Hoe breng ik een zaak voor de rechter?

Estland
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Moet ik naar de rechter gaan of is er een alternatief?

Geschillen kunnen langs gerechtelijke en buitengerechtelijke weg worden beslecht.

Een mogelijke wijze van buitengerechtelijke geschillenbeslechting is verzoening. Via verzoening kunnen geschillen langs buitengerechtelijke weg vrijwillig worden beslecht door een onafhankelijke en onpartijdige conciliator. Een conciliator bevordert de communicatie tussen de partijen bij het vinden van een oplossing voor het geschil. De verzoeningsbesprekingen zijn vertrouwelijk en het is de conciliator niet toegestaan om bij het leiden van de besprekingen de indruk te wekken dat hij of zij bevoegd is bindende besluiten te nemen. Een conciliator kan een notaris zijn, een advocaat of ieder ander natuurlijk persoon die door de partijen bij het geschil wordt benoemd en bevoegd is om op te treden via een rechtspersoon (zoals conciliators bij een orgaan voor verzekeringsconciliatie via de Estlandse Vereniging van Verzekeraars (Eesti Kindlustusseltside Liit) en het Estlandse Bureau voor Motorrijtuigenverzekeringen (Eesti Liikluskindlustuse Fond)). Een conciliatieorgaan is een aan een staat of plaatselijke overheid gelieerde instantie, zoals de auteursrechtencommissie (autoriõiguse komisjon). Een als gevolg van een verzoeningsprocedure tot stand gekomen schikkingsovereenkomst geldt als een rechtsgeldige executoriale titel, mits die overeenkomst door de rechter uitvoerbaar is verklaard, en kan met het oog op gedwongen tenuitvoerlegging aan een gerechtsdeurwaarder worden overgelegd. Is de conciliator een notaris of advocaat, dan kan een schikkingsovereenkomst ter zake van eigendomsrechten of ter zake van niet-eigendomsrechten, mits ten aanzien van de niet-eigendomsrechten een compromisakkoord kan worden bereikt, op verzoek van de partijen bij de verzoening worden gelegaliseerd door een notaris en onmiddellijk gedwongen ten uitvoer worden gelegd. In een dergelijk geval is het niet nodig dat de schikkingsovereenkomst door een rechter uitvoerbaar wordt verklaard. Een door een conciliatieorgaan gevalideerde schikkingsovereenkomst is bindend voor de partijen en hoeft niet door een rechter uitvoerbaar te worden verklaard. Arbitrage is een andere methode voor alternatieve geschillenbeslechting. Aangezien de arbitragecommissie door de partijen zelf wordt benoemd, hebben zij zekerheid over de kennis, ervaring en onpartijdigheid van de arbiters. Ook de keuze van de taal waarin de procedure wordt gevoerd, het toepasselijk recht en de procedureregels is aan de partijen. Een arbitragecollege kan worden ingesteld voor een enkele zaak (ad hoc) of permanent blijven fungeren. Een permanent arbitragecollege in Estland is het Arbitragecollege van de Kamer van Notarissen (Notarite Koja vahekohus). In Estland worden geschillen die voortvloeien uit grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten vaak beslecht door het Hof van Arbitrage van de Estlandse Kamer van Koophandel en Fabrieken (Eesti Kaubandus-Tööstuskoja (EKTK) arbitraažikohus). Een door een permanent Estlands arbitragecollege gegeven beslissing vormt een executoriale titel zonder dat zij door een rechter uitvoerbaar hoeft te worden verklaard. Beslissingen van andere arbitragecolleges, met inbegrip van ad-hocarbitragecolleges, en van arbitragecolleges van andere staten kunnen pas gedwongen ten uitvoer worden gelegd, nadat zij door een rechter uitvoerbaar zijn verklaard. Naast arbitrage en verzoening zijn er ook commissies voor de buitengerechtelijke beslechting van bepaalde soorten geschillen.

Arbeidsgeschillen kunnen bijvoorbeeld eerst worden doorverwezen naar een arbeidsgeschillencommissie (töövaidluskomisjon). Een arbeidsgeschillencommissie is een onafhankelijk orgaan voor het beslechten van afzonderlijke arbeidsgeschillen, waartoe zowel werknemers als werkgevers zich kunnen wenden. Voor het beslechten van arbeidsgeschillen via een arbeidsgeschillencommissie gelden de voorschriften zoals neergelegd in de Wet beslechting arbeidsgeschillen (individuaalse töövaidluse lahendamise seadus). Wie via een arbeidsgeschillencommissie een geschil wil beslechten, hoeft daarvoor geen vergoeding aan de overheid te betalen. Alle soorten uit een arbeidsverhouding voortvloeiende geschillen kunnen ter beslechting aan een arbeidsgeschillencommissie worden voorgelegd. In het geval van een geldvordering moet het bedrag van de vordering gerechtvaardigd zijn, en er is in dit verband geen beperking voor het inschakelen van een arbeidsgeschillencommissie. In het verzoekschrift aan de arbeidsgeschillencommissie moeten de omstandigheden die relevant zijn voor het geschil worden uiteengezet. Wordt bijvoorbeeld een ontslag aangevochten, dan moeten de datum van en de reden voor het ontslag worden vermeld. In het verzoekschrift moet ook de aard van het meningsverschil tussen de partijen worden beschreven, m.a.w. wat de werkgever of de werknemer in de ogen van de verzoeker onterecht heeft gedaan of heeft nagelaten te doen. Het verzoekschrift moet ook vergezeld gaan van bewijsmateriaal ter onderbouwing van de claims (zoals een arbeidscontract, afspraken of correspondentie tussen de werknemer en werkgever enz.) of van verwijzingen naar eventueel ander bewijsmateriaal of getuigen. Als de verzoeker het noodzakelijk acht om een getuige op te roepen voor een hoorzitting, dan moeten de naam en het adres van die getuige in het verzoekschrift worden vermeld. Een besluit van een arbeidsgeschillencommissie dat van kracht is geworden, geldt als executoriale titel en kan met het oog op gedwongen tenuitvoerlegging aan een deurwaarder worden voorgelegd. Onder bepaalde omstandigheden kan een arbeidsgeschillencommissie verklaren dat haar besluit onmiddellijk uitvoerbaar is. Een partij bij het geschil die het niet eens is met het besluit van de arbeidsgeschillencommissie, kan hetzelfde geschil voorleggen aan een kantongerecht (maakohus), binnen een maand na de dag volgend op de dag van ontvangst van het afschrift van het besluit. In dat geval wordt het besluit van de arbeidsgeschillencommissie niet van kracht.

