Verordening Brussel I (herschikking)

Portugal

Inhoud aangereikt door
Portugal

BEVOEGDE GERECHTEN/AUTORITEITEN ZOEKEN

Met onderstaande zoekfunctie kunt u rechtbanken/autoriteiten vinden die voor een bepaald Europees rechtsinstrument bevoegd zijn. Hoewel we er alles aan hebben gedaan om de resultaten betrouwbaar te maken, kunnen we onvolkomenheden niet uitsluiten.

Portugal

Brussels I recast


*verplichte invoer

Artikel 65, lid 3: Informatie over de wijze waarop overeenkomstig het nationale recht de gevolgen van de in artikel 65, lid 2 van de verordening genoemde beslissingen worden vastgesteld

Niet van toepassing.

Artikel 74 - beschrijving van de nationale voorschriften en procedures betreffende tenuitvoerlegging

Een vordering tot tenuitvoerlegging is een rechtsvordering die door de schuldeiser of de executant wordt ingesteld tegen de schuldenaar of de beslagene; hiermee verzoekt de schuldeiser de rechtbank om de tenuitvoerlegging van een verplichting die hem verschuldigd is. De vordering tot tenuitvoerlegging is gebaseerd op het beginsel dat het betrokken recht voordien is vastgesteld of erkend in een executoriale titel, waarbij deze vordering erop gericht is de gedwongen tenuitvoerlegging van de verplichting door het gezag van de overheid te waarborgen. In een executoriale titel zijn de rechtsfeiten uiteengezet die aan de door de executant ingestelde vordering ten grondslag liggen en wordt de mate van zekerheid geboden die nodig is om dwangmaatregelen tegen de beslagene toe te passen. In het wetboek van burgerlijke rechtsvordering wordt het volgende als executoriale titel aangemerkt:

a) condemnatoire vonnissen: een condemnatoir vonnis vormt pas een executoriale titel wanneer het in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij het beroep tegen het vonnis een louter devolutieve werking heeft. De beslissingen van het scheidsgerecht zijn uitvoerbaar onder dezelfde voorwaarden als de beslissingen van de gewone rechtbanken (artikel 47 van wet nr. 63/2011 van 14 december 2011);

b) documenten die zijn opgesteld of gewaarmerkt door een notaris of andere daartoe bevoegde personen of instellingen en uit hoofde waarvan een verplichting ontstaat of wordt erkend: hieronder vallen authentieke documenten (documenten die met inachtneming van de wettelijke formaliteiten door overheidsinstanties zijn opgesteld binnen de grenzen van hun bevoegdheid of binnen het werkterrein dat hun door de notaris of een andere openbare ambtenaar met openbaar gezag is toegewezen) en gewaarmerkte documenten (documenten die door particulieren zijn opgesteld en die zij vervolgens certificeren ten overstaan van een notaris of een andere daartoe bevoegde persoon of instelling);

c) schuldbewijzen, ook al zijn ze niet-preferent, op voorwaarde dat in dergelijke gevallen de feiten die de onderliggende relatie vormen, in het document zelf zijn opgenomen of in het verzoek tot tenuitvoerlegging worden vermeld: bijvoorbeeld wisselbrief, promesse of cheque;

d) documenten die door een speciale bepaling afdwingbaar zijn: bijvoorbeeld verzoeken om een dwangbevel die van het verlof tot tenuitvoerlegging zijn voorzien (artikelen 6 tot en met 8 van wetsdecreet nr. 32/2003 van 17 februari 2003 en artikelen 7 tot en met 21 van wetsdecreet nr. 269/98 van 1 september 1998).

Om een verplichting ten uitvoer te kunnen leggen, moet zij zeker zijn (d.w.z. zij heeft een bepaalde aard – an debeatur), opeisbaar zijn (d.w.z. zij is reeds verschuldigd of wordt verschuldigd door eenvoudige ingebrekestelling van de schuldenaar) en liquide zijn (d.w.z. het bedrag ervan moet worden bepaald – kwantum debeatur).

Afhankelijk van het doel van de tenuitvoerlegging (betaling van een zeker bedrag, levering van een zekere zaak en vervulling van een positief of negatief feit) zijn er verschillende procedures van toepassing. Telkens wanneer de wet voorziet in een soort speciale tenuitvoerleggingsprocedure (bijvoorbeeld de procedure voor de tenuitvoerlegging van een alimentatieverplichting), is dat soort procedure van toepassing; de algemene tenuitvoerleggingsprocedure is van toepassing in alle gevallen waarin niet in een speciale tenuitvoerleggingsprocedure is voorzien. De algemene tenuitvoerleggingsprocedure kan summier of gewoon zijn, afhankelijk van het doel van de tenuitvoerlegging en het soort executoriale titel.

