wet op de vergoeding van gerechtskosten moet er alleen in het geval van een civiele procedure een vergoeding betaald worden.
Vaste kosten moeten betaald worden bij het begin van de procedure.
Vaste kosten voor rechtzoekenden in grondwettelijke procedures
Uit hoofde van artikel 17a, lid 1 van de wet op het grondwettelijk hof (Verfassungsgerichtshofgesetz — VfGG), bedraagt het tarief 220 EUR.
Fase in de grondwettelijk procedure waarin vaste kosten moeten worden voldaan
Vaste kosten moeten betaald worden bij het begin van de procedure.
In het algemeen is de advocaat verplicht om zijn of haar cliënt te informeren over hoe de vergoedingen worden berekend en welke kosten de cliënt mag verwachten. In artikel 50, lid 2 van de richtsnoeren voor de uitoefening van het beroep van advocaat en voor het toezicht op de verplichtingen van advocaten (Richtlinien für die Ausübung des Rechtsanwaltsberufs und für die Überwachung der Pflichten des Rechtsanwalts — RL-BA) wordt aangeraden dat de advocaat bij het ontvangen van instructies over een nieuwe zaak de cliënt moet informeren over de basis waarop de vergoeding zal aangerekend worden en over het recht van de advocaat op tussentijdse betalingen.
Tenzij er een vaste vergoeding is overeengekomen, is de cliënt gerechtigd, met redelijke tussenpozen, een opgave van de actuele stand van zaken betreffende de door cliënt betaalde bedragen, of een opgave van de al verleende diensten c.q. al bestede tijd (in geval van een vergoeding op uurbasis) te verzoeken.
Zodra de advocaat in de arm is genomen, moet worden afgesproken vanaf wanneer en hoe vaak er bedragen in rekening worden gebracht.
De wettelijke bepalingen over de aansprakelijkheid voor de kosten van contentieuze civiele procedures (inclusief handelszaken) kunnen gevonden worden in artikelen 40-55 van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke strafvordering. Familiezaken, met name echtscheiding met wederzijds goedvinden, geschillen over voogdij en omgangsrecht en procedures over alimentatievorderingen, worden daarentegen behandeld in niet-contentieuze procedures. Hiervoor gelden andere kostenaansprakelijkheidsregels. De algemene regels voor de kostenverwijzing zijn vervat in artikel 78 van de wet op de niet-contentieuze procedures (Außerstreitgesetz — AußStrG). Uitzonderingen op deze algemene regels gelden onder andere in voogdijprocedures, omgangsrechtgeschillen en procedures over alimentatievorderingen voor minderjarigen. De kostenaansprakelijkheid in strafrechtelijke procedures wordt geregeld door de artikelen 380-395 van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering (Strafprozessordnung — StPO).
Een overzicht van de vergoedingen waar advocaten recht op hebben is te vinden in een online-informatiefolder op de website van de Oostenrijkse federale orde van advocaten (Österreichischer Rechtsanwaltskammertag). Algemene informatie kan ook verkregen worden via de homepage van de HELP-service voor burgers via de links ‘Leben in Österreich’ >, Zivilrecht’ > ‘Zivilverfahren’ [Wonen in Oostenrijk > Civielrecht > Civiele procedure].
Algemene informatie over gerechtskosten is kosteloos beschikbaar op de website van de HELP-service voor burgers. Wetteksten (zoals de wet op gerechtskosten en de vergoedingsschalen) zijn gratis beschikbaar op het Oostenrijkse rechtsinformatiesysteem (Rechtsinformationssystem des Bundes — RIS) op de homepage van de Oostenrijkse bondskanselarij.
In het Duits.
Er is een lijst met bemiddelaars (onderhouden door het ministerie van Justitie) beschikbaar voor het algemene publiek op een speciale webpagina.
Met betrekking tot herstelrecht bij civiele procedures is er informatie over bemiddeling tussen de aangeklaagde en het slachtoffer beschikbaar op de NEUSTART -website (ook in het Engels).
