Wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken

Finland

Inhoud aangereikt door
Finland

Artikel 17 - Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld

In Finland staan de in Richtlijn 2011/99/EU en Verordening (EU) nr. 606/2013 bedoelde beschermingsmaatregelen vermeld in de Wet betreffende contactverboden (898/1998).

Op grond van deze wet kan een contactverbod worden opgelegd om een misdrijf tegen het leven, de gezondheid, vrijheid of privacy, de dreiging van een dergelijk misdrijf of enige andere vorm van ernstige intimidatie te voorkomen. Als de persoon die zich bedreigd voelt en de persoon tegen wie een verzoek om een contactverbod is gericht, permanent in dezelfde woning samenleven, kan een contactverbod worden opgelegd om een misdrijf tegen het leven, de gezondheid of vrijheid van de bedreigde persoon of de dreiging van een dergelijk misdrijf te voorkomen (contactverbod binnen het gezin).

Richtlijn 2011/99/EU heeft betrekking op contactverboden die in Finland zijn opgelegd, als zo'n contactverbod vanwege een strafbaar feit of een vermeend strafbaar feit is ingesteld. Als het contactverbod geen verband houdt met een strafbaar feit als bedoeld in de richtlijn, valt het onder Verordening (EU) nr. 606/2013.

Zoals uitvoeriger in de desbetreffende uitspraak wordt beschreven, mag een persoon aan wie een contactverbod is opgelegd, de persoon die onder bescherming staat, niet ontmoeten en evenmin op andere wijze proberen met hem of haar in contact te komen (basiscontactverbod). Ook is het verboden de persoon die onder bescherming staat, te volgen en te observeren. Een persoon aan wie een contactverbod binnen het gezin is opgelegd, moet de woning verlaten waar hij of zij en de persoon die onder bescherming staat, permanent samenleven, en mag daar niet terugkeren. Als er reden is om aan te nemen dat een basiscontactverbod tekortschiet, kan het contactverbod worden uitgebreid. In dit geval geldt het contactverbod tevens voor het zich ophouden in de buurt van de permanente woning, het vakantieverblijf of de werkplek van de persoon die onder bescherming staat, of in de buurt van een andere vergelijkbare plaats die afzonderlijk wordt aangeduid (uitgebreid contactverbod). Het contactverbod heeft echter geen betrekking op een contact waarvoor een geldige reden bestaat en dat kennelijk noodzakelijk is. De afspraken voor noodzakelijk contact moeten bij voorkeur reeds in het besluit over het contactverbod zijn opgenomen.

Een contactverbod kan voor ten hoogste een jaar worden opgelegd. Een contactverbod binnen het gezin kan voor ten hoogste drie maanden worden opgelegd. Een contactverbod wordt van kracht nadat de districtsrechtbank het heeft opgelegd. Dit besluit moet worden uitgevoerd ongeacht of er beroep is ingesteld, tenzij de hogere rechtbank die de zaak behandelt, anders oordeelt. Verlenging van een contactverbod is mogelijk. In dat geval kan het contactverbod voor ten hoogste twee jaar worden opgelegd. Een contactverbod binnen het gezin kan met ten hoogste drie maanden worden verlengd.

Iedereen die een geldige reden heeft om zich door een andere persoon bedreigd of geïntimideerd te voelen, kan om een contactverbod verzoeken. Het verzoek kan ook worden gedaan door een met vervolging belaste instantie, de politie of de sociale dienst. Het verzoek dient mondeling of schriftelijk via een speciaal formulier te worden ingediend.

Zaken met betrekking tot contactverboden worden door de districtsrechtbank behandeld. De bevoegde rechtbank is de districtsrechtbank van de plaats waar de te beschermen persoon verblijft of waar het contactverbod vooral zou gelden. Het is mogelijk dat de persoon tegen wie een verzoek om een contactverbod is gericht, wordt verdacht van een misdrijf dat bij de behandeling van de zaak met betrekking tot het contactverbod relevant kan zijn. In dat geval is de desbetreffende strafrechter eveneens bevoegd in een dergelijke zaak.

Voor zover passend hebben de bepalingen over de strafrechtelijke procedure ook betrekking op een rechtszaak in verband met een contactverbod. In de Finse jurisprudentie wordt een contactverbod vrijwel zonder uitzondering opgelegd als een zelfstandige maatregel die losstaat van de behandeling van een strafzaak, hoewel een dergelijk verbod volgens de wet ook in het kader van een strafproces aan de orde kan komen.

Een contactverbod kan worden opgelegd als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de persoon tegen wie het verzoek om een verbod is gericht, vermoedelijk een misdrijf zal begaan tegen het leven, de gezondheid, vrijheid of privacy van de persoon die zich bedreigd voelt, of hem of haar op een andere wijze ernstig zal intimideren.

Een contactverbod binnen het gezin kan worden opgelegd als de persoon tegen wie het verzoek om een verbod is gericht, vermoedelijk een misdrijf zal begaan tegen het leven, de gezondheid of vrijheid van de persoon die zich bedreigd voelt, te oordelen naar de dreigementen die eerstgenoemde persoon heeft geuit en eerdere strafbare feiten of ander gedrag. Tevens moet daarbij het opleggen van een contactverbod niet onredelijk zijn, met inachtneming van de ernst van het te plegen misdrijf, de omstandigheden van de personen die in hetzelfde huishouden wonen en andere feiten die in de zaak naar voren worden gebracht.

