Let op: de oorspronkelijke versie van deze pagina (Spaans) is onlangs gewijzigd. Aan de vertaling in het Nederlands wordt momenteel gewerkt.
De volgende vertalingen zijn al beschikbaar: Engels
Swipe to change

Verjaringstermijnen

Spanje
Inhoud aangereikt door
European Judicial Network
Europees justitieel netwerk (in burgerlijke en handelszaken)

1 Welke termijnen worden gehanteerd in het burgerlijk procesrecht?

In Spanje zijn er twee soorten termijnen voor proceshandelingen die door de wet worden vastgelegd: términos en plazos.

Een término verwijst naar het uiterste tijdstip waarop een gegeven proceshandeling moet zijn verricht.

Een plazo verwijst naar de tijdsperiode waarin de proceshandeling moet worden verricht. Termijnen worden uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren.

Als de wet geen termijn vastlegt, betekent dit dat de handeling onverwijld moet worden verricht.

Volgens de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof (Tribunal Constitucional) kan elke vertraging van de gerechtelijke procedure leiden tot een inbreuk op het recht op een proces zonder onnodige vertraging. Het evenredigheidsbeginsel moet hier echter worden toegepast. Artikel 6, lid 1, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden dat op 4 november 1950 werd ondertekend in Rome en de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) introduceren het concept van een redelijke termijn (die rekening houdt met factoren als de complexiteit van de zaak, de gebruikelijke duur van de zaak in kwestie, de belangen van de procespartij en haar procedurele houding, de houding van de instanties of de aandacht voor de beschikbare middelen). Als de rechtbank het concept van een redelijke termijn echter niet in acht neemt, heeft dit een invloed op het recht dat verankerd is in artikel 24, lid 2, van de Spaanse Grondwet.

Wanneer rechtbanken en gerechtsmedewerkers de termijnen niet in acht nemen zonder daar een goede reden voor te hebben, geeft dit bovendien aanleiding tot disciplinaire maatregelen uit hoofde van de Organieke wet op de rechterlijke macht (Ley Orgánica del Poder Judicial). Dit doet geen afbreuk aan het recht van de benadeelde partij om de nodige schadevergoeding te eisen.

Naast procestermijnen zijn er ook termijnen voor het uitoefenen van de materiële wettelijke rechten (verval- en verjaringstermijnen).

2 Lijst van feestdagen die worden aangemerkt als niet-werkdag zoals voorgeschreven in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van 3 juni 1971.

Verordening nr. 1182/71 wordt momenteel in het kader van de regeling van administratieve procedures omgezet in nationaal recht door artikel 48 van de wet betreffende de juridische regeling voor overheidsdiensten en de gemeenschappelijke administratieve procedures (Ley de Régimen Jurídico de las Administraciones Públicas y del Procedimiento Administrativo Común). Artikel 48 bevat de volgende bepalingen.

  1. Wanneer termijnen worden uitgedrukt in dagen, worden ze geacht te verwijzen naar werkdagen en worden zondagen en officiële feestdagen niet meegeteld, tenzij de Spaanse wet of de Europese wetgeving anders bepalen. Wanneer termijnen worden uitgedrukt in kalenderdagen, wordt dit dienovereenkomstig meegedeeld.
  2. Wanneer termijnen worden uitgedrukt in maanden of jaren, vangen ze aan op de dag die volgt op de kennisgeving of bekendmaking van de handeling of op de dag die volgt op de dag waarop een verzoek wordt geacht te zijn toegestaan of te zijn verworpen bij het uitblijven van een reactie van de desbetreffende instanties. Wanneer in de laatste maand van de termijn geen dag voorkomt met hetzelfde datumgetal als de aanvangsdatum, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.
  3. Wanneer de laatste dag van de termijn een niet-werkdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
  4. Wanneer termijnen worden uitgedrukt in dagen, worden ze berekend vanaf de dag die volgt op de kennisgeving of bekendmaking van de handeling in kwestie of vanaf de dag die volgt op de dag waarop een verzoek wordt geacht te zijn toegestaan of te zijn verworpen bij het uitblijven van een reactie van de desbetreffende instanties.
  5. Wanneer een dag in de gemeente of de autonome regio waar de partij woont een werkdag is en op de plaats waar het bestuursorgaan is gevestigd een niet-werkdag is, of omgekeerd, wordt die dag steeds beschouwd als een niet-werkdag.
  6. Het feit dat een dag voor de berekening van de termijnen wordt aangeduid als een werkdag of niet-werkdag bepaalt op zich niet hoe overheidsinstanties werken, hoe werkuren worden vastgelegd of hoe de bevolking toegang krijgt tot de registers.
  7. De nationale en regionale overheden leggen met het oog op de berekening van de termijnen een kalender met niet-werkdagen vast voor hun respectieve bevoegdheidsgebieden, rekening houdend met de officiële kalender van werkdagen. De kalender die wordt goedgekeurd door de autonome regio's bevat de niet-werkdagen die gelden voor de verschillende lokale overheidsinstanties binnen een bepaald geografisch gebied waarop de kalender van toepassing is.

