Ouderlijke verantwoordelijkheid: gezag en omgangsrecht

Slovenië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Wat betekent het begrip “ouderlijke verantwoordelijkheid” in de praktijk? Wat zijn de rechten en plichten van degene die ouderlijke verantwoordelijkheid draagt?

Ouderlijke verantwoordelijkheid is een juridische relatie die is onderworpen aan het familierecht. De relatie begint met de geboorte van een kind of de vaststelling van het vaderschap en moederschap. In het Sloveense rechtsstelsel hebben kinderen van ongehuwde ouders dezelfde rechten en plichten als kinderen van gehuwde ouders. De Sloveense wetgeving kent een systeem van “volledige adoptie”, wat betekent dat geadopteerde kinderen op dezelfde wijze worden behandeld als biologische kinderen.

De rechtsgrond is artikel 54 van de Sloveense grondwet (Ustava Republike Slovenije), die bepaalt dat ouders het recht en de plicht hebben om hun kinderen te onderhouden, onderwijs te geven en groot te brengen. Dit recht en deze plicht kan uitsluitend om wettelijk vastgelegde redenen worden herroepen of beperkt in het belang van het kind. Kinderen van ongehuwde ouders hebben dezelfde rechten als kinderen van gehuwde ouders.

De ouderlijke verantwoordelijkheid behelst het geheel van rechten en plichten van ouders op basis waarvan zij naar hun beste vermogen de voorwaarden scheppen voor de volledige ontplooiing van hun kind. Deze verantwoordelijkheid komt aan beide ouders toe (artikel 6 van het familiewetboek [Družinski zakonik]).

Ouders beschermen de belangen van hun kind bij alle activiteiten en procedures die op het kind betrekking hebben. Zij voeden hun kinderen op met respect voor de persoon, de individualiteit en de waardigheid van het kind. Ouders mogen met voorrang voor hun kind zorgen en zijn of haar belangen behartigen. Ouders handelen in het belang van hun kind als zij tegemoetkomen aan de materiële, emotionele en psychosociale behoeften van het kind en daarbij vooral rekening houden met de persoonlijkheid, de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. Zij tonen hun zorg en verantwoordelijkheid voor het kind, voeden het naar behoren op en bevorderen zijn of haar ontwikkeling (artikel 7 van het familiewetboek).

Ouders zijn in gelijke mate hoofdverantwoordelijk voor de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Het belang van het kind komt voor hen op de eerste plaats. De staat helpt hen hun ouderlijke verantwoordelijkheid uit te oefenen.

De ouderlijke verantwoordelijkheid omvat de rechten en plichten van ouders wat betreft het leven en de gezondheid, de opvoeding, de bescherming en de verzorging van en het toezicht op het kind, en tevens de rechten en verantwoordelijkheden als het gaat om de vertegenwoordiging en het onderhoud van het kind en het beheer van zijn of haar bezittingen. Een bevoegde autoriteit kan de ouderlijke verantwoordelijkheid van (een van) beide ouders beperken of volledig ontnemen, onder de in de familiewet genoemde voorwaarden.

Ouders moeten waken over het leven en de gezondheid van hun kinderen, hen beschermen, voeden en grootbrengen en toezicht op hen houden. Ouders moeten voor hun kind de voorwaarden scheppen voor gezonde groei en een evenwichtige persoonlijke ontwikkeling en het helpen de vaardigheid te ontwikkelen zelfstandig te leven en werken. Zij moeten in het onderhoud van hun kinderen voorzien conform de bepalingen van het familiewetboek en er naar beste vermogen voor zorgen dat zij onderwijs en een beroepsopleiding krijgen in overeenstemming met de vermogens, aanleg en wensen van het kind (artikelen 135, 136 en 137 van het familiewetboek).

Een kind heeft het recht contact te hebben met beide ouders en beide ouders hebben het recht contact te hebben met het kind (artikel 141 van het familiewetboek).

De wettelijke aansprakelijkheid van ouders voor hun kind is neergelegd in artikel 142 van het wetboek inzake verbintenissen (Obligacijski zakonik). Ouders zijn aansprakelijk voor schade die jegens een derde partij is veroorzaakt door een kind jonger dan zeven jaar, ongeacht of zij verantwoordelijk zijn voor de veroorzaakte schade. Ouders zijn aansprakelijk voor schade die jegens een derde partij is veroorzaakt door een minderjarig kind ouder dan zeven jaar, tenzij zij kunnen aantonen dat zij niet verantwoordelijk waren voor de veroorzaakte schade.

Artikel 145 van het familiewetboek regelt de vertegenwoordiging van een kind in de betrekkingen van het kind met de buitenwereld. Tenzij in de wet anders wordt bepaald (bijvoorbeeld in geval van pleegzorg), wordt een kind door zijn ouders vertegenwoordigd. Als iets moet worden betekend of afgeleverd aan een minderjarig kind of als het over iets geïnformeerd moet worden, kan ieder van beide ouders datgene in ontvangst nemen of de informatie tot zich nemen. Als de ouders niet samenwonen, wordt dit gedaan door de ouder bij wie het kind woont of door de ouder die op grond van artikel 139 van het familiewetboek bij een gerechtelijke schikking of rechterlijke beslissing over het gezamenlijk onderlijk gezag is aangewezen (artikel 145 van het familiewetboek).