Vorderingen voortvloeiende uit een overeenkomst tussen een consument en een handelaar kunnen worden beslecht door de consumentengeschillencommissie (tarbijakaebuste komisjon). Voor het beslechten van consumentengeschillen gelden de voorschriften zoals neergelegd in de Wet bescherming consumenten (tarbijakaitseseadus). De consumentengeschillencommissie is bevoegd voor het beslechten van zowel binnenlandse als grensoverschrijdende consumentengeschillen die voortvloeien uit overeenkomsten tussen consumenten en handelaren en die door een consument worden ingeleid, mits een der partijen een in de Republiek Estland gevestigde handelaar is. Daarnaast is de commissie bevoegd voor het beslechten van geschillen in verband met verliezen die zijn veroorzaakt door een gebrekkig product, mits het verlies kan worden vastgesteld. Indien is vastgesteld dat er verlies is geleden, maar het precieze bedrag van dat verlies niet kan worden gekwantificeerd, bijvoorbeeld in geval van niet-geldelijk verlies of toekomstige verliezen, wordt het te vergoeden bedrag door een rechter vastgesteld. Geschillen in verband met de verlening van niet-economische diensten van algemeen belang, door publiekrechtelijke rechtspersonen verleende onderwijsdiensten of door gezondheidswerkers met het oog op het beoordelen, behouden of herstellen van de gezondheidstoestand aan patiënten verleende medische diensten (met inbegrip van het voorschrijven, verstrekken en ter beschikking stellen van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen) kunnen door de commissie niet worden beslecht. De Commissie beslecht evenmin geschillen ten aanzien van vorderingen voortvloeiende uit overlijden, lichamelijk letsel of gezondheidsschade, en geschillen waarvoor de beslechtingsprocedure in andere wetten is geregeld. Dergelijke geschillen worden beslecht door bevoegde instanties of de bevoegde rechter (zo kan een geschil voortvloeiende uit een huurovereenkomst voor een woning behalve door de rechter ook worden beslecht door een huurcommissie). Een door een consument ingediend verzoekschrift wordt behandeld, en de uitkomst van de geschillenbeslechting aan de partijen ter beschikking gesteld, binnen 90 dagen nadat het verzoekschrift van de consument ter beoordeling is aanvaard. In het geval van een complex geschil kan deze termijn worden verlengd. Een besluit van de consumentengeschillencommissie moet zijn nageleefd binnen 30 dagen na bekendmaking ervan op de website van het College voor Consumentenbescherming (Tarbijakaitseamet), tenzij in het besluit anderszins is bepaald. Op de website van het College voor Consumentenbescherming wordt een lijst gepubliceerd van handelaren die zich niet aan de besluiten van de commissie hebben gehouden; het besluit van de commissie kan evenwel niet gedwongen ten uitvoer worden gelegd, en kan daarom ook niet met dat doel aan een gerechtsdeurwaarder worden voorgelegd. Een handelaar die in de lijst is opgenomen, wordt daaruit verwijderd wanneer hij na te zijn opgenomen het besluit van de commissie alsnog naleeft of wanneer er sinds zijn eerste vermelding in de lijst meer dan twaalf maanden zijn verstreken. Indien de partijen bij het geschil het niet eens zijn met het besluit van de commissie en dat besluit niet naleven, dan kunnen zij zich ter beslechting van datzelfde geschil wenden tot een kantongerecht. Een handelaar stelt het College voor Consumentenbescherming er schriftelijk van op de hoogte dat het besluit is nageleefd of dat de zaak is doorverwezen naar een kantongerecht, in welk laatste geval hij een afschrift bijvoegt van het bij het kantongerecht ingediende verzoekschrift. Het College voor Consumentenbescherming zelf kan, met instemming en als vertegenwoordiger van de consument, het door de commissie beslechte geschil doorverwijzen naar de kantonrechter als de handelaar heeft verzuimd het besluit na te leven en het geschil betrekking heeft op de toepassing van een wet of andere regelgeving of op de collectieve belangen van consumenten.

Geschillen die voortvloeien uit een huurovereenkomst voor een woning kunnen ook worden beslecht door een huurcommissie. Voor het beslechten van huurgeschillen gelden de regels van de Wet beslechting huurgeschillen (üürivaidluse lahendamise seadus). Een huurcommissie kan geen geschillen beslechten in verband met vorderingen die een bedrag van 3 200 EUR te boven gaan. Een huurcommissie kan door een plaatselijke overheid worden ingesteld en beslecht huurgeschillen die zich voordoen binnen de regio waar zij bevoegd is. In Estland is alleen in Tallinn een huurcommissie ingesteld. In het verzoekschrift aan een huurcommissie moet de verzoeker het verzoek weergeven alsmede de feiten waarop dat verzoek is gebaseerd; het verzoekschrift moet vergezeld gaan van de huurovereenkomst en bewijsmateriaal ter onderbouwing van de in het verzoekschrift vermelde grief alsmede overige voor de bewijsvoering relevante documentatie. Als een besluit van een huurcommissie eenmaal van kracht is geworden, geldt het als executoriale titel en kan het met het oog op gedwongen tenuitvoerlegging aan een gerechtsdeurwaarder worden voorgelegd. Is een partij bij het geschil het niet eens met het besluit van de huurcommissie, dan kan die partij hetzelfde huurgeschil binnen 20 dagen na ontvangst van het besluit van de commissie voorleggen aan een kantonrechter. In dat geval wordt het besluit van de huurcommissie niet van kracht. De beslechting van geschillen door de hierboven vermelde commissies vormt geen verplichte voorbereidende procedure; m.a.w. als de partijen het geschil niet langs buitengerechtelijke weg willen of kunnen beslechten, kunnen zij hun vordering voorleggen aan de rechter. Dezelfde vordering kan evenwel niet tegelijkertijd worden behandeld door een rechter en een bevoegde buitengerechtelijke commissie.

