Van welk land is de wetgeving van toepassing?

Griekenland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

Wanneer een rechtsverhouding tussen particulieren aanknopingspunten heeft met meer dan een staat (een internationaal element) en er een geschil ontstaat, passen de Griekse rechters niet automatisch het Griekse recht toe maar onderzoeken zij welk recht er op basis van het internationaal privaatrecht moet worden toegepast (het toepasselijke recht). Internationaal privaatrecht is een instrument dat is gebaseerd op verwijzingsregels om vast te stellen welk recht van toepassing is, d.w.z. de bepalingen van het recht van een land. Dit kan het recht zijn van het land waar de rechtsvordering werd ingesteld of dat van een ander land. De verwijzingsregels zijn gebaseerd op een of meer aanknopingspunten. Bij een internationaal geschil wordt aan de hand van het relevante aanknopingspunt vastgesteld welke specifieke regel van internationaal privaatrecht van toepassing is om te bepalen welk recht de betrokken zaak beheerst, dat wil zeggen het Griekse recht of het recht van een ander land.

1 Bronnen van geldend recht

De Griekse wetten vormen de belangrijkste bron voor de vaststelling van het toepasselijke recht. Daarnaast heeft Griekenland ook bilaterale en multilaterale internationale verdragen ondertekend, die, na ratificatie, op dezelfde wijze van toepassing zijn als het Griekse interne recht. Bovendien valt onder het begrip recht ook het recht van de Europese Unie en met name de verordeningen. Aangezien er alsmaar meer en ook meer diverse soorten internationale particuliere transacties zijn, speelt de Griekse jurisprudentie en die van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ondanks het feit dat rechtspraak geen formele rechtsbron is, een belangrijke rol bij het opvullen van de bestaande lacunes in het internationaal privaatrecht dat wordt gebruikt om het toepasselijke recht vast te stellen.

1.1 Regels van nationaal recht

De belangrijkste bepalingen zijn opgenomen in het Griekse burgerlijk wetboek (de artikelen 4 tot 33), maar ook andere wetten bevatten een aantal bepalingen, zoals wet 5325/1932 betreffende wissels en orderbriefjes (de artikelen 90 tot 96) en wet 5960/1933 betreffende cheques (de artikelen 70 tot 76).

1.2 Geldende multilaterale verdragen

Belangrijke multilaterale verdragen zijn onder meer:

Verdrag van Genève van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, geratificeerd door Griekenland bij wet 559/1977;

Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen, geratificeerd door Griekenland bij wet 1325/1983;

Verdrag van Den Haag van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken, geratificeerd door Griekenland bij wet 1334/1983;

Verdrag van Den Haag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, geratificeerd door Griekenland bij wet 4020/2011.

1.3 De belangrijkste bilaterale verdragen

Belangrijke bilaterale verdragen zijn onder meer:

Overeenkomst tussen Griekenland en Albanië inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en strafzaken van 17 mei 1993, geratificeerd door Griekenland bij wet 2311/1995;

Vriendschaps-, handels- en scheepvaartverdrag tussen Griekenland en de Verenigde Staten van Amerika van 3 augustus 1951, geratificeerd door Griekenland bij wet 2893/1954.

2 Toepassing van de conflictregels

2.1 Ambtshalve toepassing van de conflictregels

Wanneer krachtens de verwijzingsregels van het Griekse internationaal privaatrecht het recht van een ander land van toepassing is, moet de Griekse rechter daar ambtshalve rekening mee houden, d.w.z. zonder dat de procespartijen zelf naar dit rechtsstelsel moeten verwijzen, en moet hij de toepasselijke bepalingen van het vreemde recht onderzoeken (artikel 337 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

2.2 Renvoi (herverwijzing, verderverwijzing)

Wanneer het Griekse internationaal privaatrecht bepaalt dat het recht van een ander land van toepassing is, wordt alleen verwezen naar de materiële regels van dit recht en niet naar de regels van het internationaal privaatrecht van dat land (artikel 32 van het burgerlijk wetboek), op grond waarvan het Griekse recht of het recht van een ander derde land van toepassing kan zijn.

