Hoe breng ik een zaak voor de rechter?

Белгия
Съдържание, предоставено от
European Judicial Network
Европейска съдебна мрежа (по граждански и търговски дела)

1 Moet ik naar de rechter gaan of is er een alternatief?

Het is soms beter gebruik te maken van de 'Alternatieve geschillenregeling' (Zie het betrokken informatiedossier).

2 Geldt er een termijn voor het aanhangig maken van een zaak bij de rechter?

De termijnen om een zaak bij het gerecht aanhangig te maken, verschillen naargelang het geval. Vragen in verband met termijnen kunnen worden beantwoord door een raadsman of door een bureau dat burgers informatie over de toegang tot het recht verschaft.

3 Moet ik in deze lidstaat naar de rechter gaan?

Zie informatiedossier 'Bevoegdheid van de rechtbanken'

4 Zo ja, bij welke rechtbank moet ik mijn zaak aanhangig maken in deze lidstaat, gelet op mijn woonplaats en de woonplaats van de andere partij, dan wel op andere aspecten van mijn zaak?

Zie informatiedossier 'Bevoegdheid van de rechtbanken - België'

5 Bij welke rechtbank moet ik mijn zaak aanhangig maken in deze lidstaat, gelet op de aard van mijn zaak en het bedrag van de vordering?

Zie informatiedossier 'Bevoegdheid van de rechtbanken - België'

6 Kan ik mijn zaak zelf bij de rechtbank aanhangig maken of moet dat via een tussenpersoon, zoals een advocaat?

In beginsel dienen de partijen persoonlijk te verschijnen of moeten zij zich door een advocaat laten vertegenwoordigen, overeenkomstig artikel 728, § 1, van het gerechtelijk wetboek.

Behalve in de procedures bij het Hof van Cassatie (artikelen 478 en 1080 van het gerechtelijk wetboek) kunnen partijen dus persoonlijk voor de gewone rechtscolleges verschijnen en zelf hun conclusies en verweermiddelen voordragen. De rechter kan hen die mogelijkheid evenwel ontnemen wanneer hij vaststelt dat zij door drift of onervarenheid hun zaak niet naar behoren of voldoende duidelijk kunnen bespreken (artikel 758 van het gerechtelijk wetboek).

Wanneer een justitiabele beslist zijn zaak niet persoonlijk bij het gerecht aanhangig te maken, kan hij beroep doen op een advocaat.

Het gerechtelijk wetboek behoudt de vertegenwoordiging van partijen voor de gerechten in beginsel voor aan advocaten. Artikel 440 van het gerechtelijk wetboek bepaalt dat de prerogatieven van het vertegenwoordigingsmonopolie betrekking hebben op het recht te pleiten, te verschijnen en de verdediging van een derde waar te nemen. De leden van de balie hebben ook het monopolie voor het ondertekenen van eenzijdige verzoekschriften, tenzij bij wet anders is bepaald (artikel 1026, 5°, van het gerechtelijk wetboek).

Bij het Hof van Cassatie is evenwel de tussenkomst van een advocaat die de titel van advocaat bij het Hof van Cassatie voert, wettelijk vereist. Deze voorwaarde geldt niet voor de burgerlijke partij in strafzaken (artikel 478 van het gerechtelijk wetboek).

De wet voorziet echter in een aantal uitzonderingen op het beginsel van artikel 728 van het gerechtelijk wetboek, dat bepaalt dat partijen op het ogenblik van de rechtsingang en nadien persoonlijk verschijnen of door een advocaat worden vertegenwoordigd (artikel 728, §§ 1 en 2, van het gerechtelijk wetboek).

Het recht om een partij in een procedure te vertegenwoordigen houdt overigens het recht in om de procedure aanhangig te maken.

Bij de vrederechter, de ondernemingsrechtbank en de arbeidsgerechten kunnen partijen niet enkel door een advocaat worden vertegenwoordigd, maar ook door hun echtgenoot of door een bloed- of aanverwant die in het bezit is van een schriftelijke volmacht en door de rechter is aanvaard (artikel 728, lid 2, van het gerechtelijk wetboek).