2 Geldt er een termijn voor het aanhangig maken van een zaak bij de rechter?

Privaatrechtelijke relaties vallen onder het beginsel van particuliere autonomie, wat betekent dat een schuldeiser zelf mag beslissen wanneer hij een vordering tegen een schuldenaar geldend wil maken. In het belang evenwel van de juridische helderheid en de stabiliteit van het recht kan een schuldenaar verjaring inroepen als de schuldeiser verzuimt zijn vordering binnen een bepaalde periode in te dienen. Een rechter of een andere geschillenbeslechtingsinstantie zal een vordering uitsluitend verjaard verklaren als de schuldenaar dat verlangt. De vordering van de schuldeiser loopt derhalve niet automatisch af nadat de verjaringstermijn is verstreken. Is de vordering evenwel onderworpen aan verjaring en verwijst de schuldenaar naar de verjaring, dan zal de rechter de vordering niet in behandeling nemen en er evenmin een inhoudelijke beslissing over geven.

  • Voor uit transacties voortvloeiende vorderingen geldt een wettelijke verjaringstermijn van drie jaar.
  • Deze termijn is evenwel tien jaar als de schuldenaar opzettelijk verzuimt aan zijn verplichtingen te voldoen.
  • De verjaringstermijn voor vorderingen in verband met de overdracht van onroerende goederen, de bezwaring van onroerende goederen met een zakelijk recht, de overdracht of beëindiging van een zakelijk recht of wijziging van de inhoud van een zakelijk recht is tien jaar.
  • De verjaringstermijn voor een vordering die voortvloeit uit de wet is tien jaar vanaf het tijdstip waarop zij opeisbaar wordt, tenzij bij wet anders is bepaald.
  • De verjaringstermijn voor een vordering die voortvloeit uit onrechtmatig veroorzaakte schade is drie jaar vanaf het tijdstip waarop de rechthebbende zich van de schade en van de tot schadevergoeding gehouden persoon bewust werd of had moeten worden.
  • De verjaringstermijn voor een vordering die voortvloeit uit ongerechtvaardigde verrijking is drie jaar vanaf het tijdstip waarop de rechthebbende zich van het verkrijgen van de uit onrechtmatige verrijking voortvloeiende vordering bewust werd of had moeten worden.
  • De verjaringstermijn voor een vordering tot het vervullen van terugkerende verplichtingen, met uitzondering van vorderingen tot het vervullen van onderhoudsverplichtingen jegens kinderen, is drie jaar per verplichting, ongeacht de rechtsgrondslag voor de vordering.
  • De verjaringstermijn voor een vordering tot het vervullen van onderhoudsverplichtingen jegens kinderen is tien jaar per verplichting.
  • De verjaringstermijn voor een schadeloosstellingsvordering voortvloeiende uit een eigendomsrecht en voor vorderingen voortvloeiende uit familierecht of erfrecht is 30 jaar vanaf het tijdstip waarop de vordering opeisbaar wordt, tenzij bij wet anders is bepaald.
  • Een schadeloosstellingsvordering voortvloeiende uit een eigendomsrecht jegens een willekeurige bezitter komt nooit te vervallen.

Voor bepaalde uit een arbeidsrelatie voortvloeiende vorderingen geldt een verjaringstermijn voor het in rechte aanhangig maken van de vordering. Zo geldt voor het indienen van een vordering bij een arbeidsgeschillencommissie of rechter ter erkenning van uit een arbeidsrelatie voortvloeiende rechten of ter bescherming van geschonden rechten een termijn van vier maanden. Een gerechtelijke procedure dan wel verzoek aan een arbeidsgeschillencommissie voor het herroepen van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst moet binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving van beëindiging aanhangig worden gemaakt resp. worden ingediend; een werknemer kan binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van een kennisgeving van beëindiging bij een rechter of arbeidsgeschillencommissie een verzoek indienen om de beëindiging aan te vechten als zijnde in strijd met het beginsel van goede trouw, tenzij de werkgever de overeenkomst heeft beëindigd als gevolg van contractbreuk door de werknemer; een loonvordering moet binnen drie jaar worden ingediend.

3 Moet ik in deze lidstaat naar de rechter gaan?

De omstandigheden waarin een Estlands gerecht kennis kan nemen van een zaak, worden bepaald door de voorschriften inzake internationale bevoegdheid. Een zaak valt onder de bevoegdheid van een Estlands gerecht indien een Estlandse rechter kennis kan nemen van die zaak conform de voorschriften ter zake van diens onafhankelijkheid en bevoegdheid of op basis van een overeenkomst inzake de bevoegdheid, tenzij bij wet of een internationale overeenkomst anders is bepaald. Internationale bevoegdheid behelst geen exclusieve bevoegdheid, tenzij bij wet of een internationale overeenkomst anders is bepaald. De bepalingen van het Estlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik) inzake internationale bevoegdheid gelden uitsluitend voor zover een en ander niet nader is geregeld door een internationale overeenkomst of de volgende Europese verordeningen:

  1. Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken;
  2. Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000;
  3. Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen;
  4. Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring;
  5. Verordening (EU) nr. 655/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een procedure betreffende het Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken.

4 Zo ja, bij welke rechtbank moet ik mijn zaak aanhangig maken in deze lidstaat, gelet op mijn woonplaats en de woonplaats van de andere partij, dan wel op andere aspecten van mijn zaak?