2.3 Wijziging aanknopingspunt

Vaak wijzigt het aanknopingspunt in de loop van een rechtsverhouding (bijvoorbeeld een onderneming die haar hoofdkantoor van het ene naar het andere land verplaatst) waardoor ook het toepasselijke recht wijzigt. Er zijn regels waarin expliciet wordt bepaald welk recht in dat geval uiteindelijk van toepassing is. Wanneer dergelijke regels ontbreken, past de rechter het recht toe dat aanvankelijk (vóór de wijziging van het aanknopingspunt) of later (na de wijziging van het aanknopingspunt) van toepassing was, dan wel een combinatie van beide rechtsstelsels, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.

2.4 Niet-toepassing van conflictregels in uitzonderingsgevallen

Indien krachtens het Griekse internationaal privaatrecht (verwijzingsregels) buitenlands recht moet worden toegepast, maar de toepassing ervan evenwel in strijd is met de fundamentele morele en rechtsopvattingen die binnen de Griekse rechtsorde (artikel 33 van het burgerlijk wetboek) heersen op het moment dat de zaak wordt onderzocht, zal de Griekse rechter de desbetreffende bepalingen van het buitenlandse recht niet toepassen maar wel de andere buitenlandse bepalingen (negatieve functie). Indien er als gevolg van de niet-toepassing van het buitenlandse recht evenwel een rechtsvacuüm ontstaat, zal dit worden verholpen door het Griekse recht toe te passen (positieve functie).

Een middel om de belangen van de Griekse rechtsorde te beschermen, is de vaststelling van rechtstreeks toepasselijke bepalingen. Dergelijke bepalingen regelen bijzonder belangrijke interne rechtskwesties van de staat en worden ook rechtstreeks toegepast door de Griekse rechters in internationale zaken die niet in het kader van het Griekse internationaal privaatrecht kunnen worden opgelost.

2.5 Vaststelling van de inhoud van buitenlands recht

Een Griekse rechter mag elk door hem geschikt geacht middel gebruiken om het buitenlandse toepasselijke recht te onderzoeken. Zijn kennis kan berusten op juridisch informatie waarover hij zelf beschikt of hij kan hiernaar zoeken in het kader van (multilaterale en bilaterale) internationale verdragen, op grond waarvan de lidstaten er zich wederzijds toe hebben verbonden elkaar informatie te verstrekken, of hij kan informatie opvragen bij nationale en buitenlandse wetenschappelijke instellingen. Wanneer het moeilijk of onmogelijk is de inhoud van het buitenlandse recht vast te stellen, kan de Griekse rechter de partijen ook om hulp vragen, zonder zich echter te beperken tot het door hen voorgelegde bewijsmateriaal (artikel 337 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

De Griekse rechter past bij wijze van uitzondering het Griekse recht toe in plaats van het buitenlandse toepasselijke recht, wanneer het ondanks alle inspanningen onmogelijk is om de inhoud van het buitenlandse recht vast te stellen.

3 De conflictregels

3.1 Contractuele verbintenissen en rechtshandelingen

Welk recht er van toepassing is op overeenkomsten en rechtshandelingen die zijn gesloten met ingang van 17 december 2009, wordt door de Griekse rechters meestal vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I). Volgens de algemene regel is het recht dat de partijen hebben gekozen het toepasselijke recht.

Voor overeenkomsten en rechtshandelingen die tot stand zijn gekomen tussen 1 april 1991 en 16 december 2009 wordt het toepasselijke recht vastgesteld op basis van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980, waarin dezelfde algemene regel als in de bovengenoemde verordening is vastgesteld.

Het recht dat van toepassing is op alle categorieën contractuele verbintenissen en rechtshandelingen die expliciet buiten het toepassingsgebied van de bovengenoemde verordening en het bovengenoemde verdrag vallen, alsook op de contractuele verbintenissen en rechtshandelingen die zijn aangegaan vóór 1 april 1991, wordt vastgesteld op basis van artikel 25 van het burgerlijk wetboek, waarin dezelfde algemene regel als in de bovengenoemde verordening is vastgesteld.

3.2 Niet-contractuele verbintenissen

Welk recht er vanaf 11 januari 2009 van toepassing is op verbintenissen die voortvloeien uit onrechtmatige daad, ongerechtvaardigde verrijking, zaakwaarneming en precontractuele aansprakelijkheid wordt door de Griekse rechters vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II). Conform de algemene regel is het recht van het land waar de schade zich voordoet van toepassing.

