Van welk land is de wetgeving van toepassing?

Italië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Bronnen van geldend recht

De bronnen van het internationale privaatrecht in Italië zijn het nationale recht, de regelgeving van de Europese Unie en de internationale verdragen die door Italië zijn ondertekend.

1.1 Regels van nationaal recht

In Italië worden kwesties van internationaal privaatrecht geregeld bij Wet nr. 218 van 31 mei 1995, die in de plaats is gekomen van de artikelen 16 tot en met 31 van de algemene wettelijke bepalingen aan het begin van het Burgerlijk Wetboek (Codice Civile).

1.2 Geldende multilaterale verdragen

Volledige lijst van multilaterale verdragen

Zie voor de multilaterale verdragen die in Italië van kracht zijn de bijgevoegde lijst  PDF (13 Kb) it.

1.3 De belangrijkste bilaterale verdragen

Niet-volledige lijst van bilaterale verdragen die het meest worden toegepast door de gerechten

De bilaterale verdragen tussen Italië en andere afzonderlijke lidstaten van de Europese Unie die in het verleden werden toegepast in internationaal privaatrechtelijke zaken zijn vervangen door de EU-wetgeving op het gebied van het internationale privaatrecht. De verordeningen die het meest worden toegepast zijn: Verordening (EG) nr. 1393/2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken; Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken; Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid; en Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Tussen Italië en niet-EU-lidstaten worden de volgende bilaterale verdragen het meest toegepast: verdragen inzake rechtshulp en inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen die zijn gesloten met Argentinië (Rome, 9 december 1987), Brazilië (Rome, 17 oktober 1989), de Russische Federatie en de andere staten van de voormalige Sovjet-Unie (Rome, 25 januari 1979), de republieken van het voormalige Joegoslavië (Belgrado, 7 mei 1962), ex-dominions van het Verenigd Koninkrijk, waaronder Australië en Canada (Londen, 17 december 1930), Zwitserland (erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken, Rome, 3 januari 1933, en schade inzake verkeersongevallen, Rome, 16 augustus 1978), Bulgarije (Rome, 18 mei 1990), Roemenië (Boekarest, 11 november 1972) en Turkije (Rome, 10 augustus 1926).

2 Toepassing van de conflictregels

2.1 Ambtshalve toepassing van de conflictregels

In welke mate en in welke omstandigheden?

In het Italiaanse recht moet de rechter ambtshalve de conflictregels op de aanhangige zaak toepassen. Hij bepaalt welk recht van toepassing is en hoeft zich daarbij niet te beperken tot memories van de partijen over het onderwerp (iura novit curia). Bij het onderzoeken van het buitenlandse recht kan de rechter zich laten bijstaan door het ministerie van Justitie en een beroep doen op de Overeenkomst nopens het verstrekken van inlichtingen over buitenlands recht (Londen, 1968).

2.2 Renvoi (herverwijzing, verderverwijzing)

Wanneer volgens de conflictregels van het aangezochte gerecht een buitenlands recht van toepassing is, kan volgens de conflictregels van dat buitenlandse recht een ander recht van toepassing zijn (renvoi).

Voorbeeld: volgens de Franse conflictregel is het Engelse recht van toepassing met betrekking tot de bekwaamheid van een Engelse onderdaan die in Frankrijk verblijft. De Engelse conflictregel verwijst echter terug naar het recht van het woonland, d.w.z. het Franse recht.

Wat gebeurt er in een dergelijk geval in Italië? Wat gebeurt er wanneer volgens Italiaans recht het recht van een ander land van toepassing is, dat weer terugwijst naar Italiaans recht of naar het recht van een derde land?

Telkens wanneer volgens Italiaans recht het recht van een ander land van toepassing is dat weer terugverwijst naar het recht van een derde land, wordt uitsluitend in de volgende gevallen de renvoi aanvaard en het recht van dat derde land toegepast:

1)         als het recht van dat derde land de renvoi aanvaardt;

2)         als de renvoi het Italiaanse recht betreft.

Renvoi wordt niet toegepast wanneer het toepasselijke buitenlandse recht is gekozen door de partijen of betrekking heeft op de vorm van rechtshandelingen, of in het geval van niet-contractuele verbintenissen.

2.3 Wijziging aanknopingspunt

Wat gebeurt er indien het aanknopingspunt wijzigt, bv. in het geval van de overdracht van roerende goederen?

De bovenstaande regels zijn van toepassing.

