Geringe vorderingen

Hongarije

Inhoud aangereikt door
Hongarije

Artikel 25, lid 1, onder a), Bevoegde gerechten

Krachtens artikel 599 van wet CXXX van 2016 betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering valt de Europese procedure voor geringe vorderingen onder de materiële bevoegdheid en de exclusieve territoriale bevoegdheid van de arrondissementsrechtbank die is gevestigd bij de algemene rechtbank, en van de centrale arrondissementsrechtbank van Boeda (Budai Központi Kerületi Bíróság) in Boedapest.

Artikel 25, lid 1, onder b), Communicatiemiddelen

Wat het inleiden van de procedure betreft, is in Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna “de verordening” genoemd) bepaald, dat de eiser de Europese procedure voor geringe vorderingen inleidt door het in bijlage I opgenomen standaard vorderingsformulier A in te vullen en het bij het bevoegde gerecht in te dienen, hetzij rechtstreeks, hetzij per post of via enig ander communicatiemiddel, zoals fax, e-mail of enig ander elektronisch middel dat wordt aanvaard door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid (artikel 4, lid 1, van de verordening).

Uit de bepalingen van de verordening volgt dat het verzoek schriftelijk kan worden ingediend. Standaard vorderingsformulier A kan persoonlijk bij de rechtbank worden ingediend, kan per post aan de rechtbank worden toegezonden, en kan langs elektronische weg worden ingediend, zoals beschreven in het deel betreffende artikel 25, lid 1, onder d).

Luidens artikel 600, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan de eiser de vordering mondeling instellen bij de bevoegde arrondissementsrechtbank, die de vordering dan zal registreren met behulp van het voorgeschreven standaardformulier. Deze bepaling is in overeenstemming met artikel 11 van de verordening, dat voorziet in praktische bijstand bij het invullen van de formulieren.

Artikel 25, lid 1, onder c), Autoriteiten of organisaties die praktische bijstand verlenen

In artikel 6 van decreet nr. 14/2002 van 1 augustus 2002 van de minister van Justitie betreffende de regels voor het beheer van rechtbanken wordt bepaald dat cliënten ter griffie van de rechtbank worden ontvangen op de tijdstippen die door de president van de rechtbank of, in het geval van arrondissementsrechtbanken, de president van de regionale rechtbank zijn vastgesteld. Op een voor het publiek toegankelijke plaats in de rechtbank hangt een informatiebord waarop is aangegeven waar en wanneer cliënten hun verzoeken of klachten kunnen indienen; wanneer en waar zij informatie kunnen inwinnen; wie gerechtigd is stukken in ontvangst te nemen, wanneer en in welk lokaal, en met de melding dat stukken ook in de brievenbus van de rechtbank kunnen worden gedeponeerd. De rechtbank kan de informatie ook langs elektronische weg verstrekken en deze op het internet publiceren.

Overeenkomstig decreet nr. 14/2002 betreffende de regels voor het beheer van rechtbanken verlenen de rechtbanken tijdens de kantooruren praktische bijstand aan cliënten; nadere informatie is beschikbaar op http://www.birosag.hu/

Krachtens wet LXXX van 2003 inzake rechtsbijstand verlenen juridische adviseurs onder meer juridisch advies aan cliënten of stellen zij verzoeken of andere stukken op, waarbij de vergoeding en de kosten door de staat in plaats van door de cliënten aan de juridische adviseurs worden betaald of voorgeschoten. Om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen, moeten cliënten juridisch advies inwinnen over hun procedurele rechten en plichten, of een stuk opstellen met het oog op latere juridische verklaringen in de zaak. Cliënten moeten behoren tot de categorieën personen die in de artikelen 4 tot en met 9 van wet LXXX van 2003 zijn vermeld, hun inkomen mag niet hoger zijn dan de in die artikelen vastgestelde bedragen en geen van de uitsluitingsgronden van artikel 10 van wet LXXX van 2003 mag op hen van toepassing zijn.