Bij de arbeidsgerechten (artikel 728, § 3, van het gerechtelijk wetboek):

  • kan de werknemer (arbeider of bediende) worden vertegenwoordigd door de afgevaardigde van een representatieve werknemersorganisatie (vakbondsafgevaardigde) die in het bezit is van een schriftelijke volmacht. De vakbondsafgevaardigde kan in naam van de werknemer alle handelingen verrichten die bij deze vertegenwoordiging horen, pleiten en alle mededelingen ontvangen betreffende de behandeling en de berechting van het geschil;
  • ook de zelfstandige arbeider kan in geschillen betreffende zijn eigen rechten en verplichtingen in die hoedanigheid of in de hoedanigheid van mindervalide, vertegenwoordigd worden door de afgevaardigde van een representatieve organisatie van zelfstandigen;
  • in geschillen betreffende de toepassing van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en in geschillen betreffende de toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW) kan de betrokkene zich bovendien laten bijstaan of vertegenwoordigen door een afgevaardigde van een sociale organisatie die de belangen van de in de wetgeving bedoelde personen waarneemt.

Rechtspersonen, zoals handelsvennootschappen, kunnen enkel persoonlijk verschijnen (d.w.z. door tussenkomst van de bevoegde organen) of zich door een advocaat laten vertegenwoordigen. Zij kunnen geen gebruik maken van de hierna nader toegelichte uitzondering waarin artikel 728, § 2, van het gerechtelijk wetboek voorziet.

Naast de aangehaalde uitzonderingen zijn er een aantal wettelijke uitzonderingen inzake het gezag over en de ontvoering van kinderen.

Het betreft meer bepaald vorderingen op grond van:

  • het Verdrag van Den Haag van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, strekkende tot de teruggave van het kind, de eerbiediging van in een ander land erkend gezags- of bezoekrecht of de organisatie van een bezoekrecht en
  • het Europees Verdrag van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen.

Dienaangaande kan de verzoeker worden vertegenwoordigd door het openbaar ministerie (artikel 1322quinquies van het Gerechtelijk Wetboek) wanneer deze verzoeker zich tot de centrale autoriteit heeft gewend.

Hiervoor werd algemeen uiteengezet hoe kan worden bepaald of men een vordering alleen, dan wel met de bijstand van een advocaat aanhangig kan maken. Daarnaast dient ook een onderscheid te worden gemaakt naargelang de wijze waarop een vordering aanhangig kan worden gemaakt.

Het Belgische recht voorziet in verschillende vormen voor het instellen van een vordering bij de rechtbank. Een vordering kan aanhangig worden gemaakt bij dagvaarding, bij vrijwillige verschijning, bij verzoekschrift op tegenspraak of bij eenzijdig verzoekschrift (cf. infra). Een vordering wordt aanhangig gemaakt door het indienen van een verzoek, dat wil zeggen een rechtshandeling waarmee de erkenning van rechten wordt nagestreefd.

In beginsel wordt een vordering aanhangig gemaakt door de betekening van een deurwaardersexploot waarbij een partij wordt gedagvaard om te verschijnen (artikel 700 van het gerechtelijk wetboek). De vrijwillige verschijning, het verzoekschrift op tegenspraak en het eenzijdig verzoekschrift zijn uitzonderingen op dit algemene beginsel.

In de onderstaande tabellen wordt naargelang de wijze waarop een vordering aanhangig wordt gemaakt aangegeven wie de handelingen stelt en of vertegenwoordiging door een advocaat vereist is.

Auteur van de handeling naargelang de wijze waarop de vordering aanhangig wordt gemaakt:

Wijze waarop de vordering aanhangig wordt gemaakt

Auteur van de handeling

Dagvaarding (artikelen 727 t/m 730 ger.w.)

De verzoekende partij (of haar advocaat) vraagt de gerechtsdeurwaarder om de dagvaarding te betekenen.

Vrijwillige verschijning (artikel 706 ger.w.)

De bij het geschil betrokken partijen (of hun advocaten) bieden zich bij de rechter aan.

Verzoekschrift op tegenspraak (art. 1034bis t/m 1034sexies ger.w.)

De verzoekende partij (of haar advocaat) stelt zelf de handeling.

Eenzijdig verzoekschrift (artikelen 1025 t/m 1034 ger.w.)

Buiten de uitzonderingen waarin de wet uitdrukkelijk voorziet, is de tussenkomst van een advocaat verplicht voor de ondertekening en de neerlegging van het verzoekschrift (art. 1026, 5° en art. 1027, eerste lid, ger.w.)

 

Al dan niet vertegenwoordiging door een advocaat naargelang de wijze waarop een vordering aanhangig wordt gemaakt:

Wijze waarop de vordering aanhangig wordt gemaakt

Vertegenwoordiging door een advocaat

Dagvaarding (artikelen 727 t/m 730 ger.w.)