De ter zake van tenuitvoerlegging bevoegde instanties zijn de gerechtsdeurwaarders en de rechtbanken (rechter en griffie). De gerechtsdeurwaarder voert alle tenuitvoerleggingsmaatregelen uit die niet aan de griffie zijn toegewezen of die niet onder de bevoegdheid van de rechter vallen, zoals dagvaardingen, kennisgevingen, publicaties, raadpleging van databanken, beslagen en de registratie ervan, vereffeningen en betalingen. Het is aan de rechter om procedurele handelingen te verrichten die onder het beginsel van het rechterlijke prerogatief vallen of die in strijd zijn met de fundamentele rechten van de partijen of derden. De griffie zorgt voor het beheer en de goede uitvoering van de tenuitvoerleggingsprocedure.

Met betrekking tot de beperkingen van de tenuitvoerlegging ter bescherming van schuldenaars zij erop gewezen dat het beslag de gebruikelijke tenuitvoerleggingsmaatregel is bij een vordering tot verkrijging van een rechterlijk bevel tot betaling van een bepaald bedrag. Daarbij wordt het vermogen van de beslagene in gerechtelijke bewaring genomen met het oog op de verkoop van dat vermogen en de daaropvolgende voldoening van de ten uitvoer te leggen verplichting met de opbrengst van die gedwongen verkoop. In principe is al het voor beslag vatbare vermogen van de schuldenaar, dat overeenkomstig het materiële recht de opeisbare schuld garandeert, voorwerp van de tenuitvoerlegging. De wet sluit echter bepaalde goederen of rechten die in beslag zouden kunnen worden genomen, geheel of gedeeltelijk uit van het vermogen van de schuldenaar op grond van absolute of relatieve onaantastbaarheid dan wel volledige of gedeeltelijke onaantastbaarheid. Bovendien moet het beslag beperkt blijven tot de goederen die nodig zijn om de opeisbare schuld te betalen en de te verwachten kosten van de tenuitvoerlegging te dekken.

Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet in beperkingen van de tenuitvoerlegging wegens verval of verjaring. Deze beperkingen vormen een grond voor verzet tegen de tenuitvoerlegging door middel van een procesincident dat bekend staat als “verzet tegen tenuitvoerlegging door verhindering”, maar alleen als de verjaring of het verval volgt op de sluiting van de mondelinge behandeling in het kader van de declaratoire vordering.

In het algemeen zijn beschikbare rechten of rechten die door de wet niet als onverjaarbaar zijn verklaard, onderhevig aan verjaring als ze niet binnen de wettelijke termijn worden uitgeoefend.

De rechter kan de verjaring niet ambtshalve constateren; de verjaring moet worden ingeroepen door de begunstigde, door zijn vertegenwoordiger of door het openbaar ministerie.

Wanneer de verjaringstermijn is verstreken, kan de begunstigde (debiteur) weigeren de verplichting ten uitvoer te leggen of zich met alle middelen verzetten tegen de uitoefening van het verjaarde recht.

De gewone verjaringstermijn is twintig jaar, maar er wordt gewerkt aan kortere termijnen. De verjaringstermijn kan worden gestuit of geschorst. Het verschil tussen schorsing en stuiting is dat de schorsing van rechtswege plaatsvindt, onafhankelijk van de wil van de schuldeiser, terwijl voor de stuiting een handeling van de schuldeiser in die zin vereist is.

Wat betreft de duur van de stuiting van de verjaringstermijn geldt dat, indien de stuiting het gevolg is van een oproeping, een kennisgeving of een soortgelijke handeling, of van een arbitrageovereenkomst, de nieuwe verjaringstermijn pas begint te lopen wanneer de beslissing tot beëindiging van de procedure in kracht van gewijsde is gegaan.

Wanneer de verjaringstermijn is verstreken, kan de begunstigde weigeren de verplichting ten uitvoer te leggen of zich met alle middelen verzetten tegen de uitoefening van het verjaarde recht. De schuldenaar kan echter geen terugvordering (terugbetaling) eisen voor prestaties die hij uit eigen beweging heeft verricht ter voldoening van een verjaarde verplichting, zelfs niet als hij niet op de hoogte was van de verjaring.