2.4 Niet-toepassing van conflictregels in uitzonderingsgevallen

Kunnen rechters weigeren het toepasselijke buitenlandse verwijzingsrecht toe te passen wanneer dat in strijd is met de internationale openbare orde? En zijn er wetten of andere nationale regels die voorrang hebben op de conflictregels (hogere regels in de zin van lois de police)?

Overeenkomstig de Italiaanse wet (artikel 16 van Wet nr. 218/1995) kunnen rechters het buitenlandse verwijzingsrecht niet toepassen indien de gevolgen ervan "in strijd zijn met de openbare orde" (contrari all’ordine pubblico). Daaronder wordt gewoonlijk de "internationale openbare orde" verstaan. Bekwaamheid en andere voorwaarden voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap worden geregeld door het nationale recht van elke partij bij het partnerschap op het moment dat het partnerschap wordt overeengekomen. Als het toepasselijke recht echter niet voorziet in een geregistreerd partnerschap tussen volwassenen van hetzelfde geslacht, is het Italiaanse recht van toepassing (artikel 32 ter van Wet 218/1995).

In geval van wetsconflicten (artikel 17 van voornoemde wet) heeft het Italiaanse recht voorrang en is geen afwijking toegestaan, ook al wordt er naar buitenlands recht verwezen, indien dat wordt gerechtvaardigd door het doel en de werkingssfeer van de bepalingen van Italiaans recht (de "bepalingen van bijzonder dwingend recht", in het Italiaans norme di applicazione necessaria).

2.5 Vaststelling van de inhoud van buitenlands recht

  • Rol van de rechter en de partijen

Het is de verantwoordelijkheid van de rechter om de inhoud van het buitenlandse recht vast te stellen. Hij kan de partijen, de universiteiten of het ministerie van Justitie om bijstand verzoeken.

  • Welk bewijs wordt aanvaard?

Als bewijs van het buitenlandse recht kan gebruik worden gemaakt van de in internationale verdragen genoemde instrumenten, door buitenlandse autoriteiten via het ministerie van Justitie verstrekte informatie en adviezen van deskundigen of gespecialiseerde instanties.

  • Wat gebeurt er als de inhoud van het buitenlandse recht niet kan worden vastgesteld?

De rechter past zo mogelijk het recht toe dat wordt bepaald door de andere aanknopingspunten die een rol spelen in bepaalde zaken. Indien dat niet mogelijk is, is het Italiaanse recht van toepassing.

3 De conflictregels

3.1 Contractuele verbintenissen en rechtshandelingen

Volgens artikel 57 van Wet 218/1995 is op contractuele verbintenissen het in het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 genoemde recht van toepassing.

Het Verdrag van Rome bepaalt, in algemene zin, dat op een overeenkomst het door de partijen gekozen recht van toepassing is.

Als geen keuze is gemaakt, is het toepasselijke recht het recht van het land waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden, behoudens toepassing van eventuele andere internationale overeenkomsten die betrekking hebben op de verbintenis in kwestie (bv. toepassing van het Haags Verdrag van 1955 inzake de verkoop van roerende goederen in plaats van het Verdrag van Rome van 1980).

Toepassing van het door een internationaal verdrag of door de wil van de partijen aangewezen recht kan echter worden afgewezen wanneer het in strijd zou zijn met de openbare orde (bv. met dwingende bepalingen of veiligheidsvoorschriften).

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) zijn grensoverschrijdende overeenkomsten waarbij EU-lidstaten zijn betrokken niet langer onderworpen aan de regels die zijn vastgesteld in internationale verdragen, maar vallen zij onder die verordening.

Volgens de verordening is het belangrijkste criterium voor het bepalen van het op een contractuele relatie toepasselijke recht de keuze door de partijen. Het door de contractpartijen geselecteerde recht kan echter niet de toepassing beperken van bepalingen van bijzonder dwingend recht in het rechtsstelsel waarmee de overeenkomst het nauwst is verbonden.

Wanneer geen keuze is gemaakt, voorziet de verordening in een reeks specifieke aanknopingscriteria voor afzonderlijke soorten overeenkomsten. Voorbeelden:

  • een overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft;
  • een overeenkomst betreffende de huur van een onroerend goed wordt beheerst door het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen;
  • een overeenkomst inzake dienstverlening wordt beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft.

De rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in dergelijke zaken worden geregeld in Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel Ia of Brussel I bis).