Tussenkomst mogelijk maar niet verplicht.

Vrijwillige verschijning (artikel 706 ger.w.)

Tussenkomst mogelijk maar niet verplicht.

Verzoekschrift op tegenspraak (art. 1034bis t/m 1034sexies ger.w.)

Tussenkomst mogelijk maar niet verplicht.

Eenzijdig verzoekschrift (artikelen 1025 t/m 1034 ger.w.)

Buiten de uitzonderingen waarin de wet uitdrukkelijk voorziet, is de tussenkomst van een advocaat verplicht voor de ondertekening en de neerlegging van het verzoekschrift (art. 1026, 5° en art. 1027, eerste lid, ger.w.)

De inhoud van de vordering naargelang de wijze waarop zij aanhangig wordt gemaakt:

De gewone manier om een vordering aanhangig te maken is bij dagvaarding: er is geen beperking qua materie.

Het verzoekschrift op tegenspraak (artikelen 1034bis t/m 1034sexies ger.w.) kan in een aantal wettelijk bepaalde gevallen worden gebruikt. De belangrijkste bepalingen die in de inleiding van de procedure bij verzoekschrift op tegenspraak voorzien, zijn de artikelen 704, 813, 1056, alinea 2, 1193bis, 1239, 1253ter, 1254, 1320, 1344bis 1371bis, 1454, alinea 2, van het gerechtelijk wetboek en de artikelen 331, 331bis en, 340f van het burgerlijk wetboek.

Deze artikelen hebben met name betrekking op:

  • de vrijwillige tussenkomst;
  • hoger beroep;
  • bepaalde verkopen van onroerende goederen;
  • alimentatie (verzoeken om toekenning, vermeerdering, vermindering of afschaffing van alimentatie);
  • verzoeken inzake huurovereenkomsten;
  • de bescherming van de personen;
  • vorderingen betreffende de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit familiale betrekkingen;
  • de echtscheiding;
  • de kostenbegroting inzake beslagleggingen.

De vorderingen worden ingesteld bij verzoekschrift dat ter griffie van de rechtbank wordt ingediend of aangetekend aan de griffie wordt gezonden. De partijen worden door de griffier opgeroepen om op een door de rechter bepaalde zittingsdag te verschijnen.

Het eenzijdig verzoekschrift (artikelen 1025 t/m 1034 ger.w.) kan enkel worden gebruikt in de uitdrukkelijk bij wet vastgelegde gevallen, met name bij de artikelen 584, 585, 588, 594, 606, 708, 1149, 1168, 1177, 1186 t/m 1189, 1192, 1195 van het gerechtelijk wetboek. Het wordt eveneens gebruikt wanneer geen procedure op tegenspraak kan worden ingesteld doordat er geen tegenpartij is.

Het eenzijdig verzoekschrift wordt dan ook hoofdzakelijk gebruikt voor eenzijdige procedures, bijvoorbeeld in geval van uiterste noodzaak.

Het eenzijdig verzoekschrift dient op straffe van nietigheid te worden ondertekend door een advocaat, tenzij wettelijk anders is bepaald.

Bijgevolg is de vertegenwoordiging door een advocaat in beginsel verplicht om een vordering bij eenzijdig verzoekschrift in te stellen.

Wanneer het geschil betrekking heeft op een materie die onder de bevoegdheid van deze gerechten valt, kunnen de partijen zich in het kader van de vrijwillige verschijning vrijwillig aanbieden bij de volgende gerechten:

  • de rechtbank van eerste aanleg;
  • de arbeidsrechtbank;
  • de ondernemingsrechtbank;
  • de vrederechter of
  • de politierechtbank, met betrekking tot burgerlijke vorderingen.

Bij de vrijwillige verschijning ondertekenen de partijen die om een uitspraak verzoeken, hun verklaring onderaan een door de rechter opgesteld proces-verbaal.

Alle contentieuze geschillen kunnen op deze kosten- en tijdbesparende wijze bij de bevoegde rechter aanhangig worden gemaakt.

7 Tot wie moet ik mij richten om de zaak aanhangig te maken: tot de receptie of tot de griffie van de rechtbank, of een andere dienst?

Wie een vordering bij het gerecht aanhangig wil maken, kan zich tot de ontvangstbalie of de griffie van dit gerecht wenden.