Voor gebeurtenissen die niet onder het toepassingsgebied van bovengenoemde verordening vallen, en de gebeurtenissen die zich vóór 11 januari 2009 hebben voorgedaan, wordt het toepasselijke recht vastgesteld op basis van artikel 26 van het burgerlijk wetboek, waarin dezelfde algemene regel als in de bovengenoemde verordening is vastgesteld.

Verbintenissen die voortvloeien uit ongerechtvaardigde verrijking die dateert van vóór 11 januari 2009, worden volgens de Griekse jurisprudentie beheerst door het recht van de staat die, gelet op de bijzondere omstandigheden van de zaak, het meest in aanmerking komt.

3.3 De burgerlijke staat van personen (naam, woonplaats, handelingsbekwaamheid)

- Natuurlijke personen

Naam, woonplaats

Aangezien een natuurlijke persoon wordt geïdentificeerd aan de hand van zijn naam en woonplaats, wordt het recht dat op hem van toepassing is telkens bepaald in het kader van de specifieke betrekking die moet worden geregeld. Zo worden aspecten met betrekking tot de naam en woonplaats van echtgenoten geregeld door het recht betreffende persoonlijke betrekkingen (artikel 14 van het burgerlijk wetboek), terwijl aspecten met betrekking tot minderjarige kinderen worden geregeld door het recht betreffende afstamming (de artikelen 18 tot 21 van het burgerlijk wetboek).

Bekwaamheid

Het recht dat van toepassing is op kwesties met betrekking tot de bekwaamheid van personen (Grieken of buitenlanders) om rechten en verplichtingen te hebben, rechtshandelingen te verrichten, zich partij te stellen en persoonlijk deel te nemen aan processen, is het recht van de nationaliteit van de betrokken persoon (de artikelen 5 en 7 van het burgerlijk wetboek, artikel 62, eerste alinea, en artikel 63, lid 1, van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Indien een onderdaan van een derde land overeenkomstig zijn nationaal recht niet bekwaam is om rechtshandelingen te verrichten of om persoonlijk te verschijnen, en hij deze bekwaamheid conform het Griekse recht wel heeft (behalve wat betreft de in het kader van het familie-, erf- en goederenrecht verrichte rechtshandelingen betreffende onroerende zaken die niet in Griekenland zijn gelegen), is het Griekse recht van toepassing (artikel 9 van het burgerlijk wetboek en artikel 66 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

- Rechtspersonen

Het recht dat van toepassing is op kwesties met betrekking tot de handelings- en rechtsbekwaamheid van rechtspersonen, is het recht van het land waar het hoofdkantoor van de rechtspersoon is gevestigd (artikel 10 van het burgerlijk wetboek). Volgens de Griekse rechtspraak moet daarbij worden gekeken naar de feitelijke zetel en dus niet naar de statutaire zetel.

3.4 Afstamming en adoptie

3.4.1 Afstamming

De ouder-kindrelatie betreft de familiebanden tussen ouders en kinderen en de daarmee samenhangende rechten en verplichtingen.

Om vast te stellen of een kind al dan niet binnen een huwelijk is geboren (artikel 17 van het burgerlijk wetboek), is het volgende recht van toepassing:

  • het recht van de staat dat op het ogenblik van de geboorte van het kind de persoonlijke betrekkingen tussen de moeder van het kind en haar echtgenoot regelt, conform artikel 14 van het burgerlijk wetboek;
  • wanneer het huwelijk vóór de geboorte van het kind is ontbonden: het recht van de staat dat op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijk de persoonlijke betrekkingen tussen de moeder van het kind en haar echtgenoot regelt, conform artikel 14 van het burgerlijk wetboek.

De betrekkingen tussen ouders en de binnen het huwelijk geboren kinderen worden beheerst door het volgende recht, ook in het geval van ontbinding van het huwelijk:

de Griekse rechter onderzoekt welk recht er van toepassing is op de ouderlijke verantwoordelijkheid en de maatregelen ter bescherming van kinderen op basis van het Verdrag van Den Haag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, geratificeerd door Griekenland bij wet 4020/2011, mits het gaat om de toepassing van het recht van een staat die partij is bij dit verdrag.