Indien er reeds een procedure aanhangig is, wordt in artikel 11, lid 1, van wet LXXX van 2003 bepaald dat de staat in het kader van de rechtsbijstand zorgt voor de vertegenwoordiging in rechte ten behoeve van de eiser, de verweerder, de interveniënt (derde), de belanghebbende, de verzoeker en de gedaagde, en dat de staat, conform de bovengenoemde bepalingen, de kosten daarvan namens de cliënt voorschiet of voor zijn rekening neemt. Naast de gevallen die zijn vastgesteld in wet LXXX van 2003, worden cliënten ook geacht in aanmerking te komen als zij van betaling zijn vrijgesteld. Cliënten komen in aanmerking voor hulp indien zij, door hun gebrek aan juridische expertise of door de complexiteit van de zaak, niet in staat zouden zijn hun belangen te behartigen of hun procedurele rechten doeltreffend te doen gelden indien zij zelf in rechte zouden optreden.

Artikel 25, lid 1, onder d), Middelen voor elektronische betekening en kennisgeving en elektronische communicatie, en middelen om aanvaarding van het gebruik ervan kenbaar te maken

Artikel 13 van de verordening bevat regels inzake de betekening en kennisgeving van stukken en andere schriftelijke mededelingen.

Om ervoor te zorgen dat de communicatie met de rechtbank in gerechtelijke procedures zo omvattend mogelijk en bij voorkeur elektronisch verloopt, staat het wetboek van burgerlijke rechtsvordering toe en schrijft het in sommige gevallen voor, dat de communicatie met de rechtbank langs elektronische weg geschiedt. Krachtens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering kunnen cliënten of hun vertegenwoordigers, conform het bepaalde onder e), ervoor kiezen om langs elektronische weg te communiceren, of kunnen zij er, in voorkomend geval, toe worden verplicht langs elektronische weg met de rechtbank te communiceren.

Cliënten die elektronisch communiceren, zenden het verzoekformulier en alle andere stukken en bewijsstukken toe aan de rechtbank via de dienst voor indiening van formulieren (zij vullen elektronische formulieren in die aan de technische specificaties voldoen, waarbij zij zich elektronisch moeten identificeren).

De elektronische communicatie met de rechtbanken verloopt via drie communicatiekanalen:

- mailbox waarvoor registratie in het centrale klantenregistratiesysteem vereist is (een opslagruimte die wordt beschouwd als een beveiligd dienstverleningsadres en beschikbaar is voor persoonlijke administratie; voorheen de klantengateway);

- officiële mailbox (bestemd voor de officiële elektronische communicatie van administratieve instanties);

- ondernemingsportaal (een opslagruimte die wordt beschouwd als een beveiligd dienstverleningsadres en beschikbaar is voor bedrijfsorganisaties en individuele advocaten, Europese advocaten en individuele octrooigemachtigden).

Elke natuurlijke persoon kan een aanvraag tot registratie in het centrale klantenregistratiesysteem indienen bij de registratie-instanties (overheidsloketten, voorlichtingsbureaus van de overheid (Kormányablak), loketten van de belastingdienst, ambassades en sommige postkantoren), dan wel een elektronische aanvraag, met een geldige identiteitskaart die na 1 januari 2016 is afgegeven. Voor persoonlijke registratie is er een officieel identiteitsbewijs vereist (identiteitskaart, paspoort, rijbewijs in kaartformaat) alsook een e-mailadres. Vreemdelingen die niet in het persoons- en adressenregister zijn opgenomen, worden geïdentificeerd aan de hand van hun paspoort of, in voorkomend geval, verblijfsvergunning. Onderdanen van EER-landen die niet in het persoons- en adressenregister zijn opgenomen, worden geïdentificeerd aan de hand van hun paspoort of een ander officieel document waaruit hun identiteit blijkt. Bij de registratie moeten cliënten hun identiteit bewijzen en een verklaring ondertekenen waarin zij instemmen met de verwerking van hun gegevens. Vervolgens controleert de centrale dienst de gegevens die in het persoons- en adressenregister zijn opgenomen (of, in het geval van vreemdelingen die daarin niet zijn opgenomen, in het vreemdelingenregister). Naast deze gegevens zijn er ook een unieke gebruikersnaam en een e‑mailadres vereist, aangezien de natuurlijke persoon op dat adres de eenmalige code krijgt toegezonden die hij of zij nodig heeft wanneer hij of zij voor het eerst inlogt.