De bezittingen van een kind worden door de ouders in het belang van het kind beheerd. Ouders kunnen de opbrengsten uit de bezittingen van hun kind vooral voor het onderhoud, de opvoeding en het onderwijs van het kind gebruiken, en ook voor de directe behoeften van het gezin als zij zelf niet voldoende middelen hebben (artikelen 147 en 148 van het familiewetboek).

2 Wie heeft normaal gesproken de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind?

Ouders zijn in gelijke mate hoofdverantwoordelijk voor de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van hun kind. Het belang van het kind komt voor hen op de eerste plaats (artikel 135 van het familiewetboek).

Ouders oefenen hun ouderlijk recht uit in onderling overleg in overeenstemming met de belangen van het kind. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk (Center za socialno delo) hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. Wanneer de ouders niet samenwonen en geen gezamenlijk ouderlijk gezag over het kind hebben, beslissen zij beiden, in onderling overleg en in overeenstemming met de belangen van het kind, over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld.

De ouder die het gezag heeft over het kind, is degene die beslist over zaken die te maken hebben met het dagelijks leven en de vaste verblijfplaats van het kind. Deze regel geldt zolang hij geen nadelig effect heeft op zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind.

Als de ouders niet tot overeenstemming kunnen komen over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind, geeft de rechtbank een beslissing.

Als een van de ouders zijn of haar ouderlijk recht niet kan uitoefenen, wordt het door alleen de andere ouder uitgeoefend.

Als een van de ouders is overleden of onbekend is, of als hem of haar het ouderlijk recht of de handelingsbevoegdheid is ontnomen, wordt het ouderlijk recht door de andere ouder uitgeoefend (artikel 151 van het familiewetboek).

3 Kan een andere persoon in plaats van de ouders worden aangewezen, als de ouders de verantwoordelijkheid voor hun kinderen niet kunnen of willen uitoefenen?

Ouders mogen met voorrang voor hun kind zorgen wat betreft het recht en de plicht de rechten en belangen van hun kind te beschermen. Als de ouders dit recht niet uitoefenen of deze plicht niet nakomen of dat niet in het belang van het kind doen, neemt de staat maatregelen om de rechten en belangen van het kind te beschermen (hierna: maatregelen om de belangen van het kind te beschermen). Zulke maatregelen kunnen worden genomen, totdat het kind volledig handelingsbekwaam wordt om rechtshandelingen te verrichten, tenzij in de familiewetboek anders wordt bepaald (artikel 154 van het familiewetboek).

Een rechter kan een kind weghalen bij de ouders en het onder de hoede van een andere persoon, een pleeggezin of een instelling plaatsen, als dit de enige manier is om zijn of haar belangen voldoende te beschermen, en als uit de omstandigheden van de zaak blijkt dat de ouders na een bepaalde tijd de verantwoordelijkheid voor het kind weer op zich kunnen nemen (artikel 174 van het familiewetboek).

Een rechtbank kan ook beslissen een kind in een instelling te plaatsen als het psychosociale problemen heeft, bijvoorbeeld op het vlak van gedrag, emoties en leren, als het kind of andere kinderen uit het gezin in gevaar zijn, en als de belangen van het kind of van de andere kinderen uit het gezin alleen kunnen worden beschermd door het kind in een instelling te plaatsen (artikel 175 van het familiewetboek).

Een adoptieouder kan voor een kind zorgen. Een kind kan pas voor adoptie worden opgegeven, als de ouders na de geboorte van het kind in een centrum voor maatschappelijk werk of bij een rechtbank met de adoptie hebben ingestemd. Voor een kind van minder dan acht weken oud moet de toestemming worden bekrachtigd, nadat het kind die leeftijd heeft bereikt; zonder zo’n bekrachtiging heeft de toestemming geen rechtsgevolgen. Een ouder aan wie de ouderlijke verantwoordelijkheid is ontnomen of die blijvend het vermogen ontbeert om zijn of haar wil te uiten, hoeft geen toestemming te verlenen. Kinderen met onbekende ouders of met ouders van wie de verblijfplaats gedurende een jaar onbekend is, kunnen ook voor adoptie worden opgegeven (artikel 218 van het familiewetboek). De adoptie maakt een eind aan de rechten en plichten van een kind jegens zijn of haar ouders en andere familieleden, en omgekeerd. Als de echtgenoot of niet-huwelijkspartner van een van de ouders het kind adopteert, blijven de rechten en plichten van dit kind jegens deze ouder en zijn of haar familieleden van kracht, en omgekeerd (artikel 220 van het familiewetboek).

Het toewijzen van de ouderlijke verantwoordelijkheid aan een familielid is een nieuw begrip in het familiewetboek, als het gaat om de zorg voor een kind. Een dergelijke toewijzing is alleen mogelijk, wanneer een kind geen levende ouder meer heeft. Als dat in het belang van het kind is, kan de rechtbank de ouderlijke verantwoordelijkheid toewijzen aan een familielid dat bereid is de verantwoordelijkheid voor het kind op zich te nemen en dat voldoet aan de in het familiewetboek genoemde adoptievoorwaarden. In het familiewetboek staat wie in dat geval als familielid moet worden beschouwd, namelijk een verwant in rechte lijn tot de tweede graad of in zijlijn tot de vierde graad. De persoon aan wie de ouderlijke verantwoordelijkheid is toegewezen, krijgt dezelfde rechten en plichten als de ouders van het kind zouden hebben gehad. Hij of zij wordt de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Deze persoon moet het kind onderhouden. Als de ouderlijke verantwoordelijkheid wordt toegewezen aan twee familieleden die met elkaar gehuwd zijn of samenwonen, of aan een familielid en diens echtgenoot of niet-huwelijkspartner die aan de voorwaarden voldoen, geldt deze verantwoordelijkheid voor beide partners (artikel 231 van het familiewetboek).