3.2 Niet-contractuele verbintenissen

In de reeds aangehaalde Wet nr. 218/1995 wordt bepaald welk recht van toepassing is op de volgende niet-contractuele verbintenissen:

  • eenzijdige toezegging (recht van de staat waar de toezegging is gedaan);
  • schuldinstrumenten (Verdragen van Genève van 1930 inzake wisselbrieven en orderbriefjes, het Verdrag van Genève van 1931 inzake cheques; voor andere schuldinstrumenten geldt voor de hoofdverbintenissen echter het recht van de staat waar het instrument is uitgegeven);
  • vrijwillige vertegenwoordiging (recht van de staat waar de vertegenwoordiger is gevestigd of waar hij zijn taken hoofdzakelijk uitoefent);
  • uit het recht voortvloeiende verplichtingen (recht van de plaats waar de aan de verplichting ten grondslag liggende gebeurtenis heeft plaatsgevonden);
  • verbintenissen uit onrechtmatige daad (het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden; op verzoek van de benadeelde kan eventueel ook het recht van het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden worden toegepast; wanneer er slechts onderdanen van één staat bij de zaak zijn betrokken, wordt het nationale recht van die staat toegepast).

Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II) zijn grensoverschrijdende overeenkomsten waarbij EU-lidstaten zijn betrokken, aan die verordening onderworpen. Zij bepaalt dat verbintenissen die voortvloeien uit onrechtmatige daad, uit aansprakelijkheid in verband met onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst, uit aansprakelijkheid in verband met zaakwaarneming en uit onrechtmatige verrijking, worden beheerst door het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht het land waar de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden. De partijen kunnen een rechtskeuze maken op basis van een overeenkomst die is aangegaan nadat de schadeveroorzakende gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

De rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in dergelijke zaken worden geregeld in Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel Ia of Brussel I bis).

3.3 De burgerlijke staat van personen (naam, woonplaats, handelingsbekwaamheid)

De burgerlijke staat en de handelingsbekwaamheid, alsook het bestaan en de inhoud van persoonlijkheidsrechten, waaronder het recht op een naam, worden beheerst door het nationale recht van de betrokken partij, met uitzondering van uit familiebetrekkingen voortvloeiende rechten. Deze zijn onderworpen aan de verwijzingsregels van Wet nr. 218/1995 (beoordeling per geval).

3.4 Afstamming en adoptie

Bloedverwantschap in rechte lijn en burgerschap worden op het moment van de geboorte vastgesteld op basis van het nationale recht van de ouders of van een van de ouders. De afstamming en de persoonlijke en financiële relatie tussen ouders en kind, inclusief de ouderlijke verantwoordelijkheid, worden beheerst door het nationale recht van het kind op het moment van de geboorte.

Ondanks deze verwijzingen naar ander recht moet het buitenlandse recht evenwel wijken voor de Italiaanse wetgeving, waarin het beginsel is verankerd dat er één status van "kind" is (en dat kinderen van gehuwde en ongehuwde paren dus gelijk moeten worden behandeld). Verder is daarin bepaald dat de ouderlijke verantwoordelijkheid bij beide ouders berust, dat beide ouders moeten voorzien in het levensonderhoud van het kind en dat de rechter bevoegd is maatregelen te treffen om de ouderlijke verantwoordelijkheid te beperken of te ontnemen in geval van gedrag dat schadelijk is voor het kind.

Wanneer bij een Italiaanse rechter een verzoek om adoptie van een kind wordt ingediend waarbij het kind de status van wettig kind verkrijgt, is Italiaans recht van toepassing (Wet 184/1983). De artikelen 29 e.v. van Wet 184/1983 bevatten onder meer een specifieke regel voor gevallen waarin ingezetenen van Italië verzoeken om adoptie van een buitenlands kind, welke regel de vereisten van het Haags Verdrag van 29 mei 1993 betreffende internationale adoptie ten uitvoer legt.

Voor andere conflictregels bevat artikel 38 van Wet 218/1995 gedetailleerde bepalingen met betrekking tot diverse andere gevallen.

De rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid worden geregeld in Verordening (EG) nr. 2201/2003.

3.5 Huwelijk, ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap, echtscheiding, scheiding van tafel en bed, onderhoudsverplichtingen

In huwelijkszaken worden de persoonlijke betrekkingen tussen de echtgenoten beheerst door het recht van de lidstaat waarvan de echtgenoten de nationaliteit bezitten, indien zij beiden dezelfde nationaliteit bezitten. Hebben de echtgenoten niet dezelfde nationaliteit, dan is het recht van de staat waar zij het grootste deel van hun huwelijksleven doorbrengen van toepassing.