Algemene informatie over het Oostenrijks rechtssysteem, juridische kosten en het federaal ministerie van Justitie is te vinden op de website van het Oostenrijks ministerie van Justitie en op de website van de HELP-service, die algemene, lezersvriendelijke informatie verstrekt.
In het rechtsinformatiesysteem van de Oostenrijkse bondskanselarij is de volledige tekst van de volgende wetten te vinden:
De tekst van de algemene vergoedingscriteria voor advocaten (Allgemeine Honorar-Kriterien für Rechtsanwälte — AHK) is toegankelijk op het portaal van de Oostenrijkse federale orde van advocaten.
Neem voor deze informatie a.u.b. direct contact op met het Oostenrijkse ministerie van Justitie.
De per categorie procedures verschuldigde gerechtskosten worden vooraf vastgesteld (wet op de vergoeding van gerechtskosten). Ze kunnen veranderen als de waarde van de vordering stijgt of daalt.
De kosten die in civiele procedures door de in het ongelijk gestelde partij aan de in het gelijk gestelde partij moeten worden betaald (advocatenhonoraria, deskundigenvergoedingen, vertaalkosten) worden door de rechtbank bepaald. De rechtbank bepaalt deze op basis op basis van de wet op de advocatenhonoraria (vergoedingen voor advocaten) en de wet inzake de rechten op vergoedingen (vergoedingen voor deskundigen en tolken). De kosten zijn grotendeels gebaseerd op het niveau van de desbetreffende uitgaven en de bestede tijd. Er kan vooraf geen specifiek cijfer gegeven worden.
In principe kunnen cliënt en advocaat het honorarium vrij afspreken.
Op advocatendiensten is btw van toepassing. Die bedraagt 20% in Oostenrijk. Net zoals andere uitgaven moet de btw apart aan de advocaat worden voldaan, zoals uitdrukkelijk bepaald wordt in artikel 16 van de wet op de advocatenhonoraria en artikel 17 van de algemene vergoedingscriteria. Alle bedragen in de vergoedingsschalen van de wet op de advocatenhonoraria en de algemene vergoedingscriteria gelden exclusief btw.
De toelatingsvoorwaarden voor rechtsbijstand (Verfahrenshilfe) zijn niet gebaseerd op een wettelijke inkomensgrens. Bij civiele procedures (en bij handelszaken) wordt de rechtsbijstand geregeld door het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De bepalingen van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn mutatis mutandis van toepassing op niet-contentieuze procedures. Beslissingen om rechtsbijstand te verlenen worden genomen door de rechtbank die de zaak in eerste aanleg behandelt.
Een partij heeft recht op rechtsbijstand als zijn of haar inkomen, financiële situatie en alimentatieverplichtingen van dien aard zijn dat hij of zij niet in staat is de kosten van juridische procedures te dragen zonder dat dit nadelig uitpakt voor de mogelijkheden om te voorzien in de normale behoeften (noodzakelijk onderhoud) die horen bij een eenvoudige levensstijl. Bovendien mogen de procedures niet overduidelijk vexatoir zijn en moet er enige kans van slagen bestaan. De rechter beslist per geval welke van onderstaande voordelen gegund worden.
In Oostenrijk kan rechtsbijstand bestaan uit:
Binnen drie jaar na afloop van het proces kan vereist worden dat de partijen die rechtsbijstand krijgen de bijstand terugbetalen, volledig of gedeeltelijk, als hun financiële positie verandert en ze nu in staat zijn die betalingen te vereffenen zonder dat dit nadelig uitpakt voor zijn of haar bestaansonderhoud.
Er zijn geen vaste financiële grenzen om te bepalen of een aangeklaagde of slachtoffer rechtsbijstand mag krijgen. Maatgevend is een levensstandaard boven het minimumloon voor een menswaardig bestaan, maar onder het niveau dat als behoorlijk wordt aangemerkt.