Wanneer het een staat betreft die het bovengenoemde Verdrag niet heeft ondertekend of wanneer een bepaald aspect daarin niet is geregeld, is overeenkomstig artikel 18 van het burgerlijk wetboek het volgende recht van toepassing:

  • wanneer zij onderdaan zijn van dezelfde staat: het recht van die staat;
  • wanneer zij na de geboorte een nieuwe gemeenschappelijke nationaliteit hebben verworven: het recht van de staat van hun meest recente gemeenschappelijke nationaliteit;
  • wanneer zij vóór de geboorte onderdaan zijn van verschillende staten en hun nationaliteit na de geboorte niet wijzigt of wanneer zij vóór de geboorte onderdaan zijn van dezelfde staat, maar de nationaliteit van de ouders of het kind na de geboorte wijzigt: het recht van de staat waar zij op het tijdstip van de geboorte hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden;
  • wanneer zij geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben: het recht van de staat waarvan het kind onderdaan is.

De betrekkingen tussen de vader en moeder en een buiten het huwelijk geboren kind worden beheerst door het volgende recht (de artikelen 19 en 20 van het burgerlijk wetboek):

  • wanneer zij onderdaan zijn van dezelfde staat: het recht van die staat;
  • wanneer zij na de geboorte een nieuwe gemeenschappelijke nationaliteit hebben verworven: het recht van de staat van hun meest recente gemeenschappelijke nationaliteit;
  • wanneer zij vóór de geboorte onderdaan zijn van verschillende staten en hun nationaliteit na de geboorte niet wijzigt of wanneer zij vóór de geboorte onderdaan zijn van dezelfde staat, maar de nationaliteit van de ouders of het kind na de geboorte wijzigt: het recht van de staat waar zij op het tijdstip van de geboorte hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hadden;
  • wanneer zij geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben: het recht van de staat waarvan de vader of de moeder onderdaan is.

Het recht dat van toepassing is op de onderhoudsverplichtingen van ouders jegens hun kinderen:

welk recht er van toepassing is, wordt door de Griekse rechter sinds 18 juni 2011 bepaald op basis van Verordening (EG) nr. 4/2009, zoals vastgesteld bij het Protocol van Den Haag van 23 november 2007. Conform de algemene regel is het recht van het land waar de onderhoudsplichtige zijn gewone verblijfplaats heeft van toepassing.

3.4.2 Adoptie

Het toepasselijke recht inzake de voorwaarden voor de totstandkoming en herroeping van een internationale adoptie is het recht van de staat waarvan alle bij de adoptie betrokken personen de nationaliteit hebben (artikel 23 van het burgerlijk wetboek). Wat de vorm van de adoptie betreft, geldt dat het toepasselijke recht het recht is als bedoeld in artikel 11 van het burgerlijk wetboek, dat wil zeggen het recht dat de inhoud van de adoptie beheerst, of het recht van de plaats waar de adoptie tot stand is gekomen, of het recht van de nationaliteit van alle betrokken partijen. Wanneer de bij de adoptie betrokken personen niet dezelfde nationaliteit hebben, moet worden voldaan aan alle voorwaarden van alle betrokken nationale rechtsstelsels en mogen er in die rechtsstelsels geen belemmeringen voor de geldigheid van de adoptie bestaan.

De betrekkingen tussen de adoptieouders en het adoptiekind worden beheerst door het volgende recht:

  • wanneer zij na de adoptie onderdaan zijn van dezelfde staat: het recht van die staat;
  • wanneer zij op het ogenblik van de adoptie een nieuwe gemeenschappelijke nationaliteit verwerven: het recht van hun meest recente gemeenschappelijke nationaliteit;
  • wanneer zij vóór de adoptie niet dezelfde nationaliteit hebben en hun nationaliteit na de adoptie niet wijzigt of wanneer zij vóór de adoptie dezelfde nationaliteit hebben, maar de nationaliteit van een van de bij de adoptie betrokken personen na de adoptie wijzigt: het recht van de staat van hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats op het tijdstip van de adoptie;
  • wanneer zij geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben: het recht van de staat waarvan de adoptieouder onderdaan is of, bij adoptie door beide echtgenoten, het recht dat hun persoonlijke betrekkingen beheerst.