Wanneer het stuk dat de procedure inleidt een dagvaarding is, zorgt de gerechtsdeurwaarder voor de betekening en vraagt hij de griffie om inschrijving op de algemene rol na overlegging van het origineel of, desgevallend, van het betekende afschrift van de dagvaarding (artikel 718 van het gerechtelijk wetboek). De griffie van het gerecht houdt een register (de rol) bij van alle zaken. De inschrijving op de rol is slechts geldig wanneer zij gebeurt uiterlijk de dag vóór de zittingsdag waarvoor de dagvaarding is betekend. De algemene rol is openbaar (artikel 719 van het gerechtelijk wetboek). Aldus kan de verweerder nagaan of de zaak waarvoor hij is gedagvaard op de algemene rol is ingeschreven.

Bij de vrijwillige verschijning verzoeken de partijen of hun advocaten de griffie om inschrijving van de zaak op de rol.

Het verzoekschrift op tegenspraak wordt, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, ter griffie ingediend of aangetekend aan de griffier van het gerecht gezonden door de verzoekende partij of haar advocaat (artikel 1034quinquies van het gerechtelijk wetboek).

Het eenzijdig verzoekschrift wordt door de advocaat in tweevoud geadresseerd aan de rechter die om uitspraak over het verzoek wordt verzocht. Het wordt eveneens ingediend ter griffie van het gerecht (artikel 1027 van het gerechtelijk wetboek).

8 In welke taal kan ik mijn eis indienen? Kan het mondeling of moet het schriftelijk? Kan het per fax of e-mail?

Wat het gebruik der talen betreft, dient te worden verwezen naar de wet van 15 juni 1935 op het gebruik de talen in gerechtszaken (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22. 06. 1935). Deze wet regelt het gebruik der talen bij de burgerlijke en handelsrechtbanken van België.

In beginsel wordt de taal bepaald door de geografische ligging van het bevoegde gerecht. Volgens artikel 42 van de wet zijn er drie taalgebieden: het Franse, het Nederlandse en het Duitse taalgebied. Daarnaast is er de tweetalige agglomeratie Brussel (Frans/Nederlands) die voor de toepassing van de wet de volgende gemeenten omvat: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Noode, Sint-Lambrechts-Woluwe, Jette, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal-Bosvoorde.

Onder bepaalde omstandigheden kan een zaak echter worden verwezen naar een gerecht waar een andere proceduretaal wordt gebruikt. Tevens kan onder bepaalde voorwaarden een wijziging van de proceduretaal worden gevraagd, in beginsel bij het begin van de procedure.

Het formuleren van de vordering: een bij dagvaarding, bij verzoekschrift op tegenspraak of bij eenzijdig verzoekschrift ingestelde vordering dient schriftelijk te worden opgesteld en moet aan bepaalde vormvereisten voldoen. Vanaf de inschrijving van een zaak op de algemene rol van een gerecht wordt door de griffier een proceduredossier geopend. Het proceduredossier wordt gezonden aan de rechter bij wie de vordering aanhangig is; ingeval het een beroep bij een gerecht van tweede aanleg of het Hof van Cassatie betreft, wordt het tevens gezonden aan de griffie van het hogere gerecht.

Momenteel kunnen geen vorderingen per fax of e-mail worden ingesteld.

9 Zijn er speciale formulieren voor de aanhangigmaking van zaken en zoniet, hoe moet ik mijn zaak aanhangig maken? Zijn er elementen die een dossier zeker moet bevatten?

De wet voorziet niet in voorgedrukte formulieren om een zaak aanhangig te maken. Een vordering dient echter op straffe van nietigheid een aantal gegevens te bevatten.

Zowel de dagvaarding als het verzoekschrift op tegenspraak en het eenzijdig verzoekschrift dienen op straffe van nietigheid te voldoen aan een aantal in het gerechtelijk wetboek vastgelegde wettelijke vereisten. Deze verplicht op te nemen elementen betreffen hoofdzakelijk de personalia van de betrokken partijen, het voorwerp van het verzoek, de aanwijzing van de bevoegde rechter en de datum van de zitting.

Zo moet de dagvaarding onder meer de volgende gegevens bevatten (artikelen 43 en 702 van het gerechtelijk wetboek):

  • de handtekening van de gerechtsdeurwaarder;
  • naam, voornamen en woonplaats van de verzoekende partij en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer;
  • naam, voornamen en woonplaats of, wanneer er geen officiële woonplaats is, de verblijfplaats van de persoon die wordt gedagvaard;
  • het voorwerp en een korte samenvatting van de middelen van de vordering;
  • de rechter bij wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
  • dag, maand, jaar en plaats van betekening en
  • vermelding van plaats, dag en uur van de zitting.