Het minimumloon voor menswaardig bestaan wordt regelmatig bijgesteld en de huidige hoogte wordt gepubliceerd op de website van het Oostenrijks ministerie van Justitie .
Als er geen recht is op rechtsbijstand (Prozessbegleitung) heeft een civiele eiser uit hoofde van artikel 66, lid 2 van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering, recht op juridische hulp (Verfahrenshilfe) als
Behalve de financiële voorwaarden moet rechtsbijstand in het belang van de rechtspleging zijn, en vooral in het belang van een behoorlijke verdediging.
De toewijzing van een raadsman ter verdediging wordt in elk geval beschouwd als in het belang van de rechtspleging.
Er is een geval van verplichte verdediging (notwendige Verteidigung) onder artikel 61, lid 1 van het wetboek van strafvordering (zie hieronder),
In gevallen van verplichte verdediging moet een aangeklaagde vertegenwoordigd worden door een raadsman ter verdediging. In artikel 61, lid 1 van het wetboek van strafvordering staat een uitgebreide lijst van gevallen waar de verdediging verplicht is:
Om de rechten van een slachtoffer bij strafprocedures te beschermen zijn psychosociale bijstand (psychosoziale Prozessbegleitung) of juridische bijstand (juristische Prozessbegleitung) kosteloos beschikbaar voor slachtoffers van gewelddadigheden, ernstige bedreigingen of seksuele misdrijven en voor de echtgeno(o)t(e), levenspartner, verwante in rechte lijn, broer of zuster van een persoon wiens dood veroorzaakt kan zijn door een strafbaar feit, of andere verwanten die getuigen waren van het strafbaar feit. Psychosociale bijstand heeft betrekking op de voorbereiding van het slachtoffer voor de procedure en de emotionele belasting die veroorzaakt is door de procedure. Psychosociale of juridische bijstand wordt verleend door organisaties voor slachtofferhulp op basis van een overeenkomst met het ministerie van Justitie uit hoofde van artikel 66, lid 2 van het wetboek van strafvordering.
In niet-contentieuze procedures hoeven er geen vergoedingen betaald worden voor de toewijzing van een beheerder (Sachverwalter) of procedures i.v.m. voogdij en omgangsrecht. Er hoeft ook niets betaald worden voor procedures onder de wet betreffende onderbrenging in instellingen (Unterbringungsgesetz) of de wet op verpleging in inrichtingen (Heimaufenthaltsgesetz). Als een partij een laag inkomen en geringe eigen middelen heeft, kan er rechtshulp verstrekt worden in de vorm van een voorlopige vrijstelling van de betaling van vergoedingen. De omvang van de toegestane vrijstelling hangt af van de toepassing en wordt bepaald door de rechtbank.
De kosten bij civiele procedures (inclusief handelszaken) worden geregeld door het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Hierin is bepaald dat elke partij in eerste instantie de gemaakte kosten moet dragen naar verhouding van het aandeel in de procedure. Wanneer de rechtbank een uitspraak doet, neemt hij ook een beslissing met betrekking tot de kosten. Het principe is dat van de onverkorte aansprakelijkheid. Een partij die een geschil in alle opzichten verliest moet de andere partij voor alle kosten in verband met het proces vergoeden die noodzakelijk waren voor een juiste rechtsgang of verdediging. Indien de partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, moeten de kosten tegen elkaar worden weggestreept of naar verhouding worden gedeeld.
Er kan afgeweken worden van het principe van onverkorte aansprakelijkheid in bepaalde gevallen op basis van billijkheid:
Familiezaken (alimentatie-, omgangsrecht- en voogdijprocedures en echtscheiding met wederzijds goedvinden) worden behandeld in niet-contentieuze procedures. De algemene regel inzake kosten in niet-contentieuze procedures is vervat in artikel 78 van de wet op de niet-contentieuze procedures (Außerstreitgesetz – AußerStrG). Er zijn echter uitzonderingen voor veel soorten procedures. Het principe van de onverkorte aansprakelijkheid is ook hier de normale regel, maar opnieuw kan hiervan worden afgeweken om redenen van billijkheid. Die redenen zijn veel ruimer dan de gronden uit hoofde van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Als er geen compensatie wordt geëist, moeten de contante uitgaven (bv. deskundigenvergoedingen) worden gedaan naar verhouding van het aandeel in de zaak. Kunnen deze niet nader worden bepaald, dan moeten ze gelijk worden verdeeld.