Het gerecht waar een zaak tegen een persoon aanhangig kan worden gemaakt en waar andere proceshandelingen jegens een persoon kunnen worden verricht, wordt bij algemene bevoegdheid bepaald, tenzij de wet voorschrijft dat de zaak aanhangig moet worden gemaakt bij dan wel de handeling moet worden verricht door een ander gerecht.

Het gerecht waar anders dan bij algemene bevoegdheid een zaak tegen een persoon aanhangig kan worden gemaakt dan wel andere proceshandelingen jegens een persoon kunnen worden verricht, wordt bij facultatieve bevoegdheid bepaald.

Het enige gerecht waaraan een verzoek om verdaging van een burgerlijke zaak kan worden voorgelegd, wordt bij exclusieve bevoegdheid bepaald. De bevoegdheid in niet-contentieuze procedures is exclusief, tenzij bij wet anders is bepaald.

Onder algemene bevoegdheid wordt een zaak tegen een natuurlijk persoon aanhangig gemaakt bij het gerecht van de woonplaats van die natuurlijke persoon en wordt een zaak tegen een rechtspersoon aanhangig gemaakt bij het gerecht van de plaats van vestiging van die rechtspersoon. Is de woonplaats van een natuurlijk persoon onbekend, dan kan een zaak tegen die persoon aanhangig worden gemaakt bij het gerecht van diens laatst bekende verblijfplaats.

Indien een zaak op grond van algemene bepalingen niet onder de bevoegdheid van een Estlands gerecht valt of de bevoegdheid niet kan worden vastgesteld en uit hoofde van een internationale overeenkomst of wet niet anderszins wordt bepaald, wordt de zaak behandeld door het kantongerecht van Harju (Harju Maakohus) als:

  • de zaak krachtens een internationale overeenkomst moet worden behandeld in de Republiek Estland;
  • de verzoeker een onderdaan is van de Republiek Estland of aldaar zijn woonplaats heeft en geen mogelijkheid heeft of niet geacht kan worden om zijn rechten in een andere staat te verdedigen;
  • de zaak om een andere reden in significante mate betrekking heeft op Estland en de verzoeker geen mogelijkheid heeft of niet geacht kan worden om zijn rechten in een andere staat te verdedigen.

Het kantongerecht van Harju neemt een zaak ook in behandeling als die zaak onder de bevoegdheid van een Estlands gerecht valt, maar niet kan worden vastgesteld welk Estlands gerecht bevoegd is. Dit geldt eveneens wanneer is overeengekomen dat een Estlands gerecht bevoegdheid heeft, maar niet is aangegeven welk gerecht dat is.

Onder exclusieve (dwingende) bevoegdheid wordt een zaak voorgelegd aan het gerecht van de plaats waar het onroerend goed zich bevindt, wanneer het een vordering betreft ter zake van:

  1. de erkenning van het bestaan van een eigendomsrecht, beperkt zakelijk recht of ander zakelijk recht of bezwaring met betrekking tot een onroerend goed, de erkenning van het niet-bestaan van dergelijke rechten of bezwaringen dan wel ter zake van andere rechten op een onroerend goed;
  2. de vaststelling van de omvang of verdeling van een onroerend goed;
  3. de bescherming van het bezit van een onroerend goed;
  4. een uit het bezit van een appartement voortvloeiend eigendomsrecht;
  5. gedwongen tenuitvoerlegging ten aanzien van een onroerend goed;
  6. een uit (de geldigheid van) een leaseovereenkomst of handelshuurovereenkomst inzake een onroerend goed of een andere overeenkomst voor het gebruik van een onroerend goed uit hoofde van het verbintenissenrecht voortvloeiende claim.

Een zaak verband houdend met een dienstbaarheid, bezwaring of voorkeursrecht ten aanzien van eigendom wordt aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de plaats waar het object is gelegen.

Krachtens exclusieve (dwingende) bevoegdheid wordt een zaak voor herroeping van een onbillijke standaardtermijn of voor beëindiging en intrekking van de aanbeveling van die termijn door de persoon die toepassing van die termijn heeft aanbevolen, aanhangig gemaakt bij het gerecht van de plaats van vestiging van de verweerder of, bij afwezigheid daarvan, bij het gerecht van de woonplaats dan wel zetel van de verweerder. Heeft de verweerder geen plaats van vestiging, woonplaats of zetel in Estland, dan wordt de zaak aanhangig gemaakt bij het gerecht van het rechtsgebied waarin de standaardtermijn werd toegepast.

Een vordering van een rechtspersoon tot intrekking of nietigverklaring van een beslissing van een orgaan, wordt onder exclusieve bevoegdheid aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de zetel van die rechtspersoon.

Een Estlands gerecht kan een huwelijkszaak behandelen indien:

  1. ten minst een van beide echtgenoten onderdaan is, of ten tijde van de voltrekking van het huwelijk onderdaan was, van de Republiek Estland;
  2. beide echtgenoten in Estland over een woning beschikken;
  3. een van de echtgenoten in Estland over een woning beschikt, behalve voor zover de te geven beslissing kennelijk niet zou worden erkend in het land waarvan de andere echtgenoot de nationaliteit heeft.

Onder exclusieve bevoegdheid wordt een procedure in huwelijkszaken ter behandeling door een Estlands gerecht, aanhangig gemaakt bij het gerecht van de gezamenlijke woonplaats van de echtgenoten of, bij het ontbreken daarvan, bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de verweerder. Indien de woonplaats van de verweerder zich niet in Estland bevindt, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van een gezamenlijk minderjarig kind van de partijen of, als zij geen minderjarig kind hebben, bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de eiser.