De rechtbank wijst een voogd toe aan een kind dat geen ouders heeft, of aan een kind wiens ouders niet voor hem of haar zorgen, en plaatst het kind onder de hoede van deze voogd (artikel 257 van het familiewetboek). Een centrum voor maatschappelijk werk of een rechtbank wijst een speciale voogd (kolizijski skrbnik, voogd in conflictsituaties) toe aan een kind, wanneer de ouders van het kind de ouderlijke verantwoordelijkheid uitoefenen maar conflicterende belangen hebben, of wanneer, in geval van voogdij, de belangen van het kind en zijn of haar voogd botsen (artikel 269 van het familiewetboek).

4 Hoe wordt de ouderlijke verantwoordelijkheid geregeld als de ouders van echt scheiden of uit elkaar gaan?

Ouders die niet samenleven of die van plan zijn te scheiden, moeten overeenstemming bereiken over het gezag over hun gezamenlijke kinderen, in het belang van deze kinderen. Zij kunnen afspreken gezamenlijk gezag over hun kinderen te houden, het gezag toe te kennen aan een van de ouders of de kinderen tussen hen te verdelen. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. Als de ouders overeenstemming bereiken over het gezag over de kinderen, kunnen zij de rechtbank verzoeken daarover een schikking te treffen. Als de rechtbank constateert dat de overeenkomst niet in het belang van de kinderen is, wijst zij het verzoek af. Als de ouders het niet eens worden over het gezag over hun gezamenlijke kinderen, geeft de rechtbank een beslissing. De rechtbank kan ook, uit eigen beweging en conform de bepalingen van het familiewetboek, andere maatregelen opleggen die in het belang van het kind noodzakelijk zijn. Behalve over het ouderlijk gezag geeft de rechtbank ook altijd een beslissing over het onderhoud van de gezamenlijke kinderen en het contact met de respectieve ouders, overeenkomstig het familiewetboek. De rechtbank geeft een nieuwe beslissing over het ouderlijk gezag wanneer een wijziging in de omstandigheden of het belang van het kind dat vereist (artikel 138 van het familiewetboek).

Wanneer een rechtbank een huwelijk nietig verklaart, beslist zij ook over het gezag en het onderhoud van de gezamenlijke kinderen en over hun contact met de respectieve ouders, conform de wet. Zij moet van tevoren bepalen wat de beste manier is om de belangen van het kind of de kinderen te beschermen (artikel 98 van het familiewetboek).

Wanneer de ouders niet samenwonen en geen gezamenlijk ouderlijk gezag over het kind hebben, beslissen zij beiden, in onderling overleg en in overeenstemming met de belangen van het kind, over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. De ouder die het gezag heeft over het kind, is degene die beslist over zaken die te maken hebben met het dagelijks leven en de vaste verblijfplaats van het kind. Deze regel geldt zolang hij geen nadelig effect heeft op zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. (artikel 151 van het familiewetboek).

5 Welke formaliteiten moeten in acht worden genomen om onderlinge overeenstemming van de ouders betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid juridisch bindend te maken?

Ouders die niet samenleven of die van plan zijn te scheiden, moeten overeenstemming bereiken over het gezag over hun gezamenlijke kinderen, in het belang van deze kinderen. Zij kunnen afspreken gezamenlijk gezag over hun kinderen te houden, het gezag toe te kennen aan een van de ouders of de kinderen tussen hen te verdelen. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. Als de ouders overeenstemming bereiken over het gezag over de kinderen, kunnen zij de rechtbank verzoeken daarover een schikking te treffen. Als de rechtbank constateert dat de overeenkomst niet in het belang van de kinderen is, verwerpt zij het verzoek. Als de ouders het niet eens worden over het gezag over hun gezamenlijke kinderen, geeft de rechtbank een beslissing (artikel 138 van het familiewetboek). Een gerechtelijke beschikking of rechterlijke beslissing over het gezamenlijk ouderlijk gezag moet een besluit over de vaste verblijfplaats van het kind, over welke ouder alle correspondentie voor het kind in ontvangst moet nemen, en over het onderhoud van het kind omvatten (artikel 139 van het familiewetboek).

Ouders die niet samenleven of die van plan zijn te scheiden, en ouders die wel samenleven, moeten overeenstemming bereiken over het onderhoud van hun gezamenlijke kinderen. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. Als de ouders het niet eens worden over de alimentatie voor hun gezamenlijke kinderen, geeft de rechtbank een beslissing (artikel 140 van het familiewetboek).

