Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Kroatisch) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
Swipe to change

Ouderlijke verantwoordelijkheid: gezag en omgangsrecht

Kroatië
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Wat betekent het begrip “ouderlijke verantwoordelijkheid” in de praktijk? Wat zijn de rechten en plichten van degene die ouderlijke verantwoordelijkheid draagt?

Onder ouderlijke verantwoordelijkheid worden de verantwoordelijkheden, plichten en rechten van ouders verstaan die bedoeld zijn om de persoonlijke en eigendomsrechten van het kind te beschermen en te bevorderen, en de belangen van het kind te behartigen. Ouders moeten ouderlijke zorg verlenen in overeenstemming met de ontwikkelingsbehoeften en -mogelijkheden van het kind. Een ouder mag geen afstand doen van zijn/haar recht om ouderlijke zorg te verlenen. Ouders moeten de afzonderlijke aspecten van ouderlijke zorg met het kind bespreken en daarover met hem/haar overeenstemming bereiken. Zij moeten zich daarbij afstemmen op de leeftijd en de rijpheid van het kind.

Ouderlijke zorg omvat het recht en de plicht om de persoonlijke rechten van het kind op gezondheid, ontwikkeling, verzorging en bescherming, opvoeding en onderwijs, en contact te beschermen. Ook het recht en de plicht om de verblijfplaats te kiezen en de bezittingen van het kind te beheren, vallen onder ouderlijke zorg. Daarnaast houdt ouderlijke zorg het recht en de plicht in om het kind te vertegenwoordigen bij het uitoefenen van zijn/haar persoonlijke en eigendomsrechten en het behartigen van zijn/haar belangen.

2 Wie heeft normaal gesproken de ouderlijke verantwoordelijkheid voor een kind?

Ouders hebben het recht en de plicht om in gelijke mate, gezamenlijk en in overleg ouderlijke zorg te verlenen. Wanneer ouders niet permanent samenleven, moeten ze een regeling voor ouderlijke zorg overeenkomen in de vorm van een plan voor gedeelde ouderlijke zorg. Gedeelde ouderlijke zorg kan ook worden geregeld door de rechtbank. De rechterlijke beslissing is in dat geval gebaseerd op wat de ouders hebben afgesproken ten aanzien van alle belangrijke kwesties in het plan voor gedeelde ouderlijke zorg. Wanneer ouders gedeelde ouderlijke zorg verlenen, moeten zij ernaar streven om het eens te worden over eventuele geschilpunten.

Ieder van beide ouders kan ouderlijke zorg alleen verlenen, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, hetzij in de mate die nodig is om een besluit te nemen over een bijzonder belangrijke kwestie die het kind betreft. In de bovengenoemde situaties kan het recht van de andere ouder om ouderlijke zorg te verlenen uitsluitend worden beperkt door een rechterlijke beslissing, waarin rekening wordt gehouden met de belangen van het kind. Wanneer de ouders gedeelde ouderlijke zorg verleenden, voordat een van de ouders overleed, moet de overlevende ouder, als de andere ouder is overleden of dood is verklaard, alleen ouderlijke zorg verlenen zonder dat daarvoor een rechterlijke beslissing nodig is. Als de ouders er tijdens een rechtszaak niet in geslaagd zijn een plan voor gedeelde ouderlijke zorg of een alternatieve regeling overeen te komen, mag ieder van beide ouders zelf ouderlijke zorg verlenen, afhankelijk van een daartoe strekkende rechterlijke beslissing. In dat geval moet de rechtbank de voorkeur geven aan de ouder die zich bereid heeft getoond om mee te werken en overeenstemming te bereiken over gedeelde ouderlijke zorg.

3 Kan een andere persoon in plaats van de ouders worden aangewezen, als de ouders de verantwoordelijkheid voor hun kinderen niet kunnen of willen uitoefenen?

Wanneer een ouder minderjarig is of handelingsonbekwaam ten aanzien van een bepaald aspect van ouderlijke zorg, wordt zijn/haar ouderlijke zorg opgeschort wegens juridische obstakels. Zolang als de schorsing van kracht is, kan de bovengenoemde ouder zelf, samen met de andere ouder van het kind of samen met een voogd die is benoemd op grond van de bepalingen van de Gezinswet (Obiteljski zakon) inzake de benoeming van een voogd, de dagelijkse zorg voor het kind op zich nemen. De bovengenoemde ouder mag het kind niet vertegenwoordigen en wanneer hij/zij handelingsonbekwaam is, mag hij/zij het kind niet vertegenwoordigen op het gebied waarop hij/zij handelingsonbekwaam is. Het kind zal in dat geval worden vertegenwoordigd door de andere ouder of de voogd, waarbij de voogd gehoor moet geven aan de wensen van de andere ouder.