Bij de beoordeling van de vereisten voor het opleggen van een contactverbod moet worden gekeken naar de omstandigheden van de betrokken personen, de aard van in het verleden gepleegde misdrijven of intimidatie en of deze herhaaldelijk hebben plaatsgevonden, en naar de kans dat de persoon tegen wie het verzoek om een contactverbod is gericht, de intimidatie zal voortzetten of een misdrijf zal begaan tegen de persoon die zich bedreigd voelt.

Er kan ook een tijdelijk contactverbod worden opgelegd. Een besluit daartoe wordt genomen door een ambtenaar met aanhoudingsbevoegdheid of door een rechter. Deze ambtenaar moet zijn of haar besluit onverwijld en uiterlijk binnen drie dagen aan de bevoegde districtsrechtbank voorleggen.

In beginsel worden de kosten van een zaak die betrekking heeft op een contactverbod door de partijen zelf gedragen.
De rechter kan echter een partij veroordelen in het geheel of een deel van de juridische kosten van de tegenpartij, als daarvoor zwaarwegende redenen bestaan. Er worden geen proceskosten in rekening gebracht.

De partijen hebben recht op een advocaat en ook op gratis rechtshulp, als aan de voorwaarden van de Wet op de rechtsbijstand (257/2002) is voldaan.

De rechtbank moet een uitspraak tot het opleggen, intrekken of wijzigen van een contactverbod onmiddellijk in het computersysteem van de politie invoeren.

De uitspraak wordt ook bekendgemaakt aan de verzoeker, de persoon die door het contactverbod moet worden beschermd en de persoon tegen wie het verzoek om een contactverbod was gericht. De uitspraak moet op controleerbare wijze worden betekend aan de persoon aan wie het contactverbod was opgelegd, tenzij deze in het bijzijn van die persoon werd afgegeven.

De politie ziet toe op de handhaving van contactverboden.

Schendingen van contactverboden zijn strafbaar op grond van hoofdstuk 16, artikel 9a, van het Wetboek van Strafrecht (39/1889).

Artikel 18, onder a)(i) - de instanties die bevoegd zijn beschermingsmaatregelen te gelasten en het certificaat af te geven overeenkomstig artikel 5

Instanties die bevoegd zijn beschermingsmaatregelen te gelasten

Algemene rechtbanken (districtsrechtbanken, hoven van beroep en het hoogste gerechtshof)

Instanties die bevoegd zijn certificaten af te geven overeenkomstig artikel 5

Algemene rechtbanken (districtsrechtbanken, hoven van beroep en het hoogste gerechtshof)

Het certificaat wordt afgegeven door de rechtbank die een contactverbod heeft opgelegd dat onder de verordening valt en vermeld wordt in de Wet betreffende contactverboden (898/1998).

Het certificaat wordt afgegeven conform de artikelen 5 tot en met 7 van de verordening. Van het certificaat wordt kennisgeving gedaan aan de persoon van wie de dreiging uitgaat, conform artikel 8 van de verordening en artikel 5 van de Wet (227/2015) tot uitvoering van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

https://oikeus.fi/tuomioistuimet/fi/index.html

Artikel 18, onder a)(ii) - de instanties waarvoor men zich kan beroepen op een in een andere lidstaat gelaste beschermingsmaatregel en/of die bevoegd zijn om een beschermingsmaatregel ten uitvoer te leggen

Districtsrechtbank van Helsinki.

Contactgegevens: http://www.oikeus.fi/karajaoikeudet/helsinginkarajaoikeus/fi/index.html

Een beschermingsmaatregel die in een andere lidstaat is opgelegd, wordt in Finland conform artikel 4, lid 1, van de verordening erkend zonder dat daarvoor een afzonderlijke procedure nodig is, als bepaald in artikel 4 van de Wet (227/2015) tot uitvoering van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken. Een dergelijke beschermingsmaatregel wordt op dezelfde wijze als een in Finland opgelegd contactverbod ingevoerd in het register dat vermeld wordt in artikel 15 van de Wet betreffende contactverboden (898/1998).

Artikel 18, onder a)(iii) - de instanties die bevoegd zijn voor het aanpassen van een beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 11, lid 1

Districtsrechtbank van Helsinki.

Contactgegevens: http://www.oikeus.fi/karajaoikeudet/helsinginkarajaoikeus/fi/index.html

Aanpassing van een beschermingsmaatregel vindt plaats zoals beschreven in artikel 11 van de verordening in overeenstemming met de schriftelijke procedure die vermeld wordt in artikel 3 van de Wet (227/2015) tot uitvoering van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

Artikel 18, onder a)(iv) - de rechterlijke instanties bij wie overeenkomstig artikel 13 het verzoek tot weigering van erkenning en, in voorkomend geval, van tenuitvoerlegging wordt ingediend

Districtsrechtbank van Helsinki.

Contactgegevens: http://www.oikeus.fi/karajaoikeudet/helsinginkarajaoikeus/fi/index.html

De erkenning of tenuitvoerlegging van de uitspraak wordt geweigerd op basis van artikel 13 van de verordening in overeenstemming met de schriftelijke procedure die vermeld wordt in artikel 3 van de Wet (227/2015) tot uitvoering van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken.

Artikel 18, onder b) - de taal die wordt/de talen die worden aanvaard voor de in artikel 16, lid 1, bedoelde vertalingen

De geaccepteerde talen zijn Fins, Zweeds en Engels. Een in een andere taal afgegeven certificaat kan ook worden geaccepteerd, mits daarvoor geen andere beletsels aanwezig zijn.

Laatste update: 15/02/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.