Bijzonderheden van de diverse soorten procedures (alimentatie-, omgangsrecht- en voogdijprocedures en echtscheiding):
Bij echtscheiding met verweer zijn er bijzondere bepalingen van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Indien geen der partijen als schuldig aan de echtscheiding wordt aangemerkt, moeten de kosten tegen elkaar worden weggestreept. Indien de reden voor de echtscheiding is dat de gemeenschappelijke huishouding van de echtgenoten is beëindigd (Zerrüttung) en de rechter zich in het echtscheidingsvonnis uitspreekt over wie daarvoor verantwoordelijk is, moet de schuldige echtgenoot de kosten van de andere partij betalen.
Evenals bij de twee andere soorten familierechtelijke procedures moet echtscheiding met wederzijds goedvinden worden behandeld in niet-contentieuze procedures. De echtgenoten dienen twee identieke verzoeken in bij de rechtbank, en aangezien er in deze procedure geen sprake is van een conflict, wordt er geen kostenvergoeding toegekend. Contante uitgaven moeten gelijk over de partijen worden verdeeld.
In strafrechtelijke procedures moet in principe elke persoon die een raadsman voor zijn of haar verdediging of een andere vertegenwoordiger in de arm neemt, de kosten zelf dragen, ook als de advocaat ambtshalve wordt toegevoegd (artikel 393, lid 1 van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering).
De rechter moet bij het uitspreken van het vonnis de betalingsverplichting vaststellen (artikel 389, lid 1 van het wetboek van strafvordering). De volgende kosten kunnen verschuldigd zijn uit hoofde van artikel 381, lid 1 van het wetboek van strafvordering:
Met uitzondering van de onder punt 3, 7, 8, en 9 genoemde kosten betaalt de staat de kosten vooruit. Bij de beslissing over de forfaitaire bedragen onder punt 9, artikel 381 leden 1 en 9 houdt de rechter rekening met de draagkracht van de gedaagde. De kosten voor de diensten van een vertaling moeten niet terugbetaald worden als ze nodig waren, omdat de aangeklaagde niet kon communiceren in de rechtbank ten gevolge van zijn of haar onvoldoende kennis van de taal of ten gevolge van een handicap.
In artikel 391, lid 1, van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering wordt echter bepaald dat de kosten van de strafrechtelijke procedures teruggevorderd moeten worden van de veroordeelde persoon op voorwaarde dat dit de nodige middelen niet in gevaar brengt van de veroordeelde persoon om een bescheiden levensstandaard te hebben en om een schadevergoeding voor de veroorzaakte schade te betalen. Indien de kosten niet kunnen worden verhaald wegens onvermogen van de veroordeelde, kan de rechter deze kosten niet-terugvorderbaar verklaren. Als de rechtbank vindt dat de kosten in de toekomst terugvorderbaar zullen worden, maar ze dat evenwel voorlopig niet zijn, moet de draagkracht van de persoon in kwestie na een bepaalde periode opnieuw worden beoordeeld. Volgens de wet moeten eventuele kosten binnen vijf jaar na de definitieve uitspraak in de procedure zijn teruggevorderd. Indien de rechter de veroordeelde verwijst in de kosten van de procedure en daarna blijkt dat de veroordeelde deze niet kan betalen, kunnen de met de kostenverhaling belaste instanties uitstel van betaling verlenen, betaling in termijnen toestaan of de kosten verlagen.
Indien de veroordeelde door de strafrechter tot een op zijn minst gedeeltelijke schadevergoeding aan de civiele partij veroordeeld wordt, moet hij of zij tevens de kosten vergoeden die deze partij in verband met de strafrechtelijke procedure heeft gemaakt.