Wanneer de ouders van het kind, of een van beide ouders en de voogd, het niet eens zijn over de vertegenwoordiging in verband met belangrijke besluiten die betrekking hebben op het kind, zal de rechtbank naar aanleiding van een voorstel van het kind, een van beide ouders of de voogd een ex parte-vonnis wijzen over de vraag wie het kind in de betreffende zaak moet vertegenwoordigen.

Naar aanleiding van een voorstel van het kind, een van beide ouders of een centrum voor welzijnszorg wijst de rechtbank een ex parte-vonnis tot het opschorten van de ouderlijke zorg (opschorting van ouderlijke zorg wegens reële obstakels) als een van beide ouders afwezig is of op een onbekend adres verblijft, of als een van beide ouders om objectieve redenen voor langere tijd is verhinderd ouderlijke zorg te verlenen. De betreffende ouder mag gedurende de periode waarin zijn/haar ouderlijke zorg om de bovengenoemde redenen is opgeschort, geen ouderlijke zorg verlenen. Gedurende een dergelijke opschortingsperiode wordt de ouderlijke zorg verleend door alleen de andere ouder of wordt het kind onder voogdij gesteld volgens de bepalingen van de Gezinswet. Wanneer de gronden voor het opleggen van de opschorting van ouderlijke zorg wegens reële obstakels niet langer bestaan, wijst de rechtbank, naar aanleiding van een voorstel van het kind, een ouder van wie de ouderlijke zorg is opgeschort, of een centrum voor jeugdzorg, een ex parte-vonnis tot beëindiging van de opschorting.

Wanneer de ouders de ouderlijke zorg delen en een van hen overlijdt, zet de overlevende ouder de ouderlijke zorg alleen voort. Als de ouder die als enige ouderlijke zorg verleent, overlijdt, wijst de rechtbank, naar aanleiding van een voorstel van het kind, de overlevende ouder of een centrum voor jeugdzorg, een ex parte-vonnis tot het toevertrouwen van de ouderlijke zorg aan de overlevende ouder, als zij dat in het belang van het kind acht. Wanneer beide ouders overlijden, plaatst een centrum voor jeugdzorg het kind onder voogdij. Tijdens zijn/haar leven kan de ouder die ouderlijke zorg verleent door middel van een testament of notariële akte [in het Kroatisch "anticipirana naredba" ("wilsverklaring") genoemd] een persoon aanwijzen die volgens hem/haar in het geval van zijn/haar overlijden het best voor het kind zou zorgen. Wanneer in geval van overlijden van een ouder een voogd wordt benoemd voor het kind, wordt rekening gehouden met de mening van het kind en de wensen van de overlevende ouder, tenzij dit niet in het belang van het kind wordt geacht.

Op grond van artikel 224 van de Gezinswet moet een kind onder voogdij worden geplaatst, als zijn/haar ouders zijn overleden, verdwenen, onbekend zijn of minimaal een maand op een onbekend adres verblijven; als zijn/haar ouders uit de ouderlijke macht zijn ontzet; als zijn/haar ouders op een bepaald gebied handelingsonbekwaam zijn, waardoor ze geen ouderlijke zorg kunnen verlenen, en het kind niet hebben toevertrouwd aan een persoon die voldoet aan de criteria voor voogdijschap; of als zijn/haar ouders erin hebben toegestemd dat het kind wordt geadopteerd. Op grond van artikel 225 van de Gezinswet moet een centrum voor jeugdzorg besluiten het kind onder voogdij te plaatsen en een voogd benoemen. Een centrum voor jeugdzorg kan het kind voor de dagelijkse zorg onder de hoede plaatsen van een voogd, een andere persoon, een pleeggezin of een tehuis voor verlaten kinderen, of het kind onder de hoede plaatsen van een rechtspersoon op het gebied van maatschappelijk werk, tenzij de Gezinswet anders bepaalt.

Als wordt geconstateerd dat de rechten en belangen van het kind zijn geschonden of dat de rechten, belangen en ontwikkeling van het kind in gevaar zijn gebracht, worden op basis van de bevindingen van een deskundige maatregelen genomen om de persoonlijke rechten en belangen van het kind te beschermen. De rechten van het kind worden geacht in gevaar te zijn gebracht als de zorg ontoereikend is, als het kind psychosociale problemen heeft (wat tot uiting komt door zijn/haar gedrag, emotionele problemen, problemen op school of andere problemen bij het opgroeien) of als het waarschijnlijk is dat de bovengenoemde omstandigheden zich zullen voordoen.

Om de rechten en belangen van het kind te beschermen, kan een centrum voor welzijnszorg:

1. het kind bij wijze van noodmaatregel weghalen bij de ouder(s) en het onderdak bieden buiten de ouderlijke woning;

2. een waarschuwing geven na een fout of omissie bij het verlenen van ouderlijke zorg;

3. regelen dat de ouders professionele hulp en ondersteuning krijgen met betrekking tot de ouderlijke zorg; en

4. regelen dat de ouders intensieve professionele ondersteuning krijgen en dat toezicht wordt gehouden op de ouderlijke zorg die zij verlenen.