De kalender moet in het staatsblad en via andere media worden bekendgemaakt vóór de start van elk jaar opdat de bevolking er kennis van kan nemen.

Link naar de kalender van werkdagen van 2022.

Niet-werkdagen worden met het oog op gerechtelijke procedures vastgelegd in artikel 182 van de Organieke wet op de rechterlijke macht. Dit artikel bevat de volgende bepalingen:

  1. de volgende dagen zijn voor procedurele doeleinden niet-werkdagen: zaterdagen en zondagen, 24 en 31 december, en nationale, regionale en officiële feestdagen. De Algemene Raad voor de Rechterlijke Macht mag bij besluit gerechtelijke procedures op deze dagen toestaan in gevallen die niet uitdrukkelijk worden voorzien in de wet.
  2. Een werkdag loopt van 8.00 uur tot 20.00 uur, tenzij de wet anders bepaalt.

Overeenkomstig artikel 183 van de Organieke wet op de rechterlijke macht zijn alle dagen in augustus voor alle gerechtelijke procedures niet-werkdagen, behalve voor procedures die volgens het procesrecht worden geacht spoedeisend te zijn.

3 Welke algemene regels gelden er voor de termijnen in de verschillende civiele procedures?

De regels zijn vastgelegd in artikel 130 tot 136 van Hoofdstuk II, Titel V, Boek I van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Ley de Enjuiciamiento Civil) 1/2000, zoals gewijzigd door Wet 42/2015 van 5 oktober 2015.

De belangrijkste kenmerken van de geldende regels zijn als volgt.

a) Alle gerechtelijke procedures moeten worden uitgevoerd op werkdagen en tijdens de werkuren.

Werkdagen zijn alle dagen van het jaar, behalve zaterdagen en zondagen en officiële nationale, regionale en lokale feestdagen. De dagen in augustus zijn eveneens niet-werkdagen. Op deze dagen versturen rechtbanken evenmin elektronische berichten naar juridische beroepsbeoefenaars, tenzij de dagen als werkdagen worden beschouwd in het licht van de formaliteiten in kwestie.

Werkuren lopen van 8.00 uur tot 20.00 uur, tenzij de wet anders bepaalt voor een bepaalde procedure. Voor kennisgevingen en de tenuitvoerlegging worden de uren tussen 8.00 uur en 22.00 uur ook beschouwd als werkuren.

Voor bepaalde procedures, zoals het uitbrengen van biedingen in een elektronische veiling, wordt de termijn uitzonderlijk uitgedrukt in kalenderdagen, en zijn er geen werkuren van toepassing. Artikel 649 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering legt een termijn van twintig kalenderdagen vast die ingaat wanneer de veiling aanvangt. De veiling sluit pas een uur nadat de laatste bieding is uitgebracht, op voorwaarde dat die hoger is dan de vorige hoogste bieding, ook al betekent dit dat de initiële termijn van twintig dagen met 24 uur wordt verlengd.

b) Dagen en tijdstippen kunnen worden beschouwd als werkdagen en werkuren voor procedures die worden geacht spoedeisend te zijn, m.a.w. procedures waarbij een vertraging ernstige nadelen kan berokkenen aan de betrokken partijen of de goede rechtsbedeling, of een rechterlijke uitspraak kan tenietdoen. (Voorbeelden zijn de niet-vrijwillige opname in een psychiatrisch ziekenhuis en gerechtelijke maatregelen die worden getroffen in het belang van minderjarigen bij geschillen die voortvloeien uit civiele procedures.) Dit kan gebeuren op initiatief van de rechtbank of op verzoek van de betrokken partij, en kan hetzij door de griffier of door de rechtbank zelf, in voorkomend geval, worden gelast.