Een kind heeft het recht contact te hebben met beide ouders en beide ouders hebben het recht contact te hebben met het kind. Deze regel is ingesteld om de belangen van het kind te beschermen. De ouder aan wie het gezag over het kind is toegekend, of een derde persoon bij wie het kind is geplaatst, mag het kind op geen enkele wijze belemmeren of beletten contact te onderhouden met de andere ouder of met de ouders. Hij of zij moet proberen te stimuleren dat het kind een gepaste houding aanneemt tegenover het contact met de andere ouder of de ouders. De ouder met omgangsrecht mag de zorg en opvoeding van het kind op geen enkele wijze belemmeren. Ouders die niet samenleven of die van plan zijn te scheiden, moeten overeenstemming over een omgangsregeling bereiken. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. Als de ouders overeenstemming over een omgangsregeling bereiken, kunnen zij de rechtbank verzoeken daarover een schikking te treffen. Als de rechtbank constateert dat de overeenkomst niet in het belang van het kind is, wijst zij het verzoek af. Als de ouders het niet eens worden over een omgangsregeling, geeft de rechtbank een beslissing (artikel 141 van het familiewetboek).

Een kind heeft ook recht op contact met andere familieleden die een nauwe persoonlijke band met het kind hebben, tenzij dit indruist tegen het belang van het kind. Onder deze personen worden in het bijzonder begrepen: de grootouders, broers en zussen, halfbroers en halfzussen van een kind, voormalige pleegouders en een voormalige of huidige echtgenoot of niet-huwelijkspartner van een van beide ouders. De ouders van het kind, het kind (als dit het belang van de overeenkomst kan begrijpen) en de bovengenoemde personen komen tot overeenstemming over de omgangsregeling. Als zij hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. De mate waarin en de wijze waarop het contact wordt onderhouden, moeten in het belang van het kind zijn. Als de ouders, het kind en de bovengenoemde personen overeenstemming over een omgangsregeling bereiken, kunnen zij de rechtbank verzoeken daarover een schikking te treffen. Als de rechtbank constateert dat de overeenkomst niet in het belang van de kinderen is, verwerpt zij het verzoek. Als de ouders, het kind en de bovengenoemde personen het niet eens worden, beslist de rechtbank over de omgangsregeling (artikel 142 van het familiewetboek).

6 Als de ouders het niet eens worden over de ouderlijke verantwoordelijkheid, wat voor mogelijkheden zijn er dan om het conflict buiten het gerecht om op te lossen?

Ouders kunnen de rechtbank vragen zich uit te spreken over het gezag over en het onderhoud van het kind, over het contact van het kind met de ouders of andere personen of over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Maar eerst nemen zij deel aan een overleg in een centrum voor maatschappelijk werk, behalve als een van de ouders daar geestelijk niet toe in staat is of als een van de ouders in het buitenland woont of als onbekend is waar hij of zij zich bevindt of verblijft.

Als het gaat om het contact met een andere persoon, moeten die persoon en het kind (als dat om het contact verzoekt) een overleg bijwonen, voordat het verzoek bij de rechtbank wordt ingediend.

Dit voorafgaande overleg is bedoeld om de ouders of een andere persoon erop te wijzen dat bij de regeling van de omgang met het kind diens belangen moeten worden beschermd, en dat een minnelijke schikking een positieve uitwerking op het kind heeft. Tevens wordt uitgelegd wat het doel van de bemiddeling is.

Ook wanneer bij de rechtbank een verzoek wordt ingediend om een nieuwe beslissing te verkrijgen over een van de zaken die in de eerste alinea van dit punt worden genoemd, is overleg vooraf verplicht.

De ouders of bovengenoemde personen wonen het voorafgaande overleg persoonlijk, zonder hun vertegenwoordigers, bij. Met hun toestemming kan het centrum voor maatschappelijk werk na dit overleg een bemiddelingsprocedure starten. De betrokkenen mogen echter ook met behulp van andere dienstverleners een bemiddelingspoging doen (artikel 203 van het familiewetboek).

Bemiddeling kan voor, tijdens of na een gerechtelijke procedure plaatsvinden. Ze kan ook hulp bij het regelen van persoonlijke en vermogensrechtelijke betrekkingen omvatten. In de volgende gevallen wordt bemiddeling in principe vóór aanvang van een gerechtelijke procedure verricht: formuleren van een verzoek om echtscheiding met wederzijdse instemming of een verzoek om een gerechtelijke schikking inzake het ouderlijk gezag over kinderen, het onderhoud of het contact met ouders of andere personen, of zaken met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Bemiddeling tijdens de gerechtelijke procedure geschiedt in overeenstemming met de wet op alternatieve vormen van geschillenbeslechting. Als de partijen of deelnemers aan de procedure van bemiddeling gebruik wensen te maken, is het mogelijk dat de rechtbank hun verzoek afwijst. De rechtbank schort de gerechtelijke procedure namelijk niet op als zij van oordeel is dat opschorting niet in het belang van het kind is (artikel 205 van het familiewetboek).

7 Over welke zaken betreffende het kind kan de rechter beslissen als de ouders de zaak aan de rechter voorleggen?

De rechtbank kan beslissen dat een van de ouders het gezag krijgt over alle kinderen of dat de kinderen tussen de ouders worden verdeeld of dat beide ouders gezamenlijk gezag krijgen. De rechtbank kan ook, uit eigen beweging en conform de bepalingen van het familiewetboek, andere maatregelen opleggen die in het belang van het kind noodzakelijk zijn. Behalve over het ouderlijk gezag geeft de rechtbank ook altijd een beslissing over het onderhoud van de gezamenlijke kinderen en het contact met de respectieve ouders, overeenkomstig het familiewetboek. De rechtbank geeft een nieuwe beslissing over het ouderlijk gezag, wanneer een wijziging in de omstandigheden of het belang van het kind dat vereist (artikelen 138 en 139 van het familiewetboek).

