Wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken

Oostenrijk

Inhoud aangereikt door
Oostenrijk

BEVOEGDE GERECHTEN/AUTORITEITEN ZOEKEN

Met onderstaande zoekfunctie kunt u rechtbanken/autoriteiten vinden die voor een bepaald Europees rechtsinstrument bevoegd zijn. Hoewel we er alles aan hebben gedaan om de resultaten betrouwbaar te maken, kunnen we onvolkomenheden niet uitsluiten.

Oostenrijk

Europese grensoverschrijdende procedures — Europese beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken


*verplichte invoer

Artikel 17 - Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: EngelsFrans

De beschermingsmaatregelen in het Oostenrijkse recht die in de verordening worden bedoeld, zijn met name de voorlopige voorzieningen inzake bescherming tegen huiselijk geweld (artikel 382b van de Tenuitvoerleggingswet (Exekutionsordnung, EO)), inzake bescherming tegen geweld in het algemeen (artikel 382e van de Tenuitvoerleggingswet) en inzake bescherming tegen inmenging in het privéleven (artikel 382g van de Tenuitvoerleggingswet). Het betreft de volgende wettelijke bepalingen:

“Bescherming tegen huiselijk geweld

Artikel 382b. 1) Als de ene persoon het verdere samenwonen voor de andere persoon ondraaglijk maakt door middel van fysieke agressie, de dreiging van fysieke agressie of enige gedraging die ernstige schadelijke gevolgen heeft voor de mentale gezondheid van de ander, moet de rechter, op verzoek van de andere persoon:












1.

de eerstbedoelde persoon gelasten de woning en de onmiddellijke omgeving van de woning te verlaten en

2.

de eerstbedoelde persoon verbieden naar de woning en de onmiddellijke omgeving van de woning terug te keren,

indien de verzoeker dringend nood heeft aan de woning.

2) In het geval van voorlopige voorzieningen krachtens lid 1 hoeft er geen uiterste termijn voor het instellen van beroep (artikel 391, lid 2) te worden vastgesteld indien de voorlopige voorziening voor maximaal zes maanden wordt toegewezen.

3) Bodemprocedures in de zin van artikel 391, lid 2, zijn procedures inzake de ontbinding, nietigverklaring of ongeldigverklaring van het huwelijk, procedures inzake de verdeling van het huwelijksvermogen en het gezamenlijk spaargeld en procedures inzake het vaststellen van het recht op toegang tot de woning.

Bescherming tegen geweld in het algemeen

Artikel 382e. 1) Als de ene persoon verdere ontmoetingen voor de andere persoon ondraaglijk maakt door middel van fysieke agressie, de dreiging van fysieke agressie of enige gedraging die ernstige schadelijke gevolgen heeft voor de mentale gezondheid van de ander, moet de rechter, op verzoek van de andere persoon:












1.

de eerstbedoelde persoon verbieden aanwezig te zijn op welbepaalde plaatsen en

2.

de eerstbedoelde persoon verbieden de verzoeker te ontmoeten en met hem contact op te nemen,

tenzij dit in strijd is met vitale belangen van de verweerder.

2) In het geval van voorlopige voorzieningen krachtens lid 1 hoeft er geen uiterste termijn voor het instellen van beroep (artikel 391, lid 2) te worden vastgesteld indien de voorlopige voorziening voor maximaal één jaar wordt toegewezen. Hetzelfde geldt voor een verlenging van de voorlopige voorziening na een inbreuk door de verweerder.

3) Indien een voorlopige voorziening krachtens lid 1 wordt gelast in combinatie met een voorlopige voorziening krachtens artikel 382b, lid 1, zijn artikel 382b, lid 3, en artikel 382c, lid 4, van overeenkomstige toepassing.

4) De rechter kan de veiligheidsinstanties belasten met de tenuitvoerlegging van de voorlopige voorzieningen krachtens lid 1. Artikel 382d, lid 4, is van overeenkomstige toepassing. In andere gevallen worden voorlopige voorzieningen krachtens lid 1 ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van deel 1, afdeling 3.

Bescherming tegen inmenging in de persoonlijke levenssfeer

Artikel 382g. 1) Het recht op niet-inmenging in de persoonlijke levenssfeer kan met name via de volgende maatregelen worden gewaarborgd:












1.

verbod op het opnemen van persoonlijk contact met en het achternagaan van de kwetsbare partij,

2.

verbod op contact per brief, telefoon of anderszins,

3.

verbod op het aanwezig zijn op welbepaalde plaatsen,

4.

verbod op het doorsturen en verspreiden van de persoonsgegevens en foto’s van de kwetsbare partij,

5.

verbod op het gebruik van de persoonsgegevens van de kwetsbare partij voor het bestellen van goederen of diensten bij een derde,

6.

verbod op het aanzetten van een derde tot het leggen van contact met de kwetsbare partij.