Krachtens artikel 393, onder a) van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering kan een vrijgesproken persoon verzoeken om een overheidsbijdrage in de kosten van zijn of haar verdedigende raadsman. Dit betreft eerder gedane, noodzakelijke contante uitgaven en een forfaitair bedrag voor de kosten van de verdedigende raadsman. Bij de bepaling van het forfaitair bedrag wordt rekening gehouden met de omvang en complexiteit van de verdediging en de omvang en de noodzaak van de behoorlijke diensten van de advocaat. Dat bedrag mag niet hoger zijn dan de volgende maximumwaarden: 5 000 EUR bij procedures voor een regionale rechtbank met een jury; 2 500 EUR in procedures voor een regionale rechtbank voor een college van lekenrechters; 1 250 EUR in procedures voor een regionale rechtbank voor een alleensprekend rechter; 450 EUR in districtsgerechtprocedures.
Wanneer de strafrechtelijke procedure is ingeleid door een particuliere aanklager of op verzoek van de civiele partij krachtens artikel 72 van het Oostenrijkse wetboek van strafvordering (subsidiaire vervolging) en niet tot een veroordeling heeft geleid, is de particuliere aanklager of civiele partij gehouden tot betaling van alle kosten die het gevolg zijn van zijn of haar optreden. Indien de strafrechtelijke procedure eindigt met het laten vallen van de zaak (afzien van strafvervolging) (artikelen 198 tot en met 209 van het wetboek van strafvordering) hoeft de civiele partij de kosten niet te betalen.
In contentieuze civiele procedures (inclusief handelszaken) wordt een partij een deskundigenvergoeding toegekend naar verhouding van de mate waarin die partij succes heeft behaald in de procedure (artikel 43, lid 1 van het Oostenrijkse wetboek van burgerlijke rechtsvordering).
In procedures betreffende echtscheiding met verweer waarin geen uitspraak wordt gedaan over de verantwoordelijkheid, moeten de contante uitgaven tegen elkaar worden weggestreept. Als een van de partijen meer dan de helft van deze uitgaven heeft gedaan, moet de andere partij het bedrag dat boven deze helft uitgaat, terugbetalen. Indien een van de echtgenoten schuldig wordt bevonden, moet deze de deskundigenkosten van de andere partij vergoeden.
In procedures betreffende echtscheiding met wederzijds goedvinden, voogdij- en omgangsrechtprocedures en procedures betreffende alimentatievorderingen voor minderjarige kinderen moeten de kosten van eventuele deskundigenvergoedingen die in eerste instantie door de overheid zijn betaald, aan de rechtbank worden vergoed door de partijen die die kosten hebben veroorzaakt of in wier belang de overheid aldus heeft gehandeld. Indien meerdere personen gehouden zijn tot vergoeding van de kosten, zijn zij gezamenlijk aansprakelijk (artikel 1, lid 5, van de wet op gerechtelijke betalingen (Gerichtliches Einbringungsgesetz — GEG) juncto artikel 2, lid 1, van dezelfde wet).
De hoogte van de deskundigenvergoedingen is geregeld in de wet inzake de rechten op vergoedingen (GebAG) en hangt in elk concreet geval voornamelijk af van de inhoud en de reikwijdte van het door de rechtbank verlangde rapport.
In strafrechtelijke procedures maken de deskundigenvergoedingen in principe deel uit van de procedurekosten (artikel 381, lid 1, van het wetboek van strafvordering), die krachtens artikel 389, lid 1, van dit wetboek normaliter door de veroordeelde moeten worden betaald. De deskundigenvergoedingen worden echter vastgesteld door de rechtbank of openbare aanklager en betaald door de staat.
Bovenstaande toelichting is ook van toepassing op de vergoeding van vertalers en tolken.
Studie inzake kostentransparantie: Landverslag: Oostenrijk (829 Kb)
Gerelateerde links
De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.