In ieder geval kunnen in augustus dringende maatregelen worden getroffen zonder dat daarvoor een uitdrukkelijke bevoegdverklaring vereist is. Het is evenmin vereist om toestemming te verkrijgen indien dringende maatregelen die worden getroffen tijdens werkuren noodzakelijkerwijs moeten worden voortgezet tijdens niet-werkuren.

c) Wat de berekening van de termijnen betreft, vangen termijnen aan op de dag die volgt op de juridische kennisgeving daarvan. De laatste dag van de termijn, die eindigt omstreeks middernacht, wordt meegeteld.

Wanneer de wet echter voorschrijft dat een termijn aanvangt zodra een andere termijn is verstreken, vangt de termijn aan op de dag na het verstrijken van de vorige termijn, zonder daar een nieuwe kennisgeving van te doen.

d) Er zijn twee manieren waarop processtukken worden uitgewisseld tussen de rechtbank en de procespartijen (artikel 135 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering):

  1. op papier, voor natuurlijke personen die niet worden vertegenwoordigd door een procureur (procurador) (dit is doorgaans het geval wanneer de vordering lager is dan € 2 000) of wanneer het processtuk niet digitaal kan worden ingediend.
  2. door middel van de online en elektronische systemen van de rechtbank. Dit is verplicht voor juridische beroepsbeoefenaars en voor bepaalde procespartijen, zelfs als ze niet worden vertegenwoordigd door een procureur (bijvoorbeeld rechtspersonen, notarissen en kadastermedewerkers: zie artikel 273 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Zelfs als ze daar niet toe verplicht zijn, kunnen partijen ervoor kiezen om deze systemen te gebruiken. Wanneer documenten elektronisch worden ingediend, wordt automatisch een elektronische ontvangstbevestiging verstuurd. Die ontvangstbevestiging vermeldt het nummer van de inschrijving in het register en de datum en het tijdstip van de indiening, met andere woorden het tijdstip waarop het processtuk voor alle doeleinden wordt geacht te zijn ingediend. Beroepsbeoefenaars kunnen processtukken en andere stukken 24 uur per dag en elke dag van het jaar elektronisch indienen. Wanneer een stuk wordt ingediend op een niet-werkdag of na de werkuren, wordt het stuk geacht te zijn ingediend aan het begin van de volgende werkdag. Er is eveneens een bepaling die stelt dat termijnen die op het punt staan te verstrijken, kunnen worden verlengd indien een verplicht stuk niet binnen de termijn kan worden ingediend omwille van een onvoorziene onderbreking van het online indieningssysteem.

Welke methode ook wordt gebruikt, stukken waarvoor een termijn geldt, kunnen worden ingediend tot en met 15.00 uur op de werkdag die volgt op de dag waarop de termijn verstrijkt.

Bij procedures in burgerlijke rechtbanken, mogen processtukken niet worden ingediend bij de rechtbank met wachtdienst.

e) Termijnen kunnen niet worden verlengd: indien een partij de termijn niet naleeft, verspeelt hij of zij de kans om de proceshandeling in kwestie uit te voeren.

LINK:

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Ley De Enjuiciamiento Civil)

4 Indien een handeling of formaliteit binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, wat is dan het moment van aanvang?

Artikel 151 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering stelt dat alle beslissingen van rechtbanken of griffiers (Letrados de la Administración de Justicia) per definitie binnen drie dagen na de beslissing of bekendmaking moeten worden betekend of ter kennis gebracht.