Om de persoonlijke rechten en belangen van het kind te beschermen, kan een rechtbank:

1. het kind tijdelijk onder de hoede van een andere persoon, een pleeggezin of een welzijnsinstelling plaatsen;

2. een contactverbod opleggen;

3. de ouders het recht ontnemen met het kind in één huis te wonen en het kind voor de dagelijkse zorg toevertrouwen aan een andere persoon, een pleeggezin of een welzijnsinstelling;

4. zorgen voor ondersteuning bij de opvoeding van het kind, als hij/zij gedragsproblemen heeft, door hem/haar in een pleeggezin of welzijnsinstelling te plaatsen; of

5. de ouders uit de ouderlijke macht ontzetten. In het kader van de maatregelen om de rechten en belangen van het kind te beschermen, bevat de Gezinswet bepalingen waarin de voorziening van tijdelijk onderdak voor het kind of de tijdelijke plaatsing van het kind onder de hoede van een andere persoon wordt geregeld, de ouders het recht wordt ontnomen met hun kind in één huis te wonen enz.

4 Hoe wordt de ouderlijke verantwoordelijkheid geregeld als de ouders van echt scheiden of uit elkaar gaan?

Geschillen over ouderlijke verantwoordelijkheid kunnen worden beslecht door een plan voor gedeelde ouderlijke zorg op te stellen of door een rechterlijke beslissing.

Het plan voor gedeelde ouderlijke zorg is een schriftelijke overeenkomst tussen de ouders waarin wordt uiteengezet hoe gedeelde ouderlijke zorg kan worden verleend, wanneer de ouders niet permanent met het kind als gezin samenleven. In het plan voor gedeelde ouderlijke zorg moet het volgende worden vermeld:

1. de plaats en het adres waar het kind woont,

2. de tijd die het kind met ieder van beide ouders zal doorbrengen,

3. de manieren waarop informatie wordt uitgewisseld over de toestemming die nodig is bij het nemen van belangrijke besluiten voor het kind, en de manieren waarop belangrijke informatie over het kind wordt uitgewisseld,

4. de hoogte van de onderhoudsverplichting van de ouder bij wie het kind niet woont, en

5. de manieren waarop toekomstige geschillen zullen worden opgelost.

De ouders kunnen het plan voor gedeelde ouderlijke zorg zelf opstellen of in het kader van de verplichte counseling of de gezinsbemiddeling.

Als de ouders geen overeenstemming bereiken over het plan voor gedeelde ouderlijke zorg of als dit door de rechtbank wordt verworpen, kan ieder van beide ouders of het kind een rechtszaak aanspannen om geschillen op te lossen over de vraag bij welke ouder het kind zal wonen, de manieren waarop ouderlijke zorg moet worden verleend, het contact van het kind met de andere ouder of het levensonderhoud van het kind. In rechtszaken die tot doel hebben vast te stellen bij welke ouder het kind zal wonen, hoe de ouderlijke zorg moet worden verleend of hoe het contact van het kind met de andere ouder gestalte moet krijgen, is de rechtbank niet gebonden aan verzoeken van de partijen. De rechtbank kan uitspraak doen over de vraag bij welke ouder het kind zal wonen, over de manieren waarop het kind contact zal onderhouden met de andere ouder en over het verlenen van ouderlijke zorg op basis van een overeenkomst tussen de ouders, als zij van mening is dat de overeenkomst in het belang van het kind is.

De rechtbank beslist ambtshalve bij welke ouder het kind zal wonen, hoe ouderlijke zorg zal worden verleend, hoe het contact van het kind met de andere ouder gestalte krijgt en hoe wordt voorzien in het onderhoud van het kind, door middel van een beslissing waarin de duurzame ontwrichting van het huwelijk, de nietigverklaring ervan of een echtscheiding wordt erkend en een beslissing in andere gevallen waarin de ouders gescheiden leven, of door een beslissing in gevallen waarin het moederschap of vaderschap wordt betwist, als dit mogelijk en vereist is met het oog op de uitkomst van de gerechtelijke procedure en de feiten van de zaak.

5 Welke formaliteiten moeten in acht worden genomen om onderlinge overeenstemming van de ouders betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid juridisch bindend te maken?

Om afdwingbaar te zijn, kan het plan voor gedeelde ouderlijke zorg aan de rechtbank worden voorgelegd in het kader van een procedure ex parte, waardoor de rechtbank het plan inhoudelijk kan beoordelen en op grond van de bepalingen van de Gezinswet kan goedkeuren of verwerpen. Het plan voor gedeelde ouderlijke zorg kan worden gewijzigd, afhankelijk van de leeftijd en rijpheid van het kind of wanneer belangrijke veranderingen in de omstandigheden wijzigingen rechtvaardigen. Als het plan wordt gewijzigd, moet het aan de rechtbank worden voorgelegd in het kader van een procedure ex parte, zodat de rechtbank de inhoud kan beoordelen en de wijzigingen kan goedkeuren of verwerpen.