Het gemeenschappelijke kenmerk van het ondernemingsportaal en de officiële mailbox is dat gebruikers specifieke gebruiksrechten moeten hebben. De officiële mailbox kan worden gebruikt door instanties die zich bij het centrale systeem aansluiten. Het ondernemingsportaal kan worden gebruikt door bedrijfsorganisaties en wettelijke vertegenwoordigers.

Cliënten die elektronisch communiceren, moeten hun stukken indienen met behulp van formulieren die door de voorzitter van het nationaal bureau voor de rechterlijke macht ter beschikking worden gesteld. Indien er geen formulier beschikbaar is, moeten cliënten die elektronisch communiceren hun stukken en de bijlage(n) daarbij uploaden in een van de bestandsformaten die door de voorzitter van het nationaal bureau voor de rechterlijke macht worden aanvaard en op de centrale website van de rechtbanken zijn gepubliceerd (http://www.birosag.hu/). Om de formulieren te kunnen downloaden, moeten cliënten speciale software (Általános Nyomtatványkitöltő Keretprogram (ÁNYK)) hebben geïnstalleerd voor het invullen van formulieren en het uploaden van elektronische stukken als bijlagen. De stukken en de bijlagen daarbij moeten elektronisch worden ondertekend en naar de rechtbank worden gezonden of worden geauthentiseerd door middel van een op identificatie gebaseerde dienst voor de authenticatie van stukken. De centrale website van de rechtbanken bevat praktische informatie voor het invullen van formulieren. Indien de ingediende stukken niet aan de IT‑vereisten voldoen, worden cliënten die elektronisch communiceren daarvan rechtstreeks in kennis gesteld tijdens het indieningsproces. Indien door cliënten geüploade stukken aan de IT-vereisten voldoen, ontvangen cliënten via het betekenings- en kennisgevingssysteem een ontvangstbevestiging. Het stuk wordt geacht bij de rechtbank te zijn ingediend op het daarin vermelde tijdstip.


De rechtbank zendt cliënten die elektronisch communiceren via het betekenings- en kennisgevingssysteem (automatisch) een bewijs van ontvangst van alle ingediende stukken (artikel 75/C van decreet nr. 14/2002 betreffende de regels voor het beheer van rechtbanken).

Cliënten die elektronisch communiceren, worden per e-mail in kennis gesteld van de ontvangst van stukken, en krijgen toegang tot de stukken door op de link naar het betrokken stuk te klikken. Door op de link te klikken, wordt er een elektronische ontvangstbevestiging gegenereerd met vermelding van de naam van de afzender en de geadresseerde, het zaaknummer en de datum van ontvangst van het stuk, en die ontvangstbevestiging wordt verzonden naar de rechtbank en de cliënten die elektronisch communiceren. De elektronische ontvangstbevestiging en de ontvangstbevestiging van de post in de zin van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voldoen aan de in artikel 13, lid 1, van de verordening gestelde eisen inzake ontvangstbevestigingen. Indien het betekenings- en kennisgevingssysteem aangeeft dat het stuk niet is ontvangen, hoewel het tweemaal is betekend of ter kennis gebracht, wordt het geacht te zijn betekend of ter kennis gebracht op de vijfde werkdag na de datum die in het tweede bericht is vermeld.