De rechtbank beslist eveneens over het onderhoud van het kind en over de omgangsregeling.(artikelen 105.a, 106 en 106.a van de wet op het huwelijk en gezinsbetrekkingen [Zakon o zakonski zvezi in družinskih razmerjih]).

Bij het geven van een beslissing over het contact laat de rechtbank zich voornamelijk leiden door het belang van het kind. Als de ouder bij wie het kind woont, het kind en de andere ouder belet contact te onderhouden en als het zelfs met de gespecialiseerde bijstand van een centrum voor maatschappelijk werk niet mogelijk is contact met elkaar te krijgen, kan de rechtbank, op verzoek van de andere ouder, het ouderlijk gezag ontnemen aan de ouder die het contact belet, en het kind aan de andere ouder toewijzen. De rechtbank moet dan van oordeel zijn dat de andere ouder wel contact zal toestaan, en het moet onmogelijk zijn de belangen van het kind op een andere manier te beschermen. De rechtbank geeft een nieuwe beslissing over het ouderlijk contact, wanneer een wijziging in de omstandigheden of het belang van het kind dat vereist (artikel 141 van het familiewetboek). De rechtbank kan het omgangsrecht beëindigen of beperken in het kader van een maatregel om de belangen van het kind te beschermen (artikel 173 van het familiewetboek).

Bij haar uitspraak over het ouderlijk gezag en het onderhoud van het kind, het contact, de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid en de toewijzing van de ouderlijke verantwoordelijkheid aan een familielid neemt de rechtbank ook de mening van het kind in aanmerking, als deze wordt verwoord door het kind zelf of door een persoon waarin het kind vertrouwen heeft en die door het kind zelf is gekozen, mits het kind in staat is de betekenis en de gevolgen daarvan te begrijpen. Wat betreft de belangen van het kind houdt de rechtbank rekening met de mening van het centrum voor maatschappelijk werk, telkens wanneer het centrum zich die mening conform de wet op de voluntaire procedure heeft gevormd (artikel 143 van het familiewetboek).

Bij het berekenen van kinderalimentatie moet de rechtbank handelen in het belang van het kind en een alimentatieniveau vaststellen dat toereikend is om een goede lichamelijke en mentale ontwikkeling van het kind te waarborgen. De alimentatie moet in de primaire behoeften van het kind voorzien, zoals de kosten van huisvesting, voeding, kleding, schoenen, verzorging en bescherming, scholing, onderwijs, ontspanning, recreatie en andere bijzondere behoeften (artikel 190 van het familiewetboek).

8 Als het gerecht de voogdij over een kind toewijst aan een van de ouders, betekent dit dan dat deze ouder over alle zaken betreffende het kind kan beslissen zonder eerst de andere ouder te raadplegen?

Wanneer de ouders niet samenwonen en geen gezamenlijk ouderlijk gezag over het kind hebben, beslissen zij beiden, in onderling overleg en in overeenstemming met de belangen van het kind, over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Als de ouders hierover zelf niet tot overeenstemming kunnen komen, helpt een centrum voor maatschappelijk werk hen daarbij; op hun verzoek kan ook een bemiddelaar worden ingeschakeld. De ouder die het gezag heeft over het kind, is degene die beslist over zaken die te maken hebben met het dagelijks leven en de vaste verblijfplaats van het kind. Deze regel geldt zolang hij geen nadelig effect heeft op zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind. Als de ouders niet tot overeenstemming kunnen komen over zaken die van aanzienlijke betekenis zijn voor de ontwikkeling van het kind, geeft de rechtbank een beslissing (artikel 151 van het familiewetboek).

9 Wat betekent het in de praktijk als het gerecht beslist dat de ouders gezamenlijk ouderlijke verantwoordelijkheid dragen?

Dit betekent dat beide ouders in gelijke mate verantwoordelijk zijn voor de opvoeding en ontwikkeling van het kind en dat beiden voor het kind moeten blijven zorgen.

10 Tot welk gerecht of welke instantie moet ik mij wenden om een verzoek betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid te doen? Aan welke formaliteiten moet ik voldoen en welke documenten moet ik bij mijn verzoek voegen?

Districtsrechtbanken (okrožna sodišča) zijn de rechtbanken met materiële bevoegdheid in deze zaken (artikel 10 van de wet op de voluntaire procedure [Zakon o pravdnem postopku]).