Artikel 151, lid 2, stelt dat de betekening of kennisgeving aan de openbare aanklager, de juridische dienst van de staat, de griffier van de Cortes Generales en de wetgevende vergaderingen of de advocaat van de juridische dienst van de sociale zekerheid of andere overheidsdiensten van de autonome regio's of plaatselijke overheden, evenals de betekening of kennisgeving middels het bureau voor betekeningen van het college van procureurs, worden geacht te hebben plaatsgevonden op de eerstvolgende werkdag na de datum van ontvangst die formeel wordt geregistreerd of de datum die wordt vermeld in het ontvangstbewijs indien de betekening of kennisgeving elektronisch of online werd uitgevoerd. Wanneer de kennisgeving na 15.00 uur wordt verstuurd, wordt deze geacht te zijn ontvangen op de volgende werkdag.

Artikel 151, lid 3, bepaalt dat wanneer een document of bevel dat bij de betekening of kennisgeving hoort, wordt overhandigd op een datum na de ontvangst van de betekening of kennisgeving, de betekening of kennisgeving geacht wordt te hebben plaatsgevonden wanneer de overhandiging van het document is geregistreerd, op voorwaarde dat de gevolgen van de betekening of kennisgeving verband houden met het document.

5 Is het moment waarop een termijn begint te lopen afhankelijk van de manier waarop het document wordt bezorgd of betekend (betekening door een deurwaarder of per post)?

Wanneer een beslissing door een gerechtsdeurwaarder (agente judicial) of per post wordt betekend of ter kennis gebracht, is de datum waarop het stuk wordt overhandigd door de gerechtsdeurwaarder of de postdienst en waarop een bewijs van ontvangst wordt ondertekend van belang.

Wanneer de betekening of kennisgeving plaatsvindt door middel van een bekendmaking uit hoofde van artikel 164 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omdat het adres van de verweerder niet gekend is, vangt de termijn aan vanaf de dag die volgt op de bekendmaking op het mededelingenbord in de rechtbank, de publicatie in het Staatsblad of de elektronische publicatie.

Artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat, wanneer afschriften van stukken die door procureurs worden ingediend moeten worden doorgegeven aan de procureurs van de andere partijen en daardoor volgens de wet een termijn aanvangt waarin een proceshandeling moet worden uitgevoerd, die termijn aanvangt zonder tussenkomst van de rechtbank en dat die termijn wordt berekend vanaf de datum die volgt op de datum die wordt vermeld op de afschriften die werden doorgegeven of de datum waarop ze worden geacht elektronisch te zijn doorgegeven.

6 Als de termijn ingaat vanaf een gebeurtenis, wordt de dag van deze gebeurtenis dan meegerekend in de berekening van de termijn?

De termijn wordt berekend vanaf de dag die volgt op de gebeurtenis die volgens de wet de termijn doet ingaan.

7 Indien de looptijd van een termijn in dagen is vastgesteld, geldt het aantal dagen dan in kalenderdagen of alleen in werkdagen?

Niet-werkdagen worden niet meegeteld bij de berekening van termijnen, tenzij zoals hierboven wordt toegelicht voor biedingen bij elektronische veilingen, waar de termijn wordt uitgedrukt in kalenderdagen.

Bij de berekening van termijnen voor spoedeisende zaken, worden de dagen in augustus niet beschouwd als niet-werkdagen: enkel zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen worden niet meegeteld.

8 En als die termijn in weken, maanden of jaren is vastgesteld?

Termijnen die worden uitgedrukt in maanden of jaren worden berekend van de ene tot de andere datum. In de Spaanse wetgeving worden termijnen niet uitgedrukt in weken.

9 Wanneer verstrijken dergelijke termijnen?

Wanneer in de laatste maand van de termijn geen dag voorkomt met hetzelfde datumgetal als de aanvangsdatum, verstrijkt de termijn op de laatste dag van de maand.

10 Indien de termijn afloopt op een zaterdag, een zondag, een feestdag of een niet-werkdag, wordt deze dan verlengd tot de volgende werkdag?

Als een termijn op een zaterdag, zondag of een andere niet-werkdag verstrijkt, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

11 Zijn er omstandigheden waarin termijnen worden verlengd? Wat zijn de voorwaarden voor dergelijke verlengingen?

Termijnen kunnen niet worden verlengd. Ze kunnen echter wel worden gestuit en verlengd indien ze door overmacht niet kunnen worden nageleefd. In die gevallen wordt de termijn hervat zodra de reden voor de stuiting of de verlenging ophoudt te bestaan. De rechtbank moet, op eigen initiatief of op verzoek van de getroffen partij, het bestaan van de situatie van overmacht tijdens de hoorzitting die wordt bijgewoond door de andere partijen vaststellen (zie het antwoord op vraag 13).