Wat de tegenwerpelijkheid van de verjaring betreft, kan de verjaring worden ingeroepen door schuldeisers en door derden die een rechtmatig belang hebben bij de constatering ervan, zelfs als de schuldenaar er afstand van heeft gedaan. In geval van afstand van verjaring kan de verjaring alleen door de schuldeisers worden ingeroepen, mits aan de civielrechtelijke voorwaarden voor vordering tot herroeping (actio pauliana) is voldaan. Indien de schuldenaar, na daartoe te zijn uitgenodigd, zich niet beroept op verjaring en wordt veroordeeld, laat het gewijsde het erkende recht van zijn schuldeisers onverlet.

Met betrekking tot het verval geldt dat, wanneer een recht van rechtswege of door de wil van partijen binnen een bepaalde termijn moet worden uitgeoefend, de regels van het verval van toepassing zijn, tenzij in het recht uitdrukkelijk naar verjaring wordt verwezen. Verval wordt slechts voorkomen wanneer binnen de bij wet of bij overeenkomst gestelde termijn een handeling wordt verricht waaraan de wet of overeenkomst een prohibitieve werking toekent.

De instelling van een declaratoire vordering of vordering tot tenuitvoerlegging voorkomt het verval zonder dat de schuldenaar hoeft te worden gedagvaard. De vervaltermijn kan niet worden geschorst of gestuit, tenzij de wet dit voorschrijft en indien in de wet geen andere datum is vastgesteld, begint de termijn te lopen op het moment dat het recht wettelijk kan worden uitgeoefend. Het verval wordt ambtshalve door de rechtbank beoordeeld en kan in elke fase van de procedure worden ingeroepen indien het gaat om rechten die niet beschikbaar zijn. Indien het gaat om beschikbare rechten op grond waarvan een tenuitvoerlegging wordt uitgevoerd, moet het verval worden ingeroepen door de begunstigde (in beginsel de schuldenaar/beslagene).

Voor aanvullende of meer gedetailleerde informatie zie Procedures voor de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen – Portugal.

Artikel 75, onder a) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij de verzoeken overeenkomstig artikel 36, lid 2, artikel 45, lid 4, en artikel 47, lid 1, moeten worden ingesteld

De gerechten die bevoegd zijn om de in artikel 36, lid 2, artikel 45, lid 4, en artikel 47, lid 1, bedoelde verzoeken te behandelen en erover te beslissen, zijn:

– de centrale afdeling voor civiele zaken (Juízo Central Cível) van de bevoegde districtsrechtbank, indien deze bestaat, of

– de lokale afdeling voor civiele zaken (Juízo Local Cível), of, bij gebreke daarvan, de lokale afdeling met algemene bevoegdheid (Juízo Local de Competência Genérica) van de bevoegde districtsrechtbank.

Artikel 75, onder b) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij overeenkomstig artikel 49, lid 2, een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een weigering van tenuitvoerlegging moet worden ingesteld

Het in artikel 49, lid 2, bedoelde rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een weigering van tenuitvoerlegging moet worden ingesteld bij het hof van beroep (Tribunal da Relação).

Artikel 75, onder c) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij een eventuele hogere voorziening overeenkomstig artikel 50 moet worden ingesteld

Een eventueel volgend rechtsmiddel moet worden ingesteld bij het hooggerechtshof (Supremo Tribunal de Justiça).

Artikel 75, onder d) – talen die worden aanvaard voor de vertaling van de formulieren betreffende rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen

Niet van toepassing. Alleen het Portugees wordt aanvaard.

Artikel 76, lid 1, onder a) – de in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, vermelde bevoegdheidsregels

De in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, vermelde bevoegdheidsregels:

artikel 63, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Código de Processo Civil), dat voorziet in de extraterritoriale bevoegdheid van de rechtbanken, met name de rechtbanken van de plaats waar zich in Portugal een filiaal, een agentschap, een kantoor, een delegatie of een vertegenwoordiging bevindt, in gevallen waarin wordt verzocht om betekening of kennisgeving op het in het buitenland gevestigde hoofdkantoor; en

artikel 10 van het wetboek van rechtsvordering in arbeidszaken (Código de Processo do Trabalho), dat voorziet in de extraterritoriale bevoegdheid van de rechtbanken, met name de rechtbanken van de woonplaats van de verzoeker in een uit een arbeidsovereenkomst voortvloeiende procedure die door een werknemer tegen een werkgever worden ingesteld.

Artikel 76, lid 1, onder b) – de in artikel 65 vermelde regels ten aanzien van het in het geding roepen van een derde

Niet van toepassing.

Artikel 76, lid 1, onder c) – de in artikel 69 vermelde overeenkomsten

De Overeenkomst tussen de Tsjechoslowaakse Republiek en Portugal inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Lissabon op 23 november 1927.

Laatste update: 29/01/2024

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.