Het verzoekschrift op tegenspraak (artikel 1034ter van het gerechtelijk wetboek) vermeldt:

  • dag, maand en jaar;
  • naam, voornaam en woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend hoedanigheid en rijksregister- of ondernemingsnummer;
  • naam, voornaam, woonplaats en desgevallend hoedanigheid van de persoon die moet worden opgeroepen;
  • het voorwerp en een korte samenvatting van de middelen van de vordering;
  • de rechter bij wie de vordering aanhangig wordt gemaakt;
  • de handtekening van de verzoekende partij of haar advocaat.

Het eenzijdig verzoekschrift dient de volgende gegevens te bevatten (artikel 1026 van het gerechtelijk wetboek) :

  • dag, maand en jaar;
  • naam, voornaam en woonplaats van de verzoekende partij en desgevallend hoedanigheid en rijksregister- of ondernemingsnummer;
  • het voorwerp en een korte weergave van de gronden van de vordering;
  • de aanwijzing van de rechter die er kennis moet van nemen;
  • de handtekening van de advocaat van de partij, tenzij de wet anders bepaalt.

Bij vrijwillige verschijning in eerste aanleg (bij de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de ondernemingsrechtbank, het vredegerecht of de politierechtbank met betrekking tot burgerlijke vorderingen) kan de vordering worden ingesteld bij gezamenlijk verzoekschrift door de partijen. Op straffe van nietigheid wordt dat onderaan door hen ondertekend en gedagtekend. Het verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie of per aangetekende brief aan de griffie gericht. De neerlegging van het verzoekschrift ter griffie of de verzending per aangetekende brief geldt als betekening. Het verzoekschrift wordt op de rol ingeschreven nadat, in voorkomend geval, de rolrechten zijn betaald. In geval de partijen of één van hen daarom verzoeken, of wanneer de rechter het noodzakelijk acht, bepaalt deze laatste een zitting binnen vijftien dagen te rekenen van de neerlegging van het verzoekschrift. De partijen en, in voorkomend geval, hun raadsman worden dan door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt bij gewone brief (art. 706 Ger. W.)

10 Moet ik gerechtelijke kosten betalen? Zo ja, wanneer? Moet ik direct bij het indienen van mijn eis de kosten voor een advocaat betalen?

Er moeten inderdaad kosten aan het gerecht worden betaald.

Bij de indiening van het verzoek moet de verzoekende partij de bijdrage, bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 19 maart 2017 tot instelling van een begrotingsfonds voor tweedelijnsrechtsbijstand, die momenteel 20 euro bedraagt, betalen.

Tijdens de procedure moeten de partijen bepaalde kosten in verband met de procedure betalen overeenkomstig de door de rechter vastgestelde procedures (onderzoeksmaatregelen, honoraria en kosten van deskundigen, reiskosten).

Na afloop van de procedure zal de rechter de in het ongelijk gestelde partij of, bij gebreke daarvan, de eiser veroordelen tot betaling van het planningsgeld, waarvan het bedrag varieert naar gelang van het geval. Deze bedragen zijn opgenomen in artikel 2691 van het Wetboek van Inschrijvings-, hypotheek- en registratierechten, en wel als volgt:

  • in vredesrechtbanken en politierechtbanken, een vergoeding van 50 euro;
  • voor de rechtbanken van eerste aanleg en de ondernemingrechtbanken, een vergoeding van 165 euro;
  • in de hoven van beroep, een vergoeding van 400 euro;
  • aan het Hof van Cassatie, een vergoeding van 650 euro.

Bepaalde zaken zijn vrijgesteld van het recht om te worden gepland, met name die welke onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken vallen en die welke betrekking hebben op faillissement en gerechtelijke reorganisatie.

Bovendien wordt in de definitief vonnis in beginsel de verliezende partij overeenkomstig artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek, eventueel ambtshalve, in de kosten verwezen. Deze kosten moeten aan de andere partij worden betaald of terugbetaald. De op de procedure betrekking hebbende kosten omvatten (artikel 1018 van het gerechtelijk wetboek)