De rechtbank van het gebied waarin de persoon tegen wie het verzoek is gericht, zijn of haar vaste verblijfplaats of vestigingsplaats heeft, heeft algemene territoriale bevoegdheid. Een rechtbank kan ook uit eigen beweging een procedure starten. Dan is de rechtbank van het gebied waarin de persoon tegen wie de procedure wordt gevoerd, zijn of haar vaste verblijfplaats heeft, territoriaal bevoegd. Als er slechts één deelnemer aan de procedure is, ligt de algemene territoriale bevoegdheid bij de rechtbank van het gebied waarin de deelnemer zijn of haar vaste verblijfplaats of vestigingsplaats heeft. Als de partij bij de procedure geen vaste verblijfplaats in de Republiek Slovenië heeft, wordt de territoriale bevoegdheid bepaald aan de hand van zijn tijdelijke verblijfplaats. Als zij naast haar vaste verblijfplaats ook een tijdelijke verblijfplaats in een andere plaats heeft en het gezien de omstandigheden kan worden aangenomen dat zij daar voor langere tijd zal wonen, heeft de rechtbank van het gebied waarin zij haar tijdelijk verblijf heeft, ook algemene territoriale bevoegdheid. Als een Sloveense rechtbank bevoegd is uitspraak te doen en niet kan worden vastgesteld welke rechtbank algemene territoriale bevoegdheid heeft, wordt deze bevoegdheid bepaald door het Hooggerechtshof van de Republiek Slovenië (Vrhovno sodišče Republike Slovenije)(artikel 11 van de wet op de voluntaire procedure).

Als in een geschil over de wettelijke onderhoudsplicht de eiser degene is die om alimentatie verzoekt, is de rechtbank van het gebied waarin de eiser zijn of haar vaste of tijdelijke verblijfplaats heeft, bevoegd naast de rechtbank die algemene territoriale bevoegdheid heeft. Als in een geschil over de wettelijke onderhoudsplicht de eiser degene is die om alimentatie verzoekt, is de rechtbank van het gebied waarin de eiser zijn of haar vaste of tijdelijke verblijfplaats heeft, bevoegd naast de rechtbank die algemene territoriale bevoegdheid heeft (artikel 50 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) [Zakon o pravdnem postopku]).

Tenzij de wet anders bepaalt, worden de bepalingen van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering bij analogie toegepast op voluntaire procedures.

Een verzoek in een voluntaire procedure moet een beschrijving omvatten van de betrekking of situatie waarover de rechtbank uitspraak moet doen, de relevante feiten voor de beslissing en ondersteunend bewijs voor die feiten, en tevens de overige informatie die elke vordering moet bevatten, en de identificatiegegevens van de deelnemers, zoals geldt voor vorderingen op basis van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (artikel 23 van de wet op de voluntaire procedure).

Partijen bij de procedure en andere deelnemers aan de procedure moeten vorderingen, beroepen en andere verzoekschriften instellen of indienen in de Sloveense taal of in de taal van een nationale gemeenschap die officieel in gebruik is bij de rechtbank (artikel 104 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering). Een vordering moet een specifiek verzoek omvatten waarin het hoofdonderwerp en de accessoire vorderingen van de zaak uiteen worden gezet, evenals de feiten die aan de vordering van de eiser ten grondslag liggen, ondersteunend bewijs voor die feiten en de overige informatie die elke vordering moet bevatten, zoals voorzien in het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) (artikel 180 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Tenzij de wet anders bepaalt, moeten de gerechtskosten worden betaald bij indiening van het verzoek om inleiding van de procedure (artikel 39 van de wet op de voluntaire procedure).

Volgens het wetboek van burgerlijke rechtsvordering is een verzoekschrift een vordering, een antwoord op een vordering, een rechtsmiddel, en andere verklaringen, verzoeken of communicaties die buiten het kader van een procedure zijn ingediend. Verzoekschriften moeten begrijpelijk zijn en alle informatie bevatten die nodig is voor een gerechtelijke hoorzitting. Ze moeten met name de volgende informatie bevatten: een verwijzing naar de rechtbank, de namen van de partijen en de plaatsen waar zij hun vaste of tijdelijke verblijfplaats of vestigingsplaats hebben, de namen van hun wettelijke vertegenwoordigers of plaatsvervangers, het onderwerp van het geschil en de inhoud van de verklaring.

De verzoeker moet het verzoekschrift ondertekenen, tenzij dit vanwege de vorm van het verzoekschrift niet mogelijk is. De met de hand geschreven of elektronische ondertekening worden als oorspronkelijke handtekening beschouwd. Als een verzoeker niet kan schrijven of geen handtekening kan verstrekken, laat hij of zij in plaats daarvan een digitale vingerafdruk nemen. Als de rechtbank twijfelt over de echtheid van een verzoek, kan zij bevelen dat het verzoek met een gewaarmerkte handtekening moet worden ingediend. Tegen deze beslissing kan geen beroep worden ingesteld. Als in de verklaring een verzoek is opgenomen, moet de partij in het verzoekschrift de feiten waarop het verzoekschrift is gebaseerd, en, waar nodig, het ondersteunend bewijs vermelden (artikel 105 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Een verzoekschrift is een schriftelijk verzoekschrift, in fysieke of elektronische vorm. Een schriftelijk verzoekschrift is een verzoekschrift dat met de hand is geschreven of dat is afgedrukt en met de hand is ondertekend (verzoekschrift in fysieke vorm), of een verzoekschrift in elektronische vorm dat is ondertekend met behulp van een elektronische handtekening die gelijkwaardig is aan een met de hand geschreven ondertekening (verzoekschrift in elektronische vorm). Een fysiek verzoekschrift wordt ingediend per post, met behulp van communicatietechnologie, wordt direct afgegeven bij de rechtbank of wordt afgegeven door een persoon die zich beroepshalve bezighoudt met het indienen van verzoekschriften. Elektronische verzoekschriften worden in het gerechtelijke-informatiesysteem ingediend. Het informatiesysteem bevestigt automatisch de ontvangst van het verzoek. Verzoekschriften kunnen ook worden ingediend via het voorgeschreven of anderszins vooraf opgestelde formulier. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van andere regelgeving, moeten de elektronisch ingediende formulieren dezelfde inhoud hebben als de voorgeschreven formulieren voor verzoeken in fysieke vorm (artikel 105b van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

Als in de verklaring een verzoek is opgenomen, moet de partij in het verzoekschrift de feiten waarop het verzoekschrift is gebaseerd, en, waar nodig, het ondersteunend bewijs vermelden.

