Rechten van minderjarigen in gerechtelijke procedures

Portugal

Inhoud aangereikt door
Portugal

1. Handelingsbevoegdheid van minderjarigen

Volgens het burgerlijk wetboek hebben minderjarigen, dat wil zeggen personen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, in beginsel geen handelingsbevoegdheid. De handelingsbevoegdheid van minderjarigen valt onder de verantwoordelijkheid van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of, in voorkomend geval, de voogdij hebben. Deze vormen van wettelijke vertegenwoordiging stellen een persoon in staat namens en in het belang van de minderjarige te handelen.

Personen jonger dan 18 jaar hebben in beginsel ook geen bevoegdheid om in rechte op te treden. In rechte worden zij vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers, behalve als het handelingen betreft die zij persoonlijk en vrijelijk kunnen verrichten. Minderjarigen die onder de ouderlijke verantwoordelijkheid van beide ouders vallen, worden in rechte door beide ouders vertegenwoordigd. De goedkeuring van beide ouders is noodzakelijk om een rechtsvordering te kunnen instellen.

De gevolgen van door kinderen en jongeren gepleegde handelingen die wettelijk als strafbare feiten worden aangemerkt, hangen af van de leeftijdsgroepen waarop de verschillende rechtsstelsels van toepassing zijn. Indien dergelijke handelingen worden gepleegd:

  • door een persoon jonger dan 12 jaar, dan geldt het stelsel van de wet inzake de bescherming van kinderen en jongeren die gevaar lopen (wet nr. 147/99 van 1 september 1999), die uitsluitend voor beschermingsdoeleinden geldt;
  • door een persoon tussen 12 en 16 jaar, dan is de wet inzake de educatieve voogdij van toepassing (wet nr. 166/99 van 14 september 1999). In deze wet zijn beschermende educatieve maatregelen vastgelegd om minderjarigen juridisch te vormen en hen op een waardige en verantwoorde manier in het gemeenschapsleven te integreren;
  • door een persoon ouder dan 16 jaar, dan wordt deze persoon strafrechtelijk aansprakelijk gesteld en kan een sanctie worden opgelegd, waarbij de strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt bepaald overeenkomstig het wetboek van strafvordering. Jongeren tussen 16 en 21 jaar krijgen een speciale strafrechtelijke behandeling overeenkomstig wetsdecreet nr. 401/82 van 23 september 1982.

2. Toegang tot aangepaste procedures

De Portugese gerechtelijke structuur omvat gespecialiseerde rechtbanken en juízos voor minderjarigen. Deze rechtbanken en juízos zijn met name bevoegd om zaken te behandelen die verband houden met de regeling van ouderlijke verantwoordelijkheden, onderhoudsverplichtingen, adoptieprocedures, de toepassing van voogdijmaatregelen enz. Kwesties in verband met het recht op asiel, immigratie en de vluchtelingenstatus van minderjarigen worden door de administratieve rechtbanken behandeld.

De in de punten 3 en 4 genoemde elementen zijn voorbeelden van aanpassingen van gerechtelijke procedures waarbij minderjarigen zijn betrokken. Een ander voorbeeld betreft de wijzigingen van het wetboek van strafvordering als gevolg van de omzetting van Richtlijn (EU) 2016/800:

  • in het geval van vervolging wegens een strafbaar feit in verband met mensenhandel, schendingen van vrijheden of seksuele zelfbeschikking, zijn procedurele handelingen waarbij minderjarige verdachten betrokken zijn, met inbegrip van rechtszittingen, in de regel vertrouwelijk;
  • in ieder geval is het eenieder die niet bij de procedure betrokken is verboden de processen-verbaal van verhoren waarin de verdachte minderjarig is, te raadplegen, zelfs indien hij daarbij een rechtmatig belang heeft;
  • in de proceshandelingen waarin hij verschijnt, heeft de minderjarige verweerder het recht zich te laten vergezellen door de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen, door zijn wettelijke vertegenwoordiger of door een persoon die het feitelijke gezag uitoefent. Indien het onmogelijk is met deze personen contact te leggen, of wanneer dit het gevolg is van bijzondere omstandigheden en redenen die verband houden met het belang van de minderjarige of met de specifieke vereisten van de procedure, en uitsluitend zolang die omstandigheden voortduren, mag hij worden vergezeld door een andere door hem aangewezen en door de bevoegde rechterlijke autoriteit aanvaarde persoon.