Artikel 25, lid 1, onder e), Personen of beroepscategorieën die verplicht zijn betekening en kennisgeving van documenten en andere schriftelijke communicatie met elektronische middelen te aanvaarden

Artikel 13 van de verordening bevat regels inzake de betekening en kennisgeving van stukken en andere schriftelijke mededelingen.

Om ervoor te zorgen dat de communicatie met de rechtbank in gerechtelijke procedures op ruime schaal en zoveel mogelijk elektronisch verloopt, staat het wetboek van burgerlijke rechtsvordering toe en schrijft het in sommige gevallen voor, dat de communicatie met de rechtbank langs elektronische weg geschiedt.

Volgens de verwijzingsbepaling in artikel 608 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden de categorieën personen die elektronisch communiceren opgesomd in wet CCXII van 2015 houdende algemene regels inzake elektronische administratie en vertrouwensdiensten.

Volgens artikel 9, lid 1, van wet CCXII van 2015 is, tenzij anders is bepaald in een wet of een internationaal verdrag, elektronische communicatie verplicht voor

a) de volgende actoren wanneer zij als cliënt optreden:

aa) marktdeelnemers;

ab) de staat;

ac) lokale overheden;

ad) begrotingsorganen;

ae) officieren van justitie;

af) notarissen;

ag) overheidsinstanties;

ah) andere administratieve instanties die niet onder de punten ac) tot en met ag) vallen, en

b) juridische adviseurs van cliënten.

Ingevolge artikel 608, lid 2, en artikel 75, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering worden de volgende personen geacht wettelijke vertegenwoordigers te zijn:

a) advocaten en advocatenkantoren;

b) juridische adviseurs van de balies in zaken als omschreven in de wet op de rechtspraktijk;

c) rechters en griffiers die gemachtigd zijn de rechtbank met rechtspersoonlijkheid te vertegenwoordigen;

d) officieren van justitie die bevoegd zijn het bureau van de procureur-generaal te vertegenwoordigen;

e) advocaat-stagiairs en juridische rapporteurs (indien zij op grond van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering in rechte mogen optreden), en

f) andere in de wet vermelde personen.

Artikel 25, lid 1, onder f), Gerechtskosten en betaalwijzen

Ingevolge artikel 74, lid 1, van wet XCIII van 1990 inzake heffingen heeft de partij die de procedure inleidt de mogelijkheid om - indien aan de technische vereisten is voldaan - alle gerechtskosten in alle gerechtelijke procedures (ongeacht of deze op papier of elektronisch worden ingeleid) elektronisch te betalen via het elektronisch betalings- en afwikkelingssysteem, in plaats van met fiscale zegels. Het elektronisch betalings- en afwikkelingssysteem is een centrale elektronische betalingsdienst (met bijbehorend afwikkelingssysteem) die cliënten in staat stelt aan hun betalingsverplichtingen jegens de e‑instanties te voldoen, ook elektronisch met behulp van een bankkaart, een virtuele bankkaart of internetbankieren; zulks in het kader van de elektronische administratie.

Volgens artikel 42, lid 1, van wet XCIII van 1990 inzake heffingen bedraagt het algemene tarief van de gerechtskosten 6 % van de waarde van het voorwerp van het geschil in contentieuze procedures en 3 % van de waarde van het voorwerp van het geschil in niet‑contentieuze procedures. Op grond van artikel 46, lid 1, van wet XCIII van 1990 wordt er in het geval van een beroep tegen een beslissing, een vergoeding aangerekend van 8 % van de waarde van het voorwerp van het geschil.

Artikel 25, lid 1, onder g), Beroepsprocedure en voor beroep bevoegde gerechten

Het gewone rechtsmiddel dat relevant is voor de toepassing van de verordening is een beroep, en het buitengewone rechtsmiddel is een nieuw proces en een verzoek om herziening.

De procedure in tweede aanleg wordt door de appellant ingeleid door middel van een schriftelijk beroep bij de rechtbank in eerste aanleg. Beroep kan worden ingesteld door de partijen en door een persoon ten aanzien van wie de beslissing een bepaling bevat, met betrekking tot het deel van de bepaling dat op hem of haar betrekking heeft. De termijn voor het instellen van beroep is vijftien dagen na de datum van kennisgeving van de beslissing.