Indien de eigendommen van een niet-aanwezig persoon in bewaring zijn gegeven vanwege het feit dat die persoon vermist is, of indien een voogd is aangesteld over een persoon vanwege de beperkte actieve procesbevoegdheid van die persoon of indien een persoon bij wijze van straf in hechtenis is genomen, kan een echtscheidingsprocedure tegen die persoon ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de eiser.

Een Estlands gerecht kan een verwantschapszaak in behandeling nemen indien ten minste een van de partijen onderdaan is van de Republiek Estland of ten minste een van de partijen haar woonplaats in Estland heeft. Een door een Estlands gerecht te behandelen verwantschapszaak wordt onder exclusieve bevoegdheid aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van het kind. Indien de woonplaats van het kind zich niet in Estland bevindt, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de verweerder. Indien de woonplaats van de verweerder zich niet in Estland bevindt, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de eiser. Ditzelfde geldt ook voor zaken betreffende onderhoudsverplichtingen.

Onder facultatieve bevoegdheid kan een zaak betreffende een vordering omtrent eigendomsrechten jegens een natuurlijk persoon ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de verblijfplaats van die persoon indien hij daar gedurende langere tijd verblijft in het kader van een arbeids- of dienstverlenersrelatie, studie of een andere soortgelijke reden. Een zaak in verband met de economische of beroepsmatige activiteiten van de verweerder kan ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht van de vestigingsplaats van de onderneming.

Een op lidmaatschap berustend rechtspersoon, waaronder een vennootschap, of een lid, vennoot of aandeelhouder daarvan, kan onder facultatieve bevoegdheid een uit zulk een lidmaatschap of holding voortvloeiende zaak tegen een lid, vennoot of aandeelhouder van de rechtspersoon ook aanhangig maken bij het gerecht dat bevoegd is voor de zetel van die rechtspersoon.

Indien een persoon zijn woonplaats of zetel heeft in een buitenlandse staat, kan een zaak betreffende een vordering omtrent eigendomsrechten onder facultatieve bevoegdheid tegen die persoon ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de bij de vordering betrokken activa zich bevinden dan wel bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de overige activa van die persoon zich bevinden. Indien een actief is ingeschreven in een openbaar register, dan kan een dergelijke zaak aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie van het betreffende register. Is het actief een vordering uit hoofde van het verbintenissenrecht, dan kan een dergelijke zaak aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats of de zetel van de schuldenaar. Wordt de vordering zekergesteld door een object, dan kan de zaak ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar dat object zich bevindt.

Een zaak tot inning van een door een hypotheek zekergestelde of aan een bezwaring ten aanzien van een onroerend goed gekoppelde vordering, of een andere zaak ten aanzien van een soortgelijke vordering kan ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar het onroerende goed is gelegen, mits de schuldenaar de eigenaar is van het door een hypotheek zekergestelde of aan bezwaring onderhevige geregistreerde onroerende goed.

Een zaak tegen de eigenaar van een appartement voortvloeiende uit een rechtsbetrekking ten aanzien van de eigendom van een appartement kan onder facultatieve bevoegdheid ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar het betreffende appartement is gelegen.

Een zaak die voortvloeit uit een overeenkomst of een vordering tot nietigverklaring van een overeenkomst kan onder facultatieve bevoegdheid ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de betreffende contractuele verplichting zou worden uitgevoerd.

Onder facultatieve bevoegdheid kan een consument een zaak die voortvloeit uit een overeenkomst of betrekking zoals gespecificeerd in de artikelen 35, 46 en 52, artikel 208, lid 4, de artikelen 379 en 402, artikel 635, lid 4, en de artikelen 709, 734 en 866 van de Wet inzake het verbintenissenrecht (võlaõigusseadus) dan wel een zaak die voortvloeit uit enige andere overeenkomst die is afgesloten met een in Estland gevestigde onderneming, ook aanhangig maken bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats van de consument. Dit geldt niet voor zaken die voortvloeien uit vervoersovereenkomsten.

Een polishouder, begunstigde of andere persoon die op grond van een verzekeringsovereenkomst aanspraak kan maken op prestaties door de verzekeraar kan onder facultatieve bevoegdheid een zaak tegen de verzekeraar die voortvloeit uit de verzekeringsovereenkomst ook aanhangig maken bij het gerecht dat bevoegd is voor de woonplaats of de zetel van die persoon.

In een zaak betreffende aansprakelijkheidsverzekering of de verzekering van een gebouw of van roerende of onroerende goederen in samenhang met een gebouw of ander onroerend goed, kan een zaak tegen de verzekeraar onder facultatieve bevoegdheid ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de schadeveroorzakende handeling of gebeurtenis plaatsvond of waar de schade werd veroorzaakt.

Onder facultatieve bevoegdheid kan een werknemer een uit zijn arbeidsovereenkomst voortvloeiende vordering ook aanhangig maken bij het gerecht dat bevoegd is in zijn woonplaats of de plaats waar hij werkt.

Een vordering tot vergoeding van onrechtmatig veroorzaakte schade kan onder facultatieve bevoegdheid ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de schadeveroorzakende handeling of gebeurtenis plaatsvond of waar de schade werd veroorzaakt.

Een vordering die strekt tot vaststelling van het erfrecht, een vordering van een erfopvolger tegen de bezitter van de nalatenschap, een vordering die voortvloeit uit een erfenis of erfopvolgingsovereenkomst dan wel een vordering op een verplicht erfdeel of tot verdeling van een nalatenschap kan onder facultatieve bevoegdheid ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de overledene ten tijde van diens overlijden zijn woonplaats had. Indien de overledene onderdaan was van de Republiek Estland maar ten tijde van diens overlijden geen woonplaats in Estland had, kan de bovenbedoelde vordering ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de locatie waar de meest recente woonplaats van de overledene in Estland zich bevond. Had de overledene geen woonplaats in Estland, dan kan de vordering aanhangig worden gemaakt bij het kantongerecht van Harju.

Een vordering tegen meerdere verweerders kan aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat bevoegd is voor de woon- of vestigingsplaats van een van de medeverweerders, zulks naar keuze van de eiser.