3. Wetten en maatregelen om vertragingen te beperken in gevallen waarbij minderjarigen zijn betrokken

In burgerlijke zaken:

  • de gerechtelijke procedure voor de adoptieprocedure wordt geacht spoedeisend te zijn (artikel 32 van wet nr. 143/2015 van 8 september 2015);
  • volgens het wettelijk kader van de civiele voogdijprocedure (goedgekeurd bij wet nr. 141/2015 van 8 september 2015): i) worden civiele voogdijprocedures waarvan de vertraging de belangen van het kind kan schaden, tijdens gerechtelijke vakanties niet opgeschort; ii) moeten beslissingen die dringend worden geacht, binnen maximaal twee dagen worden gegeven; iii) moet, indien een dwangmaatregel is opgelegd of een bijkomende straf wordt opgelegd die contact tussen ouders verbiedt, of indien de rechten en veiligheid van slachtoffers van huiselijk geweld en andere vormen van geweld in het gezin ernstig worden bedreigd, bijvoorbeeld in geval van kindermishandeling of kindermisbruik, het openbaar ministerie binnen maximaal 48 uur nadat het van de situatie kennis heeft genomen, verzoeken dat de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid van de minderjarige wordt geregeld of de regeling ervan wordt gewijzigd; iv) moet de zitting waar de behandeling plaatsvindt en de beslissing wordt gegeven zonder onderbrekingen plaatsvinden en een onderbreking ervan is slechts mogelijk in geval van overmacht of indien het absoluut noodzakelijk is.

In strafzaken:

  • de wet inzake de educatieve voogdij (wet nr. 166/99 van 14 september 1999) bepaalt: i) dat procedures met betrekking tot een minderjarige die in een openbare of particuliere instelling, in een onderwijsinstelling of in een ziekenhuis met het oog op een persoonlijkheidsonderzoek in verzekerde bewaring is gesteld, tijdens gerechtelijke vakanties niet mogen worden geschorst; ii) dat indien wordt vastgesteld dat vertraging in de procedure de minderjarige schade zou kunnen berokkenen, de rechter bij met redenen omklede beschikking beslist dat de procedure dringend is en als zodanig niet wordt geschorst tijdens de vakantieperiode; iii) dat wanneer een opsluitingsmaatregel wordt toegepast en daartegen in beroep wordt gegaan, de procedure spoedeisend is en deze tijdens vakanties niet mag worden geschorst; iv) dat beslissingen die dringend worden geacht, binnen maximaal twee dagen moeten worden gegeven.

4. Specifieke mechanismen en procedures ter ondersteuning van het kind en voor het belang van het kind

In civielrechtelijke procedures en in het kader van de regeling van de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheden worden minderjarigen ouder dan 12 jaar of die, gezien hun leeftijd en ontwikkelingsniveau, in staat zijn de besproken kwesties te begrijpen, gehoord tijdens een hoorzitting. Het beginsel van hoor en deelname van het kind is bovendien een van de leidende beginselen van civiele voogdijprocedures die door het wettelijk kader van de civiele voogdijprocedure worden geregeld. Artikel 5, lid 1, van dat kader bepaalt dat “[het] kind het recht heeft te worden gehoord, waarbij de rechterlijke autoriteiten bij het bepalen van zijn belangen rekening houden met zijn mening”.