12 Welke termijnen gelden voor het instellen van een beroep?

De termijnen voor het instellen van de verschillende soorten beroep worden vastgelegd in de wet en kunnen niet worden verlengd. Voor het instellen van hoger beroep (recursos de apelación) en beroep in cassatie (recursos de casación) bedraagt de termijn 20 dagen vanaf de dag die volgt op de betekening of kennisgeving van de rechterlijke beslissing (artikel 458 en 479 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

13 Kunnen rechtbanken termijnen veranderen, met name de termijnen waarbinnen een partij moet verschijnen, of een bijzondere datum vaststellen waarop een partij moet verschijnen?

Wettelijke termijnen kunnen niet worden verlengd. In sommige gevallen eist de wet dat de rechtbank een specifieke datum en een specifiek tijdstip vastlegt voor het verrichten van een handeling.

Termijnen kunnen uitzonderlijk worden gestuit of verlengd in geval van overmacht:

  1. De algemene bepaling is opgenomen in artikel 134, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De griffier moet, op eigen initiatief of op verzoek van de getroffen partij, het bestaan van de situatie van overmacht tijdens de hoorzitting die wordt bijgewoond door de andere partijen vaststellen. Een verzoek om herziening van de beslissing van de juridisch adviseur kan worden ingediend bij de rechtbank.
  2. Zodra een datum voor de hoorzitting werd vastgelegd, moet een gedagvaarde partij de rechtbank onmiddellijk in kennis stellen indien deze niet kan verschijnen omwille van overmacht of een gelijkaardige reden, waarbij de partij bewijs levert voor de reden daarvoor en verzoekt om een nieuwe hoorzitting of beslissing (artikel 183, lid 1, en artikel 189 en 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er wordt een nieuwe hoorzitting vastgelegd indien het bewijs van de overmachtssituatie wordt aanvaard en indien deze situatie de volgende personen verhindert om de hoorzitting bij te wonen: de advocaat (artikel 183, lid 2, en artikel 188, lid 1, 5 en 6, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering); een partij wiens aanwezigheid vereist is aangezien hij of zij niet wordt bijgestaan door een advocaat of moet worden verhoord (artikel 183, lid 2, en artikel 188, lid 6, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering); of een getuige of deskundige. In het laatste geval kan de getuige of deskundige worden opgeroepen om te getuigen buiten de hoorzitting, zodra de partijen zijn gehoord (artikel 183, lid 4, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
  3. De termijn waarin een persoon die verstek laat gaan kan verzoeken om de nietigverklaring van een definitief vonnis, kan worden verlengd in geval van overmacht (artikel 502, lid 2, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
  4. Indien bewijsstukken worden onderzocht voordat de rechtszaak plaatsvindt (wat kan worden toegestaan door de rechter uit hoofde van artikel 293 et seq. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering indien er een gegronde vrees bestaat dat het niet mogelijk zal zijn om de bewijsstukken te onderzoeken in de normale fase van de procedure), moet het verzoek worden ingediend binnen twee maanden na het onderzoek van de bewijsstukken, tenzij werd aangetoond dat het niet mogelijk was om de rechtszaak in te leiden binnen die termijn omwille van overmacht of gelijkaardige redenen (artikel 295, lid 3, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Beide partijen kunnen in onderlinge overeenstemming verzoeken om de procedure op te schorten zonder opgave van redenen, om te trachten een akkoord of schikking tot stand te brengen of om zich te onderwerpen aan bemiddeling of arbitrage. De procedure kan maximaal 60 dagen worden opgeschort of kan worden opgeschort tot de bemiddeling is afgerond (artikel 19, lid 4, en artikel 415 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Indien een verzoek om rechtsbijstand wordt ingediend, zijn er twee mogelijke scenario’s, die vallen onder artikel 16 van Wet nr. 1/1996 van 10 januari 1996 (Wet inzake rechtsbijstand), zoals gewijzigd bij voornoemde Wet 42/2015:

  1. Indien het verzoek wordt ingediend op het moment waarop de procedure reeds loopt, kan de griffier of het bestuursorgaan, om te voorkomen dat het vorderingsrecht verjaart of dat een partij het recht op een proces wordt ontzegd doordat een termijn verstrijkt, op eigen initiatief of op verzoek van de partijen bevelen dat de termijn wordt opgeschort totdat wordt beslist of rechtsbijstand wordt toegekend of totdat een tijdelijke advocaat en procureur worden aangesteld in die gevallen waar juridische vertegenwoordiging verplicht is of vereist wordt in het belang van een goede rechtsbedeling, op voorwaarde dat het verzoek werd ingediend binnen de termijnen waarin de wetgeving over burgerlijke rechtsvordering voorziet.
  2. Wanneer het verzoek om rechtsbijstand wordt ingediend vóór het begin van de procedure en de vordering kan worden geschaad door het verstrijken van de verval- of verjaringstermijnen, worden deze termijnen respectievelijk gestuit of geschorst totdat een tijdelijke rechtsbijstandsadvocaat en, in voorkomend geval, een procureur worden aangesteld, die de zaak namens de eiser behandelen, en, indien een dergelijke aanstelling niet mogelijk is, totdat een definitief administratief besluit wordt genomen over het al dan niet verlenen van rechtsbijstand.

De verjaringstermijn zal in ieder geval opnieuw starten wanneer de eiser in kennis is gesteld van de tijdelijke aanstelling van een advocaat door de orde van advocaten (Colegio de Abogados) of, in voorkomend geval, wanneer de raad voor rechtsbijstand zijn besluit neemt over het al dan niet verlenen van rechtsbijstand, en in elk geval binnen twee maanden na de indiening van het verzoek.

Indien het verzoek wordt afgewezen, duidelijk misbruik oplevert en uitsluitend bedoeld is om de termijnen te verlengen, kan de rechter die de zaak behandelt, de termijnen berekenen volgens de meest strikte voorwaarden waarin de wet voorziet, met alle gevolgen van dien.

In een mondelinge procedure in verband met uitzetting wegens niet-betaling of wegens het verstrijken van de termijn, voorziet artikel 441, lid 5, van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering in een ander geval van schorsing van de procedure wanneer de sociale diensten bevestigen dat het getroffen huishouden in een situatie van sociale en/of economische kwetsbaarheid verkeert. Na ontvangst van de mededeling schorst de griffier van de rechtbank de procedure totdat de door de sociale diensten passend geachte maatregelen zijn genomen, voor een periode van maximaal één maand vanaf de ontvangst van de mededeling van de sociale diensten aan de rechtbank, of van drie maanden indien de aanvrager een rechtspersoon is. Zodra de maatregelen zijn genomen of de termijn is verstreken, wordt de schorsing opgeheven en wordt de procedure voortgezet.

14 Indien een partij die verblijft op een plaats waar hij voor een termijnverlenging in aanmerking komt, van een tot hem gerichte beslissing in kennis wordt gesteld op een plaats waar degenen die daar verblijven niet voor een termijnverlenging in aanmerking komen, verliest die partij dan het recht op termijnverlenging?

Niet van toepassing.

15 Welke sancties staan op de niet-naleving van een termijn?

Een partij die een termijn niet in acht neemt, verliest doorgaans het recht om de proceshandeling in kwestie uit te voeren (artikel 136 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Een aantal van de belangrijkste voorbeelden:

  • Er wordt een verstekvonnis uitgesproken tegen de verweerder met betrekking tot zijn of haar verschijning voor de rechtbank (artikel 442, lid 2, en artikel 496, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en de rechtszaak wordt verdergezet zonder de verweerder opnieuw te dagvaarden. Hij of zij wordt uitsluitend in kennis gesteld van deze beslissing en van de definitieve uitspraak die een einde maakt aan de rechtszaak (artikel 497 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
  • Als de eiser of de advocaat van de eiser in een gewone procedure niet verschijnt op de voorbereidende hoorzitting en de verweerder evenmin verschijnt of wel verschijnt maar verklaart geen rechtmatig belang te hebben in de voortzetting van de procedure, wordt de zaak verworpen (artikel 414).
  • Als de eiser in een mondelinge procedure niet verschijnt en de verweerder verklaart geen rechtmatig belang te hebben in de voortzetting van de procedure, wordt de eiser geacht de procedure te hebben stopgezet. De eiser wordt verplicht om de kosten te betalen en om de verweerder een schadeloosstelling te betalen indien de verweerder daarom verzoekt en bewijs levert van de geleden schade (artikel 442, lid 1, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
  • Indien er geen beweging komt in de procedures, ook al is het de plicht van de rechtbank om rechtszaken actief te beheren, zullen deze procedures vervallen, en elke vorm van proceshandelingen en beroep op eender welk niveau zullen worden geacht te zijn ingetrokken (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Procedures in eerste aanleg vervallen na twee jaar van inactiviteit en worden geacht te zijn ingetrokken, wat wil zeggen dat het mogelijk is om een nieuwe zaak aanhangig te maken. Procedures in tweede aanleg of in afwachting van een buitengewoon beroep ten gevolge van procedurefouten of een beroep in cassatie vervallen na één jaar van inactiviteit en de partij wordt geacht af te zien van elke vorm van beroep. Termijnen worden berekend vanaf de laatste betekening of kennisgeving aan de partijen. Procedures vervallen niet wanneer ze tot stilstand komen door overmacht of andere redenen buiten de controle van de partijen.
  • Tenuitvoerleggingsprocedures vervallen niet en kunnen worden voortgezet tot het vonnis ten uitvoer wordt gelegd, zelfs als de procedure inactief blijft gedurende bovengenoemde termijnen. Daartoe is het noodzakelijk dat tenuitvoerleggingsprocedures zijn ingeleid, aangezien artikel 518 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vervalperiode van vijf jaar oplegt voor de tenuitvoerlegging die berust op een vonnis, een rechterlijke beslissing of een bemiddelingsovereenkomst. De termijn van vijf jaar vangt aan zodra een definitieve beslissing wordt geveld waartegen geen beroep mogelijk is. Indien derhalve geen verzoek tot tenuitvoerlegging wordt ingediend binnen deze termijn, verstrijkt de termijn en gaat het recht om het vonnis ten uitvoer te leggen in de rechtbank verloren.

16 Als de termijn is verstreken, welke rechtsmiddelen hebben dan de partijen die deze hebben laten verstrijken, d.w.z. de niet verschenen partijen?

Wanneer een partij in kennis wordt gesteld dat een termijn voor een bepaalde proceshandeling is verstreken, waardoor wordt overgegaan tot de volgende procedurefase, of wanneer een processtuk of verzoek van een partij wordt geweigerd omdat die te laat werden ingediend, kan de partij beroep aantekenen tegen de beslissing. Dit is bijvoorbeeld het geval als het verweer tegen een vordering wordt geweigerd omdat het na de termijn werd ingediend.

Een bij verstek veroordeelde partij aan wie het vonnis in persoon werd betekend of ter kennis gebracht kan uitsluitend in beroep gaan bij de volgende hogere rechtbank (recurso de apelación) of bij het Hooggerechtshof (recurso de casación). Deze vormen van beroep zijn eveneens mogelijk indien de betekening of kennisgeving plaatsvindt door middel van bekendmaking in officiële bladen of door middel van de elektronische publicatie. In beide gevallen moet beroep worden aangetekend binnen de in de wet vastgestelde termijn (artikel 500 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Een partij die voortdurend verstek heeft laten gaan, kan verzoeken om het definitieve vonnis nietig te verklaren indien de partij niet in staat was om te verschijnen voor de rechter of zich niet bewust was van het bestaan van de procedure omwille van overmacht (artikel 501 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Laatste update: 23/03/2022

De verschillende taalversies van deze pagina worden bijgehouden door de betrokken EJN-contactpunten. De informatie wordt vertaald door de diensten van de Europese Commissie. Eventuele aanpassingen zijn daarom mogelijk nog niet verwerkt in de vertalingen. Het EJN en de Commissie aanvaarden geen enkele verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor informatie of gegevens in dit document of waarnaar in dit document wordt verwezen. Zie de juridische mededeling voor auteursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor deze pagina.