  1. de diverse, griffie- en registratierechten, alsook de zegelrechten die voor de afschaffing van het Wetboek der zegelrechten zijn betaald;
  2. de prijs en de emolumenten en lonen van de gerechtelijke akten;
  3. de prijs van de uitgifte van het vonnis;
  4. de uitgaven betreffende alle onderzoeksmaatregelen, onder meer het getuigen- en deskundigengeld;
  5. de reis- en verblijfkosten van de magistraten, de griffiers en van de partijen, wanneer hun reis door de rechter bevolen is, en de kosten van de akten, wanneer deze uitsluitend met het oog op het geding opgemaakt zijn;
  6. de rechtsplegingsvergoeding, zoals bepaald in artikel 1022;
  7. het ereloon, de emolumenten en de kosten van de bemiddelaar die aangewezen is overeenkomstig artikel 1734;
  8. de bijdrage bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand. De honoraria en kosten van de advocaat zijn niet als zodanig in de gerechtskosten begrepen. Deze vallen onder de overeenkomst tussen de advocaat en zijn cliënt. Elke partij vergoedt derhalve de kosten en honoraria van haar raadsman.
    De partij die haar proces verliest wordt immers ertoe verplicht een rechtsplegingsvergoeding aan de andere partij te betalen (artikelen 1018 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek). Het gaat om een forfaitaire tegemoetkoming in de kosten en erelonen van de advocaat van de in het gelijk gestelde partij. Het bedrag van die erelonen en de wijze van berekening en toekenning zijn bepaald in het koninklijk besluit van 26 oktober 2007.

11 Kan ik rechtsbijstand aanvragen?

(informatiedossier 'Rechtshulp')

12 Wanneer is mijn zaak officieel aanhangig gemaakt? Ontvang ik een bevestiging van de autoriteiten dat mijn zaak correct aanhangig is gemaakt?

De vordering is daadwerkelijk aanhangig vanaf de inschrijving op de algemene rol, zelfs in geval van vrijwillige verschijning.

Vorderingen op verzoekschrift en in kort geding worden ingeschreven op een bijzondere rol, die het daadwerkelijk aanhangig maken bepaalt.

De betrokken partijen ontvangen geen bevestiging. Zij kunnen evenwel de algemene rol raadplegen om zich ervan te vergewissen dat de zaak op de rol is ingeschreven. Vanaf de inschrijving op de rol rust op de rechter de verplichting om over de zaak uitspraak te doen.

13 Ontvang ik gedetailleerde informatie over de tijdsplanning van diverse zittingen (zoals het tijdstip waarop ik in de rechtszaal mag verschijnen)?

Algemeen kan informatie over het verloop van de procedure worden verstrekt door de raadsman van de partij ingeval zij door een advocaat wordt vertegenwoordigd. Er kunnen tevens inlichtingen worden ingewonnen bij de griffie van het gerecht waar de zaak aanhangig is. De dagvaarding bevat eveneens inlichtingen over de datum van de zitting en de rechter bij wie de zaak aanhangig is.

In een eerste fase wordt met name informatie verstrekt over de inleidingszitting.

In geval van dagvaarding informeert de gerechtsdeurwaarder de verzoekende partij over de datum van de inleidingszitting, die de eerste fase van de procedure vormt.

In geval van een verzoekschrift op tegenspraak of vrijwillige verschijning informeert de griffier de partijen.

In geval van een eenzijdig verzoekschrift is er geen zitting. De verzoekende partij kan evenwel door de griffier worden opgeroepen indien de rechter vragen wenst te stellen.

In een tweede fase wordt de zaak in staat van wijzen gesteld. Elke partij beschikt hiertoe over een wettelijk bepaalde termijn (artikel 747, § 1, van het gerechtelijk wetboek) voor het indienen van stukken en conclusies (schriftelijke argumenten en verweermiddelen). Indien deze termijnen niet worden nageleefd, kunnen de sancties van artikel 747, § 2, van het gerechtelijk wetboek worden toegepast.

Wanneer de zaak in staat van wijzen is en klaar is om te worden gepleit, vragen de partijen de vaststelling van een pleitdatum. De termijn waarbinnen een zittingsdag kan worden bepaald, hangt af van de werklast van het gerecht en van de tijd die voor het behandelen van de zaak kan worden besteed. Door de incidenten die in sommige gevallen opduiken (expertises, horen van partijen en getuigen, enz.) kan de globale duur van een procedure moeilijk op voorhand bepaald worden. Ingevolge incidenten kan een procedure immers mogelijk worden onderbroken of geschorst of kan zij zelfs vervallen.

Aan het einde van de pleitzitting worden de debatten gesloten en neemt de rechter de zaak in beraad. In beginsel moet de rechter overeenkomstig artikel 770 van het gerechtelijk wetboek een maand nadat de zaak in beraad is genomen uitspraak doen.

Laatste update: 21/08/2019

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.