Het beroepschrift moet het nummer van de bestreden beslissing bevatten, alsook de bepaling of het deel van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld, een nadrukkelijk verzoek om wijziging of vernietiging van de bestreden bepaling of het bestreden deel door de rechtbank in tweede aanleg, de materiële of procedurele schending waarop de appellant zijn of haar beroep baseert, tenzij de uitoefening van de toetsingsbevoegdheid niet afhankelijk is van de schending van het recht. De rechtbank in tweede aanleg moet in beginsel zonder zitting beslissen over het beroep, tenzij een van de partijen om een zitting verzoekt, de rechtbank een zitting gerechtvaardigd acht of er bewijs moet worden verzameld voor gebruik ter zitting. Tegen een definitieve beslissing en elke beslissing met dezelfde werking, kan er een verzoek om een nieuw proces worden ingediend, indien:

a) de partij zich beroept op feiten of bewijsmateriaal of op een definitieve rechterlijke of andere officiële beslissing waarmee de rechtbank tijdens de procedure geen rekening heeft gehouden, mits die partij daaruit voordeel zou hebben gehaald indien dat oorspronkelijk wel het geval zou zijn geweest;

b) de partij in het ongelijk is gesteld ten gevolge van een misdrijf dat is gepleegd door een rechter die bij de beslissing betrokken was, door de tegenpartij of door een andere persoon, in strijd met de wet;

c) de partij zich beroept op een in haar eigen zaak gewezen arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waarbij een schending is vastgesteld van een recht dat is neergelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 en afgekondigd bij wet XXXI van 1993, en in de aanvullende protocollen daarbij, mits de in haar zaak gegeven definitieve beslissing op dezelfde schending is gebaseerd en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens haar geen genoegdoening heeft verschaft, of mits de schade niet door schadeloosstelling kan worden hersteld;

d) er vóór de vaststelling van de betrokken beslissing reeds een definitieve beslissing is gegeven met betrekking tot hetzelfde recht;

e) het verzoekschrift of enig ander stuk aan de partij is bezorgd door middel van een openbare bekendmaking in strijd met de bepalingen inzake betekening of kennisgeving (artikel 393 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Een verzoek om een nieuw proces moet worden ingediend binnen zes maanden; deze termijn gaat in op de datum waarop de bestreden beslissing definitief is geworden, of, indien de partij later kennis heeft gekregen van de reden voor het nieuwe proces of pas later de mogelijkheid had om een verzoek om een nieuw proces in te dienen, op dat latere tijdstip. Een nieuw proces is niet meer mogelijk na verloop van vijf jaar vanaf de datum waarop de beslissing definitief is geworden; voor de niet-inachtneming van deze termijn kan er geen rechtvaardigingsgrond meer worden aangevoerd. In het verzoek om een nieuw proces moet worden aangegeven tegen welke beslissing het is gericht en wat de inhoud van de beslissing is die de partij wenst te verkrijgen. Het verzoek moet de feiten en het bewijsmateriaal waarop het is gebaseerd bevatten en moet vergezeld gaan van de relevante stukken. Indien het verzoek meer dan zes maanden na de datum waarop de bestreden beslissing definitief en bindend is geworden is ingediend, moeten er daarvoor redenen worden opgegeven.