2) In het geval van voorlopige voorzieningen krachtens lid 1, punten 1 tot en met 6, hoeft er geen uiterste termijn voor het instellen van beroep (artikel 391, lid 2) te worden vastgesteld indien de voorlopige voorziening voor maximaal één jaar wordt toegewezen. Hetzelfde geldt voor een verlenging van de voorlopige voorziening na een inbreuk door de verweerder.

3) De rechter kan de veiligheidsinstanties belasten met de tenuitvoerlegging van de voorlopige voorzieningen krachtens lid 1, punten 1 en 3. Artikel 382d, lid 4, is van overeenkomstige toepassing. In andere gevallen worden voorlopige voorzieningen krachtens lid 1 ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van deel 1, afdeling 3.”

Artikel 18, onder a)(i) - de instanties die bevoegd zijn beschermingsmaatregelen te gelasten en het certificaat af te geven overeenkomstig artikel 5

Beschermingsmaatregelen worden gelast door districtsrechtbanken (Bezirksgerichte). In zeldzame gevallen kan een beschermingsmaatregel ook worden gelast door een regionale rechtbank (Landesgericht) als rechtbank van eerste aanleg als de hoofdprocedure bij deze rechtbank aanhangig is. Er kunnen in de loop van een beroepsprocedure ook beschermingsmaatregelen worden gelast door regionale rechtbanken, en ook door hogere regionale rechtbanken (Oberlandesgerichte) of het Hooggerechtshof (Oberster Gerichtshof) als hof van beroep.

Districtsrechtbanken geven ook certificaten af met betrekking tot de beschermingsmaatregelen die door hen zijn gelast. Als, bij wijze van uitzondering, een beschermingsmaatregel wordt bevolen door een regionale rechtbank, een hogere regionale rechtbank of het Hooggerechtshof, is die rechtbank tevens verantwoordelijk voor het afgeven van het certificaat. Het is dus altijd de rechtbank die de maatregel heeft bevolen die verantwoordelijk is voor het afgeven van het certificaat met betrekking tot die maatregel.

Artikel 18, onder a)(ii) - de instanties waarvoor men zich kan beroepen op een in een andere lidstaat gelaste beschermingsmaatregel en/of die bevoegd zijn om een beschermingsmaatregel ten uitvoer te leggen

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: EngelsFrans

Districtsrechtbanken. In artikel 86b, lid 1, van de Tenuitvoerleggingswet is bepaald dat de rechtbank die territoriale bevoegdheid heeft om de tenuitvoerlegging te gelasten van een buitenlandse beschermingsmaatregel in Oostenrijk en die kan beslissen over een verzoek tot tenuitvoerlegging op basis van een dergelijke beschermingsmaatregel, de districtsrechtbank met algemene bevoegdheid voor geschillen voor de beschermde persoon is (dit hangt af van de woonplaats). Als de laatstbedoelde rechtbank zich niet in Oostenrijk bevindt, is de districtsrechtbank van de binnenstad van Wenen bevoegd (Bezirksgericht Innere Stadt Wien).

Artikel 18, onder a)(iii) - de instanties die bevoegd zijn voor het aanpassen van een beschermingsmaatregel overeenkomstig artikel 11, lid 1

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: EngelsFrans

Districtsrechtbanken zijn tevens bevoegd om buitenlandse beschermingsmaatregelen aan te passen. Ook in dat geval wordt de territoriale bevoegdheid bepaald door de algemene bevoegdheid voor geschillen voor de beschermde persoon (afhankelijk van de woonplaats), tenzij het een plaats buiten Oostenrijk betreft. In dat laatste geval is de districtsrechtbank van de binnenstad van Wenen bevoegd (artikel 86b, lid 1, van de Tenuitvoerleggingswet).

Artikel 18, onder a)(iv) - de rechterlijke instanties bij wie overeenkomstig artikel 13 het verzoek tot weigering van erkenning en, in voorkomend geval, van tenuitvoerlegging wordt ingediend

Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Duits) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: EngelsFrans

Krachtens artikel 86b, lid 2, van de Tenuitvoerleggingswet moeten verzoeken om weigering van erkenning of tenuitvoerlegging van een buitenlands beschermingsbevel waarvoor geen termijn geldt, worden ingediend bij de districtsrechtbank die de tenuitvoerlegging van de beschermingsmaatregel heeft gelast of goedgekeurd.

Artikel 18, onder b) - de taal die wordt/de talen die worden aanvaard voor de in artikel 16, lid 1, bedoelde vertalingen

Duits is de enige taal die wordt aanvaard.

Laatste update: 17/03/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.