3.5 Huwelijk, ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap, echtscheiding, scheiding van tafel en bed, onderhoudsverplichtingen

3.5.1 Huwelijk

Materiële voorwaarden

De huwelijksvoorwaarden en –beletsels worden beheerst door het recht van de staat waarvan de aanstaande echtgenoten onderdaan zijn wanneer zij dezelfde nationaliteit hebben, of, wanneer zij niet dezelfde nationaliteit hebben, door het recht van een van de staten waarvan zij onderdaan zijn (artikel 13, lid 1, eerste alinea, van het burgerlijk wetboek).

Formele voorwaarden

De formele geldigheid van het huwelijk wordt beheerst door het recht van de staat waarvan de aanstaande echtgenoten onderdaan zijn wanneer zij dezelfde nationaliteit hebben of, wanneer zij niet dezelfde nationaliteit hebben, door het recht van een van de staten waarvan zij onderdaan zijn, dan wel door het recht van de staat waar het huwelijk is voltrokken (artikel 13, lid 1, tweede alinea, van het burgerlijk wetboek). Krachtens het Griekse recht moeten bepaalde formaliteiten worden vervuld voordat een huwelijk kan worden voltrokken; andere samenlevingsvormen dan het huwelijk worden in Griekenland erkend als zij ook in het betrokken buitenlandse recht als geldig worden erkend en de samenlevende personen geen Grieken zijn.

Persoonlijke betrekkingen tussen echtgenoten

Onder persoonlijke betrekkingen tussen echtgenoten wordt verstaan andere betrekkingen dan de vermogensrechtelijke betrekkingen die uit het huwelijk voortvloeien, zoals de samenlevingsplicht, andere rechten en verplichtingen, waaronder de onderhoudsverplichting.

Het recht dat van toepassing is op de persoonlijke betrekkingen tussen echtgenoten (artikel 14 van het burgerlijk wetboek), uitgezonderd de onderhoudsverplichting, is:

  • wanneer zij na het huwelijk onderdaan zijn van dezelfde staat: het recht van die staat;
  • wanneer zij tijdens het huwelijk een nieuwe gemeenschappelijke nationaliteit hebben verworven: het recht van de staat van hun meest recente gemeenschappelijke nationaliteit;
  • wanneer de echtgenoten tijdens het huwelijk onderdaan waren van dezelfde staat en één van hen later onderdaan van een andere staat is geworden: het recht van de staat van hun meest recente gemeenschappelijke nationaliteit, mits de andere echtgenoot nog steeds onderdaan is van die staat;
  • wanneer de echtgenoten vóór het huwelijk niet dezelfde nationaliteit hebben en hun nationaliteit na het huwelijk niet wijzigt, dan wel wanneer zij vóór het huwelijk dezelfde nationaliteit hebben maar de nationaliteit van één van hen tijdens het huwelijk wijzigt: het recht van de staat van hun laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats;
  • wanneer zij tijdens het huwelijk geen gemeenschappelijke gewone verblijfplaats hebben: het recht van de staat waarmee de echtgenoten het nauwst verbonden zijn.

Onderhoudsverplichting tussen echtgenoten

Het toepasselijke recht wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 4 van het Verdrag van Den Haag van 2 oktober 1973, dat is geratificeerd door Griekenland bij wet 3137/2003 en waarin het recht van de staat waar de onderhoudsgerechtigde zijn gewone verblijfplaats heeft, wordt aangewezen als het toepasselijke recht.

Huwelijksvermogensregime

Het huwelijksvermogensregime regelt de uit het huwelijk voortvloeiende vermogensrechten en andere verplichtingen.

Het toepasselijke recht is het recht dat de persoonlijke betrekkingen tussen de echtgenoten regelt onmiddellijk nadat het huwelijk is voltrokken (artikel 15 van het burgerlijk wetboek).