Het verzoek om een nieuw proces moet schriftelijk worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg met de zaak was belast. De partij kan het verzoek ook in een proces-verbaal laten opnemen. De rechtbank die bevoegd is om over het verzoek te beslissen, moet de rechtbank in eerste aanleg zijn die in het hoofdgeding optreedt. Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering moet, indien een nieuw proces wordt toegestaan, het nieuwe proces binnen de grenzen van het verzoek worden gevoerd. Afhankelijk van de uitkomst van het nieuwe proces, bevestigt de rechtbank de in het verzoek aangevochten beslissing, of trekt zij de beslissing geheel of gedeeltelijk in en neemt zij een nieuwe beslissing in overeenstemming met de wet (artikelen 392-404 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Behoudens de bij wet bepaalde uitzonderingen kan een beslissing ten gronde van de rechtbank in tweede aanleg, die definitief en bindend is geworden, worden aangevochten middels het buitengewone rechtsmiddel van de herziening. Tenzij in de wet anders is bepaald, heeft herziening betrekking op een definitieve beslissing ten gronde of op een definitieve en bindende beschikking ten gronde.

Er kan bij de Curia worden verzocht om herziening van een definitieve beslissing of van een definitieve en bindende beschikking ten gronde door een partij of door eenieder tegen wie die beslissing is gewezen en wat betreft de bepaling die op hem of haar betrekking heeft, onder verwijzing naar een schending die de grond van de zaak raakt of naar een afwijking van een gepubliceerde beslissing van de Curia over een rechtsvraag.

In beginsel is er geen herziening mogelijk in zaken betreffende eigendom waarbij de in het verzoek om herziening betwiste waarde niet meer dan 5 miljoen HUF bedraagt.

In het hierboven beschreven geval kan de Curia echter bij wijze van uitzondering toestemming tot herziening verlenen, wanneer een onderzoek van de schending die de grond van de zaak raakt, gerechtvaardigd is door de noodzaak de eenheid of de verdere ontwikkeling van de rechtspraak te waarborgen, door het bijzondere belang van de opgeworpen rechtsvraag of de maatschappelijke betekenis ervan of, bij gebreke van een beslissing van de rechtbank in tweede aanleg, door de noodzaak van een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De partij kan binnen vijfenveertig dagen na de betekening of kennisgeving van de beslissing een verzoek om toestemming tot herziening indienen bij de rechtbank in eerste aanleg.

In het verzoek om toestemming tot herziening moet het volgende worden vermeld: de beslissing die volgens de partij moet worden herzien, de schending die de grond van de zaak raakt, een nauwkeurige indicatie van de geschonden wetsbepalingen, en de rechtsgronden en rechtsvragen waarop het verzoek is gebaseerd.

Het verzoek om herziening moet binnen vijfenveertig dagen na de datum van de betekening of kennisgeving van de beslissing worden ingediend bij de rechtbank die de beslissing in eerste aanleg heeft gegeven. Het verzoek om herziening moet voldoen aan de algemene vereisten voor de indiening van stukken en moet de in artikel 413 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering genoemde bijlagen bevatten. In de regel beslist de Curia over verzoeken om herziening zonder een zitting te houden (artikelen 405-424 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Artikel 25, lid 1, onder h), Procedure voor heroverweging van de beslissing en voor heroverweging bevoegde gerechten

Volgens artikel 18, lid 1, van de verordening is het gerecht dat de beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen heeft gegeven, bevoegd om uitspraak te doen over het verzoek om heroverweging. Welke gerechten bevoegd zijn om de procedure te voeren en dus een beslissing te geven, is vermeld in het deel dat betrekking heeft op artikel 25, lid 1, onder a).

Conform artikel 19 van de verordening zijn de relevante regels van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering ook van toepassing op de procedure inzake het verzoek om heroverweging, voor zover in artikel 18 van de verordening niet anders is bepaald.

Wat de bepalingen betreft die van toepassing zijn op de Europese procedure voor geringe vorderingen, bevat het wetboek van burgerlijke rechtsvordering specifieke regels betreffende de heroverweging overeenkomstig artikel 18 van de verordening (artikel 602, leden 1-3, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bepaalt uitdrukkelijk dat de regels inzake de toetsing van het verzuim te handelen van toepassing zijn op de heroverweging, en sluit de indiening van een verzoek tot herstel in de vorige toestand (restitutio in integrum) uit wanneer de termijn voor het instellen van een beroep over een rechtsvraag niet in acht is genomen, en staat niet toe om beroep in te stellen tegen de beschikking waarbij het verzoek tot heroverweging ambtshalve is afgewezen.

