Verordening Brussel I (herschikking)

Duitsland

Inhoud aangereikt door
Duitsland

BEVOEGDE GERECHTEN/AUTORITEITEN ZOEKEN

Met onderstaande zoekfunctie kunt u rechtbanken/autoriteiten vinden die voor een bepaald Europees rechtsinstrument bevoegd zijn. Hoewel we er alles aan hebben gedaan om de resultaten betrouwbaar te maken, kunnen we onvolkomenheden niet uitsluiten.

Duitsland

Brussels I recast


*verplichte invoer

Artikel 65, lid 3: Informatie over de wijze waarop overeenkomstig het nationale recht de gevolgen van de in artikel 65, lid 2 van de verordening genoemde beslissingen worden vastgesteld

1. Hoe kan het in het geding roepen van een derde in algemene termen worden beschreven?

Het in het geding roepen van derden gebeurt om deze derden formeel in kennis te stellen van een aanhangige procedure (oorspronkelijke procedure - Vorprozess) waarin zij geen partij zijn. Het in het geding roepen van derden gebeurt door bij het gerecht een document in te dienen dat vervolgens officieel wordt betekend aan de ontvanger. Het staat derden vrij om al dan niet deel te nemen aan de procedure. Een derde die besluit aan de procedure deel te nemen, wordt geen procespartij maar is slechts een tussenkomende partij. Haar verklaringen en handelingen mogen niet strijdig zijn met die van de procespartij. De tussenkomende partij kan niet worden verplicht tot het betalen van kosten.

2. Wat zijn de belangrijkste gevolgen van rechterlijke beslissingen voor personen die als derde in het geding worden geroepen?

Het in het geding roepen van een derde veronderstelt dat een partij in een lopende (oorspronkelijke) procedure reden heeft om een uitkomst in haar nadeel te vrezen, maar tegelijkertijd reden heeft om te verwachten dat als de uitkomst inderdaad in haar nadeel uitvalt, zij vervolgens tegen een derde een vordering tot schadevergoeding of een vordering op basis van een (product)garantie kan instellen. De partij die de derde in het geding roept, heeft er derhalve belang bij dat zij in de oorspronkelijke procedure in het gelijk wordt gesteld (en daarbij kan de tussenkomende partij haar mogelijk helpen) of — als zij in de oorspronkelijke procedure niet in het gelijk wordt gesteld — dat zij door een volgende procedure (vervolgprocedure) te winnen haar schade op de derde kan verhalen.

Als de derde de partij die hem in het geding heeft geroepen ondersteunt, moet de derde de zaak aanvaarden zoals hij die aantreft. Derden kunnen middelen aanvoeren en procedurele documenten indienen, mits zij niets doen wat strijdig is met wat de procespartij doet. Als de derde niet wenst tussen te komen in de procedure of geen standpunt inneemt, wordt de procedure voortgezet zonder rekening te houden met de derde. Als de partij die de derde in het geding heeft geroepen vervolgens een procedure aanhangig maakt tegen die derde, kan deze laatste er zich niet op beroepen dat de beslissing in de oorspronkelijke procedure onjuist was. Dit betekent dat een overweging uit de oorspronkelijke procedure die in het voordeel uitvalt van de partij die de derde in het geding heeft geroepen, in de vervolgprocedure als bindend geldt.

3. Het in het geding roepen van een derde heeft geen gevolgen voor de beslissingen die in de oorspronkelijke procedure over rechtsvragen zijn genomen.

4. De uitkomst van de oorspronkelijke procedure is niet bindend als de tussenkomende partij geen middelen heeft kunnen aanvoeren als gevolg van de fase waarin de procedure zich bevond op het moment van tussenkomst of als gevolg van verklaringen en handelingen van de procespartij.

5. De gevolgen van het in het geding roepen van derden treden in, ongeacht of de derde deelneemt aan de oorspronkelijke procedure.

6. Het in het geding roepen van een derde heeft geen gevolgen voor de verhouding tussen de derde en de wederpartij van de partij die de derde in het geding heeft geroepen, tenzij de derde tussenkomt ter ondersteuning van de wederpartij.

Artikel 75, onder a) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij de verzoeken overeenkomstig artikel 36, lid 2, artikel 45, lid 4, en artikel 47, lid 1, moeten worden ingesteld

- in Duitsland, het Landgericht.

Artikel 75, onder b) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij overeenkomstig artikel 49, lid 2, een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een weigering van tenuitvoerlegging moet worden ingesteld

- in Duitsland, het Oberlandesgericht.

Artikel 75, onder c) – naam en contactgegevens van de gerechten waarbij een eventuele hogere voorziening overeenkomstig artikel 50 moet worden ingesteld

- in Duitsland, het Bundesgerichtshof.

Artikel 75, onder d) – talen die worden aanvaard voor de vertaling van de formulieren betreffende rechterlijke beslissingen, authentieke akten en gerechtelijke schikkingen

N.v.t.

Artikel 76, lid 1, onder a) – de in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 2, vermelde bevoegdheidsregels

- in Duitsland, artikel 23 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Zivilprozessordnung).

Artikel 76, lid 1, onder b) – de in artikel 65 vermelde regels ten aanzien van het in het geding roepen van een derde

- in Duitsland, artikel 68 en de artikelen 72–74 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 76, lid 1, onder c) – de in artikel 69 vermelde overeenkomsten

  • de Overeenkomst tussen Duitsland en Italië betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Rome op 9 maart 1936;
  • de Overeenkomst tussen Duitsland en België betreffende de erkenning en de wederzijdse tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke zaken of handelszaken, ondertekend te Bonn op 30 juni 1958;
  • de Overeenkomst tussen Duitsland en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Wenen op 6 juni 1959;
  • de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 juli 1960;
  • het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te ’s-Gravenhage op 30 augustus 1962;
  • de Overeenkomst tussen het Koninkrijk Griekenland en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Athene op 4 november 1961;
  • de Overeenkomst tussen Spanje en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en executoriale authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 november 1983.
Laatste update: 30/06/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken lidstaten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. De Europese Commissie aanvaardt geen verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid met betrekking tot informatie of gegevens in dit document. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.