Indien er tegen een en dezelfde verweerder meerdere zaken aanhangig kunnen worden gemaakt op basis van dezelfde omstandigheden, kunnen al die zaken aanhangig worden gemaakt bij het gerecht waar een zaak betreffende één of enkele uit hetzelfde feit voortvloeiende vorderingen aanhangig gemaakt zouden kunnen worden.

Een tegenvordering kan aanhangig worden gemaakt bij het gerecht waar de zaak was aangebracht, op voorwaarde dat die tegenvordering niet onder een exclusieve bevoegdheid valt. Dit geldt ook wanneer de tegenvordering op grond van algemene bepalingen aanhangig moet worden gemaakt bij het gerecht van een buitenlandse staat.

Een zaak die wordt aangebracht door een derde met een zelfstandige vordering, kan aanhangig worden gemaakt bij het gerecht waar het hoofdgeding wordt behandeld.

Een vordering inzake een faillissementsprocedure of een failliete boedel tegen de gefailleerde, een faillissementscurator of een lid van het faillissementscomité, met inbegrip van een vordering tot uitsluiting van eigendommen van de failliete boedel, kan ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat het faillissement heeft uitgesproken. Een vordering tot aanvaarding van een vordering kan ook aanhangig worden gemaakt bij het gerecht dat het faillissement heeft uitgesproken.

Een gefailleerde kan een zaak betreffende de failliete boedel, met inbegrip van een vordering tot teruggave, ook aanhangig maken bij het gerecht dat het faillissement heeft uitgesproken.

Indien u een zaak aanhangig maakt bij een ander gerecht dan het gerecht dat algemene bevoegdheid heeft voor de verweerder, dan moet u dit tegenover de rechter rechtvaardigen.

Als een zaak tegelijkertijd onder de bevoegdheid van meerdere Estlandse gerechten kan vallen, dan heeft de verzoeker het recht zelf te bepalen bij welk gerecht hij zijn verzoek indient. In dat geval wordt de zaak behandeld door het gerecht dat als eerste het verzoek heeft ontvangen.

5 Bij welke rechtbank moet ik mijn zaak aanhangig maken in deze lidstaat, gelet op de aard van mijn zaak en het bedrag van de vordering?

In Estland wordt de rechtsbevoegdheid niet bepaald door de aard van een zaak of het bedrag dat in het geding is.

6 Kan ik mijn zaak zelf bij de rechtbank aanhangig maken of moet dat via een tussenpersoon, zoals een advocaat?

Tenzij bij wet anders is bepaald, kunnen partijen (eiser, verweerder, derde) persoonlijk aan een procedure deelnemen dan wel zich daarin laten vertegenwoordigen door een persoon met actieve procesbevoegdheid in burgerlijke procedures. Wie persoonlijk deelneemt aan een procedure, verliest daarmee niet het recht zich in die zaak te laten vertegenwoordigen of adviseren.

Actieve procesbevoegdheid in burgerlijke procedures betekent de bevoegdheid van een persoon om, door middel van zijn eigen handelingen, voor de rechter zijn burgerlijke procedurele rechten uit te oefenen en burgerlijke procedurele verplichtingen te vervullen. Een persoon die 18 jaar of ouder is, is volledig procesbevoegd. Personen met beperkte actieve procesbevoegdheid hebben ook geen actieve procesbevoegdheid in een burgerlijke procedure, tenzij de beperking van de actieve procesbevoegdheid van een volwassene geen verband houdt met de uitoefening van burgerlijke procedurele rechten en de vervulling van burgerlijke procedurele verplichtingen. Een minderjarige die ten minste 15 jaar oud is, heeft het recht deel te nemen aan een procedure samen met zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Een contractueel vertegenwoordiger in rechte is een advocaat of enig ander persoon die ten minste beschikt over een door de overheid erkend masterdiploma in de rechten, een daarmee gelijkwaardig diploma in de zin van artikel 28, lid 22, van de Onderwijswet van de Republiek Estland (Eesti Vabariigi haridusseadus) dan wel een daarmee gelijkwaardig buitenlands diploma.

Een rechtspersoon kan zich in rechte laten vertegenwoordigen door een lid van zijn directie of van het lichaam dat in de plaats treedt van de directie (wettelijk vertegenwoordiger), tenzij de wet of de statuten van die rechtspersoon voorzien in een gezamenlijk recht van vertegenwoordiging. Het directielid kan de behandeling van de zaak in rechte delegeren aan een contractuele vertegenwoordiger. Het bestaan van zulk een vertegenwoordiger laat het recht van de wettelijk vertegenwoordiger, d.w.z. het lid van de directie van de rechtspersoon, om deel te nemen aan de procedure onverlet.

Wanneer de wet dat voorschrijft, wordt de vertegenwoordiger van een persoon aangewezen door de rechter.

7 Tot wie moet ik mij richten om de zaak aanhangig te maken: tot de receptie of tot de griffie van de rechtbank, of een andere dienst?

In het verzoek moet de verzoeker de naam vermelden van de rechtbank waar hij zijn verklaring wil indienen. Een verzoeker kan zijn verzoek ook elektronisch indienen via het portaal op de website https://www.e-toimik.ee/ door in te loggen met zijn identiteitsbewijs. Het is ook mogelijk een verzoek elektronisch in te dienen per fax of door het te verzenden naar het daarvoor bestemde e-mailadres. Wanneer de verzoeker het verzoek in persoon meeneemt naar de rechtbank, moet hij het aldaar indienen.

8 In welke taal kan ik mijn eis indienen? Kan het mondeling of moet het schriftelijk? Kan het per fax of e-mail?

De voertaal van procedures voor de rechter en administratieve zaken in de rechtbank is het Ests. Een verzoek moet in het Ests zijn gesteld en schriftelijk worden ingediend. Het verzoek moet ondertekend bij de rechtbank worden ingediend; het kan ook met een digitale handtekening worden ingediend via het portaal op https://www.e-toimik.ee/ (inloggen met de identiteitskaart) of digitaal ondertekend per e-mail worden verzonden. Een verzoek per fax of e-mail kan uitsluitend zonder digitale handtekening worden ingediend, als zo spoedig mogelijk een ondertekend verzoek bij de rechtbank wordt ingediend.