Van verzoekschriften die aan de wederpartij moeten worden betekend, moet bij de rechtbank het aantal exemplaren worden ingediend dat nodig is voor de rechtbank en de wederpartij, en in een vorm waarin de rechtbank de verzoekschriften kan betekenen. Dit geldt ook voor bijlagen. Van verzoekschriften en bijlagen die elektronisch worden ingediend en die naar de wederpartij moeten worden gestuurd, wordt één enkel exemplaar verzonden. De rechtbank maakt zoveel elektronische exemplaren of fotokopieën als de wederpartij nodig heeft. Als de wederpartij uit meerdere personen met een gezamenlijke wettelijke vertegenwoordiger of plaatsvervanger bestaat, worden de verzoekschriften en bijlagen voor alle betrokkenen als één enkel exemplaar afgeleverd (artikel 106 van de wet op de voluntaire procedure).

11 Welke procedure geldt in deze zaken? Is er een spoedprocedure?

De rechtbank beslist over zaken die te maken hebben met de persoonlijke status en familiebanden in het kader van voluntaire procedures (hoofdstuk X van de wet op de voluntaire procedure).

Gerechtelijke kwesties op grond van het familiewetboek die gaan over de betrekkingen tussen ouders en kinderen, adoptie, de overdracht van de ouderlijke verantwoordelijkheid op familieleden, pleegzorg en voogdij, worden met voorrang behandeld. Volgens het familiewetboek hebben de districtsrechtbanken (okrožno sodišče) materiële bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen over zaken die met dit wetboek verband houden, tenzij een andere wet anders bepaalt (artikel 14 van het familiewetboek).

Een districtsrechtbank beslist in een civiele procedure, tenzij de wet bepaalt dat zij moet beslissen in een voluntaire procedure. Rechtbanken geven prioriteit aan de behandeling van zaken die onder de wet op het huwelijk en gezinsbetrekkingen vallen (artikel 10.a van de wet op het huwelijk en gezinsbetrekkingen [Zakon o zakonski zvezi in družinskih razmerjih]).

Tijdens procedures die als doel hebben om de belangen van een kind te beschermen, moet een rechtbank voorlopige maatregelen opleggen, als is aangetoond dat die belangen waarschijnlijk worden bedreigd (artikel 161 van het familiewetboek).

Krachtens de wet op de voluntaire procedure worden voorlopige maatregelen om de belangen van een kind onder de in het familiewetboek vermelde voorwaarden te beschermen, vastgesteld conform de procedure als bedoeld in de wet op de zekerstelling van vorderingen.

12 Kan ik een vergoeding krijgen van de kosten van rechtshulp en de procedure?

Ja, u kunt rechtsbijstand krijgen om de kosten van de procedure te dekken. De president van de districtsrechtbank (okrožno sodišče) beslist over de toekenning van rechtsbijstand (artikel 2 van de wet inzake kosteloze rechtsbijstand [Zakon o brezplačni pravni pomoči]).

Rechtsbijstand kan worden goedgekeurd voor juridisch advies, bijstand door een juridisch adviseur en andere juridische diensten die zijn vastgelegd in de wet, voor alle vormen van rechtsbescherming voor alle rechtbanken met algemene bevoegdheid en gespecialiseerde rechtbanken in Slovenië, voor het Constitutioneel Hof van Slovenië (Ustavno sodišče Republike Slovenije) en voor alle autoriteiten, instellingen en personen in Slovenië die bevoegd zijn voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, en voor de ontheffing van de betaling van de kosten van een gerechtelijke procedure (artikel 7 van de wet inzake kosteloze rechtsbijstand).

Begunstigden van rechtsbijstand op grond van deze wet zijn: 1. burgers van Slovenië; 2. buitenlandse onderdanen met een vaste of tijdelijke verblijfplaats in Slovenië en personen zonder burgerschap (staatloze personen) die legaal in Slovenië verblijven; 3. andere buitenlandse onderdanen op voorwaarde van wederkerigheid of mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, en in gevallen die zijn vastgelegd in internationale verdragen waardoor Slovenië is gebonden; 4. niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die werkzaam zijn op non-profitbasis en in het openbaar belang, en die zijn geregistreerd in het desbetreffende register in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, in geschillen die samenhangen met de uitvoering van activiteiten in het openbaar belang of met het doel waarvoor zij zijn opgericht; 5. andere personen die volgens wetgeving of een internationaal verdrag waardoor Slovenië is gebonden, recht hebben op rechtsbijstand (artikel 10 van de wet inzake kosteloze rechtsbijstand).