Het recht dat op de persoonlijke betrekkingen van toepassing is, is in de regel ook van toepassing op huwelijksvermogensregimes die betrekking hebben op gemeenschappelijke of afzonderlijke eigendom van onroerend goed. Hierop kunnen echter uitzonderingen worden gemaakt wanneer dat door de echtgenoten wordt overeengekomen of in andere gevallen waarin bij wet specifiek is voorzien.

Het Italiaanse recht erkent ook vormen van samenleving tussen personen van hetzelfde geslacht (unioni civili, "geregistreerde partnerschappen"). Daarvoor gelden vrijwel dezelfde regels als voor een huwelijk, met uitzondering van het recht op adoptie. Geregistreerde partnerschappen worden beheerst door het recht van de staat waar het partnerschap is aangegaan, tenzij een van de partijen de rechter verzoekt om toepassing van het recht van de staat waar de partners het grootste deel van hun leven samen doorbrengen. Het recht dat op vermogensregimes van toepassing is, is eveneens het recht van de staat waar het geregistreerde partnerschap is aangegaan. In een overeenkomst tussen de partijen kan echter worden vastgelegd dat het toepasselijke recht het recht is van een staat waar ten minste een van hen woont of waarvan hij of zij de nationaliteit bezit.

Een huwelijk dat door een Italiaanse burger in het buitenland is gesloten met een persoon van hetzelfde geslacht, heeft dezelfde rechtsgevolgen als een geregistreerd partnerschap dat wordt beheerst door het Italiaanse recht.

Scheiding van tafel en bed, echtscheiding en de ontbinding van een geregistreerd partnerschap worden beheerst door Verordening (EU) nr. 1259/2010, die prevaleert boven Wet 218/1995. Hierdoor kunnen echtgenoten (of geregistreerde partners) het toepasselijke recht aanwijzen, mits het daarbij gaat om: het recht van de staat waar zij beiden wonen; het recht van de staat waar zij het laatst hebben samengewoond als een van hen er nog steeds woont op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten; het recht van de staat waarvan een van hen de nationaliteit bezit; of het recht van het aangezochte gerecht. Indien de partijen geen overeenkomst hebben gesloten, zijn dezelfde aanknopingspunten van toepassing in volgorde van prioriteit (het eerste prevaleert boven het tweede enz.).

Tot slot kunnen personen die niet gehuwd zijn en ook geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, een samenlevingsovereenkomst sluiten. Als de partners dezelfde nationaliteit hebben, wordt de samenlevingsovereenkomst beheerst door het recht van de staat waarvan zij de nationaliteit bezitten. Hebben de partners niet dezelfde nationaliteit, dan geldt voor de overeenkomst het recht van de staat waar zij het grootste deel van hun leven samen hebben doorgebracht.

Onderhoudsverplichtingen van familiale aard worden geregeld volgens de bepalingen van het Haags Verdrag van 2 oktober 1973.

De rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken worden geregeld in Verordening (EG) nr. 2201/2003.

3.6 Huwelijksvermogensrecht

In Italië geldt het algemene beginsel van de wettelijke gemeenschap van goederen (comunione dei beni).

De echtgenoten kunnen in plaats daarvan kiezen voor een ander regime, zoals een stelsel waarbij zij elk hun eigen vermogen behouden (separazione dei beni), of een andere regeling die ze in onderlinge overeenstemming vaststellen.

3.7 Erfrecht

Er moeten twee perioden worden onderscheiden.

  1. Wanneer de nalatenschap is opengevallen (apertura della successione) vóór 17 augustus 2015, wordt de erfopvolging beheerst door het nationale recht van de overledene op het moment van overlijden. Een erflater kan bij leven door middel van een verklaring in het testament bepalen dat de erfopvolging wordt beheerst door het recht van het land waar hij woont. Indien hij Italiaans onderdaan is, doet deze keuze geen afbreuk aan de rechten van de in Italië wonende erfgenamen. Zij hebben een wettelijk recht op een erfdeel (legittimari, artikel 46 van Wet 218/1995).
  2. Op nalatenschappen die op of na 17 augustus 2015 zijn opengevallen, is Verordening (EU) nr. 650/2012 van toepassing. Deze verordening vervangt de hierboven omschreven regeling. Deze erfopvolgingen worden beheerst door het recht van de gewone verblijfplaats van de overledene op het moment van overlijden. Een erflater kan bepalen dat het recht dat op zijn erfopvolging van toepassing is, het recht is van de staat waarvan hij de nationaliteit bezit op het moment waarop hij de keuze maakt of op het moment van overlijden. Bij deze verordening wordt tevens de Europese erfrechtverklaring ingesteld, die het bewijs levert van de hoedanigheid van erfgenaam, legataris of executeur-testamentair in de verschillende lidstaten.