3.5.2 Ongehuwd samenwonen en geregistreerd partnerschap

In Griekenland wordt naast het huwelijk ook een andere vorm van samenwoning erkend, conform het bepaalde in wet 3719/2008. Volgens een uitdrukkelijke bepaling van deze wet is de wet van toepassing op alle partnerschappen die in Griekenland of ten overstaan van de Griekse consulaire autoriteiten zijn gesloten, ongeacht of de partijen al dan niet de Griekse nationaliteit hebben, en zulks met betrekking tot zowel de vorm van het partnerschap als het geheel van betrekkingen tussen de partijen. Indien het geregistreerde partnerschap in het buitenland is aangegaan, wordt, wat de vorm van het partnerschap betreft, het in artikel 11 van het burgerlijk wetboek bedoelde recht toegepast, dat wil zeggen het recht dat de inhoud beheerst, of het recht van de staat waar het partnerschap is gesloten, of het recht van de staat waarvan van alle betrokken partijen onderdaan zijn. Met betrekking tot de betrekkingen tussen de partijen geldt echter dat het toepasselijke recht het recht is van de plaats waar het partnerschap is gesloten.

3.5.3 Echtscheiding en scheiding van tafel en bed

Welk recht er van toepassing is op echtscheiding en scheiding van tafel en bed wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 1259/2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (Rome III). De algemene regel is dat de echtgenoten kunnen overeenkomen het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht aan te wijzen, mits dit een van de volgende rechtsstelsels is: a) het recht van de staat waar de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, of b) het recht van de staat waar de echtgenoten laatstelijk hun gewone verblijfplaats hadden, indien een van hen op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst daar nog verblijft, of c) het recht van de staat waarvan een van de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst de nationaliteit heeft, of d) het recht van de staat waar de zaak aanhangig wordt gemaakt.

3.5.4 Onderhoudsverplichtingen

In Verordening (EG) nr. 1259/2010 is uitdrukkelijk bepaald deze niet van toepassing is op onderhoudsverplichtingen tussen gescheiden echtgenoten, aangezien die kwestie is geregeld overeenkomstig artikel 8 van het Verdrag van Den Haag van 2 oktober 1973, dat is geratificeerd door Griekenland bij wet 3137/2003. In dit artikel wordt het recht van de staat dat is toegepast op de procedure betreffende de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed, aangewezen als het toepasselijke recht.

3.6 Huwelijksvermogensrecht

Zie hierboven onder punt 3.5.1, laatste alinea.

3.7 Erfrecht

Welk recht er van toepassing is op nalatenschapskwesties, anders dan de vorm en de herroeping van een testament, wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 650/2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.

Indien er een testament is opgesteld, is dit testament wat de vorm betreft geldig indien het voldoet aan de eisen van een van de volgende rechtsstelsels (artikel 1 van het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 inzake de wetsconflicten betreffende de vorm van testamentaire beschikkingen):

  • het recht van de plaats waar de testateur beschikte;
  • het recht van de staat waarvan de testateur de nationaliteit bezat, hetzij op het ogenblik dat hij beschikte, hetzij op het ogenblik van het overlijden;
  • het recht van de staat waar de testateur zijn woonplaats of gewone verblijfplaats had, hetzij op het ogenblik dat hij beschikte, hetzij op het ogenblik van het overlijden;
  • indien het testament betrekking heeft op onroerende zaken: het recht van de plaats waar de onroerende zaken zijn gelegen.

3.8 Goederenrecht

Het recht dat van toepassing is op de vermogensrechtelijke aspecten van onroerende zaken is overeenkomstig artikel 27 van het burgerlijk wetboek het recht van de staat waar deze zaken zijn gelegen.

Met betrekking tot de contractuele aspecten van onroerende zaken wordt het toepasselijke recht vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I). Als algemene regel geldt dat het recht dat de partijen hebben gekozen het toepasselijke recht is.

Het recht dat van toepassing is met betrekking tot de vorm van de bovenvermelde transacties, is het recht van de staat waar de onroerende zaken zijn gelegen (artikel 12 van het burgerlijk wetboek).

3.9 Insolventie

De insolventieprocedure en de gevolgen daarvan worden conform Verordening (EG) nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures beheerst door het recht van de lidstaat waar de betreffende procedure is geopend.

Laatste update: 06/06/2017

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.