De rechtbank kan uitspraak doen over de vraag bij welke ouder het kind zal wonen, over de manieren waarop het kind contact zal onderhouden met de andere ouder, en over het verlenen van ouderlijke zorg op basis van een overeenkomst tussen de ouders, als zij van mening is dat de overeenkomst in het belang van het kind is. Als de ouders besluiten gedeelde ouderlijke zorg te verlenen, moeten alle belangrijke zaken die in het plan voor gedeelde ouderlijke zorg aan de orde worden gesteld, in de overeenkomst worden geregeld. Wat rechtsmiddelen of wijziging van de rechterlijke beslissing betreft, heeft de rechterlijke beslissing op basis van de overeenkomst van de ouders over het verlenen van gedeelde ouderlijke zorg dezelfde rechtsgevolgen als het plan voor gedeelde ouderlijke zorg, zoals dat door de rechtbank is goedgekeurd. Als de uitspraak over de ouderlijke zorg of het contact van het kind met de andere ouder is gebaseerd op de bovengenoemde overeenkomst tussen de ouders over het verlenen van gedeelde ouderlijke zorg, hoeft aan de uitspraak geen toelichting te worden toegevoegd.

6 Als de ouders het niet eens worden over de ouderlijke verantwoordelijkheid, wat voor mogelijkheden zijn er dan om het conflict buiten het gerecht om op te lossen?

Als de ouders geen overeenstemming bereiken over het plan voor gedeelde ouderlijke zorg, zal een centrum voor welzijnszorg hen aanmoedigen om te proberen tot overeenstemming te komen in het kader van de gezinsbemiddeling, tenzij in de zaak in kwestie bemiddeling niet verplicht is. Als ouders die van plan zijn te scheiden er niet in slagen overeenstemming te bereiken over het plan voor gedeelde ouderlijke zorg, zal een centrum voor welzijnszorg hen ervan op de hoogte stellen dat de rechtbank, in het kader van de echtscheidingsprocedure die een van beide echtgenoten in gang heeft gezet, ambtshalve het volgende zal doen: 1. zij zal uitspraak doen over de vraag bij welke ouder het kind zal wonen, over de regelingen voor ouderlijke zorg, over het contact van het kind met de andere ouder en over het onderhoud van het kind; 2. zij zal het kind in de gelegenheid stellen zijn/haar mening te geven op grond van de Gezinswet; en 3. zij zal een speciale voogd voor het kind benoemen in overeenstemming met de bepalingen van de Gezinswet.

7 Over welke zaken betreffende het kind kan de rechter beslissen als de ouders de zaak aan de rechter voorleggen?

Op grond van artikel 413 van de Gezinswet beslist de rechtbank ambtshalve bij welke ouder het kind zal wonen, hoe ouderlijke zorg zal worden verleend, hoe het contact van het kind met de andere ouder gestalte krijgt en hoe wordt voorzien in het onderhoud van het kind, door middel van een beslissing waarin de duurzame ontwrichting van het huwelijk, de nietigverklaring ervan of een echtscheiding wordt erkend en een beslissing in andere gevallen waarin de ouders gescheiden leven, of door een beslissing in gevallen waarin het moederschap of vaderschap wordt betwist, als dit mogelijk en vereist is met het oog op de uitkomst van de gerechtelijke procedure en de feiten van de zaak.

De rechtbank kan

1. het contact van het kind met de andere ouder beperken of verbieden;

2. beslissen dat contact moet plaatsvinden onder toezicht van een deskundige;

3. een maatregel vaststellen ter bescherming van de rechten en belangen van het kind al naargelang de omstandigheden van de zaak dit vereisen; of

4. uitspraak doen over omgangsregelingen met de stiefmoeder of stiefvader, als zij met het kind samenwoonden en ervoor zorgden toen hun huwelijk werd ontbonden.

Op grond van artikel 417 van de Gezinswet moet de rechtbank, in een procedure waarin over het contact van het kind met de andere ouder wordt beslist, de ouders meedelen dat dit contact van bijzonder belang is voor het welzijn van het kind. De rechtbank moet de ouders aanmoedigen overeenstemming te bereiken en deel te nemen aan de gezinsbemiddeling in zaken die geen verband houden met huiselijk geweld, en, als de ouders geen overeenstemming bereiken, erop toezien dat de locatie waarop het kind het contact met de andere ouder zal onderhouden, geschikt is voor het kind. Daarbij moet rekening worden gehouden met de geografische en tijdgerelateerde beperkingen van de andere ouder. De rechterlijke beslissing moet in detail vermelden hoe, wanneer en waar de andere ouder het kind kan ophalen en waarheen hij/zij het kan terugbrengen, en zo nodig ingaan op de kosten van het contact. In de toelichting bij de uitspraak zal de rechtbank een schriftelijke waarschuwing opnemen waarin de juridische consequenties worden vermeld die zijn verbonden aan het niet nakomen van de verplichting het contact van het kind met de andere ouder te bevorderen (waaronder een boete, inhechtenisneming of een beslissing tot wijziging van de uitspraak die bepaalt bij welke ouder het kind zal wonen).