9 Zijn er speciale formulieren voor de aanhangig making van zaken en zo niet, hoe moet ik mijn zaak aanhangig maken? Zijn er elementen die een dossier zeker moet bevatten?

Er bestaat geen specifiek formulier voor verzoeken. In het verzoek moet het volgende worden vermeld:

  • de namen, adressen en contactgegevens van de deelnemers aan de procedure en hun eventuele vertegenwoordigers;
  • de naam van de rechtbank;
  • de in duidelijke bewoordingen gestelde vordering van de eiser (voorwerp van de rechtsvordering);
  • de feitelijke omstandigheden die aan de zaak ten grondslag liggen (reden voor de rechtsvordering);
  • bewijs ter onderbouwing van de omstandigheden die de reden voor de rechtsvordering vormen, en specifieke vermelding van de feiten die de eiser met elk afzonderlijk bewijsstuk wil bewijzen;
  • of de eiser ermee instemt dat de rechtsvordering schriftelijk wordt behandeld of wenst dat die tijdens een rechtszitting mondeling wordt behandeld;
  • de waarde die met de rechtsvordering is gemoeid, tenzij met de vordering wordt beoogd betaling te verkrijgen van een specifiek geldbedrag;
  • een lijst van bijlagen bij het verzoek;
  • de handtekening of, voor een elektronisch ingediend document, de digitale handtekening van de deelnemer aan de procedure dan wel diens vertegenwoordiger.

Als de eiser wil dat de zaak in een schriftelijke procedure wordt behandeld, dan moet hij dat aangeven in het verzoek.

Als de eiser zich tijdens de procedure laat vertegenwoordigen, dan moeten ook de gegevens van de vertegenwoordigende persoon in het verzoek worden vermeld. Als de eiser zich tijdens de procedure wil laten bijstaan door een tolk of vertaler, dan moet hij dit aangeven in het verzoek en daarbij zo mogelijk ook de gegevens van die tolk of vertaler vermelden.

Indien u een zaak aanhangig maakt bij een ander gerecht dan het gerecht dat algemene bevoegdheid heeft voor de verweerder, dan moet u dit tegenover de rechter rechtvaardigen.

In aanvulling op het bovenstaande moeten in een verzoek in een echtscheidingszaak ook de namen en geboortedata worden vermeld van eventuele minderjarige kinderen van de echtgenoten, de persoon die de kinderen onderhoudt en opvoedt en de persoon bij wie deze kinderen verblijven, alsmede een voorstel met betrekking tot de ouderlijke rechten en de opvoeding van de kinderen na de echtscheiding.

Is een eiser of verweerder een rechtspersoon die in een openbaar register is ingeschreven, dan wordt aan het verzoek een transcript gehecht van het inschrijvingsbewijs, het uittreksel of het inschrijvingscertificaat, tenzij de rechter die gegevens zelf in het register kan verifiëren. Betreft het een andere rechtspersoon dan hierboven bedoeld, dan moeten het bestaan en de procesbevoegdheid van die rechtspersoon op andere wijze worden aangetoond.

10 Moet ik gerechtelijke kosten betalen? Zo ja, wanneer? Moet ik direct bij het indienen van mijn eis de kosten voor een advocaat betalen?

Voor de behandeling van een verzoekschrift, beroep of verzoek wordt een vergoeding aan de overheid in rekening gebracht. Die vergoeding hangt af van de waarde die met de burgerlijke vordering is gemoeid (volgens bijlage 1 bij de Wet inzake vergoedingen aan de overheid (riigilõivuseadus)) of is een vast bedrag afhankelijk van het soort vordering. Er wordt geen vergoeding aan de overheid in rekening gebracht voor de mondelinge behandeling van een verzoek om rechtsbijstand, voor een vordering tot betaling van loon of een onderhoudstoelage en in andere gevallen zoals vermeld in de Wet inzake vergoedingen aan de overheid.

De vergoeding aan de overheid moet worden betaald voordat om het verrichten van een rechtshandeling kan worden verzocht. Zolang de vergoeding aan de overheid niet is betaald, wordt het verzoek niet aan de verweerder bekendgemaakt en worden ook geen andere procedures verricht die voortvloeien uit een handeling waarvoor een vergoeding aan de overheid verschuldigd is. Als de vergoeding aan de overheid niet in haar geheel is voldaan, dan stelt de rechter een termijn waarbinnen de verzoeker het volledige bedrag betaald moet hebben. Is de vergoeding aan de overheid op de uiterste datum niet voldaan, dan wordt het verzoek niet voor behandeling in aanmerking genomen. Indien het bedrag van de vergoeding aan de overheid dat is betaald voor een vordering die voor behandeling in aanmerking is genomen, lager is dan het wettelijk vastgestelde bedrag, dan zal de rechter betaling eisen van het wettelijk voor die vergoeding vastgestelde bedrag. Indien de eiser verzuimt de vergoeding aan de overheid binnen de door de rechter vastgestelde termijn te betalen, dan zal de rechter de vordering naar evenredigheid van het verzuim niet in behandeling nemen.

Bij het betalen van een vergoeding aan de overheid moet de handeling ten aanzien waarvan die vergoeding wordt betaald, op het betalingsdocument worden vermeld. Indien de vergoeding aan de overheid namens een andere persoon wordt betaald, moet ook de naam van die persoon worden vermeld. Indien de rechter, nadat een eis aanhangig is gemaakt, betaling van een aanvullende vergoeding aan de overheid vereist, dan moet bij betaling van die vergoeding via een kredietinstelling ook het door de rechter verstrekte referentienummer worden vermeld.