3.8 Goederenrecht

Onroerende zaken, roerende zaken (in deze context is het niet nodig om in detail in te gaan op de regels voor onlichamelijke zaken).

Eigendomsrechten en andere zakelijke rechten worden beheerst door het recht van de staat waar het onroerend goed is gelegen.

In geval van onroerend goed dat in een EU-lidstaat is gelegen, is Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel Ia of Brussel I bis) van toepassing. Daarin is bepaald dat voor zakelijke vorderingen betreffende onroerend goed de gerechten van de lidstaat waar het goed is gelegen, bevoegd zijn.

3.9 Insolventie

In het Italiaanse recht is niet uitdrukkelijk geregeld welk recht van toepassing is in geval van een wetsconflict met betrekking tot insolventie.

Uniforme regels inzake wetsconflicten tussen EU-lidstaten zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 848/2015. Deze verordening bepaalt dat een insolventieprocedure wordt geopend in de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen. Het recht dat van toepassing is op de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan, is het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de procedure is geopend.

Lijst van multilaterale verdragen waarbij Italië partij is

1. HUWELIJK, SCHEIDING VAN TAFEL EN BED, ECHTSCHEIDING

Haags Verdrag van 1 juni 1970 inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed.

Verdrag van de Raad van Europa inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, dat op 11 mei 2011 te Istanbul voor ondertekening is opengesteld (Wet nr. 77 van 27 juni 2013).

2. AFSTAMMING EN ADOPTIE

Overeenkomst van München van 5 september 1980 inzake het recht dat van toepassing is op geslachtsnamen en voornamen.

Haags Verdrag van 29 mei 1993 inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie.

3. MINDERJARIGEN

Haags Verdrag van 5 oktober 1961 betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen.

Haags Verdrag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen.

Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen.

Haags Verdrag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Wet nr. 101 van 18 juni 2015).

4. FAMILIALE ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN

Verdrag van New York van 20 juni 1956 inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud.

Haags Verdrag van 2 oktober 1973 inzake de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen.

Verdrag van ' s-Gravenhage van 2 oktober 1973 inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen.

5. NATIONALITEIT EN STAATLOOSHEID

Verdrag van New York van 28 september 1954 betreffende de status van staatlozen.

Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het Protocol van New York van 31 januari 1967.

6. ERFOPVOLGING

Verdrag van Washington van 26 oktober 1973 betreffende uniforme regels voor de vorm van een internationaal testament.

Haags Verdrag van 2 oktober 1973 betreffende het internationale beheer over nalatenschappen.

7. CONTRACTUELE VERBINTENISSEN

Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.

Verdrag van Lugano van 16 september 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

8. INTERNATIONALE HANDEL

Haags Verdrag van 15 juni 1955 nopens de op internationale koop van roerende lichamelijke zaken toepasselijke wet.

Verdrag van Wenen van 11 april 1980 (VN) inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken.

Verdrag van Genève van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg.

9. SCHULDINSTRUMENTEN

Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes en tot regeling van zekere wetsconflicten.

Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques en tot regeling van zekere wetsconflicten.

10. NIET-CONTRACTUELE VERBINTENISSEN

Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie (en aanvullende protocollen).

Verdrag van Brussel van 29 november 1969 inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie.

11. ARBITRAGE

Verdrag van New York van 10 juni 1958 over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken.

Verdrag van Genève van 21 april 1961 over internationale arbitrage in handelszaken.

12. JUSTITIËLE BIJSTAND EN SAMENWERKING

Haags Verdrag van 1 maart 1954 betreffende de burgerlijke rechtsvordering.

Haags Verdrag van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken.

Haags Verdrag van 18 maart 1970 inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken.

Verdrag van Lugano van 16 september 1988 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

13. TRUSTS

Haags Verdrag van 1 juli 1985 inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts.

In artikel 2 van Wet 218/1995 wordt de verhouding geregeld tussen de in internationale verdragen neergelegde regels (met name de regels inzake eenvormig recht) en de overeenkomstige regels van het intern internationaal privaatrecht. Volgens dat artikel vormt het feit dat een situatie of verhouding onder het nationale recht valt, geen belemmering voor de toepassing op dezelfde zaak van de internationale verdragen die in Italië van kracht zijn.

Laatste update: 22/12/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.