Op grond van artikel 418 van de Gezinswet kan de rechtbank, in een procedure ter bepaling van het contact van het kind met de andere ouder, een of meer maatregelen vaststellen om de handhaving te waarborgen, als zij vermoedt dat de ouder bij wie het kind woont zich waarschijnlijk niet aan de vastgestelde omgangsregeling zal houden.

In het bijzonder kan de rechtbank:

1. een persoon aanwijzen die helpt bij de handhaving van de rechterlijke beslissing of de regelingen die het kind in staat stellen contact te hebben met de andere ouder; en

2. gelasten dat de ouder bij wie het kind woont een borgsom stort.

Bij het vaststellen van deze maatregelen zal de rechtbank er met name rekening mee houden hoe de ouder bij wie het kind woont zich in het verleden heeft gedragen.

Op grond van artikel 419 van de Gezinswet kan de rechtbank, in een procedure ter bepaling van het contact van het kind met de andere ouder, een of meer maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat het kind wordt teruggebracht of om te voorkomen dat het kind wordt ontvoerd door de andere ouder. Zo kan de rechtbank gelasten dat de andere ouder tijdens de periode waarin hij/zij contact heeft met het kind, zijn/haar paspoort inlevert bij de rechtbank die de maatregel heeft opgelegd. Andere mogelijke maatregelen zijn dat de rechtbank gelast dat de andere ouder een borgsom stort; verbiedt dat de eigendommen van de andere ouder worden verkocht of bezwaard, waarbij de details van dit verbod in openbare registers worden opgenomen; eist dat de andere ouder zich regelmatig meldt bij een bevoegd orgaan, zoals een centrum voor welzijnszorg, met het kind en in de plaats waar het contact plaatsvindt; de plaats bepaalt waar het contact moet plaatsvinden; verbiedt dat het kind het land waarin het contact moet plaatsvinden, verlaat; en de details van dit verbod in een nationaal of transnationaal informatiesysteem registreert. Bij het vaststellen van de bovengenoemde maatregelen moet de rechtbank er met name rekening mee houden hoe de andere ouder zich in het verleden heeft gedragen.

Op grond van artikel 421 van de Gezinswet hoeft geen toelichting te worden opgenomen in de rechterlijke beslissing ter bepaling van de ouderlijke zorg of de omgangsregeling voor het kind als de uitspraak is gebaseerd op een overeenkomst die de ouders hebben bereikt, in overeenstemming met de bepalingen van de Gezinswet, of als de rechterlijke beslissing is voorgelezen in de aanwezigheid van alle partijen en alle partijen hebben beloofd geen rechtsmiddelen te zullen aanwenden.

8 Als het gerecht de voogdij over een kind toewijst aan een van de ouders, betekent dit dan dat deze ouder over alle zaken betreffende het kind kan beslissen zonder eerst de andere ouder te raadplegen?

Wanneer voor de ene ouder op bepaalde gebieden van ouderlijke zorg een beperking geldt op grond van de bepalingen van de Gezinswet of een rechterlijke beslissing, moet de andere ouder op grond van artikel 99 van de Gezinswet het kind op die gebieden alleen vertegenwoordigen.

Artikel 105 van de Gezinswet bepaalt dat ieder van beide ouders zelf ouderlijke zorg kan verlenen, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk, hetzij in de mate die nodig is om een besluit te nemen over een bijzonder belangrijke kwestie die het kind betreft. In de bovengenoemde situaties kan het recht van de andere ouder om ouderlijke zorg te verlenen uitsluitend worden beperkt door een rechterlijke beslissing, waarin rekening wordt gehouden met de belangen van het kind. Wanneer de ouders gedeelde ouderlijke zorg verleenden, voordat een van de ouders overleed, moet de overlevende ouder, als de andere ouder is overleden of dood is verklaard, alleen ouderlijke zorg verlenen zonder dat daarvoor een rechterlijke beslissing nodig is. Wanneer de rechtbank uitspraak doet over het exclusieve recht van ouderlijke zorg, beslist zij of de ouder aan wie dit recht wordt toegekend het kind in zaken die betrekking hebben op de essentiële, persoonlijke rechten van het kind alleen moet vertegenwoordigen of dat toestemming van de andere ouder nodig is, zoals nader bepaald in artikel 100 van de Gezinswet. Met "vertegenwoordiging van het kind in zaken die betrekking hebben op zijn/haar essentiële, persoonlijke rechten" wordt bedoeld: vertegenwoordiging van het kind ingeval zijn/haar naam of vaste of tijdelijke woonadres wordt gewijzigd, of als het gaat om zijn/haar vrijheid om zijn/haar religie te kiezen of te veranderen.