Het is over het algemeen de in het ongelijk gestelde partij die wordt verwezen in de noodzakelijke en redelijke kosten van een contractuele vertegenwoordiger. Betaling van de kosten van een contractuele vertegenwoordiger hoeft niet te worden bewezen om voor vergoeding van die kosten in aanmerking te komen; een factuur van een verlener van juridische diensten geldt als afdoende bewijs om een vergoeding te ontvangen. De betaling aan een contractuele vertegenwoordiger voorafgaand aan de verdeling en toekenning van proceskosten door de rechter is in het Wetboek van Burgerlijke Strafvordering niet geregeld; dit moet worden overeengekomen in het contract voor juridische diensten tussen de verlener van die diensten en de te vertegenwoordigen persoon.

11 Kan ik rechtsbijstand aanvragen?

Rechtsbijstand wordt verleend aan een deelnemer aan een procedure die een natuurlijk persoon is en die, op het moment van indiening van het rechtsbijstandsverzoek, woonplaats heeft in of onderdaan is van de Republiek Estland of een andere lidstaat van de EU. De woonplaats van een partij wordt vastgesteld op basis van artikel 62 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad. Andere deelnemers aan een procedure die natuurlijke personen zijn, ontvangen uitsluitend rechtsbijstand als een van toepassing zijnde internationale overeenkomst daarin voorziet.

Rechtsbijstand wordt toegekend aan de persoon die erom verzoekt indien:

  • die persoon vanwege zijn financiële situatie de proceskosten niet of slechts gedeeltelijk of in termijnen kan betalen, en
  • er voldoende reden is om aan te nemen dat de beoogde procedure zal slagen.

Deelname aan een procedure wordt geacht te zijn geslaagd, als in de vordering voor het indienen waarvan om rechtsbijstand wordt verzocht, de gronden op juridisch overtuigende wijze staan weergegeven en door de feiten worden ondersteund. Bij het beoordelen in hoeverre de deelname van een persoon aan een procedure is geslaagd, wordt ook rekening gehouden met het belang dat de zaak voor hem vertegenwoordigt.

Een natuurlijk persoon komt niet in aanmerking voor rechtsbijstand indien:

  1. de proceskosten naar verwachting niet hoger zullen zijn dan twee maal het gemiddelde maandinkomen van de persoon die om de rechtsbijstand verzoekt, berekend op basis van diens gemiddelde maandinkomen gedurende de vier maanden voorafgaande aan indiening van het verzoek, exclusief eventuele belastingen en verplichte verzekeringspremies, voorgeschreven bedragen ter vervulling van een wettelijke onderhoudsverplichting en redelijke kosten van huisvesting en vervoer;
  2. de persoon die om rechtsbijstand verzoekt, de proceskosten kan dekken op basis van bestaande bezittingen die zonder grote moeilijkheden verkocht kunnen worden en ten aanzien waarvan overeenkomstig de wet een betalingsvordering kan worden ingediend.

Aangaande rechtspersonen hebben uitsluitend verenigingen of stichtingen zonder winstoogmerk die zijn opgenomen in de lijst van verenigingen of stichtingen zonder winstoogmerk die profiteren van belastingprikkels, dan wel daarmee vergelijkbare verenigingen of stichtingen zonder winstoogmerk, die in Estland of een andere EU-lidstaat zijn gevestigd, het recht om rechtsbijstand aan te vragen teneinde hun doelstellingen te bereiken, mits zij daarbij aantonen om rechtsbijstand te verzoeken op het gebied van milieu- of consumentenbescherming of enig ander overwegend publiek belang teneinde te voorkomen dat schade wordt berokkend aan de wettelijk beschermde rechten van een groot aantal mensen en mits zij niet kunnen worden geacht de kosten uit eigen bezittingen te dekken dan wel deze kosten uitsluitend gedeeltelijk of in termijnen kunnen betalen. De rechtsbijstand die andere privaatrechtelijk in Estland gevestigde rechtspersonen kunnen aanvragen, wordt geheel of gedeeltelijk in mindering gebracht op het bedrag van de voor een beroepsprocedure verschuldigde vergoeding aan de overheid. Andere buitenlandse rechtspersonen komen uitsluitend voor rechtsbijstand in aanmerking uit hoofde van een internationale overeenkomst ter zake.

12 Wanneer is mijn zaak officieel aanhangig gemaakt? Ontvang ik een bevestiging van de autoriteiten dat mijn zaak correct aanhangig is gemaakt?

Een zaak wordt geacht aanhangig te zijn gemaakt zodra de rechtbank deze heeft ontvangen. Dit geldt uitsluitend indien de zaak pas daarna aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht. Indien de rechter weigert het verzoekschrift in behandeling te nemen, dan zal hij de verweerder niet dagvaarden. Voldoet het verzoekschrift aan de wettelijke vereisten, dan geeft de rechter een beslissing en zal hij het verzoekschrift in behandeling nemen. Voldoet het verzoekschrift niet aan de vereisten, dan stelt de rechter een uiterste termijn waarbinnen de eiser zijn verzoekschrift kan aanpassen. De rechter beslist binnen een redelijke termijn over het al dan niet in behandeling nemen van een verzoekschrift of over het stellen van een uiterste termijn voor aanpassing van het verzoekschrift. De rechter stelt de eiser in kennis van het al dan niet in behandeling nemen van het verzoekschrift.

13 Ontvang ik gedetailleerde informatie over de tijdsplanning van diverse zittingen (zoals het tijdstip waarop ik in de rechtszaal mag verschijnen)?

De rechter stelt de deelnemer door middel van administratieve beslissingen in kennis van de voortgang van de procedure. De rechter stelt bij administratieve beslissing een uiterste termijn waarbinnen de verweerder kan reageren, waarin aan de verweerder tevens wordt meegedeeld dat het verzoekschrift in behandeling is genomen.

Laatste update: 11/08/2023

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.