Gezien het bovenstaande, worden de redenen voor heroverweging en de omstandigheden die eraan ten grondslag liggen, uiteengezet in het verzoek om heroverweging op grond van artikel 18 van de verordening. Het verzoek heeft geen opschortende werking voor de tenuitvoerlegging van de beslissing. Indien het echter waarschijnlijk lijkt dat het verzoek zal worden ingewilligd, kan de rechtbank ambtshalve opschorting van de tenuitvoerlegging van de beslissing gelasten zonder de tegenpartij te horen. Op verzoek kan de rechtbank de beslissing tot opschorting wijzigen. Indien heroverweging bij wet is uitgesloten, of indien het verzoek te laat is ingediend, wordt het verzoek afgewezen zonder onderzoek van de gegrondheid ervan. Alvorens over het verzoek te beslissen, kan de rechter de partijen horen. Er wordt naar billijkheid beoordeeld of aan de voorwaarden voor een verzoek is voldaan. Indien de rechter het verzoek inwilligt, wordt de procedure in het geijkte kader herhaald. Tegen beslissingen tot afwijzing van een verzoek kan er beroep worden ingesteld.

Artikel 25, lid 1, onder i), Aanvaarde talen

In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat de procedure in het Hongaars wordt gevoerd (artikel 113, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is ook vastgesteld dat, tenzij in de wet, in een bindende rechtshandeling van de Europese Unie of in een internationaal verdrag anders is bepaald, de aan de rechtbank gerichte stukken in het Hongaars moeten worden ingediend en dat de stukken en beslissingen van de rechtbank in het Hongaars worden betekend of ter kennis gebracht. In de wet is ook bepaald dat eenieder het recht heeft zijn of haar moedertaal te spreken in gerechtelijke procedures, en, binnen de werkingssfeer van een internationaal verdrag, zijn of haar moedertaal, regionale of nationale minderheidstaal mag gebruiken. De rechtbank stelt een tolk of vertaler aan indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van deze rechten of anderszins noodzakelijk is krachtens de bepalingen van de wet betreffende het taalgebruik. Conform de in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering vastgestelde bijzondere regels betreffende de Europese procedure voor geringe vorderingen kan de rechtbank de partij slechts gelasten een gewaarmerkte vertaling te verstrekken van een door haar overgelegd stuk indien er geen andere manier is om de relevante feiten van de zaak vast te stellen (artikel 600, lid 5, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Conform artikel 21 bis, lid 1, van de verordening, aanvaardt Hongarije als taal voor het certificaat geen andere officiële taal dan de eigen taal.

Artikel 25, lid 1, onder j), Voor tenuitvoerlegging bevoegde instanties

In Hongarije kunnen executoriale titels in gevallen die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen, worden afgegeven door de arrondissementsrechtbank die is gevestigd bij de regionale rechtbank van het gebied waar de schuldenaar zijn of haar woonplaats heeft; en bij gebreke daarvan, door de arrondissementsrechtbank die is gevestigd in de plaats waar zich de goederen bevinden die voorwerp van de tenuitvoerlegging kunnen zijn, of de plaats waar zich een Hongaars bijkantoor van een in het buitenland geregistreerde onderneming bevindt, of, in het geval van directe handelsvertegenwoordiging, de plaats waar zich het filiaal of het agentschap bevindt, en in Boedapest, door de centrale arrondissementsrechtbank van Boeda.

In Hongarije is de tenuitvoerleggingsrechtbank bevoegd voor de toepassing van de in artikel 23 bedoelde maatregelen. Naar Hongaars recht is de tenuitvoerleggingsrechtbank de rechtbank waarbij de bevoegde onafhankelijke deurwaarder is aangesteld.

Laatste update: 02/01/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.