Voor minderjarigen die het slachtoffer zijn van een strafbaar feit, bepaalt de status van slachtoffer (goedgekeurd bij wet nr. 130/2015 van 4 september 2015 tot omzetting van Richtlijn 2012/29/EU) in het bijzonder:

i) hun recht om te worden gehoord in strafprocedures, rekening houdend met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau;

ii) de verplichte aanwijzing van een mentor wanneer hun belangen in strijd zijn met die van hun ouders, wettelijke vertegenwoordiger of voogd wanneer zij zich tot de rechter wenden, mits hun ontwikkelingsniveau voldoende wordt geacht om een dergelijk verzoek in te dienen; en

iii) dat audio- of audiovisuele opnames van hun verhoor in het kader van het strafrechtelijk onderzoek worden gemaakt, zodat hun getuigenis tijdens het proces in aanmerking kan worden genomen. Verklaringen worden in een informele en afgeschermde omgeving verkregen, met name om ervoor te zorgen dat de antwoorden spontaan en oprecht zijn.

De wet inzake de bescherming van kinderen en jongeren die gevaar lopen bepaalt dat kinderen het recht hebben om deel te nemen en te worden gehoord en hanteert daarbij vier criteria:

a) een leeftijd van 12 jaar of ouder;

b) een leeftijd jonger dan 12 jaar;

c) de leeftijd is niet relevant; en

d) het ontwikkelingsniveau.

Een van de algemene beginselen van de voogdijprocedure die in de wet inzake de educatieve voogdij is vastgelegd, is het horen van de minderjarige (artikel 47). Deze wet regelt ook het recht van de minderjarige om in elke fase van de procedure deel te nemen, zelfs wanneer hij in hechtenis is genomen of in verzekerde bewaring is gesteld; deze deelname moet zijn persoonlijke vrijheid waarborgen en een minimum aan beperkingen opleggen (artikel 45).

5. Tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende minderjarigen

In het algemeen zijn in civiele procedures beslissingen waarbij kinderen als eiser of verweerder zijn betrokken op dezelfde wijze van toepassing als beslissingen waarbij volwassenen als eiser of verweerder zijn betrokken.

Bepaalde factoren en omstandigheden rechtvaardigen echter het bestaan van een bepaalde juridische discipline. Zo kan de rechter, wanneer het gevaar bestaat dat de beslissing tot regeling van de uitoefening van het ouderlijk gezag wordt geschonden, voor een nader te bepalen periode verlangen dat toezicht wordt gehouden op de toepassing van het door de technische adviesdiensten ingevoerde stelsel (wettelijk kader van de civiele voogdijprocedure). Elke niet-nakoming van onderhoudsverplichtingen is strafbaar op grond van het strafrecht, waarbij de strafprocedure wordt vastgesteld op basis van de klacht (artikel 250 van het wetboek van strafrecht).

In strafzaken kunnen krachtens de wet inzake de educatieve voogdij de drie vastgelegde conservatoire maatregelen (overlevering van de minderjarige aan de ouders, de wettelijke vertegenwoordiger, het pleeggezin, de feitelijke voogd of elke andere geschikte persoon, met oplegging van verplichtingen aan de minderjarige; voogdij over de minderjarige in een openbare of particuliere inrichting; of de voogdij over de minderjarige in een onderwijsinstelling), hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek, worden vervangen door een andere handeling indien de rechter tot de conclusie komt dat de beoogde doelstellingen niet worden bereikt. In ieder geval wordt de gekozen maatregel om de twee maanden informeel geëvalueerd.

In de beslissing wijst de rechtbank de entiteit aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de toegepaste maatregel. Behalve in de gevallen waarin de entiteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de maatregel bij wet is aangewezen, kan de rechtbank de uitvoering van de maatregel toevertrouwen aan een openbare dienst, een sociale hulpinstelling, een niet-gouvernementele organisatie, een vereniging, een sportclub of een andere publiek- of privaatrechtelijke entiteit, of een natuurlijke persoon die relevant wordt geacht. De aldus aangewezen instantie is verplicht de rechter, onder de voorwaarden en volgens de frequentie die bij wet of, bij gebreke daarvan, door de rechter zijn vastgesteld, in kennis te stellen van de uitvoering van de toegepaste maatregel en van de ontwikkeling van de onderwijssituatie van de minderjarige, alsmede van alle omstandigheden die de toetsing van die maatregel kunnen rechtvaardigen.