Op grond van artikel 110 van de Gezinswet heeft ieder van beide ouders, ongeacht of de ouderlijke zorg exclusief of gedeeld is, het recht om tijdens perioden dat het kind bij hem of haar verblijft, dagelijkse beslissingen met betrekking tot het kind alleen te nemen. In noodgevallen, d.w.z. wanneer het kind in onmiddellijk gevaar verkeert, heeft ieder van beide ouders het recht te besluiten welke maatregel dan ook te nemen die nodig is met het oog op de belangen van het kind, zonder de andere ouder om toestemming te vragen. Hij/zij moet de andere ouder hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen.

Ongeacht of de ouderlijke zorg exclusief of gedeeld is, moeten de ouders informatie uitwisselen over de gezondheid van het kind, zijn/haar consequente opvoeding, en zijn/haar schoolse en buitenschoolse activiteiten. Deze informatie moet snel en transparant worden uitgewisseld en uitsluitend het kind als focus hebben.

Geen van beide ouders mag zijn/haar verplichting tot samenwerking misbruiken om controle uit te oefenen over de andere ouder.

De ouder voor wie op een bepaald gebied van ouderlijke zorg beperkingen gelden, heeft in aanvulling op het bovenstaande op grond van artikel 112 van de Gezinswet het recht contact met het kind te onderhouden, dagelijkse beslissingen met betrekking tot het kind te nemen, dringende maatregelen te nemen wanneer het kind in onmiddellijk gevaar verkeert en informatie te ontvangen over belangrijke omstandigheden die te maken hebben met de persoonlijke rechten van het kind. Deze rechten kunnen uitsluitend worden beperkt of ingetrokken door een rechterlijke beslissing, als beperking of intrekking noodzakelijk is om de belangen van het kind te beschermen. De ouder die geen ouderlijke zorg aan het kind verleent, heeft het recht de andere ouder om informatie te vragen over belangrijke omstandigheden in verband met de persoonlijke rechten van het kind, als hij/zij daar een legitiem belang bij heeft en in zoverre dit niet strijdig is met het belang van het kind. Bij geschillen zal de rechtbank, in procedures ex parte en naar aanleiding van een voorstel van het kind of een van beide ouders, uitspraak doen om de bescherming van de belangen van het kind te waarborgen.

9 Wat betekent het in de praktijk als het gerecht beslist dat de ouders gezamenlijk ouderlijke verantwoordelijkheid dragen?

Op grond van artikel 108 van de Gezinswet moeten ouders, wanneer zij het gezamenlijk ouderlijk gezag hebben, als zij een belangrijke beslissing in verband met het kind nemen of wanneer zij in iets toestemmen, dit te allen tijde in overleg doen. Bij belangrijke beslissingen voor het kind gaat het om de vertegenwoordiging van het kind in zaken die zijn/haar essentiële persoonlijke rechten betreffen, en in zaken die betrekking hebben op waardevolle bezittingen en eigendomsrechten van het kind. Belangrijke beslissingen voor het kind kunnen ook beslissingen omvatten die het leven van het kind in aanmerkelijke mate beïnvloeden, zoals besluiten over de omgang van het kind met personen die hem/haar na staan, buitengewone medische procedures of behandelingen en de vrijheid van het kind een school te kiezen. Al deze beslissingen zullen rechtsgeldig zijn, mits de andere ouder ermee instemt. In uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld een medische spoedprocedure, zijn de bijzondere wettelijke bepalingen ter bescherming van patiëntenrechten van toepassing. Artikel 100 van de Gezinswet bevat bepalingen over de vertegenwoordiging van het kind in zaken die betrekking hebben op zijn/haar essentiële persoonlijke rechten (ingeval zijn/haar naam of vaste of tijdelijke woonadres wordt gewijzigd, of als het gaat om zijn/haar vrijheid om zijn/haar religie te kiezen of te veranderen). Vertegenwoordiging in zaken die betrekking hebben op de essentiële persoonlijke rechten van het kind wordt rechtsgeldig geacht, als de ouder die het kind vertegenwoordigt, schriftelijk toestemming heeft verkregen van de andere ouder die het recht heeft het kind te vertegenwoordigen. In wettelijk vastgelegde gevallen is deze toestemming niet vereist, als de ouder bij wie het kind woont, toestemming heeft verkregen van een centrum voor welzijnszorg. Als de ouder die het kind vertegenwoordigt geen schriftelijke toestemming kan krijgen, zal de rechtbank, in procedures ex parte en naar aanleiding van een voorstel van het kind of een van beide ouders, beslissen welke ouder het kind in het betreffende geval zal vertegenwoordigen om zijn/haar belangen te beschermen.

Artikel 101 van de Gezinswet bevat bepalingen over de vertegenwoordiging van het kind in zaken die betrekking hebben op zijn/haar waardevolle bezittingen of eigendomsrechten.