Een persoon die recht heeft op rechtsbijstand, kan deze in elk stadium van de procedure aanvragen (bijvoorbeeld aan het begin van een buitengerechtelijke of gerechtelijke procedure en in elke fase van een reeds lopende procedure). Bij de beslissing over verzoeken om rechtsbijstand wordt gekeken naar de financiële status van de verzoeker en naar andere criteria die in de wet worden uiteengezet (gewone rechtsbijstand) (artikel 11 van de wet inzake kosteloze rechtsbijstand).

13 Is het mogelijk in beroep te gaan tegen een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid?

Ja, een hogere rechtbank (višje sodišče) is bevoegd uitspraak te doen in een beroep tegen een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die is gegeven door een districtsrechtbank (artikel 36 van de wet op de voluntaire procedure). Bij de rechtbank die het vonnis in eerste aanleg heeft gegeven, kan beroep worden ingesteld, waarbij voldoende kopieën voor de rechtbank en de wederpartij moeten worden verstrekt (artikel 342 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering).

14 Als het nodig is zich te wenden tot een gerecht of een andere instantie om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid ten uitvoer te leggen, welke procedure moet ik dan toepassen?

In de wet op de tenuitvoerlegging en zekerstelling van vorderingen wordt de executieprocedure uiteengezet. Tenzij de wet anders bepaalt, is de plaatselijke rechtbank (okrajno sodišče) materieel bevoegd om de uitvoering goed te keuren (artikel 5 van de wet op de tenuitvoerlegging en zekerstelling van vorderingen [Zakon o izvršbi in zavarovanju]).

De rechtbank met territoriale bevoegdheid om te beslissen over een verzoek tot uitvoering van een gerechtelijke beslissing met betrekking tot het gezag over een kind en met territoriale bevoegdheid voor de uitvoering zelf is de rechtbank van het gebied waarin de persoon aan wie het gezag is toegekend, zijn of haar vaste of tijdelijke verblijfplaats heeft, of de rechtbank van het gebied waarin de persoon tegen wie het verzoek tot uitvoering is gericht, zijn of haar vaste of tijdelijke verblijfplaats heeft. De rechtbank van het gebied waarin het kind verblijft, is ook de rechtbank met territoriale bevoegdheid voor directe uitvoering (artikel 238.e) (artikel 238.a van de wet op de tenuitvoerlegging en zekerstelling van vorderingen).

Bij een executoriale titel rust de verplichting een kind over te dragen op de persoon op wie de executoriale titel betrekking heeft, de persoon van wie de overdracht van het kind afhangt, en de persoon bij wie het kind is op het moment dat de executoriale titel wordt uitgevaardigd. De rechtbank verklaart in de executoriale titel dat de plicht het kind over te dragen ook geldt voor iedere persoon bij wie het kind is op het moment dat de executoriale titel wordt uitgevoerd (artikel 238c van de wet op de tenuitvoerlegging en zekerstelling van vorderingen).

Rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak en met het oog op het belang van het kind beslist de rechtbank of de beslissing met betrekking tot het gezag over het kind moet worden uitgevoerd door de persoon tegen wie de executoriale titel is gericht een boete op te leggen, dan wel door het kind weg te halen en over te dragen aan de persoon aan wie het gezag over het kind is toegekend (artikel 238č van de wet op de tenuitvoerlegging en zekerstelling van vorderingen).

15 Wat moet ik doen om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die door een gerecht in een andere lidstaat is gegeven, in deze lidstaat te laten erkennen en ten uitvoer te laten leggen?

Een rechterlijke beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid wordt erkend en uitgevoerd conform Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad. De rechtbank voert een voluntaire procedure volgens de bepalingen van de wet op de voluntaire procedure.

16 Tot welk gerecht in deze lidstaat moet ik mij wenden om mij te verzetten tegen de erkenning van een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die is gegeven door een gerecht in een andere lidstaat? Welke procedure is in dit geval van toepassing?

Alle districtsrechtbanken zijn bevoegd verzoeken om uitvoerbaarverklaring te behandelen.

De rechtbank die een rechterlijke beslissing uitvoerbaar heeft verklaard, is de bevoegde rechtbank wanneer daar rechtsmiddelen tegen worden ingezet.

De rechtbank voert een voluntaire procedure volgens de bepalingen van de wet op de voluntaire procedure.

Lijst van districtsrechtbanken(244 KB)  PDF (244 Kb) sl

17 Welk recht wordt door het gerecht toegepast in een proces over ouderlijke verantwoordelijkheid waarbij het kind of de partijen niet in deze lidstaat wonen of verschillende nationaliteiten hebben?

Op grond van de wet betreffende het internationaal privaatrecht en de internationale privaatrechtelijke procesvoering (Zakon o mednarodnem zasebnem pravu in postopku) worden de betrekkingen tussen ouders en kinderen beoordeeld volgens het recht van het land waarvan zij onderdaan zijn. Als de ouders en kinderen staatsburgers van verschillende landen zijn, wordt het recht van het land waarin zij allen hun vaste verblijfplaats hebben, toegepast. Als de ouders en kinderen onderdanen zijn van verschillende landen en geen vaste verblijfplaats hebben in hetzelfde land, wordt het recht van het land waarvan het kind onderdaan is, toegepast (artikel 42).

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Your-Europe

Laatste update: 11/08/2021

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.