6. Adoptie

Adoptie is een middel om een ouder-kindrelatie tot stand te brengen tussen een kind zonder gezin en een persoon of een paar. Hiervoor is een formeel besluit vereist. Het adoptiebesluit moet op legitieme gronden zijn gebaseerd; het moet leiden tot echte voordelen voor het kind; er mag geen sprake zijn van nadelige gevolgen voor de andere kinderen van de adoptiepersoon/-personen en redelijkerwijs mag worden verwacht dat dezelfde relatie als die van bloedverwantschap zal bestaan tussen de adoptiepersoon/-personen en het kind of de jongere.

Na een adoptiebesluit moet het geadopteerde kind of de geadopteerde jongere:

  • om alle juridische redenen de status van kind van de geadopteerde persoon of personen verkrijgen, waarbij zijn of haar rechten en plichten dezelfde zijn als die welke zouden voortvloeien uit een natuurlijke bloedverwantschap, waarbij het kind volwaardig lid wordt van zijn adoptiefamilie;
  • de band met zijn gezin van herkomst verbreken en elk contact ermee beëindigen, behalve in de wettelijk bepaalde gevallen, die onder meer betrekking kunnen hebben op biologische broers en zussen, mits de adoptieouders daarmee instemmen en dit contact gerechtvaardigd is in het belang van het geadopteerde kind;
  • afstand doen van zijn oorspronkelijke achternaam en die van de adoptiepersoon/-personen verkrijgen;
  • indien gewenst, op verzoek van de adoptiepersoon/-personen - indien de rechter van oordeel is dat het in zijn belang is om de integratie in de nieuwe familie te bevorderen - de voornaam wijzigen.

Krachtens het burgerlijk wetboek komen de volgende personen in aanmerking voor een adoptieprocedure:

  • twee personen (al dan niet van hetzelfde geslacht), ouder dan 25 jaar, gehuwd gedurende meer dan vier jaar (de periode waarin zij direct voorafgaand aan hun huwelijk ongehuwd hebben samengewoond, kan worden meegerekend), zolang zij niet wettelijk gescheiden zijn;
  • een persoon ouder dan 30 jaar of, indien het geadopteerde kind het kind van zijn echtgenoot is, ouder dan 25 jaar.

Er zij op gewezen dat in de regel:

  • de leeftijd van de adoptiepersoon niet hoger mag zijn dan 60 jaar op de datum waarop het kind of de jongere formeel ter adoptie aan deze persoon wordt toevertrouwd;
  • indien de adoptiepersoon ouder is dan 50 jaar, mag het leeftijdsverschil met het geadopteerde kind niet meer dan 50 jaar bedragen, behalve om dwingende redenen of indien dit gerechtvaardigd is in het belang van het geadopteerde kind (bv. wanneer een broer en zus worden geadopteerd en het verschil van meer dan 50 jaar slechts voor één van de kinderen geldt).

Het geadopteerde kind moet instemmen met adoptie als het ouder is dan 12 jaar. Laatstgenoemde moet worden gehoord tijdens een zitting van de rechter, in aanwezigheid van het openbaar ministerie, onder de voorwaarden en met inachtneming van de regels die zijn vastgesteld voor het horen van kinderen in civiele voogdijprocedures.

Krachtens wet nr. 143/2015 van 8 september 2015 mogen geadopteerde kinderen jonger dan 16 jaar niet om toegang tot informatie over hun herkomst verzoeken. Na 16 jaar heeft de geadopteerde jongere het recht deze informatie expliciet op te vragen. Tot de leeftijd van 18 jaar is echter altijd de toestemming van de adoptieouders of wettelijke vertegenwoordiger vereist. Indien de reden voor het verzoek om toegang op ernstige gronden is gebaseerd, met name wanneer de gezondheid van een geadopteerde minderjarige op het spel staat, kan de rechter op verzoek van de ouders of het openbaar ministerie toegang verlenen tot informatie over de achtergrond van een geadopteerde minderjarige.

Wet nr. 143/2015 regelt de nationale en internationale adoptieprocessen en de betrokkenheid van de bevoegde autoriteiten bij deze processen.

Laatste update: 07/04/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.