Artikel 109 van de Gezinswet bepaalt dat, wanneer de ouders die gerechtigd zijn het kind te vertegenwoordigen, er niet in slagen overeenstemming te bereiken over belangrijke beslissingen voor het kind, de rechtbank in procedures ex parte en naar aanleiding van een voorstel van het kind of een van beide ouders beslist welke ouder het kind het betreffende geval zal vertegenwoordigen. Als belangrijke beslissingen verband houden met de persoonlijke rechten van het kind, moeten de ouders deelnemen aan verplichte counseling, voordat een procedure ex parte wordt ingesteld.

10 Tot welk gerecht of welke instantie moet ik mij wenden om een verzoek betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid te doen? Aan welke formaliteiten moet ik voldoen en welke documenten moet ik bij mijn verzoek voegen?

De lokaal bevoegde gemeentelijke rechtbank is de aangewezen instantie voor het indienen van voorstellen en het aantekenen van beroep.

Op grond van artikel 34 van de Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zakon o parničnom postupku) zijn gemeentelijke rechtbanken altijd de rechtbank in eerste aanleg in de volgende gevallen: geschillen over de vraag of het huwelijk duurzaam ontwricht is, dan wel of het huwelijk nietig moet worden verklaard en een echtscheiding moet worden uitgesproken; het vaststellen of betwisten van het vaderschap of moederschap; het bepalen bij welke ouder het kind zal wonen; en geschillen in verband met de ouderlijke zorg, wanneer tegelijkertijd een rechtszaak loopt om vast te stellen of het huwelijk duurzaam ontwricht is, dan wel het huwelijk nietig te verklaren of een echtscheiding uit te spreken.

In overeenstemming met de Gezinswet moet verplichte counseling plaatsvinden, voordat een scheiding wordt aangevraagd tussen echtgenoten die de gezamenlijke zorg dragen voor een minderjarig kind van henzelf, of voordat andere rechtszaken in verband met ouderlijke zorg en omgang worden aangespannen. De bepalingen van de Gezinswet in verband met verplichte counseling, voordat een echtscheiding wordt aangevraagd tussen echtgenoten die de gezamenlijke zorg dragen voor een minderjarig kind van henzelf, zijn mutatis mutandis van toepassing op verplichte counseling voordat een rechtszaak wordt aangespannen om te beslissen over de ouderlijke zorg en het contact van het kind met de andere ouder, wanneer het huwelijk/partnerschap van zijn/haar ouders duurzaam ontwricht is. In de wet zijn gevallen vastgelegd waarin geen gebruik wordt gemaakt van verplichte counseling. De verplichte counseling begint, zodra een partij daarom verzoekt. Het verzoek wordt ingediend bij een centrum voor welzijnszorg, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling (door middel van een verklaring die in een register moet worden opgenomen). De verplichte counseling wordt gegeven door een deskundig team van het centrum voor welzijnszorg dat bevoegd is voor de plaats waar het kind een vast of tijdelijk woonadres heeft, of voor de plaats waar de echtgenoten of geregistreerde partners, vast dan wel tijdelijk, hun laatste gedeelde woonadres hadden. Verplichte counseling is een proces waaraan de gezinsleden persoonlijk deelnemen (vertegenwoordigers zijn niet toegestaan). Na afloop van de verplichte counseling stelt het centrum voor welzijnszorg een verslag op, dat zes maanden geldig blijft vanaf de datum waarop de counseling werd beëindigd.

Voordat een aanvraag tot echtscheiding kan worden ingediend, moet de aanvrager deelnemen aan de eerste gezinsbemiddelingsbijeenkomst.

De aanvrager moet, naast andere documenten, het verslag van de verplichte counseling/een bewijs van deelname aan de eerste gezinsbemiddelingsbijeenkomst/het plan voor gedeelde ouderlijke zorg overleggen. De vereiste documenten zijn afhankelijk van het type vordering dat wordt ingesteld (een vordering in verband met een huwelijksgeschil, het vaststellen of betwisten van het moederschap of vaderschap, de ouderlijke zorg, een geschil betreffende het contact, een vordering tot echtscheiding met wederzijdse instemming of een verzoek om goedkeuring van een plan voor gedeelde ouderlijke zorg).

11 Welke procedure geldt in deze zaken? Is er een spoedprocedure?

In alle familierechtelijke procedures die het kind betreffen, moeten de bevoegde instanties met spoed maatregelen treffen en tegelijkertijd de belangen van het kind beschermen.

12 Kan ik een vergoeding krijgen van de kosten van rechtshulp en de procedure?

Ja. Kosteloze rechtsbijstand is geregeld in de Wet inzake kosteloze rechtsbijstand (Zakon o besplatnoj pravnoj pomoći) (Narodne novine (NN — Staatsblad van de Republiek Kroatië) nr. 143/2013).

13 Is het mogelijk in beroep te gaan tegen een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid?

Ja. De partijen kunnen hoger beroep instellen tegen een beslissing in eerste aanleg binnen vijftien dagen vanaf de datum van betekening van een kopie van de beslissing, tenzij in het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering een andere termijn is vastgesteld. Tenzij de wet anders bepaalt, kan beroep worden ingesteld tegen een beslissing in eerste aanleg in bijzondere procedures ex parte waarop de Gezinswet van toepassing is. Hoger beroep moet worden ingesteld binnen vijftien dagen na betekening van de beslissing.

14 Als het nodig is zich te wenden tot een gerecht of een andere instantie om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid ten uitvoer te leggen, welke procedure moet ik dan toepassen?

De lokaal bevoegde gemeentelijke rechtbank is de rechtbank waarmee contact moet worden opgenomen. Op een eventuele handhavingsprocedure zijn de bepalingen van de Wet handhaving van toepassing, maar de Gezinswet bevat bijzondere bepalingen met betrekking tot handhaving die tot doel heeft ervoor te zorgen dat het kind wordt overgedragen, en met betrekking tot handhaving die tot doel heeft ervoor te zorgen dat het contact met het kind kan worden onderhouden (artikelen 509-525 van de Gezinswet).

15 Wat moet ik doen om een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die door een gerecht in een andere lidstaat is gegeven, in deze lidstaat te laten erkennen en ten uitvoer te laten leggen?

Om een beslissing van een buitenlandse rechtbank te laten erkennen, moet u een rechtsvordering instellen in overeenstemming met de Kroatische Wet inzake het oplossen van wetsconflicten met de regelgeving van andere landen in bepaalde betrekkingen (Zakon o rješavanju sukoba zakona s propisima drugih zemalja u određenim odnosima) (NN nr. 53/91, 8/01).

Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 wordt sinds 1 juli 2013 door Kroatië ten uitvoer gelegd. Hoofdstuk III van deze verordening is mutatis mutandis van toepassing op de erkenning en validering van de uitvoerbaarheid van beslissingen betreffende ouderlijke verantwoordelijkheid.

Verzoeken om erkenning of niet-erkenning, verzoeken om validering van de uitvoerbaarheid en handhavingsvoorstellen moeten worden ingediend bij de lokaal bevoegde gemeentelijke rechtbank.

De lokaal bevoegde gemeentelijke rechtbank is de aangewezen instantie voor het indienen van voorstellen en het aantekenen van beroep.

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 zijn van toepassing op de erkenning en handhaving van beslissingen van buitenlandse rechtbanken.

16 Tot welk gerecht in deze lidstaat moet ik mij wenden om mij te verzetten tegen de erkenning van een beslissing over ouderlijke verantwoordelijkheid die is gegeven door een gerecht in een andere lidstaat? Welke procedure is in dit geval van toepassing?

Hoger beroep moet worden ingesteld bij een gemeentelijke rechtbank. Een kantonrechter doet uitspraak over het beroep.

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, alsmede de bepalingen van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn van toepassing op beroepsprocedures.

17 Welk recht wordt door het gerecht toegepast in een proces over ouderlijke verantwoordelijkheid waarbij het kind of de partijen niet in deze lidstaat wonen of verschillende nationaliteiten hebben?

Op grond van artikel 40 van de Wet inzake het oplossen van wetsconflicten met de regelgeving van andere landen in bepaalde betrekkingen is het recht van het land waarvan de ouders en kinderen staatsburger zijn het recht dat van toepassing is op ouder-kindbetrekkingen. Als de ouders en kinderen staatsburgers van verschillende landen zijn, is het recht van het land waarin zij allen een vast woonadres hebben het recht dat van toepassing is. Als de ouders en kinderen staatsburgers van verschillende landen zijn en als zij geen vast woonadres hebben in hetzelfde land, is het Kroatisch recht van toepassing als het kind of een van beide ouders Kroatisch staatsburger is. Ouder‑kindbetrekkingen die niet door de bovenstaande bepalingen worden bestreken, vallen onder het recht van het land waarvan het kind staatsburger is.

Het Verdrag van 's-Gravenhage van 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen wordt sinds 1 januari 2010 door Kroatië ten uitvoer gelegd.

Zie voor meer informatie:

de Gezinswet (NN nr. 103/15 en 98/19),

de Wet handhaving (NN nrs. 112/12, 25/13, 93/14),

de Wet inzake het oplossen van wetsconflicten met de regelgeving van andere landen in bepaalde betrekkingen (NN nrs. 53/91, 88/01),

de Wet inzake kosteloze rechtsbijstand (NN nr. 143/2013),

de Wet inzake de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000) (NN nr. 127/2013),

Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.

 

Deze webpagina maakt deel uit van de website Uw Europa.

Al uw feedback over de verstrekte informatie is welkom.

Your-Europe

Laatste update: 15/04/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.